Beginnen met De Computer
Deel 3: Word
Marlou Ruijter Uitgeverij Tobi Vroegh 2007
Beginnen met de computer
Colofon Beginnen met de computer. Deel 3: Word Tekst: Marlou Ruijter Correcties: Elsa Amsing Illustratie voorkant: Jaap Huizinga Lay-out: Marlou Ruijter Druk: Kaboem, Amsterdam © Uitgeverij Tobi Vroegh maart 2007 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en of openbaar gemaakt zonder vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de uitgever.
Deel 3: Word
Inhoud Introductie: Wat is tekstverwerken? Wat is Word ?
5
Hoofdstuk 1: Van start
7
Spelfouten? Uitprinten
7 9
Hoofdstuk 2: Het scherm en de knoppen
11
Hoofdstuk 3: Opslaan, openen en Sluiten
15
Hoofdstuk 4: Opmaak van de letters en speciale tekens
19
Hoofdstuk 5: Opmaak van documenten
25
Weergave In- en uitzoomen Kop- en Voetteksten Afdrukvoorbeeld De Spijker
Het geheugen van de computer Je tekst bewaren Opslaan en Opslaan Als Een tekst openen Voor je begint Symbolen Kleuren Speciale effecten Randen en Arcering Opsommingstekens Autocorrectie Pagina-instellingen Inspringen Kop- en voetteksten Paginanummers Kolommen Opmaakprofielen
11 12 13 13 13
15 16 17 18
19 21 22 22 23 23 24 25 26 26 27 27 27
Beginnen met de computer
Hoofdstuk 6: Tekst verplaatsen en kopiëren
28
Hoofdstuk 7: Figuren en tabellen
32
Hoofdstuk 8: Een paar extra mogelijkheden
36
Ten slotte
39
Slepen 29 Opmaak kopiëren en plakken 29 Zoeken en vervangen 30 Meer 31 Extra: Werken met meerdere documenten tegelijk 31 Figuren 32 Tabellen 34 Extra: Een adressenbestand aanmaken 35 Een envelop printen 36 Je eigen visitekaartje 36 Autotekst 37 AutoCorrectie 37 Zelf menu’s samenstellen 38 Extra: Macro’s 39
Deel 3: Word
Introductie: Wat is tekstverwerken? Wat is Word ? Om te schrijven met de computer heb je in eerste instantie geen papier nodig, maar wel een heleboel andere dingen. Het belangrijkste is misschien wel stroom. Als de stroom uitvalt, is het effect erger dan een typefoutje op een ouderwetse typmachine: je bent alles kwijt. Natuurlijk valt de stroom niet zo vaak uit en hebben we daar bovendien een oplossing voor gevonden, zie hoofdstuk 3. Met de computer kun je veel meer dan alleen maar tekstverwerken. De computer kan rekenen, je kan er spelletjes op doen en encyclopedieën bekijken. De laatste jaren wordt de computer ook steeds meer gebruikt om te surfen over het internet. Maar in dit boek gaat het over tekstverwerken. Tekstverwerken is meer dan alleen een briefje typen. Het is een manier om tekst te redigeren, mooi op de pagina te krijgen en er van alles omheen te maken zoals tabellen, plaatjes en bijvoorbeeld een inhoudsopgave. We werken met het programma Word. Word is een onderdeel van het pakket Office (Office 2000 of Office 97) dat wordt gemaakt door de fabrikant Microsoft. Er zijn nog andere tekstverwerkingsprogramma’s. Opdracht 0.1: Kun je er een noemen?
Beginnen met de computer
Office bestaat uit zeven programma’s met nog wat hulpprogramma’s die je gezamenlijk kunt kopen. Dit zijn Word om te schrijven Excel om te rekenen Access voor databases Powerpoint voor presentaties Publisher voor folders, visitekaartjes en flyers Frontpage om websites te maken Outlook om te e-mailen Hulpprogramma’s zijn bijvoorbeeld spellingscontrole, de mogelijkheid om dingen van het ene onderdeel te gebruiken in het andere, etc. Als je precies wilt weten hoe dat zit kijk dan op de website van microsoft (de producent van Office 2003). www.microsoft.com/belux/nl/office/system/overview.mspx Je kunt Word ook apart kopen. Voor actuele prijsinformatie kun je op internet kijken, bijvoorbeeld bij www.comcol.nl. De programma’s Word, Excel, Access en Powerpoint worden als een pakket aangeboden omdat ze gemakkelijk met elkaar samenwerken. Met Excel kun je rekenen, tabellen maken of een boekhouding opzetten, in Access kun je een database maken en onderhouden en in Powerpoint kun je presentaties maken. Zo kun je dus bijvoorbeeld een verslag schrijven in Word, er grafieken inzetten die je hebt gemaakt in Excel en hem aan al je vrienden versturen via een samenvoegbestand met Access. Vervolgens kun je stukken daarvan op een lezing presenteren met sheets die je hebt gemaakt in Powerpoint. Natuurlijk zijn er ook andere fabrikanten van dit soort producten, bijvoorbeeld Corel, die Word Perfect maakt, of Adobe, die zich vooral toelegt op opmaakprogramma’s. Programma’s van verschillende fabrikanten zijn niet altijd goed te combineren. Bij dit boekje hoort een diskette. In de les ga je de bestanden zelf op een diskette zetten. Als je het boekje los koopt kun je de bestanden downloaden van de website van Uitgeverij Tobi Vroegh.
Deel 3: Word
Hoofdstuk 1 Van start Opdracht 1.1: Klik op de knop start, ga naar programma’s, microsoft Office en vervolgens Microsoft Word. Als het goed gaat krijg je nu een leeg Wordscherm voor je neus (zie volgende pagina). Om maar meteen iets te proberen gaan we een stukje schrijven: Opdracht 1.2: Schrijf enkele regels over je motivatie om een computercursus te volgen. Aan het einde van een regel hoef je niet op de ENTER-toets te drukken, Word zorgt ervoor dat je vanzelf op de volgende regel verder gaat. Als je een nieuwe alinea wilt beginnen moet je wel op Enter drukken.
Spelfouten?
Je zult merken dat Word automatisch een rood kringeltje zet als je een spelfout maakt. Als er geen rode kringeltjes in je tekst staan, kan dat twee dingen betekenen: óf je hebt geen spelfouten gemaakt, óf de spellingscontrole in jouw computer staat niet aan. Als je een groen kringeltje ziet betekent dat, dat Word een grammaticafout heeft geconstateerd. Daarin vergist Word zich wel eens: de Nederlandse grammatica is soms te moeilijk voor een simpel computerprogramma. Opdracht 1.3: Typ onder je tekst de volgende zin, inclusief spel- en grammaticafouten: Het gebeurd wel eens dat het programma een fout constateerd die er niet is. Je ziet onder sommige woorden rode of groene kringeltjes verschijnen. Als je met je rechtermuisknop op zo’n onder
Beginnen met de computer
Deel 3: Word streept woord klikt geeft Word een lijstje met suggesties van andere spellingsvormen. Als de juiste erbij zit kun je je fout verbeteren door op de juiste spelling te klikken met de linkerknop. Als de spellingscontrole in je tekst niet is ingeschakeld kun je dat doen door te klikken op Extra en dan Opties. Klik in het menu Spelling en Grammatica op spellingscontrole tijdens typen. Nu moet het goed gaan. Opdracht 1.4: Klik in het menu Extra op Opties en bekijk het tabblad Spelling en grammatica. Als je het weer wilt sluiten klik je op OK of Annuleren onderaan.
Uitprinten
Als je een tekstje hebt geschreven wil je natuurlijk weten hoe het er in het echt uitziet. Opdracht 1.5: Klik op Bestand en dan Afdrukken. Bekijk het venster dat nu verschijnt en probeer de verschillende opties. Zorg dat je niet meer dan 1 exemplaar afdrukt. Is alles goed ingesteld? Klik dan op OK.
Beginnen met de computer Je hebt nu je eerste tekst in Word geschreven. Nu kun je het programma uitzetten. Klik op het bovenste kruisje in de rechterbovenhoek. Opdracht 1.6: Waarom staan er twee kruisjes? Wat is het verschil tussen het bovenste en het onderste? Nu vraagt Word of je de wijzigingen wilt opslaan. Klik op Nee en ga verder met het volgende hoofdstuk.
10
Deel 3: Word
Hoofdstuk 2 Het scherm en de knoppen Op bladzijde 6 zie je een afbeelding van het scherm van Word. Bovenaan het scherm staan verschillende werkbalken. Normaal gesproken staan de balk Standaard en Opmaak op het scherm. Er zijn nog andere werkbalken. Opdacht 2.1: Klik met je rechtermuisknop op een van de balken. Er verschijnt een menu zoals op het plaatje hiernaast. Sommige werkbalken zijn aangevinkt, andere niet. Probeer eens een paar werkbalken. Opdracht 2.2: Wat is het voordeel van veel werkbalken aanzetten? En wat is het nadeel? Welke werkbalken zou jij het meest gebruiken? Een ander manier van werkbalken aan en uit zetten is onder Beeld. Je kunt daar ook de liniaal vinden, die aan of uitgezet kan worden. Opdracht 2.3: Probeer dit. Opdracht 2.4: Klik op beeld-werkbalken-aanpassen. Bekijk wat er op de verschillende tabbladen te vinden is (werkbalken, opdrachten, opties)
Weergave
Beeld. Het woord zegt het al, wat je met dit menu doet heeft geen invloed op de manier waarop de tekst er in het echt uit gaat zien, als je ‘m uitprint. Onder Beeld vind je ook de verschillende manieren waarop Word de tekst op je scherm kan weergeven:
11
Beginnen met de computer Opdracht 2.5: Je kunt schakelen tussen de verschillende weergavemogelijkheden. Typ eerst een stukje tekst, maak kopjes en tussenkopjes en laat een regel open tussen twee zinnen of alineas. Probeer dan de verschillende mogelijk heden uit. . Normale weergave De normale weergave gebruik je wanneer je tekst typt, bewerkt en opmaakt. In de normale weergave wordt tekstopmaak wel weergegeven, maar wordt de indeling van de pagina vereenvoudigd, zodat je snel kunt typen en bewerken. Paginabegrenzingen, kop- en voetteksten, plaatjes die de stijl Geen hebben, worden in de normale weergave niet weergegeven. Weblayout In het webpaginavoorbeeld kun je bekijken hoe het document in een webbrowser wordt weergegeven. Word slaat een kopie van het document op en opent het vervolgens in het internetprogramma. Als die niet is geopend, wordt hij automatisch opgestart. Afdrukweergave Je werkt in de afdrukweergave (ook wel paginaweergave genoemd) als je de positie wilt zien van tekst, afbeeldingen en andere elementen op de afgedrukte pagina. Deze weergave is handig wanneer je met kop- en voetteksten werkt, marges aanpast en wanneer je met kolommen en tekenobjecten werkt. Overzicht Je werkt in de overzichtsweergave als je naar de structuur van een document wilt kijken (dit is alleen handig als je met langere teksten werkt) en als je tekst wilt verplaatsen, kopiëren en opnieuw organiseren door koppen te slepen. In de overzichtsweergave kun je een document samenvouwen als je alleen de belangrijke koppen wilt zien, of uitvouwen als je alle koppen en zelfs de platte tekst wilt zien. Zodra je hier op klikt wordt de werkbalk Overzicht geopend.
In- en uitzoomen
Onderaan het menu Beeld vind je nog een knop: in- en uitzoomen. Hiermee kun je je document groter of kleiner op het scherm weergeven. Een andere knop om dit mee te doen is het percentage in de werkbalk Standaard. 12
Deel 3: Word Opdracht 2.6: Probeer verschillende percentages uit. Probeer dit ook eens in de verschillende weergavemogelijkheden.
Kop- en Voetteksten
Deze functie hoort eigenlijk niet in het menu Beeld thuis. We komen er op terug in hoofdstuk 4, bij de opmaak van teksten.
Afdrukvoorbeeld
Voordat je iets uitprint is het handig om even te kijken hoe het er uit gaat zien. Dit kan met de knop Afdrukvoorbeeld. Je kunt op het afdrukvoorbeeld ook in- en uitzoomen, maar je kunt niets in je tekst veranderen. Daarvoor moet je eerst weer terug naar de “echte” weergave, door op de knop Sluiten te drukken. Opdracht 2.7: Ga naar Bestand en klik op Afdrukvoorbeeld. Of druk op het plaatje in de standaardwerkbalk. Probeer in- en uit te zoomen. Kijk wat er nog meer mogelijk is in de afdrukweergave door langzaam met je muis over de knoppen te bewegen. Sluit het afdrukvoorbeeld weer.
De Spijker
Op de werkbalk Standaard, naast het weergavepercentage vind je een gek tekentje: Dit wordt de Spijker genoemd. Als je er op klikt, zie je in je tekst spijkers verschijnen, en kleine puntjes tussen de woorden.
¶
Opdracht 2.8: Probeer dit. Druk ook een paar keer op de Entertoets. En op de Spatiebalk. Zoals je ziet kun je met de Spijker tekens weergeven die normaal niet weergegeven worden. Opdracht 2.9: Wat zou hiervan het nut zijn? Nu we de verschillende beeldinstellingen van Word hebben bekeken kunnen we echt van start gaan met schrijven. Opdracht 2.10: Zet je scherm op afdrukweergave, 100% en schakel de spijkeruit. Zorg dat alleen de werkbalken standaard en opmaak aanstaan en ook de liniaal.
13
Beginnen met de computer Opdracht 2.11: Klik met je linkermuisknop op het woordje BESTAND op de menubalk. Lees wat er in de “uitrolmenu’s” staat. Daarna bekijk je de inhoud van de overige menu’s. BESTAND: Als je klikt op een van de opties in het uitrolmenu gebeurt er iets met je hele tekst of dat deel van de tekst dat je geselecteerd hebt. Bijvoorbeeld: marges veranderen, printen, een nieuw document openen, etc. BEWERKEN: Hier vind je allerlei functies over wijzigingen die je aan zou willen brengen in je tekst, zoals stukjes verplaatsen, een woord vervangen, etc. BEELD: Met dit uitrolmenu kun je de weergave veranderen. Let op: als je de weergave verandert gebeurt er niets met je “echte” document: als je het zou printen is er niets te zien van de veranderingen. INVOEGEN: Je kunt hiermee de datum van vandaag invoegen, een plaatje, paginanummers, etc. OPMAAK: Met dit menu kun je de lay-out van je document veranderen: andere letter, groter/kleiner, alinea aanpassen, kolommen maken, etc. EXTRA: Dit menu bestaat uit functies die je eigenlijk pas moet gebruiken als alles af is. Bijvoorbeeld de spellingscheck. De meeste functies in dit menu vallen niet binnen het kader van deze cursus. TABEL: Spreekt voor zich. VENSTER: Hier kun je zien hoeveel documenten er open staan en een ander document naar voren halen (wordt nog toegelicht). HELP: Voor als je er echt niet uitkomt. Je kunt assistentie vragen aan de office-assistent. Je vult een zoekterm in en klikt op zoeken. Of die je veel verder zal helpen is nog maar de vraag. Als deze op je scherm verschijnt kun je hem uitzetten door met de rechtermuisknop op het kruisje rechtsboven te klikken en vervolgens Verbergen te kiezen.
14
Deel 3: Word
Hoofdstuk 3 Opslaan, openen en Sluiten Het geheugen van de computer
Misschien herinner je je nog (zie Werken met de computer deel 1) dat de computer twee soorten geheugen heeft: het werkgeheugen en het “opslaggeheugen”, ook vaak de harde schijf genoemd. Als je met Word aan het werk bent, heeft de computer dus Windows en Word van de harde schijf tijdelijk naar het werkgeheugen gekopieerd. Als je zelf een tekst typt komt die automatisch in het werkgeheugen te staan. Maar hij wordt niet zomaar opgeslagen, daarvoor moet je een opdracht geven. In deze cursus werken we met een oefendiskette. Voor we aan de slag kunnen gaan moet je je eigen werkdiskette kopiëren. Je krijgt van de docent een brondiskette en een doeldiskette. Opdracht 3.1: Doe de brondiskette in je computer. Klik op het -teken rechtsboven. Je hebt nu het bureaublad weer voor je. Opdracht 3.2: Dubbelklik op het icoon Deze computer. Rechtsklik vervolgens op 3,5 inchdiskette (A:). Kies diskette kopieren en dan Beginnen. Lees op het scherm de aanwijzingen van de computer en volg die nauwkeurig op. De brondiskette is de diskette waar je vandaan kopieert en de doeldiskette is je eigen diskette, waar je naartoe kopieert. Om iets te kunnen opslaan moet je eerst iets typen. Daarvoor nemen we een schoon “blaadje”: In plaats van een diskette kun je ook je bestanden in je eigen map opslaan in de lescomputer of op een USB stick.
15
Beginnen met de computer Opdracht 3.2: Klik op Bestand en vervolgens op Nieuw. Klik op Leeg document openen. Typ dan de volgende tekst: Deze zin is veel te lang om in zijn geheel op een regel te worden geplaatst en wordt daarom door WORD automatisch aan het einde van de regel afgebroken.Je hoeft dus niet op ENTER te drukken. De ENTER-toets gebruik je alleen als je een volgende alinea wilt beginnen.
Je tekst bewaren
In deel 1 van deze cursus (Windows) heb je misschien al geleerd hoe je moet opslaan. Als je al weet hoe opslaan werkt met een ander Windows-programma, is het in Word gemakkelijk: Opdracht 3.3: Sla de zojuist getypte tekst op op je diskette. Dit doe je door op Bestand te klikken en vervolgens op Opslaan. Nu is het zaak om de tekst op de juiste plaats te bewaren, zodat je ‘m later weer kunt terugvinden.
16
Deel 3: Word Linksboven in het venster opslaan zie je staan Opslaan in met daarachter een wit vakje waar standaard een bepaald stuk van het geheugen verschijnt, meestal Mijn Documenten. (zie 1. op tekening). Als je op het pijltje daarachter klikt rolt er een menu uit. Klik op 3,5 inch diskette (A:). Onderaan het scherm staan nog twee witte balkjes. In de bovenste (2) komt de naam van je tekst (TEKST1) en in de onderste (3) staat Word document. Dat hoef je niet te veranderen. Klik uiteindelijk op de knop Opslaan (4). Opdracht 3.4: Zie je ergens in je scherm de naam die je aan je tekst hebt gegeven? Opdracht 3.5: Sluit tekst1 af door op het onderste kruisje in de rechterbovenhoek van je scherm te klikken. Als de computer vraagt of je de tekst wilt bewaren, kies je JA. Je hebt nu weer een leeg scherm voor je. Nu ga je kijken of je de zojuist opgeslagen tekst weer kunt openen. Opdracht 3.6: Klik op bestand en dan op Openen. Het scherm dat je nu ziet lijkt op dat van Opslaan, maar het verschilt toch een beetje. Bekijl de verschillen met het plaatje op de vorige bladzijde. Selecteer in het menu “Zoeken in” je diskette. Er verschijnt nu een lijst op je scherm waarin alle teksten die op je diskette staan zijn weergegeven. Klik 1 keer op Tekst1 en dan op Openen. (rechtsonder). Dubbelklikken op het icoontje voor Tekst1 kan ook. Opdracht 3.7: Schrijf boven je tekst “Regeleinden”. Dit doe je door aan het begin van de tekst te klikken en op Enter te drukken. Schrijf onder je tekst: “Als je een nieuwe alinea wilt beginnen moet je eerst op de Entertoets drukken.” Klik op Bestand en Opslaan.
Opslaan en Opslaan Als
Als je net een nieuwe tekst hebt getypt weet Word nog niet waar je die wilt bewaren en onder welke naam. Dus als je deze tekst wilt opslaan vraagt Word eerst waar en hoe je de tekst wilt opslaan. Als de tekst al een naam heeft en je klikt op opslaan, dan weet Word al wat en hoe. Dus krijg je geen vragen meer. De wijzigingen worden opgeslagen op de plek en onder de naam die je al had gegeven. Maar soms wil je de oude tekst bewaren en ook de nieuwe. In dat geval moet je de tekst een nieuwe naam geven. 17
Beginnen met de computer Opdracht 3.8: Klik op Bestand en dan op Opslaan als. Het scherm van Opslaan als verschijnt weer. Hernoem nu je tekst in Tekst 2. Klik op Opslaan. De tekst staat nu twee keer op je diskette. Je hebt de laatste versie (Tekst 2) nog steeds op je scherm staan. Als je hier iets in verandert en opnieuw opslaat, blijft Tekst 1 hetzelfde en verandert alleen Tekst 2. Probeer maar!
Een tekst openen
Op je werkdiskette staan ook een aantal teksten, waar we in de volgende hoofdstukken mee gaan oefenen. Nu proberen we er een uit om te zien of je die ook kan openen, opslaan en sluiten:
Opdracht 3.9: Open de tekst “malaria” van je diskette: Zorg dat de diskette in de computer zit. Klik op Bestand en dan op Openen. Waarschijnlijk staat bij “Zoeken in” al 3,5 inchdiskette (a:). Zoniet, verander dit dan. Klik nu 1 keer op Malaria en vervolgens op Openen. Zet bovenaan de tekst de titel: Malaria. Sla de tekst opnieuw op met de naam Malaria2. Sluit Word af.
18
Deel 3: Word
Hoofdstuk 4 Opmaak van de letters en speciale tekens Voor je begint
Een van de handigste functies van Word is misschien wel de knop waarmee je alles wat je doet weer ongedaan kan maken. Dat maakt dat je naar hartelust kunt experimenteren en als het resultaat je niet aanstaat, ga je weer een stapje terug.
Lay-outen Lay-out (letterlijk uit-leggen) of “opmaak” wordt steeds belangrijker en ook steeds gemakkelijker met de computer. We gaan nu eerst kijken naar de verschillende letters die je kunt gebruiken. Let op: Als je een stuk van je tekst wilt veranderen moet je dat stuk eerst selecteren. Als je de opmaak van de gehele tekst wilt veranderen moet je de hele tekst selecteren. Om (een deel van) de tekst te selecteren zet je de muisaanwijzer op het punt waar je wilt beginnen met selecteren en druk je de linkerknop in. Je loopt met de muis - zonder de knop los te laten! - tot het punt waar je wilt ophouden met selecteren. De tekst die geselecteerd is, is nu blauw geworden. Gelukt? Probeer het anders nog een keer. Opdracht 4.1: Een andere letter (zie ook pagina 18) Open van je diskette de tekst RECEPT. Selecteer de hele tekst. In plaats van met de muis over alles heen te bewegen kun je ook bij BEWERKEN in de menubalk “alles selecteren” kiezen. Als alles blauw is klik je in de menubalk op OPMAAK en vervolgens op LETTERTYPE. Je kunt nu een ander lettertype selecteren, een andere grootte, je kunt schuine letters of vette letters gebruiken, etc. Je ziet ook een voorbeeld van hoe het er uit gaat zien. Selecteer lettertype Arial, tekenstijl standaard en punten 12. Klik op oké. Tevreden? Met het veranderen van het lettertype ben je er nog niet. In plaats van steeds het menu opmaak open te klappen kun je geselecteerde tekst ook veranderen via de werkbalk opmaak.
19
Beginnen met de computer Als die niet op je scherm staat kun je ‘m oproepen door bij beeld op Werkbalk Opmaak te klikken. Het dialoogvenster Lettertype: hiermee kun je allerlei mogelijkheden over de letters van je tekst bekijken. Vanaf de werkbalk Opmaak kun je een aantal dingen direkt aangeven:
Lettergrootte Lettertype
Vet, cursief of onderstreept Tekstkleur en gemarkeerde tekst
Opdracht 4.2: Selecteer een paar regels van het recept en probeer de verschillende knoppen op de balk opmaak uit. Wat betekenen de letters B, I en U? Kun je herleiden van welke Engelse woorden ze komen?
20
Deel 3: Word Opdracht 4.3: Selecteer de titel. Zet die in lettertype Comic Sans en stel de grootte in op 14. Centreer de titel. Opdracht 4.4: Selecteer de ingrediënten. Klik op de knop Opsommingtekens. Opdracht 4.5: Selecteer de rest van de tekst. Zet deze in lettertype Arial 12. Selecteer vervolgens de laatste regel en zorg dat die aan de rechterkant van de pagina komt te staan. (Gebruik hiervoor de knop Rechts Uitlijnen van de werkbalk Opmaak). Na bij het printvoorbeeld gekeken te hebben kun je het recept uitprinten. Opdracht 4.6: Sla de tekst opnieuw op met dezelfde naam.
Symbolen
Tekens die niet op je toetsenbord staan wil je soms toch gebruiken. Denk maar aan je vriendin Renée of de stad Genève. Hiervoor zijn verschillende manieren. Probeer ze alledrie uit en kijk welke jij het gemakkelijkst vindt.
Deze pijltjes betekenen dat er nog een menu uit te rollen is.
1. Symbool invoegen Klik op Invoegen en dan symbolen. Je ziet hier allerlei letters verschijnen en ook tekens die niet op het toetsenbord staan.
21
Beginnen met de computer 2. ALT-combinaties Druk met je linkerhand de ALT toets in en toets met je rechterhand de ASCI-code van het gewenste teken in. Zorg dat de numlock toets aan staat. Je moet hiervoor dus wel de tabel bij de hand hebben of veelgebruikte tekens uit je hoofd kennen. De tabel is eventueel ook op te vragen bij je docent.
3. Toetsencombinaties De laatste manier is afhankelijk van je toetsenbord. Als je een é wilt schrijven kun je soms gewoon de apostrof en vervolgens de letter e typen. Soms moet je hiervoor de CTRL toets tegelijk met het apostrofteken indrukken. Opdracht 4.7: Typ de volgende woorden over. Probeer de verschillende manieren: Hij heeft veel ideeën voor een enquête ½ ons pâté à ƒ2,75 per ons 1 € = ƒ 2,12 ¿que? Sla de tekst op op je diskette met de naam SYMBOLEN.
Kleuren
Met Word kun je ook je tekst kleuren. Je kunt de letters kleuren, met een markeerstift bepaalde woorden of zinnen kleuren, of de achtergrond van de tekst kleuren. Opdracht 4.8: Open van je diskette de tekst VERJAARDAG. Maak de tekstkleur rood. Geef een blauwe markeerstiftaanduiding bij de tijd. Maak eenkaderronddeheletekst.Doeditdooreerstdeheletekstteselecteren, dan op Opmaak te klikken, vervolgens op Randen en Arcering. Kies een mooie rand uit. Klik vervolgens op het tabblad Arcering en kies een kleur. Klik op OK en bekijk het resultaat.
Speciale effecten
Op het niveau van de letter zijn er nog twee andere dingen die je kunt veranderen in je tekst: De afstand tussen de letters en je kunt speciale effecten invoegen. Hiervoor moet je ook weer eerst de tekst die je wilt veranderen selecteren.
22
Deel 3: Word
Opdracht 4.9: Probeer de uitnodiging er uit te laten zien zoals het onderstaande plaatje. Selecteer de woorden Een kwart eeuw, dat nemen ze me niet meer af. Ga naar Lettertype en open het tabblad “Afstand en Positie”. Stel de tekenafstand tussen de letters in op 2pt. Selecteer Volgende week word ik 25 jaar jong. en stel de schaalgrootte in op 200%.Selecteer tenslotte de hele tekst, ga naar Opmaak, Lettertype en kies bij het tabblad Teksteffecten Sprankelende Tekst. Sla de tekst op met de naam verjaardag2.
Randen en Arcering
Je hebt nu al geoefend met randen en arcering. Als je een stuk tekst omkaderd wilt hebben, gaat dat dus als volgt: Selecteer het stuk tekst dat je wilt omkaderen. Klik op Opmaak en dan op Randen en Arcering. Nu ga je eerst bepalen wat voor rand je om je tekst heen wilt hebben. Je kunt ook aan elke kant een andere rand maken, klik dan op aangepast. Je kunt de dikte van de rand bepalen en de kleur. Met het tweede tabblad kun je een randje maken om de pagina. Voor als je bijvoorbeeld rouwbrieven wilt versturen. Met het derde tabblad kun je het kader inkleuren. Je kunt ook zelf kleuren mengen. Bedenk wel dat je zonder kleurenprinter niet zover komt. Opdracht 4.10: Open opnieuw de (onbewerkte) tekst Verjaardag. Sla deze op als Verjaardag 3. Experimenteer met Randen en Arcering. Je kunt hierbij ook de werkbalk Tabellen en Randen openen. Sla de tekst opnieuw op onder dezelfde naam.
Opsommingstekens
Word maakt veel gebruik van opsommingstekens en genummerde lijsten. Er is een automatische functie in het menu extra die ervoor zorgt dat als je op een bepaalde regel “1.” typt, er op de volgende regel “2.” komt te staan. Dat is soms handig maar wordt door veel gebruikers als lastig ervaren. Je kunt controleren hoe deze lijst staat ingesteld door te klikken op Extra en dan op Autocorrectie en op het tabblad “AutoOpmaak tijdens typen”. Je kunt hier aanvinken of je wel of niet automatisch opsommingstekens wilt.
23
Beginnen met de computer Opdracht 4.11: Begin een nieuw document. Typ de volgende tekst over: Agenda: 1 Notulen vorige keer 2 Afspraken mbt nieuwe projekten 3 Verslag stafoverleg 4 Wat verder ter Tafel komt Als je een teken wilt gebruiken in plaats van een nummer, bijvoorbeeld •, kun je er zelf een kiezen onder Opmaak, Opsommingstekens en nummering, tabblad opsommingstekens. Opdracht 4.12 Typ een boodschappen lijstje en probeer verschillende opsommingstekens uit.
Autocorrectie
Als in het dialoogvenster Autocorrectie (bij tabblad AutoOpmaak tijdens typen) de automatisch genummerde lijst staat aangevinkt, krijg je vanzelf de nummering van de agendapunten op je scherm. Zoniet, moet je ze invoeren. Probeer beide manieren uit. Opdracht 4.13: Bekijk de mogelijkheden van het dialoog venster Auto-correctie en probeer ze uit (zie ook hoofdstuk 8).
24
Deel 3: Word
Hoofdstuk 5 Opmaak van documenten We hebben nu gezien hoe je een tekst woord voor woord kunt opmaken. Er zijn echter ook een aantal zaken die voor je hele werkstuk gelden, en die belangrijk zijn naarmate je langere teksten gaat schrijven. We kijken in dit hoofdstuk achtereenvolgens naar: Pagina-instellingen Regel- en alinea- afstand Inspringen Uitlijnen Kop- en Voetteksten Paginanummering Kolommen Opmaakprofielen Zelf een opmaakprofiel definiëren
Pagina-instellingen
Als je overzicht wilt hebben over hoe je pagina eruit gaat zien nadat je de kantlijnen gewijzigd hebt, kun je het beste in de afdruk- of paginaweergave werken.
Manier 1: Klik op Bestand en vervolgens op Pagina-instelling. in dit dialoogvenster kun je aangeven hoe breed je de kantlijnen wilt instellen. Je kunt ook bij het tabblad Papierformaat aangeven of je een “staande” of een “liggende” pagina wilt afdrukken.
Manier 2: Klik in de paginaweergave op liniaal. Met de liniaal kun je aangeven waar je de kantlijnen wilt hebben. Dit is sneller maar minder precies. In de linkerbovenhoek zie je een soort zandlopertje. Dit zijn eigenlijk drie aparte deeltjes van de kantlijninstelling: Met bovenste helft van het zandlopertje verplaats je alleen de eerste regel van een bepaalde alinea. Met de onderste helft verplaats je de hele alinea. Met het alleronderste deeltje verplaats je de twee bovenste tegelijk. 25
Beginnen met de computer
Opdracht 5.1: Open de tekst “Horoscoop”. Stel de kantlijnen in op 3 cm aan alle kanten (niet de rugmarge, die is alleen voor als het een boek betreft waar nietjes aan de zijkant moeten komen.) Ga naar het Marges en stel de afdrukstand in als liggend. Bekijk met het printvoorbeeld het resultaat. Probeer de kantlijnen op beide manieren in te stellen en bedenk wat je zelf het handigst vindt. De afdrukstand kun je alleen wijzigen via Bestand - Pagina instelling. Sla het document op met een nieuwe naam.
Inspringen
Met het “zandlopertje” kun je dus de eerste regel van een alinea verschuiven. Dit kan ook via het dialoogvenster “alinea” Om dit te krijgen moet je bij het menu “opmaak” klikken op Alinea. Je ziet dan het venster zoals hiernaast afgebeeld. Dit venster gaat eigenlijk over een alinea, dus je kan bijvoorbeeld een alinea laten inspringen (zoals de opdrachten in dit boekje), iets links of rechts uitlijnen of de afstand tussen twee regels veranderen. Opdracht 5.2: Neem een leeg document voor je en maak zelf een verhuisbericht. Zorg dat de volgende kenmerken erop voorkomen: verschillende lettertypen en -groottes, kader, maak brede kantlijnen, verschillende uitlijning, verschillende regelafstanden. Uitlijning: links, midden, rechts en volledig uitgelijnd. Dit kan ook via de werkbalk opmaak.
Kop- en voetteksten
In dit boekje is gebruik gemaakt van kopteksten. Op elke linkerpagina staat Beginnen met de Computer en op elke rechterpagina staat Deel 3: Word. Je vindt kop- en voetteksten onder het menu “beeld”. Om ze te gebruiken kun je het beste in de pagina- of afdrukweergave werken.
26
Deel 3: Word Opdracht 5.3: Maak boven de tekst Horoscoop ook een koptekst: Horoscoop. Maak er een Voettekst bij: De Sterren deze week.
Paginanummers
Paginanummers vind je onder Invoegen. Je kunt ze ook beschouwen als kop- of voetteksten. Verschil is natuurlijk dat er op iedere pagina een ander cijfer komt, terwijl dat bij “gewone” kop- en voetteksten gelijk blijft. Opdracht 5.4: Open de tekst Architectuur. Voeg in deze tekst paginanummers in, onderaan, gecentreerd.
Kolommen
Je kunt een tekst ook in meerdere kolommen zetten. Bestudeer het dialoogvenster hiernaast (via Opmaak - kolommen). Als je een deel van de tekst in kolommen wilt zetten en een ander deel niet, voegt Word zelf secties in. Die kun je zichtbaar maken met de “spijker”(zie blz. 16). Je begint al een aardig ingewikkeld document te krijgen als je met kolommen werkt, waar af en toe iets fout kan gaan. Sla je werk dus regelmatig op. In het dialoogvenster kun je aangeven hoeveel kolommen je wilt, of je wel of niet een lijn ertussen wilt, hoe breed je ze wilt hebben en daaraan gekoppeld hoe groot de afstand tussen de kolommen wordt. Let op: Als je een dubbelzijdige folder maakt, moet je zorgen dat de kolommen op de voor- en achterkant gelijk zijn. Opdracht 5.5: Zet de tekst Architectuur vanaf de alinea “9 grote projekten” in 3 kolommen. Omdat de tekst op de tweede bladzijde niet de hele pagina beslaat, zul je hem op blz. 2 nogmaals moeten selecteren en opnieuw 3 kolommen moeten instellen.
Opmaakprofielen
In het vorige hoofdstuk en in het voorafgaande deel van dit hoofdstuk heb je allerlei technieken geleerd om de opmaak van een tekst te bewerken. Misschien vind je het lastig om voor iedere kop die je typt opnieuw alles in te stellen (lettertype, grootte, vet, alinea-afstand, inspringen, etc.). Daarom heeft Word ook standaard opmaakprofielen ontwikkeld: alle opmaakcode’s worden hiermee in één keer toegepast. Bijvoorbeeld in dit boekje staan de opdrachten in een speciaal opmaakprofiel: Volledig uitlijnen, inspringen, cursief. Opdracht 5.6: Selecteer de kop van de tekst Architectuur. Klik op Opmaakprofiel en kies “kop 1”. Zet vervolgens de tussenkopjes in deze tekst in Opmaakprofiel “kop 2”. 27
Beginnen met de computer
Hoofdstuk 6 Tekst verplaatsen en kopiëren Dit hoofdstuk gaat over de onderstaande vier plaatjes in de opmaakwerkbalk:
Ze heten Knippen, Kopiëren, Plakken en Opmaak kopiëren/plakken. Je vindt ze ook in het menu bewerken: In het menu bewerken zie je ook de toetsenbordcombinaties ctrl+x, ctrl+c, etc. Dat betekent dat je de ctrl-toets (spreek uit Control) indrukt en dan één keer op de x of c drukt, waarmee je hetzelfde doet als klikken op het plaatje of in het menu, maar zonder de muis te gebruiken. Opdracht 6.1: Open Word en een nieuw document. Typ: Vandaag is het mooi weer. Selecteer de hele zin (zie blz. 17). Klik nu op het schaartje. Wat gebeurt er? Opdracht 6.2: Klik eerst een keer naast de tekst, om de selectie ongedaan te maken. Klik op de knop Plakken. Wat gebeurt er nu? Klik meerdere malen op de knop plakken. Opdracht 6.3: Probeer ook de knop Kopiëren uit. Opdracht 6.4: Doe nogmaals opdracht 6.1 - 6.3 maar nu zonder de muis te gebruiken.
28
Deel 3: Word Met de knoppen Knippen en Kopiëren stop je als het ware de geselecteerde tekst even in de muis. Met plakken haal je die dan weer tevoorschijn. Je kunt ook tekst van het ene naar het andere document kopiëren of verplaatsen. Opdracht 6.5: Open van je diskette de tekst “horoscoop”. Selecteer de eerste alinea en klik op kopiëren. Sluit “horoscoop” weer af (zonder op te slaan) en plak de genoemde tekst onderaan document 1. Je kunt deze regel ook weer meerdere malen in het document plakken. Als het goed is ziet je pagina er nu ongeveer zo uit:
Slepen
Een andere manier om een stuk tekst te verplaatsen is het te selecteren, de muisknop even los te laten en dan nogmaals de knop in te drukken op het geselecteerde gedeelte. Je ziet nu een klein rechthoekje onderaan de muis ontstaan. Nu kun je het geselecteerde stuk tekst verplaatsen. Dit heet slepen. Opdracht 6.6: Sleep de bovenste regel van de tekst die je voor je hebt naar de onderste regel. Je kunt op dezelfde manier iets kopieren door de CTRL-knop vast te houden terwijl je verplaatst.
Opmaak kopiëren en plakken
De vierde knop is voor het kopierën en plakken van de opmaak. Opdracht 6.7: Zet de bovenste alinea van je tekst in lettertype Comic Sans, grootte 18 en schuingedrukt. Klik nu éénmaal in die tekst en op het kwastje. De muis verandert nu in een kwastje. Klik elders in de tekst en je ziet dat de opmaak meeverandert. Knippen, kopiëren en plakken kunnen niet alleen in Word maar in bijna alle programma’s die onder Windows werken. We proberen het met het programma Paint.
29
Beginnen met de computer Opdracht 6.8: Ga naar Start, Programma’s, Bureau-accessoires en dan Paint. Teken de zon en een wolkje. Selecteer nu van het gereedschap de knop “selecteren”. Selecteer de tekening en klik op Bewerken, Kopiëren. Ga terug naar je tekst en klik op plakken. Opdracht 6.9: Ga nu weer terug naar je Word document en plak de tekening er in. Je kunt ook bijvoorbeeld iets berekenen op de rekenmachine en de uitkomst in je tekst plakken, of als je internet hebt plaatjes of teksten kopiëren vanaf het internet naar je eigen document. Knippen, Kopieren en Plakken zijn heel veel gebruikte technieken op de computer. Opdracht 6.10: Op je diskette staat een plaatje van een ram. Open dit in Paint. Kopieer het plaatje. Open nu in Word de tekst Horoscoop, of haal hem naar boven als hij al geopend is. Plak het plaatje van de ram erbij.
Zoeken vervangen
en
In het menu bewerken (zie plaatje blz. 27) staan ook Zoeken en Vervangen. Deze functies zijn vooral handig in langere teksten. Opdracht 6.11: Open de tekst Architectuur en klik op zoeken. Vul in het vakje zoeken naar het woord project in. Hoe vaak komt het voor in deze tekst? Zoek ook op hoe vaak het woord ontwerp voorkomt.
30
Deel 3: Word Opdracht 6.12: Klik nu op het tabblad Zoeken en Vervangen, of ga hierheen via het menu bewerken. Vervang het woord project door het woord ontwerp. Klik op Alles Vervangen. Hoe vaak wordt ‘t vervangen? Hoe vaak komt nu het woord ontwerp voor?
Meer
Als je op Meer klikt wordt het dialoogvenster groter. Je kunt aangeven of je bijvoorbeeld identieke hoofdletters/kleine letters wilt gebruiken, of jokertekens (bijvoorbeeld als je niet precies weet hoe een woord gespeld wordt kun je een * of ? erachter zetten) en je kunt ook de opmaak zoeken, kijken of er niet per ongeluk een stuk tekst in een ander lettertype staat, of in een andere alineaindeling. Opdracht 6.13: Experimenteer hiermee.
Extra: Werken met meerdere documenten tegelijk
Als je op het menu Venster drukt zie je waarschijnlijk hetzelfde als op het plaatje hiernaast. Je kunt zien dat er twee documenten geopend zijn: Document2 en architectuur.doc. Voor de tweede staat een v-tekentje, dat betekent dat die tekst vooraan staat. Als je meer dan twee teksten geopend hebt, zie je dat bij het menu venster. Opdracht 6.14: Klik op Alle vensters. Wat gebeurt er? Kun je tekst slepen van het ene naar het andere venster? Als je weer één venster tegelijk wilt zien klik je op het vierkantje van dat document. Opdracht 6.15: In het menu Venster staat ook de mogelijkheid Splitsen. Probeer dit. In welk geval zou het handig zijn om je tekst te splitsen?
31
Beginnen met de computer
Hoofdstuk 7 Figuren en tabellen Figuren
In het vorige hoofdstuk hebben we gezien hoe je via kopiëren en plakken een figuur kunt invoegen in de tekst. Er is nog een andere manier: Opdracht 7.1: Maak eerst een (kleine) tekening in Paint en sla die op op je diskette en sluit Paint weer af. Ga dan naar Word. Typ: “Dit is mijn tekening:”. Klik nu op invoegen en dan Afbeelding, uit bestand. Selecteer de 3,5 inch-diskette. Klik nu onderaan het scherm op Invoegen. De figuur wordt ingevoegd. Je kunt ook dubbelklikken op de tekening om in te voegen. Opdracht 7.2: Open de tekst horoscoop. Voeg op dezelfde manier als in de vorige opdracht het plaatje van de Ram in. In Word staan standaard een aantal plaatjes. Als je een kleine harde schijf op je computer hebt, zijn die soms niet opgenomen bij het installeren van Word. Dan kun je de volgende oefening niet maken.
32
Deel 3: Word
Opdracht 7.3: Klik op Invoegen, Afbeelding, illustratie. Rechts verschijnt een scherm waar je kan instellen wat je zoekt. Vul een zoekterm in, bijvoorbeeld Ram. Kies er een uit en plaats die in de Horoscoop tekst. Dit kan door op het plaatje dubbel te klikken of door het naar je tekst toe te slepen. Je kunt ook “spelen” met een plaatje dat je hebt ingevoegd. Als je op het plaatje klikt, zie je daaromheen acht kleine vierkantjes ontstaan. Als je de muisknop indrukt op zo’n vierkantje, kun je dat verslepen, waardoor je de figuur groter of kleiner kunt maken. Als je de muisknopt indrukt op het plaatje zelf, kun je het hele plaatje verplaatsen. Maar er kan nog meer. Opdracht 7.4: Klik met je rechtermuisknop op de figuur en kies “Figuur opmaken”. Het dialoogvenster verschijnt. Bekijk de verschillende tabbladen en verander de instellingen een beetje (bijvoorbeeld een achtergrondkleur, het formaat, maak een andere tekstomloop, etc.). Probeer het een paar keer. Je kunt ook de instellingen van de Ram-figuur veranderen. Werken met plaatjes vergt veel geheugen van de computer. Je merkt dat dingen soms wat trager gaan en ook past je tekst misschien niet langer op je diskette. Als je geïnteresseerd bent in hoe dat precies in elkaar zit, kun je deel 4 van deze serie, “Werken met plaatjes” lezen.
33
Beginnen met de computer In het menu invoegen hebben we nu gekeken naar “figuren”. Je kunt op dezelfde wijze een bestand of een object invoegen. Opdracht 7.5: Selecteer een plaatje van een ram. Ga naar Horoscoop en plak het plaatje onder de tekst. Open de werkbalk Afbeelding. Klik met de rechtermuisknop op het plaatje en kies Afbeelding Opmaken. Zoek het tabblad indeling en kies Ächter Tekst. Klik op OK. Zet het plaatje achter je tekst door te slepen met je muis.
Tabellen
Een tabel bestaat uit rijen en kolommen. Rijen lopen horizontaal en kolommen verticaal. De vakjes in de tabel worden cellen genoemd. In een cel kun je gegevens zetten: tekst, getallen of figuren. Er zijn twee manieren om in Word een tabel te maken: 1 Klik op TABEL in de menubalk en klik op TABEL INVOEGEN. Hier kun je aangeven hoeveel rijen en kolommen je wilt invoegen. 2 Selecteer van de standaardbalk het tabel-icoontje en geef aan hoeveel rijen en kolommen je wilt invoegen. Opdracht 7.6: Open een nieuw document. Druk één keer op Enter om een lege regel in te voegen aan het begin van het document. Anders is het lastig om er nog iets boven te zetten. Maak een tabel van 5 kolommen en 11 rijen. Voeg de volgende tekst in: Eerste rij: Plantenschema voor het voorjaar en de vroege zomer. Tweede rij: In de eerste cel niks, in de tweede cel het woord PLANT, in de volgende cel AANTAL, dan kleur, dan bloeitijd. Voeg in de eerste kolom op de derde rij VOORJAAR in en in de achtste rij ZOMER. Op de derde regel komt verder te staan: ALBUS –6.000 –WIT –MEI-JUNI. Neem ook de rest van de onderstaande tabel over: TIP: Door op een lijntje dubbel te klikken maakt Word de cel exact zo groot als nodig.
34
Deel 3: Word Opdracht 7.6: De tabel moet nu “mooi” gemaakt worden. Selecteer de hele tekst (CTRL+A) en kies een lettertype en lettergrootte. Selecteer de bovenste regel en kies CELLEN SAMENVOEGEN. Selecteer in de eerste kolom alle cellen van voorjaar tot zomer en kies cellen samenvoegen. Selecteer alle cellen van zomer to het eind en kies CELLEN SAMENVOEGEN. Selecteer de cellen VOORJAAR en ZOMER en kies TEKSTRICHTING WIJZIGEN. In kolom 3 en 5 moet de tekst rechts worden uitgelijnd. Doe dit. Zorgdatdetitelgecentreerdisenvet.Zorgdatdetweederijschuing edrukt staat. Maak ook de woorden VOORJAAR en ZOMER schuingedrukt. Nu moeten de lijnen in de tabel nog wat mooier: Selecteer de bovenste en de eerste regel en maak de lijndikte 1,5. Selecteer de eerste kolom en maak de lijndikte hier ook 1,5. Selecteer de hele tabel en maak de lijndikte in de omtrek 2 1/4. Selecteer de plantennamen, aantallen etc. en maak daar een vulling van 20%. Ziet het er mooi uit? Breng eventueel nog wat wijzigingen aan!
Extra: Een adressenbestand aanmaken
Je kunt een tabel ook zien als een ruitjesblaadje, waar je zaken netjes op een rijtje kan zetten. Bijvoorbeeld om een begroting te maken of een adressenbestand. Opdracht 7.7: Maak een tabel van 10 rijen en kolommen. Zet in de bovensterijachterelkaar:Achternaam,Voornaam,Adres,Plaats,Telefoon. Vul in de rijen eronder de namen en adressen van 10 mensen in (je kunt het “echt” doen of iets verzinnen). Sla de tabel op op je diskette met de naam Adressen.
35
Beginnen met de computer
Hoofdstuk 8 Een paar extra mogelijkheden Een envelop printen Opdracht 8.1: Klik op extra, brieven en verzendlijsten, enveloppen en etiketten. Kies tabblad enveloppen. Vul de naam en het adres in van iemand die je kent, of verzin een naam en adres. Je kunt bij “envelopopties” het lettertype wijzigen. Vul bij de afzender je eigen naam en adres in. Doe een envelop in de printer, op de manier zoals het op het plaatje staat. Klik opp afdrukken. Gelukt?
Je eigen visitekaartje
Met Word kun je zelf eenvoudige visitekaartjes ontwerpen: Opdracht 8.2: Neem een nieuw document voor je. Klik op Extra en dan op Brieven en Verzendlijsten en dan op Enveloppen en Etiketten. Kies hiervan het tabblad Etiketten. Kies nu voor Opties. Onderaan de lijst met etiketformaten staat een standaard visitekaartje. Kies OK. Nu kun je bij adres je eigen naam en adres intypen. Je kunt het lettertype veranderen door de tekst te selecteren en dan met de rechtermuisknop op de geselecteerde tekst te klikken, en dan een lettertype te kiezen. Als je tevreden bent kies je “volledige pagina met hetzelfde etiket” en dan “nieuw document”. Je kunt de visitekaartjes uitprinten en op stevig papier kopiëren. 36
Deel 3: Word
Autotekst
Een aantal veelgebruikte woorden of zinnen staan in Word gedefiniëerd. Als je een paar letters ervan typt, komt de rest vanzelf. Opdracht 8.3: Neem een nieuw document voor je. Type “Geac” en dan op Enter. Als Autotekst aanstaat, komt er nu automatisch“Geachte heer/ mevrouw,” op je scherm. Je kunt autotekst aan- of uitzetten door op Invoegen en dan Autotekst te klikken, en vervolgens het vinkje bij AutoAanvullen tip aan te zetten respectievelijk weg te halen. Je vind hetzelfde dialoogvenster bij Extra en vervolgens Autocorrectie. Autotekst heeft ook een aparte werkbalk. Opdracht 8.4: Klik met de rechtermuisknop op de werkbalken en open de Werkbalk Autotekst. Onderzoek welke mogelijkheden deze werkbalk biedt.
AutoCorrectie
Het menu AutoTekst heeft vier tabbladen. Klik op extra, Autocorrectie opties en dan op het tabblad AutoCorrectie om te zien welke mogelijkheden AutoCorrectie biedt. Opdracht 8.5: Typ in het vakje Vervangen je initialen. Typ in het vakje Door je naam en klik op Toevoegen. Klik op OK. Typ nu in Word je initialen en druk op Enter. Gelukt? Verwijder je naam dan weer uit de lescomputer.
37
Beginnen met de computer Opdracht 8.6: Onderzoek ook de dialoogvensters AutoOpmaak en AutoOpmaakTijdens Typen. Wat is het verschil hiertussen?
Zelf menu’s samenstellen
Stel je werkt veel met kop- en voetteksten en wilt niet iedere keer opnieuw het menu openen en sluiten. Je kunt dan in het menu Standaard bijvoorbeeld een knop “kop- en voetteksten” toevoegen. Opdracht 8.7: Klik met de rechtermuisknop op de menubalk. Kies Aanpassen.... Ga naar Beeld, want daar staan de Kop- en voetteksten. Sleep “voettekst weergeven” naar de Standaardwerkbalk. Sluit het dialoogvenster en klik op “voettekst weergeven”. Opdracht 8.8: Klik met de rechtermuisknop op de menubalk. Kies Aanpassen.... Ga naar Beeld, want daar staan de Kop- en voetteksten. Sleep “voettekst weergeven” naar de Standaardwerkbalk. Sluit het dialoogvenster en klik op “voettekst weergeven”. Opdracht 8.9: Doe hetzelfde met Pagina-instelling. Opdracht 8.10: Hoe herstel je dit?
38
Deel 3: Word
Extra: Macro’s
Een macro is in feite een klein programmaatje in Word. Er zijn twee soorten macro’s: Geprogrammeerde Macro’s (heel ingewikkeld, om die te maken moet je de taal waarin Word is geschreven, Wordbasic, beheersen) en Opgenomen macro’s, die zijn vrij eenvoudig. Om het toe te lichten maken we zelf een Macro. We noemen deze Macro “Vragen”. (Macro’s moeten altijd een naam hebben.) We gebruiken niet de muis maar toetsenbord-combinaties. Als voorbeeld nemen we de zin: Piet slaat Jan. Opdracht 8.10: Typ de zin. Ga met de cursor er achter staan. Klik op Extra, Macro en dan op Nieuwe macro opnemen. Typ als naam voor de Macro “vragen” en kies voor een toetsenbordcombinatie, bijvoorbeeld ctrl+*. Klik op Toewijzen op Toetsenbord en dan op Sluiten. Je ziet dat de menubalk Opname nu verschenen is. Alles wat je doet wordt nu opgenomen, dus je moet zo min mogelijk handelingen verrichten. Klik op Bewerken en dan Zoeken en Vervangen. Vervang de punt door een vraagteken. Nu wordt het lastig. Selecteer - zonder de muis te gebruiken - in 1 keer het woord Slaat. Dat gaat als volgt: ♦ ♦ ♦ ♦ ♦ ♦
Ga twee woorden terug met CTRL+. Selecteer het woord Slaat met SHIFT+CTRL+. Knip “slaat” uit de tekst met CTRL+X. Ga weer een woord terug met CTRL+. Plak “slaat” aan het begin van de zin met CTRL+V. Stop de macro.
Als het niet lukt begin je opnieuw. Je moet elke stap zorgvuldig uitvoeren. Als het wel gelukt is typ je Mien is lief. en drukt op de toetsenbordcombinatie die je zelf hebt gedefiniëerd (CTRL+*). Met een beetje geluk komt er nu te staan is Mien lief? Opdracht 8.11: Maak zelf een macro die de zin Mien is lief. in Mien is niet lief. verandert.
Ten slotte
Als je dit boekje uit hebt kun je met Word werken en er allerlei trucs mee uithalen. In 40 bladzijden kunnen echter niet alle finesses van het programma beschreven worden. Wel hoop ik, dat je geleerd hebt om zelf uit te proberen wat er mogelijk is. Het leuke van een computer programma is dat je fouten mag maken, uitproberen en alles zonder enig probleem weer kunt wissen en opnieuw beginnen. Gewoon doen is de enige manier om het uiteindelijk goed te leren - en ik hoop dat deze cursus en dit boek je daarin zullen stimuleren.
39
Beginnen met de computer
Word is een uitgave van uitgeverij Tobi Vroegh en is het tweede deel uit een reeks van zeven in de serie “ Beginnen met de computer”. Deel 1: Windows Deel 2: Internet Deel 3: Word Deel 4: Excel Deel 5: Werken met plaatjes Deel 6: Photoshop Deel 7: Hard-en software Deze boekjes kosten tussen € 3,00 en € 5,50 en zijn te bestellen bij Uitgeverij Tobi Vroegh via telefoonnummer: 020 6181968 of
[email protected] www.tobivroegh.nl
40