De School ‘Simon! Word eens wakker jongen!’ riep een zware stem in Simons’ oor. ‘Het is al acht uur en de eerste les begint om kwart voor negen.’ Simon herkende de stem van zijn vader en voelde dat zijn dekens ineens van hem af werden getrokken. Hij kreunde en rolde zich op tot een bal, maar het hielp niet. In deze tijd van het jaar was het te koud zonder dekens. ‘Kom op joh, ben jij nou een vent?’ riep zijn vader. Met frisse tegenzin stond hij langzaam op. Zijn eerste gedachte was om zijn vader een knal te verkopen omdat die hem zo abrupt had wakker gemaakt. Simon stapte onder de douche en begon zich te wassen. Langzaam werd hij wakker en dacht aan de dag die voor hem lag. Vandaag hadden ze een proefwerk en hij wist zeker dat hij te weinig geleerd had. Toen hij klaar was griste hij een handdoek van het rek naast de douche. Hij deed dit echter zo lomp dat de rest van de handdoeken in de douchebak vielen en nat werden. ‘Leuk…’ dacht hij. De dag is weer goed begonnen en hij kon zich de reactie van zijn moeder al voorstellen. Even had hij de neiging om toch maar weer in bed te kruipen. Van deze dag zou niks terechtkomen… Aangekleed denderde hij van de trap af en liep de keuken binnen. Daar stond zijn moeder al een ontbijt voor hem klaar te maken. Hij ging aan tafel zitten en keek haar van achteren aan. ‘Vreemd’ dacht hij. ‘Haar haar zit anders. Het lijkt wel langer.’ Hij bleef er met een scheef oog naar staren toen zijn moeder zich omdraaide. Simon keek haar verbaasd aan. ‘Mam, voel je je wel goed?’ vroeg hij. ‘Ja hoor schatje’ zei ze. Simon bleef haar aanstaren. ‘Is er iets?’ vroeg zijn moeder. ‘Je kijkt zo vreemd, zie ik er niet goed uit of zo?’ ‘Nee, dat is het niet’ zei Simon. ‘Het is alleen…je haar zit zo anders. En….je lijkt een beetje ouder.’ Het gezicht van Simons’ moeder betrok een beetje. Een beetje beledigd zei ze ‘we worden allemaal ouder Simon, jij ook!’ Simon wist dat hij een grote fout begaan had en wou dat hij zijn woorden terug kon nemen. ‘Zo bedoelde ik het niet’ zei hij. ‘Je ziet er goed uit, alleen het lijkt zo maar ineens te zijn veranderd?’ Zijn moeder regeerde met een ongeïnteresseerd geluidje alsof ze aan verdere uitleg geen boodschap had. ‘Goedemorgen!’ Simons vader kwam de keuken binnengelopen en gaf zijn vrouw een kus. ‘Wat zie je er goed uit schat!’ zei hij vrolijk. Ze kon weer een beetje lachen en wees naar Simon. ‘Dat klinkt in ieder geval heel wat beter dan die mopperpot’ zei ze. Simons’ vader keek nu richting Simon en nu schrok Simon pas echt goed. Zijn baard was een stuk grijzer dan Simon zich herinnerde en zijn haar leek iets dunner dan voorheen. ‘Wat is er toch met je?’ vroeg zijn moeder. ‘Niets’ zei Simon. ‘Ik zal wel weer naar hebben gedroomd…ik…ik ben een beetje van slag.’ ‘Maar daar heb je al twee jaar geen last meer van gehad?’ zijn moeder keek hem vragend aan.
Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 1
Nu voelde Simon pas echt een knoop in zijn maag. Al twee jaar geen last meer van gehad? Vorige week nog was hij badend in het zweet wakker geworden. Zijn moeder had een uur aan zijn bed gezeten om hem te troosten… Simon stond op zonder zijn brood ook maar aangeraakt te hebben. Hij liep de keuken uit richting de gang en net toen hij de deur naar de garage wilde openen keek hij in de spiegel. Hij zag zijn eigen spiegelbeeld, maar kon zijn ogen niet geloven. Zijn spiegelbeeld was groot en meer volwassen dan hij. Hij keek naar zijn gezicht dat tekenen van baardgroei begon te vertonen. Hij voelde met zijn handen aan zijn wangen, maar die waren zo zacht als een perzikenhuidje. Hij begreep er niets van en keek naar zijn haar. Het was dikker en stugger geworden en iets donkerder dan vroeger en het zat alle kanten op. Zijn armen waren gespierder en de haren op zijn arm waren langer en zwarter geworden. Hij keek naar zijn eigen armen en die waren bleek met kleine blondje haartjes erop. Verbaasd liep Simon de garage in. Zijn fiets was verdwenen. In de plaats daarvan stonden er drie volwassen fietsen in de garage. Hij haalde het sleuteltje uit zijn zak en probeerde de twee herenfietsen. Van de tweede, de nieuwste sprong het slot open. Met zijn rugzak op nam hij de fiets mee naar buiten. Hij probeerde op te stappen, maar de fiets was te groot. Hij kon er alleen op fietsen als hij bleef staan. Simon voelde zich als een clown terwijl hij richting Martijn fietste. Bij Martijn aangekomen, kreeg Simon weer een oud en vertrouwd gevoel. Martijn stond al klaar met zijn mountainbike met schooltas op de bagagedrager. ‘Goedemorgen’ zei Martijn ‘dus je kunt ook op tijd komen?’ ‘Martijn’ zei Simon ‘wat ben ik blij dat ik jou zie! Je gelooft het niet, maar er is iets heel vreemds aan de hand deze ochtend!’ ‘Ja dat zei ik toch al’ zei Martijn lachend. ‘Je bent op tijd.’ Simon keek hem boos aan waardoor Martijn begreep dat het serieus was. ‘Vertel het me maar terwijl we naar school fietsen’ zei Martijn terwijl hij op zijn fiets stapte. Terwijl ze naar school fietsten vertelde Simon wat hij had meegemaakt die ochtend. Over zijn ouders en dat zij er ouder uitzagen dan hij zich herinnerde en dat hij zichzelf ook als ouder in de spiegel had gezien. Martijn nam dit allemaal verassend goed op en Simon snapte niet waarom hij er zo gewoon onder bleef. Toen hij klaar was met zijn verhaal keek hij Martijn vragend aan. ‘Ok, dus je ouders leken ouder. Hoeveel ouder waren ze dan? Ik bedoel, zagen ze er uit als bejaarden?’ vroeg Martijn. ‘Nee, natuurlijk niet!’ zei Simon. ‘Gewoon als zichzelf alleen dan een paar jaar ouder!’ ‘Maar hoeveel ouder dan? ‘Weet ik veel. Een paar jaar misschien.’ ‘Hmm, ok. Toen je jezelf zag, hoe oud was je toen?’ ‘Veertien of zo? Misschien 15…’ Het bleef even stil. ‘Maar…’ zei Martijn. ‘Je bent ook 14.’ Simons’ fiets stopte met gierende banden. Martijn draaide zich om en zag hoe Simon als aan de grond genageld bleef staan en keerde terug. ‘Wat is er nou met je man?’ vroeg Martijn. ‘Je bent echt raar vanochtend. Eerst kom je op tijd. Vervolgens zeg je dat iets vreemds hebt gezien. Dan zeg je dat je ouders ineens een paar jaar ouder zijn en vervolgens zeg je dat je 14 bent. Ben je ziek of zo?’ Simon keek Martijn bedenkelijk aan. ‘Neemt hij me nou in de maling?’ dacht hij. Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 2
‘Hoezo’ zei Simon. ‘Ik ben 11 net als jij. Ik bedoel wij zijn toch even oud, en jij ziet er nog precies uit als toen je 11 was!’ ‘Fijne vriend ben jij!’ schreeuwde Martijn. ‘Je weet net zo goed als ik, dat ik geen groeispurt heb gehad zoals jij! En je weet hoe moeilijk ik het daarmee heb!’ ‘Maar Martijn, zo bedoelde ik het helemaal niet. Ik zweer het je, gisteren was ik nog gewoon 11! Wat is hier aan de hand?’ ‘Ja, dat zou ik ook wel eens willen weten’ zei Martijn op geïrriteerde toon. ‘Laten we maar gewoon naar school toe fietsen.’ De rest van de rit zeiden de vrienden geen woord meer tegen elkaar. Martijn was nog steeds diep beledigd en Simon was totaal in zijn gedachten verzonken. Bij het schoolplein aangekomen werden deze gedachten flink verstoord. Waar vroeger Simons basisschool was geweest stond nu een enorm schoolgebouw. Het was minstens 6 verdiepingen hoog. Aan de voet van het gebouw stond nog steeds het oorspronkelijke basisschoolgebouw, dat nu in het niet leek te vallen. Simon stapte van zijn fiets af en volgde Martijn naar het schoolplein. Zenuwachtig vroeg hij ‘zitten we nog bij elkaar in de klas?’ ‘Ja natuurlijk’ zei Martijn. We zitten in 2 HAVO, dat weet je toch wel? Jeetje man, je bent echt ziek, heb je je hoofd gestoten of zo?’ ‘Dat zal het zijn’ gromde Simon. ‘En Sarah?’ ‘Die zit in 2VWO’ zei Martijn geïrriteerd. ‘Weet je dat echt niet meer?’ ‘Nee’ zei Simon. ‘Ik weet het gewoon niet. Ik heb het nooit geweten want het laatste dat ik me herinner is dat ik 11 ben.’ Martijn keek hem nu bezorgd aan. ‘Je meent het echt he?’ Zijn irritatie was op slag verdwenen. Je moet echt naar de schoolarts, dit is niet goed.’ Simon zweeg even om na te denken en zei toen ‘Ok, ik zal in de pauze even naar de dokter gaan. Voor de zekerheid.’ ‘Goed!’ zei Martijn. Hopelijk ben je je kennis van Natuurkunde in ieder geval niet verloren, want we hebben zo meteen en proefwerk.’ Simon lachte om hem gerust te stellen. Ondertussen was hij aan het nadenken over zijn situatie en hoe hij hier terecht was gekomen. Misschien was het niet zo’n slecht idee om straks even naar de schoolarts te gaan, wellicht kon hij hem helpen. Tijdens het proefwerk zat Simon alleen maar om zich heen te kijken. Het proefwerk was voor hem een onmogelijke opgave. De enige vraag die hij had kunnen beantwoorden was wat de snelheid van het licht was. Dat had hij namelijk ooit op het Discovery Channel gezien. De rest van de tijd besteedde hij aan het in zich opnemen van het klaslokaal en het uitzicht uit het raam. Daarnaast vond hij het interessant om te zien, dat ook sommige van zijn basisschoolgenoten nu ook hier in de klas zaten. Hij herkende een van de jongens die er bij was toen ze door Glen te grazen waren genomen. En ook het ene meisje was er bij. Die moest al 15 zijn (1x blijven zitten) en zag er behoorlijk sletterig uit. Als hij zich niet vergist had, zag hij zelfs een pakje sigaretten in haar tas zitten. Het wachten was nu op de bel. Dan kon hij zijn proefwerk inleveren. Om niet meteen verdenking op te roepen, had hij bij elke vraag een zinnetje ingevuld, al ging dat vaak meer over sciencefiction in plaats van echte natuurkunde. Toen de bel eindelijk ging liep hij als eerste naar voren om zijn proefwerk in te leveren, keerde zich snel om en liep hard naar buiten om op de gang op Martijn te wachten. Martijn kwam somber naar buiten gelopen. Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 3
‘En?’vroeg Martijn. ‘Hoe heb jij het gemaakt? Kon je je weer iets meer herinneren? Ik heb het echt verknald!’ Simon greep Martijn nu bij de schouders. ‘Nee!’ zei hij. ‘Ik kon me helemaal niets herinneren, want ik ben elf en ik weet hier niks van.’ ‘Wow, rustig aan man!’ zei Martijn. ‘Voor iemand van elf heb je anders een behoorlijk stevige grip! Waarom ga je nu niet gewoon even naar de schoolarts in plaats van in de pauze? Misschien voel je je dan straks wat beter.’ Martijn draaide zich om en liep weg in de richting van zijn klasgenoten die naar de volgende les liepen. ‘De schoolarts’ dacht Simon. ‘Maar waar vind ik die…’ Simon begon richting de grote hal te lopen waar ze het schoolgebouw zijn binnengegaan. Aan het eind van de grote hal stond het loket van de conciërge. Het loket was gesloten en Simon drukte op de bel. Na een tijdje ging het loket met enig gestommel open. Een verlopen uitziende man stond achter het loket. De walm van sigaretten en shag kwam Simon tegemoet, waardoor hij zijn gezicht zoveel mogelijk afwende. ‘Wat wil je?’ vroeg de man achter het loket op een botte onvriendelijke manier. ‘Kunt u mij vertellen waar ik de schoolarts vind?’ vroeg Simon beleeft. De man nam Simon even in zich op. ‘Een verdieping hoger, aan het eind van de hal links’ bromde de man. ‘Bedankt!’ wilde Simon beleeft zeggen, maar de man had het loket alweer dichtgeslagen. Simon liep door de grote hal stopte even in het midden en keek naar boven. ‘Wat een groot gebouw’, dacht hij en hij telde de verdiepingen. Zes waren het er in totaal. ‘Ik moet zorgen dat ik hier niet verdwaal.’ Simon liep de trap op naar de eerste verdieping en keek de lange gang in. De gang was minstens 50 meter lang. Aan de linkerkant was om de 2 meter een groot raam gemonteerd waardoor de gang helemaal gevuld was met een grauw zonlicht, zoals je dat op een bewolkte dag hebt. Langzaam liep Simon door de gang heen. Om de zoveel meter was er aan de rechterkant een deur met een klein glazen raam. De klassen zaten vol met kinderen, ook van een jaar of 14, 15 of 16. Sommige gezichten kwamen Simon bekend voor en stuk voor stuk waren ze allemaal een paar jaar ouder en groter dan hij ze herinnerde. Aan het eind van de gang stopte hij voor de deur waarop stond: ‘Schoolarts’. Simon klopte op de deur. ‘Binnen!’ klonk een stem die Simon vaag herkende. Hij opende de deur en daar zat Dr. Paul achter zijn bureautje. ‘Dag beste jongen, wat kan ik voor je doen?’ vroeg hij. ‘Ga zitten.’ Simon vertelde zijn zorgen aan Dr. Paul en wat hem was overkomen. Dr. Paul bleef echter rustig en leek alles was Simon zei in zich op te nemen. Toen Simon klaar was zei hij: ‘Niks om je zorgen over te maken jongen. Dit kan voorkomen bij jongens die in de puberteit raken. Hormonen hebben een grote invloed op je lichaam en soms ook op je geheugen. Zeker in combinatie met frequent slaaptekort.’ Simon keek hem een beetje argwanend aan. ‘Hormonen die invloed hebben op je geheugen? Het zou kunnen, maar toch niet op een manier zodat je de afgelopen drie jaar bent vergeten?’ De bel was gegaan en Simon hoorde mensen buiten stommelen op de gang. ‘Niks aan de hand jongen! Maar goed dat je gekomen bent! Het is pauze’ zei Dr. Paul en hij deed de deur open. Simon bleef even staan en wachtte tot het gestommel minder was geworden. Hij wist niet zo goed wat hij met de verklaring van Dr. Paul aanmoest en al helemaal niet, wat hij nu moest doen. ‘Hoezo pauze!’ dacht hij. ‘Ik weet niet hoe ik nu verder moet?’ vragend keek hij naar Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 4
Dr. Paul, die hem naar buiten leek te wuiven. Simon stapte aarzelend de deur uit. Buiten bleef hij nog even staan terwijl Dr. Paul hem nakeek. Plotseling kwam er uit het laatste lokaal een mooi meisje gelopen. Ze liep in de richting van het trappenhuis, maar bleef opeens staan en draaide zich om. ‘Simon!’ riep ze en ze zwaaide naar hem. Hij keek haar strak aan. Ze had lang zwart haar en haar huid was wit en perfect glad en vlekkeloos. Ze was lang en droeg een spijkerbroek met elegante laarzen eronder. Haar bovenlichaam was mooi en vrouwelijk. Ze had borsten, dat kon je duidelijk zien. Ze zwaaide nog maar eens, omdat het leek alsof hij haar niet zag. Simon was aan de grond genageld. Hij staarde alleen maar. Dr. Paul die achter de deur stond, merkte dat Simon iets zag en zwaaide de deur verder open zodat hij het kon zien. Vlak achter Sarah was de gang op een bizarre manier anders. Het gebouw had zijn vorm behouden, maar de muren en de vloer waren veranderd. Alle vaste materie was veranderd in een soort dikke gele brij die zich steeds verder uitbreide. De brij groeide en maakte het een onheilspellend gezoem. Het leek wel een beetje op gelei of slijm, dat bibbert terwijl het zich uitbreidt. Dr. Paul zag het ook en keek naar Sarah. Ze schrok van zijn blik, draaide zich om en zag de gele brij die haar tot op een meter genaderd was en zich langzaam voortbewoog. Heel even bleef ze staan, alsof ze even wilde bekijken wat het nou precies was. ‘Nee!!’ schreeuwde Dr. Paul op gepijnigde en theatrale wijze. Het leek wel alsof hij wist wat het was. Hij draaide zich snel om, sloeg de deur dicht en deed deze op slot. ‘Sarah! Riep Simon. ‘Het komt op je af, kom hierheen. Snel!’ Ze keek hierdoor om en wilde wegrennen. Toen ze zich draaide viel ze echter. Toen ze opstond zag Simon, dat de gele brij al aan haar laars zat. Ze keek geanimeerd naar de brij op haar laars alsof ze het rustig bestudeerde. Simon en Sarah zagen beiden hoe de brij over de rand van haar laars liep en uiteindelijk haar huid aanraakte. ‘Aaaargh!’ ze schreeuwde het uit van de pijn! Simon, wilde naar haar toe rennen maar het was al te laat. Ze zakte in elkaar op de grond en hij zag hoe haar huid langzaam geel werd. Ze kon niet meer opstaan. Ze spartelde en had stuiptrekkingen terwijl ze langzaam werd verzwolgen door de brij. Het duurde een minuut voordat het gillen en krijsen uiteindelijk ophield. Uiteindelijk was er niks meer over van Sarah. Zelfs haar boekentas was volledig opgegaan in de brij die zich nu tot aan Simons voeten had verspreid. Zonder nog maar een seconde na te denken, draaide hij zich om, om een uitweg te zoeken. De gang was volledig afgesloten maar er waren drie deuren. Hij begon op de deur van Dr. Paul’s kantoortje te bonken, maar die deed niet open. Er was zelf geen geluidje te horen aan de andere kant. Toen de brij tot aan de rand van de deur kwam rende Simon snel naar de volgende. Het was een bezemkast. Ten slotte rende hij naar de laatste deur: ‘Op slot’. Simon, vloekte en stapte op de grond. Een metaalachtig geluidje leek van de grond af te komen. Er lag een metalen naamplaatje op de grond waarop stond: ‘Trappenhuis’ ‘Trappenhuis’ dacht Simon. En hij bonkte op de deur. ‘Hallo! Is daar iemand?!’ schreeuwde hij: ‘Geen gehoor.’ Simon liep terug richting de bezemkast. ‘Zoek iets!’dacht hij. Hij griste een zwabber uit de kast en liep ermee richting de brij die steeds dichterbij kwam. ‘Hum-hu-hum-hu’ zoemde de brij. Simon greep de zwabber stevig vast en begon tegen de stroom van de brij in te vegen. Toen hij de zwabber terugtrok, zag hij dat deze ook trekjes van de gele brij begon te vertonen. Hij keek ernaar toen de gele kleur steeds verder de steel op kwam gekropen. Net op tijd smeet Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 5
hij de zwabber met een gil richting de brij, die daarin langzaam werd opgenomen. Heel de gang bestond nu uit de gele brij. De vloer, de muren en het plafond, waren volledig veranderd in een geelkleurige brij. Hier en daar was de brij wat donkerder gekleurd, daar waar het een donkere deur of muur had opgeslokt. Simon dacht aan Sarah en hoe ze had gegild van de pijn. Hij vond het verschrikkelijk, maar kon nu aan niets anders denken dan hier zelf weg te komen en anderen te waarschuwen. Later zou hij over het verlies van Sarah kunnen nadenken, als hij tenminste zelf weg zou kunnen komen. Hij rende terug de bezemkast in en begon van alles in het rond te gooien. ‘Het was nu niet het moment om dingen netjes te doen’ dacht hij. Net toen hij alles had omgegooid dat toch niet bruikbaar was, zag hij aan de muur een overall hangen. Hij griste in de zakken en vond daarin een sleutelbos met minstens 20 identieke sleutels eraan. ‘Zeker van die brompot’ dacht Simon en hij maakte een kort schamper lachje. Hij rende naar buiten en zag hoe de brij nog dichterbij was gekomen. Het stond nu aan de rand van de deur van het bezemhok. Snel rende hij naar de laatste deur. Het trappenhuis, als dat bordje correct was. Hij had nog zo’n vijf meter de tijd, zo’n drie minuten ongeveer. Simon probeerde alle sleutels uit, zo snel als hij kon. Maar geen een van hen werkte. De brij was nu tot op twee meter genaderd. ‘Ik heb nog hooguit één minuut. De sleutels doen het niet!’ dacht hij. In zijn haast had Simon sommige sleutels al wel drie keer geprobeerd en andere niet. Hij keek nog eens naar de brij….’Nog één meter dacht hij. Hij keek naar de sleutelbos en hield nu zijn vinger op één vast punt op de ring zodat hij de gebruikte sleutels kon scheiden van de ongebruikte. ’20 Sleutels in 30 seconden…’ dacht hij. ‘op goed geluk!’ Simon begon onverstoord aan de eerste acht sleutels. ‘Nog maar tien seconden’, dacht hij. ‘Het wordt nu of nooit!’ Nog twee sleutels weer niks. De brij was nu tot over de deurstijl genaderd. Simon voelde zich wanhopig. ‘Denk Simon, denk…..de laatste, wanneer je iets zoekt! Dan is het altijd de laatste!’ De brij zat al op de deur, die nu langzaam steeds geler werd. Simon, pakte snel de laatste sleutel aan de ring en stak hem in het slot. Het heerlijke gevoel van een sleutel die precies past, ging door Simons’ handen heen. Hij trok aan de klink die nog net niet geel was en de deur zwaaide open. Simon stapte het trappenhuis in en keek naar de opengezwaaide deur. Hij had een deur opengezwaaid, maar er sloeg een vlak brij dicht. Het was nog niet afgelopen. De brij zette zijn alles verterende groei door en begon aan de houtenleuning van het trappenhuis te knagen. Simon draaide zich om en het werd hem meteen duidelijk waarom dit trappenhuis was afgesloten. Het was maar een smalle stenen trap en helemaal niet geschikt om grote aantallen leerlingen op te vervoeren. Er zou hooguit door leraren of conciërges van gebruik gemaakt worden. ‘Ik moet de mensen in hun pauze waarschuwen...de grote hal!’ Simon rende de trap op. Tussen elke verdieping zaten zo te zien twee trappen. Eén verdieping hoger zag het trappenhuis er precies hetzelfde uit. Gelukkig ging de deur van binnen wel zonder sleutel open. De brij was nog nergens te bekennen, hoewel het gezoem een verdieping lager steeds luider werd. Voorzichtig deed Simon de deur open en zette hem op een kier. Hij keek de gang in en voor zover hij kon zien, was hier geen brij. Hij stapte de gang in en probeerde eerst de sleutel die hij nog in zijn hand had op het slot. Die werkte. Hij maakte de sleutel los van de bos en stak hem in zijn zak, de bos stak hij in zijn andere zak en liet de deur dichtvallen. Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 6
Simon rende zo hard als hij kon door de gang. In verband met de pauze waren er geen mensen te zien. Door de ramen scheen echter nog maar weinig licht. En in tegenstelling tot het bleke/grauwe licht van daarstraks, was het beetje licht dat er was een gloed zoals van een haardvuur. Simon keek naar buiten en zag een brandende zon tussen de donkere wolken. De zon was veel minder fel dan normaal, en donkere vlammen waren op het oppervlak zichtbaar. Het leek wel alsof de zon langzaam uitging. Nu voelde Simon pas echt de angst om zich heenslaan. In wat voor wereld was hij terechtgekomen. En wat was er in Godsnaam aan de hand. Hij rende snel verder naar het eind van de gang. Alle gangen eindigen bij de grote trap naar de grote hal. Even daarvoor is er echter een soort balkon met een reling. Bij het balkon aangekomen, stokte Simons adem. Beneden in de grote hal was geen mens meer te zien. Het enige dat bijna oorverdovend klonk, was het gezoem van de gele brij die alle wanden van de grote hal bestreek tot de zesde verdieping aan toe. Zelfs het grote raam van de hal was volledig bedekt en er kwam ook helemaal geen licht meer binnen. De enige lichtbron was de gloed van de gele brij zelf die blijkbaar door de op deze plek hoge concentratie ervan werd opgewekt. Simon, wist even niet goed wat te doen. Hij stond nu op de tweede verdieping en die was nog niet aangetast. Maar is er nog wel een uitgang die niet versperd is? En is hij nu de enige overgeblevene in dit gebouw? Het gezoem klonk nu harder en leek meer zijn richting uit te gaan. Het was alsof de brij besefte dat hij er was. Bijna tegelijkertijd begon de brij verder de grote trap op te komen. Deze keer echter een stuk sneller, waarschijnlijk omdat Simon nu zo dicht bij het centrum zat. Simon moest letterlijk rennen om het voor te blijven. Hij vloog de grote trap op richting de volgende verdieping en keek even de gang in. Niemand te zien. De brij had inmiddels ook deze verdieping bereikt. Simon stond nu voor de keuze. Of hier de trap omhoog of de lange gang in. De brij leek die keuze echter voor hem te maken. In plaats van op de normale manier uit te dijen, begon het meteen door de trap naar boven te bedekken. ‘Het wil niet dat ik naar boven ga…’ dacht hij en hij sprong over de aangetaste eerste trede heen en spurtte naar boven. Deze keer stopte hij niet om de lange gang in te kijken, maar nam meteen de volgende trap. ‘Iedereen hier is of weg, of opgeslokt’ dacht hij. Na de laatste trap stond hij op de zesde verdieping. Hij keek even naar onder in het trappenhuis en zag de gele brij snel omhoog komen. Hij keek de lange gang in en besloot het erop te wagen. Terwijl hij door de gang rende zag hij de zon die steeds donkerder en minder fel werd. De zon was inderdaad aan het doven en de lucht eromheen werd steeds zwarter. ‘Als de zon uit is, is mijn tijd op’ dacht Simon. Toen hij bijna aan het eind van de gang was, zag hij het. De gele brij kwam nu ook via dat trappenhuis zijn kant op. Langzaam zou hij worden ingesloten. Zonder na te denken, keerde hij zich om en begon terug te rennen richting het balkon. ‘Vliegen’ dacht hij opeens. ‘Kan ik het nog? Simon wist niets meer zeker. Deze wereld was zo anders. In elke benarde situatie die hij zich kon herinneren had hij iets bijzonders gedaan. Als er een moment was voor speciale gaven, dan was dat nu. Als de nood zo hoog is, dan moet het toch lukken? Simon nam een aanloop. Hij begon hard te rennen, zo hard als hij maar kon. Hij voelde zijn lichaam lichter worden. Bijna bij de reling van het balkon aangekomen, nam hij een grote sprong. Even voelde hij zichzelf zweven….de bevrijding was heerlijk. Toen knalde hij met zijn knieën hard tegen de reling van het balkon en viel op de grond. ‘Auw!’schreeuwde hij. ‘Verdomme, dit moet toch lukken!’ Gepijnigd keek hij naar de grote trap. De gele brij, had de zesde verdieping bereikt.
Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 7
Simon wilde niet opgeven, maar zijn knieën zaten vast. Hij had van alles geprobeerd elke uitweg gevonden. Moest hij het nu opgeven? Hij voelde de hoop om nog weg te komen uit zijn lichaam glijden. Nu de nood zo hoog was, hadden zijn speciale gaven hem in de steek gelaten. Sarah was dood, de school was leeg en de brij was nu overal. Er was niemand om nog te redden en niemand om hem te redden. Het was voorbij. De brij kwam steeds dichterbij. Simon sloot zijn ogen en dacht aan Sarah. Ze had geschreeuwd van de pijn en de stuiptrekkingen. Hij dacht aan Martijn en vroeg zich af of die wel had kunnen ontsnappen. Hij hoopte dat de meeste mensen tijdens de pauze op het schoolplein waren geweest. Zij zouden veilig zijn geweest en Martijn hopelijk ook. Toen de brij hem op 20 centimeter was genaderd wendde hij zijn hoofd af. Hij hield zijn adem in. Er gebeurde niets. Simon opende heel even zijn ogen. Tot zijn eigen verbazing zag hij dat het balkon op deze verdieping veel verder doorliep. Helemaal naar de uiterste hoek van het schoolgebouw. In een reflex stond hij op en volgde, hinkend van de pijn aan zijn knie de reling tot deze uiteindelijk ophield bij een deur. ‘Lerarenkamer’ stond er op. Simon bonkte zo hard als hij kon op de deur, die niet openging. De brij kwam weer dichterbij en zou binnenkort ook de laatste meters van dit schoolgebouw opslokken. Zelfs de brij van het plafond kwam nu omlaag, waardoor hij van alle kanten werd ingesloten. Simon graaide in zijn zak op zoek naar de sleutelbos. Maar geen van de sleutels paste zo te zien op deze deur, die was voorzien van een ander, veel minder modern slot. De brij was nu heel dichtbij. Simon voelde de warmte die het uitstraalde. En het gezoem was bijna oorverdovend. Simon draaide zich om en stond met zijn rug tegen de deur. De brij gloeide nu en werd steeds heter. Langzaam begon zijn gezicht eraan te branden. Simon deed zijn ogen weer dicht. Een sterke hand trok Simon ineens naar achteren. De deur was opengegaan en het was meester Anderson, zijn oude leraar. Nors keek hij Simon aan terwijl hij de deur dichtdeed. ‘Weet jij hier meer van?’ vroeg hij nors. ‘Nee, helemaal niet’ zei Simon. ‘Ik weet waarschijnlijk nog minder dan u, aangezien ik…laat maar.’ ‘Ik zie wat jullie zien!’ zei meester Anderson. ‘Ik ben niet zoals ‘zij’, de anderen! ‘Ze’ verklaarden me haast voor gek, toen ik vertelde over dat joch! Wat hij deed was niet normaal, en sinds die dag zie ik alles. Ook al zien ‘zij’ het niet!’ Simon keek meester Anderson een beetje vreemd aan. ‘Ik zou het graag met u willen bespreken, maar op dit moment moeten we hier echt weg! Is er een andere uitgang? Anders dan deze deur?’ Deze deur begon nu ook geel te worden. ‘Ja!’ zei Anderson terwijl hij naar opzij keek. ‘De lift.‘ ‘Ok dan, kom mee!’ schreeuwde Simon tegen hem en hij drukte op het knopje van de lift. Het duurde lang. De lift kwam maar niet en Simon begon zich af te vragen of de lift niet ook was aangetast. Meester Anderson liep rondjes en zwaaide met zijn armen. ‘Ik heb ze gewaarschuwd!’ schreeuwde hij. ‘Ik heb ze gewaarschuwd en ze deden niets! En moet je nu eens zien wat er van komt, een hele school vol doden hebben we hier straks! We hadden nooit in zee moeten gaan met die kwakzalver en zijn mooie praatjes! Wel tien kinderen zijn ondertussen verdwenen sinds hij hier zit en moet je nu eens zien!’ ‘Waar hebt u het over?’ vroeg Simon, maar hij kreeg geen reactie. De deur van de lift ging eindelijk open.
Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 8
Samen stapten ze naar binnen. Meester Anderson was nog steeds in zichzelf aan het mopperen. Simon keek naar het paneel met knoppen. Zesde verdieping, vijfde verdieping…eerste verdieping, begane grond….helemaal onderaan stond met rode letters – 1, Simon drukte erop. Er gebeurde niets, Simon drukte nog een keer. Wederom gebeurde er niets. ‘Meester Anderson!’ riep hij. ‘Ja?’ vroeg meester Anderson verontwaardigd, alsof hij in zijn verhaal gestoord werd. ‘Hoe kunnen we naar –1? Alle andere verdiepingen zijn besmet, dus die –1 is onze enige kans!’ ‘-1, Dat is de kelder. Daar mag alleen de directeur komen. Om naar –1 te gaan heb je een speciale sleutel nodig.’ ‘Verdomme!’ vloekte Simon. ‘Toevallig heb ik een dergelijke sleutel…’ zei Anderson rustig. ‘Die heb ik omdat ik het al vanaf het begin af aan niet vertrouwde sinds die kwakzalver hier dit schoolgebouw heeft neergezet. Dus vorige week heb ik de directeur misleid en een kopie van zijn sleutel gemaakt.’ ‘Geweldig!’ zei Simon. ‘Schiet op dan, voordat die brij hier naar toe komt. Meester Anderson, pakte kalm een heel klein sleuteltje uit zijn binnenzak en stak dit in het sleutelgat van het liftpaneel en draaide hem een kwartslag om. Simon ramde direct op de knop –1 en de lift begon te bewegen. De display van de lift gaf langzaam de verdiepingen aan. Verdiepingen waarvan Simon wist dat ze volledig besmet waren met de gele brij. Bij elke verdieping hoopte Simon, dat de lift niet zou stoppen, of dat de binnenwand niet zou zijn besmet. Eindelijk stond er –1, toen de lift zachtjes stopte. Simon deed zijn ogen dicht toen de liftdeur langzaam open ging. Er gebeurde niets. De kelder was volledig onbesmet en er was niemand te bekennen. Meester Anderson stapte als eerste de lift uit. Simon hoopte half dat hij hier eerder geweest was en wel een uitgang wist. De kelder bestond uit een relatief kleine ruimte vergeleken met de rest van het gebouw. Er waren drie gesloten deuren, waarvan één hele zware metalen, die wel wat weg had van een kluisdeur. Op alle deuren stond: ‘Verboden voor onbevoegden’ Meester Anderson liep naar de dichtstbijzijnde deur en probeerde deze te openen. De deur was op slot. Simon greep in zijn broekzak en haalde de sleutelbos tevoorschijn, die hij had gevonden en gaf hem aan Anderson. Hij probeerde een aantal sleutels tot hij er één had gevonden die werkte. Hij sloeg de deur met een zwaai open. Achter de deur bevond zich een groot computerscherm en een aantal panelen en monitors. Op elke monitor was een gedeelte van het schoolgebouw te zien, dat overduidelijk geheel was bedekt met de gele brij. Sommige camera’s waren blijkbaar ook opgeslokt, want op sommige monitors was niets anders te zien dan ruis. Simons’ oog viel op een beeldscherm waaronder stond: ‘Schoolplein I’. Het beeld kwam van buiten en was gericht op het schoolgebouw. Het gebouw zag er normaal uit en buiten scheen de zon hetzij met enige bewolking… Er waren geen kinderen te zien. Simon draaide zich om en zag dat meester Anderson probeerde de andere deur te openen. Terwijl hij hiermee bezig was hoorde Simon ineens een geluid vanachter de zware metalen deur komen. Het was een denderend geluid alsof er iets groots met hoge snelheid op hen afkwam.
Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 9
Simon keek naar Meester Anderson die het ook had gehoord en liep naar de stalen deur toe. Toen hij net voor de deur stond hield het gedender ineens op. Meester Anderson draaide zijn hoofd richting Simon en zei: ‘Er gebeuren hier vreemde dingen. Verstop je voor ik die deur openmaak.’ Hij was nog niet uitgesproken toe de zware deur hard opensloeg. Meester Anderson was weg. Hij was vermorzeld tussen de zware deur en de muur. Simon schrok en wilde kijken hoe het met hem was. Het enige dat hij zag was een plas bloed die onder de deur vandaan kwam. Hij gruwelde en keek langzaam naar de deuropening. Achter de deur was het volledig donker. Hij zag niets. De damp van adem kwam uit het donker tevoorschijn. Langzaam zag hij een grote silhouet vorm krijgen. Het was een groot hijgend monster, dat uit de schaduw van de deuropening kwam. Het beest was lelijk en geel, groen en blauw gekleurd. Zijn huid was geschubd als een krokodil. Tussen twee enorme gekromde poten in zat een staart die heen en weer bewoog. De voeten van het beest waren uitgerust met vlijmscherpe zwarte nagels en om zijn borst zat een soort harnas in dezelfde kleur als zijn huid. Het had twee armen waarvan één, de rechter zeer gespierd en mensachtig was. De andere had de vorm van een enorme geschaarde klauw, zoals van een kreeft. Het hoofd van dit monster was uit proportie met de rest van het lichaam. Het werd beschermd door een dichte helm van hetzelfde materiaal als het harnas. Simon gruwelde maar bleef aandachtig kijken. Het beest deed hetzelfde en heel eventjes stonden ze tegenover elkaar als in een film over het Wilde Westen. Het beest bleef hem onheilspellend aankijken terwijl het langzaam de verlichte ruimte in stapte. Simon, probeerde wederom een gevoel van angst en noodzaak op te roepen, in een laatste poging om over zijn gaven te beschikken. Niets. Het beest begon langzaam maar steeds sneller zijn richting op te lopen. Simon draaide zich om en rende weg, de andere kant op, richting de achterste muur. Daar aangekomen draaide hij zich om. Hij stond met zijn rug tegen de muur. Hij keek recht naar het beest dat nu in volle vaart zijn kant op kwam. Simon keek hoopvol naar zijn armen en benen, maar voelde niks. Er was geen onbegrensde kracht, geen licht zwevend gevoel, er gebeurde helemaal niets. Het beest dat nu In volle vaart op hem afkwam, zette zijn rechtervoet naar voren. Simon voelde helemaal niets toen zijn lichaam door de vlijmscherpe zwarte nagels werd doorboord. ‘Vreemd’ dacht hij. Het beest was nu heel dichtbij. Simon bekeek het goed. Het was alsof hij elk detail in zich wilde opnemen voor hij stierf. Een laatste blik op zijn moordenaar. Hij voelde nu dat zijn onderlichaam totaal werd geplet door de machtige poot van het beest. ‘Deze vernietiger’. Snel daarna werd het zwart voor zijn ogen. Hij tuimelde door duisternis. Zijn lichaam werd gemarteld. Na een tijdje hield het plotseling op.
Auteursrecht Marc van de Laar 2013
Pagina 10