1
De predikant als Verbi Divini Minister (2015-01-22)
De predikant als Verbi Divini Minister. Observaties en gedachten over de vrijheid van de predikant
0
Inleiding
Dit stuk vormt een uitwerking van ‘Denkrichting A – geestelijke onafhankelijkheid’ van de beleidsnotitie die de ALV van de BNP in het voorjaar van 2013 heeft vastgesteld. Het is bedoeld om als BNP in elkaar soms snel opvolgende ontwikkelingen in de rechtspositie van de predikant verantwoorde standpunten in te nemen. De praktische punten in dit stuk zijn vooral ontleend aan de situatie van de PKN, maar deels ook goed toepasbaar op andere kerkgenootschappen. De praktische punten spelen op dit moment en zijn daarom bedoeld als voorbeelden hoe zaken als onafhankelijkheid en vrijheid kunnen worden uitgewerkt. In deze nota wordt in de grammaticaal mannelijke vorm over predikanten gesproken. Uiteraard worden zowel mannen als vrouwen bedoeld.
1
De predikant als Verbi Divini Minister
De predikant is dienaar van het Woord: Verbi Divini Minister. De predikant is van Godswege geroepen om het Woord te verkondigen. Op grond van deze roeping wordt aan de predikant de geestelijke leiding en zielzorg van de gemeente toevertrouwd. Het werk van de predikant wordt dus in eerste instantie bepaald door deze roeping, en pas in tweede instantie door de instituten waarbinnen het werk gestalte krijgt. Om God te kunnen dienen heeft de predikant een grote vrijheid nodig ten opzichte van de instituten waarbinnen zijn werk vorm krijgt. Die vrijheid is geen recht maar een opdracht die tegelijk door de predikant en door de kerk en de gemeente gerespecteerd dient te worden om de dienstbaarheid aan het Woord van God tot volle bloei te laten komen. Deze vrijheid is een groot goed dat bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in het respect voor het ambtsgeheim en in de mogelijkheden die de predikant van de kerk en de gemeente krijgt zijn werk op een persoonlijke manier in te vullen en uit te voeren. Het is in eerste instantie aan de predikant om te zien wat er in zijn situatie nodig is, wat er georganiseerd moet worden, wie er bezocht moeten worden, hoe de werktijd ingedeeld wordt. Het spreekt vanzelf dat de dienstbaarheid van de predikant hem er ook toe verplicht dit alles na overleg met de gemeente te doen waarin hij is beroepen. Deze vrijheid komt ook tot uitdrukking in het feit dat een predikant een traktement ontvangt en geen salaris: hij is een vrijgestelde die door dit traktement de vrijheid heeft om de gemeente voor te gaan in het lezen van de Schrift, in het gebed en in de dienstbaarheid aan mensen. Hij is dus geen werknemer van de gemeente. Ook al brengt het parttime predikantschap met zich mee dat er steeds meer wordt omschreven wat de predikant wel en niet geacht wordt te doen, de gedachte van de predikant als vrijgestelde verandert hier niet door. De vrijheid van de predikant komt niet alleen tot stand in het spanningsveld tussen predikant en kerk of kerkelijke gemeente, maar ook in het spanningsveld tussen de predikant en zijn collega’s. De huidige tendens waarbij predikanten steeds meer in teams gaan werken betekent dat niet alleen de gemeente de gesprekspartner van de predikant is, maar ook zijn collega’s. Deze teamvorming werkt twee richtingen uit: aan de ene kant krijgt een predikant door teamvorming meer vrijheid om zich te
2
De predikant als Verbi Divini Minister (2015-01-22)
specialiseren. Aan de andere kant zijn er de bindende afspraken die niet alleen beslag leggen op de tijd van de predikant, maar soms ook van de predikant vragen anders te werken dan bij zijn aard past. Aan de vrijheid kleven ook gevaren. Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen. Daarom stelt de kerk toelatingseisen aan kennis, bekwaamheid en geschiktheid van de predikant. Bovendien zijn er regels en protocollen gemaakt waarin de dienstbaarheid en vrijheid van de predikant gezekerd moeten worden. Terecht vragen de kerk en de gemeente, in navolging van de huidige maatschappelijke gebruiken, om transparantie. Er zijn protocollen voor allerlei zaken, de PKN bijvoorbeeld verplicht predikanten en kerkenraden tot een jaargesprek. De BNP heeft het voortouw genomen om gedragsregels op te stellen. In de afgelopen jaren zijn veel materiële zaken rondom het predikantschap steeds meer in regelingen vastgelegd. Dat is in de regel een goede zaak. Toch maakt de BNP zich zorgen over de toenemende hoeveelheid protocollen en regels in samenleving en kerk, en de toegenomen druk om transparant te zijn. Deze neiging om alles te willen regelen en de druk om zo transparant mogelijk te functioneren zet de vrijheid van de predikant om God, gemeente en mensen te dienen onder druk. Dat dit niet alleen een kerkelijk probleem is, maar één die de hele samenleving treft, blijkt uit een opmerking van Tjibbe Joustra in Trouw, die spreekt van een ‘harnas van regelgeving’ , waardoor medewerkers verstijven en hun gezond verstand niet meer gebruiken. (Trouw 25 april 2014) Bij alle voorstellen die het predikantenwerk regelen, moet de vraag gesteld worden of zij de dienstbaarheid van de predikant bevorderen, of uiteindelijk juist beperken. Maatwerk is belangrijk. De ene predikant is de andere niet. En de ene gemeente de andere niet. Maatwerk betekent niet dat de predikant zich allerlei dingen kan permitteren. Een gemeente mag er op rekenen dat de predikant zondagmorgen voorgaat in de kerkdienst, bezoeken aflegt, kringen leidt, zijn bijdrage levert aan het bestuur van de gemeente, etcetera. De vraag is steeds weer: welke regels en protocollen helpen om de predikant het werk goed te laten doen, genereren voldoende veiligheid om hem op het juiste moment goede beslissingen te laten nemen en goede keuzen te maken. Het woord ‘kairos’ drukt goed uit wat hier bedoeld wordt. Om voluit dienaar van het Woord te zijn is vrijheid nodig. Tegelijk is de BNP zich ook bewust dat ongelimiteerde vrijheid niet bestaat en niet gewenst is. Vrijheid is nodig: 1. In de praktische regelingen. Er moet ruimte zijn voor gemeenten en predikanten om de wensen van beide kanten goed op elkaar af te stemmen. Maatwerk is gewenst. Aan de andere kant bieden regels zekerheid en bescherming. 2. De predikant is geroepen om een tegenover te zijn voor zijn gemeente. De predikant moet kunnen denken, zeggen en doen wat daarvoor nodig vindt. De BNP ziet echter ook dat deze vrijheid haar grenzen heeft. Elke gemeente heeft haar eigen geestelijke ligging, met bijbehorende bandbreedte voor de mogelijkheden van meningsuiting. In een gereformeerde bondsgemeente kan je andere dingen zeggen dan in een vrijzinnige gemeente. Beide hebben hun bandbreedte.
3
2
De predikant als Verbi Divini Minister (2015-01-22)
Praktische punten met betrekking tot de vrijheid van de predikant
In het voorgaande is geconstateerd dat de dienstbaarheid van de predikant aan God en mensen vrijheid nodig heeft ten aanzien van de invulling van het werk. Daar zitten een aantal aspecten aan. Deze worden hieronder puntsgewijs besproken.
De invulling van het werk: 1. Vrijheid in denken. Al eerder is genoemd: 1.1. De vrijheid van meningsuiting is beperkt: als de predikant teveel afwijkt van de modaliteit van zijn gemeente is dat overal een probleem. Dit is een gegeven. 1.2. Daarbij wordt aangetekend dat de predikant ook geroepen is een tegenover voor zijn gemeente te zijn. De vrijheid die daarvoor nodig is, moet te allen tijde worden gewaarborgd. 2. Vrijheid ten aanzien van beroepsgeheim en gedragscodes. Gedragscodes bevorderen niet altijd de dienstbaarheid aan het Woord en aan het heil van de mensen. 2.1. De BNP vindt de gedragscodes belangrijk, maar het blijkt dat verschillend omgegaan wordt met de eisen van de gedragscodes. 2.2. Gedragscodes, zoals de Beroepscode en gedragsregels voor predikanten en kerkelijk werkers die in de PKN zijn vastgesteld door de synode, en het Protocol voor gemeenten die geconfronteerd worden met (seksueel) misbruik in pastorale en gezagsrelaties dat in de PKN wordt gevolgd, worden soms misbruikt om predikanten te beschadigen. 2.3. De BNP maakt zich zorgen over de positie van de verdachte in het genoemde protocol rondom het seksueel misbruik. Zijn zijn rechten voldoende gewaarborgd? 2.4. Ten aanzien van het Leden Registratiesysteem Protestantse Kerk vindt de BNP het merkwaardig dat zonder gesprek hierover in het LedenRegistratiesysteem Protestantse Kerk allerlei mogelijkheden zijn verwerkt om predikanten en ambtsdragers te controleren. Dit raakt niet alleen de onafhankelijkheid en vrijheid van de predikant, maar ook de privacy van andere betrokkenen. 3. Vrijheid in tijdsbesteding. 3.1. Door de komst van de parttimer is het aantal uren dat de predikant werkt een thema geworden. De normjaartaak is vastgesteld. Het oude beeld van de dominee die er gewoon 24/7 is, verdwijnt langzamerhand. 3.2. Veel predikanten zijn gaan tijdschrijven: wat doen de zij precies en hoeveel tijd kost dat? De resultaten daarvan communiceren zij met kerkenraad en gemeente, zodat de besteding van de tijd van de predikant een gezamenlijke verantwoordelijkheid van predikant en kerkenraad wordt. Vraag is alleen: tot hoever moet deze communicatie gaan en staat zij altijd in dienst van de dienstbaarheid van de predikant aan het Woord en aan het heil van mensen? 3.3. Ook al heeft het opkomen van de parttime predikant ervoor gezorgd dat predikanten steeds meer zijn gaan opschrijven wat een bepaalde taak aan tijd kost, toch worden predikanten (nog steeds) afgerekend op resultaat en niet op het aantal uren dat ze werken. De vraag is steeds meer: “Sprak een dienst/catechese/kring/leerhuis aan? Is de predikant bij bepaalde mensen geweest? Zichtbaarheid is belangrijk. Dit laat zien dat het aantal uren dat de predikant aan een bepaalde taak werkt niet bijster interessant is. Het gaat uiteindelijk om het resultaat/effect dat bereikt wordt. Het is echter de vraag of het effect een maat is voor de dienstbaarheid van een predikant aan het Woord en aan mensen. Net als het een vraag is of het aantal uren dat de predikant werkt een maat is voor de genoemde dienstbaarheid.
4
De predikant als Verbi Divini Minister (2015-01-22)
3.4. Conclusie: noch het aantal uren, noch het effect dat bereikt wordt is een doorslaggevende maat voor de dienstbaarheid van een predikant. De beoordeling van het werk van een predikant vraagt per definitie om een genuanceerde benadering. 3.5. Verdere discussie: een criterium dat tot op heden nauwelijks gehanteerd wordt is de onafhankelijkheid/vrijheid van de predikant in het kader van zijn dienstbaarheid aan het Woord. Verdient het aanbeveling dit in de afwegingen mee te nemen en zo nadrukkelijk ruimte te vragen voor dit ambtseigen aspect van het werk? Zijn er andere criteria waarin deze dienstbaarheid meer objectief uitgedrukt kan worden?
De beloning Binnen de kerk is er sprake van een toenemende differentiatie in de juridische bedding voor het predikantschap. Er is een predikantenpool opgezet, er werken interimpredikanten die ook speciaal voor dit werk worden opgeleid, er zijn predikanten in loondienst, er zijn kerkelijk werkers met sacramentsbevoegdheid. 1.
2.
3.
4.
5.
6.
De BNP is geen voorstander van een differentiatie in beloning bij vergelijkbare werkcondities. Ten eerste hangt dan het inkomen van de predikant af van zijn onderhandelingskwaliteiten. Wanneer, ten tweede, kerkenraden predikanten meer gaan betalen vanwege vermeende grotere kwaliteiten, geeft dat kerkenraden ook een ongewenste machtspositie, die de vrijheid van de predikant ondermijnt. Dit is anders bij het zogenaamde getermineerde beroep. De huidige kerkorde laat een getermineerd beroep slechts bij uitzondering toe. Ordinantie 3-18 van de Kerkorde van de PKN stelt: alleen in bijzondere omstandigheden, voor tenminste vier jaar. Volgens de Toelichting op de kerkorde (Van den Heuvel 2013, p. 152) zijn beperkte financiële middelen geen reden voor een getermineerd beroep. In de praktijk blijkt dit echter in toenemende mate de achterliggende reden. In de praktijk is sinds een aantal jaren sprake van andere – getermineerde – aanstellingen, zoals in de hulpdienst, de predikantenpool en de predikant-ad-interim. De BNP meent dat ook bij deze aanstellingen de vrijheid van de predikant gewaarborgd moet zijn én dat zijn rechtspositie goed geregeld moet zijn. Op dit moment ontbreken (kerkordelijke) regels, en wordt oneigenlijk gebruik gemaakt van de zogeheten hulpdienstcontracten. De BNP heeft in principe geen bezwaar tegen het getermineerde beroep, ook niet als het gaat om minder dan vier jaar en evenmin als financiële redenen het motief vormen. Wel vindt de BNP dat getermineerd werken beter beloond zou moeten worden. Bij gelijkblijvend traktement verschuift het risico van een getermineerd beroep eenzijdig van gemeente naar predikant. Dit is ongewenst. Het bedrag boven een ‘normaal’ inkomen is voor het vangnet voor de toekomst. Het werken van een predikant als ZZP-er reduceert de vrijheid van de predikant en daarmee zijn dienstbaarheid aan het Woord tot nul: dan wordt paradoxalerwijze de gezagsverhouding bijna absoluut; de kerkenraad bepaalt volledig welke taken de predikant doet. De BNP wil niet terug naar een klassensysteem dat vroeger gehanteerd werd. Dat zou weliswaar een voordeel zijn voor kleine gemeenten die nu een predikantstraktement niet kunnen opbrengen, maar heeft een ongewenst inkomenseffect. In de PKN zou veeleer gezocht moeten worden naar de mogelijkheden om in samenwerking met het Regionaal College voor de Behandeling van Beheerszaken (RCBB) maatwerk te leveren voor de kleine gemeenten.
Het wonen en de pastorie Een belangrijk thema in de discussie over de vrijheid van de predikant betreft de pastorie. Is de predikant verplicht in de pastorie te wonen? De BNP onderschrijft de waarde van de pastorie. Deze pastorie verschaft de predikant namelijk een zekere vrijheid ten opzichte van zijn gemeente en vice versa. Van oudsher is het predikantschap een beweeglijk beroep. Eens in de zoveel tijd dient de
5
De predikant als Verbi Divini Minister (2015-01-22)
predikant een andere gemeente, en dat betekent bijna altijd de noodzaak van een verhuizing. Wanneer de tijd gekomen is om een beroep aan te nemen naar een andere gemeente, kan dat ook gebeuren zonder zorgen over een eventuele verkoop van een huis en de daarmee gepaard gaande kosten. Ook voor de uitvoering van het werk heeft het wonen in de gemeente en in de pastorie een meerwaarde. We zetten nog even een paar punten op een rijtje: 1. De pastorieplicht heeft twee aspecten. 1.1. De plicht van een gemeente om in een pastorie te voorzien (pastorieplicht) 1.2. De plicht van een predikant om in de pastorie van de gemeente te wonen (residentieplicht) 2. Veel gemeenten verkopen hun pastorie. Predikanten vonden het in het verleden nog wel eens prettig om een eigen huis te kopen. Nu moet een fulltime predikant in de standplaats wonen. Is dat nog wel in overeenstemming met de eisen van deze tijd? Wat zijn gevolgen van het loslaten van pastorie- en residentieplicht? 2.1. Voordelen van het loslaten van de residentieplicht: 2.1.1. Een predikant met een eigen huis kan makkelijker in een bepaalde regio van standplaats wisselen, waardoor de mobiliteit van predikanten toeneemt, en gemeenten regelmatiger een andere predikant kunnen beroepen. 2.1.2. Wanneer de predikant een huis koopt en buiten zijn woonplaats kan werken loopt hij minder risico. Hij hoeft immers zijn huis niet te verkopen. 2.1.3. Wanneer de predikant een beroep naar elders aanneemt hoeft hij, wanneer zijn nieuwe gemeente op een aanvaardbare afstand ligt, niet te verhuizen, 2.1.4. de predikantspartner hoeft geen werk te zoeken in een nieuwe regio en 2.1.5. gezinnen kunnen zich settelen in één plaats. 2.1.6. Bij het bezit van een eigen huis of het huren van een huurhuis dat niet van de gemeente wordt gehuurd, beschikt de predikant na zijn emeritaat direct over woonruimte. 2.1.7. Het ontstaan van regionale teams kan eenvoudiger zijn als de pastorieplicht losgelaten wordt. 2.2. Wanneer je de residentieplicht loslaat moet er een goede regeling komen voor ‘woon-werk reiskosten’. 2.2.1.
2.2.2.
Binnen de Remonstrantse Broederschap is b.v. de pastorieplicht losgelaten. Als er geen pastorie beschikbaar is, heeft de predikant wel recht op een bijdrage in de woonlasten indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: (a) de predikant woont binnen een straal van 20 kilometer rond het hoofdkerkgebouw van de gemeente waar de predikant werkzaam is. (b) de aanstelling van de predikant bedraagt minstens 60% van een fulltime aanstelling. Voor woon-werk reiskosten wordt in de Remonstrantse Broederschap in overleg tussen gemeente en de personeelsfunctionaris van de Remonstranten op basis van redelijkheid en billijkheid een regeling getroffen voor de vergoeding van de vervoerskosten van woonadres tot de gemeente/ressort grens v.v.. Deze reizen worden niet beschouwd als werktijd.
2.3. Voordelen van het vasthouden aan de pastorie- en residentieplicht: 2.3.1. Wanneer aan de residentieplicht vastgehouden wordt, zullen gemeentes een pastorie moeten aanhouden c.q. aanbieden. 2.3.2. Door het vasthouden aan de pastorieplicht wordt op dit gebied ongelijkheid in de beroepsgroep voorkomen: de koop- of huurprijzen van huizen zijn in bepaalde regio’s beduidend hoger dan in andere regio’s. 2.3.3. De predikant woont in de gemeente waar hij werkt. 2.3.4. De predikant blijft mobiel m.b.t. een beroep naar een gemeente die verderweg is gelegen. 2.3.5. Een predikant die om wat voor reden dan ook op korte termijn weg wil uit de gemeente verlaat makkelijker de pastorie dan een koophuis dat hij moet verkopen.
6
De predikant als Verbi Divini Minister (2015-01-22)
Toch blijft het voor ons de vraag of de voordelen voldoende opwegen tegen de nadelen om de pastorieplicht los te laten. In veel gemeentes is het zinvol dat de predikant woont in de plaats waar hij werkt. In andere gemeentes is dat misschien minder van belang. Gemeentes die de predikant verplichten om binnen de (kerkelijke) gemeentegrenzen (residentieplicht) zullen een pastorie moeten aanhouden (pastorieplicht) en de predikant verplichten of dringend verzoeken daar ook te gaan wonen. Gemeentes die daar niet zoveel waarde aan hechten hoeven geen eigen pastorie aan te houden. Maar als men geen pastorie aanhoudt, kunnen zij een predikant ook niet verplichten om binnen de (kerkelijke) gemeentegrenzen te wonen.
Studiekosten Het staat buiten kijf dat een goede opleiding en een doorgaande studie onmisbaar is om het ambt van Dienaar van het Woord op een adequate wijze in te vullen. Daarvoor is geld nodig. In de PKN en in andere kerken zijn er regelingen voor studiekosten van predikanten. In de PKN zijn predikanten verplicht om de toelagen die zij daarvoor ontvangen te besteden aan de Permanente Educatie. Door de wijze waarop deze PE nu wordt georganiseerd en de kosten die met het aangestuurde en nietaangestuurde gedeelte zijn gemoeid, worden predikanten binnen de PKN beperkt in hun keuzen. De BNP vindt dat hierin meer vrijheid moet komen: 1. Predikanten moeten de vrijheid hebben om zelf hun onderwerp te kiezen. Er moet ruimte zijn om eigen krachtige punten te versterken en te professionaliseren in de diepte. Predikanten moeten vaker dan 1 keer de mogelijkheid hebben om een specialisatie te doen. 2. De vrijheid van de predikant in de keuze van onderwerpen moet gewaarborgd worden. Kerkenraad en BMCV (Breed Moderamen Classicale Vergadering) blijken in de praktijk soms meer dan een formele toetsende rol op te eisen. 3. De vrijheid van de predikant zou ondersteund moeten worden met voldoende financiële middelen. 4. Reiskosten die een predikant maakt voor de PE moeten vergoed worden. Nu is een predikant uit het zuiden of noorden van het land substantieel meer kwijt aan reiskosten dan iemand uit het midden van het land. Dit nog afgezien van de reistijd.
3 Conclusie Het bestuur van de BNP is na een aantal versies van dit document over de vrijheid van de predikant tot de conclusie gekomen dat het spreken over de vrijheid altijd in het teken dient te staan van de roeping van de predikant: om dienaar van het Woord te zijn. De vraag is hoe die vrijheid ingevuld wordt. De maatschappij is in de laatste decennia complexer en veelvormiger geworden. Daarmee is ook de invulling van het predikantschap veelkleuriger geworden. Wat de één vrijheid geeft, is voor de ander een belemmering om dienaar van het Woord te zijn. In het bovenstaande heeft het bestuur van de BNP zich er toch aan gewaagd enkele lijnen te trekken. Gehoopt wordt dat dit stuk daarmee richting kan geven aan het nadenken over het werk van de predikant.
2015-01-22 Pieter J. Huiser Met dank aan Sjaak Verwijs, Riemer Praamsma, Klaas-Willem de Jong en Marina Slootmans.