43
De rekening is verkeerd bezorgd Een sociaal en houdbaar pensioenstelsel is alleen mogelijk als werkgevers en vermogensbeheerders ook bijdragen. DAVID HOLLANDERS Onderzoeker bij het Amsterdams Instituut voor Arbeidsstudies (Universiteit van Amsterdam)
De afgelopen jaren zijn de pensioenuitkerin gen op allerlei manieren versoberd. De AOW leeftijd is verhoogd en aanvullende pensioe nen zijn de afgelopen vijf jaar door pensioen fondsen gekort, eerst door het uitblijven van indexatie, daarna ook door nominale kortin gen. En dan is er nog het voorstel van dit kabi net om de fiscale facilitering van de pensioen opbouw te verminderen. Versobering van onze pensioenen lijkt even ongemakkelijk als onvermijdelijk. Onvermij delijk omdat de vergrijzing onverminderd doorgaat en omdat pensioenfondsen lagere dekkingsgraden hebben. Daar komt bij de EU-norm om het begrotingstekort onder de 3 % te brengen, waar dit kabinet zich aan gecom mitteerd heeft. Ongemakkelijk omdat mensen met een laag- en middeninkomen door de maatrege len relatief zwaar getroffen worden. Mensen met een laag inkomen hebben doorgaans de minste mogelijkheden langer door te werken en hebben bij ontstentenis van eigen spaar geld het meeste last van het AOW-gat. De mid deninkomens worden bovendien getroffen door de korting van hun aanvullend pensioen. Maar wat pijnlijk is, moet doorgevoerd wor den — als het onvermijdelijk is. Bij die onvermijdelijkheid van de kortin gen op pensioenen vallen echter wel wat kant
S & D Jaargang 71 Nummer 1 Februari 2014
tekeningen te plaatsen. Ik doe dat door twee alternatieve voorstellen te bespreken en op hun merites te beoordelen. De voorstellen hebben betrekking op de aanvullende pensi oenen. Ook binnen de AOW zijn overigens maatre gelen denkbaar die lagere inkomens meer ontzien dan nu gebeurt. Bijvoorbeeld door de AOW-leeftijd afhankelijk te maken van het aantal gewerkte jaren en / of van vermogens opbouw. Deze maatregelen zijn elders al uitge breid besproken1 en de discussie dienaan gaande lijkt inmiddels beslecht, zowel binnen het kabinet als binnen de PvdA, vandaar dat ik daar in dit artikel niet verder op zal ingaan. Aangezien elke euro slechts één keer uitge geven kan worden, zullen er in de voorstellen die ik doe andere groepen moeten inleveren dan mensen met een laag inkomen. Dit zijn respectievelijk werkgevers (en a fortiori aan deelhouders) en vermogensbeheerders. Dit is, althans voor linkse partijen, over het algemeen weinig problematisch. Uiteraard is de vraag wel of de voorstellen behalve rechtvaardig ook economisch zinvol zijn. Ik meen van wel. Voorstel één: laat werkgevers bijstorten De afgelopen decennia zijn de pensioenpre mies te laag geweest. Dat wil zeggen: de pre
44
David Hollanders De rekening is verkeerd bezorgd
mies waren lager dan kostendekkend, in de betekenis die De Nederlandsche Bank (DNB) daaraan geeft.2 Van Praag en Smith schatten dat er alleen al sinds 1995 € 100 mrd te weinig premie betaald is.3 Indien ook de periode 19801995 in acht genomen wordt, dan valt dit be drag aanzienlijk hoger uit. Zouden de premies wel kostendekkend zijn geweest, dan zou de gemiddelde dekkingsgraad niet circa 105 zijn, zoals nu, maar circa 125. En dat is ruim vol doende om te indexeren. Ook de overheid heeft in haar rol als werk gever te weinig premie afgedragen aan over heidspensioenfonds ABP. Henk Kamp beves tigde dat, in de tijd dat hij nog minister van Sociale Zaken was: ‘In de periode 1984 tot 1992 is de pensioenpremie voor overheidswerkne mers bij wet verlaagd tot onder het kostendek kend niveau.’4 Niet alleen waren de premies te laag, ook hebben werkgevers geld onttrokken aan hun eigen pensioenfonds. In opdracht van het mi nisterie van Sociale Zaken onderzocht Price waterhouseCoopers vijf ondernemingspensi oenfondsen in de periode 1985-2011.5 De fondsen bleken netto € 1 mrd onttrokken te hebben aan het eigen fonds. Hierbij moet aan getekend worden dat de premiekortingen deels een reactie vormden op voorgenomen wetgeving (Wet Brede Herwaardering), die in een afroming van de pensioenbuffers voorzag. Dit onderdeel van de wetgeving is echter nooit ingevoerd. Dat premies jarenlang te laag waren (lager dan kostendekkend) is dus een feitelijke con statering van kabinet en toezichthouder. Maar houdt dit ook in dat werkgevers hebben bij te storten? Deze vraag kan vanuit juridisch en vanuit economisch perspectief bezien wor den. Eerst het juridische perspectief. Doorgaans sluit een werkgever een pensi oenovereenkomst met zijn werknemers. Deze pensioenovereenkomst is onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Meestal betreft het een uitkeringsovereenkomst; De Nederlandsche Bank, de toezichthouder, kwalificeert de mees te uitkeringen ook als zodanig. In een uitke
S & D Jaargang 71 Nummer 1 Februari 2014
ringsovereenkomst — het woord zegt het al — zegt de werkgever een (geïndexeerde) uitkering toe. Op grond van de uitkeringsover eenkomst is het fonds verplicht tot uitkering te komen aan de pensioengerechtigden. Dat de uitvoeringsovereenkomst tussen pensioenfondsen en werkgevers soms een te lage premie bevat, maakt dit niet anders. Wat de werkgever en het fonds afspreken, raakt de toezegging aan de werknemer niet. Daarbij komt dat pensioenfondsen jarenlang aan deelnemers toegezegd hebben dat hun pensi oen zeker was. Zo schreef ABP in 1987: ‘Als ambtenaar bent u bij het ABP verzekerd voor een oudedagsvoorziening. Beter gezegd, u bouwt een welvaartsvast pensioen op.’ Deze toezegging wordt nu door het ABP en daar mee de overheid in haar rol als werkgever ge schonden. Dit kan gezien worden als moreel laakbaar. Maar er is meer: in het recht geldt dat ook buiten-contractuele gewekte verwach tingen tot een verplichting kunnen leiden. Dat lijkt bij veel fondsen aan de orde.
Ook de overheid heeft te weinig premie afgedragen aan overheidspensioenfonds ABP
Er bestaat wel een uitzondering op de beta lingsverplichting van werkgevers. Dit is de mogelijkheid van afstempelen, een middel dat krachtens de Pensioenwet mag worden inge zet als ultimum remedium. Dit raakt aan de tweede, economische, overweging: zijn werk gevers in staat het dekkingstekort van pensi oenfondsen te financieren, bijvoorbeeld in de vorm van een eenmalige bijstorting? Het midden- en kleinbedrijf staat er over het algemeen niet goed voor. Deze bedrijven zullen op dit moment niet in staat zijn om een substantieel bedrag bij te storten. Dit ligt an
David Hollanders De rekening is verkeerd bezorgd
ders voor andere sectoren. Over het algemeen genomen staan multinationals en exporte rende bedrijven er al jaren goed of zeer goed voor: jaar op jaar slaat het betalingsbalans overschot in de vorm van bedrijfsbesparingen bij hen neer.6 En voor elk specifiek bedrijf geldt dat zolang het bonussen en dividend betaalt (waartoe het niet verplicht is), er ook pensioenpremie betaald kan worden, waartoe het wel gehouden moet worden. De overheidssector lijkt er minder goed voor te staan. Niettemin heeft de overheid voor € 3,7 mrd SNS Reaal gered — waarbij de aanzienlijke personeelskosten van SNS Reaal volledig ontzien werden, in tegenstelling tot de bevroren ambtenarensalarissen — terwijl zij de eigen pensioengerechtigden op juri disch discutabele gronden kort. Dat heeft wei nig met economische restricties te maken en alles met politieke keuzes. Jean Frijns, ouddirecteur Beleggingen en oud-lid van de direc tie van ABP, heeft zich er publiekelijk over ver baasd hoe gemakkelijk de werkgevers tot op de dag van vandaag wegkomen met een fondstekort dat een direct gevolg is van te lage premiebetalingen. De vraag dringt zich op welke partij werk gevers ertoe kan brengen te doen wat zij — rechtens en moreel — behoren te doen. In de eerste plaats dient de toezichthouder, DNB dus, niet toe te staan dat pensioenen gekort worden zolang werkgevers niet ook zelf hun bijdrage hebben geleverd. Helaas lijkt DNB het aanspreken van werkgevers vooralsnog niet als een prioriteit te zien. Integendeel, zij gaf een jaar vrijstelling van de wettelijke plicht dat de pensioenpremie — inclusief het werkgeversdeel — bij moet dragen aan herstel van de financiële positie van het pensioen fonds. In de tweede plaats is het aan de vakbon den om geen genoegen te nemen met werkge vers die onvoldoende meebetalen in het pensi oenfonds. Het is verleidelijk gebleken om pensioenpremies te verlagen, omdat zo wen sen van werkgevers (lagere brutolonen) en wensen van werknemers (hogere nettolonen)
S & D Jaargang 71 Nummer 1 Februari 2014
45
verenigbaar leken. Hoe begrijpelijk die verlei ding ook is, de vakbonden moeten hierop te rugkomen: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Dat betekent op korte termijn wellicht enig gezichtsverlies en enkele onge makkelijke pensioenfondsbestuursvergade ringen, maar op de langere termijn doen de bonden dan wat zij behoren te doen: opko men voor de belangen van werknemers. De rol van de overheid dient in beginsel terughou dend te zijn, gezien het feit dat het aanvul lende pensioen een arbeidsvoorwaarde is die is overeengekomen door de sociale partners. Voorstel twee: verlaag de salarissen en bonussen van de vermogensbeheerders De financiële positie van pensioenfondsen wordt — behalve door uitkeringen en premies — bepaald door kosten en rendementen. De totale jaarlijkse kosten die fondsen maken is € 6 mrd. Dat is althans de schatting, precieze cijfers ontbreken.7 De kosten bestaan uit zo wel administratie- als vermogensbeheerkos ten (onder andere beheerkosten, bewaarloon, prestatieafhankelijke vergoedingen en trans actiekosten, die weer bestaan uit zogenoemde ‘operationele transactiekosten’ en ‘strategi sche herallocaties’). Is € 6 mrd veel? Pensioenfondsen presente ren de (vermogensbeheer)kosten als percen tage van het belegd vermogen (ruim € 1000 mrd), waarmee de kosten mee lijken te vallen. Dat is misleidend omdat jaarlijks terugkeren de kosten (een stroomvariabele) afgezet wor den tegen een vaste geaccumuleerde hoeveel heid (een voorraadvariabele). De jaarlijks terugkerende kosten vormen bij de vijf groot ste pensioenfondsen tussen de 16,4 % (PME) en 25,8 % (ABP) van de premiehoogte. Daarbij dient dan wel weer opgemerkt te worden dat fondsen ook werkzaamheden verrichten voor deelnemers die niet meer premieplichtig zijn. Deze kosten zijn mijns inziens zeer hoog. Hoge kosten zijn evenwel niet zonder meer te hoog; er kunnen immers prestaties tegenover staan. Sectorbreed zijn de prestaties echter al
46
David Hollanders De rekening is verkeerd bezorgd
jaren slecht. De gemiddelde dekkingsgraad is gedaald van 144 in 2007 naar circa 105 nu. Toch stijgen de kosten elk jaar en worden er elk jaar bonussen uitgekeerd. Het is niet onmogelijk dat op individueel niveau bonussen daadwer kelijk leiden tot betere individuele prestaties, maar of dat het geval is, valt niet te beoorde len; fondsen geven hierover geen gegevens. Wel duidelijk is dat bonussen aanzetten tot risicovolle beleggingen. Er wordt namelijk een bonus uitgekeerd bij goed presteren, maar geen malus bij slecht presteren. Dit wordt ook wel een ‘heads I win, tails you lose’regeling genoemd en het zet aan tot risicovol beleggen.
Zolang er bonussen en dividend betaald worden, kan er ook pensioenpremie betaald worden
Pensioenfondsen nemen de afgelopen de cennia inderdaad steeds meer risico. Zo is het deel van het pensioenvermogen dat belegd wordt in aandelen in de periode 1980-1990 gestegen van 3,5 % naar 13,1 %, in 1990-2000 ver der naar 46,4 % en in 2010 zelfs tot 57,9 %.8 Ook nemen zij meer risico dan op grond van hun verplichtingen nodig is. Zo hadden fondsen er in 2007 — toen de gemiddelde dekkingsgraad 144 was — voor kunnen kiezen om het (reële) renterisico af te dekken, waarmee noch gepen sioneerden noch jongeren gekort waren. Zo is niet besloten. De kosten zijn dus in totaal hoog en zijn niet aantoonbaar gerelateerd aan prestaties. Ook voor individuele werknemers bij de pen sioenvermogensbeheerders zijn de salarissen hoog — salarissen van boven de € 10 mln ko men voor. Staatssecretaris Klijnsma noemde dat onlangs ‘bizar’.9 Het is vooral bizar omdat vermogensbeheerders niet werkelijk private
S & D Jaargang 71 Nummer 1 Februari 2014
partijen zijn — zoals zijzelf stellen. Vermogens beheerders als APG zouden op de markt niet overleven. Zij zijn met langjarige contracten ‘preferred supplier’ van fondsen die met de verplichtstelling en fiscale vrijstellingen de facto publieke instanties zijn. De Balkenende norm zou moeten gelden. Fondsen besteden overigens niet alleen vermogensbeheer uit, maar ook een bonte verzameling van andere zaken als intern toe zicht, risicobeheer, beleggingsadvies, admi nistratie en monitoring. Sommige fondsen hebben te maken met tientallen externe par tijen, met navenante kosten. Uitbesteding leidt niet per se tot betere prestaties. De com missie-Frijns, ingesteld door het ministerie van Sociale Zaken, stelde dat in 2007 € 20 mrd verloren gegaan is als gevolg van gebrekkige implementatie van de beleggingsstrategieën (uitvoerkosten en ‘onvermoede tegenpartijri sico’s’).10 Overigens lichtten Frijns et al. dit getal nauwelijks toe. Een structurele daling van de (salaris)kos ten met ongeveer 10 % zou het mogelijk maken om de toegezegde (!) indexatie van pensioe nen structureel te financieren.11 In een tijd waarin het kabinet ambtenarensalarissen bevriest, lijkt een dergelijke kostenreductie op voorhand dus niet onredelijk. Conclusie Het is evident dat de levensverwachting — zo wel bij mensen die nu geboren worden als bij mensen die nu al 65 jaar zijn — stijgt. Het is even evident dat dit gevolgen heeft voor uitke ringshoogte of financieringswijze van pensioe nen. Het is echter niet evident dat dit gebeuren moet door (nogmaals: rechtens toegezegde) uitkeringen te verlagen. Integendeel, het ligt voor de hand om ten minste een deel van de vergrijzingskosten ten laste te doen komen van werkgevers en vermogensbeheerders. De rol van regering en parlement is daarbij niet eenduidig. Enerzijds is de tweede pensi oenpijler het domein van sociale partners en past de overheid derhalve terughoudendheid.
David Hollanders De rekening is verkeerd bezorgd
Anderzijds is de overheid al op allerlei manie ren betrokken als toezichthouder en wetgever. Ook en vooral faciliteert de overheid pensioen opbouw fiscaal door de aftrekbaarheid van premies (uitkeringen worden wel belast) en door de vrijstelling van vermogensbelasting. Het past evenwel niet om werkgevers die stelselmatig onvoldoende hebben bijgedra gen ook nog fiscaal tegemoet te komen of om
Noten 1 Zie onder andere Sap, J., J. Schippers en J. Nijssen (2009), Langer doorwerken en flexibel pensioen, NEA Paper 23. 2 Daarbij kan aangetekend wor den dat DNB bij het bepalen van de premies die benodigd zijn voor de ermee gemoeide opbouw een hogere disconto voet hanteert dan de lage rekenrente waarmee de dek kingsgraad wordt berekend. 3 Praag, B. van en E. Smith (2012), ‘Het pensioengat van Nederland: een poging tot verklaring’, Mejudice.nl, 21 februari 2012. 4 Kamp, H.G.J. (2011), ‘Antwoor den op de Kamervragen van het lid Klaver (GroenLinks)’, 18 november 2011.
S & D Jaargang 71 Nummer 1 Februari 2014
47
vermogensbeheerders die miljoenensalaris sen uitkeren fiscaal te ontzien. Verder is de overheid werkgever bij ’s lands grootste pensi oenfonds en grootste vermogensbeheerder. In die rol kan zij nadrukkelijk de toon zetten. Werkgevers, aandeelhouders en vermogens beheerders zullen daartegen ageren. Dat staat hen vrij, maar het is, dunkt mij, niet aan de PvdA om daaraan toe te geven.
5 PricewaterhouseCoopers (2012), Terugstortingen en bijstortingen 1985-2011, Een pilot onder vijf onderne mingspensioenfondsen. 6 Duijn, J. van (2013), ‘De econo mische crisis en de aanpak ervan’, Tijdschrift voor Openbare Financiën, 45(4), pp. 180187. 7 LCP Netherlands (2012), Inzicht in de uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten van Nederlandse pensioenfondsen. 8 Gegevens van CBS StatLine, www.statline.cbs.nl. 9 Klijnsma, J. (2013), ‘Antwoor den op de Kamervragen van het lid Krol (50PLUS)’, 6 sep tember 2013. 10 Frijns, J.M.G, J.A. Nijssen, L.J.R. Scholtens (2010), Pensioen: ‘onzekere zekerheid’, Een ana-
lyse van het beleggingsbeleid en het risicobeheer van de Nederlandse pensioenfondsen. 11 Een structurele daling van de kosten met 10 % levert jaarlijks € 0,6 miljard op. In 2012 werd er € 25,9 miljard aan uitkerin gen verstrekt door pensioen fondsen (www.dnb.nl, aldaar statistieken). Uitgaande van een inflatie van 2 % (het pla fond van de door de ECB nage streefde bandbreedte voor inflatie) is er jaarlijks € 0,52 mrd nodig om de uitkeringen te indexeren aan de inflatie. Hierbij moet aangetekend worden dat de uitkeringen in de loop van de tijd zullen toe nemen. Hier staat tegenover dat een inflatie van 2 % een overschatting is.