Monitoringroutes van libellen in de Gooi en Vechtstreek 2014
Vlinder- en Libellenwerkgroep Gooi en Vechtstreek Hans van Oosterhout Egbert Leijdekker
Foto omslag: metaalglanslibel (Somatochlora metallica)
Informatie over dit rapport: Egbert Leijdekker, dr. Abraham Kuyperlaan 18A, 1402 SC Bussum, 06-83567957,
[email protected] Informatie over de Vlinder- en Libellenwerkgroep Gooi en Vechtstreek: Secretaris: Hans van Oosterhout, Loosdrechtseweg 31, 1215 JM Hilversum, 06-20212819,
[email protected]
© e.c.g. leijdekker (2012)
pagina 1
Inhoudsopgave 1. Voorwoord .........................................................................................................................3 2. Inleiding ............................................................................................................................4 3. Het weer in 2014 ...............................................................................................................5 3. Monitoringroutes in het werkgebied.................................................................................6 4. Totaaloverzicht 2014 ..........................................................................................................7 5. Meerjarenoverzicht .........................................................................................................11 6. Trend ontwikkeling .........................................................................................................15 7. Resultaten van de algemene routes .................................................................................17 Hilversumse Meent (routes 159 t/m 166) ..........................................................................17 Groeve Oostermeent (routes 799 t/m 801).........................................................................18 Hilversums Wasmeer (route 809)......................................................................................19 Oude Haven (route 810) ...................................................................................................20 De Meerkade (route 811) ..................................................................................................21 Zanderij Cruijsbergen I en II (routes 836 en 837) ..............................................................22 Kromme Rade (route 838) ................................................................................................23 Zanderij Crailo (route 845) en Rembrandtkwartier (routes 846) ........................................24 Zonneheideven (routes 868 en 869) ..................................................................................25 Verlengde Bergse Pad (route 870) ....................................................................................26 De Lieberg (route 949) .....................................................................................................27 7. Samenvatting gemonitorde routes .....................................................................................29 8. Dankwoord ......................................................................................................................30
pagina 2
1. Voorwoord Hoe is de Libellenwerkgroep tot stand gekomen? In 2006 nam Jelle Harder van Landschap Noord-Holland het initiatief voor een libellencursus in de regio. Deze cursus leidde in 2006 tot de oprichting van de Libellenwerkgroep Gooi en Vechtstreek. Een jaar later werd in dezelfde regio, ook met steun van Landschap Noord-Holland, een vlindercursus georganiseerd. De vlindermensen en libellenmensen besloten in 2007 direct tot samenwerking in de Vlinder- en Libellenwerkgroep Gooi en Vechtstreek. Zowel de libellencursus als de vlindercursus had als specifiek doel om geïnteresseerden de basiskennis bij te brengen die nodig is om succesvol een monitoringroute te lopen.
Rapportages Door een aantal tellers worden de gegevens bijgehouden en ingevoerd in de database van de Vlinderstichting. Jaarlijks wordt er een verslag gemaakt van de resultaten en worden deze vergeleken met voorgaande jaren. Er is een mate van constantheid in de getelde routes, maar ook zijn een aantal routes uitgevallen en dat is erg jammer. De rapportage is gedurende een aantal jaren opgesteld door Ronald Hofmeester, maar dat stokje is nu overgedragen. Er wordt getracht de bestendige gedragslijn ten aanzien van wijze van rapporteren te continueren. De opzet is met ingang van deze rapportage op een aantal onderdelen gewijzigd. Wat betreft de wijziging? Op de een of andere manier werden bepaalde routes, die uit verschillende onderdelen bestond, samengevoegd en geteld als één route, maar bij andere routes was dat niet het geval; denk bij aan bijvoorbeeld De Hilversumse Meent. De oudere gegevens zijn opgehaald bij de Vlinderstichting en opnieuw verwerkt. Ten opzichte van de vorige telling is er goed nieuws te melden en dat is dat Hilversums Wasmeer weer is geteld. Het is wel jammer dat een aantal routes, sommige al enige jaren, niet meer zijn geteld (Zanderij Crailo, Zonneheideven en Verlengde Bergse Pad). Hiermee wordt aangetoond hoe kwetsbaar de libellen groep is, want we doen dit allemaal op vrijwillige basis. Vooralsnog is niet aan te geven of deze routes in 2015 wel worden geteld. Het feit dat routes soms niet worden geteld maakt het wel lastig om een bepaalde trend te ontdekken. De opsteller van deze rapportage heeft helaas geen enkele kennis van zaken als het gaat om libellen en de omstandigheden van de telgebieden. Ondanks een oproep om te melden of er bijzondere omstandigheden waren bij de desbetreffende telgebieden wordt daar helaas geen gehoor aan gegeven.
pagina 3
2. Inleiding Nederland is een rijk libellenland: liefst 70 libellensoorten zijn hier ooit gezien. Van deze soorten planten zich momenteel 61 soorten voort in Nederland. Vier soorten zijn uit ons land verdwenen en de vijf andere soorten zijn onregelmatige zwervers uit het zuiden. Van de inheemse libellensoorten staan er 27 op de Rode Lijst: als gevolg van verdroging, verzuring en vermesting zijn deze soorten momenteel bedreigd in hun voortbestaan in Nederland. Libellen zijn belangrijke graadmeters voor waterrijke biotopen omdat hun aan- of afwezigheid informatie verschaft over de waterkwaliteit, de vegetatie en de mate waarin een gebied verdroogd is.
Wat is een libel - en wat niet? Alle volwassen libellen (dus ook de juffers) hebben de volgende kenmerken met elkaar gemeen: • twee paar stevige, niet-opvouwbare vleugels, met een dicht netwerk van vleugeladers • grote facetogen, die ofwel als twee halve bollen aan de zijkant van de kop zijn geplaatst (juffers), ofwel een groot deel van de kop innemen ('echte' libellen) • een langwerpig achterlijf • zeer dunne en korte voelsprieten op de kop, die nauwelijks opvallen Sommige families uit de insectenorde gaasvleugeligen kunnen sterk op libellen lijken. Dit geldt vooral voor de families mierenleeuwen en bastaardlibellen. De vleugels van deze insecten lijken op die van libellen, maar ze hebben kleinere ogen en langere voelsprieten. Mannelijke libellen zijn trouwens de enige insecten met een secundair geslachtsorgaan aan de basis van het achterlijf. De larven van libellen hebben een zogenaamd vangmasker onderaan de kop en zijn daarmee eveneens uniek in het insectenrijk.
Waar en hoe vind je libellen? Libellen zijn een groot deel van hun levenscyclus gebonden aan water. In vrijwel alle zoete watertypen kunnen libellen voorkomen: vennen, plassen, moerassen, beken, rivieren, enz. Omdat alle libellen voor de voortplanting gebonden zijn aan water, kunnen imago's het makkelijkst worden gevonden langs de waterkant. Rustig langs de oever of door het ondiepe water lopen levert doorgaans de meeste waarnemingen op. Sommige libellensoorten (vooral van de families glazenmakers en glanslibellen) zijn vooral vliegend aan te treffen, boven het water of boven de oever. Ze zijn van grote afstand al op te merken. Juffers en andere 'echte' libellen (bijvoorbeeld korenbouten en rombouten) gaan vaak zitten op of in de vegetatie die in het water of op de oever staat. Ze vallen daardoor in eerste instantie minder op. Vaak vliegen ze echter voor je op als je door de vegetatie loopt, om een eindje verderop weer te gaan zitten. Libellen zijn echte zonaanbidders. Bij warm, zonnig weer zijn libellen actief en makkelijk zichtbaar. Bij bewolking en regen kruipen ze weg in de vegetatie of gaan hoog in bomen hangen. Ze zijn dan vrijwel onvindbaar. Libellen zijn beslist niet alleen langs de waterkant te vinden. De meeste soorten vliegen na het uitsluipen tijdelijk weg van het water, om te jagen, geslachtsrijp te worden en nieuwe voortplantingsgebieden te zoeken. Vooral op zonnige, wind luwe plaatsen zijn ze dan te vinden, ook als er geen water in de buurt is. Denk hierbij aan bosranden, zonnige bospaden, beschutte heidevelden en graslanden.
pagina 4
3. Het weer in 2014 2014 is het warmste jaar sinds het begin van de regelmatige temperatuur-waarnemingen in 1706. In De Bilt komt de jaargemiddelde temperatuur uit op 11,7°C, een stuk hoger dan het warmterecord 11,2°C in 2006 en 2007. Met uitzondering van augustus zijn alle maanden warmer dan normaal verlopen. Maar liefst acht maanden zijn bij de warmste tien geëindigd. 2014 is een zeer zonnig jaar geweest met gemiddeld over het land 1844 zonuren tegen 1639 normaal. Vooral in maart schitterde de zon. Op veel plaatsen was deze lentemaand in ruim een eeuw nog niet zo zonnig geweest. Zoals gebruikelijk waren de kustgebieden dit jaar het zonnigst, in De Kooy bij Den Helder scheen de zon 1966 uur. Op de Veluwe scheen de zon minder, Deelen registreerde 1643 uur zon. 2014 is gemiddeld over het land met 776 mm droog verlopen. De normale jaarsom bedraagt 847 mm. De regionale verschillen zijn groot geweest. Op sommige stations, met name in het noorden en zuidwesten van Nederland is slechts 600-650 mm regen gevallen. In het midden van het land viel lokaal meer dan de normale jaarsom. De lente was de op één na zachtste sinds het begin van de regelmatige metingen in Nederland in 1706. Door de regen van de laatste dagen is mei lokaal extreem nat. De meimaand was niet overal nat. Langs de kust viel op sommige plaatsen niet meer dan 40 mm. In Drenthe viel de meeste regen, lokaal al meer dan 200 mm. In ruim een halve eeuw (sinds 1951) is in mei alleen in 1984 nog meer regen gevallen: Schinnen noteerde toen zelfs 222 mm. Door de natte mei leverde de drie lentemaanden samen een vrijwel normale hoeveelheid neerslag op. Opvallend waren de vele zware buien die vergezeld van hagel en onweer lokaal overlast opleverden. Maart en april waren met achtereenvolgens 26 en 38 mm droge maanden. De gemiddelde temperatuur over de afgelopen drie maanden in De Bilt ligt rond 11,3 graden tegen 9,5 graden normaal (langjarig gemiddelde over het tijdvak 1981-2010). Alleen het voorjaar van 2007 was met gemiddelde 11,7 graden nog zachter. Het uitzonderlijk zachte weer duurt inmiddels al zes maanden. Ook de afgelopen winter was, op de winter van 2007 na, de zachtste winter in drie eeuwen. Van de afzonderlijke maanden waren vooral maart en april zeer zacht. Maart staat op de derde plaats en april op de vierde plaats in de top tien van zachtste maanden. Ook mei was met ongeveer 13,5 graden tegen 13,1 graden normaal een zachte maand, maar de afwijking ten opzichte van normaal was minder groot dan in de voorgaande maanden. Op 20 maart noteerde De Bilt zijn eerste warme dag (maximumtemperatuur 20,0 graden of hoger), op 20 mei de eerste en enige zomerse dag (25,0 graden of hoger) van deze lente. De zon was vaker te zien dan normaal in de lente. Gemiddeld over het land berekende het KNMI circa 595 uur zon tegen 517 uur normaal. Vooral maart was een zonnige maand, april leverde het normale aantal uren zon op terwijl mei aan de sombere kant was. De buien die eind juli, begin augustus over Nederland zijn getrokken waren uitzonderlijk intensief. Opmerkelijk was ook de grote omvang van het gebied met zware regen en wateroverlast. De eerste helft van augustus heeft op een aantal plaatsen al meer dan een maandsom aan regen opgeleverd. Totale hoeveelheid neerslag over 48 uur tussen 27 en 29 juli, meting om 10 uur Nederlandse tijd. Het KNMI gaf op 28 juli vanwege de zware regen voor aan aantal provincies een waarschuwing uit voor extreem weer (code oranje). Op het automatisch neerslagstation van het KNMI in Deelen viel die dag 132 mm waarvan 76 mm binnen één uur. Een dergelijke hoeveelheid valt gewoonlijk in een hele maand. Bron: www.knmi.nl
pagina 5
3. Monitoringroutes in het werkgebied In onderstaande tabel wordt een opsomming gegeven van het aantal routes dat (oorspronkelijk) gemonitord werd, maar een aantal routes zijn vervallen c.q. worden niet meer geteld. Deze niet meer getelde routes zijn doorgehaald en zullen in de volgende rapportage niet meer worden opgenomen.
In onderstaande presentatie worden de routes grafisch weergegeven. Er staan nog wel enkele routes in die niet meer worden gemonitord, omdat dit een verouderde presentatie is, maar nog wel voldoende toegevoegde waarde heeft.
(kaart van libellenroutes in Gooi en Vechtstreek) pagina 6
4. Totaaloverzicht 2014 De monitoringroute Hilversumse Meent bestaat uit meerdere routes, maar zijn samengevoegd om de presentatie daarvan overzichtelijker te maken; datzelfde geldt ook voor de routes Groeve Oostermeent en Cruysbergen. Op de volgende pagina worden deze routes apart gepresenteerd. Wat is de opvallendste ontwikkeling? Het aantal getelde Azuurjuffers in de Lieberg. In 2013 was deze soort eveneens de meest opvallende, maar 2014 is spectaculair te noemen. Het aantal getelde exemplaren is met 4.497 maar liefst ruim 2.500 hoger dan het jaar 2013. Toch is de Azuurjuffer landelijk gezien ook de meest waargenomen soort.
pagina 7
Wat valt er nog meer op? Er zijn enkele soorten die maar in één specifiek gebied zijn gesigna-leerd. Hierbij moet worden gedacht de Metaal glanslibel in de Oude Haven, de Groene Glazenmaker in Kromme Rade en de Zwervende heidelibel in Cruysbergen. Een andere opvallende waarneming is de Tengere Pantserjuffer. Die is alleen in de Lieberg gesignaleerd, maar dan wel 234 exemplaren, van oudsher is dit een belangrijke voortplantingsplek voor deze soort. Hoe ontwikkeling de vijf meest getelde soorten zich? Afgezet op vorig jaar kan worden geconcludeerd dat de top vier dezelfde libellensoorten betreft, waarbij het Lantaarntje en de Houtpantserjuffer van plaats zijn gewisseld. In 2014 heeft de Vuurjuffer plaatsgemaakt voor de Viervlek.
vijf meest getelde soorten 2013
vijf meest getelde soorten 2014
3000
6000
2500
5000
2000
4000
1500
3000
1000
2000
500
1000
0
0
pagina 8
Routes Hilversumse Meent, Groeve Oostmeent en Cruysbergen gespecificeerd. In voorgaande tabel staan drie routes die feitelijk weer zijn onderverdeeld in subroutes. Voor de beeldvorming wordt hiervan nu de onderverdeling gegeven.
pagina 9
metaalglanslibel (Somatochlora metallica) De meest groene glanslibel.
Onderorde libellen
Familie glanslibellen (Corduliidae)
Kenmerken 50-55 mm. De groenste en meest glimmende glanslibel. Borststuk metaalgroen met gouden glans. Ogen eerst dofbruin, later felgroen glimmend. Achterlijf metaalgroen glanzend, onder bepaalde lichtomstandigheden soms staalblauw lijkend. Voorhoofd met gele tekening. Mannetje: achterlijf met sterke insnoering ter hoogte van segment 3. Breedste punt ter hoogte van segment 6 en 7. Vrouwtje: dik gebouwd, niet ingesnoerd. Ronde gele vlek aan beide zijden van achterlijfssegment 3, meestal kleiner dan bij hoogveenglanslibel. Opvallende, rechtafstaande legschede aan de onderzijde van de achterlijfspunt.
Gelijkende soorten Smaragdlibel, gevlekte glanslibel en hoogveenglanslibel.
Voorkomen Algemeen
Habitat Allerlei stilstaande en zwak stromende wateren; vooral bij plassen, kanalen en beken.
Vliegtijd en gedrag Begin mei tot en met begin september, piek van eind juni tot eind juli. De meeste waarnemingen betreffen mannetjes die boven het water patrouilleren en hun ‘territorium’ fel verdedigen tegen andere mannetjes, waarbij ze regelmatig stil blijven hangen in de lucht. Door het sterke territoriale gedrag zijn meestal slechts een of enkele mannetjes zichtbaar bij het water aanwezig, terwijl zich in de omgeving meer mannetjes kunnen ophouden. Wanneer een mannetje uit een ‘territorium’ verdwijnt wordt zijn plaats snel door een ander mannetje opgevuld. Vrouwtjes gedragen zich veel minder opvallend en zijn soms laag vliegend tussen de oevervegetatie waar te nemen tijdens de ei-afzet. Eitjes worden meestal op de vochtige oever vlak boven de waterspiegel afgezet, vaak op beschaduwde plaatsen. Imago’s die nog niet toe zijn aan de voortplanting kunnen jagend langs bosranden en op andere beschutte plaatsen worden waargenomen.
Levenscyclus De larven overwinteren twee of drie keer, alvorens uit te sluipen. Uitsluipen gebeurt van begin mei tot eind juli.
pagina 10
5. Meerjarenoverzicht Zoals eerder aangegeven, beïnvloeden de niet getelde routes wel de totalen, dus moet dan wel in de conclusies worden meegenomen. Welke ontwikkelingen kunnen we nu uit het meerjarenoverzicht concluderen? In ieder geval dat, sinds 2010, het aantal Azuurwaterjuffers explosief is toegenomen en het grote verschil is te herleiden naar het telgebied Lieberg. Wat echter ook opvat is dat het Lantaarntje, ondanks dat deze tot de meest getelde soorten hoort, een spectaculaire afname kent. Dat is overigens wel heel bijzonder, want landelijk gezien staat deze soort op de tweede plaats van meest getelde libellen.
pagina 11
Aantal getelde routes is gewijzigd. In voorgaande rapportage werd de Hilversumse Meent, die uit acht routes bestaat, als één route opgenomen, terwijl dat voor andere meervoudige routes niet opging. Nu worden alle individuele routes afzonderlijk geteld; de historische gegevens zijn hierop aangepast. Wat valt nog meer op? De trend van de meeste soorten en waargenomen exemplaren in 2014 blijft in zijn algemeenheid (redelijk) gelijk ten opzichte van 2013, maar er zijn wel uitschieters. Het Lantaarntje is al benoemd, maar de Viervlek lijkt, met een verdubbeling in aantal, weer te zijn teruggekeerd op het niveau van een aantal jaren geleden. De Vuurjuffer en Watersnuffel kennen echter een daling van circa de helft en dat is een negatieve ontwikkeling. Zoals echter aangegeven kunnen de telgebieden die niet continue zijn geteld, wel van negatieve invloed zijn. De jaarontwikkeling per telgebied geeft meer inzicht. Aantal libellen waarvan er meer dan 200 zijn geteld. In onderstaande grafische weergave wordt inzage gegeven in het verloop van de soorten, waarvan er meer dan 200 exemplaren in een jaar zijn geteld. > 200 getelde soorten 6000
5000 2007
4000
2008 2009
3000
2010 2000
2011 2012
1000
2013 2014
0
pagina 12
Vijf meest getelde soorten in de jaren Het valt op dat in de meeste jaren de Azuurwaterjuffer, Variabele waterjuffer en het Lantaarntje de meest waargenomen libellensoort waren. Voor een deel past dit bij de landelijke trend. Top 5 meest geteld Lantaarntje
2007 2581
2009
Top 5 meest geteld
2010
Lantaarntje
Top 5 meest geteld
2008 1723
Lantaarntje
Top 5 meest geteld
2381
Variabele waterjuffer
2022
1616
Variabele waterjuffer
1664
Azuurwaterjuffer
1571
Kleine roodoogjuffer
1432
Lantaarntje
1481
Variabele waterjuffer
929
Variabele waterjuffer
Watersnuffel
821
Watersnuffel
682
Grote roodoogjuffer
548
Vuurjuffer
476
Azuurwaterjuffer
883
Kleine roodoogjuffer
931
Azuurwaterjuffer
394
Grote roodoogjuffer
475
Watersnuffel
816
Watersnuffel
873
Top 5 meest geteld
2011
Top 5 meest geteld
2012
Top 5 meest geteld
2013
grootste 5 soorten
2014
Azuurwaterjuffer
1947
Azuurwaterjuffer
2963
Azuurwaterjuffer
2555
Azuurwaterjuffer
5024
Grote roodoogjuffer
1383
Variabele waterjuffer
1448
Variabele waterjuffer
2134
Variabele waterjuffer
2172
Variabele waterjuffer
1173
Lantaarntje
907
Lantaarntje
869
Houtpantserjuffer
596
Lantaarntje
1143
Grote roodoogjuffer
820
Houtpantserjuffer
621
Lantaarntje
439
Viervlek
498
Vuurjuffer
402
Viervlek
379
Viervlek
599
pagina 13
houtpantserjuffer
(Chalcolestes viridis)
Zet eitjes af in takken van bomen en struiken.
Onderorde juffers
Familie pantserjuffers (Lestidae)
Kenmerken 39-48 mm. De langste pantserjuffer. Lichaam geheel metaalgroen. Achterhoofd geheel donker. Zijkant van het borststuk is kenmerkend getekend: vanuit de metaalgroene bovenzijde loopt een puntige uitstulping in de lichte onderzijde (het zogenaamde 'schiereilandje'). Pterostigma’s effen geel gekleurd, lichter dan bij ander pantserjuffers (voor dit kenmerk uitgekleurde dieren bekijken). Mannetjes: geen blauwgrijze berijping op het achterlijf (uitgekleurde dieren bekijken). Vrouwtje: grove tanden op het legapparaat.
Gelijkende soorten Andere pantserjuffers, vooral jonge dieren die nog geen donkere pterostigma’s hebben en nog geen berijping op het achterlijf.
Voorkomen Zeer algemeen.
Habitat Allerlei stilstaande en traag stromende wateren. Voorwaarde is dat er struiken of bomen langs de waterkant aanwezig zijn. Ook veel bij vijvers in bebouwde omgeving (tuinen, parken, enz.), waardoor de soort als cultuurvolger is aan te merken.
Vliegtijd en gedrag Van eind juni tot begin november, hoogste dichtheid in augustus en eerste helft september. Imago’s zijn vaak te vinden op beschutte plaatsen op enige afstand van het water, zoals bosranden, struiken en ruigten. Eitjes worden afgezet onder de bast van takken die over (of vlakbij) het water hangen. Allerlei boom- en struiksoorten worden hiervoor benut. Als het aanbod van over het water hangende takken klein is, zijn meerdere eiafzettende paartjes bij elkaar aan te treffen.
Levenscyclus De overwintering gebeurt als ei. De eieren komen in het voorjaar uit, waarna de larvale fase twee tot drie maanden in beslag neemt. De larven sluipen uit van eind juni tot in oktober.
pagina 14
6. Trend ontwikkeling Voor de toe- of afname wordt voor Gooi en Vechtstreek hetzelfde uitgangspunt als het Landelijke Meetnet gehanteerd. De verschillen ten opzichte van het Landelijk Meetnet zijn wel opvallend groot en wijken in zowel positieve als negatieve zin sterk af.
Opvallend: veel opvallende waarnemingen zijn elders al in het rapport besproken, zoals de spectaculaire toename van de Azuurwaterjuffer en de afname van het Lantaarntje. Wat echter ook opvalt is het feit dat de Bruinrode/steenrode heidelibel al twee jaren niet is waargenomen, maar dat wil niet zeggen dat deze soort niet meer voorkomt. Deze soort werd namelijk alleen gezien in de route Zonheideven en die route wordt helaas al twee jaar niet meer geteld.
pagina 15
grote roodoogjuffer
(Erythromma najas)
In het voorjaar te vinden op drijvende planten.
Onderorde juffers
Familie waterjuffers (Coenagrionidae)
Kenmerken 30-36 mm. Dikker gebouwd dan de meeste andere juffers. Mannetje: ogen geheel rood. Borststuk met zwarte rug en blauwe zijkanten. Schouderstrepen ontbreken. Achterlijfsrug grotendeels zwart, met blauwe basis en punt: segmenten 1, 9 en 10 zijn blauw, ook aan de zijkant. In zijaanzicht zijn deze blauwe delen scherp ‘afgesneden’, aangezien segmenten 2 en 8 geen blauw hebben. Segment 10 zonder zwarte tekening in het blauw (bovenaanzicht). Bij oudere mannetjes worden de donkere delen van het achterlijf dof donkergrijs. Jonge mannetjes zijn gekleurd als vrouwtjes. Vrouwtje: ogen oranje tot bruin (niet rood). Rug van borststuk en achterlijf geheel donker, bij jonge dieren met koperglans. Zijkant borststuk en achterlijf geel, groen of blauwig. De schouderstrepen zijn vaak gereduceerd tot korte streepjes, hoewel soms volledig ontwikkeld.
Gelijkende soorten Kleine roodoogjuffer. Vrouwtjes ook te verwarren met andere waterjuffers. Jonge (glimmende) dieren mogelijk ook met pantserjuffers.
Voorkomen Zeer algemeen.
Habitat Allerlei stilstaande en zwak stromende wateren met uitgebreide drijvende vegetatie. Deze vegetatie is in voedselrijke wateren doorgaans beter ontwikkeld dan in voedselarme of zure wateren. De grote roodoogjuffer deelt zijn habitat met kleine roodoogjuffer, maar heeft een meer uitgesproken voorkeur voor planten met grote drijfbladeren, zoals gele plomp en witte waterlelie.
Vliegtijd en gedrag Begin mei tot half september, met een piek van eind mei tot eind juni. Deze piek ligt duidelijk eerder dan bij de kleine roodoogjuffer, maar de vliegtijden van beide soorten overlappen in juni tot en met september. Mannetjes grote roodoogjuffer vliegen laag over drijvende waterplanten en gaan hier zeer frequent op zitten. Gele plomp lijkt vaak favoriet. Ei afzet gebeurt in tandem, op drijvende of ondergedoken planten. Het vrouwtje verdwijnt daarbij vaak helemaal onder water, soms samen met het mannetje.
Levenscyclus De larve overwintert een of twee keer (hierover bestaat onduidelijkheid). In ieder geval gaan ze als volgroeide larve de winter in, waardoor ze in het voorjaar in een korte periode uitsluipen. Het uitsluipen vindt plaats van begin mei tot half augustus, met een piek in de tweede helft van mei en de eerste van juni.
pagina 16
7. Resultaten van de algemene routes Algemene opmerking: voor het vergelijken van de resultaten zijn de mutaties met een afwijkende kleur inzichtelijk gemaakt. Zie hiervoor onderstaande arcering en criterium aantal. Omdat er geen gehoor is gegeven aan de oproep om omstandigheden te melden, is het helaas niet mogelijk om een logische verklaring te geven voor de opvallende mutaties.
Hilversumse Meent (routes 159 t/m 166) Deze monitoringroute bestaat uit acht secties, waarbij de totalen zijn samengevoegd omdat dit een betere presentatie tot gevolg heeft. Ontwikkeling: voornamelijk een (grote) afname van de aantallen, waarbij de Houtpantserjuffer en het Lantaarntje het meest opvallen. Route 159 is in 2014 voor het laatst gelopen, het traject is volledig dichtgegroeid en de beschoeiing zodanig vergaan dat het tracé niet meer veilig is te begaan. Op zich jammer omdat daar door de jaren heen een redelijke populatie houtpantserjuffers kom worden waargenomen. De Hilversumse Meent routes hebben dit jaar te kampen gehad met een langdurige en in oppervlak aanzienlijke bedekking met kroos (zie bijlage). Oorzaak daarvoor is onbekend gebleven: een ander waterbeheer ? de weersomstandigheden ? Dit leidde ongetwijfeld voor zeer veel soorten tot een afneming van het aantal waarnemingen. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer
57
Blauwe glazenmaker
1
16
25
Bloedrode heidelibel
11
7
20
Bruine glazenmaker
1
6
6
Bruine winterjuffer
1
2
1
Bruinrode heidelibel
25
65
74
Gewone oeverlibel
18
13
5
14
19
16
4
121
2
Glassnijder
213
212
1
3
15
8
9
1
2
9
7
15
4
1
32
17
29
42
33
13
3
6
2
5
15
43
20
10
4
1
29
Bruine korenbout
Gewone pantserjuffer
127
1 9
2
1
Grote keizerlibel
3
1
1
Grote roodoogjuffer
207
132
140
152
124
121
179
69
Houtpantserjuffer
85
89
194
317
21
107
231
80
Kleine roodoogjuffer
15
44
74
61
16
64
17
Lantaarntje
271
278
249
156
169
118
276
96
Paardenbijter
7
10
12
8
4
1
3
3
Platbuik
1
330
Smaragdlibel
12
Steenrode heidelibel
28
2
1
6
Variabele waterjuffer
85
187
145
83
229
101
665
5
2
4
4
3
2
Viervlek
4
3
Vroege glazenmaker
5
14
3
8
10
5
25
13
Vuurjuffer
20
57
101
69
52
39
34
24
Watersnuffel
77
90
111
259
53
94
77
42
Totaal
944
1037
1185
1217
877
812
1849
942
aantal soorten
21
19
20
17
19
19
18
16
aantal bezoeken
8
8
10
9
5
7
10
9
getelde libellen / bezoek
118
130
119
135
171
112
180
106
pagina 17
Groeve Oostermeent (routes 799 t/m 801) Bij deze presentatie zijn twee routes samengevoegd. Ontwikkeling: relatief gezien zijn hier weinig libellen geteld, waarbij de afname van de Azuurwaterjuffer en het Lantaarntje opvallen. Een positieve ontwikkeling is de toename van de Watersnuffel. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer Blauwe glazenmaker
1
Bloedrode heidelibel
6
15
Bruine glazenmaker Bruinrode heidelibel
4
2
15
13
1
105
8
6
7
1
134
63
57
30
3
Gewone oeverlibel
36
26
26
18
47
Gewone pantserjuffer
13
3
Glassnijder Grote keizerlibel Grote roodoogjuffer Houtpantserjuffer
30
16
9
12
4
2
Lantaarntje
1 5
3
1
20
20
Kleine roodoogjuffer 94
45
Paardenbijter
16 3 24
57
19
1
Platbuik Steenrode heidelibel
5 1
7 162
43
2 3
1
Tengere grasjuffer
1
3
2
Tengere pantserjuffer
2
Variabele waterjuffer
14
Venwitsnuitlibel
18
4
7
3
6
1
1
Viervlek Vroege glazenmaker
1
Vuurjuffer
3
30
14
1
13
134
158
210
224
22
91
Zwarte heidelibel
1
4
3
3
1
Zwervende heidelibel
1
Watersnuffel
Zwervende Pantserjuffer Totaal aantal soorten aantal bezoeken getelde libellen / bezoek
9
3
543
423
429
369
275
195
13
12
14
16
15
15
8
8
10
9
9
6
68
53
43
41
31
33
pagina 18
Hilversums Wasmeer (route 809) Na een onderbreking van een jaar wordt deze route weer geteld. Ontwikkeling: door het ontbreken van het historische jaar kan er geen conclusie worden getrokken. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer Bloedrode heidelibel
22
10
Grote roodoogjuffer
1
18
2
1 10
6
1
Houtpantserjuffer
25
21
2
1
4
1
2
Paardenbijter
2
17
2
31
4 2
Platbuik
9 1
2
2
Steenrode heidelibel
1
1
Variabele waterjuffer
Vroege glazenmaker
2 7
1 1
Viervlek
4 1
1
Noordse Witsnuitlibel
Venwitsnuitlibel
9
1
Lantaarntje
Smaragdlibel
2
2 32
Glassnijder Grote keizerlibel
6
2
Bruinrode heidelibel Gewone oeverlibel
7
5
2
5
2
6
5
10
4
28
8
57
41
75
204
59
64
182
1
3
2
5
1
4
Vuurjuffer
15
14
Watersnuffel
19
24
3
9
8
11
14
Zwarte heidelibel
13
53
10
24
4
2
5
170
178
121
284
106
128
293
13
10
14
12
10
9
14
5
6
3
3
2
2
5
34
30
40
95
53
64
59
Totaal aantal soorten aantal bezoeken getelde libellen / bezoek
pagina 19
Oude Haven (route 810) Ontwikkeling: alleen de toename van de Azuurwaterjuffer springt er uit. De overige waarnemingen blijven over het geheel genomen gelijk. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer
76
95
159
Blauwe glazenmaker Bloedrode heidelibel
3
2
1
1 7
3 3
12
1
12
1
1
8
3
7
9
1
3
3
2 9 2
3
58
59
35
29
9
11
Metaalglanslibel
2
1
3
4
1
1
Paardenbijter
3
9
9
23
Smaragdlibel
3
2
4
3
Steenrode heidelibel
4
1
2
Lantaarntje
1
3 1
6
6
5
1
53
2
1 1
2
6 19
1
1
2
Grote roodoogjuffer Kleine roodoogjuffer
1 1
3 3
239
1
1
Glassnijder
Houtpantserjuffer
97
2
Gewone oeverlibel Grote keizerlibel
115
1
Bruine winterjuffer Bruinrode heidelibel
45
4
Bruine glazenmaker Bruine korenbout
86
1
2 16 1
7
20 1 10
Platbuik
1
Variabele waterjuffer
14
2
1
1
1 4
8
20
Viervlek
2
3
2
28
2
Vroege glazenmaker
3
2
3
2
5
7
5
35
44
1
14 1
Vuurjuffer
44
127
36
46
18
15
Watersnuffel
61
9
4
23
4
10
304
380
289
274
122
176
159
376
18
15
17
19
13
14
11
20
Weidebeekjuffer Totaal aantal soorten aantal bezoeken getelde libellen / bezoek
1
8
7
7
7
4
6
5
7
38
54
41
39
31
29
32
54
pagina 20
De Meerkade (route 811) Ontwikkeling: opvallend is de toename van de Variabele waterjuffer, want het aantal getelde exemplaren neemt toe met ruim 300, de toename is hetzelfde als in het verleden; de "breuk" in de cijferreeks is het schonen van het water in de wintermaanden. Daarna zie je de populatie ieder jaar weer toenemen. De Vuurjuffer loopt daarentegen fors terug. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer
3
28
7
Blauwe glazenmaker 23
5
6
20
Bruine glazenmaker
1
5
9
15
Bruine korenbout
17
1
4
Bruine winterjuffer
31
4
9
4
11
15
14
2
19
1 28
12
5
2
Gevlekte witsnuitlibel Gewone oeverlibel
35
1
Bloedrode heidelibel
Bruinrode heidelibel
20
Gewone pantserjuffer
1 1
18
19
10
40
13
12
2
1
1
11
1
8
1
8
9
8
3
4 14
1
Glassnijder
5
9
20
13
13
22
14
Grote keizerlibel
1
2
1
3
2
2
1
2
Grote roodoogjuffer
89
46
75
65
190
219
66
52
Houtpantserjuffer
39
124
132
283
112
101
364
406
Lantaarntje
93
110
101
92
22
29
48
44
6
32
10
10
27
19 17
Paardenbijter
6
Platbuik Smaragdlibel
2
1
10
15
13
78
49
37
52
Steenrode heidelibel
3
8
13
9
9
17
13
3
Variabele waterjuffer
450
693
937
1215
108
477
820
1184
Viervlek
49
80
55
136
105
107
45
72
Vroege glazenmaker
12
7
30
29
18
18
17
26
Vuurjuffer
31
135
113
245
89
137
188
63
1
4
2
2
Watersnuffel Totaal aantal soorten aantal bezoeken getelde libellen / bezoek
7
845
1253
1538
2297
777
1277
1750
1984
16
15
21
20
19
23
19
21
9
9
10
10
10
11
10
10
94
139
154
230
78
116
175
198
pagina 21
Zanderij Cruijsbergen I en II (routes 836 en 837) De monitoringsroutes Cruijsbergen is onderverdeeld in twee secties, maar in deze tabel samengevoegd. Ontwikkeling: op deze route is er sprake van hoofdzakelijk een afname. Opvallend zijn het Lantaarntje en de Variabele waterjuffer. Route Cruijsbergen 1. Het eerste tracé van de route kampte snel in het seizoen met een aanzienlijke laag flab en/of kroos, terwijl de delen 2 en 3 van de route ieder jaar steeds verder dichtgroeien met riet. Dit heeft voor de dieren niet bijgedragen tot de toegankelijkheid, voor de teller niet bijgedragen tot een goed waarnemingsveld. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer
59
75
154
250
405
487
145
Blauwe glazenmaker Bloedrode heidelibel
35 3
17
16
18
22
Bruine glazenmaker Bruine korenbout
12
12
55
12
1
2 11
1
16
5
3
Bruine winterjuffer
3
1
10
20
28
4
17
2
Bruinrode heidelibel
88
90
114
227
90
47
110
54
40
151
196
133
14
20
6
8
4
2
1
4
23
16
15
18
18
22
9
27
58
45
33
24
13
4
8
112
178
371
478
993
423
25
2
21
21
6
4
2
Gevlekte witsnuitlibel Gewone oeverlibel
2
Gewone pantserjuffer Glassnijder Grote keizerlibel Grote roodoogjuffer Houtpantserjuffer
14
Kleine roodoogjuffer
96
106
1315
856
251
59
4
671
260
1170
424
513
379
291
73
7
12
Lantaarntje Metaalglanslibel
1
Noordse Witsnuitlibel Paardenbijter
1 6
26
Platbuik
Tengere grasjuffer
1 29
19
5
17
17
21
5
138
217
26
3
Smaragdlibel Steenrode heidelibel
28
27
42
4
1
6
4
2
3
Variabele waterjuffer
35
46
36
82
163
390
374
48
Viervlek
50
224
196
160
183
217
30
16
Vroege glazenmaker
13
41
18
31
49
19
28
10
3
28
7
26
17
54
10
5
4
8
19
7
1
2
63
77
379
256
355
172
78
13
Vuurjuffer Vuurlibel Watersnuffel Zwarte heidelibel
1
2
Zwervende heidelibel Totaal aantal soorten aantal bezoeken getelde libellen / bezoek
2 1330
1446
4266
3319
3213
2338
1233
324
20
18
24
22
24
22
23
20
8
8
10
10
7
9
11
9
177
181
427
349
459
275
112
36
pagina 22
Kromme Rade (route 838) Ontwikkeling: met uitzondering van de toename van de Bruine Korenbout en de Grote roodoogjuffer blijven de overige soorten redelijk stabiel (met uitzondering van de Vuurjuffer). Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Blauwe glazenmaker
1
Bloedrode heidelibel
3
2
3
5
5
1
1
1
Bruine glazenmaker
5
6
3
7
3
5
4
6
Bruine korenbout
6
14
15
4
11
54
33
73
4
1
1
2
Bruine winterjuffer Bruinrode heidelibel Gevlekte witsnuitlibel
7
3
3
5
2
1
Gewone oeverlibel
39
37
14
20
17
24
27
40
Gewone pantserjuffer
11
8
6
20
33
14
19
11
Glassnijder
12
18
33
20
30
8
6
9
Groene glazenmaker
26
12
8
15
5
11
3
1
Grote keizerlibel Grote roodoogjuffer Houtpantserjuffer Kleine roodoogjuffer Lantaarntje
4
2 104
2 76
1
109
52
56
43
49
105
2
16
69
50
7
2
2
614
613
518
472
403
296
185
184
11
30
29
25
37
7
16
19
17
14
22
31
38
13
18
10
7
6
2
3
4
1
345
555
448
541
389
425
253
248
Noordse Witsnuitlibel Paardenbijter
1
12
2
Platbuik Smaragdlibel
1
Steenrode heidelibel Variabele waterjuffer Viervlek
7
31
26
44
127
11
25
11
Vroege glazenmaker
44
41
97
69
115
73
38
48
Vuurjuffer
16
26
18
8
6
34
37
4
Vuurlibel
1
Zwarte heidelibel
2
1
1291
1564
1411
1350
1287
1021
722
787
aantal soorten
20
19
21
20
20
16
19
20
aantal bezoeken
13
15
13
11
11
10
9
11
getelde libellen / bezoek
99
104
109
123
117
102
80
72
Totaal
Opmerking: In 2014 is de kwaliteit van het Krabbenscheer erg achteruitgegaan t.o.v. 2013. Veel bruine planten zichtbaar op de telroute Kromme Rade. Dit in tegenstelling met ca. 500 meter verder, waar wel een veld met groen krabbenscheer zichtbaar was.
pagina 23
Zanderij Crailo (route 845) en Rembrandtkwartier (routes 846) Ontwikkeling: beide routes worden niet meer geteld en zijn voor de vorm opgenomen en niet in de laatste plaats omdat enkele historische gegevens zijn aangepast. In de volgende rapportage worden deze presentaties verwijderd.
Zanderij Crailo Soort
845 periode →
Azuurwaterjuffer
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 8
165
Bruine winterjuffer Bruinrode heidelibel
2
4
1 7
Gewone pantserjuffer Glassnijder
8
1 2
Gevlekte witsnuitlibel Gewone oeverlibel
54
1
Grote keizerlibel
47
52
1
10
1 13
11
Grote roodoogjuffer
1
Kleine roodoogjuffer
1
Lantaarntje
16
Smaragdlibel Steenrode heidelibel
26
86
20
9
1
Tengere grasjuffer
1
Variabele waterjuffer
7
Viervlek
25
Vroege glazenmaker Vuurjuffer
1
1
Vuurlibel
137
73
9
11
6
2
9
1
Watersnuffel
39
119
248
Totaal
97
556
562
22
7
16
15
4
aantal soorten aantal bezoeken getelde libellen / bezoek
1
3
4
1
97
185
141
22
Tobiasroute Rembrandt-kwartier Naarden Soort
periode →
Azuurwaterjuffer Glassnijder Grote roodoogjuffer Lantaarntje Totaal aantal soorten aantal bezoeken getelde libellen / bezoek
846
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 48 2 22 48 120 3 3 40
pagina 24
Zonneheideven (routes 868 en 869) Helaas is deze route nu voor het tweede jaar niet geteld. Ontwikkeling: niet van toepassing. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer
180
52
224
266
582
192
Blauwe glazenmaker
1
Bloedrode heidelibel
39
33
70
46
Bruinrode/steenrode heidelibel
37
53
17
11
1
12
1
Bruine glazenmaker
1
2
2
7 42
2
Bruine winterjuffer Bruinrode heidelibel
3
1
3
5
11
Gewone oeverlibel
56
67
41
35
7
Gewone pantserjuffer
19
6
14
15
Glassnijder
9
3
3
4
Grote keizerlibel
5
20
7
5
Grote roodoogjuffer
3
3
Houtpantserjuffer Lantaarntje Noordse Witsnuitlibel
27
1 5
6
22
91
21
72
19
32
27
531
217
145
101
4
44 3
1
8
1
Paardenbijter
15
5
6
7
2
Smaragdlibel
6
6
5
4
3
Steenrode heidelibel
4
1
2
Variabele waterjuffer
3
Viervlek Vroege glazenmaker Vuurjuffer
44
52
2 4
35
2
73
86
77
3
4
1
30
55
35
46
35
20
26
427
301
94
45
10
116
1540
867
827
726
770
559
aantal soorten
22
18
19
19
14
17
aantal bezoeken
17
15
18
19
12
15
getelde libellen / bezoek
91
58
47
39
64
39
Watersnuffel Zwarte heidelibel Totaal
1
pagina 25
Verlengde Bergse Pad (route 870) Helaas is deze route nu voor het tweede jaar niet geteld. Ontwikkeling: niet van toepassing. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer Bloedrode heidelibel
4 1
4
7
Bruine glazenmaker
1
Bruine korenbout Bruinrode heidelibel Gewone oeverlibel
16 30
4
6
10
Gewone pantserjuffer
3
Glassnijder
4
Grote keizerlibel
3
Grote roodoogjuffer
30
Houtpantserjuffer Kleine roodoogjuffer Lantaarntje Paardenbijter
40
4
13
5
11
5
3
9
18
2
5
2 4 81
1
6
2
1
1
4
13
20
7
2
5
2
3
10
1
2
2
181
83
120
168
21
27
2
5
3
3
3
34
Platbuik
1
Smaragdlibel Variabele waterjuffer
11
1 1
121
97
58
Viervlek
11
23
8
15
Vroege glazenmaker
13
8
11
7
6
20
12
1
3
40
23
10
304
370
373
331
109
133
aantal soorten
9
18
14
15
15
11
aantal bezoeken
7
8
7
7
5
5
43
46
53
47
22
27
Vuurjuffer Watersnuffel Totaal
getelde libellen / bezoek
50 12
pagina 26
De Lieberg (route 949) Ontwikkeling: dit is de meest in het oog springende route, ook landelijk gezien en daarbij wordt verwezen naar de enorme sprong van de Azuurwaterjuffer. Voorts nemen een aantal andere soorten eveneens fors toe, zie Tengere pantserjuffer en de Variabele waterjuffer. Alleen de Watersnuffel wijkt af door de forse afname. Dit jaar is er voor het eerst door een nieuwe teller geteld, dit zou een van de voornaamste oorzaken kunnen zijn. Soort
periode → 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Azuurwaterjuffer
172
310
925
787
2021
1960
Blauwe glazenmaker
4
2
1
2
1
2
Bloedrode heidelibel
4
2
8
4
3
Bruine glazenmaker Bruine korenbout
1
1
2
2
4
23
1 8
21
7
12
43
1
5
Gevlekte witsnuitlibel Gewone oeverlibel
1
Gewone pantserjuffer
1
12
9
2
1
40
50
Glassnijder Grote keizerlibel
4
6
8
2
1
5
6
7
10
19
25
42
22
92
3
5
3 3
3
Houtpantserjuffer
5
70
Kleine roodoogjuffer
5
1
2
7
Lantaarntje
9
7
14
2
Metaalglanslibel
1
Noordse Witsnuitlibel Paardenbijter
8
2
2 7
8
1
4
7
5
6
15
2
1
1 5
1
1
1
2
2
30
14
10
41
6
7
4
12
57
25
234
Smaragdlibel Steenrode heidelibel
11 3
Grote roodoogjuffer
Platbuik
3 1
2
Bruine winterjuffer Bruinrode heidelibel
4497
Tengere pantserjuffer Variabele waterjuffer
1 15
2
1
220
16
326
Venwitsnuitlibel
35
9
17
4
38
28
71
Viervlek
23
24
36
44
53
40
96
1
1
2
2
4
2
35
69
56
83
85
96
20
53
6
60
140
2
3
1
22
Vroege glazenmaker Vuurjuffer
29
Watersnuffel Zwarte heidelibel Totaal aantal soorten aantal bezoeken getelde libellen / bezoek
303
559
1196
1229
2511
2419
5536
14
22
21
24
21
21
26
8
11
10
10
10
9
8
38
51
120
123
251
269
692
pagina 27
vroege glazenmaker
(Aeshna isoceles)
Oranjebruine glazenmaker met opvallend groene ogen.
Onderorde libellen
Familie glazenmakers (Aeshnidae)
Kenmerken 62-66 mm. Grondkleur achterlijf en borststuk oranjebruin. Achterlijf met fijne zwarte lijnen, maar zonder mozaïekpatroon van lichte vlekjes, zoals bij andere glazenmakers. Bovenzijde segment 2 met citroengele spijkervormige vlek. Ogen opvallend smaragdgroen (uitgekleurde dieren). Zijkant borststuk met twee gele banden. Schouderstrepen afwezig. Basis van achtervleugels met oranje vlek, vooral duidelijk bij mannetje. Vleugels verder helder. Geen noemenswaardige verschillen in tekening tussen mannetje en vrouwtje.
Gelijkende soorten Eventueel bruine glazenmaker en zadellibel, die eveneens een bruingekleurd achterlijf hebben.
Voorkomen Vrij zeldzaam, maar wordt de laatste jaren algemener.
Habitat Schone stilstaande wateren met een goed ontwikkelde verlandingsvegetatie en oevervegetatie. Vooral in laagveenmoerassen en plassen met vergelijkbare vegetatie, maar steeds vaker ook bij matig voedselrijke vennen. Soms ook bij vegetatierijke kanalen of traag stromende beken.
Vliegtijd en gedrag De vroege glazenmaker behoort samen met de glassnijder tot de vroegst vliegende glazenmakers. In warme jaren kunnen eind april de eerste imago’s al rondvliegen. De laatste imago’s worden doorgaans eind augustus gezien. De hoofdvliegtijd loopt van eind mei tot half juli. Jonge imago’s kunnen ver van het water jagend worden aangetroffen, bijvoorbeeld langs bosranden. Ook in open rietland kunnen veel jagende imago’s worden aangetroffen. Eitjes worden solitair door het vrouwtje afgezet in levende en dode plantendelen.
Levenscyclus Een of twee jaar. De (eerste) winter wordt doorgebracht als larve, in plaats van als ei zoals bij de meeste andere glazenmakers. Uitsluipen gebeurt vanaf eind april tot eind juli, met een piek in de tweede helft van mei en de eerste van juni.
pagina 28
7. Samenvatting gemonitorde routes In onderstaande tabel wordt een samenvatting gegeven van alle gemonitorde routes.
pagina 29
8. Dankwoord Het maken van dit verslag was niet mogelijk geweest zonder de bijdrage van de vrijwilligers van de Vlinder- en Libellenwerkgroep Gooi en Vechtstreek. Deze leden van de werkgroep hebben vele uren in het veld besteed om alle libellen op naam te brengen en te tellen en dat al gedurende enkele seizoenen. Heel veel dank daarvoor. Ook is de samenstelling van deze rapportage mede tot stand gekomen met informatie die is verkregen uit rapportages, waaronder het jaarverslag en de website van het libellennet Vlinderstichting. De foto’s in de rapportage zijn beschikbaar gesteld door Hans van Oosterhout en Conny Leijdekker.
Route
Waarnemer(s)
Hilversumse Meent Groeve Oostermeent
Marten van Bracht Marten van Bracht/Jacques Groen
Hilversums Wasmeer
Carla van der Maas
Oude Haven
Hans van Oosterhout
Meerkade
Ronald Hofmeester
Zanderij Cruysbergen I en II
Marten van Bracht
Kromme Rade
Anja Schuitema
De Lieberg
Hans van Oosterhout en Matthijs van Eijk
Bronnen • • •
KMNI Jaarverslag 2014 Vlinderstichting De Vlinderstichting, 2008. Libellennet – http://www.libellennet.nl/. (16-04-2014)
pagina 30