De religieuze concurrentiestrijd (1). Waarom het jodendom altijd klein zal blijven.
In het Westen, waar de ontwikkeling van de wetenschap het sterkst is en waar door de toegenomen welvaart het aardse leven voor de meeste mensen nog zo slecht niet is, wint het atheïsme steeds meer terrein. Wereldwijd is het monotheïsme echter nog altijd dominant, zoals dat gedurende het grootste deel van de afgelopen twee millennia het geval is geweest. Van de ruim 7 miljard wereldburgers is ca. 2,5 miljard christen (waarvan 2/3 katholiek), ca. 1,5 miljard moslim en minder dan 15 miljoen jood. Het aantal poly-theïstische hindoes nadert de 0,9 miljard en de rest van de wereldbevolking is verdeeld over de oosterse religies (meer levensfilosofieën dan godsdiensten) en de meestal poly-theïstische locale religies. Er konden pas monotheïstische godsdiensten ontstaan toen de tijdgeest daar rijp voor was. Het vroege monotheïstische experiment van de Egyptische farao Achnaton (ca. 1368-1336 v. Chr.), die verordonneerde dat de Egyptenaren alleen de
zonnegod Aton mochten aanbidden, liep spaak op het verbitterde verzet van de priesterklasse, die een financiële aderlating vreesde, en de bevolking, die zich van haar zekerheden beroofd voelde. Pas rond 500 v. Chr. wist het jodendom zich van de laatste polytheïstische restanten te bevrijden. De huidige monotheïstische religies stammen niet alleen uit dezelfde regio (het Midden-Oosten), maar zijn ook uit elkaar ontstaan. Het christendom was slechts een obscure joodse sekte, tot de apostel Paulus in een vlaag van genialiteit besloot dat het voor volwassen mannelijke bekeerlingen niet langer nodig was zich te laten besnijden -wat het volgen van Jezus een stuk minder bezwaarlijk maakte. De islam kwam vermoedelijk voort uit een Syrische sekte van christelijke dissidenten die de goddelijkheid van Jezus ontkenden. Een nieuwe religie kan zonder dwang alleen aanslaan als deze aansluit bij de cultuur en mentaliteit van het te bekeren volk. Zo is het geen toeval dat het protestantisme vooral succes boekte bij de sobere, sombere en slovende NoordEuropeanen en behoefden de rovende ruitervolken van CentraalAzië weinig aansporing om de islam te omarmen. Heeft een religie eenmaal vaste voet aan de grond gekregen, dan beïnvloedt zij echter in hoge mate de cultuur en mentaliteit van haar aanhangers. Het fatalisme dat inherent is aan de islam heeft een funeste invloed gehad in alle gebieden waar deze godsdienst domineert, terwijl de christelijke schuldcomplexen het Westen tot een gewillig slachtoffer van gekleurde welvaartsprofiteurs hebben gemaakt. Als men de zgn. Abrahamitische godsdiensten karakteriseert, wordt al snel duidelijk dat er een veel grotere overeenkomst bestaat tussen het jodendom en de islam dan tussen een van beide en het christendom. Het jodendom kan men omschrijven als masculien, gedomineerd door wetten, intellectualistisch en niet gericht op bekering. Het christendom, daarentegen, is feminien, gedomineerd door het geweten, intellect-ualistisch
en gericht op bekering. De islam is te karakteriseren als masculien, gedomineerd door wetten, simplistisch en sterk gericht op bekering. Het feminiene aspect van het christendom uit zich in de eerste plaats in de geloofsleer. Christelijke basiswaarden als naastenliefde (hebt uw vijanden lief), geweldloosheid (keer de andere wang toe) en vergeving zijn typisch vrouwelijke waarden. Ook in de praktijk is de vrouwelijke inslag merkbaar. Hoewel de christelijke geloofsleiders evenals hun joodse en mohammedaanse collega’s voor het overgrote deel van het mannelijke geslacht zijn, worden de kerken voornamelijk bevolkt door vrouwen, terwijl de synagogen en moskeeën vol zitten met mannen. Het intellectualistische aspect van het geloof is vooral manifest in het jodendom, waar de bestudering van religieuze teksten als de meest prestigieuze opgave van de man wordt gezien. Het christendom is intellectualistisch in de zin dat sommige dogma’s en kernbegrippen (zoals de Heilige Drievuldigheid) voor de leek nogal moeilijk te vatten zijn, waardoor men de bemiddeling van geestelijken nodig heeft voor het onderhouden van de relatie met het opperwezen. De intellectuele onderbouwing van het christendom was vooral de verdienste van het Oost-Romeinse (later Byzantijnse) Rijk, waar niet allen de geestelijkheid maar ook de ‘man in de straat’ dol was op theologische discussies. De hiërarchische organisatie van de (katholieke) kerk was vooral het product van de West-Romeinse mentaliteit. De verbreiding van het jodendom. Joden zijn religieuze, verbreiding verspreiding
uniek door het feit dat ze niet alleen een maar ook een etnische groep vormen. Bij de van het jodendom gaat het dan ook vooral om de van het Joodse volk (de diaspora).
Joden beschouwen zichzelf als het ‘uitverkoren volk’ door de
bijzondere band met de schepper en de speciale opdracht ‘een licht voor de naties te zijn’. Aanvankelijk waren er twaalf joodse stammen, bestaande uit de nakomelingen van de twaalf zonen van aarts-vader Jacob. Tien daarvan zijn uit de geschiedenisboeken verdwenen nadat het Koninkrijk Israel rond 720 v. Chr. door de Assyriërs was vernietigd. Alleen iemand die onweerlegbaar tot de etnische groep behoort, is volgens orthodoxe joden een ‘echte jood’. Dat betekent in concreto dat men een joodse moeder dient te hebben. Begrijpelijk, want het is altijd bekend wie de moeder van een kind is en als leden van een onderdrukte en vervolgde minderheid waren joodse vrouwen nogal eens het slachtoffer van verkrachting. De Falasha (zwarte joden van Ethiopië) zijn dan ook een vreemde eend in de bijt: bij hen gaat het jodendom over van vader op zoon. Zij worden door sommigen beschouwd als een van de ‘verloren stammen’, maar zijn waarschijnlijk afstammelingen van vroege bekeerlingen. Joden streven niet naar het maken van bekeerlingen. Het is mogelijk om het joodse geloof aan te nemen, vooral als men met een joodse partner wil trouwen (de bekende Ameri-kaanse entertainer Sammy Davis Jr. omschreef zichzelf gekscherend als een “eenogige joodse neger”), maar de geïnteresseerde moet zelf het initiatief nemen. Er is in de latere geschiedenis slechts één massale (?) bekering tot het jodendom bekend, die van de Khazaren aan het eind van de achtste eeuw. De genetische verwantschap tussen joden is dan ook veel groter dan die tussen de aanhangers van andere wereldreligies (een gegeven dat door de Duitse islamcriticus Thilo Sarrazin ietwat onbeholpen maar volkomen terecht werd onderstreept). In de praktijk telt het etnische aspect van het jodendom vaak zwaarder dan het religieuze aspect. De Nazi’s hadden totaal geen boodschap aan het feit dat sommige Joden zich tot het christendom hadden bekeerd, maar gaven joden met een nietJoodse ouder wel (tijdelijk) respijt. Tot woede van fundamentalistische joden (die hen als verraders beschouwen)
blijven veel bekeerde en seculiere Joden zich als lid van het Joodse volk beschouwen. Sommigen houden zelfs joodse rituelen, zoals het uitspreken van de kaddish bij een begrafenis, in ere. Een prominent voorbeeld was de voormalige aarts-bisschop van Parijs, Jean-Marie (voorheen Aaron) Lustiger, die op 13jarige leeftijd voor het katholicisme koos. Het feit dat joden niet naar het maken van bekeerlingen streefden kwam hen soms goed van pas. Hoewel de Romeinen veel te stellen hadden met de rebelse joden van Palestina en hen meedogenloos onderdrukten, werden hun geloofsbroeders in Rome zelf nooit vervolgd, in tegenstelling tot de christenen, die als een veel grotere bedreiging voor de sociale orde werden beschouwd. Ook in islamitische landen konden de joden zich vaak beter handhaven –vooral omdat ze vanwege hun geprivilegieerde relatie met het opper-wezen een grotere bereidheid hadden offers te brengen voor hun geloof. Een religie die geen missionaire neigingen heeft en afkerig is van geweld zal altijd klein blijven. Zeker als de gelovigen hardnekkig weigeren hun ‘tegendraadse’ gewoonten op te geven en mede daarom vaak het doelwit van pogroms worden. Het absolute dieptepunt van de eeuwenlange vervolgingen was de Holocaust. De Joodse wereldbevolking heeft zich nog altijd niet hersteld van deze aderlating (vóór de Tweede Wereldoorlog waren er 18 miljoen Joden, nu minder dan 15 miljoen). Er wordt vaak betoogd dat de Joden beter floreerden in islamitische dan in christelijke landen. Dat valt te betwijfelen. De Ashkenazische joden maken tegenwoordig ca. 80% van de gehele Joodse wereldbevolking uit, ondanks het feit dat meer dan 2/3 van hen tijdens de Tweede Wereldoorlog werd vermoord. De Sephardische joden (inclusief de Mizrachi en Maghrebi), die (lange tijd) hun basis hadden in islamitische landen, waren dus op zijn minst in demografisch opzicht veel minder succesvol. [Sommige antisemieten claimen, om het historische Joodse recht op vestiging in Israël te ondermijnen, dat de Ashkenazim merendeels afstammen van
bekeerde Khazaren Deze bewering mist echter iedere grond.] Jeremia Morgen: Waarom het christendom over het hoogtepunt heen is.