De roep naar meer veiligheidsbeleving
De aanpak van subjectieve onveiligheid in de regio Gooi en Vechtstreek Habib Cigri 1825844
[email protected] VU Amsterdam Bestuurskunde: variant Besturen van Veiligheid Dynamiek van Bestuur en Beleid 1 Docent: dr. F.P. Wagenaar 26 oktober 2008
1
“Over "De Schreeuw" bestaat een groot misverstand. Velen denken dat de persoon op de voorgrond schreeuwt, maar het is de natuur die 'schreeuwt'. Daarom ook houdt hij zijn oren dicht”1
1
http://nl.wikipedia.org/wiki/Edvard_Munch
2
Voorwoord Dit is mijn eerste opdracht voor het vak Dynamiek van Bestuur en Beleid aan de VU Amsterdam Bestuurskunde. Na aanvankelijke opstartproblemen rondom mijn probleemstelling en deelvragen heb ik na consultatie bij mijn docent Bestuurskunde, de heer dr. F.P. Wagenaar, met interesse gewerkt aan mijn paper en daarmee ook mijn kennis over het onderwerp onveiligheidsgevoelens vergroot. Mijn onderzoek past binnen de (pre)master Bestuurskunde. Reden hiervoor is dat het onderzoek zich richt op een maatschappelijk probleem rondom onveiligheidsgevoelens. De kernbegrippen van dit onderzoek zijn onveiligheidgevoelens en burgers. Het gaat om de effectieve aanpak van onveiligheidsgevoelens in de regio Gooi en Vechtstreek. De focus van het literatuuronderzoek richt zich op een nadere definiëring van subjectieve onveiligheid, hoe deze positief beïnvloed kan worden, in welke mate deze voorkomt én wat er nog meer gedaan kan worden in de regio Gooi en Vechtstreek om subjectieve onveiligheid effectief aan te pakken. Het onderzoek wat ik u presenteer is mede tot stand gekomen door de inbreng van de beleidsmedewerkers Openbare Orde en Veiligheid en diverse politiemedewerkers werkzaam binnen de politie Gooi en Vechtstreek. Ik hoop van harte dat u zult genieten van dit onderzoek. Daarnaast hoop ik dat het een bijdrage levert aan het wetenschappelijk onderzoek naar onveiligheidsgevoelens en dat het bruikbaar zal zijn voor beleidsmedewerkers en politie in de regio Gooi en Vechtstreek. Met vriendelijke groet, Habib Cigri Hilversum, oktober 2008
3
Inhoudsopgave
blz.
Voorwoord
3
1. Inleiding 1.1 Probleemstelling en maatschappelijke relevantie 1.2 Onderzoeksvragen
5 5 5
2. Subjectieve onveiligheid 2.1 Wat wordt verstaan onder subjectieve onveiligheid? 2.2 Onveiligheidsgevoelens volgens hoogleraar Van der Vijver 2.3 Onveiligheidsgevoelens volgens de Veiligheidsmonitor Rijk 2.4 Onveiligheidsgevoelens volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau 2.5 Deelconclusie
6 6 6 8 9 10
3. Bevorderen van subjectieve veiligheid 3.1 Hoe kan subjectieve veiligheid bevorderd worden? 3.2 Deelconclusie
11 11 12
4. Onveiligheidsgevoelens in de Gooi en Vechtstreek 4.1 Hoe is het gesteld met de onveiligheidsgevoelens in de Gooi en Vechtstreek? 4.1 Deelconclusie
13 13 14
5. Effectieve aanpak van onveiligheidsgevoelens in de Gooi en Vechtstreek 5.1Wat zou er in Gooi- en Vechtstreek nog meer gedaan kunnen worden om de subjectieve veiligheid te vergroten? 5.2 Deelconclusie
15
6. Eindconclusie 6.1 Is er sprake van een effectieve aanpak van subjectieve onveiligheid in de regio Gooi en Vechtstreek?
19
Literatuurlijst
20
Lijst figuren Fig 1: Conceptueel Model
10
Afkortingen SCP: Sociaal Cultureel Planbureau SCR: Sociaal Cultureel Rapport VRM: Veiligheidsmonitor Rijk
4
15 17
19
1. Inleiding In hoofdstuk één wordt aandacht besteed aan de probleemstelling, maatschappelijke relevantie en onderzoeksvragen. Allereerst worden onveiligheidsgevoelens geplaatst in een bestuurlijk en maatschappelijk context. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een presentatie van de centrale vraag en deelvragen. Elk daarop volgend hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie. In hoofdstuk twee staat de beschrijving van het begrip subjectieve onveiligheid of te wel onveiligheidsgevoelens centraal. Het begrip subjectieve onveiligheid wordt aan de hand van drie relevante informatiebronnen beschreven. Allereerst wordt onderzocht wat hoogleraar Van der Vijver aan de hand van zijn artikel over ‘Politie en onveiligheidsgevoelens’ onder onveiligheidsgevoelens verstaat. Vervolgens wordt de Veiligheidsmonitor Rijk (2008) en een onderzoek naar angstgevoelens door het Sociaal en Cultureel Planbureau geraadpleegd. Hierbij staat de onderzoek en de wetenschappelijke conceptualisering centraal. Hoofdstuk drie gaat over de wijze waarop subjectieve veiligheid kan worden bevorderd. Belangrijke elementen hierbij zijn normatieve maatregelen (door de politie) en aangrijppunten op het gebied van sociale zelfredzaamheid en sociale cohesie. In hoofdstuk vier wordt een beeld geschetst over de mate van onveiligheidsgevoelens op landelijk en regionaal niveau aan de hand van de Veiligheidsmonitor van het Rijk. Hoofdstuk vijf beschrijft wat er nog meer gedaan kan worden in de regio Gooi en Vechtstreek om onveiligheidgevoelens aan te pakken. In het laatste hoofdstuk wordt de centrale vraag beantwoord. Alle voorgaande conclusies zullen hieraan bijdragen. 1.1 Probleemstelling en maatschappelijke relevantie De wijze waarop overheden omgaan met de aanpak van subjectieve onveiligheid2 vormt een belangrijk agendapunt op de politieke agenda in Nederland. Zo ook in de regio Gooi en Vechtstreek. In het Regeerakkoord Bakenende IV getiteld ‘Samen werken, samen leven’ wordt gewerkt aan meer veiligheid in Nederland. Eén van de doelstelling is een reductie van 25% criminaliteit ten opzichte van het jaar 20023. De beleving van onveiligheidsgevoelens moet worden verminderd. In de Gezamenlijke landelijke prioriteiten van de politie 2008-2011 wordt gewaarborgd dat de politie hieraan een bijdrage levert. Als wij het Regeerakkoord Bakenende IV en de Gezamenlijke landelijke prioriteiten van de politie 2008-2011 bestuderen, komt verassend genoeg de subjectieve aanpak van onveiligheidgevoelens niet expliciet aan de orde komt. De eerste contouren van overheidsbeleid ten aanzien van onveiligheidsgevoelens zien we echter op lokaal niveau (waaronder in de regio Gooi en Vechtstreek) terug. Veel gemeenten formuleren samen met hun ketenpartners integraal veiligheidsbeleid waar ook de noemer onveiligheidsgevoelens een onderdeel van vormt. Dit gebeurt veelal op basis van inzichten van professionals en op basis van gegevens van de politie. De ene gemeente koppelt de aanpak van onveiligheidsgevoelens aan het handhaven van regels en wetten en de andere gemeente breng het in relatie met leefbaarheidproblemen, zoals hondenpoep en verloedering van de leefomgeving. Weer anderen koppelen het aan een toename van veel voorkomende criminaliteit of een combinatie daarvan met het voorgaande. Veel bestuurders en beleidsmedewerkers op het gebied van openbare orde en veiligheid, klagen over dat veiligheid wordt gezien als een containerbegrip, waarmee vele maatschappelijke en politieke belangen worden geschaard. Dit geldt ook voor subjectieve veiligheid. De vraag wat men verstaat onder onveiligheidsgevoelens blijkt minder simpel beantwoord te zijn. Veelal komt dit door het feit dat onveiligheidsgevoelens door de jaren heen op verschillende wijze worden opgevat (meestal voor politieke en wetenschappelijke doelstellingen) waardoor een conglomeraat is ontstaan aan betekenissen en toename van complexiteit daarvan. Mede daarom is in opdracht van het rijk het Centraal Bureau voor de Statistiek gevraagd om middels een Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) in kaart te brengen hoe het gesteld is met de veiligheid en onveiligheidsgevoelens in Nederland. Het lijkt erop dat de aanpak van onveiligheidsgevoelens zich kenmerkt door een “subjectieve” roep vanuit de samenleving voor een vermindering van onveiligheidsgevoelens. Op de voorpagina staat een schilderij 2 3
Subjectieve onveiligheid is het synoniem van onveiligheidsgevoelens en wordt in het stuk door elkaar gebruikt. Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie, 7 februari 2007 p. 33
5
van Edward Munch die synoniem staat aan de schreeuw vanuit de maatschappij om meer subjectieve veiligheid. De conclusies in deze paper kunnen dienen als stimulans voor beleidsontwikkelingen in de regio Gooi en Vechtstreek. 1.2 Onderzoeksvragen Om het onderzoek voldoende af te bakenen is een vraag geformuleerd die centraal staat gedurende het onderzoek. Alles wat gebeurt in dit onderzoek heeft het uiteindelijke doel om een bijdrage te leveren aan de beantwoording van deze centrale vraag. In mijn eindconclusie wordt hier een antwoord opgegeven. Hoofdvraag: Is er sprake van een effectieve aanpak van subjectieve onveiligheid in de regio Gooi en Vechtstreek? Deze vraag zal systematisch beantwoord worden met behulp van de onderstaande deelvragen. Hiervan zijn de eerste twee vragen theoretisch van aard. In de derde en vierde vraag wordt de omslag gemaakt naar de praktijksituatie een hoe een verdere een verbeterslag gemaakt zou kunnen in de regio Gooi en Vechtstreek (en daarmee in het bijzonder de daarbij behorende gemeenten). De deelvragen luiden als volgt: 1. Wat wordt verstaan onder subjectieve onveiligheid? 2. Hoe kan subjectieve veiligheid bevorderd worden? 3. Hoe is het gesteld met de onveiligheidsgevoelens in de Gooi en Vechtstreek? 4. Wat zou er in Gooi- en Vechtstreek nog meer gedaan kunnen worden om de subjectieve veiligheid te vergroten? In de hoofdvraag zal het woord effectief centraal staan. De aanname die hierbij wordt gebruikt is dat een integrale aanpak een meest voor de hand liggende methode is om onveiligheidgevoelen onder burgers te beïnvloeden en dat de oorzaken die ten grondslag liggen een complex karakter hebben. De aanname is gebaseerd op het feit dat het optreden effectiever zal zijn door een samenhangende aanpak vanuit verschillende invalshoeken gericht op alle oorzaken.
6
2. Subjectieve onveiligheid Als wij de literatuur erop naslaan komen we als snel tot de inzicht dat er weinig informatie voorhanden is over subjectieve onveiligheid4. Meestal wordt het probleem beleidsmatig rondom onveiligheidsgevoelens besproken in een politieke context5. Alhoewel vele pogingen zijn gedaan op een aantal wetenschappelijk terreinen zoals in de sociologie, psychologie6., criminologie en filosofie, bestaat er geen eenduidig beeld en definitie over onveiligheidsgevoelens. Om houvast te krijgen op onveiligheidsgevoelens worden drie relevante bronnen geraadpleegd. Allereerst heb ik op advies van mijn docent bestuurskunde de heer dr. F.P. Wagenaar, het artikel van Cees van der Vijver (hoogleraar aan de Universiteit van Twente) over politie en onveiligheidsgevoelens bestudeerd. Na een gerichte zoekactie op internet via Google en de Universiteitsbibliotheek van de VU Amsterdam , ben ik uitgekomen op een tweetal relevante documenten. In de Veiligheidsmonitor Rijk (2008) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en het onderzoek over Angstige burgers (2006) van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Al deze bronnen hebben bijgedragen aan meer inzicht over de mate van onveiligheidsgevoelens en de belangrijkste determinanten die daarmee in verband worden gebracht. 2.1 Deelvraag 1: Wat wordt verstaan onder subjectieve onveiligheid? Om een antwoord te krijgen op deze deelvraag worden alle hierboven benoemde bronnen geraadpleegd. 2.2 Onveiligheidsgevoelens volgens hoogleraar Van der Vijver Van der Vijver (1994) geeft in zijn artikel over politie en onveiligheidsgevoelens een interessante beschrijving over de (beperkte) invloed van de politie op onveiligheidsgevoelens. Allereerst wordt in zijn artikel onderzocht wat men verstaat onder onveiligheidsgevoelens. Deze deelvraag wordt deels beantwoord aan de hand van verschillende geraadpleegde survey-onderzoeken. Veel survey-onderzoeken worden veelal uitgevoerd door commerciële onderzoeksbureaus. Hierbij worden (willekeurige) determinanten gekoppeld aan onveiligheidsgevoelens om aandacht te krijgen voor een specifiek beleidsveld of aandachtgebied. Op het terrein van openbare orde en veiligheid gaat het meestal om de aanpak van veel voorkomende criminaliteit, hinderlijk en overlast gevende gedragingen, leefbaarheidproblemen (verloedering en hondenpoep) en vele andere veiligheidsthema’s (zoals geweld, auto-inbraken en onveiligheidsgevoelens) die door overheden op onder andere basis hiervan worden geprioriteerd. Op basis van diverse onderzoeksvragen die door de jaren heen zijn toegepast staat meestal de vraag naar een mening over een rationele inschatting ten aanzien van onveiligheidsgevoelens centraal. Dergelijke (enquete)vragen hebben veelal betrekking op de kans om slachtoffer te worden in eigen buurt en op verschillende tijdstippen. Van der Vijver (1994) zegt hierover dat onveiligheidsgevoelens over het algemeen onvoldoende worden gedefinieerd, waardoor onderzoeken zich richten op een beperkte deel rondom dit onderwerp. Vaak om een specifiek probleem aan te kaarten waardoor meer aandacht ontstaat en invloed geuit kan worden7. Op zich interessant maar ook een logisch gegeven. Veel maatschappelijk problemen worden doorgaans door onderzoeken bekrachtigd waardoor een bepaalde maatschappelijk veiligheidsveld meer aandacht krijgt (en daarmee ook belangen mee worden behartigd). In een eerder onderzoek van Fiselier (1978) wordt een onderscheid te maken tussen angst- en onrustgevoelens. Van angstgevoelens is sprake bij een subjectief beleefde toestand van een dreiging situatie die samenhangt met de inschatting van het risico om zelf slachtoffer te worden. Onrustgevoelens hebben betrekking op een onbehagen gevoel over (de ontwikkeling van) criminaliteit en onveiligheid als maatschappelijk probleem. Fiselier (1978) zegt hierover dat angst- en onrustgevoelens weinig met elkaar gemeen hebben. Mensen die bang zijn om slachtoffer te worden van een misdrijf, maken zich niet automatisch zorgen (onrust) over misdaad als maatschappelijk probleem. Een ander aspect van angstgevoelens is deze niet altijd overeen komt met daadwerkelijke inschattingen van onveiligheid. 4
Subjectieve onveiligheid is het synoniem van onveiligheidsgevoelens en wordt in het stuk door elkaar gebruikt. Bovens, M.A.P., ’t Hart, P. en Van Twist M.J.W. (2007) Openbaar Bestuur. Beleid, organisatie en politiek. (7e herziene druk). Sociaal Cultureel Rapport 1994: p. 450 7 Bovens, M.A.P., ’t Hart, P. en Van Twist M.J.W. (2007) Openbaar Bestuur. Beleid, organisatie en politiek. (7e herziene druk). p. 196 5 6
7
Mensen kunnen zich onveilig voelen, terwijl daar feitelijk gezien geen aanleiding voor is. Onveiligheidsgevoelens kunnen dus groter zijn in gevallen waarin de kans op slachtofferschap zeer gering is8. Vrouwen voelen zich bijvoorbeeld minder veiliger dan mannen9, terwijl mannen meer risico lopen op slachtofferschap10. Bij allochtonen vrouwen van niet westerse landen is dit een groter probleem11. Van der Vijver geeft in zijn artikel geen kant en klare definitie, maar refereert wel naar een brede definitie die in 1991 gepubliceerd is in het rapport 'Veiligheid en politie- een beheersbare zaak’. In het rapport staat een voorbeeld van een steekproef onder burgers, waarbij gevraagd wordt ‘of men zich de laatste tijd wel eens onveilig heeft gevoeld of zorgen heeft gemaakt om iemand in de naaste omgeving’. Daarbij werd aan respondenten een vragenlijst voorgelegd met verschillende vormen van onheil (criminaliteit, verkeersongevallen, werkeloosheid, burenoverlast, ziekte) met het verzoek aan te geven waardoor men zich het meeste bezorgd over voelt. Hierbij ging het dus niet alleen maar om onveiligheisgevoelens, maar om een algemenere begrip ‘bezorgd voelen’, en dan niet alleen over zichzelf, maar ook nog voor de naaste. Niet dat de uitkomsten veel te maken hebben met onveiligheidsgevoelens. De uitkomsten zijn juist interessant vanwege de indicatie over het relatieve belang van verschillende onderwerpen waarover mensen zich zorgen maken12. Uit het kwalitatieve deel van de geraadpleegde onderzoek werden onveilgheidsgevoelens door burgers gedefinieerd als: ‘het voelen van concrete bedreigingen, soms door een unheimisch, onbehaaglijk, niet op je gemak voelen’. Ook blijken aspecten als irritatie (‘kan dat allemaal zomaar’), of normatieve stellingname (‘dat kan toch niet zomaar’) een rol spelen. Het is geen dus geen onbekende gedachte dat onveiligheidsgevoelens niet alleen maar worden veroorzaakt door criminaliteit. Maar ook andere, onderliggende emoties die hier een relatie mee hebben zoals een brede maatschappelijk maatschappelijke onvrede die veel meer samenhangt dan met misdaad. Het Sociaal Cultureel Rapport van 1994 zegt hierover het volgende: ‘het wegvallen van vaste structuren door processen van secularisering en emancipatie, veranderde Oost-West verhoudingen, zijn factoren die in psychologische zin gevoelens van onveiligheid met zich mee kunnen brengen’13. Veelal hangen onveiligheidsgevoelens dus samen met een tal van bekende en minder bekende factoren. Van der Vijver verondersteld dat bijvoorbeeld een vermindering van veel voorkomende criminaliteit niet zal leiden tot een minder onveiligheidsgevoelens. Belangrijker is om te kijken naar andere determinanten die hierbij van belang zijn zoals specifieke eigenschappen van personen en locaties waar deze zich voor doen. Onveiligheidsgevoelens blijken sterk samen te hangen met de oordeel over waar ze wonen dan bijvoorbeeld slachtofferschap. Van der Vijver zegt hierover dat het zelf zo is dat mensen die vinden in een slechte buurt te wonen en die geen slachtoffer zijn geweest, zich onveiliger voelen dan mensen die meervoudig slachtoffer zijn geworden en die vinden in een goede buurt te wonen. Hiermee komen wij uit op een mogelijke verklaring dat onveiligheidsgevoelens samenhangen met de mate waarin mensen het gevoel hebben hun omgeving te kunnen beheersen, controle uit te kunnen oefenen op situaties waarin zij kunnen komen te verkeren. 2.3 Onveiligheidsgevoelens volgens de Veiligheidsmonitor Rijk 2008 (VRM) De VRM 2008 geeft geen kant en klare definitie van onveiligheidsgevoelens. De VRM geeft echter veel informatie over landelijke en regionale statistieken ten aanzien van slachtofferschap van criminaliteit, onveiligheidsgevoelens van burgers, buurtproblemen en meningen over het functioneren van de politie. Met de VMR wordt dus naast objectieve onveiligheid, ook een beeld gegeven over de subjectieve veiligheid in Nederland. De wijze waarop deze subjectieve kant van onveiligheid wordt gemeten kan ons wellicht meer inzicht geven in wat wordt verstaan onder de noemer onveiligheidsgevoelens. Als snel wordt duidelijk dat de vragen die in de VMR aan burgers worden gesteld, betrekking hebben op de mate 8
Fiselier, J.P.S., (1979) ‘Slachtoffer van delicten:een onderzoek naar verborgen criminaliteit’. Utrecht SCP (2006) Sociaal Cultureel Planbureau 2006. Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzicht. De haag: Sociaal Cultureel Planbureau 2006.. p. 63 10 Vijver, C.D.van der (1994) ‘Politie en onveiligheidsgevoelens’, Tijdschrift voor criminologie, jrg. 36, nr. 4, p. 319. 11 Sociaal Cultureel Planbureau, 2006. p. 36 12 In het onderzoek ‘Veiligheid en politie ’bleek criminaliteit niet bovenaan te staan. Als belangrijkste determinant kwam verkeersveiligheid naar vooor en gevolgd door ernstige ziekte, inbraak, milieuramp en beroving.(Veiligheid en politie, 1991:74) 13 Sociaal Cultureel Rapport 1994: 450 9
8
waarin bepaalde openbare orde- en veiligheidsproblemen voorkomen. Deze openbare orde en veiligheidsproblemen worden meestal in verband gebracht met strafbare feiten (opgenomen in het wetboek van strafrecht) die in de directe woonomgeving van burgers voorkomen. Bij al deze vragen gaat het over vrij algemene onveiligheidsgevoelens ten aanzien van criminaliteit en daaraan gerelateerde vermijdingsgedrag. Dit met het oog op het hanteren van kengetallen om beleid op uit te voeren en in evaluaties trendbreuken waar te nemen (waardoor beleid herzien en bijgesteld kan worden). Algemene onveiligheidsgevoelens Om de subjectieve veiligheid in Nederland te beschrijven is in de VMR gekozen voor een aantal algemene determinanten die in de veronderstelling een relatie hebben met onveiligheidsgevoelens. Het gaat hierbij om een subjectief oordeel ten aanzien van verkeersoverlast, overige overlast en verloedering van de fysieke woonomgeving. Bij de ondervraagde burgers die zich wel eens onveilig voelen wordt dan ook gevraagd of zij zich wel eens respectievelijk vaak onveilig voelen in bepaalde situaties. Hierbij gaat het om een aantal situaties waaronder in het openbaar vervoer, rondom uitgaansgelegenheden, of op plekken waar groepen jongeren rondhangen. Al deze onderwerpen worden aangemerkt als factoren die mede een bijdrage leveren aan onveiligheidsgevoelens. Volgens het VRM speelt naast deze genoemde determinanten ook de mate waarin burgers vinden dat zij zelf en anderen betrokken zijn bij hun woonbuurt. Hieruit kan men de conclusie trekken dat deze een belangrijke rol speelt in onveiligheidsgevoelens. De veronderstelling is waarin deze betrokkenheid veelal aanwezig is, dit een positieve bijdrage levert aan de beleving van veiligheid. Vandaar dat mede op verzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau een aantal vragen hierover in het VMR zijn meegenomen, hetgeen ook ten goede komt aan meer kennis en inzicht in deze complexe materie. Vermijdingsgedrag In de VMR wordt ook gevraagd of men bepaalde situaties vermijdt vanwege een gevoel van onveiligheid. Hierbij gaat het met name om het vermijden van bepaalde plekken in de woonplaats (bijvoorbeeld hangjongeren), ’s avonds niet open doen, waardevolle spullen thuis laten, omlopen of omrijden, kinderen niet ergens naar toe laten gaan en niet met het openbaar vervoer gaan. Onderzoekers hebben dus verschillende aanwijzingen gevonden dat dit vermijdingsgedrag gerelateerd is aan angstgevoelens (het zijn immers relatief angstige mensen die zich ’s avonds niet op de verschillende locaties begeven). Vandaar dat onderzoekers het interessanter vinden om te kijken naar angstgevoelens op specifieke locaties en tijdstippen. 2.4 Onveiligheidsgevoelens volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau 2006 (SCP) Op verzoek van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Justitie, en Verkeer en Waterstaat (V&W) is door het SCP (2006) een uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar de determinanten van onveiligheidsbeleving (tk 2004/2005). Doelstelling van het onderzoek was om enerzijds inzicht te krijgen in de onveiligheidsgevoelens van burgers en anderzijds de wijze waarop deze gevoelens tot stand komen. Wanneer mensen aangeven dat zij zich bijvoorbeeld onveilig voelen, dan kan dat zijn omdat ze angst voor criminaliteit hebben, bang zijn in het donker, angst hebben voor vreemden of het onprettig vinden om alleen te zijn. Allereerst wordt duidelijk dat de term onveiligheidgevoel betrekking heeft en veelal wordt gebruikt voor een complexiteit aan gevoelens, denkbeelden en opinies. Na een gerichte zoekactie wordt door Sociaal Cultureel Planbureau aangegeven dat het gaat om een drietal aspecten belangrijke aspecten ten aanzien van het concept onveiligheidsgevoelens14: 1. de angst om slachtoffer te worden; 2. de inschatting van de kans op slachtofferschap; 3. en de bezorgdheid over de wijze waarop de criminaliteit zich ontwikkelt 14
SCP (2006) Sociaal Cultureel Planbureau 2006. Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzicht. De haag: Sociaal Cultureel Planbureau 2006. p.18
9
Conceptueel model15 Het Sociaal Cultureel Planbureau veronderstelt dat iemands persoonlijkheid, kwetsbaarheid, leefstijl en (in)directe slachtofferervaringen belangrijke determinanten van zijn van zijn of haar angstgevoelens. Ook neemt het Sociaal Cultureel Planbureau aan dat de inrichting van de publieke ruimte, de samenstelling van de bevolking, sociale cohesie, verloedering, overlast en criminaliteit van invloed zijn op angstgevoelens. Deze kenmerken van de sociale context kunnen betrekking hebben op de woonomgeving of op andere contexten, zoals het openbaar vervoer, winkelcentra en uitgaansgelegenheden. Fig 1: Conceptueel Model (SCP 2006, Angstige burgers, p. 42)
2.5 Deelconclusie In veel voorgaande onderzoeken zijn begrippen over onveiligheidsgevoelens, angstgevoelens en onrustgevoelens, gevoel van onveiligheid etc. op verschillende manieren gedefinieerd waardoor dus geen eenduidige definiëring is ontstaan. Dit heeft onder andere ook het gevolg dat er een hoge mate van abstractieniveau is bereik en dat er een conglomeraat is ontstaan aan betekenissen van onveiligheidsgevoelens in relatie tot mens en maatschappij, criminaliteit en onveiligheid. Desalniettemin geven empirische bronnen ons meer inzicht in de oorzaken die ten grondslag liggen aan onveiligheidsgevoelens. Hierbij wordt veronderstelt dat iemands persoonlijkheid, kwetsbaarheid, leefstijl en (in)directe slachtofferervaringen belangrijke determinanten van zijn of haar angstgevoelens. Bij onveiligheidsgevoelens gaat het om de angst om slachtoffer te worden, de inschatting van de kans op slachtofferschap, de bezorgdheid over de wijze waarop de criminaliteit zich ontwikkelt en de en de mate waarin mensen het gevoel hebben hun omgeving te kunnen beheersen, controle uit te kunnen oefenen op situaties waarin zij kunnen komen te verkeren. Hierbij speelt de inrichting van de publieke ruimte, de samenstelling van de bevolking, sociale cohesie, verloedering, overlast en criminaliteit en van invloed zijn op angstgevoelens16. Het wetenschappelijk conceptueel model van het SCP (2006) geeft ook meer houvast aan onderzoekers en beleidsmakers die zich bezighouden met onveiligheidsgevoelens.
Het conceptueel model in figuur 1 vormt de basis voor toekomstige empirische analyses. SCP (2006) Sociaal Cultureel Planbureau 2006. Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzicht. De haag: Sociaal Cultureel Planbureau 2006. p. 41 15 16
10
3. Bevorderen van subjectieve veiligheid In het voorgaande hoofdstuk hebben we kunnen lezen dat nog niet alles bekend is over onveiligheidsgevoelens en de oorzaken daarbij. Een nadere oriëntering op de definiëring van onveiligheidsgevoelens, kan dienen als herbezinning op de aanpak van subjectieve onveiligheid in de regio Gooi en Vechtstreek. Wel hebben wij kunnen lezen dat er een aantal directe determinanten zijn die een samenhang hebben met onveiligheidsgevoelens. 3.1 Deelvraag 2: Hoe kan subjectieve veiligheid bevorderd worden? Door Van der Vijver (1994) wordt aangegeven dat normatieve maatregelen (door de politie) en aangrijppunten op het gebied van sociale zelfredzaamheid en cohesie kunnen bijdragen aan het verminderen van onveiligheidsgevoelens Ook de adviezen uit het SCP (2006) -informeren over risico’s en beïnvloeden van onveiligheidsignalen zijn succesfactoren. A) Normatief component Een aansprekende zienswijze ten aanzien van het bovengenoemde vraag, heb ik kunnen vinden in het artikel over ´Politie en onveiligheidsgevoelens’ van de heer Van der Vijver (1994). Hierbij gaat het over de normatieve component van de politie. Hiermee wordt bedoeld dat de politie een belangrijke bijdrage kan leveren aan het creëren van een rechtvaardige samenleving waardoor veiligheidsgevoelens worden vergroot17. De insteek van de politie kenmerkt zich door een rechtvaardige grondhouding ten aanzien een wellevend bejegenen van burgers en slachtoffers. Als iemand slachtoffer is geworden van een strafbaar feit, dan dient de slachtoffer daar ook in erkent te worden. Hierdoor wordt recht gedaan aan de burger en daarmee ook een rechtvaardige wereld. B) Het vergroten van de sociale zelfredzaamheid en cohesie Van der Vijver verondersteld dat veiligheidsgevoelens zal toenemen, indien burgers het gevoel krijgt de eigen omgeving te kunnen beheersen en invloed te kunnen uiten op onveilige situaties. In een eerder onderzoek door Toorvliet (1991) is al aangetoond dat bekendheid en voorspelbaarheid een belangrijke graadmeter hiervoor is18. Onveiligheidsgevoelens hangen samen met de kwaliteit van de leef en woonomgeving. De mate waarin bewoners contact hebben met de wijk vormt ook een belangrijke graadmeter. Verloedering, overlast en een concentratie van criminaliteit vergroten onveiligheidsgevoelens. Hiermee vinden we aansluiting op een latere studie naar angstgevoelens van het CPB (2006). Het Sociaal Cultureel Planbureau geeft concrete handvatten aan overheden die kunnen bijdragen aan een vermindering van onveiligheidsgevoelens19. C) Informeren over feitelijke risico’s van slachtofferschap Op basis van empirisch onderzoek naar onveiligheidsgevoelens wordt geconcludeerd dat risicoperceptie een belangrijke voorspeller is van angstgevoelens. Wij weten dat burgers over het algemeen de risico’s overschatten ten aanzien van ernstige delicten en onderschatten risico’s op minder ernstige delicten20. Het geven van feitelijke en objectieve informatie over kansen om slachtoffer te worden van criminaliteit is dus van belang. Hierover gaat het niet alleen maar over risico dat een bepaald delict voorkomt, maar vooral ook om een vergelijking in de tijd, tussen gebieden of met andere risico’s, zodat deze in een context worden geplaatst. Dat angstgevoelens beïnvloed kunnen worden via cognitieve processen is geen nieuwe gedachte21. De centrale en lokale overheid en de media hebben hier een belangrijke taak in. 17
Vijver, C.D.van der (1994) ‘Politie en onveiligheidsgevoelens’, Tijdschrift voor criminologie, jrg. 36, nr. 4, p. 324. Op bekende stations met een begin en eindpunt waar men vaak komt, voelt men zich bijvoorbeeld doorgaans veiliger. 19 Hoewel niet alle vragen zijn beantwoord over de determinanten van onveiligheidsgevoelens, zijn deze handvatten door het Sociaal Cultureel Planbureau in 2006 aangereikt aan de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bzk), Justitie, en Verkeer en Waterstaat (V&W). (Sociaal Cultureel Planbureau voor beleidsontwikkeling, 2006. P.12 Deze maatregelen kunnen door beleidsmedewerkers worden doorvertaald op regionaal en lokaal niveau. (In hoofdstuk vier wordt een vertalingslag gemaakt voor de regio Gooi en Vechtstreek). 20 Warr 2000: 465 21 Winkel (1990). 18
11
D) Beïnvloeding van signalen van gevaar Burgers ervaren in bepaalde situaties een signaal van gevaar, waardoor ze zich onveilig voelen. Hierbij is het belangrijk om enkele signalen van gevaar te onderscheiden, die van belang zijn voor gevoelens van onveiligheid en die op enigerlei wijze mogelijk beïnvloedbaar zijn. Dit betekent dat vooral situationele factoren belichten moeten worden. Met uitzondering van de wijze waarop burgers hun risico’s percipiëren, zijn individuele kenmerken nauwelijks manipuleerbaar (terwijl ze wel een belangrijke verklaring bieden voor angstgevoelens). De beïnvloeding kan gericht zijn op het verminderen van het gevaar zelf, of op het bewerkstelligen dat burgers bepaalde signalen niet als gevaar voor criminaliteit zien. 3.3 Deelconclusie Door Van der Vijver is al opgemerkt dat onveiligheidsgevoelens of het nou gaat om persoonlijke angstgevoelens of onrust over criminaliteit de normatieve component van groot belang is. Hiermee wordt bedoeld dat de politie een bijdrage kan leveren aan een rechtvaardige samenleving. De politie heeft hierin een symbolische en een faciliterende functie. Alhoewel er meer onderzoek gedaan kan worden over het wetenschappelijk concept van onveiligheidsgevoelens, weten wij inmiddels dat sociale zelfredzaamheid en sociale cohesie bijdragen aan meer subjectieve veiligheid. Dit komt het beste in uitdrukking indien burgers het gevoel krijgen bekend zijn met de omgeving, deze te kunnen beheersen en invloed te kunnen uiten op onveilige situaties. Vanuit de overheid mag verwacht worden dat dit proces wordt ondersteund door meer informatie te geven over feitelijke risico’s van slachtofferschap en door het beïnvloeden van gevaar zelf.
12
4. Onveiligheidsgevoelens in de Gooi en Vechtstreek Zoals bekend geeft de VRM op landelijk en regionaal niveau een beeld over slachtofferschap van criminaliteit, onveiligheidsgevoelens van burgers, buurtproblemen en meningen over het functioneren van de politie. De VMR meet daarbij zowel objectieve als subjectieve vormen van onveiligheid. Hierbij gaat het om politiegegevens en vragen over de mate waarin burgers slachtoffer zijn geworden van verschillende vormen van veel voorkomende criminaliteit. Logischerwijs hebben deze cijfers betrekking op onveiligheidsgevoelens maar worden (gezien de centrale vraag) buiten beschouwing gelaten. De subjectieve kant van onveiligheid wordt gemeten met een aantal vragen over onveiligheidsgevoelens en de mate waarin volgens de inwoners bepaalde openbare orde- en veiligheidsproblemen voorkomen in hun directe woonomgeving (buurtproblemen). Daarnaast worden ook vragen gesteld over de mate van sociale cohesie in de buurt. In het voorgaande hoofdstuk hebben wij kunnen lezen dat deze van grote invloed zijn op onveiligheidsgevoelens. In de VMR worden verder drie groepen buurtproblemen onderscheiden: verkeersoverlast, overige overlast en verloedering van de fysieke woonomgeving (fysieke verloedering). Deze zaken worden aangemerkt als factoren die een bijdrage leveren aan de onveiligheidsgevoelens van burgers. Alle gemeenten in de regio Gooi en vechtstreek hebben deze onderdelen in meerdere en mindere mate geprioriteerd. In het onderstaande deelvraag wordt gekeken naar het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder die zich wel eens onveilig voelt. Allereerst wordt er een landelijke beeld gegeven en vervolgens wordt er ingezoomd op de regio Gooi en Vechtstreek. Ook wordt er gekeken naar het percentage mensen dat zich vaak onveilig voelt. 4.1 Deelvraag 3: Hoe is het gesteld met de onveiligheidsgevoelens in de Gooi en Vechtstreek? In opdracht van het rijk wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek middels een VMR jaarlijks in kaart gebracht hoe het gesteld is met de (veiligheid en) onveiligheidsgevoelens in Nederland en regio Gooi en Vechtstreek. Hieronder een landelijk en een regionaal beeld. Ook wordt er een belangrijke opmerking geplaatst over het lokaal beeld. Landelijk beeld Volgens de VMR 2008 voelde een vijfde van de bevolking van 15 jaar en ouder zich wel eens onveilig (20%). Dit aandeel ligt bijna twee procentpunten lager dan in 2007 en ruim 3 procent lager dan het jaar daarvoor. In 2005 voelde nog meer dan een kwart van de bevolking (27%) zich onveilig. Het aandeel dat zich wel eens onveilig voelt is daarmee in drie jaar tijd met 7 procent gedaald22. Volgens de VMR 2008 voelt 3 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder zich vaak onveilig. Het aandeel dat zich vaak onveilig voelt is in drie jaar tijd met bijna 2 procent gedaald23. Regionaal beeld Gooi en Vechtstreek Als we inzoomen op de regio Gooi en Vechtstreek zien we dat zich in 2008 wel eens onveilig voelde bedroeg 21.5 procent. Dit aandeel ligt 1 procent hoger dan in 2007 en ruim 1,5 procent lager dan het jaar daarvoor. In 2005 zijn geen gegevens voorhanden aangezien er op regionaal niveau niet is gemeten. Volgens de VMR 2008 voelt 2,5 procent van de bevolking in de regio Gooi en Vechtstreek van 15 jaar en ouder zich vaak onveilig. Het aandeel dat zich vaak onveilig voelt is in drie jaar tijd met bijna 0,5 procent gedaald24. Verder blijkt uit het meerjarig beleidsplan 2008-2011 voor de politieregio Gooi en Vechtstreek dat inwoners van Gooi en Vechtstreek zich het meest onveilig voelen op plekken waar jongeren rondhangen en bij uitgaansgelegenheden. Uit deze gegevens, gecombineerd met de uitkomsten van de geregistreerde criminaliteit, blijkt dat de impact op de onveiligheidsgevoelens van de burgers vooral afkomstig is van jeugdoverlast en uitgaansgeweld25. 22
Veiligheidsmonitor Rijk 2008 – Landelijke rapportage p. 27 Veiligheidsmonitor Rijk 2008 – Landelijke rapportage p. 27 Veiligheidsmonitor Rijk 2008 – Tabbellen rapport p. 33 25 Regio Gooi en Vechtstreek. Beleidsplan 2008 – 2011 p. 9 23 24
13
Gemeente X Gooi en Vechtstreek Onduidelijk is hoe gemeenten onderling scoren, aangezien geen enkele gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek aangesloten is op de VMR van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Enkele gemeenten beschikken wel over een zogeheten Omnibusonderzoek waarmee ook de mate van onveiligheid(sgevoelens) in kaart wordt gebracht. Gezien de verschillende methoden en technieken die veelal hierbij worden gebruikt kunnen geen statistische vergelijking worden gemaakt. Dit is een interessant feit omdat gemeentebesturen hiermee niet in staat zijn om te benchmarken en hun score en positie daarmee te bepalen. 4.2 Deelconclusie Uit het eerdergenoemde gegevens uit het VMR blijk dat de regio Gooi en Vechtstreek in 2008 over ‘wel eens onveilig voelde’ een iets hogere score van (+ 1,5%) heeft ten opzichte van het landelijke gemiddelde (20%)26. Hieruit kan de conclusie getrokken worden dat de regio Gooi en Vechtstreek een lichte negatieve afwijking heeft ten opzichte van het landelijk beeld. Uit het landelijk en regionaal beeld blijk dat de regio Gooi en Vechtstreek in 2008 over ‘vaak onveilig voelde’ een iets lagere score heeft (- 0,5%) ten opzichte van het landelijke gemiddelde (3%)27.Onduidelijk is hoe gemeenten onderling scoren aangezien geen enkele gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek aangesloten is op de VMR van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Hierdoor zijn gemeenten niet in staat om te benchmarking.
26 27
Veiligheidsmonitor Rijk 2008 – Tabbellen rapport p. 33 Veiligheidsmonitor Rijk 2008 – Tabbellen rapport p. 33
14
5. Effectieve aanpak van onveiligheidsgevoelens Wij hebben kunnen lezen dat maatregelen gericht op onveiligheidsgevoelens in relatie gebracht moeten worden met normering, sociale zelfredzaamheid en cohesie. Uitgaande van deze tweetal centrale thema’s kan door de desbetreffende gemeenten onderzocht worden of aanpassing binnen het vigerend beleid nodig is28.
Veilige woon- en leefomgeving
Overlast tussen bewoners Wijkveiligheid Senoiren en veiligheid Geweld / Huiselijk geweld Woninginbraak Brandstichtingen Parkeeroverlast Drugs- en drankoverlast/gebruik Bedrijvigheid en Horeca/uitgaansgelegenheden veiligheid Toezicht winkelcentra/openbare ruimte Keurmerk Veilig Bedrijfsinbraken/KVO Ondernemen (KVO) Evenementen Veiligheid natuur/recreatiegebieden Jeugd en veiligheid Overlastgevende jeugdgroepen Fysieke veiligheid Verkeersveiligheid/alcohol in het verkeer Rampenbestrijding Externe veiligheid Milieu Voertuigcriminaliteit: - Diefstal af/ uit auto’s - Vernielingen (auto) - Fietsendiefstal Veelplegers Overige Asielzoekerscentrum Crailo veiligheidsgebieden Radicalisering Drugsproductie/-handel (anti)discriminatie
x x x
x x
x x
x x
x
x x
x x
x x
Muiden
Wijdemere n
Blaricum
Laren
Naarden
Weesp x
x
x x x
x x
x x
x
x x
x x
x
x
x x
x
x
x x
x x
x
x
x x
x x
x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x x x
x x
x
x
x x x
x x
x x x
x x x x
x x x
x x
x
x
x x x
x
x x x
x x
x x x
x x
Regio Gooi en Vechtstreek. Beleidsplan politie Gooi en Vechtstreek 2008 – 2011: p. 14
15
x x
x
x
28
Bussum
Veiligheidsthema
Huizen
Veiligheidsveld
Hilversum
5.1 Deelvraag 4: Wat zou er in Gooi- en Vechtstreek nog meer gedaan kunnen worden om de subjectieve veiligheid te vergroten? In 2008 hebben de gemeenten in samenwerking met het politiekorps Gooi en Vechtstreek stappen gezet naar het maken van een Gezamenlijk Veiligheidsplan met gemeenten. De samenwerking zal de komende jaren worden voortgezet waarbij het zwaartepunt van het opstellen van een Integraal Veiligheidsplan steeds meer bij de gemeenten zal komen te liggen. Onderstaande overzicht maakt duidelijk welke onderwerpen in de meeste gemeenten geprioriteerd zijn.
x
De gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek kunnen redelijk snel controleren of ze voldoende aandacht besteden de hieronder beschreven maatregelen. Communicatie en de VMR zijn toegevoegd aan de maatregelen, aangezien beide onderdelen op verschillende manieren een bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van veiligheidsgevoelens. Maatregel A: Normering door politie Burgers willen door de politie gesteund worden in het vertrouwen dat zij leven in een rechtvaardige samenleving. Het optreden van de politie ten aanzien van incidenten moet hierop zijn gericht. Dit betekent dat de veiligheidsbeleving van de burger een belangrijke rol speelt in het handelen van de politie. Burgers die moeten uit hun directe leefomgeving en/of uit de media kunnen vernemen, dat zij op de politie kunnen rekenen als hen onverhoopt iets mocht overkomen. Belangrijkste wat er nog gedaan kan worden is dat de politie Gooi en Vechtstreek zich meer inleeft in de situatie van de burger en erkenning geven aan burgers dat zij het slachtoffer zijn van een incident en/of delict. De problemen die daarmee samenhangen dienen ten allen tijde serieus te worden genomen. De landelijke visie ten aanzien van Waakzaam en Dienstbaar gaan in deze redenering goed samen29 Hierbij is het belangrijk dat de burger het gevoel heeft dat er actief wordt gewerkt aan een oplossing van het probleem. De verrichte handelingen dienen terug te worden gekoppeld aan de burger. De laatste ICT technieken kunnen hier ook aan bijdragen. Maatregel B: versterken sociale zelfredzaamheid en cohesie Gedrag dat afwijkt van bestaande normen worden veelal als onveilig beschouwd. Onveiligheidsgevoelens hangen veelal samen met de mate waarin mensen het gevoel hebben hun omgeving te kunnen beheersen, controle uit te oefenen op situaties waarin zij kunnen komen te verkeren. Daarnaast speelt het intermenselijke contact in de wijk ook een belangrijke rol. Hoe beter en makkelijker mensen elkaar kunnen vinden hoe veiliger zij zich kunnen voelen. Deze aanpak komt het meest in uitdrukking tot het beleidsveld Veilige woon- en leefomgeving zoals aangegeven door de methode Kernbeleid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het veld ‘veilige woon- en leefomgeving’ bundelt veiligheidsthema’s die direct met de alledaagse kwaliteit van wonen en leven in buurten en wijken te maken hebben. Thema’s zijn bijvoorbeeld overlast tussen bewoners, verloedering, woninginbraak, fietsendiefstal maar ook huiselijk geweld en overlast van drugs- en alcoholgebruik. Het gaat om verschijnselen die van invloed zijn op onveiligheidsgevoelens en die ook in de VMR terugkeren. In de aanpak moeten wij verder denken aan preventieve maatregelen ten aanzien van risicogroepen en -locaties waarbij sprake is van verloedering en een toename van onveiligheid. Verloedering van de leefomgeving wordt zoals bekend in relatie gebracht met een negatief oordeel over de wijk waar ze wonen. Hierbij kan gedacht worden aan meer aandacht door gemeentelijke afdelingen die zich bezig houden met beheer en onderhoud of door het intensiveren van het opbouwwerk. Bewoners kunnen ook zelf ook actie ondernemen door een burgernet te organiseren30. Veel gemeenten hebben ook een integraal wijkoverleg waar elk probleem besproken kan worden. Tweetal belangrijke onderwerpen ten aanzien van onveiligheidsgevoelens zijn overlastgevende jongeren (vooral van niet westerse komaf) en woninginbraak. Het ontwikkelen van regionaal jeugdbeleid gericht op jeugdoverlast en het implementeren van het Keurmerk Veilig Wonen in gemeenten kan uitkomst bieden. Maatregel C: communicatie onderling en met burgers Veel gemeenten achten communicatie als een belangrijk middel bij het uitvoeren van hun veiligheidsbeleid. Veel interne en externe betrokkenen moeten in beweging gebracht worden. De bedoeling is dat zij de zin en (on)mogelijkheden van het beleid inzien en er eventueel eraan willen bijdragen. Een optimale communicatie is dus nodig. Indien dit op een juiste manier wordt gedaan komt dit de regierol van gemeenten tot zijn recht. Effectieve aanpak van onveiligheidsgevoelens staat of valt 29 30
Werken vanuit een missie , Politievakblad 'Blauw', jaargang 4, 5 juli 2008 nr. 14 www.burgernet.nl
16
immers met de betrokkenheid van de samenwerkingspartners bij de totstandkoming en de uitvoering van het beleid. Dit stelt hoge eisen aan de communicatie over het te voeren beleid31. De veiligheidsbeleving van inwoners van de regio Gooi en Vechtstreek is minstens zo belangrijk als de objectieve veiligheid. Communicatie heeft, in dit verband, het verstrekken van algemene informatie, dus een tweeledig doel. Als eerste het zich ‘veilig voelen’ en ten tweede het ‘zich veilig weten’. Door de manier waarop de media –en ook de politie- omgaan met informatie over onveiligheid, kunnen zelfs onveiligheidsgevoelens ontstaan. Deze communicatie dient dus meer gericht te zijn op het voorkomen van onveiligheidsgevoelens dan op het versterken hiervan. Door het nieuws in een bepaalde context te plaatsen, trends te vermelden en preventieadviezen te geven, kan een positief beeld opgeroepen worden. Belangrijk daarbij is het communiceren over behaalde resultaten (Hale 1996). Ook kunnen mogelijkheden worden genoemd om concreet iets aan de eigen veiligheid te doen. Met andere woorden: open en eerlijk de feiten rondom veiligheid naar buiten brengen heeft dus de voorkeur en geeft meer recht aan een rechtvaardige samenleving. Maatregel D: Instellen lokaal Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) Enkele gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek beschikken over een zogeheten Omnibusonderzoek32 waarmee ook de mate van onveiligheid(sgevoelens) in kaart wordt gebracht. Meeste gemeenten beschikken niet over een vergelijkbare veiligheidsmonitor. Het opnemen van een lokaal VMR zoals gepropagandeerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken kan meer inzicht geven in de mate van onveiligheid(sgevoelens). Met de monitor ontstaat één gezaghebbend instrument voor het meten van veiligheid(sgevoelens) bij de bevolking op landelijk, regionaal en lokaal niveau. Daarnaast zou een VMR aanleiding kunnen zijn om het beleid op lokaal niveau te herzien. Aansluiting vinden op de VMR kan dus meer inzicht geven in lokaal getinte onveiligheidsgevoelens en dienen als een hulpinstrument voor het ontwikkelen van nieuw en effectief beleid.33 Gemeentebesturen kunnen voor een gering bedrag hierop aanhaken met voordelen voor de effectiviteit van het veiligheidsbeleid en de beoordeling daarvan. 5.2 Deelconclusie Ook burgers in de Regio Gooi en Vechtstreek willen door de politie gesteund worden in het vertrouwen dat zij leven in een rechtvaardige samenleving. Het optreden van de politie dient hier symbool voor te staan. Dit komt in uitdrukking door slachtoffers serieus te nemen en erkenning te geven dat zij benadeel zijn en dat en recht moet worden gehaald. Ten aanzien van sociale zelfredzaamheid en sociale cohesie komt de aanpak in uitdrukking door het toepassen van het (integrale) instrument Kernbeleid Veiligheid. Het accent dient te liggen op het beleidsveld Veilige woon- en leefomgeving. Dergelijke thema´s dragen veelal bij aan de sociale zelfredzaamheid en sociale cohesie. Hierbij moeten wij veelal denken aan preventieve maatregelen ten aanzien van verloedering en overlast. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het instellen van integraal wijkoverleg voor allerlei leefbaarheidproblemen samen met de opbouwwerker, intensivering van het jongerenwerk en het instellen van een buurtwachters (andere participerende samenwerkingsvormen gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en cohesie). Een intensieve samenwerking met de belangrijkste partners onder regie van de gemeente kan zorgen voor impuls hiervan. In het bijzonder verdienen onveiligheidsgevoelens veroorzaakt door hinderlijke en overlastgevende jongeren (vooral van niet westerse komaf) en woninginbraken (Het keurmerk Veilig Wonen) aandacht. Het toekennen van meer bestuurlijke aandacht hierop zou kunnen leiden tot nieuwe instrument (jeugdoverbelast veroorzaakt door etnische minderheden) of het toepassen van reeds bestaande en bewezen instrumenten (Keurmerk Veilig Wonen). Bij al het voorgaande speelt communicatie een belangrijk rol en kan indien juist toegepast bijdragen aan een vermindering van onveiligheidsgevoelens. Hierbij moet onder andere gedacht worden aan het vermelden van meer informatie over het te voeren beleid, communiceren van positieve trends en reële risico’s middels bestaande en nieuwe mediabronnen (website, Gooi en Eemlander, gemeentekrant, folders en flyers, veiligheidskrant etc.). Het opnemen van 31 32 33
Cigri, H (2004) Gemeente Weesp ‘Integraal Veiligheidsbeleid 2005 – 2010’, p. 11 Gemeente Huizen & Hilversum Gemeenten kunnen naast de VMR ook (gratis) gebruik maken van de leefbaarheidmonitor van VROM: www.vrom.nl/leefbaarometer
17
een lokaal VMR zoals gepropagandeerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken kan meer inzicht geven in de mate van onveiligheidsgevoelens. Een positieve doorvertaling aan burgers kan bijdragen aan een afname van onveiligheidsgevoelens.
18
6. Eindconclusie Alle deelvragen die aan bod zijn geweest hebben een systematische bijdrage geleverd aan de beantwoording van de hoofdvraag. 6.1
Hoofdvraag: Is er sprake van een effectieve aanpak van subjectieve onveiligheid in de regio Gooi en Vechtstreek? Een effectieve aanpak behelst in de aanname, dat er vanuit een integraal en samenhangende aanpak wordt gewerkt aan alle oorzaken die ten grondslag liggen aan onveiligheidsgevoelens. Dit blijkt vanuit een realistische visie onmogelijk. Er zijn te veel oorzaken van invloed op onveiligheidsgevoelens die buiten de macht liggen van de lokale overheid (en politie)34. Een voorbeeld hiervan zijn de macro politieke en economische ontwikkelingen (zoals terrorisme, oorlog, ziekte-uitbraak en economische crisis). In hoofdstuk 4 hebben wij kunnen lezen dat de regio Gooi en Vechtstreek niet bijzonder veel afwijkt (in de mate van onveiligheidsgevoelens onder burgers) van het landelijk gemiddelde. De gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek hebben allemaal de ambitie om te komen tot Integraal Veiligheidsbeleid. Dit vormt een kans om “effectiever” beleid neer te zetten. Hierbij is het belangrijk om een eenduidige definiëring ten aanzien van onveiligheidsgevoelens te hanteren. Op basis van dit literatuuronderzoek wordt een definiëring in hoofdstuk twee aangereikt. Daarnaast zijn er een aantal aanbevelingen, die op basis van empirisch onderzoek, een kans hebben om onveiligheidsgevoelens te beïnvloeden. Het gaat om normatieve maatregelen en aangrijppunten op het gebied van sociale zelfredzaamheid en sociale cohesie. Ook de constatering ten aanzien van het informeren over risico’s en beïnvloeden van onveiligheidsignalen zijn succesfactoren. Een doordachte communicatiestrategie samen met de VMR kan bijdragen aan een verminderen van onveiligheidsgevoelens. De gemeenten kunnen hier hun effectiviteit mee vergroten. Tot slot dient de complexiteit over onveiligheidsgevoelens nogmaals benadrukt te worden. De complexiteit is namelijk erg groot. Er spelen (te) veel factoren een rol die onveiligheidsgevoelens kunnen aanwakkeren en te weinig instrumenten die effectief kunnen beïnvloeden. Dit wordt bevestigd door meerdere empirische studies naar onveiligheidsgevoelens. Het maatschappelijk fenomeen rondom onveiligheidsgevoelens dient daarom dan ook niet alleen maar gezien te worden als een veiligheidsprobleem. Het dient gezien te worden als een sociaal en cultureel probleem.35
Sociaal Cultureel Rapport 1994: 450 SCP (2006) Sociaal Cultureel Planbureau 2006. Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzicht. De haag: Sociaal Cultureel Planbureau 2006. p. 76 34 35
19
Literatuurlijst Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie, 7 februari 2007 p. 33 Bovens, M.A.P., ’t Hart, P. en Van Twist M.J.W. (2007) Openbaar Bestuur. Beleid, organisatie en politiek. (7e herziene druk). Fiselier, J.P.S., (1979) ‘Slachtoffer van delicten:een onderzoek naar verborgen criminaliteit’. Utrecht SCP (2006) Sociaal Cultureel Planbureau 2006. Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzicht. De haag: Sociaal Cultureel Planbureau 2006. p. 63 Vijver, C.D.van der (1994) ‘Politie en onveiligheidsgevoelens’, Tijdschrift voor criminologie, jrg. 36, nr. 4, p. 319. SCP (2006) Sociaal Cultureel Planbureau 2006. Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzicht. De haag: Sociaal Cultureel Planbureau 2006, p. 36 Sociaal Cultureel Rapport 1994: 450 SCP (2006) Sociaal Cultureel Planbureau 2006. Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzicht. De haag: Sociaal Cultureel Planbureau 2006. p.18 SCP (2006) Sociaal Cultureel Planbureau 2006. Angstige burgers? De determinanten van gevoelens van onveiligheid onderzicht. De haag: Sociaal Cultureel Planbureau 2006 p. 41 Vijver, C.D.van der (1994) ‘Politie en onveiligheidsgevoelens’, Tijdschrift voor criminologie, jrg. 36, nr. 4, p. 324. Warr 2000: 465 Winkel (1990) Sociaal Cultureel Rapport 1994: p. 450 Veiligheidsmonitor Rijk 2008 – Landelijke rapportage: p. 27 Veiligheidsmonitor Rijk 2008 – Tabbellen rapport: p. 33 Regio Gooi en Vechtstreek. Beleidsplan 2008 – 2011: p. 9 Regio Gooi en Vechtstreek. Beleidsplan 2008 – 2011: p. 14 Werken vanuit een missie , Politievakblad 'Blauw', jaargang 4, 5 juli 2008 nr. 14 Cigri, H (2004) Gemeente Weesp ‘Integraal Veiligheidsbeleid 2005 – 2010’, p. 11
20