De positie van woningcorporaties in de crisisbeheersing J. M. Muller 18 January 2013 Masterthesis Technische Universiteit Delft
Personalia
Eerste mentor
Prof. dr. P. J. Boelhouwer
Sectie
Housing Systems
Tweede mentor
Prof. dr. B. J. M. Ale
Architecture, Urbanism and Building
Sectie
Safety Science Group
Sciences
Afdeling
Real Estate and Housing
Differentatie
Housing
Gecommiteerde
Dr. N. E. T. Nieboer
Sustainability
Sectie
Housing Quality and Process Innovation
1558420
Auteur
J. M. Muller
E-‐mail adres
[email protected]
Faculteit
Studentnummer
Policy,
Management
and
2
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Proloog
Ik hoop dat dit rapport nieuwe inzichten bied over de positie van
Voor u ligt de masterthesis van het afstudeeronderzoek, van de master
Real Estate & Housing aan de faculteit Architecture, Urbanism and
J. M. Muller
Building Sciences van de Technische Universiteit Delft. Het
afstudeeronderzoek is het afsluitend onderdeel van derde en vierde
Januari 2012
semester van de master. Het is opgedeeld in vijf peilingen en dit rapport
is geschreven voor de vijfde peiling en omvat het eindresultaat van het
woningcorporaties in de crisisbeheersing en wens u veel leesplezier toe.
onderzoek, welke deel uitmaakt van het Housing Policy, Management and Sustainability laboratorium. In het rapport worden de resultaten van het onderzoek naar de positie van woningcorporaties in de crisisbeheersing getoond. Het betreft een verzamelingen aan aanbevelingen, die in de praktijk moeten worden geïmplementeerd voor een efficiëntere positie van woningcorporaties in de crisisbeheersing.
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
3
Managementsamenvatting
van primaire levensbehoeften. Aedes heeft hier op gereageerd door het
Inleiding
calamiteitenhandboek dient als onderlegger, zodat woningcorporaties
De betrokkenheid van woningcorporaties in crisisplannen is een vraag die
een eigen calamiteitenplan kunnen opstellen. De betrokkenheid en
de commissie Oosting tijdens de evaluatie van de vuurwerkramp in
positie van woningcorporaties in de crisisbeheersing voor een efficiënte
Enschede ook al heeft gesteld. In de publieke en private sector zijn
respons zijn voor zowel de woningcorporaties zelf als voor de
uitstekende crisispartners om in de crisisbeheersing te ondersteunen.
crisisbeheersingsactoren zijn niet helder gedefinieerd. De huidige
Maar waarom worden de woningcorporaties en andere publieke en
instrumenten kunnen ook worden verbeterd voor een efficiëntere
private partijen dan niet betrokken in crisisplannen. Vanuit het wettelijk
respons van woningcorporaties
kader blijkt dat de crisisbeheersing is gericht op de traditionele actoren
namelijk
Onderzoeksmethodologie
de
gemeente,
de
calamiteitenhandboek aan woningcorporaties te verstrekken. Het
brandweer,
de
geneeskundige
hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) en de politie. Deze actoren
Het onderzoek bestaat uit twee delen, namelijk een theoretisch
hebben verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden die omschreven
onderzoek en een empirisch onderzoek. Het eerste deel van het
staan in de Wet veiligheidsregio’s en de Politiewet. Dagelijks zijn er
theoretisch onderzoek is gericht op het onderzoeken van de positie van
incidenten
zoals
woningcorporaties volgens het wettelijk kader. Allereerst is de organisatie
keukenbranden, stroomstoringen en gas-‐ of water lekkages in het
van de crisisbeheersing in literatuur en wetten onderzocht. Uit dit
woningbezit. In de meeste gevallen zijn het kleine incidenten, maar het
onderzoek blijkt dat woningcorporaties meer als een crisispartner worden
komt voor dat incidenten escaleren en grote gevolgen hebben voor
beschouwd. Een crisispartner is een partij die een crisisbeheersingsactor
meerdere woningen. Het is voor woningcorporaties zeer belangrijk om te
ondersteund in haar taken door diensten aan te bieden. Het tweede deel
kunnen reageren bij incidenten in het eigen woningbezit. Niet alleen om
van het theoretisch onderzoek heeft zich gericht op de maatregelen in de
waarbij
woningcorporaties
zijn
betrokken,
de hulpdiensten te ondersteunen, maar ook om de bewoners te voorzien
4
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
corporatiesector. Aedes heeft als koepelorganisatie een grote rol in het
een incident in het woningbezit heeft voorgedaan. Uit het theoretisch
verstrekken van handboek en publicaties, zodat woningcorporaties het
onderzoek blijkt dat woningcorporaties zich moeten positioneren als
woningbezit
kunnen
wel
een
crisispartner. In de eerste casestudy heeft woningcorporatie Woonbron
woningcorporaties
een
de taken van de gemeente opgenomen door bewoners op te vangen en
calamiteitenplan kunnen opstellen om efficiënt te acteren bij een ramp.
voor te lichten terwijl dit taken van de gemeente zijn. Woonbron heeft
Woningcorporaties blijken actiever te zijn in de preventiefase door de
een misstap gemaakt door bewoners verkeerd in te lichten dat woningen
huidige staat van woningen te verbeteren om een veilige woonomgeving
weer zijn vrijgegeven door de brandweer en zij weer terug konden keren.
aan haar huurders te bieden. De woningcorporaties zijn minder actief in
Dit was niet het geval want er werden nog werkzaamheden uitgevoerd en
de crisisbeheersing zelf. Op basis van interviews bij woningcorporaties en
wekte frustraties bij de bewoners op. Neem als woningcorporatie dan
gemeenten, worden de woningcorporaties beschouwd als crisispartner in
niet taken op je die bij een crisisbeheersingsactor behoren. In de tweede
het bemiddelen van huisvesting. De huidige instrumenten binnen de
casestudy is woningcorporatie WoonFriesland betrokken. De
corporatiesector, namelijk het Aedes calamiteitenhandboek maar ook
positionering van WoonFriesland komt overeen met de bevindingen uit
calamiteitenplannen die woningcorporaties zelf hebben opgesteld zijn
het theoretisch onderzoek. WoonFriesland heeft zich gepositioneerd als
wel toe aan verbetering. De verbetering is noodzakelijk, omdat de
crisispartner, als bemiddelaar in huisvesting en als voorlichter naar
structuur en wetgeving van de crisisbeheersing, sinds de publicatie van
bewoners. In het empirisch onderzoek hebben beide woningcorporaties
het Aedes calamiteitenhandboek is veranderd. Voor een efficiënte
een andere positie. Maar door de overeenkomsten met de bevindingen
respons en samenwerking in de crisisbeheersing, is het noodzakelijk dat
uit het theoretisch onderzoek, wordt uit het empirisch onderzoek
woningcorporaties bekend zijn hoe de crisisbeheersing is georganiseerd.
vastgesteld dat woningcorporaties zich moeten positioneren als
In het empirisch onderzoek zijn twee casestudy’s bestudeerd naar de
crisispartner van de gemeente. Daarnaast blijkt uit de casestudy’s dat
ingenomen positie in de crisisbeheersing en uitgevoerde taken nadat er
woningcorporaties inderdaad op de hoogte moeten worden gebracht
calamiteitenhandboek
verbeteren. verstrekt,
Aedes
zodat
heeft
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
5
over de hedendaagse crisisbeheersing. Daarmee kan worden vastgesteld
het theoretisch onderzoek blijkt dat een losstaand huisvestingsconvenant
dat het huidige instrument van Aedes geactualiseerd moet worden. Met
tussen woningcorporaties en de gemeente niet praktisch is. Een meer
het actualiseren van het calamiteitenhandboek, wordt de positie en taken
praktische oplossing is om de positie van woningcorporaties in de
waarin van woningcorporaties kunnen ondersteunen duidelijk voor de
prestatieafspraken vast te leggen.
corporatiesector. Alleen voor gemeenten dient de positie van de
woningcorporaties nog helder te worden. Ook moet er helderheid komen
Conclusies en aanbevelingen
over de taken die woningcorporaties uitvoeren om de bevolkingszorg te
Uit het theoretisch onderzoek blijkt dat woningcorporaties zich als een
ondersteunen. Uit de analyse van het theoretisch onderzoek en het
crisispartner moet positioneren, omdat zij geen wettelijke bevoegdheden,
empirisch onderzoek blijkt dat woningcorporaties ondersteuning kunnen
taken en verantwoordelijkheden heeft in de crisisbeheersing. Deze
bieden in de bemiddeling van woonruimte voor getroffenen van rampen.
conclusie wordt ook getrokken in het empirisch onderzoek. Een
Hierin moet geen onderscheid door de woningcorporaties gemaakt
woningcorporatie moet zich niet als crisisbeheersingsactor gaan
worden tussen huurder van particulieren, woningcorporaties en
positioneren. Laat ten alle tijde crisisbeheersingsprocessen over aan
eigenwoningbezitters. Woningcorporaties kunnen ook bijdragen in de
actoren die daar wettelijk verantwoordelijk voor zijn. Initieer geen acties
communicatie naar getroffenen, vooral als het om de eigen huurders
waarvoor een crisisbeheersingsactor voor verantwoordelijk is om nooit
gaat.
de
negatief te worden belicht door bijvoorbeeld de pers. Vanuit de positie
informatievoorziening. Tijdens het registreren van getroffenen, kunnen
van crisispartner kan een woningcorporatie bemiddelen in woonruimte,
huurderslijsten worden gecontroleerd met de gegevens uit de
wanneer de gemeente vraagt om ondersteuning. Naast het bemiddelen
gemeentelijk
en
in woonruimte, is communicatie een taak waarin de gemeente kan
woningcorporaties bestaat er een convenant in de vorm van
worden ondersteund. Informatievoorziening is een derde taak voor
prestatieafspraken waarin het huisvestingprogramma is vastgesteld. Uit
woningcorporaties, met name het voorzien van bewonersinformatie en
6
Ook
kunnen
woningcorporaties
basisadministratie.
bijdragen
Tussen
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
in
gemeenten
informatie over wooncomplexen aan de crisisbeheersingsactoren. Uit het empirisch onderzoek blijkt ook dat door woningcorporaties in deze drie taken kan ondersteunen. Om de taken en positie in de crisisbeheersing te verhelderen voor woningcorporaties, zal het huidige instrument van Aedes moeten worden geactualiseerd. Om de positie en taken waarin door woningcorporaties de gemeente kan ondersteunen, zal dit in de prestatieafspraken moeten worden vastgelegd. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten kan een grote rol hier in betekenen. In een opvolger van de handreiking ‘Van Woonvisie naar Prestatieafspraken’ kan de positie en taken van de woningcorporaties worden toegevoegd.
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
7
Management summary
an incident. Aedes responded by providing the emergency response
Introduction
serves as a model, in order that housing associations can compile an own
Oosting has mentioned the involvement of housing associations in the
emergency response plan. The involvement and position of housing
disaster relief in the evaluation report of the fireworks disaster in
associations in the disaster relief for an efficient response are for the
Enschede. In the public and private sector are excellent disaster relief
housing associations as for the disaster relief actors not clear defined. The
partners that can assist in the disaster relief. But why is it not that
current instruments need to be improved for a more efficient response of
housing associations are involved in disaster. But why are housing
the housing associations.
associations and other private and public parties not involved in disaster
relief plans. In the legal framework disaster relief is aimed on the
Research methodology
traditional disaster relief actors, namely the municipality, the fire
The research consists of two parts, namely a theoretical research and an
department, regional emergency medical service and the police.
empirical research. The first part of the theoretical research is aimed on
According to the Wet veiligheidsregio’s and the Politiewet these actor
the position of housing associations in the legal framework. To start with
have responsibilities, tasks and the power to act in the disaster relief.
the organisation of the disaster relief has been research in literature and
Housing associations are daily involved in incidents as kitchen blazes,
in laws. It turns out that housing associations are considered as a disaster
electricity breakdowns and gas-‐ or water leakages. In most of the cases
relief partner. A disaster relief partner is an organisation that assist and
they have to deal with small incidents, but it does occur that incidents
emergency relief actor by providing services. The second part of the
escalate and have large consequences for multiple dwellings. It is
theoretical research is aimed on measures that have been taken by the
necessary for housing associations that they are able to respond during
housing associations sector. Aedes provided the emergency response
incident in their property. Not only so they are able to assist the
playbook, in order that housing associations will compile and emergency
playbook to the housing associations. The emergency response playbook
emergency services, but also to provide the tenants primary needs after
8
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
response plan. But it appears that housing associations are more active to
information about the situation, what actually are tasks of the
avoid risks by improving the current state of the property. Housing
municipality. Woonbron made a mistake by providing incorrect
associations are less active in the disaster relief. Bases on the interviews
information to the tenants. They were informed that the fire department
with housing associations and municipalities, it seems that housing
released their dwelling and they could return home. This was not the case
associations are considered as disaster relief partner for providing
because the repairs in the dwellings were not finished, and this frustrated
dwellings. The current instruments within the housing associations
the tenants. Do not engage task in the disaster relief if the responsibility
sector, namely the Aedes emergency response playbook but also
belongs to a disaster relief actor. In the second case study involved
emergency response plans that has been compiled by the housing
housing association WoonFriesland. The position of WoonFriesland,
associations need to be improved. Improving these instruments is
matches the findings from the theoretical research. WoonFriesland were
necessary, because the structure and legislation of the disaster relief has
positioned as disaster relief partner, by providing alternative dwellings.
been changed after the publication of the emergency response playbook.
Another task that matched the finding from the theoretical research is
If housing associations are familiar with the organisation of the disaster
that WoonFriesland acted as an informer. By the similarities from the
relief, they will be able to respond more efficient and cooperate more
theoretical research and the empirical research determines that housing
efficient with emergency disaster actors. In the empirical research, two
associations should positions them as disaster relief partner. Besides that
case studies were conducted. The tasks where housing associations were
from the case studies it turns out that housing associations do have to be
involved in and position have been observed. The finding from the
instructed about the current organisation of the disaster relief. This
theoretical research, points out that housing associations have to position
determines that the current instrument of Aedes needs to be updated. By
them as disaster relief partner. In the first case study housing association
updating the emergency response playbook, the position of housing
Woonbron positioned them in the position of the municipality.
associations and tasks in which they can assist will be clear for the
Woonbron sheltered the tenants in the Woonbron office and provided
housing association sector. The tasks and position of the housing
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
9
association now only needs to be defined for the municipalities. From the
disaster relief to those who are trained, are responsible and have to
findings of the analysis of the theoretical and empirical research, turns
power. Do not carry out action where the responsibility belongs to a
out that a housing association can assist in providing alternative dwellings
disaster relief actor, to avoid negative consequences if it turns out bad.
to victims. Housing associations can also assist by acting as an informer to
Act as a disaster relief partner by providing alternative dwellings, if the
the victims, especially if the victims are tenants of their property. Another
municipality request assistance. Besides that a housing association can
task is the provision of information of tenants. The registration of victims
act as an informer and provide information of tenants or building
can be checked with the administration of the municipality and the
information. To define the tasks and position for housing associations, the
housing associations. Between the municipalities and the housing
Aedes emergency response playbook has to be updated. To define the
associations there is a pact in which the housing programme is
position and task of housing associations for the municipalities, the
determined. From the theoretical research it turns out that a separate
housing programme pact need to be updated. The Vereniging van
pact is not practical. A more practical solution is to record the position
Nederlandse Gemeenten plays a large role in this improvement. In the
and task of the housing association in the housing programme pact.
successor of ‘Van Woonvisie naar Prestatieafspraken’ the postion and
tasks of housing associations should be described.
Conclusions and recommendations
Based on the findings from the theoretical research it can be concluded that housing associations should positions them as disaster relief partner. Mainly because housing associations do legally not have the responsibilities, the tasks and the power to act in the disaster relief. From the empirical research the same conclusion can be made that housing associations should not position them as a disaster relief actor. Leave the
10
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Leeswijzer
Hoofdstuk 4 Crisisbeheersing binnen de corporatiesector
Deel A Thema & Methodologie
omtrent de crisisbeheersing wordt in dit hoofdstuk beschreven.
Hoofdstuk 1 Onderzoeksmethodologie
Het eerste hoofdstuk van dit rapport behandelt het thema van het
Hoofdstuk 5 Analyse van het theoretisch onderzoek
onderzoek. In dit hoofdstuk zijn de probleemanalyse, probleemstelling en
Door middel van het wettelijk kader en de maatregelen uit de
het
corporatiesector, wordt de positie van woningcorporaties in dit hoofdstuk
onderzoeksdoel
Welke maatregelen er door de corporatiesector worden getroffen
omschreven.
Tevens
zijn
de
centrale
onderzoeksvraag en de deelonderzoeksvragen omschreven.
vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Onderzoeksmethodologie
Deel C Empirisch onderzoek
In dit hoofdstuk wordt de methodologie van het onderzoek omschreven.
Hoofdstuk 6 Casestudy woningexplosie Prinses Julianaweg te Dordrecht
Het onderzoek is in gedeeld in drie fasen en in dit hoofdstuk wordt
In dit hoofdstuk zal de eerste van twee casestudy’s worden behandeld.
uitgelegd hoe er per fase te werk is gegaan.
De casestudy richt zich op de positie van Woonbron na een incident in
Dordrecht.
Deel B Theoretisch onderzoek
Hoofdstuk 3 Het wettelijk kader van de crisisbeheersing
Hoofdstuk 7 Casestudy galerij-‐instorting Antillenflat te Leeuwarden
Dit hoofdstuk beschrijft het wettelijk kader binnen de crisisbeheersing en
In dit hoofdstuk zal de laatste van twee casestudy’s worden behandeld.
overige literatuur die bijdragen aan de crisisbeheersing.
De casestudy richt zich op de positie van WoonFriesland na een incident
in Leeuwarden.
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
11
Hoofdstuk 8 Analyse van het empirisch onderzoek
Op basis van de empirische bevindingen uit de casestudy’s worden de bevindingen vergeleken door midden van een cross-‐case analyse.
Deel D Analyse Hoofdstuk 9 Analyse van het theoretisch en empirisch onderzoek In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit het theoretisch en het empirisch onderzoek geanalyseerd. De uitkomst is de basis voor de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag.
Deel E Conclusie en aanbevelingen Hoofdstuk 10 Conclusie In dit hoofdstuk wordt het uiteindelijke resultaat van het onderzoek weergegeven. Op basis van de conclusie uit de analyse van het theoretisch en empirisch onderzoek wordt antwoord gegeven op de centrale onderzoeksvraag. Hoofdstuk 11 Aanbevelingen Op basis van het onderzoek, worden in dit hoofdstuk aanbevelingen gedaan voor de praktijk.
12
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Inleiding
herhuisvesting in Nederland en met name op woningcorporaties.
Tijdens het tweede semester van het academisch jaar 2010-‐2011, volgde
doelgroepen die zich niet zelfstandig van eigen woonruimte kunnen (of
ik een uitwisselingsprogramma aan de National University of Singapore.
willen) voorzien. De woningcorporaties kunnen een belangrijke rol spelen
Gedurende mijn buitenlandse verblijf inspireerde twee dramatische
in het vinden van tijdelijke woonruimte van ontheemden. Om toch nog te
gebeurtenissen, namelijk de zeebeving nabij Sendai in Japan en de
zijn verbonden aan de faculteit Bouwkunde en in het bijzonder het
aardbeving in de regio Canterbury in Nieuw Zeeland, mij om een
afstudeerlaboratorium Housing Policy, Management and Sustainability
afstudeeronderwerp te zoeken met als thema post-‐disaster huisvesting.
heb ik de rol van woningcorporaties bij het onderzoek betrokken.
Voor mijn vertrek heb ik het Design and Construction Management
Woningcorporaties zijn gespecialiseerd in het huisvesten van
programma gevolgd en zocht een onderwerp dat dicht bij mijn programma zou liggen. Na mijn uitwisselingsprogramma heb ik door Hong Kong, Maleisië, Indonesië en Australië gereisd en ben ik gemotiveerd geraakt om naar een onderzoek binnen Housing Policy, Management and Sustainability te zoeken. De confrontatie met rijkdom en armoede en de gevolgen voor de huisvesting motiveerden mij om een onderzoek te verrichten met een maatschappelijk karakter. De eerste intentie was om drie buitenlandse casestudy’s te vergelijken met de herhuisvestingsaanpak in Nederland. Echter na wat onderzoek naar post-‐ disaster huisvestingstrategieën bleek dat hier geringe aandacht aan is besteed in Nederland. Door dit gemis heb ik mijn onderzoek gericht op de DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
13
Inhoudsopgave
1.6.2 Deelonderzoeksvraag TO.2 .......................................................... 22
Personalia .............................................................................................. 2
1.6.4 Deelonderzoeksvraag EO.1 .......................................................... 23
1.6.3 Deelonderzoeksvraag TO.3 .......................................................... 23
Proloog .................................................................................................. 3 Managementsamenvatting .................................................................... 4 Management summary .......................................................................... 8 Leeswijzer ............................................................................................ 11 Inleiding ............................................................................................... 13 Inhoudsopgave .................................................................................... 14
1.6.5 Deelonderzoeksvraag EO.2 .......................................................... 23 1.6.6 Deelonderzoeksvraag EO.3 .......................................................... 24 1.7 Onderzoeksrelevantie ......................................................................... 24 1.7.1 Wetenschappelijke relevantie ...................................................... 24 1.7.2 Relevantie Real Estate and Housing curriculum .......................... 24 1.7.3 Maatschappelijke relevantie ....................................................... 25 2 Onderzoeksmethodologie ................................................................. 26 2.1 Algemene onderzoeksopzet ............................................................... 26
DEEL A METHODOLOGIE ...................................................................... 18
2.1.1 Onderzoeksfase ........................................................................... 26
1 Onderzoeksthema ............................................................................. 19
2.1.2 Analytische fase ........................................................................... 26
1.1 Probleemanalyse ................................................................................ 19
2.1.3 Onderzoeksontwerp ..................................................................... 26
1.2 Probleemstelling ................................................................................. 20
2.2 Onderzoeksmethode .......................................................................... 27
1.3 Onderzoeksdoel .................................................................................. 20
2.2.1 Theoretisch onderzoek ................................................................. 27
1.4 Conceptueel model ............................................................................. 20
2.2.2 Empirisch onderzoek .................................................................... 28
1.5 Centrale onderzoeksvraag .................................................................. 21
DEEL B THEORETISCH ONDERZOEK ....................................................... 30
1.6 Deelonderzoeksvragen ....................................................................... 21 1.6.1 Deelonderzoeksvraag TO.1 .......................................................... 22
14
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
3 Het wettelijk kader van de crisisbeheersing ....................................... 31 3.1 Wat is een ramp en wat is een crisis? ................................................. 31
3.1.1 Ramp ............................................................................................ 31
3.8.3 GRIP-‐3 .......................................................................................... 45
3.1.2 Rampenbestrijding ....................................................................... 32
3.8.4 GRIP-‐4 .......................................................................................... 46
3.1.3 Crisis ............................................................................................. 32
3.8.5 Opschaling ................................................................................... 46
3.1.4 Crisisbeheersing ........................................................................... 32
3.8.6 Afschaling .................................................................................... 47
3.2 Actoren binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing ................ 33
3.9 Nafase ................................................................................................. 47
3.2.1 Bevolkingszorg ............................................................................. 33 3.2.2 Brandweerzorg ............................................................................ 33 3.2.3 Geneeskundige zorg ..................................................................... 34 3.2.4 Politiezorg .................................................................................... 34 3.3 De Wet veiligheidsregio’s ................................................................... 35 3.3.1 Doel van de veiligheidsregio’s ...................................................... 36 3.4 De veiligheidsregio .............................................................................. 37 3.4.1 Bestuur van de veiligheidsregio ................................................... 38 3.4.2 Taken bestuur veiligheidsregio’s .................................................. 38 3.5 De gemeente binnen de Wet veiligheidsregio’s ................................. 41 3.6 De brandweer binnen de Wet veiligheidsregio’s ................................ 42 3.7 De GHOR binnen de Wet veiligheidsregio’s ........................................ 42 3.8 Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure ............... 44 3.8.1 GRIP-‐1 .......................................................................................... 44 3.8.2 GRIP-‐2 .......................................................................................... 44
4 Crisisbeheersing binnen de corporatiesector ..................................... 50 4.1 Maatregelen binnen woningcorporaties ............................................ 50 4.2 Crisisbeheersingsplannen ................................................................... 52 4.3 Calamiteitenteam ............................................................................... 53 4.4 Maatregelen door de oranje kolom ................................................... 54 4.5 Maatregelen vanuit de corporatiesector ............................................ 56 4.6 Aedes calamiteitenhandboek woningcorporaties .............................. 56 4.6.1 Preventie en preparatie ............................................................... 57 4.6.2 Interventiefase ............................................................................. 58 4.6.3 Nazorgfase ................................................................................... 67 4.6.4 Calamiteitencoördinator .............................................................. 68 4.7 Het calamiteitenhandboek als model ................................................. 69 4.8 Analyse van het calamiteitenhandboek ............................................. 70 4.9 Implementatie van het calamiteitenhandboek .................................. 71
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
15
5 Analyse theoretisch onderzoek ......................................................... 75
8.1 De overeenkomsten tussen Woonbron en WoonFriesland ............... 96
5.1 De positie en taken volgens het calamiteitenhandboek .................... 75
8.1.1 Interventiefase ............................................................................. 96
5.2 Verbeteringen voor een efficiëntere respons ..................................... 79
8.1.2 Nafase .......................................................................................... 96
DEEL C EMPIRISCH ONDERZOEK ........................................................... 80 6 Casestudy woningexplosie Prinses Julianaweg te Dordrecht .............. 81 6.1 Achtergrondinformatie ....................................................................... 81 6.2 Responsanalyse .................................................................................. 82 6.2.1 Interventiefase ............................................................................. 82
8.2 Verschillen tussen Woonbron en WoonFriesland .............................. 97 8.2.1 Interventiefase ............................................................................. 97 8.2.2 Nafase .......................................................................................... 99 8.3 Verbeteringen binnen de crisisbeheersing ....................................... 100 DEEL D ANALYSE ................................................................................ 101
6.2.2 Nafase .......................................................................................... 87
9 Analyse theoretisch en empirisch onderzoek ................................... 102
6.2.3 Positie van Woonbron in de crisisbeheersing ............................... 87
9.1 Theoretisch onderzoek ..................................................................... 102
6.3 Samenwerking met de gemeente Dordrecht ..................................... 88
9.2 Empirisch onderzoek ........................................................................ 103
7 Casestudy galerij-‐instorting Antillenflat te Leeuwarden .................... 90
DEEL E CONLUSIE EN AANBEVELINGEN ............................................... 104
7.1 Achtergrondinformatie ....................................................................... 90 7.2 Responsanalyse .................................................................................. 91 7.2.1 Interventiefase ............................................................................. 91 7.2.2 Nafase .......................................................................................... 93 7.3 Samenwerking met de gemeente Leeuwarden .................................. 94 7.4 Gemengd eigendom ........................................................................... 94 8 Analyse empirisch onderzoek ............................................................ 96
16
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
10 Conclusies onderzoeksvragen ........................................................ 105 10.1 Conclusies deelonderzoeksvragen .................................................. 105 10.1.1 Deelonderzoeksvraag TO.1 ...................................................... 105 10.1.2 Deelonderzoeksvraag TO.2 ...................................................... 107 10.1.3 Deelonderzoeksvraag TO.3 ...................................................... 108 10.1.4 Deelonderzoeksvraag EO.1 ...................................................... 109 10.1.5 Deelonderzoeksvraag EO.2 ...................................................... 110
10.1.6 Deelonderzoeksvraag EO.3 ...................................................... 111 10.2 Conclusie centrale onderzoeksvraag .............................................. 112 11 Aanbevelingen .............................................................................. 115 11.1 Aanbevelingen voor gemeenten ..................................................... 115 11.2 Aanbevelingen voor de corporatiesector ....................................... 116 11.3 Aanbevelingen voor woningcorporaties ......................................... 117 Epiloog ............................................................................................... 118 Bronvermelding ................................................................................. 120
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
17
DEEL A METHODOLOGIE
18
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
1 Onderzoeksthema
brandweer. Bij elk crisisbeheersingsproces is er omschreven waarin de
1.1 Probleemanalyse
ondersteunen. Uit interviews blijkt echter dat er verschillend over de
woningcorporatie kan acteren om de crisisbeheersingsactoren te
Na de vuurwerkramp in 2000 in Enschede hebben de woningcorporaties in Twente een hele prestatie verricht door binnen enkele weken 560 huishoudens te voorzien van vervangende huisvesting. Dit is ook Aedes, de koepelorganisatie voor woningcorporaties niet ontglipt en aan de hand van de ervaringen van de Bijlmerramp en de vuurwerkramp is het calamiteitenhandboek voor woningcorporaties in 2001 uitgebracht. Het calamiteitenhandboek is samengesteld op basis van de ervaring die woningcorporaties tijdens en na de Bijlmerramp en vuurwerkramp hebben
opgedaan.
Het
calamiteitenhandboek
omschrijft
crisisbeheersingsprocessen, waarmee woningcorporaties geconfronteerd worden
tijdens
en
na
een
incident.
Het
doel
van
het
calamiteitenhandboek is om woningcorporaties te prepareren op crisisbeheersing.
Door
allerlei
protocollen
van
de
crisisbeheersingsactoren in werking te laten treden kan een crisis worden beheerst. Onder crisisbeheersingsactoren vallen de gemeente, de politie, de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en de
positie van woningcorporaties wordt gedacht in de crisisbeheersing door gemeenten. De gemeenten Groningen, Leeuwarden en Rotterdam betrekken de woningcorporaties niet bij de crisisbeheersing. Zodra het incident is beheerst, schakelt de gemeente de woningcorporaties in voor de bemiddeling van woonruimte. De woningcorporatie neemt de positie in van crisispartner, door een crisisbeheersingsactor in haar crisisbeheersingsprocessen
te
ondersteunen.
In
feite
hebben
woningcorporaties als crisispartner alleen een uitvoerende taak, maar dit is
niet
wettelijk
vastgesteld.
De
gemeente
Dordrecht
ziet
woningcorporaties liever meer taken uitvoeren dan als crisispartner te bemiddelen
in
woonruimte.
De
gemeente
Dordrecht
wilt
woningcorporaties betrekken in planvorming en crisisoefeningen. In de crisisplannen van de veiligheidsregio worden woningcorporaties niet genoemd als crisispartner, maar in de crisisplannen van gemeenten (die door de komst van de Wet veiligheidsregio zijn komen te vervallen) worden
woningcorporaties
omschreven
als
crisispartner
voor
(her)huisvesting. Hierdoor rijst de vraag wat nu werkelijk de positie van DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
19
de woningcorporaties in de crisisbeheersing is. Aedes omschrijft meer
is in welke crisisbeheersingsprocessen er verwacht wordt dat zij acteren,
dan alleen herhuisvesting in het calamiteitenhandboek waar op
als er überhaupt van de woningcorporaties wordt verwacht te acteren.
woningcorporaties in kunnen acteren. Anderzijds hebben gemeenten elk
Verbeteringen in de afstemming met actoren uit de crisisbeheersing zal
hun eigen opvatting over de positie van woningcorporaties hebben in de
voor woningcorporaties leiden tot een duidelijkere positie en een
crisisbeheersing. De discrepantie tussen theorie en praktijk maakt het
verbeterde organisatie tijdens calamiteiten. Om de organisatie tussen
voor woningcorporaties complex, doordat het niet helder is of
woningcorporaties en crisisbeheersingsactoren te optimaliseren dienen
woningcorporaties zich als een crisisbeheersingsactor naast de gemeente,
de crisisbeheersingsprocessen duidelijk te worden vastgelegd. In dit
de brandweer, de GHOR en de politie moeten opstellen of als
onderzoek wordt op welke wijze dit het efficiënts kan worden vastgelegd.
crisispartner om de gemeente te ondersteunen in de bevolkingszorg.
Daarnaast is de komst van
1.3 Onderzoeksdoel
Het doel van het onderzoek is om de positie en de taken van
1.2 Probleemstelling
woningcorporaties in de crisisbeheersing te verhelderen. Een
Wanneer de crisisbeheersingsprocessen die in het calamiteitenhandboek
verheldering is noodzakelijk, zodat gemeenten en woningcorporaties
van Aedes staan omschreven, worden vergeleken met de positie die
efficiënter (gezamenlijk) kunnen optreden in de crisisbeheersing. Dit
woningcorporaties
moet resulteren in een overeenkomst tussen gemeenten en
nu
hebben
volgens
de
traditionele
crisisbeheersingsactoren uit de crisisbeheersing. Komt de vraag op wat de
woningcorporaties vastgelegd in een convenant.
werkelijke positie van woningcorporaties in de crisisbeheersing. Doordat
het niet helder is of woningcorporaties nou als crisisbeheersingsactor of
1.4 Conceptueel model
als crisispartner moet fungeren, kunnen woningcorporaties niet optimaal acteren wanneer er zich een ramp voor doet. Het is immers niet duidelijk
20
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
De probleemanalyse, de probleemstelling en het onderzoeksdoel leiden tot het volgende conceptueel model:
1.5 Centrale onderzoeksvraag De probleemanalyse en het conceptueel model resulteert in de volgende centrale onderzoeksvraag: “Welke positie moeten woningcorporaties in de crisisbeheersing nemen, wanneer er zich een incident in het woningbezit voor doet en wat moet in de huidige regelgeving of instrumenten worden verbeterd zodat zij efficiënt kunnen acteren?” Zowel de centrale onderzoeksvraag als de deelonderzoeksvragen worden in hoofdstuk ’10 Conclusie’ beantwoord. Figuur 1 Conceptueel model (bron: eigen werk)
1.6 Deelonderzoeksvragen De deelonderzoeksvragen ondersteunen de centrale onderzoeksvraag. De deelonderzoeksvragen worden behandelt in deel B theoretisch onderzoek en in deel C empirisch onderzoek. De deelonderzoeksvragen zijn als volgt afgekort: •
Deelonderzoeksvragen in deel B theoretisch onderzoek. Deze vragen zijn afgekort tot TO (bijv. TO.1);
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
21
•
Deelonderzoeksvragen in deel C empirisch onderzoek. Deze
1.6.1 Deelonderzoeksvraag TO.1
vragen zijn afgekort tot EO (bijv. EO.2).
“Hoe is crisisbeheersing in Nederland georganiseerd en wat is de positie
van de woningcorporatie binnen het wettelijk kader?” Deelonderzoeksvraag TO.1 dient als introductie tot de crisisbeheersing. Het
hoofdstuk
omschrijft
de
huidige
wetgeving
en
de
verantwoordelijkheden voor crisisbeheersingsactoren. Tot slot wordt de positie van woningcorporaties in de wettelijk kader van de crisisbeheersing omschreven.
1.6.2 Deelonderzoeksvraag TO.2 “Welke crisisbeheersingsmaatregelen wordt er door de corporatiesector getroffen?” Figuur 2 Deelonderzoeksvragen in relatie met het onderzoeksontwerp (bron: eigen werk)
Het doel van onderzoeksvraag TO.2 is om de huidige maatregelen omtrent crisisbeheersing binnen de corporatiesector te omschrijven. Samen met deelonderzoeksvraag TO.1 vormt dit de basis om deelvraag
TO.3 te beantwoorden.
22
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
1.6.3 Deelonderzoeksvraag TO.3
bestudering van empirische gegevens wordt er vastgesteld welke positie
“Wat is de positie van woningcorporaties volgens het wettelijk kader en
een woningcorporatie in de crisisbeheersing moet nemen.
de maatregelen binnen de corporatiesector en wat dient er te worden
verbeterd voor een efficiëntere respons?”
1.6.5 Deelonderzoeksvraag EO.2
“Heeft WoonFriesland de positie van crisisbeheersingsactor of
Het theoretisch onderzoek wordt afgesloten met een analyse van de
crisispartner tijdens de interventiefase ingenomen en welke ervaringen
positie van woningcorporaties volgens het wettelijk kader en de
kunnen worden meegenomen?”
maatregelen binnen de corporatiesector. Deelonderzoeksvragen TO.1 en
TO.2 vormen de basis voor de analyse om deelonderzoeksvraag TO.3 te
Deelonderzoeksvraag EO.2 omschrijft de positie die woningcorporatie
beantwoorden.
WoonFriesland tijdens het incident in Leeuwarden heeft ingenomen.
Samen met deelonderzoeksvraag EO.1 vormt dit de basis voor
1.6.4 Deelonderzoeksvraag EO.1
deelonderzoek EO.3.
“Heeft Woonbron de positie van crisisbeheersingsactor of crisispartner
tijdens de interventiefase ingenomen en welke ervaringen kunnen worden meegenomen?” Deelonderzoeksvraag EO.1 omschrijft de positie die woningcorporatie Woonbron tijdens het incident in Dordrecht heeft nam. Op basis van de
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
23
1.6.6 Deelonderzoeksvraag EO.3
bepalingen op te nemen over de afstemming en samenwerking met
“Welke positie hebben de woningcorporaties in de twee casestudy's
woningcorporaties en om in dat kader ook aandacht te besteden aan
ingenomen en blijkt hieruit dat er behoefte is aan verandering om
convenanten met lokale woningcorporaties (Oosting et al., 2001). Ook
efficienter te kunnen reageren?"
Rooze beveelt gemeenten aan om betrokken organisaties als
verzekeraars, kerken en woningcorporaties te betrekken om gezamenlijk
Het empirisch onderzoek wordt afgesloten met een analyse van de
een strategie uit te zetten voor de nafase van een ramp (Rooze et al.,
positie van woningcorporaties Woonbron en WoonFriesland in de
2008). Er is echt nooit onderzoek uitgevoerd naar hoe woningcorporaties
crisisbeheersing. Deelonderzoeksvragen EO.1 en EO.2 vormen de basis
kunnen aansluiten op de crisisbeheersingsorganisatie en de daarbij
voor de analyse om deelonderzoeksvraag EO.3 te beantwoorden.
behorende verantwoordelijkheden die woningcorporaties kunnen
nemen.
1.7 Onderzoeksrelevantie
De relevantie van het onderzoek wordt beargumenteerd middels drie onderdelen, namelijk de wetenschappelijke relevantie, de relevantie tot het curriculum van Real Estate and Housing en de actuele maatschappelijke relevantie.
Oosting beveelt na de evaluatie van de vuurwerkramp aan, om gemeenten in Nederland na te laten gaan of het zinvol is in het gemeentelijk crisisplan en de nadere uitwerking daarvan nadere
onderzoek verricht naar het huisvesten van studenten, ouderen en meer gerelateerde doelgroepen die zich niet kunnen voorzien van zelfstandige
huisvestingsvraag. Het onderzoek sluit hier op aan, doordat het
1.7.1 Wetenschappelijke relevantie
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Binnen het curriculum van Real Estate and Housing is er al eerder
woonruimte naar wat de positie van woningcorporaties is op de
24
1.7.2 Relevantie Real Estate and Housing curriculum
crisisbeheersingsproces van bevolkingszorg waaronder herhuisvesting valt, onder regie van de gemeente wordt overgedragen naar woningcorporaties om huisvesting te bemiddelen voor getroffenen van
een ramp. Het onderzoek richt zich ook op de vraag of er naast het her huisvesting, ook andere crisisbeheersingsprocessen zijn waarin woningcorporaties in zouden kunnen acteren.
1.7.3 Maatschappelijke relevantie Het onderzoeksonderwerp is momenteel zeer actueel, nadat er asbest is aangetroffen in twee woningcomplexen in de Utrechtse wijk Kanaleneiland. In de dagen die volgen wordt er in nog drie woningen vervolgens asbest aangetroffen. De woningcorporatie die de woningen in haar bezit heeft, meldt dit bij de gemeente Utrecht waar vervolgens wordt besloten om 184 huishoudens te evacueren. Het proces dat hierna met de bewoners van Kanaleneiland, de woningcorporatie en de gemeente Utrecht, loopt niet geheel vlekkeloos en op het moment van schrijven is het proces nog steeds aan de gang. Dit onderzoek onderzoekt of duidelijkheid in de positie en werkwijze van woningcorporaties in crisisbeheersing kan worden versterkt zodat crisissituaties zoals in Kanaleneiland efficiënter kunnen.
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
25
2 Onderzoeksmethodologie
2.1.3 Onderzoeksontwerp
2.1 Algemene onderzoeksopzet De opzet van het onderzoek is opgebouwd uit twee fasen, namelijk de onderzoeksfase en de analytische fase.
2.1.1 Onderzoeksfase De onderzoeksfase bestaat uit een theoretisch (deel B) en een empirisch onderzoek (deel C). Bevindingen uit het theoretisch onderzoek worden verkregen uit een literatuurstudie, diepte-‐interviews. Vervolgens worden de verkregen theoretische bevindingen gereflecteerd aan bevindingen uit het empirisch onderzoek. Het empirisch onderzoek zal bestaan uit twee casestudy’s, die vervolgens worden geanalyseerd op overeenkomsten of verschillen in een cross-‐case analyse.
2.1.2 Analytische fase In het analytische fase worden de bevinden uit de onderzoeksfase geanalyseerd en vervolgens worden hieruit conclusies getrokken. Hiermee wordt vervolgens de centrale onderzoeksvraag beantwoord.
26
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Figuur 3 Onderzoeksontwerp (bron: eigen werk)
2.2 Onderzoeksmethode 2.2.1 Theoretisch onderzoek Het theoretisch onderzoek bestaat uit een literatuurstudie naar wet-‐ en
•
betrokkenheid van de publieke en private sector in de crisisbeheersing.
•
voor Aedes. De bevindingen uit hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 worden
afgenomen bij verschillende actoren. De interviews hebben bijgedragen
•
•
Dhr. G. Linders (Vereniging van Nederlandse Gemeenten, ‘s
Mw. G. van der Werff (Gemeente Groningen, Groningen) –
Mw. G. van der Ploeg (Gemeente Groningen, Groningen) – Groningen;
•
Mw. G. Udema (Gemeente Groningen, Groningen) – thema: convenant woningcorporaties en de gemeente Groningen;
•
Dhr. E. Tollenaar (Gemeente Groningen, Groningen) – thema: convenant woningcorporaties en de gemeente Groningen; Dhr. G. Zijlstra (Twynstra & Gudde, Amersfoort) – thema: crisisbeheersing in Nederland en instrumentverbetering tussen
Interviews gedurende het theoretisch onderzoek
de gemeenten en de corporatiesector;
Dhr. J. K. Gijsbers (De Alliantie, Amersfoort) – thema: crisisbeheersingsmaatregelen bij De Alliantie;
thema:
thema: convenant woningcorporaties en de gemeente
•
•
–
Groningen;
interviewthema.
Amsterdam)
thema: convenant woningcorporaties en de gemeente
aan de bevindingen uit het theoretisch onderzoek. Hieronder volgt een overzicht van de interviews gedurende het theoretisch onderzoek en het
(Ymere,
Vereningen van Nederlandse Gemeenten;
gereflecteerd en omschreven in het vijfde hoofdstuk. Naast het gebruik van literatuur, zijn gedurende het theoretisch onderzoek interviews
Biersteker
Gravenhage) – thema: crisisbeheersingsconvenanten vanuit de
In hoofdstuk 3 staan de maatregelen uit de corporatiesector centraal. Een van de maatregelen uit de corporatiesector is het calamiteitenhandboek
P.
crisisbeheersingsmaatregelen bij Ymere;
regelgeving van de crisisbeheersing in Nederland. Dit is in hoofdstuk 2 behandelt. Er is tevens een literatuurstudie verricht naar de
Dhr.
•
Dhr. E. van der Ploeg (Gemeente Dordrecht, Dordrecht) – thema: crisisbeheersingsmaatregelen gemeente Dordrecht;
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
27
•
•
•
•
•
Dhr. N. van Os (Veiligheidsregio Zuid-‐Holland Zuid, Dordrecht) –
wat de positie en taken van woningcorporaties in de crisisbeheersing is.
thema: crisisbeheersingsmaatregelen gemeente Dordrecht;
De selectie voor de casestudy moest voldoen aan twee kenmerken. De
Dhr. J. van Dorresteijn (Trivire, Dordrecht) – thema:
eerste kenmerk is dat het incident in schaalgrootte omvangrijker zijn dan
crisisbeheersingsmaatregelen bij Trivire;
een ‘normale’ keukenbrand. De tweede kenmerk is dat het incident zich
Dhr. P. Ferreira de Almeida (Gemeente Rotterdam, Rotterdam) –
na 2001 moet hebben plaatsgevonden. In 2001 is het calamiteitenboek
thema: crisisbeheersing Rotterdam;
door Aedes gepubliceerd en de casestudy’s worden vergeleken met de
Dhr. L. Bartelse (Maaskoepel, Rotterdam) – thema: convenant
omschrijving van de positie en taken van woningcorporaties in het
gemeente Rotterdam en Maaskoepel;
calamiteitenhandboek. Incidenten waarbij woningcorporaties zijn
Dhr. J. Krakers (Domijn, Enschede) – thema: maatregelen
betrokken zijn een uitzonderlijk verschijnsel. Hierdoor is de keuze aan
gemeente Enschede na de vuurwerkramp;
casestudy’s
zeer
beperkt
geworden.
Vervolgens
moet
de
woningcorporatie bereid zijn om mee te werken aan het onderzoek. Deze
2.2.2 Empirisch onderzoek
factoren hebben het empirisch onderzoek vertraagd. Uiteindelijk zijn in
Voor de onderzoeksstrategie van het empirisch onderzoek, wordt de casestudy toegepast. Casestudy’s zijn er in vele soorten en maten en komen voor in diverse wetenschappelijke disciplines. De casestudy is een onderzoeksstrategie waarvan het voornaamste kenmerk is dat er sprake is van een intensieve bestudering van een sociaal verschijnsel bij een of enkele onderzoekseenheden (Swanborn, 1996, p.22). Het type casestudy dat in het onderzoek is toegepast is het ideografisch verklaringsmodel. In een ideografisch verklaringsmodel wordt er gestreefd om te begrijpen
28
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
het empirisch onderzoek twee casestudy’s bestudeerd. De verkregen empirische bevindingen zijn door middel van een cross-‐case analyse geanalyseerd, waarna het resultaat vervolgens wordt gereflecteerd met het resultaat van het theoretisch onderzoek in de analytische fase. Interviews gedurende het empirisch onderzoek •
Dhr. A. Oerlemans (Woonbron, Dordrecht) – thema: woningexplosie Prinses Julianaweg;
•
Dhr. T. de Bruin (Politiekorps Zuid-‐Holland Zuid) – thema: woningexplosie Prinses Julianaweg en de positie van Woonbron;
•
Dhr. E. van der Ploeg (Gemeente Dordrecht, Dordrecht) – thema: woningexplosie Prinses Julianaweg en de positie van Woonbron;
•
Dhr. H. Hoogenkamp (WoonFriesland, Leeuwarden) – thema: galerij-‐instorting Antillenflat;
•
Dhr. H. Vegter (WoonFriesland, Leeuwarden) – thema: galerij-‐ instorting Antillenflat;
•
Mw. G. Faber-‐Boersma (Gemeente Leeuwarden, Leeuwarden) – thema: galerij-‐instorting Antillenflat en de positie van WoonFriesland;
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
29
DEEL B THEORETISCH ONDERZOEK
30
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
3 Het wettelijk kader van de
Dit hoofdstuk is een introductie van de crisisbeheersing in Nederland en
crisisbeheersing
verschillende actoren gelijktijdig of opeenvolgend actief, die elk eigen
omschrijft de verschillende actoren en fasen. Bij crisisbeheersing zijn
taken en verantwoordelijkheden hebben. Om te begrijpen wat de positie van woningcorporaties is, dient eerst helder te worden wat er al binnen de crisisbeheersing is georganiseerd.
3.1 Wat is een ramp en wat is een crisis? Allereerst dienen de definities van ramp en crisis duidelijk te zijn. De definities hiervan zijn in de Wet veiligheidsregio’s als volgt omschreven:
3.1.1 Ramp Even zwaar ongeval of andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd. Een gecoördineerde
inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken. (Rijksoverheid, 2010, p.6)
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
31
3.1.2 Rampenbestrijding
Volgens de nieuwe Wet Veiligheidsregio's is sprake van een crisis bij de
Het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de
aantasting van een vitaal belang, zoals de MKZ-‐crisis, de vogelpestcrisis
voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een
en de hoogwatercrisis. Anderen spreken vooral over maatschappelijke
veiligheidsregio treft met het oog op een ramp, het voorkomen van een
ontwrichting en collectieve stress die hedendaagse crises kenmerken. Het
ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp. (Rijksoverheid,
geen zich uiteraard ook in rampsituaties kan voordoen, zeker als tijdens
2010, p.6)
de crisis het rampenplan in werking wordt gesteld. Wat nu een ramp is en
wat een crisis blijft hiermee een discussie. Naast de begrippen ramp en
3.1.3 Crisis
crisis is er nog een derde begrip: calamiteit. Dit is in vergelijking met het
Een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast. (Rijksoverheid, 2010, p.6)
Het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met maatregelen en voorzieningen die op basis van een bij of krachten enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis worden getroffen. (Rijksoverheid, 2010, p.6)
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
maar desondanks ernstige incidenten vallen eronder. Incidenten dus die strikt genomen net niet onder de wettelijke rampdefinitie vallen. Een definitie van het begrip calamiteit luidt daarom:
3.1.4 Crisisbeheersing
32
begrip ramp een in schaalgrootte een bredere term. Ook minder grote,
“Een ongewone gebeurtenis met aanzienlijke materiele en/of gevolgschade”. (Aedes, 2001, p.19)
3.2.1 Bevolkingszorg
3.2 Actoren binnen de rampenbestrijding en
•
crisisbeheersing
uur, voorzien in primaire levensbehoeften en bijzondere
Binnen het wettelijk kader van crisisbeheersing zijn verschillende
uitvaartzorg);
crisisbeheersingsactoren actief die traditioneel worden verdeeld in een
•
viertal kolommen. De vier kolommen zijn als volgt verdeelt: •
de oranje kolom bevolkingszorg met als procesverantwoordelijke
de rode kolom brandweerzorg met als procesverantwoordelijke de brandweer;
•
de
witte
publieksvoorlichting
en
•
omgevingszorg (milieubeheer, ruimtebeheer en bouwbeheer);
•
nazorg (maatschappelijke, juridische of financiële nazorg) (Projectteam Regionaal Crisisplan, 2009, p.41).
kolom
geneeskundige
zorg
met
als
3.2.2 Brandweerzorg •
regio (GHOR);
•
redding (specialistische redding, technische hulpverlening en urban search & rescue);
•
Bovenstaande crisisbeheersingsactoren zijn verantwoordelijk voor de volgende crisisbeheersingsprocessen:
bron-‐ en emissiebestrijding (brandbestrijding, ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen en decontaminatie;
de blauwe kolom politiezorg met als procesverantwoordelijke de politie (Projectteam Regionaal Crisisplan, 2009, p.38-‐70).
(persvoorlichting,
procesverantwoordelijke de geneeskundige hulporganisatie in de
•
communicatie
verwanteninformatie);
de gemeente; •
publieke zorg (verplaatsen en opvang van mens en dier eerste 72
ontsmetting (mens en dier, voertuigen en infrastructuur) (Projectteam Regionaal Crisisplan, 2009, p.47).
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
33
3.2.3 Geneeskundige zorg •
•
•
publieke
•
gezondheidszorg
(gezondheidsonderzoek
en
interventie (Projectteam Regionaal Crisisplan, 2009, p.55).
infectieziektebestrijding);
Naast de traditionele actoren worden in de huidige moderne samenleving
psychosociale hulpverlening (bevorderen natuurlijk herstel en het
al snel andere partners betrokken. Denk hierbij aan de water-‐ en
gebruik
scheepsvaartzorg die aangeduid wordt als de lichtblauwe kolom en de
van
natuurlijke
hulpbronnen,
signaleren
en
doorverwijzen en zo nodig behandelen van getroffenen, ;
groene kolom die de civiel-‐militaire samenwerking met defensie in houdt.
spoedeisende medische hulpverlening (triage, behandelen en
In onderstaande figuur wordt ook de paarse kolom weergegeven, de
vervoeren) (Projectteam Regionaal Crisisplan, 2009, p.55).
paarse kolom bestaat uit de publieke en private sector, denk hierbij aan
rijksoverheden,
3.2.4 Politiezorg
zorginstellingen.
•
handhaving mobiliteit;
•
bewaking en beveiliging;
•
ordehandhaving;
•
handhaving netwerken;
•
opsporing (tactische opsporing, technisch/forensische opsporing, intelligence en recherche maatregelen;
•
opsporingsexpertise onderhandelen,
(explosievenverkenning,
specialistische
observatie,
politioneel specialistische
recherchetoepassingen, specialistische forensische opsporing en aanhouding en ondersteuning;
34
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
vervoersorganisaties,
elektriciteitsbedrijven
en
3.3 De Wet veiligheidsregio’s Voordat de Wet veiligheidsregio’s in werking trad, waren er voor elk van de disciplines eigen wetten. De Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo) uit 1985, de brandweerwet (1985) en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (1991) waren voorlopers in de oranje, rode en witte kolom. De blauwe kolom hanteert momenteel nog steeds een eigen Politiewet die sinds de politiereorganisatie van 1993 van kracht is. Sinds 1993 zijn de Nederlandse gemeenten opgedeeld in 25 politieregio’s waarin een regiokorps actief is, die vervolgens weer is opgedeeld in meerdere districten. Samen met het Korps landelijke politiediensten (KLPD) vormen de 25 regiokorpsen de Nederlandse politie.
Door
toenemende
verstrengeling
van
economische,
technologische, ecologische, culturele en bestuurlijke aspecten is de Figuur 4 Conceptueel kader crisisbeheersingsactoren (bron: Projectteam Regionaal Crisisplan, 2009)
complexiteit van de samenleving sterk toegenomen. Dit heeft ervoor gezorgd dat de rampenbestrijding in de loop der jaren is uitgebreid naar crisisbeheersing, mede doordat de ‘klassieke’ rampen zijn verruimd met nieuwe ramptypen zoals de MKZ-‐crisis, de dreiging van een griepepidemie, terreurdreiging en de strooizoutcrisis. De Commissie Brouwer van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten adviseerde om
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
35
de veiligheidsregio’s op de schaal van de politieregio’s te vormen,
3.3.1 Doel van de veiligheidsregio’s
simpelweg omdat veel gemeenten te klein zijn om een ramp of crisis van
Het doel van de Wet veiligheidsregio’s is om een efficiënte en kwalitatief
enige omvang aan te kunnen en raadde aan op zoek te gaan naar
hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige
samenwerkingsverbanden (Brouwer-‐Korf, 2002, p10). De Raad voor het
hulpverlening en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijk te laten
Openbaar Bestuur adviseerde in 2003 om rampenbestrijding en
vallen. De Wet veiligheidsregio’s bouwt voort op bestaande
crisisbeheersing als verlengd lokaal bestuur te organiseren. Dit
samenwerkingsstructuren, doordat op basis van de Brandweerwet 1985
resulteerde in 2004 in het kabinetsstandpunt veiligheidsregio’s, in het
en Wrzo gemeenten al regio’s dienden te vormen. Doordat brandweer en
kabinetsakkoord van 2007 werd gekozen voor verlengd lokaal bestuur.
de GHOR onder een regionaal bestuur komen dat dezelfde leden heeft als
Dit heeft geleid tot de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s
het bestuur van de politie, is de aansturing van de hulpverleningsdiensten
(Wvr) en bijbehorende besluiten per 1 oktober 2010. In 2012 is er een
en een gecoördineerde aanpak makkelijker en slagvaardiger. Omdat de
wetswijziging aangenomen door de Eerste en Tweede kamer om een
veiligheidsregio via verlengd lokaal bestuur is vormgegeven, blijft de
Nationale politie te vormen. Vanaf 2013 verdwijnen de 26 politiekorpsen
betrokkenheid van de gemeenten bij brandweer en crisisbeheersing
en komen er tien regionale eenheden en 168 basisteams. De verschaling
aanwezig. Met de realisatie van de Wet veiligheidsregio’s is het
van de politieregio’s heeft voor alsnog geen gevolgen voor de
fundament gelegd voor de organisatie van rampenbestrijding en
veiligheidsregio’s. Het Veiligheidsberaad wil in 2012 de veiligheidsregio’s
crisisbeheersing met het beoogde doel: de burgers beter te beschermen
evalueren, waarna vervolgens nagedacht kan worden over een eventuele
tegen risico’s (Rijksoverheid, 2010, p.20).
schaalvergroting. Een verschaling is onverstandig omdat dan de reeds
opgebouwde netwerken worden verstoord en de veiligheidsregio’s
hebben de kans en de tijd nodig om zichzelf waar te kunnen maken
(Rijksoverheid, 2010, p.8-‐12).
36
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Waarom veiligheidsregio’s: •
rampen
en
crises
kunnen
bestrijdingsmogelijkheden
gemeentegrenzen
van
gemeentelijke
en
de
organisaties
overstijgen; •
de
schaalvergroting
kwaliteitsverbetering
biedt van
de
mogelijkheden
voor
crisisbeheersing
en
rampenbestrijding; •
multidisciplinaire
samenwerking
en
samenhangend
veiligheidsbeleid; •
versterking professionaliteit van organisaties en door bundelen van capaciteit, kennis, ervaring en financiën.
De veiligheidsregio’s beogen: •
burgers beter te beschermen tegen risico’s;
•
betere hulpverlening en nazorg te bieden bij rampen en crises;
•
brandweerzorg, GHOR, rampenbestrijding en crisisbeheersing in
geval van calamiteiten onder een regionale bestuurlijke regie te
3.4 De veiligheidsregio
brengen; •
Figuur 5 Indeling veiligheidsregio's (bron: Rijksoverheid, 2010)
versterking van bestuurlijke en operationele slagkracht.
Een veiligheidsregio is gevormd als een verlengd lokaal bestuur en heeft een gemeenschappelijke regeling als juridische grondslag. Gemeenten
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
37
zijn wettelijk verplicht deze regeling aan te gaan. Elke veiligheidsregio
bestuur en hebben evenals andere crisispartners geen stemrecht
moet voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing beschikken over een
(Rijksoverheid, 2010, p.23).
goed geoefende professionele organisatie die in staat is om grootschalig
incidenten aan te pakken. Doordat de hulpverleningsdiensten zich op
3.4.2 Taken bestuur veiligheidsregio’s
regionale schaal bundelen kunnen zij zich beter voorbereiden op
De taken van het bestuur van de veiligheidsregio zijn:
dreigingen zoals grote branden, grootschalige evenementen, terrorisme
•
het inventariseren van risico’s en branden, rampen en crises;
of pandemie. Tevens kan er beter en meer multidisciplinair geoefend en
•
het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden,
samengewerkt worden omdat het verantwoordelijk bestuur een
rampen en crises in de bij of krachtens de wet aangewezen
samenhangend beleid voor alle hulpverleningsdiensten vaststelt.
gevallen, evenals in de gevallen die in het beleidsplan zijn
bepaald;
3.4.1 Bestuur van de veiligheidsregio
•
Het bestuur van de veiligheidsregio bestaat uit de burgermeesters van de
het adviseren van het college van burgemeester en wethouders op het terrein van brandweerzorg;
deelnemende gemeenten. De korpsbeheerder is een aangewezen
•
het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;
burgemeester en functioneert als voorzitter van het bestuur van de
•
het voorbereiden op de bestrijding van branden en zware
veiligheidsregio. Besluiten zullen door het bestuur worden genomen bij
ongevallen en het organiseren van de rampenbestrijding en de
een meerderheid van de stemmen en indien de stemmen staken geeft de
crisisbeheersing;
voorzitter de doorslag. De hoofdofficier van justitie, de voorzitter van het
•
het instellen en in stand houden van een brandweer;
waterschap en de commissaris der Koningin worden voor elke
•
het instellen en in stand houden van een GHOR;
bestuursvergadering uitgenodigd, maar maken geen deel uit van het
•
het voorzien in de meldkamerfunctie;
38
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
•
het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening
het vastgestelde risicoprofiel worden afspraken gemaakt met de
binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze
verschillende partners over hun rol en bijdrage om de operationele
diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn
prestaties te kunnen borgen. Dit geldt voor brandweer en GHOR, maar
bij de vier hierboven genoemde taken (Rijksoverheid, 2010, p.23-‐
ook zullen in het kader van multidisciplinaire taken met de gemeenten,
24).
de politie en overige partners waaronder waterschappen, Defensie en
Rijkswaterstaat afspraken gemaakt worden. (Rijksoverheid, 2010, p.28).
Naast deze taken is het bestuur van de veiligheidsregio tevens
verantwoordelijk
Beleidsplan
voor
het
vaststellen
van
de
volgende
beleidsdocumenten:
Het beleidsplan is in de plaats gekomen van het regionaal beheersplan
rampenbestrijding en heeft betrekking op alle taken van de
Risicoprofiel
veiligheidsregio:
Het risicoprofiel bestaat uit een risico-‐inventarisatie en de risicoanalyse
•
het beheer en beleid van brandweer en GHOR;
van de aanwezige risico’s in een veiligheidsregio inclusief de relevante
•
de advisering aan het bevoegd gezag over risicobeleid;
risico ́s uit aangrenzende gebieden. De risico-‐inventarisatie omvat een
•
het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer;
overzicht van risicovolle situaties en de soorten incidenten die zich
•
de voorbereiding van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
daardoor kunnen voordoen. In de risicoanalyse worden de
geïnventariseerde
en
Het bestuur van de veiligheidsregio stelt op basis van het vastgestelde
geïnterpreteerd. Het veiligheidsbestuur kan vervolgens strategische
risicoprofiel het beleidsplan vast. De benoemde prioriteiten en
keuzes maken om de aanwezige risico’s te beperken en om de
activiteiten worden uitgewerkt in jaarwerkplannen van de betrokken
crisisorganisatie op specifieke risico’s voor te bereiden. Aan de hand van
organisaties.
gegevens
nader
beoordeeld,
vergeleken
In
het
beleidsplan
worden
ook
de
landelijke
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
39
beleidsdoelstellingen vertaald naar de eigen regionale situatie. Ook hier
•
de niet-‐wettelijke adviesfunctie (Rijksoverheid, 2010, p.29).
geldt dat het betrekken van de gemeenteraden van groot belang is bij het
opstellen van het beleidsplan, daarom is de zogenoemde haalplicht
Crisisplan
ingesteld. De haalplicht is door het bestuur van de veiligheidsregio
Het crisisplan is in de plaats gekomen van de gemeentelijke
ingesteld, zodat gemeenten inzien welke risico’s aanwezig zijn.
rampenplannen
Het beleidsplan beschrijft:
rampenbestrijding en crisisbeheersing in de veiligheidsregio. In het
de
algemene
organisatie
van
crisisplan zijn de taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en
uitvoering van de rampenbestrijdingen crisisbeheersing wordt
afspraken over de randvoorwaarden, melding en alarmering, opschaling,
vormgegeven;
gezag en informatievoorziening opgenomen. Zo omvat het crisisplan
de beoogde operationele prestaties van de diensten en
onder andere de afspraken die zijn gemaakt met de gemeentelijke
organisaties van de veiligheidsregio, van de politie en van de
organisatie. Verder worden de afspraken vastgelegd die zijn gemaakt met
gemeenten in het kader van de rampenbestrijding en
andere crisispartners. Crisisplannen worden altijd afgestemd met de
crisisbeheersing;
crisisplannen van aangrenzende veiligheidsregio’s evenals met de
•
de uitwerking van de landelijke doelstellingen;
crisisplannen van partnerorganisaties (Rijksoverheid, 2010, p.29).
•
een informatieparagraaf;
•
een oefenbeleidsplan;
Crisisbeheersingsplan
•
het monodisciplinaire beleid ten aanzien van de brandweer;
De Wet veiligheidsregio’s stelt het maken van crisisbeheersingsplannen
•
de voor de brandweer geldende opkomsttijden en een
alleen nog verplicht voor bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s
beschrijving van de voorzieningen en maatregelen, noodzakelijk
zware ongevallen en voor de grotere vliegvelden. In Nederland is dit
voor de brandweer om daaraan te voldoen;
verplicht op grond van internationale richtlijnen (respectievelijk de
•
beschrijft
de wijze waarop de multidisciplinaire voorbereiding en
•
40
en
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
SEVESO-‐richtlijn en luchtvaartrichtlijnen). Verder wordt de beslissing over
waarbij andere dan openbare orde en veiligheidsbevoegdheden aan de
het wel of niet opstellen van crisisbeheersingsplannen voor de overige in
orde zijn. Bij een crisis ligt de verantwoordelijkheid voor het beheersen
de regio aanwezige risico-‐objecten overgelaten aan het bestuur van de
ervan primair bij bestuursorganen die beschikken over bevoegdheden om
veiligheidsregio. Deze plannen kunnen analoog aan de structuur voor de
de noodzakelijke maatregelen te nemen. De burgemeester bepaalt of de
verplichte crisisbeheersingsplannen worden uitgewerkt. In een
openbare orde in het geding is en of een aanwijzing nodig is, de
crisisbeheersingsplan staan de te nemen maatregelen en coördinerende
burgemeester handelt vanuit zijn algemene verantwoordelijkheid voor de
afspraken beschreven die specifiek gericht zijn op de omgeving van een
openbare orde binnen de gemeente. Tevens is de burgemeester
bepaald risico-‐object (Rijksoverheid, 2010, p.30).
verantwoordelijk voor de informatieverschaffing aan de bevolking in zijn
gemeente en de verschillende hulpverleningsdiensten die bij een
3.5 De gemeente binnen de Wet
daadwerkelijke ramp of crisis in zijn gemeente actief zijn. Taken die door
veiligheidsregio’s
een team bevolkingszorg moeten worden uitgevoerd zijn: •
het geven van voorlichting aan de bevolking;
De burgemeester behoudt het gezag over de brandweer en blijft bevoegd
•
het voorzien in opvang en verzorging van de bevolking;
bevelen te geven als er sprake is van gevaar. Hierbij kan gedacht worden
•
het verzorgen van nazorg voor de bevolking;
aan: het ontruimen van gebouwen, de afsluiting van straten en het
•
het registreren van de slachtoffers;
verwijderen van personen die de brandbestrijding hinderen. Ook is
•
de registratie van schadegevallen;
•
het
bepaald dat de burgemeester het opperbevel behoudt en daarmee in staat blijft om organisaties die niet onder zijn gezag staan, maar wel deelnemen aan de bestrijding van een ramp, bevelen te geven. Wel is het
adviseren
van
het
regionaal
operationeel
team
(Rijksoverheid, 2010, p.14).
zo dat deze bevoegdheid tot opperbevel niet is verbreed tot crisissituaties DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
41
3.6 De brandweer binnen de Wet veiligheidsregio’s
•
het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan brand;
Het bestuur van de veiligheidsregio heeft als taak het instellen en in stand
Deze taken kunnen lokaal blijven indien een gemeente dit besluit. Toch
houden van een brandweer, hieronder valt ook het zorg dragen voor de
zal de gemeente haar bijdrage moeten leveren aan de eisen die aan de
mogelijkheid om materieel uit te wisselen binnen en tussen regio’s. De
regionale brandweer worden gesteld. Regionale taken die niet bij de
Wet veiligheidsregio’s creëert de voorwaarden om de kwaliteit van de
gemeente kunnen blijven zijn:
brandweer te verhogen en biedt een wettelijke basis voor het stellen van
•
het adviseren van andere overheden en organisaties op het
landelijke, uniforme kwaliteitseisen waaraan de brandweerzorg moet
gebied van brandweerzorg en brandbestrijding en het
voldoen. Het uitgangspunt van de Wet veiligheidsregio’s is om een
voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met
brandweerorganisatie voor de gehele regio onder leiding van een
gevaarlijke stoffen;
regionale brandweercommandant in te richten. Toch kunnen gemeenten
•
het waarschuwen van de bevolking;
besluiten om de lokale brandweerzorg en het daarbij horende
•
het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van
brandweerpersoneel niet aan de regionale brandweer over te dragen en
ontsmetting (Rijksoverheid, 2010, p.34-‐35).
een eigen korps in stand te houden ten behoeve van de lokale
brandweerzorg. In de Wet veiligheidsregio’s is afgebakend en afgestemd
3.7 De GHOR binnen de Wet veiligheidsregio’s
welke taken er in ieder geval aan de regionale brandweer moeten worden overgedragen en welke bij de lokale brandweerzorg kunnen
hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) is verplicht gesteld in de
blijven. De taken van de regionale brandweer zijn: •
42
het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Het instellen en in stand houden van de geneeskundige
Wvr. De GHOR is belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening in het kader van de rampenbestrijding en
de crisisbeheersing, en de advisering van de andere overheden en organisaties
op
dat
gebied.
De
GHOR
opereert
•
onder
de bereikbaarheid en beschikbaarheid van personeel, ruimte en materieel;
verantwoordelijkheid van het bestuur van de veiligheidsregio. Om deze
•
de wijze van trainen en oefenen met het oog op het gezamenlijk
taak zo goed mogelijk voor te bereiden, maakt de directeur GHOR
optreden bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing en de
namens het bestuur van de veiligheidsregio afspraken met zorgverleners
frequente waarin getraind en geoefend wordt;
als: GGD’s, huisartsen, Rode Kruis, psychosociale hulpverlening,
•
traumacentra, ziekenhuizen en ambulancediensten. Tevens draagt de
de samenwerking met de functionarissen van de GHOR, andere instelling en hulpverleningsinstanties;
directeur GHOR er zorg voor dat bekwaam personeel (GHOR-‐
•
functionarissen) tijdens rampen en crises in de leiding en coördinatie van
het onderhoud en beheer van materieel voor de geneeskundige hulpverlening dat eigendom is van de veiligheidsregio of het Rijk.
de geneeskundige hulpverlening voorziet.
De ambities en taken van de GHOR worden vastgelegd door het bestuur
Het uitgangspunt is dat bij het maken van deze afspraken de instelling en
van de veiligheidsregio en zijn gebaseerd op de aanwezige risico’s in de
diensten onder alle omstandigheden zelf verantwoordelijk zijn voor hun
regio zoals neergelegd in het crisisplan. Het bestuur van de
voorbereiding op en werkzaamheden bij rampen en crises. Het is de
veiligheidsregio dient schriftelijke afspraken te maken met de in de
verantwoordelijkheid van de zorgsector zelf om voor de inzet bij rampen
veiligheidsregio werkzame instelling en zorgaanbieders over:
en crises een plan te ontwikkelen en het eigen personeel op te leiden, bij
•
de procedures die gevolgd worden bij een ramp of crisis
te scholen en te oefenen (Rijksoverheid, 2010, p.38-‐40).
(grootschalige
alarmering,
opschaling,
coördinatie,
informatiemanagement en evaluatie); •
de wijze waarop en de mate waarin personeel en materieel worden ingezet;
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
43
(CoPI) samengesteld, uit de operationeel leidinggevenden (Officieren van
3.8 Gecoördineerde Regionale
Dienst) van de verschillende hulpdiensten. Er is nog geen sprake van een
Incidentbestrijdings Procedure
eenhoofdige leiding. De burgemeester van de gemeente waar het
De organisatie van een incident is afhankelijk van het type incident dat
incident is ontstaan wordt afhankelijk, van de plaatselijke afspraken,
zich heeft plaatsgevonden, maar ook van de schaalgrootte van de
gewaarschuwd naast de Regionaal Commandant van de brandweer, de
incident. De organisatorische procedure is vastgelegd in het
Regionaal Geneeskundig Functionaris (RGF) en de Districtschef van de
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP). Een
politie (Aedes, 2001, p.21).
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure is in
Nederland een landelijke afspraak over de opschaling van incident-‐ en
3.8.2 GRIP-‐2
rampenbestrijding voor professionele hulpverleners als de brandweer,
Doordat het ongeval een effect heeft op het gebied om het incident heen
politie en GHOR, regeletopschaling op operationeel niveau op de plaats
is verdere opschaling nodig. Er wordt een Operationeel Team (OT)
van het incident en daarnaast op bestuurlijk niveau van gemeenten tot
ingesteld waarbij de leidinggevende Officier van Dienst van één van de
waar nodig zelfs landelijk. De GRIP-‐regeling wordt landelijk toegepast en is in vier GRIP-‐fasen benoemd. Er is tevens een vijfde fase. GRIP-‐0 is de benaming voor de normale gang van zaken en opschaling is dat niet aan de orde.
aanwezige hulpdiensten de leiding neemt over alle aanwezige disciplines. Vaak is dat de bevelvoerder van de brandweer, anders meestal de politie. De kernstaf van het Regionaal Operationeel Team (ROT) komt bijeen die de inzet van hun diensten op afstand leiden. Als dit nog niet gebeurd was
wordt de burgemeester van de getroffen gemeente gealarmeerd, deze
3.8.1 GRIP-‐1
zal de kernstaf het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) laten alarmeren om
Er is gezien de aard van het ongeval coördinatie tussen de verschillende
hem bij te staan (Aedes, 2001, p.21).
hulpdiensten nodig. Ter plaatse wordt een Commando Plaats Incident
44
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Het ROT bestaat uit:
afstand de bestrijding te coördineren in overleg met het Commando
•
een regionaal operationeel leider;
Plaats Incident. De burgemeester van de getroffen gemeente komt bijeen
•
een sectie brandweer;
met het volledige Gemeentelijk Beleidsteam om op bestuurlijk niveau
•
een sectie GHOR;
sturing te geven aan de bestrijding van de gevolgen van de ramp. De
•
een sectie politie;
binnen
•
een sectie bevolkingszorg;
gealarmeerd en wordt Coördinerend Bestuurder. Deze laat zich
•
een sectie informatiemanagement;
ondersteunen door een Regionaal Beleids Team (RBT) met daarin
•
een voorlichtingsfunctionaris regionaal operationeel team.
functionarissen van de verschillende hulpdiensten. De Commissaris van
de
Veiligheidsregio
aangewezen
burgemeester
wordt
de Koningin (CdK) van de betreffende provincie wordt geïnformeerd. Hij
Het GBT bestaat uit:
informeert de Minister van Binnenlandse Zaken. Als er zaken door de
•
een leidinggevende van de brandweer;
•
een leidinggevende van de GHOR;
•
een leidinggevende van de politie;
•
een leidinggevende van de bevolkingszorg.
3.8.3 GRIP-‐3 Het CoPI wordt ter plaatse ingesteld als dat nog niet het geval was, het wordt soms ook wel CoRT (Commando Rampterrein) genoemd. Het Regionaal Operationeel Team komt in volle bezetting bij elkaar om op
gemeente geregeld moeten worden, zoals opvang of registratie dan wordt het Gemeentelijk Rampen Management Team (GRMT) bijeen geroepen. GRIP-‐3 betekent niet bij voorbaat dat er sprake is van een ramp. Bij een dreiging van een ramp kan GRIP-‐3 uit voorzorg afgekondigd worden om de commandostructuur in te richten. Het is ook niet zo dat een ongeval op een gemeentegrens direct GRIP-‐3 betekent; het effectgebied van een ongeval betreft alleen de ongevallocatie dus er is meestal geen noodzaak voor bijvoorbeeld een Gemeentelijk Beleidsteam. Als er gevaarlijke stoffen vrijkomen bij het ongeval kan dit wel opschaling betekenen (Aedes, 2001, p.21-‐22).
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
45
3.8.4 GRIP-‐4
3.8.5 Opschaling
Het effectgebied van de ramp overstijgt de grenzen van de gemeente
De procedure is ingericht om bij het bestrijden van ongevallen en rampen
en/of veiligheidsregio en/of provincie. Het CoPI/CoRT wordt ingericht en
de juiste hulpverleners en functionarissen op het juiste moment in te
Regionaal Operationeel Team komt samen als dat nog niet het geval was.
schakelen.
Een RBT met functionarissen van verschillende hulpdiensten ondersteunt
crisisbeheersingsactoren GRIP-‐0, of er is geen centraal gecoördineerde
de Coördinerend Bestuurder. Als dit nog niet gebeurd was wordt de
incidentbestrijding nodig en de werkzaamheden behoren tot de
Commissaris van de Koningin gealarmeerd die een Provinciaal
dagelijkse routine. Zodra één van de bij de bestrijding betrokken
Coördinatie Centrum (PCC) zal inrichten. Een PCC bestaat uit ambtenaren
hulpdiensten daar behoefte aan heeft, kan deze een GRIP-‐fase
die betrokken zijn bij rampenbestrijding en adviseert de Commissaris der
afkondigen, in de meeste gevallen zal dit GRIP-‐1 zijn. Wanneer het voor
Koningin. Als een GRIP-‐4 situatie de provinciegrenzen niet overschrijdt
de bestrijding van het incident nodig is dat er eenhoofdige leiding is
dan heeft de Commissaris van de Koningin de coördinerende rol. De
wordt GRIP-‐2 afgekondigd. Bij het activeren van de sirenes van het
Minister van Binnenlandse Zaken wordt ook geïnformeerd over de ramp,
waarschuwingsstelsel om de bevolking te alarmeren is in principe altijd
hij krijgt de coördinatie als de ramp provinciegrenzen overschrijdt.
sprake van minimaal GRIP-‐3 omdat ook de gemeente hierbij nodig is in
Het Nationaal Crisis Centrum (NCC) komt bij elkaar. Dit bestaat uit
verband met communicatie en andere activiteiten. De opschaling hoeft
ambtenaren belast met rampenbestrijding en regelt de coördinatie van
niet chronologisch te verlopen, het kan voorkomen dat bij het ontvangen
de bestrijding tussen verschillende ministeries. Betrokken ministeries
van een melding direct duidelijk is dat er eenhoofdige leiding nodig is
kunnen Departementale Coördinatie Centra (DCC) opzetten. Overigens
waardoor direct GRIP-‐2 (of hoger) van kracht wordt. Bij een
betekent deze opschaling niet dat er (al) sprake is van een ramp. Ook bij
terreuraanslag zal waarschijnlijk direct GRIP-‐4 afgekondigd worden. De
een dreigend incident, zoals een overstroming, kan GRIP-‐4 afgekondigd
GRIP-‐fasen gelden altijd voor een bepaald incident, niet voor een hele
worden (Aedes, 2001, p.22).
regio of zelfs heel Nederland. Het is dus niet zo dat alle hulpdiensten
46
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Tijdens
routine
werkzaamheden
geldt
voor
alle
anders gaan communiceren zodra er elders in een regio een GRIP-‐fase
afschaling geldt dat deze niet chronologisch hoeft te verlopen. De
van kracht wordt. Binnen het communicatienetwerk C2000 worden
afschaling wordt bepaald door de hoogste leidinggevende in de GRIP-‐
tijdens een GRIP-‐fase vaak aparte (digitale) gespreksgroepen gebruikt
structuur.
voor de communicatie over het incident zodat de overige hulpverlening
daar geen hinder van ondervindt. Binnen veel veiligheidsregio’s bestaan
3.9 Nafase
afspraken over welke functionarissen welke GRIP-‐fase mogen afkondigen. Zo mag een bevelvoerder van de brandweer meestal alleen GRIP-‐1 afkondigen, een Officier van Dienst GRIP-‐2, een hoofdofficier van dienst GRIP-‐3 en een regionaal commandant GRIP-‐4. Vaak zijn er echter wel niet-‐leidinggevende functionarissen, bijvoorbeeld op een meldkamer die tot en met GRIP-‐3 mogen afkondigen om te voorkomen dat de opschaling bij een ernstig incident vertraagd wordt door de formele afspraken.
3.8.6 Afschaling Wanneer de bestrijding van de ramp effectief is zal steeds minder aansturing nodig zijn om de effecten te beheersen. Op een gegeven moment zal afgeschaald worden naar een lagere GRIP-‐fase. Bij het nablussen van een grote brand is het niet nodig dat het Gemeentelijk
Er is veel georganiseerd op het gebied van crisisbeheersing en de noodzakelijke voorbereiding op incidenten. Er worden crisisplannen opgesteld, er worden protocollen en richtlijnen gemaakt en hulpdiensten trainen en oefen gezamenlijk. Dit gebeurd omdat het van belang is om snel en effectief op te treden in de eerste gouden uren na een ramp, de zogeheten interventiefase waarin de oranje, rode, witte en blauwe kolommen actief zijn. Het redden van mensen, het herstel van de veiligheid en het beperken van de gevolgen van de ramp is afhankelijk van het optreden van de hulpverleningsdiensten. Veel van de gevolgen op de langere termijn hangen af van het optreden in die eerste uren. Het is echter ook van belang om naar de nafase van een ramp te kijken. De gevolgen van rampen duren altijd langer dan men denkt. Het strekt zich uit over jaren en heeft op veel facetten van het persoonlijk en
Beleidsteam in functie is, terwijl zij wel een rol hebben gehad in het evacueren van direct omwonenden tijdens de brand zelf. Ook voor de DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
47
maatschappelijk functioneren zijn effecten. Allereerst dient duidelijk te
de fase waarin de volle omvang van de ramp duidelijk wordt, bekend
zijn wat de definitie van nafase is. De definitie van de nafase is als volgt:
wordt wie de ramp heeft overleefd en wie niet en wie verdere medische
en/of psychosociale hulp nodig heeft. De materiële schade wordt
“Het bevorderen van veerkracht van getroffenen, het opheffen dan wel
duidelijk en ook op welke wijze deze kan worden hersteld of vergoed.
voorkomen en/of beperken van (blijvende) problemen of schade op
Bovendien is het onvermijdelijk ook de fase van de publieke en politieke
lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk terrein en gericht op het herstel
discussie en van verantwoording en onderzoek te onderkennen. Tenslotte
van getroffenen d.m.v. het (doen) verlenen van medische nazorg (zowel
is het de fase waarin, afhankelijk van de specifieke ramp, tientallen, zo
lichamelijk als psychisch), maatschappelijke nazorg (psychosociale nazorg;
niet
geestelijke begeleiding/pastorale nazorg; administratieve en juridische
overheidsfunctionarissen veel tijd en energie moeten steken in het
nazorg; financieel-‐economische nazorg), het controleren van het verlenen
voorkomen van onnodige gevolgen van de ramp en in het stapsgewijs
van nazorg en het bewaken van de kwaliteit van de verleende nazorg.”
realiseren van de zo gewenste terugkeer naar ‘het normale’.
(Rooze, M. W. et al, 2008, p.11)
Bovenstaande beschrijving beschrijft de nafase breder dan wat er onder
nazorg wordt verstaan, de kern van de nafase is het beste te omschrijven
Er zijn veel actoren betrokken bij de nafase zoals: geestelijke
met: herstel. Naast nafase wordt er ook gesproken over de term nazorg.
gezondheidszorg, verzekeraars, artsen, advocaten, gemeentelijke
Deze twee termen worden vaak met elkaar verward, maar er is een
diensten en maatschappelijk werk, partijen die niet gewend zijn om
duidelijk verschil tussen de twee. Het begrip nazorg is niet eenduidig en
samen te werken en dan vooral niet onder zeer bijzondere
wordt voor verschillende processen en afhankelijk van de context anders
omstandigheden. De nafase is de fase waarin activiteiten worden
ingevuld. Voor de verschillende diensten die betrokken zijn bij een ramp,
ontplooid waardoor er na een ramp of crisis weer kan worden
zoals brandweer, politie en andere hulpverleners is de nazorg gerelateerd
teruggekeerd naar de normale situatie. Internationaal wordt gesproken
aan de eigen specifieke acties. Daarnaast is er ook een duidelijk verschil
over recovery: de fase van herstel en wederopbouw na een ramp. Het is
48
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
honderden
slachtoffers,
hulpverleners,
bedrijven
en
tussen de eerste nazorgfase, waarin sprake is van afschaling van de
geleidelijk over in de nafase. Het is in de nafase waar
eerdere maatregelen die in de interventiefase zijn getroffen en de nadruk
crisisbeheersingsactoren de expertise aan ontbreekt en de paarse kolom
meer komt te liggen op het geven van voorlichting en de tweede
in kan ondersteunen. De paarse kolom kan ondersteuning bieden in de
nazorgfase waarin het proces meer is gericht op het terugkeren naar de
nafase van de bevolkingszorg, de brandweerzorg, de geneeskundige zorg
normale situatie voor de ramp. Terugkeren naar de dagelijkse situatie
en de politiezorg. Nutsbedrijven kunnen bijvoorbeeld de brandweer
klinkt dan alsof het ergste leed al is geleden. In de praktijk is gebleken dat
ondersteunen en maatschappelijke en religieuze organisatie kunnen de
voor de mensen die getroffen werden door de gevolgen van een ramp
GHOR
welhaast het tegendeel het geval was. Zowel na de Vuurwerkramp in
Woningcorporaties kunnen ondersteuning bieden in de bevolkingszorg
Enschede als na de Nieuwjaarsbrand in Volendam heeft de tweede
door bemiddeling in woonruimte als de ernst van de ramp zodanig groot
nazorgfase, de nafase, nog jaren geduurd. Het is niet eenvoudig om de
is dat vervangende huisvesting nodig is. In het Modelplan Nafase is in
veelheid aan activiteiten die met deze fase samenhangt in een korte
kaart
definitie te vatten. Daarnaast zal er een sterke koppeling moeten zijn met
crisisbeheersingsactoren kunnen ondersteunen gedurende de nafase. De
de aanleiding voor de nazorg: de ramp zelf. In de crisisbeheersing
paarse kolom zal gedurende de interventiefase een rol kunnen spelen
hebben woningcorporaties volgens de Wet veiligheidsregio’s geen taken,
zoals nutsbedrijven. Maar in de nafase hebben zij pas de grootste rol. Er
verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Zij kunnen echter wel
zijn echter tot op heden geen concrete afspraken gemaakt om
crisisbeheersingsactoren
de
woningcorporaties in de paarse kolom te betrekken. Gemeenten en
zijn.
veiligheidsregio’s kunnen het Modelplan Nafase adopteren in de
Crisisbeheersingsactoren bezitten de expertise, protocollen en
voorbereidingsfase van de crisisbeheersing (Rooze, M. W. et al, 2008,
bevoegdheden om gedurende de interventiefase de situatie te
p.21).
beheersen. Wanneer de situatie is beheerst, loopt de interventiefase
crisisbeheersingsactoren
bijstaan
in
de
processen
verantwoordelijk
voor
waar
bijstaan
gebracht
op
het
hoe
gebied
publieke
van
en
psychologische
private
nazorg.
partijen
de
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
49
4 Crisisbeheersing binnen de
Gedurende het theoretisch onderzoek zijn woningcorporaties benadert
corporatiesector
passen binnen de organisatie. Crisisbeheersing blijkt geen hoge prioriteit
voor een interview of voor de mogelijkheid om het onderzoek toe te
te hebben binnen woningcorporaties voor implementatie. Bij de woningcorporaties die wel mee werkten aan het onderzoek voor een interview, is uiteraard het onderwerp crisisbeheersing ter sprake gekomen. Maatregelen die door de corporatiesector worden getroffen worden in dit hoofdstuk omschreven.
4.1 Maatregelen binnen woningcorporaties Bij de woningcorporaties waar crisisbeheersing nog geen prioriteit heeft, wordt dat beargumenteerd door in de preventiefase actief op te treden. “Brand, asbest, koolmonoxide vooral die open toestellen, die open geisers. Vooral diegene die geen of slechte beveiliging hebben. Werken op hoogte in het algemeen gesproken. Binnenklimaat, met name de ventilatie, misschien wel vocht maar dat kan ook wel door andere oorzaken komen. Het hele binnenklimaat daar kan je ook CO onder scharen maar dat is fine-‐tunen. Legionellabesmetting en veiligheid van gevels. Dat is ook mede gebaseerd op gebeurtenissen bij andere corporaties, wij hebben
50
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
nog geen problemen gehad met gevels. Maar wij zijn ze wel aan het
“Wij concentreren ons met de Risicogroep Aedes op min of meer top tien
inspecteren. Ik heb eigenlijk een beetje de manier van Shell overgenomen,
daar binnen, ik heb het toevallig hier liggen ik zal het je laten zien. Wij
als je kijkt van wat is de kans op geen letsel als er een incident plaats
proberen het op deze manier aan te vliegen, het is altijd een afweging
vindt, nauwelijks letsel, licht letsel, ernstig letsel, doden, 1 tot 3 doden of
met andere doelstellingen die je hebt. Er is een financiële risicosessie
meer dan 3 doden. Zo hebben wij het ook bij imago, heeft het invloed,
jaarlijks,
impact op de huurder of complete wijk of complex dan praat je al gauw
vastgoeddoelstellingen dus veiligheid is er een van, energie ook,
over complexen in wijken, lokale onrust of impact op een deelraad van de
onderhoud ook. Natuurlijk heb ik veiligheid rood gemaakt, er zit wel een
gemeente, impact landelijk of je kunt zelfs impact op Europees niveau
verband tussen als je weinig aan onderhoud doet, dan vergroot je de
hebben. Wij hebben overal de kans ingeschat als er iets gebeurd, jij ziet
risico. Jaarlijks willen wij drie sessies gaan doen en dit is de eerste keer dat
zelf dat het heel klein is. Het hangt een beetje af van het soort incident,
het op een meer gestructureerde manier gegaan is. We moeten het met
als er doden vallen dan ben je eerder in the picture natuurlijk. Op die
vastgoedmanagers gezamenlijk doen, op deze manier hebben wij
manier hebben wij het allemaal ingeschat.” (Interview P. Biersteker
geprobeerd door middel van het effect, de kans op een effect, het
,Ymere)
financiële risico, letsel, imago, milieu hebben wij geprobeerd om het in
kaart te brengen en een score te geven.” (Interview P. Biersteker ,Ymere)
Met name woningen die voor 1980 zijn gebouwd worden geïnspecteerd.
De risico’s zijn in die woningen het grootst, omdat zij zijn gebouwd
Niet alleen bij Ymere wordt er preventief aan een veilig leefklimaat
volgens voorschriften die nu zijn aangescherpt. Het actualiseren van
gewerkt door het woningbezit te actualiseren. Binnen Aedes de
oudere woningen naar de huidige bouwregelgeving leidt tot een veilige
koepelorganisatie voor woningcorporaties is een risicogroep die uit
leefklimaat.
medewerkers van verschillende woningcorporaties bestaat. Gezamenlijk
daar
binnen
heb
je
jaarlijkse
prioritering
van
wordt er gewerkt aan een veilig leefklimaat voor huurders. DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
51
4.2 Crisisbeheersingsplannen
•
voorlichten en informeren;
Woningcorporatie De Alliantie regio Amersfoort heeft samen met de
•
opvangen en verzorgen;
regionale brandweer en advies-‐ en ingenieursbureau Grontmij een
•
registratie van slachtoffers;
crisisbeheersingsplan opgesteld. In dit plan zijn de grootste risico’s in de
•
voorzien in primaire levensbehoeften;
provincie Utrecht geanalyseerd waaruit blijft dat er zeventien typen
•
registratie van schade en afhandeling;
rampen voorkomen in de provincie Utrecht. Vervolgens is er aansluiting
•
milieuzorg;
gezocht op het gemeentelijke rampenplan en De Alliantie heeft bij elk
•
nazorg.
proces van elk denkbaar rampscenario omschreven hoe zij van betekenis
kunnen zijn voor de hulpverleningsdiensten.
Met dit alternatief is er een vergrote afstemming tussen de
woningcorporatie, de gemeente, de politie, de brandweer en de GHOR
“Wat wij nou dachten is als wij nou hetzelfde bedrijf opdracht geven om
ten tijde van een ramp. Echter de woningcorporatie bezit niet alleen
ons calamiteitenplan te schrijven die ook het plan van de gemeente heeft
woningen in de gemeente Amersfoort. De Alliantie heeft dan wel
gemaakt dan zit er een soort afstemming in. Met name op die overlappen
afstemming met de crisisplannen van gemeente Amersfoort, maar hoe
van waar heb je elkaar nodig. Zodoende hebben wij ook contacten
zouden zij moeten reageren wanneer er in de gemeente Hoevelaken of
gekregen met de ambtenaar Openbare Orde en Veiligheid van de
Soest zich een incident voor doet? In de hoofdlijnen zullen de processen
gemeente en gekeken of wij gezamenlijk een keer een oefening kunnen
van de hulpverleningsdiensten gelijk zijn, alleen de risico’s in de
doen.” (Interview J. K. Gijsbers, De Alliantie)
gemeenten zullen van elkaar verschillen. Dit kan komen door de
aanwezigheid van risico’s zoals dreiging van water, aanvliegroutes of
De Alliantie concentreert zich op de volgende crisisbeheersingsprocessen:
zware industrie. Gemeentelijke crisisplannen zijn gebaseerd op risico-‐
•
52
inventarisaties en verschillen dus per gemeente. Zo zou een
afzetten en afschermen; DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
woningcorporatie met alle gemeenten waarin zij actief is, moeten
•
een coordinator bestuur;
afstemmen welke risico’s er in die gemeente aanwezig zijn. Gezien het
•
een coordinator communicatie;
feit dat de grotere woningcorporaties regionaal opereren, is de komst van
•
een coordinator rayon;
de Wet veiligheidsregio een groot voordeel doordat de veiligheidsregio
•
een coordinator leefbaarheid;
een risicoprofiel en de daaruit vloeiende crisisplan regionaal opstelt.
•
een coordinator installaties.
4.3 Calamiteitenteam Een ander voorbeeld van voorbereidingen op rampen door woningcorporaties is het opzetten van een calamiteitenteam (ook bekend als crisisteam). Naast een calamiteitenplan dat organisatie breed wordt toegepast, zijn er in de organisatie aangewezen medewerkers die een crisisteam vormen. Hierdoor is er zo snel mogelijk de juiste persoon op de juiste plek en weet men te handelen bij een dreigende situatie. Het
crisisteam bestaat uit meerdere functionarissen die elk hun verantwoordelijkheden en taken binnen het calamiteitenteam hebben.
Figuur 6 Organisatie calamiteitenteam Trivire (Bron: Calamiteitenplan Trivire [bewerkt])
Onderstaande opsomming van functionarissen is afkomstig uit het
Het opzetten van een calamiteitenteam binnen een woningcorporaties
calamiteitenteam van woningcorporatie Trivire en is een voorbeeld van
heeft meerdere voordelen. Een woningcorporatie is dan bekend met de
hoe de samenstelling eruit zou kunnen zien:
regionale afspraken die er gemaakt zijn omtrent crisisbeheersing en kan
•
een coordinator calamiteiten;
er adequaat gereageerd worden op wanneer er ondersteuning wordt
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
53
verwacht om veiligheid voor mens en omgeving te waarborgen. Een
De directie heeft mandaat om processen uit te laten voeren, mandaat
belangrijk onderdeel van een calamiteitenteam is de verbinding tot de
wat in een midden-‐managementlaag ontbreekt. Crisisbeheersing moet
directie. Dit is waar Aedes voor pleit bij calamiteitenteams.
niet alleen een verantwoordelijkheid zijn van een calamiteitenteam. Het
moet een integraal onderdeel zijn van de organisatie van een
“Uiteindelijk is de directeur/het bestuur eindverantwoordelijk maar je
woningcorporatie, net als in andere organisaties die verantwoordelijk zijn
kunt ook bijvoorbeeld zeggen nou het hoofd technische dienst of hoofd
voor het welzijn van haar klanten.
vastgoed omdat die mensen heeft, handjes heeft, kennis heeft en netwerk
heeft om snel te opereren die moet je juist laten doen. [..] Dat je iemand
“Nou een van die dingen die ik destijds ook wel geadviseerd hebt is dat je
die daar eindverantwoordelijkheid in draagt dus zorg dat de organisatie
daar niet een FTE van moet maken of een kwart. Ik denk dat dat heel dicht
bij de tijd is en iemand dat is ook vaak diegene mocht er wat gebeuren dat
aan ligt bij functies die al bestaan. Dus je hebt een bestaande organisatie
ook zaken in gang worden gezet. Je moet natuurlijk ook altijd een tweede,
net zoals in het vliegtuig dan heb je niet iemand met special functie
derde naast hebben staan en wat commandostructuur hebben. Het MT
veiligheid erbij. Nee het hele team heeft dat en de eindverantwoordelijke
speelt toch de belangrijkste rol in dus ik zou er voor pleiten kijk die FTE’s is
is gewoon de commandovoerder en zo is dat ook bij corporaties.”
wel interessant maar als er echt een ramp gebeurd dan is het toch, dat
(Interview A. Grashof, voorheen werkzaam bij Aedes)
bleek toch wel in Enschede ik bedoel dan je hebt belangrijke dingen en je
hebt echt belangrijke dingen. Ik vond het wel knap om dat in een keer te
4.4 Maatregelen door de oranje kolom
zien dat zo veel tijd en energie vrij te maken is bij mensen om dat gewoon dat te doen wat gewoon het allerbelangrijkste is.” (Interview A. Grashof, voorheen werkzaam bij Aedes)
organisaties, maatschappelijk werk en het verenigingsleven. Ook tussen woningcorporaties en gemeenten is er een nauwe samenwerking. Deze
54
Gemeenten hebben een goed onderhouden netwerk met religieuze
samenwerking vloeit voort uit de woonvisie van gemeenten. De DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
woonvisie
wordt
vastgelegd
in
prestatieafspraken
met
de
woningcorporaties.
evenementenhallen, waar tegelijk getroffenen worden geregistreerd. Wanneer wordt geconstateerd dat een terugkeer naar de oorspronkelijke woning op korte termijn niet mogelijk of verantwoord is, zal de gemeente
In prestatieafspraken wordt het huisvestingsprogramma van de
een officieel verzoek via de koepelorganisatie aan de woningcorporaties
desbetreffende
het
doen. Op het moment dat de woningcorporaties worden benaderd is in
woningbouwprogramma, de visie op bestaande woonwijken en
principe bekend dat er ondersteuning wordt gevraagd bij het tijdelijk of
woonzorgzones. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft in
het permanent huisvesten. Wanneer de gemeente Rotterdam een beroep
2007 de handreiking ‘Van Woonvisie naar Prestatieafspraken’ aan de
doet op de ondersteuning van woningcorporaties hebben de getroffen
gemeenten uitgereikt, dat als model kan worden toegepast om
huishoudens de hoogste urgentie voor huisvesting en hebben voorrang
prestatieafspraken naar lokale omstandigheden op te stellen.
op
Woningcorporaties dienen hierbij mee te werken aan huisvesting van
gemeente
vastgelegd,
zoals
Box 1 Prestatieafspraken
alle
overige
(mogelijk
ook
urgente)
woningzoekenden.
getroffen huishoudens die uit huurwoningen van particuliere verhuurders
of
Gemeenten zijn er van bewust wat de mogelijkheden zijn van
verantwoordelijk om de aangesloten woningcorporaties op de hoogte te
woningcorporaties wat betreft huisvesting, ook wanneer het gaat om
stellen van het convenant met de gemeente Rotterdam. De
herhuisvesting na een incident. Dit weet ook het gemeentelijk bestuur
woningcorporaties zijn door Maaskoepel benaderd en er is een voorstel
van Rotterdam. Deze gemeente heeft daarom een convenant laten
concept convenant calamiteitenregeling voorgelegd. Ongelukkigerwijs is
opstellen met de Maaskoepel, de koepelorganisatie voor Rotterdamse
het altijd bij een voorstel gebleven of zijn woningcorporaties er niet meer
woningcorporaties. In dit convenant is omschreven dat de eerste opvang
van bewust dat er een dergelijke regeling is afgesloten met de gemeente.
zal worden geregeld in tijdelijke opvangsituaties zoals hotels of sport-‐ en
De gemeente Leeuwarden heeft uit de publieke en private sector de
uit
eigen
koopwoningen
afkomstig
zijn.
Maaskoepel
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
55
is
energieleverancier Essent en de plaatselijke voetbalclub Cambuur
gebouwniveau maar ook externe risico’s. De volgende handboeken en
Leeuwarden betrokken in de crisisbeheersing. Ondank dat er focus is op
brochures zijn een selectie uit de publicaties van Aedes:
de paarse kolom, betrekt de gemeente Leeuwarden bewust de
•
calamiteitenhandboek voor woningcorporaties (2001);
woningcorporaties hier niet bij. De woningcorporaties zullen pas in de
•
veiling wonen in de bestaande voorraad (2011);
nafase aan de orde komen en met name op het gebied van huisvesting.
•
handboek asbest (2012);
Deze regeling is vastgelegd in de prestatieafspraak tussen de gemeente
•
actielijst legionellapreventie (2012);
Leeuwarden en de actieve woningcorporaties in Leeuwarden. De
•
constructieve veiligheid van spouwmuren (2012);
gemeente Groningen heeft eveneens de woningcorporaties niet in de
•
handreiking vervanging open verbrandingstoestellen (2012);
crisisbeheersing betrokken, maar als crisispartner voor tijdens de nafase.
Tussen de woningcorporaties in Groningen en de gemeente zijn geen
4.6 Aedes calamiteitenhandboek
convenanten of regelingen vastgelegd. Voor de gemeente Groningen volstaat een piketlijst waarin de woningcorporaties zijn opgenomen.
woningcorporaties
In 2001 heeft de koepelorganisatie voor Nederlandse woningcorporaties
4.5 Maatregelen vanuit de corporatiesector
Aedes een calamiteitenhandboek voor woningcorporaties gepubliceerd.
Ondanks dat er niets concreet is vastgelegd met de woningcorporaties, kan er wel vanuit de corporatiesector maatregelen worden genomen. De koepelorganisatie Aedes heeft handboeken en brochures gepubliceerd om kennis over te dragen aan woningcorporaties, zodat zij effectief deze risico’s kunnen bestrijden. Onderwerpen die aan de zijn risico’s op
56
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Het doel van dit handboek is kennisdeling, zodat woningcorporaties weten wat zij kunnen verwachten en in welke werkprocessen zij kunnen bijstaan ten tijde van een ramp. Het handboek is in samenwerking met het Nederlands instituut voor fysieke veiligheid (NIFV), de woningcorporaties in Enschede en Amsterdam opgesteld en bestaat uit aanbevelingen en een checklist gebaseerd op de ervaringen die door de
woningcorporaties die zich tijdens de vuurwerkramp en de Bijlmerramp
worden beperkt. Op het gebied van preventie en preparatie kunnen er
zijn opgedaan, zodat woningcorporaties niet het wiel voor een tweede
vele maatregelen worden getroffen door woningcorporaties aan het
maal moeten uitvinden.
woningbezit, voornamelijk op de gebruikseisen op gebouwniveau. Hierbij
Het calamiteitenhandboek is opgebouwd uit verschillende tabbladen die
moet men denken aan de onderhoud en keuring van technische
elk een afzonderlijk aspect van de crisisbeheersing behandelen. Voor het
installaties als bijvoorbeeld gasinstallaties, maar ook om de overweging
onderzoek worden alleen de tabbladen ‘preventie en preparatie’,
om rookmelders in het basispakket van woonvoorzieningen op te nemen.
‘interventiefase’ en ‘nazorgfase’ behandeld. De overige tabbladen uit het
Ook dient er aandacht te worden geschonken aan de vluchtwegen. Deze
calamiteitenhandboek ‘alarmering’, ‘checklist interventie’ en ‘checklist
dienen onbelemmerd begaanbaar te zijn in woongebouwen en dat de
nazorg’ worden niet behandelt, omdat dit blanco tabbladen zijn die door
toegangswegen begaanbaar zijn en niet geblokkeerd te worden voor de
de woningcorporatie kan worden ingevuld.
hulpverleningsdiensten of hun voertuigen. Het beveiligen tegen brand als
tegen inbraak en het van afstand kunnen afsluiten van luchtsluizen indien
4.6.1 Preventie en preparatie
er toxische stoffen in de lucht zitten en via ventilatiesystemen binnen
Preventie houdt in het op voorhand wegnemen van structurele oorzaken
kunnen dringen is eveneens een aandachtspunt. Organisatorisch kunnen
van onveiligheid (pro-‐actie), het voorkomen van directe oorzaken van
er door woningcorporaties ook nog de nodige voorbereidingen worden
onveiligheid en het op voorhand zoveel mogelijk beperken van de
getroffen. Er kan een onderscheid moeten worden gemaakt voor de
gevolgen van eventuele rampen. Preparatie houdt in een zo goed
interne als voor de externe organisatie. Het calamiteitenhandboek doelt
mogelijke materiele en organisatorische voorbereiding op wat er moet
op de interne organisatie om calamiteitenplannen op te stellen, het
gebeuren als er daadwerkelijk een ramp gebeurt. Met een goede
vastleggen
preparatie kunnen de rampbestrijding en de hulpverlening zo adequaat
waakvlamovereenkomsten met organisaties die bijvoorbeeld huisraad
mogelijk plaatsvinden, waardoor de negatieve gevolgen zoveel mogelijk
kunnen leveren. Met de externe organisatie wordt bedoeld dat de
van
alarmnummers
en
het
afsluiten
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
van
57
woningcorporaties contacten zouden moeten leggen met actoren als de
zorgt ervoor dat het proces in een deel-‐ of procesplan wordt uitgewerkt.
brandweer, gemeente en collega-‐corporaties in de regio om te bespreken
Hierbij kan worden samengewerkt met andere diensten en organisaties.
welke preventieve en preparatieve maatregelen genomen kunnen
Navolgende processen zijn op chronologische volgorde gezet zoals in die
worden voor het eigen bezit en de woonomgeving (Aedes, 2001, p.30).
zich in een zo groot mogelijke mate van waarschijnlijkheid kunnen
aandienen. Toch zal de aangegeven procesvolgorde niet voor elke ramp
4.6.2 Interventiefase
het zelfde zijn net als dat elke ramp nooit identiek aan een ander zal zijn.
De interventiefase (ook wel acute fase genoemd) treedt in op het
Elke ramp heeft eigen kenmerken en eigen wetmatigheden, aangegeven
moment wanneer er daadwerkelijk een ramp plaatsvindt. Tijdens deze
procesvolgorde zeker niet voor elke ramp gelijk zal zijn. Verschillende
fase treden de hulpdiensten op om de taken uit te voeren waarvoor zij
processen zullen parallel open en een kortere of langere tijd beslaan
verantwoordelijk zijn. Voor woningcorporaties kunnen er in deze fase
(Aedes, 2001, p.35).
belangrijke taken weggelegd zijn. Allereerst natuurlijk ten aanzien van de
wettelijke informatieplicht bij rampen en van de (her)huisvesting van
Alarmering leidinggevenden en uitvoerenden
rampslachtoffers. Maar ook bij andere processen in de rampbestrijding
Doel is het snel alarmeren van de onmiddellijk bij de hulpverlening
en hulpverlening kan een woningcorporatie activiteiten ondernemen.
betrokken organisaties en personen. Hieronder valt ook het geven van
In de rampenbestrijdingsleer onderscheidt men voor de interventiefase
direct nodige informatie aan verantwoordelijken voor rampenbestrijding
een reeks processen die zich (kunnen) voordoen, zoals 'ontruimen en
op bestuurlijk, leidinggevend, coördinerend en uitvoerend niveau en aan
evacueren' en 'toegankelijk/begaanbaar maken en opruimen'. Bij elk
anderen die daar een taak in hebben. De brandweer is in dit proces
proces is een dienst of organisatie eindverantwoordelijk -‐ en dus
verantwoordelijk voor de coördinatie. Vanuit de Regionale Alarmcentrale
aanspreekbaar -‐ voor een juiste en volledige uitvoering van activiteiten en
Brandweer vindt alarmering plaats naar de reguliere hulpdiensten. Iedere
taken die met het proces samenhangen. De procesverantwoordelijke
discipline draagt zorg voor alarmeringsschema's en (al dan niet
58
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
geautomatiseerde) alarmeringsmiddelen voor de eigen organisatie. Dit
processen 'verlenen van geneeskundige hulp', 'toegankelijk en
geldt ook voor de betrokken niet-‐parate diensten. Ook dienen vanuit
begaanbaar maken/opruimen', en 'ontruimen en evacueren' (Aedes,
iedere discipline berichten te worden voorbereid waarin men bestuurlijke
2001, p.36-‐37).
en uitvoerende organisaties en diensten informeert over de toestand en
de door hen te nemen actie. Er vindt nu een afweging plaats of er een
Toegankelijk en begaanbaar maken/opruimen
Coördinatie Team Plaats Incident (CTPI) wordt geformeerd. De Regionale
Wanneer wegen en terreinen niet of niet voldoende bruikbaar meer zijn
Alarmcentrale alarmeert de burgemeester en (op verzoek van de
door instorting, aardverschuivingen of andere blokkades komt de
burgemeester) de leden van de gemeentelijke rampenstaf. Er wordt een
brandweer in actie. Naast de brandweer is de gemeente
Gemeentelijk Coördinatiecentrum (GCC) ingericht en bemenst. Als de
medeverantwoordelijk om het rampterrein bereikbaar te maken. Toch
ramp de gemeentegrenzen overschrijdt en er een coördinerend
kunnen terreineigenaren, particuliere bedrijven en woningcorporaties om
burgemeester is aangewezen, wordt dit GCC een Regionaal
bijstand worden gevraagd (Aedes, 2001, p.37).
Coördinatiecentrum (RCC) (Aedes, 2001, p.35-‐36).
Ontruimen en evacueren
Reddingswerk en bestrijding ramp(-‐gevolgen)
Verantwoordelijk voor ontruimen en evacueren zijn de politie, eventueel
Een vanzelfsprekend proces na een ramp is het bestrijden van de bron en
de gemeentelijke dienst Welzijn en, indien er sprake is van gevaarlijke
de effecten van de ramp. Dit zijn verantwoordelijkheden voor de
stoffen, de brandweer. Wanneer burgers moeten worden ontruimd zal
brandweer en de GHOR, maar afhankelijk van de situatie kunnen ook
dit besluit door de hulpverleningsdiensten worden genomen, wanneer er
andere organisaties hier in bijstaan zoals Rijkswaterstaat, de
geëvacueerd moet worden zal deze beslissing door de burgemeester
waterschappen, defensie, nutsbedrijven maar ook woningcorporaties.
worden genomen. De ontruiming zelf, het regelen van vervoer en de
Het reddingswerk en de rampbestrijding gaan vaak hand in hand met de
handhaving van de rechtsorde in het ontruimde gebied zijn politietaken,
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
59
de gemeente zal opvangcentra inrichten voor de burgers (maar ook voor
georganiseerde medische en paramedische handelingen, vanaf het
dieren zoals vee) en zal eventueel voor de opslag zorgen voor goederen
opsporen van gewonden, eerste hulp, transport tot het moment dat
die van culturele-‐historische waarde zijn (Aedes, 2001, p.37-‐38).
verdere behandeling in een ziekenhuis niet meer nodig is. Bij het proces
van geneeskundige hulp kunnen eventueel onder meer vervoersdiensten,
Afzetten en afschermen
huisartsen, cateringbedrijven en beheerders van gebouwen met voor
Het afzetten en afschermen van het rampterrein en eventueel gebieden
groepen beschikte ruimten ingeschakeld worden. De activiteiten staan in
daaromheen is een politietaak, hierdoor kunnen de rampenbestrijdings-‐
nauwe relatie met het opvangen en verzorgen en de registratie van
en hulpverleningsactiviteiten ongestoord plaatsvinden. Bij het afzetten en
slachtoffers. Het is zaak zo vroeg mogelijk over te gaan tot het noteren
afschermen moeten voorwaarden worden opgesteld ten behoeve van
van personalia en verdere gegevens van slachtoffers voor het CRIB
andere hulpdiensten en het toezicht op in-‐ en uitgaand verkeer. De politie
(Centraal Registratie en Informatie Bureau) (Aedes, 2001, p.39).
kan bij het afzetten en afschermen de hulp in schakelen van de
gemeente, de Koninklijke Marechaussee en het leger. Doordat naast het
Opvangen en verzorgen
verkeer over de weg ook aandacht moet worden besteed aan water-‐,
Het opvangen en verzorgen van mensen die door een ramp dakloos zijn
spoorweg-‐ en luchtverkeer kan de hulp van Rijkswaterstaat en de
geworden en nog niet naar huis kunnen of willen terugkeren is een
Nederlandse Spoorwegen worden ingeschakeld. Woningcorporaties
verantwoordelijkheid voor de gemeente. Lichtgewonden en slachtoffers
hebben een beperktere rol hierin (Aedes, 2001, p.38-‐39).
die niet gehospitaliseerd hoeven te worden, moeten zo spoedig mogelijk
het rampterrein verlaten en worden opgevangen in opvangcentra. Op
Geneeskundige hulp
deze opvangcentra moeten de slachtoffers worden geregistreerd voor de
De verantwoordelijkheid voor de eerste geneeskundige hulp na een ramp
zorg van voedselvoorziening, kleding en eventueel psychische verzorging.
ligt bij de GHOR. Zij zullen een keten starten van samenhangende en
Wat voor woningcorporaties van belang is, is om te weten dat in deze
60
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
fase gestart kan worden met het voorzien in vervangende huisvesting
politie en GHOR nemen de operationele voorlichting op het rampterrein
(Aedes, 2001, p.39-‐40).
op zich en informeren het gemeentebestuur over de stand van zaken.
Identificatie van overledenen
De volgende algemene voorlichtingsaspecten dienen bij een (dreigende)
Als er bij een ramp dodelijke slachtoffers vallen, zullen deze
ramp te worden behandeld:
geïdentificeerd
moeten
worden.
De
politie
is
hiervoor
de
•
maatregelen die men moet nemen om de schadelijke gevolgen zoveel mogelijk te beperken;
verantwoordelijke actor, onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Ingeschakeld kunnen worden de dienst Algemene Zaken (ter
•
de te volgen gedragslijn;
verificatie van gegevens bij bijvoorbeeld de burgerlijke stand), het
•
de stand van zaken bij de voortgang van de hulpverlening;
Rampen Identificatie Team (RIT), de Technische Recherche, maar
•
het geven van persinformatie over de calamiteit.
eventueel ook woningcorporaties al is de rol van corporaties gering
(Aedes, 2001, p.40).
De voorlichting is gericht op verwanten van slachtoffers, het algemene
publiek, het bestuur, hulpverleners en actiecentra en de media. Bestuur,
Voorlichting en communicatie
hulpverleners en actiecentra dienen alle informatie te krijgen die nodig is
Voorlichting door alle betrokken diensten en organisaties is een zeer
om de risico's te kunnen inschatten en te beperken en om op adequate
belangrijke taak wanneer er een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te
wijze de hulpverleningstaak uit te voeren. De media dienen algemene en
vinden. De eerstverantwoordelijke in het voorlichtingsproces is de
relevante informatie te krijgen. Bij het proces Voorlichting kan de dienst
gemeentedienst Algemene Zaken. Deze dienst is er in het kader van
Algemene
preventie ook wettelijk verantwoordelijk voor dat de bevolking jaarlijks
(overheid)instanties, materiedeskundigen als woningcorporaties, de
informatie krijgt over rampvoorkoming en -‐bestrijding. De brandweer,
regionale
Zaken
omroep,
eventueel
lokale
ook
voorlichters
omroepen,
Teletekst
van
en
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
andere
andere
61
vertegenwoordigers van de media inschakelen. Hiernaast kunnen
Informatie Bureau (CRIB). Bij een ramp richt de dienst Algemene Zaken
woningcorporaties, in overleg met het hoofd Voorlichting van de dienst
dit bureau onmiddellijk in. Het CRIB wordt bij voorkeur in het
Algemene Zaken, specifieke informatie aan hun bewoners geven,
gemeentehuis gehuisvest, vanwege de directe nabijheid van en een
bijvoorbeeld over (gevolgen voor) hun toekomstige woonsituatie.
directe
Communicatie en voorlichting zijn namelijk belangrijke taken voor
persoonsgegevens (GBA). Informatie voor de registratie komt deels van
woningcorporaties bij een ramp. Het is van belang dat er een duidelijke
de politie, na de identificatie van dodelijke slachtoffers. De
structuur ligt waaruit onmiddellijk helder wordt wie verantwoordelijk is of
geneeskundige hulpverlening (GHOR) informeert over wie er onder
zijn voor communicatie en voorlichting (Aedes, 2001, p.41-‐43).
behandeling zijn. De dienst Welzijn registreert in opvangcentra en geeft
deze
Registreren van getroffenen
ondersteuning kan komen van de Vreemdelingendienst, geestelijken,
Procesverantwoordelijk voor de registratie van rampslachtoffers
maatschappelijk werkers, tolken, scholen, et cetera. Woningcorporaties
(overledenen
dienst
kunnen een informerende rol spelen in het algemene registratieproces
Bevolkingszorg. Het registreren houdt in het verzamelen, groeperen en
aan de hand van de huurdersadminstratie. Daarnaast is het voor hen van
verifiëren van informatie over de slachtoffers. Daarnaast moeten
groot belang direct een goede registratie op te zetten van de
gegevens over getroffenen aan het gemeentelijk crisisteam beschikbaar
(her)huisvestingsvraag en het aanbod (Aedes, 2001, p.43-‐44).
gesteld worden, het crisisteam informeert de afdeling Communicatie,
voor het actiecentrum Voorlichting en het publiek en de media. Het
Voorzien in primaire levensbehoeften
actiecentrum Voorlichting geeft familie en relaties weer inlichtingen over
Gedupeerden moeten na een ramp voorzien worden in hun primaire
het lot en de eventuele verblijfplaats van mensen uit het rampgebied. De
levensbehoeften, zoals voedsel en drinken, kleding, (tijdelijke) huisvesting
registratie van slachtoffers vindt plaats vanuit een Centraal Registratie en
en
62
en
gedupeerden)
is
de
gemeentelijke
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
verbinding
informatie
dergelijke.
met
door
De
de
aan
Gemeentelijke
het
gemeentelijke
Basisadministratie
coördinerende
dienst
CRIB. Verdere
Bevolkingszorg
is
eerstverantwoordelijke hiervoor. Bij de zorg voor nutsvoorzieningen is
indien nodig, voor permanente bewoning vrijmaken of vrijhouden. Ook
het uitgangspunt dat deze zorg zo lang mogelijk bij de nutsbedrijven
met collega-‐corporaties in de omgeving kunnen afspraken gemaakt
berust. In buitengewone omstandigheden kan de minister van
worden. Van belang is steeds nauw overleg te plegen met de dienst
Economische Zaken besluiten om distributiemaatregelen af te kondigen.
Bevolkingszorg, die immers procesverantwoordelijke is. Verder kunnen
Een deel van de bevolking zal na korte tijd kunnen terugkeren naar de
woningcorporaties faciliteiten bieden en bemiddelen bij de inrichting van
eigen woning. Voor een ander deel echter kan het zijn dat
de vervangende woonruimte. Bij de vuurwerkramp in Enschede had een
noodonderkomens moeten worden ingericht. Afhankelijk van de te
hulpstichting voor Roemenië een aantal vrachtauto's beschikbaar (en
verwachten opvangduur zullen de noodonderkomens van een kwaliteit
later was er ook militair materieel) om geherhuisveste slachtoffers
moeten zijn die het voeren van een normaal huishouden mogelijk maakt.
huisraad te bezorgen op basis van de samenstelling van het huishouden
Voor het bereiden van maaltijden kunnen instellingen met
(Aedes, 2001, p.44-‐47).
grootkeukenvermogen ingeschakeld worden (restaurants, bejaarden-‐ en
verzorgingstehuizen, ziekenhuizen, bedrijven, cateringbedrijven et
Psychosociale hulp
cetera). Andere organisaties die eventueel in te schakelen zijn, zijn onder
Tijdens en direct na afloop van een ramp moeten slachtoffers,
meer het Leger des Heils, het Rode Kruis, het leger, het ministerie van
hulpverleners en hun relaties, die als gevolg van de ramp psychisch
VROM,
de
getraumatiseerd zijn geraakt, psychosociale hulp geboden worden. Hierin
woningcorporaties kunnen bij dit proces een grote rol spelen waar het
is de GHOR is hiervoor procesverantwoordelijke. Uitgangspunt is dat
om de primaire behoefte aan onderdak gaat. Bij veel ramptypen zal hier
goede en adequate hulp en zorg wordt geboden die voorkomt dat
zelfs de allerbelangrijkste taak voor woningcorporaties liggen.
mensen (blijvende) schade aan lichaam of geest oplopen. Omdat in de
Woningcorporaties met woningen in het getroffen gebied kunnen in het
beginfase moeilijk is vast te stellen welke traumatische ervaringen een
eigen woningbestand vervangende woonruimte voor korte duur en,
individu heeft opgedaan, zal de psychosociale hulpverlening in eerste
hotels,
pensions
en
woningcorporaties. Vooral
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
63
instantie een collectief karakter dragen, overgaand in meer specifieke
woningcorporaties en ministeries (WVS, VROM) worden ingeschakeld
hulpverlening. Individuele hulpverlening via het reguliere circuit volgt in
(Aedes, 2001, p.47-‐48).
de nazorgfase, voor woningcorporaties is in dit proces waarschijnlijk niet meer dan een kleine rol weggelegd (Aedes, 2001, p.47).
Strafrechtelijk onderzoek
Bij een ramp behoort ook een strafrechtelijk onderzoek door de politie
Preventieve volksgezondheid
plaats te vinden, om erachter te komen of er sprake is geweest van
Een volgend proces waarvoor de GHOR verantwoordelijk is, is dat waarin
strafbare feiten. De politie staat bij de handhaving van de openbare orde
preventieve maatregelen voor de volksgezondheid en medisch-‐
en bij de hulpverlening onder gezag van de burgemeester. Het
hygiënische maatregelen getroffen worden. Het gaat erom bedreigingen
strafrechtelijk onderzoek vindt echter plaats onder gezag van het
voor de volksgezondheid te voorkomen of weg te nemen. Zulke
Openbaar Ministerie. Het onderzoek dient de daadwerkelijke
bedreigingen kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met besmetting en
hulpverlening niet onnodig in het gedrang te laten komen. Daarom is
ziekten, of met het vrijkomen van giftige stoffen (denk aan asbest).
afstemming met de diensten die zich primair richten op de
Maatregelen kunnen genomen worden met betrekking tot het signaleren,
rampbestrijding en op de hulpverlening noodzaak. Woningcorporaties
het geven van adviezen en voorlichting en het verstrekken van medicatie.
hebben bij het strafrechtelijk onderzoek een wettelijke informatieplicht
Het streven is echter primair het wegnemen van de bron die de
(Aedes, 2001, p.48).
volksgezondheid bedreigt en het tegengaan van verdere bedreigingen
vanuit die bron. Bij de uitvoering kunnen het Rijksinstituut voor
Uitvaartverzorging
Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM), het Nationaal Vergiftigingen
Zijn er bij een ramp doden te betreuren, dan vindt na de identificatie en
Informatie Centrum (NVIC), de Inspectie voor de Gezondheidszorg,
de eerste aanzet voor een eventueel justitieel onderzoek de
huisartsen,
uitvaartverzorging plaats. De gemeentelijke dienst Bevolkingszorg is
64
apothekers,
verpleegkundigen,
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
nutsbedrijven,
hiervoor hoofdverantwoordelijk. De dienst moet garanderen dat
voor de Gezondheidszorg (ter advisering met betrekking tot de
overleden slachtoffers, ook grote aantallen, op zorgvuldige wijze ter
volksgezondheid)
aarde
aan
Woningcorporaties kunnen een paar van de hoofdtaken afgeleide taken
de
hebben, zoals informatieverstrekking aan nabestaanden, het verlenen
volksgezondheid. Hiertoe wordt ook de zorg voor aanwezigen bij de
van medewerking bij het ontruimen van woningen door nabestaanden en
rouwplechtigheden gerekend. Waar mogelijk wordt de normale gang van
de administratieve afhandeling met nabestaanden (Aedes, 2001, p.48-‐
zaken gevolgd, namelijk dat de uitvaartverzorging zoveel mogelijk
49).
plaatsvindt volgens de wensen van (de nabestaanden van) de overledene.
Een codicil bezit echter geen rechtskracht. In rampsituaties zal hier dan
Schaderegistratie en –afhandeling
ook veelal geen rekening mee kunnen worden gehouden. Slechts
Een proces dat reeds in het eerste stadium van de acute rampbestrijding
wanneer dit niet mogelijk is (door te grote aantallen overledenen of door
start en dat vervolgens doorloopt tot in de nazorgfase, is de
een gevaar voor de volksgezondheid) zal de uitvaartverzorging collectief
schaderegistratie en -‐ afhandeling. Schaderegistratie en -‐afhandeling is
plaatsvinden. In het kader van de nazorg voor de nabestaanden kan het
vooral van belang om na de daadwerkelijke rampbestrijding een zo juist
hiernaast van groot belang zijn dat een algemene herdenkingsdienst
en volledig mogelijk beeld te krijgen van de aard en omvang van de
wordt georganiseerd. Behalve de dienst Bevolkingszorg kunnen ook
schade. Tijdens de bestrijding houdt schade-‐afhandeling het beperken
andere diensten en/of organisaties bij het uitvaartproces betrokken
van schade in, het voorkomen van vervolgschade, het starten met
worden. De dienst Stadsbeheer/Openbare Werken kan locaties bepalen
schaderegistratie en het geven van een schadebeeld aan de crisisstaf.
voor de inrichting van een morgue en chapelle ardente en van eventuele
Registratie kan daarna belangrijke gegevens opleveren voor het
noodbegraafplaatsen. Uitvaartondernemingen, diensten en organisaties
strafrechtelijk onderzoek en de planning van herstel. Voor de organisatie
met taken in de psychosociale hulpverlening, geestelijken en de Inspectie
en coördinatie van de schaderegistratie zet de gemeentelijke dienst
worden
besteld,
begraafmogelijkheden
en/of
ondanks de
tijdsdruk,
eventuele
gebrek
gevaren
voor
kunnen
ook
taken
toebedeeld
krijgen.
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
65
Stadsontwikkeling/Openbare Werken een bureau Centrale Registratie
ramp kan vele jaren duren, zo leerde bijvoorbeeld de Bijlmerramp.
Afhandeling Schade (CRAS) op, waarin overheid en onafhankelijke
Naarmate de tijd verder verstrijkt, worden aansprakelijke partijen en
schade-‐experts samenwerken. Hier vindt de centrale registratie dus
verzekeraars minder meewerkend bij de afwikkeling. Dat is zeker het
plaats. De dienst Algemene Zaken coördineert de afhandeling van de
geval als het gaat om zaken die niet helder in polissen geregeld zijn of
schade en de voorlichting erover. Eventueel in te schakelen in dit proces
waarbij achteraf problemen kunnen ontstaan over de beoordeling van de
zijn het Verbond van Verzekeraars, Verzekeraars Hulpdienst (VHD),
redelijkheid van uitgaven. Veel indirecte schade is meestal niet verzekerd.
onafhankelijke schade-‐experts en -‐taxateurs, de Stichting Nationaal
Voorbeelden zijn huurderving, winstderving (als woningen die eigenlijk
Rampenfonds en woningcorporaties. Corporaties werken mee aan de
verkocht zouden worden, als huurwoning aan rampslachtoffers worden
inventarisatie van schade aan het woningbezit van de organisatie en
toegewezen), vermindering van de verhuurbaarheid van woningen in de
melden de opgenomen schade aan het CRAS. De woningcorporaties
omgeving van getroffen complexen en de inzet van extra personeel.
overleggen natuurlijk ook met hun verzekeraars en kunnen eventueel een
Een ander soort schade kan ontstaan als er bij een corporatie als gevolg
beroep doen op een uitkering uit het Nationaal Rampenfonds.
van de calamiteit niet meer gewerkt kan worden of als
Verzekeraars zijn voor woningcorporaties deels partner en deels
corporatiemedewerkers getroffen zijn. Bij de wateroverlast halverwege
'tegenpartij'. Wanneer sprake is van verhaalmogelijkheden op
de jaren negentig was daar sprake van, vanwege het onderstromen/niet
aansprakelijke partijen, zijn verzekeraars partner in het overleg. Daar
meer bereikbaar zijn van een corporatiekantoor. Ook waren er
waar verhaal door de verzekeraar op eventuele derden dubieus of
medewerkers die verstek moesten laten gaan omdat hun eigen woning
uitgesloten is, komt de corporatie tegenover de verzekeraar te staan.
getroffen
Voor woningcorporaties is het van belang in een vroegtijdig stadium al
loondoorbetaling van noodgedwongen afwezige werknemers en het
met de verzekeraars te overleggen, ook omdat men dan ruimhartiger is
moeten maken van kosten voor preventieve activiteiten als transport-‐ en
dan in een later stadium. De financiële afwikkeling van de schade bij een
opslag van activa, inventaris en materiaal. Dit soort schaderisico's zijn
66
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
was.
Schade
ontstond
hier
door
productieverlies,
gedeeltelijk voor de corporatie, maar waar precies de grens ligt, is lang
Maatschappelijke en psychosociale nazorg
niet altijd duidelijk. Ook hier is snel en gedegen overleg noodzakelijk met
Bij nazorg kan een onderscheid worden gemaakt tussen de
de verzekeraar, eventueel met bijstand van derden (Aedes, 2001, p.49-‐
maatschappelijke (administratief/juridische en financieel/economische)
50).
nazorg en de psychosociale nazorg. De gemeente heeft een leidende rol
in de maatschappelijke nazorg. De gemeente bepaalt de aard en omvang
4.6.3 Nazorgfase
van de benodigde nazorg en legt dit in een nazorgplan vast. Voor zover
Is de ramp eenmaal bestreden, is eerste hulp en onderdak verleend aan
noodzakelijk overlegt de gemeente hierbij met politie, brandweer,
de slachtoffers, is eventueel aanwezig puin opgeruimd, schade (zoveel
nutsbedrijven, woningcorporaties, het waterschap en eventueel andere
mogelijk) hersteld en kan het gewone dagelijkse leven weer een aanvang
organisaties en personen, zoals verzekeringsmaatschappijen, provinciale
nemen, dan gaat de interventiefase over in de nazorgfase. Hierin moet
en rijksoverheid, juristen en gespecialiseerde bedrijven. Bij de
adequate nazorg verleend worden aan zowel direct als indirect
maatschappelijke nazorg wordt vooral aandacht besteed aan het weer op
getroffenen en aan alle bij de hulpverlening betrokken organisaties en
gang brengen van het dagelijkse leven, aan de registratie en behandeling
personen. In feite is de nazorgfase voor een deel al in de interventiefase
van schadeclaims, aan (her)huisvesting en wederopbouw en aan de
gestart. Nazorg vormt namelijk een integraal onderdeel van de
voorlichting. De psychosociale nazorg is in handen van de GHOR en richt
rampbestrijding en hulpverlening en vangt zo vroeg mogelijk na de ramp
zich op een goede verwerking van de ramp bij alle betrokkenen. Bij de
al aan.
psychosociale nazorg zijn eventueel organisaties in te schakelen als
RIAGG, GGZ, GGD, algemeen maatschappelijk werk, Slachtofferhulp, Leger des Heils, Nederlandse Rode Kruis, huisartsenpraktijken, kerkelijke instellingen, zelforganisaties, scholen, etcetera (Aedes, 2001, p.52).
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
67
Nazorg door woningcorporaties
4.6.4 Calamiteitencoördinator
Voor woningcorporaties houdt de nazorgfase onder meer in dat er
Aedes pleit er ook voor om binnen de organisatie van woningcorporaties
overleg met verzekeringsmaatschappijen plaatsvindt over schade-‐
de functie van ‘calamiteitencoördinator’ aan te stellen. De
uitkeringen. Ook kunnen er opruim-‐ en schoonmaakwerkzaamheden en
calamiteitencoördinator zal verantwoordelijk zijn voor:
schadeherstel in gang gezet worden, waar nodig met inschakeling van
•
aannemers en/of Salvage. Verder is er afhankelijk van de ramp die heeft plaatsgevonden, deelname aan overleg met de gemeente over
het calamiteitenplan en de bestrijdingsplannen; •
herbouwplannen. Corporaties kunnen getroffen bewoners voorlichten via speciaal uitgegeven informatiebulletins. Ze krijgen verdere begeleiding bij
het
stimuleren
en
begeleiden
van
calamiteitenbestrijdingsoefeningen; •
het vinden van de nodige vervangende woonruimte. Intern is het van belang te peilen in hoeverre er behoefte is aan psychosociale nazorg voor
het coördineren in het kader van realiseren en onderhoud van
het optreden als vertegenwoordiger van het hoogheemraadschap en aanspreekpunt voor externe organisaties op zijn werkterrein;
•
het zorgdragen voor afstemming van calamiteitenbestrijding
de corporatiemedewerkers. Deze dient vervolgens adequaat verzorgd te
binnen de organisatie (voorbereiding voor buitengewone
worden, in samenwerking met hiervoor gekwalificeerde personen of
omstandigheden);
instellingen. Corporaties ervoeren na de Bijlmerramp en de vuurwerkramp in Enschede dat enkele maanden na de ramp het ziekteverzuim op begon te lopen. Medewerkers begonnen na die periode kennelijk de ingrijpende gebeurtenissen te verwerken. Het is dus van belang de noodzaak van psychosociale nazorg bij het eigen personeel nooit te onderschatten (Aedes, 2001, p.19).
•
calamiteitenbestrijding-‐ en gemeentelijke rampenplannen;
• •
het adviseren over doelmatige inrichting van de organisatie en middelen;
• DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
het zorgdragen voor coördinatie en planning van opleiding van de calamiteitenbestrijdingsfuncties;
68
het stimuleren en coördineren van de afstemming van
het bewaken van de kwaliteit van de plannen;
•
het opstellen van beheeroverzichten en managementrapportages en het zorgen voor de voortgangsbewaking.
4.7 Het calamiteitenhandboek als model Ondeskundigheid van woningcorporaties in Enschede heeft er toe geleid dat Aedes het initiatief nam voor een calamiteitenboek. Kennisdeling is
Naast bovengenoemde hoofdtaken is het van belang dat de calamiteitencoördinator ook contact legt:
•
met
gemeenten
om
overleg
op te stellen. Naar alle aan Aedes aangesloten woningcorporaties is het te
voeren
over
calamiteitenbestrijdingsplannen en die op elkaar af te stemmen;
•
• •
voor Aedes is de voornaamste reden geweest om het calamiteitenboek
calamiteitenhandboek
verspreid
en
benadrukt
om
het
calamiteitenhandboek te bestuderen zodat bekend wordt hoe de
met de opleidingscoördinator om opleidingen te plannen en te
commandostructuur werkt die de crisisbeheersingsactoren handhaven. In
verzorgen voor calamiteitenbestrijdingsfunctionarissen;
reguliere overleggen en via het Aedes-‐magazine is er ook aandacht aan
met de leden van het beleidsteam calamiteitenbestrijding, het
het calamiteitenhandboek geschonken, zodat woningcorporaties er zich
operationele team en het bestrijdingsteam om af te stemmen;
bewust van worden. Het calamiteitenhandboek dient overigens niet als
met de functionarissen die in het kader van het
modelhandboek. Het is meer een uitvoerige checklist van wat een
calamiteitenbestrijdingsbeleid bij de activiteiten betrokken zijn.
woningcorporatie zou moeten regelen preventief en tijdens de
interventie-‐ en nafase.
De calamiteitencoördinator zal de spil in de organisatie zijn wat betreft
calamiteitenbeheersing. Het is dan ook ondenkbaar dat een enkele
Het heeft zich vooral gericht op kennisoverdracht maar dan door middel
medewerker een crisis kan beheersen en zal daarom ook benodigde
van een handboek en niet door middel van andere zaken.” (Interview A.
ondersteuning moeten hebben vanuit de organisatie om de crisis
Grashof, voorheen werkzaam bij Aedes)
beheersbaar te maken (Aedes, 2001, bijlage 8).
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
69
De omschreven crisisbeheersingsprocessen zijn geen processen waar in
een woningcorporatie en zullen door de hulpverleningsdiensten worden
moeten acteren, maar waar in je kunnen acteren als woningcorporatie.
uitgevoerd.
Aedes vraagt niet aan woningcorporaties om verplicht zich in
crisisbeheersingsprocessen
crisisbeheersingsprocessen
de
uitgevoerd, omdat zij hiervoor procesverantwoordelijke zijn. Daarnaast
procesverantwoordelijke bij te staan naar de capaciteiten van de
beschikken woningcorporaties niet over de expertise om alle processen
woningcorporatie. Woningcorporaties positioneren zich het efficiëntst als
uit te kunnen voeren. De processen waarin woningcorporatie een grote
crisispartner in de crisisbeheersing. Doordat er regionaal zoveel
bijdrage in kunnen leveren is uiteraard het voorzien van tijdelijke of
verschillen in risico’s zijn, is het ingewikkeld om strak gedefinieerde
permanente vervangende huisvesting van getroffenen. Hoewel het de
richtlijnen vast te stellen. Woningcorporaties zouden zich aan de lokale
verantwoordelijkheid is van de gemeente om voor vervangende
situatie moeten aanpassen. Het calamiteitenhandboek is daar meer een
huisvesting te zorgen, bemiddelen de woningcorporaties voor huisvesting
handreiking, waar woningcorporaties de vrijheid in hebben om te
te
implementeren. Dan een verplichting waar woningcorporaties zich aan
woningcorporaties
moeten houden.
woningcorporaties een grote rol in de informatievoorziening naar de
getroffenen als naar crisisbeheersingsactoren. Woningcorporaties kunnen
4.8 Analyse van het calamiteitenhandboek
meer in detail getroffenen voorzien van informatie over eventuele
In
het
te
calamiteitenhandboek
acteren,
is
een
maar
breed
om
spectrum
aan
crisisbeheersingsprocessen omschreven die woningcorporaties ten tijde van
een
incident
kunnen
uitvoeren,
of
waar
in
zij
de
hulpverleningsdiensten in kunnen bijstaan. Het merendeel van de processen tijdens de interventiefase behoren niet tot de kerntaken van
70
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
zorgen
Het
calamiteitenhandboek
wanneer
door
de
crisisbeheersingsactoren
gemeente
inschakelt.
vermeldt
Naast
de
dat
worden
ondersteuning
herhuisvesting
de
van
spelen
terugkeer naar woningen of over vervangende huisvesting. Wanneer er zich een ramp voordoet in een woonwijk dan zal de samenstelling van huurwoningen en koopwoningen in de meeste gevallen zo zijn dat ook het bezit van een woningcorporatie aanwezig is. Een woningcorporaties kan in principe de getroffenen van informatie voorzien die huurder bij de
woningcorporatie zijn, maar tevens huurders van particulieren en
de bevolkingszorg, brandweerzorg, geneeskundige zorg en politiezorg
eigenwoningbezitters
worden gehanteerd.
informeren.
In
de
processen
waarin
woningcorporaties niet de benodigde expertise bezitten, kunnen zij
echter toch wel van betekenis zijn. In veel processen kunnen
4.9 Implementatie van het calamiteitenhandboek
woningcorporaties
informatie
aan
crisisbeheersingsorganisaties
verschaffen als het gaat om persoonsgegevens, gebouwgegevens of uit het professionele netwerk door partnerorganisaties als bouwbedrijven, installateurs voor te dragen om de hulpverleningsdiensten bij te staan. De opbouw van het handboek begint met de tabbladen ‘alarmering’, ‘checklist interventie’ en de ‘checklist nazorg’. Vanzelfsprekend zijn deze tabbladen als eerste in het handboek gesitueerd omdat deze tabbladen ten tijde van een calamiteit als eerste dienen te worden geraadpleegd. De overige tabbladen ‘preventie en preparatie’, ‘interventiefase’ en ‘nazorgfase’ omschrijven in wat voor mate woningcorporaties van belang zijn door preventief te reageren op calamiteiten door aanpassingen toe te passen in het woningbezit. Maar ook hoe crisisbeheersingsorganisaties kunnen worden ondersteund door het verstrekken van informatie over gebouwen
of
de
woonomgeving.
Begrippen
uit
het
calamiteitenhandboek, komen niet meer overeen met de begrippen die in de hedendaagse in de crisisbeheersing worden gehanteerd zoals die nu in
Bij de woningcorporaties die gedurende het theoretisch onderzoek zijn benaderd voor een interview, zijn de calamiteitenplannen niet gemodelleerd naar het calamiteitenhandboek. Elke woningcorporaties heeft haar argumenten waarom het niet geïmplementeerd wordt: De Alliantie vindt het calamiteitenhandboek onpraktisch voor een woningcorporatie: “Omdat het heel erg geschreven is, niet vanuit de corporatie maar veel meer vanuit het NIFV vanuit hun denkwereld en niet vanuit onze denkwereld. Als je kijkt naar onze organisatie, wij zijn aan de ene kant eigenaar van vastgoed, wij hebben huurders, wij hebben de klanten en wij hebben eigen personeel. Die drie aspecten zal je altijd moeten bedenken en naast elkaar zetten en daar een beleid op formuleren.” (Interview J. K. Gijsbers, De Alliantie)
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
71
Ymere is er mee onbekend, ondanks de grote betrokkenheid bij het
gezien. Dus deze hebben wij niet gebruikt, het is vrij van scratsch
Aedes risicogroep.
opgebouwd zal ik maar zeggen. Wat kan er gebeuren, hoe gaan wij
daarop reageren etcetera.” (Interview J. van Dorresteijn, Trivire)
“[..]als je die een keer kunt sturen. Ja ik kan hem wel bij Aedes opvragen,
zij vroegen mij een keer om de ingevulde versie, maar ik heb de originele
Domijn vind dat de implementeerbaarheid van het calamiteitenhandboek
niet eens.” (Interview P. Biersteker, Ymere)
binnen Domijn mogelijk is doordat zij een incident hebben ervaren.
De reactie van Trivire over het calamiteitenhandboek.
“Ik denk het wel omdat het hier gebeurd is en het is ook met name na
aanleiding van de ervaring hier is het ook opgesteld dat het hier actueel is.
“Wij hebben ons eigen team dat zich bezig houdt bij rampen binnen
Maar ik kan mij ook voorstellen dat in andere steden waar het niet
Trivire. Een aantal coördinatoren die dag en nacht bereikbaar zijn mocht
gebeurd is dat men het minder makkelijk. Het is vaak zo op het moment
er iets gebeuren. Wat je moet constateren is dat wij dat doen vanuit onze
dat het niet gebeurd dan houd je er ook geen rekening mee terwijl het ook
blik van een verhuurder van 16.000 woningen ja dat dat niet direct goed
daar morgen of overmorgen kan gebeuren.” (Interview J. Krakers, Domijn)
aansluit op de blik van de brandweer of van de politie dus vanuit die
Hoe heeft Aedes het calamiteitenhandboek aan het licht gebracht onder
verschillende perspectieven is er nog niet een hele duidelijke overlap te
de woningcorporaties:
constateren.[..]
“Nee ik denk niet dat wij workshops georganiseerd dat is niet gebeurd. Ja
[..]Ik moet zeggen toen jij het toestuurde, ik zag al dat hij wat ouder was.
hier is een handboek en ook via Aedes magazine en overigens ook wel
Toen ik hem binnenkreeg dat ik hey dat is interessant ik stuur hem door
aandacht hiervoor maar in de reguliere overleggen die hier zijn want er is
naar mijn college die daar verantwoordelijk voor is, die had hem nog niet
wel degelijk door Aedes op verschillende momenten aandacht aan
72
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
besteed dat dit speelt maar er is niet een training of iets dergelijk
Het calamiteitenhandboek is volgens De Alliantie onpraktisch in een
opgezet..[..]
organisatie als een woningcorporaties. Het handboek is te veel vanuit de
denkwereld van de crisisbeheersing opgesteld. Blijkbaar is dit een
[..]..er is wel denk ik aangegeven dat het goed was om het handboek te
bewuste overweging geweest van Aedes.
bestuderen en er is ook wel maar dat is ook meer schriftelijk gegaan en
niet door middel van een grootschalige campagne of zo er is ook gezegd
“Ik kan mij dat voorstellen want kijk ik heb dat wel eens gehoord dat men
stel zelf ook een calamiteitenplan op voor je woningbezit met het oog om
het te technische vind en te uitvoerend vindt etcetera. Maar volgens mij
toch te zeggen ja als je bij een corporatie zit, corporaties zijn ook
zit daar net ook de crux in. Kijk wij wilden een handboek maken dat de
voorbereid op calamiteiten en de corporatie weet wat die moet doen. Wat
toets der kritiek kan doorstaan wat dus ook door de deskundigen op dit
met name blijkt is dat de corporaties heel weinig weten hoe het dan gaat
terrein dat is gewoon de NIFV als het om rampenbestrijding gaat. Er zijn
hoe de commandostructuur werkt terwijl toch 30-‐40-‐50% van de
ook twee of drie hele goede mensen van de NIFV betrokken geweest bij
woningen dus van de inwoners die wonen bij die corporatie. Dan is het
het project. Ja dat corporaties ook bewust zijn dat er naast hun eigen
wel heel goed dat men weet dat corporaties weten hoe de gemeente het
perspectief hoe zij er naar kijken dat er nog een hele wereld naast zit
georganiseerd hebben, hoe het gaat bij calamiteiten. De gemeente
waarvan het heel goed is dat je daar kennis van hebt. Ik kan mij
trainen dat ook om de zoveel tijd hebben die een training de
voorstellen dat een corporatie zo redeneert dat zij zeggen goh ik vind het
burgemeester zit er bij de politie en de brandweercommandant maar dat
een NIFV verhaal en te weinig een corporatie verhaal maar dat vind ik wel
is allemaal ver van een batch van een corporatie. Dus wij hebben wel
onterecht want dat corporatie verhaal kennen wij wel. Dit gaat ook niet
opgeroepen om daar wat aan te doen.” (Interview A. Grashof, voorheen
om een ontploffing in een huis of zo je ziet elk jaar wel dat er incidenten
werkzaam bij Aedes)
op woningniveau plaatsvinden of op een galerij dat er iets gebeurd. Dit
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
73
gaat over dingen die echt op een veel groter schaal niveau spelen.” (Interview A. Grashof, voorheen werkzaam bij Aedes) De woningcorporaties die in het theoretisch onderzoek zijn benaderd voor een interview, daarvan heeft geen enkele woningcorporaties het calamiteitenhandboek geïmplementeerd. Aedes reageert hierop, dat woningcorporaties werden geacht om het handboek te bestuderen. Het handboek is bewust opgezet vanuit de denkwereld van het NIFV.
74
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
5 Analyse theoretisch onderzoek
In dit hoofdstuk worden de gegevens uit het wettelijk kader en de maatregelen binnen de corporatiesector geanalyseerd. De analyse is de afsluiting van het theoretisch onderzoek en dient de positie van woningcorporaties vanuit de theorie vast te stellen. Naast het wettelijk kader en de maatregelen binnen de corporatiesector, dragen bevindingen uit interviews bij tot de analyse.
5.1 De positie en taken volgens het calamiteitenhandboek Op basis van de ervaringen die de woningcorporaties hebben opgedaan na de Bijlmerramp en de vuurwerkramp in Enschede, worden woningcorporaties geconfronteerd met uiteenlopende processen in de crisisbeheersing. In onderstaand model wordt de schaalgrootte van de
bijdrage van de woningcorporatie in de crisisbeheersingsprocessen uit het
Aedes
calamiteitenhandboek
procesverantwoordelijke
voor
weergegeven het
en
de
desbetreffende
crisisbeheersingsproces. In de oranje, rood, wit en blauwe kolommen wordt de procesverantwoordelijke aangeduid. In de paarse kolom (publiek/privaat) wordt in dit schema alleen de woningcorporaties mee DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
75
aangeduid. De schaalgrootte van de bijdrage die een woningcorporatie in elk crisisbeheersingsproces kan leveren, wordt weergegeven met groen als groot en rood als gering. Dit model is gebaseerd op het Aedes calamiteitenhandboek en inzichten verkregen gedurende het theoretisch onderzoek.
Figuur 7 Model positie woningcorporaties (eigen werk)
76
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Uit het model blijkt dat woningcorporaties een grote bijdrage kunnen
door zoveel mogelijk betrouwbare informatie over hun toekomstige
leveren in crisisbeheersingsprocessen, die raakvlakken heeft met de
woonsituatie te verschaffen. Woningcorporaties kunnen eventueel
bevolkingszorg. Crisisbeheersingsprocessen waarin woningcorporaties
faciliteiten ter beschikking worden gesteld voor het houden van
een geringe rol in hebben, dienen door de procesverantwoordelijken te
verwerkingsgesprekken en debriefing voor zowel getroffenen als voor
worden uitgevoerd, simpelweg omdat woningcorporaties niet de
hulpverleners en medewerkers. De crisisbeheersingsprocessen waarin
expertise bezitten om hier in te ondersteunen. Woningcorporaties
woningcorporaties een grote rol in spelen is het ‘alarmeren van
kunnen hoogstens bijdragen tot informatieverschaffing over de
leidinggevenden en uitvoerenden’ waardoor de hele machine in gang zal
omgeving, het gebouw of de bewoner. Een crisisbeheersingsproces waar
worden gebracht. Het voorlichten en communiceren is ook een zeer
woningcorporaties een middelmatige rol in hebben is het reddingswerk
belangrijke taak van woningcorporaties. Niet alleen externe
en de bestrijding van de ramp en de gevolgen daarvan. Eind
communicatie naar hulpdiensten, organisaties, media en getroffenen
verantwoordelijk voor dit proces zijn de kolommen rood en wit tijdens de
dient zorgvuldig te gebeuren maar ook de communicatie intern tussen
interventiefase. De woningcorporaties zullen geen grote rol tijdens deze
medewerkers en afdelingen. Het belangrijkste is dat er eenduidige
fase hebben, maar voornamelijk in de preparatie, preventiefase en
communicatie is zodat er geen tegenstrijdige verhalen rond gaan.
nafase. Hiermee wordt bedoeld dat voornamelijk gebouwcomplexen
Openheid en transparantie zijn de belangrijkste sleutelwoorden voor
kunnen worden verbeterd op het gebied van het aanduiden van
communicatie. Het registeren van getroffenen is een belangrijk proces
vluchtroutes en de verbetering van de brand-‐ en rookveiligheid van deze
om de situatie in kaart te brengen. Procesverantwoordelijke voor is de
routes. Het proces psychosociale hulp zal worden uitgevoerd door de
gemeente. Registratie van slachtoffers zal plaatsvinden bij het CRIB, als
witte kolom. In de interventiefase heeft de woningcorporatie hier ook
onderlegger
een geringe rol in. Woningcorporaties kunnen bewust een grotere rol
Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) gebruikt. Woningcorporaties
hebben, door zich sociaal en ruimhartig op te stellen naar getroffenen
kunnen bewonerslijsten verstrekken om missende gegevens aan te
voor
de
registratie
worden
de
Gemeentelijke
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
77
vullen. De GBA en de bewonerslijst zal in 99,9% overeenkomen, al zullen
essentieel om de herhuisvesting vlekkeloos te laten verlopen. Schade is
bewonerslijsten extra informatie bevatten als woningaanpassingen
een bijkomend gevolg bij een ramp. Wanneer een deel van het
waardoor net de extra informatie beschikbaar komt waarmee de
woningbezit van een woningcorporatie wordt getroffen, zullen er allerlei
getroffen groep beter in kaart kan worden gebracht. In het
verzekeringstechnische-‐ en juridische processen gaan lopen om het
crisisbeheersingsproces bevolkingszorg is het proces waar in
financieel af te handelen. Naast schade aan het woningbezit is het ook
woningcorporaties de grootste rol in hebben. Na de ramp hebben de
mogelijk dat er interne schade ontstaat bij een woningcorporatie zoals
getroffenen behoefte aan voedsel, drinken, kleding en (tijdelijke)
het bedrijfsgebouw van de woningcorporatie of wanneer woningen van
onderdak. Wanneer een terugkeer naar de eigen woning op de korte
corporatiemedewerkers worden getroffen en zodoende productieverlies
termijn niet mogelijk is, zal er door de sectie bevolkingszorg van de
ontstaat. In dit onderzoek wordt het crisisbeheersingsproces
gemeentelijke kolom eerst naar een tijdelijke oplossing worden gezocht
schadeafhandeling en –registratie niet uitvoerig behandeld. Niet alleen in
in de vorm van hotels, vakantieparken et cetera. Tevens zal er een beroep
de interventiefase hebben woningcorporaties een rol, ook in de nafase
worden gedaan op de zelfredzaamheid van de getroffenen om eventueel
wordt er wat van de woningcorporaties verwacht. Hoewel
onderdak te vinden in hun eigen sociale netwerk. Wanneer er meer
maatschappelijke nazorg en psychosociale nazorg door de oranje en witte
duidelijkheid is over de omvang van de ramp en blijkt dat een terugkeer
kolom zal worden uitgevoerd, ligt de nadruk bij woningcorporaties de
naar de eigen woning niet mogelijk is of onveilig is, zal de sectie
bemiddeling
bevolkingszorg een oproep doen aan de woningcorporaties om de taak
corporatiemedewerkers is het van belang om te peilen of er behoefte is
van herhuisvesting op zich te nemen. Afhankelijk van de omvang van de
aan psychosociale nazorg.
ramp zal het een herhuisvestingsopgave zijn voor een enkele
woningcorporatie of voor een collectief van woningcorporaties uit de gemeente of regio. Een goede registratie en organisatie van dit proces is
78
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
van
tijdelijke
huisvesting.
Intern
bij
de
5.2 Verbeteringen voor een efficiëntere respons Wat verbeterd kan worden in het wettelijk kader, is het vastleggen van de eventuele taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de woningcorporaties in de crisisbeheersing. De woningcorporaties zijn er primair voor huisvesting en de hele organisatie is hier naar gevormd. In de crisisbeheersing kan een woningcorporatie alleen een bijdrage leveren naar vermogen.
professionals die je moet hebben voor dit soort dingen.” (Interview J. Krakers, Domijn) Als woningcorporaties kan er immers niet in elk crisisbeheersingsproces worden ondersteund. Maar er kan wel verbetering in komen, door medewerkers voor te lichten in welk proces en op wat voor een manier er eventueel ondersteuning kan komen vanuit de woningcorporatie .
“Nee wij zijn voor het herhuisvesten van mensen dat is het belangrijkste, wat wij ook veel hebben gedaan is in het logistiek ik denk dat je daar ook wel, maar goed die kun je ook wel ergens anders vandaan halen maar binnen de ramp hebben wij ook wel het een en ander gedaan zorgen dat het proces goed loopt..[..] [..]..je moet je daar ook niet voor inzetten maar als het zo uitkomt dan kunnen zij dingen doe die zij kunnen doen. Dat geldt ook voor jou en voor mij op het moment dat wij kunnen helpen dan help je naar vermogen en die BHV-‐ers kunnen net iets meer. Maar goed dat zijn niet de
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
79
DEEL C EMPIRISCH ONDERZOEK
80
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
6 Casestudy woningexplosie Prinses
Dit hoofdstuk omschrijft de eerste van twee casestudy’s omtrent de
Julianaweg te Dordrecht
woning aan de Prinses Julianaweg. De focus van dit hoofdstuk ligt op de
positie van Woonbron in de crisisbeheersing, na de explosie van een
positie binnen de crisisbeheersing die Woonbron innam en in welke crisisbeheersingsprocessen Woonbron acteerde. Voor deze casestudy is gebruik gemaakt van een feitenrelaas en nieuwsbrieven van Woonbron en een evaluatieverslag van de gemeente Dordrecht. Daarnaast zijn er interviews afgenomen met de Woonbron, het politiekorps Zuid-‐Holland Zuid en de gemeente Dordrecht.
6.1 Achtergrondinformatie Op woensdag 16 juni 2010 heeft er aan de Prinses Julianaweg in Dordrecht een woningexplosie plaatsgevonden. Hierbij zijn er 1 dode en 18 gewonden gevallen. De explosie vond plaats in een woning, waar op dat moment een huisuitzetting werd uitgevoerd. Onder de gewonden zijn medewerkers van de politie, het deurwaarderskantoor en de woningcorporatie Woonbron. Het aantal woningen dat door de explosie schade heeft opgelopen bedraagt 60, waarvan 13 woningen onbewoonbaar zijn verklaard. Het merendeel van de beschadigde DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
81
woningen hebben gevallen dakpannen, gebroken ruiten of ontzette
wordt in verschillende processen wordt omschreven als in het Aedes
kozijnen. De boven-‐ en naast gelegen woningen hebben ook brandschade
calamiteitenhandboek.
opgelopen en zijn dan ook onbewoonbaar verklaard. Deze huishoudens
zijn ondergebracht in een Rotterdams hotel, waarna de volgende dag
6.2.1 Interventiefase
vervangende gemeubileerde huisvesting is verzorgd door Woonbron. De
explosie heeft effect op het gebied om het incident heen en is uiteindelijk
Alarmering van leidinggevenden
opgeschaald naar GRIP-‐2.
Vlak na de explosie wordt de vestigingsdirecteur gealarmeerd over een
woningbrand aan de Prinses Julianweg. Het is een standaardprocedure
binnen Woonbron Dordrecht om de vestigingsdirecteur te alarmeren,
6.2 Responsanalyse
wanneer er een calamiteit heeft plaatsgevonden waarbij Woonbron
De respons van Woonbron is te verdelen in twee fasen, namelijk de
Dordrecht of haar woningen is betrokken. Nadat de ernst van de
interventiefase die vlak na de explosie start en de nafase een periode die
calamiteit is doorgedrongen tot de vestigingsdirecteur doordat er
zelfs nog tot op de dag duurt. Een duidelijke scheiding van de twee fasen
meerdere telefoongesprekken binnenkomen, besluit hij om direct contact
bestaat niet doordat beide fasen elkaar overlappen. De verdeling in fasen
op te nemen met het directiesecretariaat om het bestuur van Woonbron
die in deze casestudy wordt omschreven loopt van vlak na de explosie tot
op de hoogte te brengen en naar de locatie van het incident te gaan
aan het moment dat alle huishoudens zijn gehuisvest. In subparagraaf
(Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
6.2.1 en 6.2.2 wordt de respons van Woonbron geanalyseerd op basis van
de crisisbeheersingsprocessen zoals omschreven is in het Aedes
Reddingswerk en bestrijding ramp(-‐gevolgen)
calamiteitenhandboek. Woonbron heeft een calamiteitenplan opgesteld,
Dit proces is in de interventiefase in zijn geheel aan de brandweer
met het handboek van Aedes als onderlegger. Vandaar dat de respons
overgelaten. Van reddingswerkzaamheden was er geen sprake, de
82
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
brandweer heeft na de explosie de brand in de woning en in de
Afzetten en afschermen
achtergelegen schuren geblust. De brand in de schuren heeft er voor
Hoofdverantwoordelijke van dit crisisbeheersingsproces, de politie, heeft
gezorgd dat er asbest achter het woongebouw en in de tuinen van een
het plaats delict binnen een straal van 100 meter afgezet om de pers,
aangrenzend woonblok is terecht gekomen. Een gespecialiseerd bedrijf
bewoners en ramptoeristen op een afstand te houden. Woonbron heeft
heeft tot een week na de explosie opruimwerkzaamheden uitgevoerd
hier geen bijdrage in geleverd.
(Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
Geneeskundige hulp
Toegankelijk en begaanbaar maken/opruimen
In de geneeskundige hulp heeft Woonbron de GHOR niet ondersteunt.
Woonbron heeft tijdens de interventiefase geen grote rol in dit
crisisbeheersingsproces gespeeld.
Opvang en verzorgen
Procesverantwoordelijke
Ontruimen en evacueren
vestigingsdirecteur besloten om de mensen op te vangen in het kantoor
Van een grootschalige georganiseerde ontruiming of evacuatie is er in
van Woonbron Dordrecht, de locatie ligt immers op loopafstand. Er wordt
deze casestudy geen sprake. Na de explosie zijn veel bewoners de straten
dan ook besloten om het kantoor van Woonbron als coördinatiecentrum
op gegaan, die na aankomst van de vestigingsdirecteur zijn verzocht om
te gebruiken. Ondanks dat opvang een verantwoordelijkheid van de
zich naar het kantoor van Woonbron te verplaatsen voor opvang en
gemeente is, voelt de vestigingsdirecteur zich ook verantwoordelijk voor
voorlichting (Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
de opvang van huurders bij Woonbron Dordrecht. Geheel ondenkbaar is
deze intuïtieve reactie dan ook niet. Door de massale toestroom van
is
de
gemeente,
intuïtief
heeft
de
buurtbewoners is er besloten om alleen bewoners het kantoor te laten DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
83
betreden die ernstige schade hebben. Dit wordt ook met de politie
omroep TV Rijnmond meldt dat zij ook een negatieve e-‐mailbericht over
afgesproken (Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
Woonbron heeft ontvangen. Door hier direct op te reageren en de
situatie uit te leggen waarom er negatieve berichten worden verstuurd
Identificatie van overledenen
voorkomt Woonbron dat er door de omroep negatieve berichten in de
Bij de woningexplosie is een dodelijk slachtoffer gevallen, de identificatie
media worden verspreid (Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
hiervan is uitgevoerd door de politie. Na technisch onderzoek is gebleken
dat het om de bewoner van de woning gaat. Woonbron heeft de bij de
Externe communicatie
organisatie bekende persoonlijke gegevens verstrekt, maar deze
Er heeft externe communicatie plaatsgevonden met meerdere actoren,
gegevens hebben niet bij gedragen aan het technisch onderzoek voor de
namelijk met crisisbeheersingsactoren, met de media en met de
identificatie van het stoffelijk overschot (Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
getroffen bewoners. Op de dag van het incident heeft er ieder uur
crisisoverleg plaatsgevonden tussen de betrokken partijen om het
Voorlichting en communicatie
incident te beheersen. Vanuit Woonbron Dordrecht hebben de
vestigingsdirecteur en een PR-‐medewerker deelgenomen aan het
Interne communicatie
crisisoverleg samen met:
Binnen Woonbron zijn medewerkers goed voorbereid hoe men intern
•
de gemeente Dordrecht (afdelingen communicatie en het CRIB);
communiceert bij calamiteiten. Een telefoonnummerlijst heeft samen
•
het politiekorps regio Zuid-‐Holland Zuid;
met de komst van mobiele telecommunicatie heeft de interne
•
de Sociale Dienst Drechtsteden (coördinator rampenbestrijding opvang en verzorging, hoofdopvanglocatie en logboekregistratie).
communicatie vergemakkelijkt. Twee dagen na de explosie ontvangt Woonbron een e-‐mail bericht met een negatieve toon naar Woonbron toe. Dit e-‐mail bericht wordt doorgestuurd naar de directie. De regionale
84
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
De gemeente heeft in de middag van 16 juni een persconferentie
koffie, thee. Woonbron schakelt Stichting De Plint in om voor
georganiseerd
Woonbron
tijdschriften, kleurplaten en maaltijden te zorgen. Uit de registratie wordt
vertegenwoordigd door de vestigingsdirecteur (Woonbron, 2010,
duidelijk hoeveel huishoudens vervangende huisvesting nodig hebben,
Feitenrelaas).
omdat zij niet terecht kunnen in hun sociale netwerk. Doordat het
bestuur van Woonbron op de hoogte is gesteld van het incident, stellen
Registreren van getroffenen
Woonbron-‐vestigingen en van collega-‐corporaties door woningen
De toegestroomde getroffenen worden geregistreerd en voorzien van
beschikbaar. Stichting De Plint die over Short-‐Stay Facilities beschikt, is
een armband zodat te herkennen is dat zij zijn geregistreerd. De
helaas vol geboekt, waardoor Woonbron uitwijkt naar zes gemeubileerde
inventarisatie start meteen of zij gehuisvest moeten worden door
woningen die normaliter worden bewoond door arbeidsmigranten. Er
Woonbron of dat zij bij familie of bekenden terecht kunnen om te
wordt voorrang gegeven aan de grotere huishoudens uit het
overnachten. Van de getroffenen wordt tegelijkertijd geregistreerd of zij
woongebouw om in de gemeubileerde woningen te verblijven. De overige
een inboedelverzekering hebben. De registratie wordt gecontroleerd met
huishoudens worden ondergebracht in het ART-‐hotel in Rotterdam. Ook
de gemeentelijke basisadministratie (GBA) op overeenkomsten.
het vervoer naar het hotel wordt geregeld door Woonbron. Voor de
Woonbron heeft in dit proces nauw samengewerkt met het CRIB en dit is
huishoudens die in het ART-‐hotel hebben overnacht, worden de volgende
succesvol gelopen. Uit de registratie blijkt dat vervangende huisvesting
dag ook gemeubileerde woningen verzorgd. De bewoners van Prinses
voor 27 huishoudens nodig is (Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
Julianaweg 68-‐72 en Prinses Marijkeweg 2-‐6 verbleven tot aan oktober
2010 in de vervangende woningen. De bewoners van Prinses Julianaweg
Voorzien in primaire levensbehoeften
58-‐66 konden aan het einde van het jaar weer terugkeren naar hun oude
Een bijkomend voordeel van het kantoor van Woonbron dat als opvang-‐
woning. Deze woningen waren door de explosie het meest beschadigd.
en coördinatiecentrum fungeert, is de aanwezigheid van tafels, stoelen,
Woonbron is met de bewoners gaan overleggen of zij naar hun woning
in
het
Stadskantoor.
Hierbij
is
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
85
terug wilden keren of dat zij wilden verhuizen. Hierbij is wel expliciet
Uitvaartverzorging
duidelijk gemaakt dat zij geen urgentie verklaring krijgen wanneer zij
Woonbron heeft zich niet met dit proces gemoeid en heeft dit aan de
willen verhuizen (Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
procesverantwoordelijke overgelaten. Met de afgeleide taken die in het
Aedes calamiteitenhandboek zijn omschreven, heeft Woonbron zich ook
Preventieve volksgezondheid
niet mee bemoeid (Woonbron, 2010, Feitenrelaas).
Bij het uitbranden van de schuren achter de Prinses Julianaweg is asbest
vrijgekomen en achter in de tuinen van de woningen aan de Prinses
Schaderegistratie en –afhandeling
Julianaweg 56-‐72 en Prinses Marijkeweg 1-‐17 terecht gekomen. Dit is
Tijdens het tweede crisisoverleg op 16 juni 2010 wordt door de
tijdens een technische inspectie op 17 juni 2010 geconstateerd en via een
Milieudienst verzocht of de opzichters van Woonbron de schade aan de
nieuwsbrief kenbaar gemaakt dat de tuinen achter deze woonblokken
woningen willen opnemen. Uiteindelijk vind de inspectie samen met de
niet toegankelijk zijn tot de opruimwerkzaamheden zijn afgerond
bewoners plaats. Op 17 juni sluit een schade-‐expert zich aan bij
(Woonbron, 2010, Logboek crisisoverleg 16 juni).
Woonbron om de totale schade te bepalen en hoeveel woningen er
werkelijk onbewoonbaar zijn. Aan het einde van de dag wordt de totale
Strafrechtelijk onderzoek
schade duidelijk: 60 woningen hebben schade, voornamelijk gebroken
Woonbron heeft tot het strafrechtelijk onderzoek bijgedragen door
ruiten en ontzette ramen en deuren, waarvan 13 woningen
persoonlijke-‐ en huurgegevens van de huurder te verstrekken aan de
onbewoonbaar. De totale schade wordt geschat op 750.000 euro en ook
politie.
wettelijke
is er asbest aangetroffen in de tuien en brandgangen. Er wordt contact
informatieplicht. Verder heeft Woonbron zich niet betrokken tot het
gelegd met verzekeraars die namens Woonbron schade en claims gaan
strafrechtelijk onderzoek en dit proces aan de procesverantwoordelijke
verwerken. Voor bewoners die geen inboedelverzekering hebben wordt
over gelaten.
naar een oplossing gezocht en uiteindelijk wordt dit via Sociale Zaken en
86
Woningcorporaties
hebben
namelijk
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
een
Werk van de gemeente Dordrecht opgelost (Woonbron, 2010,
woningexplosie onder medewerkers. Er heerst toch enige angst onder
Feitenrelaas).
medewerkers die bij huisuitzettingen zijn betrokken. Veel persoonlijke
gesprekken heeft veel van deze angst weggenomen en het lijkt nu de
6.2.2 Nafase
betere kant op te gaan met de medewerkers van Woonbron.
Maatschappelijke en psychosociale nazorg
6.2.3 Positie van Woonbron in de crisisbeheersing
De gemeente Dordrecht heeft op het gebied van maatschappelijke nazorg
Na de explosie heeft woningcorporatie Woonbron de volgende
de leiding genomen en ook veel betekend voor de getroffenen. De Sociale
crisisbeheersingsprocessen
Dienst Drechtsteden heeft bijvoorbeeld financieel en economisch
toegepast:
uit
het
Aedes
calamiteitenhandboek
•
alarmering van leidinggevenden en uitvoerenden;
inboedelverzekering beschikken.
•
opvangen en verzorgen;
•
voorlichting en communicatie;
Nazorg door woningcorporaties
•
voorzien in primaire levensbehoeften;
Woonbron heeft actief in dit proces geacteerd door niet alleen intern
•
schaderegistratie;
medewerkers te benaderen, maar ook externe medewerkers. Zo zijn er
•
nazorg door woningcorporaties.
bijgesprongen
bij
getroffen
bewoners
die
niet
over
een
bloemen verstuurd naar de medewerkers van de politie en het
deurwaarderskantoor die direct bij de explosie waren betrokken. Een
Als het proces ‘alarmering van leidinggeven en uitvoerenden’ buiten
klein gebaar als een telefoongesprek, is bij de verwerking van een trauma
beschouwing wordt gelaten, dan vallen de overige processen binnen de
al zinvol. De Woonbron ondervindt momenteel nog de gevolgen van de DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
87
bevolkingszorg. De procesverantwoordelijke voor bevolkingszorg is de gemeente Dordrecht. Onder bevolkingszorg valt: •
publieke zorg (verplaatsen en opvang van mens en dier, voorzien in primaire levensbehoeften en bijzondere uitvaartzorg);
•
communicatie
(persvoorlichting,
publieksvoorlichting
en
verwanteninformatie); •
omgevingszorg (milieubeheer, ruimtebeheer en bouwbeheer);
•
nazorg (maatschappelijke, juridische of financiële nazorg).
Woonbron heeft een geringe bijdrage gehad in de brandweerzorg, geneeskundige
zorg
en
politiezorg,
op
het
voorzien
van
huurdersinformatie na. De positie van Woonbron ligt tijdens dit incident het meest bij de positie die de gemeente toekomt. Dit komt overeen met
Figuur 8 Positie Woonbron
de theoretische positie die woningcorporaties in de crisisbeheersing uit
het theoretisch onderzoek.
6.3 Samenwerking met de gemeente Dordrecht Doordat het een standaardprocedure is om de vestigingsdirecteur te alarmeren bij incidenten en de vestigingsdirecteur zich door de ernst van het incident ook naar de Prinses Julianaweg begeeft, heeft Woonbron veel initiatieven kunnen nemen. Ondertussen organiseert de gemeente
88
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Dordrecht een CoPI en een ROT. Voordat beide geheel operationeel
tot frustratie bij de bewoners en had in afstemming met het ROT
waren zijn er inmiddels 90 minuten verstreken. Dit heeft er toe geleid dat
gestructureerd kunnen verlopen door gefaseerd woningen vrij te geven.
Woonbron inmiddels veel taken uit de bevolkingszorg heeft kunnen
Op dit misverstand na, is de gemeente over het algemeen tevreden over
organiseren. Het ROT heeft zich niet gemengd in processen die inmiddels
de rol die Woonbron op zich heeft genomen. Dit blijkt uit een interview
door Woonbron zijn geïnitieerd, omdat de gemeente in de
met de gemeente Dordrecht en uit het evaluatieverslag van de explosie.
veronderstelling was dat Woonbron de bevolkingszorg onder controle
Tijdens de evaluatiebijeenkomst met de betrokken partijen, heeft de
had. Op een enkel misverstand na heeft Woonbron dan ook de
gemeente Dordrecht besloten om de samenwerking tussen de gemeente
getroffenen voorzien van communicatie en publieke zorg. Nadat de
en de in Dordrecht actieve woningcorporaties te versterken.
brandweer de locatie heeft vrijgegeven, was het plan van het ROT om in
Contactgegevens zijn bij beide partijen bekend, zodat in het geval van
de woningen gefaseerd vrij te geven. Ondertussen is ook op het kantoor
toekomstige incidenten die GRIP-‐1 overstijgen waarbij het woningbezit
van Woonbron bekend welke woningen onbewoonbaar zijn verklaard en
van de woningcorporaties is betrokken ook de directies kunnen worden
voor deze bewoners worden er gemeubileerde woningen gezocht. De
bereikt (Gemeente Dordrecht, 2010).
bewoners waarvoor op 16 juni geen gemeubileerde woning wordt
gevonden, worden ondergebracht in het ART-‐hotel. De overige bewoners wachten af op het nieuws of zij ook terug kunnen keren. Uiteindelijk wordt er via een informatiebord in de aula vermeld dat de woningen zijn vrijgegeven door de brandweer. Zonder af te stemmen met het ROT wordt er besloten om de bewoners terug te laten keren. Bij aankomst worden de mensen tegengehouden door de politie, omdat blijkt dat niet alle beschadigde woningen zijn voorzien van noodglas en platen. Dit lijdt DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
89
7 Casestudy galerij-‐instorting
Dit hoofdstuk omschrijft de laatste van twee casestudy’s omtrent de
Antillenflat te Leeuwarden
galerij-‐platen aan de Antillenflat. De focus van dit hoofdstuk ligt op de
positie van WoonFriesland in de crisisbeheersing, na de instorting van
positie binnen de crisisbeheersing die WoonFriesland innam en in welke crisisbeheersingsprocessen Woonbron acteerde. Voor deze casestudy is gebruik gemaakt van een nieuwsbrieven van WoonFriesland. Daarnaast zijn er interviews afgenomen met de WoonFriesland en de gemeente Leeuwarden.
7.1 Achtergrondinformatie Op maandag 23 mei 2011 zijn er aan de Antillenweg in Leeuwarden delen van een galerij ingestort. Op de tien verdiepingen hoge Antillenflat begaf de bovenste galerijplaat het en daardoor zijn ook de onderliggende galerijplaten neergestort. Er zijn gelukkig geen gewonden gevallen bij dit incident, alleen de auto’s die onder de galerijplaten stonden geparkeerd zijn ernstig beschadigd. Onder leiding van de brandweer zijn de bewoners uit de flat geëvacueerd, omdat het risico aanwezig was dat er meer galerijplaten konden instorten. Met behulp van hoogwerkers zijn per woning de bewoners geëvacueerd. Omdat er dreiging was van het instorten van meerdere constructiedelen, is het incident opgeschaald
90
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
naar GRIP-‐3 vanwege het gevaar van asbestverspreiding via stofwolken.
Bevolkingszorg
Het uit voorzorg naar GRIP-‐3 opschalen heeft het voordeel dat de
commandostructuur al wordt ingericht. In de Antillenflat wonen 53
Publieke zorg
huishoudens die een woning huren via WoonFriesland en 47
De gemeente Leeuwarden neemt de bevolkingszorg op zich en het nabij
eigenwoningbezitters die een woning via een Koopgarant-‐regeling van
gelegen Friesland College dient als noodopvanglocatie voor de bewoners.
WoonFriesland hebben gekocht.
Door de burgemeester wordt er een noodverordening uitgeroepen.
Bewoners kunnen niet terug naar de Antillenflat en de flat wordt ook
7.2 Responsanalyse
afgezet en permanent bewaakt. Het ingenieursburo EconStruct
7.2.1 Interventiefase Gedurende de interventiefase heeft WoonFriesland voornamelijk de gemeentelijke kolom ondersteund. De gemeentelijke kolom is verantwoordelijk voor het crisisbeheersingsproces bevolkingszorg, dat uit publieke zorg, communicatie, omgevingszorg en nazorg bestaat.
concludeert op basis van de eerste bevindingen dat het te gevaarlijk is om terug te keren, zonder dat er bouwkundige maatregelen worden genomen. De gemeente Leeuwarden organiseert noodopvang in het WTC-‐hotel in Leeuwarden. Door de getroffenen centraal op te vangen is informatievoorziening eenvoudiger dan met een spreiding over heel de gemeente Leeuwarden. In samenwerking met WoonFriesland wordt er gezocht naar vervangende huisvesting, aangezien het maanden kan duren voordat de getroffenen weer kunnen terug keren naar de Antillenflat. Op donderdag 27 mei worden er bemiddelingsgesprekken met de huurders gevoerd voor de tijdelijke woningen. Uitgangspunt is dat de huurders terugkeren naar de Antillenflat indien die weer bewoonbaar wordt verklaard. Huurders die niet terug willen keren kunnen reageren op
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
91
beschikbare woningen via het woonruimteverdelingssysteem zonder
woensdag 24 mei afgerond. Tijdens de registratie op maandag 23 mei zijn
urgentieverklaring. Vanaf 31 mei kunnen ook eigenwoningbezitters een
bewoners wel geregistreerd, maar komen niet voor op de GBA-‐lijst en
beroep op WoonFriesland doen om een tijdelijke woning te laten
bewoners op de GBA-‐lijst staan weer niet op de registratielijst in het
bemiddelen.
zelfstandig
opvangcentrum. De rol van WoonFriesland in de publieke zorg is vooral
vervangende woonruimte organiseren via makelaars. Er wordt door de
gericht op de herhuisvesting. Voor wat betreft de huurder wordt
gemeente Leeuwarden een verhuisbedrijf ingeschakeld om de inboedel
donderdag
van de bewoners naar de tijdelijke woning te verhuizen. Dit is logistiek
huisvestingsvraagstuk overgedragen door de gemeente Leeuwarden aan
een zeer uitdagende operatie. Met behulp van een kraan en een
WoonFriesland. Het verzekeringsvraagstuk wordt eveneens aan de
opslagcontainer die voor de woningen hangt, wordt de inboedel van de
verzekeraar overgedragen, waar de groep eigenwoningbezitters onder
bewoners verhuisd. Naast het organiseren van vervangende woonruimte
vallen (Wein, B. & Willems, R., 2011).
en de verhuizing van inboedel organiseert de gemeente Leeuwarden ook
pendeldiensten voor schoolgaande kinderen, leenfietsen via een
Communicatie
kringloopbedrijf en de opvang van huisdieren. Deze diensten heeft de
De communicatie heeft via twee kanalen verlopen, namelijk via de
gemeente Leeuwarden tot donderdag 2 juni georganiseerd. Dit is ook de
gemeente en WoonFriesland. De gemeente Leeuwarden heeft de regie in
laatste dag dat een verblijf in het WTC-‐hotel nog mogelijk was. Voor het
dit deelproces en WoonFriesland heeft als crisispartner de gemeente
verhuizen van de inboedel werd gestreefd om dit voor 2 juni af te ronden.
ondersteund. In het WTC-‐hotel is een informatiepunt voor bewoners
Voor bewoners waar van het niet is gelukt om de inboedel te verhuizen
opgezet en zijn er dagelijks vaste communicatiemomenten. Ook door
voor 2 juni, heeft de Luchtmacht veldbedden en beddengoed ter
middel van nieuwsbrieven zijn de bewoners gedurende hun verblijf in de
beschikking gesteld. Ook voor meubilair kan deze groep terecht bij een
tijdelijke bewoning geïnformeerd over de stand van zaken. Alle informatie
Tevens
kunnen
eigenwoningbezitters
kringloopbedrijf. De registratie van getroffenen heeft de gemeente op
92
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
26
mei
wordt
de
verantwoordelijkheid
van
de
die is verstrekt door WoonFriesland is afgestemd met de gemeente
coordinatie en bemiddeling van tijdelijke woningen lag bij WoonFriesland
Leeuwarden (Wein, B. & Willems, R., 2011).
(Wein, B. & Willems, R., 2011).
Omgevingszorg
7.2.2 Nafase
Op donderdag 26 mei besluit het GBT de Antillenflat voor onbepaalde tijd
ontoegankelijk te verklaren en pas weer vrij te geven als het sein veilig
Sloop of renovatie van de Antillenflat
kan worden gegeven. De uitkomst van het bouwkundig onderzoek moet
Doordat bij het incident het om een constructie mankement ging, is er
worden gedeeld met de bouwinspectie van de gemeente Leeuwarden. Op het gebied van omgevingszorg heeft WoonFriesland geen groot aandeel gehad. Nazorg In de nazorg heeft de gemeente Leeuwarden als WoonFriesland bijgedragen. Zowel huurders als eigenwoningbezitters ontvangen een inrichtingsvergoeding van € 2.500,-‐ voor een (tijdelijke) woning. Voor elke dag dat bewoners niet over hun meubilair beschikken, ontvangen zij een tegemoetkoming van € 125,-‐ per dag. Deze kosten en de kosten voor de opvang zijn door de gemeente Leeuwarden en WoonFriesland gedeeld. De tijdelijke opvang in het hotel is gecoördineerd door de gemeente, de
eerst een discussie geweest of de Antillenflat moet worden gesloopt. De Antillenflat is een gemeentelijk monument en er is uiteindelijk besloten om de Antillenflat te renoveren. Gedurende de renovatie zijn de bewoners regelmatig op de hoogte gehouden van het bouwproces (WoonFriesland, 2011).
Terugkeer naar de Antillenflat Het was een logistieke opgave om de inboedel uit de Antillenflat te verhuizen. De terugkeer in december 2011 naar de Antillenflat was minder ingewikkeld. WoonFriesland heeft de terugkeer georganiseerd en dit is zonder problemen verlopen (WoonFriesland, 2011).
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
93
verantwoordelijk gevoeld om met de gemeente Leeuwarden de getroffenen passende oplossingen te bieden. De eerste drie dagen na de instorting heeft er elke ochtend beleidsteamoverleg plaatsgevonden tussen de gemeente, WoonFriesland en de VvE, die de belangen van de eigenwoningbezitters behartigde. Wat tijdens het beleidsteamoverleg werd besproken, werd later op de dag uitgevoerd waar ook de andere partijen van op de hoogte waren. Tijdens de interventiefase van het incident heeft WoonFriesland als een crisispartner gefungeerd. Nadat het incident is afgeschaald, is WoonFriesland zich tijdens de nafase meer als een zelfstandige actor gaan acteren. Het herhuisvesten heeft WoonFriesland zelfstandig aangepakt, evenals de communicatie over de bouwplannen en vorderingen omtrent de Antillenflat. In december 2011 Figuur 9 Positie WoonFriesland
konden de eerste huishouden weer terugkeren naar de Antillenflat. Dit proces hebben zij ook zelfstandig gecoördineerd (Wein, B. & Willems, R.,
2011).
7.3 Samenwerking met de gemeente Leeuwarden
De gemeente Leeuwarden heeft een belangrijke rol in de interventiefase
7.4 Gemengd eigendom
gehad. In alle processen uit de bevolkingszorg heeft WoonFriesland, als
Een complicerende factor in de nafase is het gemengde eigendom in de
crisispartner van de gemeente Leeuwarden geacteerd. Als probleem
Antillenflat. Van de 100 woningen zijn er 53 woningen verhuurd door
eigenaar heeft WoonFriesland vrijwel vanaf het begin zich
WoonFriesland, de overige 47 woningen zijn via het koopvariant
94
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Koopgarant verkocht. De groep eigenwoningbezitters in de Antillenflat zijn vertegenwoordigt door eigenaar-‐bewoners. Op basis van de bevindingen van EconStruct en vanwege de reeds voor de instorting gekregen status als gemeentelijk monument, wordt er besloten om het gebouw niet te slopen maar om constructieve verbeteringen toe te passen. Door het gemengde eigendom, is de financiering van de verbetering van de galerijen en balkons in eerste instantie een obstakel. Een gedeelte zal worden gefinancieerd door WoonFriesland, maar op een grote kostenpost als dit is de VvE niet op voorbereid. De eigenwoningbezitters hebben zich ook enige tijd zorgen gemaakt over dubbele woonlasten en waardedaling. Bij de Koopgarant-‐regeling heeft de woningcorporatie een terugkoopplicht en delen beide partijen de waardestijging of waardedaling. Omdat dit ook van invloed is voor WoonFriesland, heeft WoonFriesland in gestaan voor de financiering van de constructieve verbeteringen aan de Antillenflat. Tijdens het beleidsteamoverleg is er met de Friesland Bank overeengekomen dat de eigenwoningbezitters gedurende de periode in tijdelijke woningen geen hypotheek hoeven af te lossen, maar wel reguliere huur aan WoonFriesland moeten betalen (WoonFriesland, 2011). DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
95
8 Analyse empirisch onderzoek
In dit hoofdstuk worden de resultaten uit de twee casestudy’s uit hoofdstuk 6 en 7 geanalyseerd. Door middel van een cross-‐case analyse, worden de overeenkomsten en verschillen uit de casestudy’s belicht. De cross-‐case analyse is de afsluiting van het empirisch onderzoek en dient de positie van woningcorporaties vanuit de praktijk voort te brengen.
8.1 De overeenkomsten tussen Woonbron en WoonFriesland
8.1.1 Interventiefase Gedurende de interventiefase zijn er geen overeenkomsten tussen Woonbron en WoonFriesland. De woningcorporaties hebben een totaal andere positie in de interventiefase genomen. In paragraaf 8.2.2 wordt omschreven hoe dit verschil tot stand is gekomen.
8.1.2 Nafase Huisvesting van huurders In zowel de casestudy van Woonbron en WoonFriesland, is er voor de getroffen huurders binnen korte termijn een woning gevonden.
96
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Woonbron heeft voor de eerste nacht hotelkamers georganiseerd voor
WoonFriesland heeft de huishoudens die niet in hun sociale omgeving
noodopvang, vervolgens zijn de volgende dag voor alle dertien
konden verblijven, ondersteund door woningen aan deze groep te
huishoudens gemeubileerde woningen gevonden. De snelheid waarmee
verhuren.
woningen beschikbaar waren, is afhankelijk van twee factoren. De eerste
factor is het netwerk van Woonbron Dordrecht. Doordat de directie van
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Woonbron is ingeschakeld, is er eerst bij andere vestigingen gezocht naar
Beide woningcorporaties voelen zich verantwoordelijk om hun huurders
vervangende woonruimte. Er is ook aanbod vrijgekomen bij organisaties
van vervangende woonruimte te voorzien. De woningcorporaties voelen
die in Dordrecht actief zijn, zoals collega-‐woningcorporatie Trivire en
zich als maatschappelijke ondernemer ook verantwoordelijk om ook
Stichting De Plint. Uiteindelijk is binnen Woonbron Dordrecht
eigenwoningbezitters te bemiddelen in de zoektocht naar vervangende
gemeubileerde woonruimte gevonden die normaliter voor gastarbeiders
woonruimte.
worden gebruikt. Dat de getroffen in de eigen woonplaats kunnen
worden gehuisvest heeft uiteraard de voorkeur. Een tweede factor is het
8.2 Verschillen tussen Woonbron en
aantal huishoudens waarvoor vervangende woonruimte moet worden gezocht.
WoonFriesland
Huisvesting van eigenwoningbezitters
8.2.1 Interventiefase
Zowel Woonbron als WoonFriesland zouden bemiddelen om
Bevolkingszorg in afstemming met de procesverantwoordelijke
eigenwoningbezitters te huisvesten. Bij de woningexplosie zijn geen
Tijdens de interventiefase bij het incident in Dordrecht, daar heeft het
woningen onbewoonbaar verklaard van eigenwoningbezitters. Bij de
Woonbron
een
actieve
rol
in
gespeeld.
Doordat
de
Antillenflat daar zijn wel 47 appartementen in particulier eigendom. DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
97
bevolkingszorgprocessen laat op gang kwamen vanuit de gemeente
ondergeschikte rol had aan de gemeente Leeuwarden in de
Dordrecht, heeft Woonbron het initiatief genomen om de processen
bevolkingszorg, daar speelde Woonbron een prominente rol tijdens de
publieke zorg en communicatie op te starten. Na 90 minuten is het ROT
interventiefase. De positie die Woonbron heeft kunnen innemen, is
en GBT operationeel, maar heeft Woonbron in de tussentijd al opvang,
gerelateerd aan de opschaling van het incident. Na de woningexplosie zijn
voedsel en drinken kunnen organiseren in haar kantoor. Tijdens de
er 11 minuten verstreken tot het incident naar GRIP-‐1 is opgeschaald
opvang in het kantoor van Woonbron, heeft Woonbron ook de
werd, na 37 minuten is opgeschaald naar GRIP-‐2. In Leeuwarden is er na
communicatie en voorlichting op zich genomen. Doordat het minimaal 90
15 minuten na melding in de meldkamer opgeschaald naar GRIP-‐2 en na
minuten heeft geduurd voordat het ROT en GBT was gemobiliseerd, heeft
38 minuten naar GRIP-‐3. Het verschil in GRIP-‐1 en GRIP-‐2 is dat er een
Woonbron deze processen op zich genomen zonder afstemming met het
ROT en een GBT wordt samengesteld, doordat het incident het CoPI
ROT of GBT. Er moet immers actie worden ondernomen door een actor
ontstijgt.
om de getroffenen te voorzien in bevolkingszorg en deze rol heeft
bevolkingszorgprocessen kunnen initiëren voordat de gemeente
Woonbron ingenomen. De processen die Woonbron op zich heeft
Dordrecht zich begon te organiseren om een ROT en GBT samen te
genomen, hebben goed uitgepakt. Maar in het geval van onjuiste
stellen. In Leeuwarden is 15 minuten nadat er in de meldkamer is gemeld
beslissingen of het onjuist verstrekken van informatie is de
dat er galerijplaten zijn ingestort opgeschaald naar GRIP-‐2. De gemeente
procesverantwoordelijke hier voor aansprakelijk en zal verantwoording
Leeuwarden is binnen een korter tijdsbestek gestart met het
moeten afleggen als een incident wordt geëvalueerd.
samenstellen ROT en GBT dan in Dordrecht. De zelfstandigheid om als
woningcorporatie crisisbeheersingsproces te initiëren, is afhankelijk van
Positie in de crisisbeheersing tijdens de interventiefase
een alarmeringsprocedure binnen de organisatie en het GRIP niveau. Een
Het grootste verschil in de twee casestudy’s is de positie die Woonbron
alarmeringsprocedure waarbij de directie bij ieder incident wordt
tijdens de interventiefase heeft genomen. Waar WoonFriesland een
gealarmeerd, daarmee is er altijd een medewerker van de
98
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
Woonbron
heeft
minimaal
37
minuten
al
woningcorporatie op de hoogte die ook mandaat heeft om medewerkers
heeft de gemeentelijke kolom de verantwoordelijk voor opvang op zich
andere taken te laten uitvoeren om het incident te beheersen. Het GRIP
genomen en vervolgens de taak om de 100 huishoudens te huisvesten
niveau naar waar het incident wordt opgeschaald is eveneens van belang,
aan WoonFriesland overgedragen. WoonFriesland had inmiddels
net als de tijdsduur tot wanneer het incident naar GRIP-‐2 wordt
woonruimte vrij kunnen maken voor de 100 huishoudens die niet
opgeschaald zodat de gemeentelijke kolom in actie komt.
terugkunnen keren naar de Antillenflat en kon daarom starten met
bemiddelingsgesprekken. Tot donderdag 2 juni was een verblijf in het
8.2.2 Nafase
WTC-‐hotel mogelijk gemaakt en voor deze datum zijn de huishoudens
Publieke zorg
ook in de tijdelijke woning getrokken met hun inboedel uit de Antillenflat.
Het verschil in gedurende de nafase van het incident in Dordrecht en in
Leeuwarden, is de betrokkenheid van de gemeentelijke kolom.
Financiële nazorg
Woonbron heeft op de dag van het incident de noodopvang geregeld in
De twee woningcorporaties hebben op financieel gebied ook anders
twee gemeubileerde woningen en in het ART-‐hotel. De volgende dag is
gehandeld. Van verhuisvergoeding was er bij de Dordste burgers geen
voor de huishoudens die in het hotel hebben overnacht, gemeubileerde
sprake. Tijdens de informatieavond is de vraag gesteld of er een
tijdelijke huisvesting gevonden door Woonbron. Het deelproces opvang is
verhuisvergoeding aan de orde was. De respons van Woonbron de
door Woonbron geïnitieerd en uitgevoerd. De gemeente Dordrecht heeft
bewoners hiervoor een inboedelverzekering hebben. Uit coulance heeft
niet bijgedragen in het vinden van noodopvang en ook niet in het vinden
de sociale dienst een huishouden financieel bijgestaan die niet voor de
van tijdelijke huisvesting. De gemeente Friesland heeft na de galerij-‐
inboedel is verzekerd. De bewoners van de Antillenflat hebben wel
instorting het deelproces opvang geïnitieerd door noodopvang in het
allemaal een verhuisvergoeding ontvangen van WoonFriesland en de
WTC-‐hotel te organiseren. Van maandag 23 mei tot donderdag 26 mei
gemeente Leeuwarden. De aanpak moet als voorbeeld voor de rest van
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
99
Nederland dienen volgens de directie van WoonFriesland en vandaar dat
brandweercommandant, de burgemeester of de voorzitter van de
er een verhuisvergoeding is verstrekt.
veiligheidsregio en wij proberen zo goed mogelijk te doen wat er van ons
gevraagd wordt en dat betekend ook voor de beschikbaarheid van
8.3 Verbeteringen binnen de crisisbeheersing
mensen.” (Interview J. van Dorresteijn, Trivire)
Uit de respons van Woonbron blijkt dat er wel behoefte is aan verbetering binnen de corporatiesector. Als Woonbron bekend zou zijn met de commandostructuur van de gemeente dan had het waarschijnlijk geleid tot gestructureerde terugkeer van bewoners naar hun woning. Tijdens een interview gedurende het theoretisch onderzoek bij Trivire, blijkt dat zij een andere opvatting hebben omtrent de positie in de crisisbeheersing. Op het moment dat er een ramp optreed dan wordt er opgeschaald, dus eerst wordt de burgemeester dan de voorzitter van de veiligheidsregio en dat die maatgevend is in wat er moet gebeuren. Je kunt wel een plan klaar liggen als het gebeurd als er een ramp optreed dan gaan wij dat doen, maar je weet helemaal niet wat er gebeurd. Wat je moet doen bij een explosie van een chloortrein of een overstroming of een grote brand ja dat kunnen hele verschillende dingen zijn. Het directe optreden na een ramp
laten
100
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
wij
over
de
verantwoordelijken
dus
de
DEEL D ANALYSE
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
101
9 Analyse theoretisch en empirisch
In dit hoofdstuk worden de resultaten uit het theoretisch en empirisch
onderzoek
uit het theoretisch en empirisch onderzoek de positie van
onderzoek vergeleken. Dit hoofdstuk beargumenteert of uit de resultaten
woningcorporaties in de crisisbeheersing kan worden vastgesteld. Deze analyse is fundamenteel voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag die in het volgend hoofdstuk zal worden beantwoord.
9.1 Theoretisch onderzoek Op basis van het theoretisch onderzoek, kan worden vastgesteld dat woningcorporaties de positie van crisispartner moeten innemen in de crisisbeheersing. Processen waarin zij ondersteuning in kunnen bieden zijn voornamelijk processen uit de bevolkingszorg. Namelijk in: •
publieke zorg, door woonruimte te bemiddelen voor getroffenen die niet zelfstandig woonruimte kunnen vinden;
•
communicatie naar getroffenen, wanneer er een incident plaatsvind in het woningbezit van de woningcorporatie dan is er een zeker maatschappelijke verantwoordelijkheid naar de huurders toe om hen van informatie te voorzien;
102
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
•
registratie van getroffenen, de huurderslijsten van de
rol ingenomen. Dit is mede afhankelijk van een snelle opschaling naar
woningcorporatie kan worden afgestemd met de registratielijst
GRIP-‐3. Hierdoor heeft is er eerder een ROT samengesteld dan in
van het CRIB en met de gemeentelijke basisadministratie.
Dordrecht. De positie die een woningcorporatie kan innemen is daarom
afhankelijk van het schaalniveau van het incident en de tijd die nodig is
Ook in het Aedes calamiteitenhandboek worden deze processen
om een ROT of GBT samen te stellen.
omschreven als de processen waarin woningcorporaties de grootste
bijdrage kunnen leveren. In specialistische crisisbeheersingsprocessen van de brandweerzorg, geneeskundige zorg of politiezorg is de bijdrage door woningcorporaties beperkt.
9.2 Empirisch onderzoek In het empirische onderzoek is op basis van twee casestudy’s onderzocht welke positie de woningcorporaties moete innemen. In de casestudy’s hebben de woningcorporaties ieder verschillend geacteerd. Woonbron heeft veel processen op eigen initiatief geïnitieerd en de deels de positie van de gemeente ingenomen. Door een late opschaling naar GRIP-‐2, heeft Woonbron al een opvanglocatie beschikbaar gesteld en al voorlichting op basis wat er al bekend was over de situatie. Bij het incident in de gemeente Leeuwarden, daar heeft de gemeente een grote DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
103
DEEL E CONLUSIE EN AANBEVELINGEN
104
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
10 Conclusies onderzoeksvragen
In dit hoofdstuk worden de deelonderzoeksvragen en de centrale onderzoeksvraag beantwoord op basis van de bevindingen uit het theoretisch en empirisch onderzoek. De bevindingen uit het theoretisch en empirisch onderzoek zijn verkregen door middel van dieper onderzoek en
het
beantwoorden
deelonderzoeksvragen
vormen
van de
deelonderzoeksvragen. basis
voor
de
De
centrale
onderzoeksvraag en worden als eerste behandeld. Vervolgens wordt de eindconclusie van het onderzoek, door middel van het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag behandeld.
10.1 Conclusies deelonderzoeksvragen
10.1.1 Deelonderzoeksvraag TO.1 “Hoe is crisisbeheersing in Nederland georganiseerd en wat is de positie van de woningcorporatie binnen het wettelijk kader?” Crisisbeheersing is sinds 2010 wettelijk hervormd naar een gezamenlijke regionale aanpak tussen de brandweer, GHOR en de gemeente in de Wet veiligheidsregio’s. De brandweer, GHOR en gemeenten vormen nu DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
105
veiligheidsregio’s die gevormd zijn naar de politieregio’s. De politie is per
vrijheid om de publieke en private sector op lokaal niveau te betrekken in
1 januari 2013 van deze politieregiostructuur overgegaan op de structuur
de crisisbeheersing. Als er een incident plaatsvindt, dan worden de
van de Nationale politie. In de nieuwe structuur worden er meerdere
crisisbeheersingsactoren vanuit de meldkamer gealarmeerd en treed de
voormalige politieregio’s ondergebracht in een regionale eenheid. Door
interventiefase aan. Gedurende de interventiefase treden de protocollen
de komst van de Wet veiligheidsregio’s zijn crisisbeheersingsactoren
van de crisisbeheersingsactoren in werking. Deze protocollen zijn
beter op elkaar afgestemd door over te gaan op een regionale
gebaseerd op de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die in
samenwerking vanuit eenzelfde wet. Binnen de Wet veiligheidsregio’s zijn
de Wet veiligheidsregio’s zijn omschreven. De crisisbeheersingsactoren
de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd van elke
werken volgens een commandostructuur om de crisis te beheersen. De
crisisbeheersingsactor. De publieke en private sector vallen onder het
interventiefase zal naar mate de beheersing groter wordt, geleidelijk
Besluit risico’s zware ongevallen. Voorbeelden uit de sector zijn
overlopen in de nafase. De nafase is de fase van een incident waar in de
vliegvelden en zware industrie. Vanwege een groter risico zijn zij verplicht
publieke en private sector de crisisbeheersingsactoren kunnen
om een crisisbeheersingsplan op te stellen. Binnen het wettelijk kader
ondersteunen. Door het Projectteam Regionaal Crisisplan wordt in het
heeft de publieke en private sector geen positie in de crisisbeheersing.
Modelplan Nafase omschreven dat crisisbeheersingsactoren gebruik van
Toch worden er wel actoren uit de publieke en private sector betrokken
de publieke en private sector moeten maken gedurende de nafase.
bij de crisisbeheersing. Dit zijn actoren die met name in de interventiefase
Woningcorporaties worden genoemd onder het proces huisvesting. Dit
een grote rol spelen. Nutsbedrijven en voetbalverenigingen uit het
valt onder bevolkingszorg en de procesverantwoordelijke is de gemeente
betaald voetbal worden betrokken in de planvorming door de
gedurende de eerste 72 uur. Na de eerste 72 uur dienen burgers
veiligheidsregio of door gemeenten. Hoewel door de komst van de Wet
zelfstandig woonruimte te vinden. Afhankelijk van de omvang van het
veiligheidsregio’s coördinatie vanuit de gemeente is overgegaan op
incident, kan de gemeente woningcorporaties een oproep doen aan de
coördinatie vanuit de veiligheidsregio. Gemeenten hebben nog wel de
woningcorporaties voor vervangende woonruimte. De woningcorporaties
106
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
fungeren als een crisispartner voor een crisisbeheersingsactor. Omdat het
publiceert handboeken en brochures om woningcorporaties er op te
Modelplan Nafase niet wetmatig is, kan er niet worden beweert wat de
wijzen, dat het bestaande woningbezit kan worden verbeterd. Naar
positie van woningcorporaties is. Vanuit het literair kader kan worden
aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede, heeft Aedes het
beweert dat de positie van woningcorporaties binnen de crisisbeheersing,
calamiteitenhandboek
de positie van crisispartner is.
omschrijft crisisbeheersingsprocessen, waar woningcorporaties in de
interventiefase betrokken kunnen worden. Het calamiteitenhandboek
10.1.2 Deelonderzoeksvraag TO.2
opgesteld als handreiking en om woningcorporaties er van bewust van
“Welke crisisbeheersingsmaatregelen wordt er door de corporatiesector
moeten worden dat de kans bestaat dat er in het eigen woningbezit een
getroffen?”
groot incident kan plaatsvinden. De positie die woningcorporaties
moeten
Als maatschappelijk ondernemer zijn woningcorporaties zich er van
crisisbeheersingsproces.
bewust, dat zij verantwoordelijk zijn om een veilige woonomgeving aan
woningcorporaties de crisisbeheersingsactoren meer bijdragen dan in
haar huurders te bieden. Binnen de corporatiesector worden er
andere processen. In het calamiteitenhandboek is geen heldere definitie
maatregelen getroffen door calamiteitenplannen op te stellen,
van de positie van woningcorporaties in de crisisbeheersing. Gezien
calamiteitenteams samen te stellen. Er wordt niet alleen geanticipeerd op
woningcorporaties bij specialistische crisisbeheersingsprocessen worden
de bestrijding van incidenten, maar ook op preventief maatregelen te
betrokken, die door de procesverantwoordelijken worden uitgevoerd.
treffen. Op gebouwniveau vinden er inspecties plaats om risico’s in kaart
Ligt de ondersteuning die woningcorporaties kunnen bieden het dichts bij
te brengen die onveilig zijn voor de woonomgeving. Woningcorporaties
het proces bevolkingszorg, waarvoor de gemeente verantwoordelijk voor
acteren actief in de preventieve fase om op gebouwniveau verbeteringen
is. Om de deelonderzoeksvraag te beantwoorden, kan worden
toe te passen. Dit komt mede door koepelorganisatie Aedes. Aedes
geconcludeerd dat er binnen de corporatiesector al wel maatregelen
in
gepubliceerd.
nemen
in In
de
Het
calamiteitenhandboek
crisisbeheersing bepaalde
verschilt
processen
kunnen
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
per
107
worden getroffen. Crisisbeheersing heeft geen prioriteit, omdat er in de
werkzaamheden uit om risico’s in de bestaande voorraad te vermijden.
preventie zoveel mogelijk risico’s worden vermeden. Als er incident zich
Mochten
voor doet, dan kan er met behulp van de calamiteitenplannen worden
crisisbeheersingsactoren goed op elkaar afgestemd en georganiseerd.
gereageerd en worden gealarmeerd.
Uiteraard komt het voor dat er incidenten in het woningbezit van
woningcorporaties voor zullen doen. Ingrijpen als woningcorporatie is
10.1.3 Deelonderzoeksvraag TO.3
een optie, maar de crisisbeheersingsactoren hebben de expertise en
“Wat is de positie van woningcorporaties volgens het wettelijk kader en
bevoegdheden.
de maatregelen binnen de corporatiesector en wat dient er te worden
crisisbeheersingsactoren de taken uitvoeren waar zij op zijn getraind.
verbeterd voor een efficiëntere respons?”
Neem een actieve positie in als crisispartner, wanneer een
crisisbeheersingsactor
Het wettelijk kader biedt geen helderheid over de positie van
woningcorporaties. Dit kan zijn in de bevolkingszorg, door bijvoorbeeld
woningcorporaties in de crisisbeheersing. Dit is niet wijten aan de Wet
een opvanglocatie beschikbaar te stellen. Of door informatie over
veiligheidsregio’s, maar omdat woningcorporaties niet onder het Besluit
huurders of wooncomplexen te verstrekken. Maak ook gebruik van je
risico’s zware ongevallen vallen. Het Projectteam Regionaal Crisisplan
netwerk als woningcorporatie door organisaties in te schakelen, die van
schaart de woningcorporaties onder de crisispartners van de gemeente.
betekenis kunnen zijn. Binnen het netwerk van woningcorporaties zijn
Op het gebied van huisvesting kan in de bevolkingszorg door
veel organisaties die ondersteuning kunnen bieden bij incidenten. Denk
woningcorporaties de gemeente ondersteuning bieden worden. Uit de
aan bouwbedrijven voor noodvoorzieningen, Het theoretisch onderzoek
preventieve maatregelen die door de corporatiesector wordt getroffen,
wordt afgesloten met de conclusie de positie van woningcorporaties in de
kan worden geconcludeerd dat woningcorporaties actiever in de
crisisbeheersing de crisispartner is van de crisisbeheersingsactoren. Met
preventiefase zijn dan in crisisbeheersing. Woningcorporaties voeren veel
name in de bevolkingszorg is er overlap met de mogelijkheden die
108
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
risico’s
escaleren
Wees
als
tot
incidenten,
woningcorporatie
ondersteuning
nodig
dan
passief
heeft
zijn
en
van
de
laat
de
woningcorporaties kunnen bieden zoals huisvesting en communicatie
de gemeente uit de bevolkingszorg op zich heeft genomen. Uit het
naar huurders. De huidige instrumenten die woningcorporaties kunnen
feitenrelaas blijkt dat de crisisbeheersingsprocessen waarin Woonbron de
hanteren in de crisisbeheersing, moeten worden geactualiseerd. De
meest actieve rol in had, de crisisbeheersingsprocessen uit de
wetgeving en de structuur van de crisisbeheersing is sinds de publicatie
bevolkingszorg is. In de brandweerzorg, geneeskundige zorg en
van het Aedes calamiteitenhandboek veranderd. Het gedateerde
politiezorg heeft Woonbron geen grote rol gehad, maar dit is gerelateerd
instrument dient te worden geactualiseerd naar de huidige wetgeving en
aan het type incident dat zich heeft voor gedaan. Bij een explosie/brand
worden aangevuld met ervaringen die woningcorporaties de afgelopen
zal een woningcorporatie niets bij kunnen dragen aan brandweer-‐ of
jaren hebben opgedaan.
geneeskundige zorg. Aan politiezorg heeft Woonbron bijgedragen door
informatie over de huurder van de geëxplodeerde woning te verstrekken.
10.1.4 Deelonderzoeksvraag EO.1
Op bestuurlijk niveau heeft Woonbron zich niet bij het ROT aangesloten
“Heeft Woonbron de positie van crisisbeheersingsactor of crisispartner
en heeft zelfstandig in de bevolkingszorg geopereerd. Het ROT en
tijdens de interventiefase ingenomen en welke ervaringen kunnen
Woonbron hebben tijdens de interventiefase langs elkaar gewerkt. Er was
worden meegenomen?”
onduidelijkheid over de wederzijds taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden en over de uitgezette acties. Uit de evaluatie van
Door de alarmeringsprocedure die binnen Woonbron wordt gehanteerd,
het incident, blijkt dat het was gewenst dat Woonbron zich bij het ROT-‐
was de vestigingsdirecteur binnen minuten op de Prinses Julianaweg
overleg zou hebben aangesloten. Het ROT was tijdens de interventiefase
aanwezig. Op het gebied van bevolkingszorg was er bij aankomst van de
niet op de hoogte van wat er op het gebied van bevolkingszorg door de
vestigingsdirecteur, nog geen crisisbeheersingsprocessen door de
gemeente geïnitieerd moest worden. De informatie die bij het ROT
gemeente geïnitieerd. Maatschappelijke zorg naar huurders en intuïtief
terecht kwam, liep via het CoPI dat contact had met Woonbron.
handelen hebben er toe geleid dat Woonbron verantwoordelijkheden van
Woonbron heeft gedurende de interventiefase de verantwoordelijkheid
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
109
van de gemeente op zich genomen, door al het ware de positie van de
fungeren en niet bij incidenten intuïtief reageren. Als een
gemeente in te nemen. Of dit de positie is die woningcorporaties in de
woningcorporatie besluit om processen zoals opvang en registratie te
crisisbeheersing moeten nemen, zijn zowel Woonbron als de gemeente
initiëren, neem contact op met de gemeente om deze taak af te dragen.
Dordrecht eens dat dit niet verantwoord is. In dit geval verliepen alle
processen uit de bevolkingszorg die Woonbron initieerde vanuit het
10.1.5 Deelonderzoeksvraag EO.2
oogpunt van de gemeente Dordrecht goed. Het enige minpunt was de
“Heeft WoonFriesland de positie van crisisbeheersingsactor of
miscommunicatie over de terugkeer naar de woningen waar nog
crisispartner tijdens de interventiefase ingenomen en welke ervaringen
noodvoorzieningen uit werd gevoerd. Incidenten worden in veel gevallen
kunnen worden meegenomen?”
geëvalueerd. Voorbeelden hiervan zijn het eindrapport vuurwerkramp
door de commissie Oosting of het evaluatierapport VRR Chemiepack. Een
Gedurende de interventiefase waarbij het incident was opgeschaald naar
van de doelen van evaluaties is om de oorzaak en schuld van het incident
GRIP-‐3 heeft de gemeente Leeuwarden de regie over de bevolkingszorg.
te achterhalen. Als de miscommunicatie van Woonbron over de
De gemeente initieert voor de publieke zorg opvang in het Friesland
terugkeer was geëscaleerd en tot negatieve gevolgen had geleid. Dan zou
College, de registratie van getroffenen, voorlichting en organiseert
dit een opmerkelijk punt in de evaluatie zijn geweest, omdat Woonbron
tijdelijke
dit initieerde maar de gemeente voor voorlichting en communicatie
Woningcorporatie WoonFriesland voelt zich verantwoordelijk om in
verantwoordelijk
en
samenwerking met de gemeente Leeuwarden, naar gepaste oplossingen
bevoegdheden in de crisisbeheersing bij crisisbeheersingsactoren liggen,
te zoeken voor de getroffenen. Naar mate de crisisbeheersingsactoren de
zou een woningcorporatie geen crisisbeheersingsprocessen moeten
situatie onder controle krijgen, wordt het incident afgeschaald en loopt
initiëren mits dit in overleg gaat met de procesverantwoordelijke(n).
geleidelijk over naar de nafase. In de interventiefase heeft WoonFriesland
Woonbron zou zich als crisispartner van de gemeente Dordrecht moeten
de positie van crisispartner van de gemeente Leeuwarden. De gemeente
110
is.
Omdat
taken,
verantwoordelijkheden
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
huisvesting
in
de
vorm
van
hotelovernachtingen.
heeft de regie in handen, maar er wordt nauw samengewerkt met
geheel bij WoonFriesland gelegd. Medewerkers van WoonFriesland en
WoonFriesland. Op het gebied van communicatie hebben zij bewoners
het verhuisbedrijf hebben een uitstekende prestatie verricht door alle
van de Antillenflat geïnformeerd over de stand van zaken. Vanaf dinsdag
bewoners te accommoderen in een tijdelijke woning en hun te voorzien
24 mei tot donderdag 26 mei heeft er dagelijks overleg
van de eigen huisraad. Daarnaast is de terugkeer naar de Antillenflat na
beleidsteamoverleg plaatsgevonden tussen de gemeente Leeuwarden,
de verbouwing ook uitstekend verlopen.
WoonFriesland, VvE Antillenflat, de Friesland Bank en de verzekeraar.
WoonFriesland begint hier een zelfstandige positie in te nemen.
Voornamelijk het huisvestingsvraagstuk is de grootste activiteit waarin zij
10.1.6 Deelonderzoeksvraag EO.3
zich voornamelijk mee bezig houden. De verhuizing van de inboedel staat
“Welke positie hebben de woningcorporaties in de twee casestudy's
onder de regie van de gemeente, maar ook hier heeft WoonFriesland de
ingenomen en blijkt hieruit dat er behoefte is aan verandering om
getroffenen geïnformeerd over de verhuizing van de inboedel. De
efficienter te kunnen reageren?"
verhuizing is in goede samenwerking met de gemeente en het
verhuisbedrijf gegaan. WoonFriesland heeft gedurende de interventiefase
De positie van woningcorporaties in de crisisbeheersing is op grond van
zich als crisispartner gepositioneerd. In de nafase van dinsdag 24 mei tot
de twee casestudy’s niet eenvoudig te beargumenteren. Beide
donderdag 26 mei gaat de positie van WoonFriesland geleidelijk over van
woningcorporaties hebben een andere positie in genomen in zowel de
crisispartner, naar een zelfstandig actor die voor haar klanten
interventiefase als in de nafase. Woonbron heeft op eigen initiatief als
vervangende woonruimte bemiddelt. De verantwoordelijkheid ligt
crisisbeheersingsactor geacteerd en WoonFriesland als crisispartner van
immers niet meer bij de gemeente Leeuwarden en WoonFriesland zal
de gemeente Leeuwarden. Omdat taken, verantwoordelijkheden en
zelfstandig dit proces moeten organiseren. Op donderdag 26 mei heeft de
bevoegdheden aan de verschillende crisisbeheersingsactoren zijn
gemeente Leeuwarden de verantwoordelijkheid van huisvesting in zijn
toegewezen, moet een woningcorporatie niet crisisbeheersingsprocessen
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
111
naar zich toe moeten trekken zonder afstemming met de
De positie van de woningcorporaties binnen de crisisbeheersing komt in
procesverantwoordelijke. Neem als woningcorporatie absoluut niet de
het theoretisch onderzoek als in het empirisch onderzoek overeen. Uit
taken van een crisisbeheersingsactor over. In de crisisbeheersing zou een
het theoretisch onderzoek is de conclusie dat woningcorporaties zich als
woningcorporatie de positie van crisispartner innemen, in plaats van de
een crisispartner moeten opstellen. De bevindingen uit het empirisch
crisisbeheersingsactor. Het is uiteraard begrijpelijk dat Woonbron
onderzoek concluderen eveneens dat woningcorporaties zich als
processen initieert als zoals het opvangen van bewoners op een
crisispartner moeten positioneren. Binnen de corporatiesector en op
opvanglocatie. Maar een proces als communicatie dient in alle gevallen
gemeentelijk niveau dient dit helder te worden. In de corporatiesector
gedurende interventiefase moet aan de procesverantwoordelijke worden
kan dat worden bereikt het Aedes calamiteitenhandboek naar de huidige
overgelaten. Wanneer de interventiefase overloopt naar de nafase, het
wetgeving te actualiseren. De woningcorporaties dienen bekend te
incident onder controle is en er meer duidelijkheid ontstaat over allerlei
worden met de modus operandi om als woningcorporatie effectief te
aspecten. Dan kan een woningcorporatie zich mengen in de
positioneren naast de crisisbeheersingsactoren. Als woningcorporaties er
communicatie, echter wel in afstemming met de gemeente.
van bewust zijn waarin zijn een crisisbeheersingsactor zoals de gemeente
of de politie in kunnen ondersteunen. De toevoeging van ervaringen van
10.2 Conclusie centrale onderzoeksvraag
Woonbron, WoonFriesland en Mitros dragen bij tot een efficiënter
“Welke positie moeten woningcorporaties in de crisisbeheersing nemen, wanneer er zich een incident in het woningbezit voor doet en wat moet in de huidige regelgeving of instrumenten worden verbeterd zodat zij efficiënt kunnen acteren?”
actualiseerde versie bevordert de implementeerbaarheid van het calamiteitenhandboek. Implementatie moet gepaard gaan met het bijbrengen van de commandostructuur die in de crisisbeheersing wordt gehanteerd. Aedes heeft hier een belangrijke rol in als koepelorganisatie
112
handboek. Het betrekken van woningcorporaties bij het opstellen van de
door deze gespecialiseerde kennis over te brengen door middel van
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
publicaties
of
stuurgroepen
Dat
mogelijkheden voor ondersteuning helder zijn bij de gemeente, kan de
woningcorporaties bewust worden dat de kans aanwezig is dat zij
respons van de gemeente en van de woningcorporatie met elkaar worden
geconfronteerd worden met de crisisbeheersing is te passief. De
afgestemd. De grootste bijdrage in de crisisbeheersing van
woningcorporaties dienen actief betrokken te worden in de
woningcorporaties is om te bemiddelen in vervangende huisvesting.
crisisbeheersing,
treffen.
Woningcorporaties hebben als crisispartner van de gemeente alleen een
Maatregelen als een alarmeringsprocedure zoals bij Woonbron, waarin
uitvoerende taak. Crisisplannen worden op regionaal niveau vastgelegd,
de directie te allen tijde wordt ingelicht bij incidenten is een eerste stap.
maar er is een oplossing op gemeentelijk niveau nodig. Hierdoor kan de
Een calamiteitencoördinator of een calamiteitenteam binnen de
bemiddeling in woonruimte in de prestatieafspraken tussen de gemeente
woningcorporaties is waar naar toe moeten worden gestreefd. Aedes en
en woningcorporaties worden vastgelegd. Wanneer een incident zich
woningcorporaties die de functie van calamiteitencoördinator of
voor doet, betekend niet dat woningcorporaties moeten toekijken en
calamiteitenteam binnen de organisatie hebben kunnen gezamenlijk
afwachten er een ROT of GBT operationeel is. Het crisisteam kan met de
bijdragen aan de ontwikkeling van een landelijk model hoe en
kennis uit het calamiteitenhandboek in het achterhoofd, voor opvang en
calamiteitenteam of calamiteitenteam geïmplementeerd kan worden
eten en drinken zorgen. De getroffenen groep bij elkaar houden tot het
binnen een woningcorporatie. Het calamiteitenteam zal de schakel zijn
ROT of GBT operationeel is zoals Woonbron en de gemeente Friesland
tussen de directie van de woningcorporatie en de gemeente om acties te
dat heeft uitgevoerd maakt het communiceren makkelijker. Om de
coördineren en af te stemmen. Op gemeentelijk niveau moet de positie
centrale
van de woningcorporaties worden verhelderd. Uit het onderzoek blijkt
woningcorporaties in de crisisbeheersing is om als crisispartner van de
dat de woningcorporaties ondersteuning kunnen bieden door het
gemeente
bemiddelen van woonruimte, het communiceren met de getroffenen en
woningcorporaties ondersteunen in de communicatie naar de
door
gericht
organisatorisch
op
crisisbeheersing.
maatregelen
te
onderzoeksvraag
te
bemiddelen
te
in
beantwoorden,
huisvesting.
de
positie
Daarnaast
van
kunnen
het voorzien van bewonersinformatie aan de gemeente. Wanneer deze DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
113
getroffenen en het voorzien van bewonersinformatie of in informatie
helder te worden. De positie dient worden vastgelegd in de
over wooncomplexen.
prestatieafspraken die woningcorporaties met gemeenten maken over het huisvestingsprogramma. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten zou in de opvolger van de handreiking ‘Van Woonvisie naar Prestatieafspraken’ de positie en taken van de woningcorporaties toegevoegd kunnen toevoegen. Hierdoor worden de taken en positie van woningcorporaties in de crisisbeheersing ook helder voor gemeenten.
Figuur 10 Positie en taken van de woningcorporatie in de crisisbeheersing
Het Aedes calamiteitenhandboek moet worden geactualiseerd en vanuit het perspectief van een woningcorporatie worden omschreven in plaats vanuit het NIFV. Deze twee veranderingen zal de respons van woningcorporatie in ieder geval verbeteren dan de huidige situatie. Daarnaast dient de positie van de woningcorporaties ook bij gemeenten
114
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
11 Aanbevelingen
In dit hoofdstuk worden de aanbevelingen voor de gemeenten, de corporatiesector en de woningcorporaties omschreven.
11.1 Aanbevelingen voor gemeenten Aansluiting op de veiligheidsregio? De veiligheidsregio en het crisisplan is om op regionaal niveau de crisisbeheersing te coördineren. Als de veiligheidsregio convenanten kan sluiten met alle actieve woningcorporaties binnen de regio, is het eenvoudiger om de huisvestingsvraagstuk bij de woningcorporaties neer te leggen dan wanneer er gemeenten met woningcorporaties onderling een convenant sluiten. Het huisvestingsprogramma wordt echter op gemeentelijk niveau vastgelegd middels prestatieafspraken. De verantwoordelijkheid van bevolkingszorg is ook op gemeentelijk niveau vastgelegd. Uit het empirisch onderzoek wordt de conclusie getrokken dat er geen aansluiting tussen woningcorporaties en de veiligheidsregio moet plaatsvinden. Aansluiting tussen woningcorporaties en de gemeente zal effectiever zijn. Er zijn immers ook kleinschalige incidenten (GRIP-‐1 of GRIP-‐3) waarin de coördinatie binnen de gemeente ligt. Een DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
115
verbinding tussen de woningcorporaties en de gemeente bij een incident
woningcorporaties,
van deze schaalgrootte zal al volstaan.
eigenwoningbezitters. Het aanpassen van de prestatieafspraken is een
efficiëntere oplossing zijn dan een zelfstandig convenant zoals door de
In welke vorm moet er aansluiting en verbetering plaatsvinden?
gemeente Rotterdam samen met de Maaskoepel is opgesteld. Ten eerste
Als bij de gemeente bekend is welke medewerkers van de
is er niet in alle gemeente een koepelorganisatie van woningcorporaties
woningcorporatie zij kunnen bereiken bij incidenten en vice versa is al
aanwezig, ten tweede de opdracht van huisvesting ligt direct bij de
voldoende. Als maatschappelijk ondernemer hebben woningcorporatie al
woningcorporaties zonder tussenkomst van een tussenpartij.
veel contact met de gemeente op het gebied van huisvesting. Wat dat
betreft zijn beide partijen geen onbekenden van elkaar, alleen op het
11.2 Aanbevelingen voor de corporatiesector
gebied van crisisbeheersing kunnen zij elkaar nog benaderen. De contactgegevens tussen de directie van de woningcorporatie en de afdeling openbare orde en veiligheid moeten alleen nog worden uitgewisseld. In de prestatieafspraken moet vastgelegd worden dat woningcorporaties die actief zijn in de gemeente, huisvesting bemiddelen voor burgers na een ramp. Aedes en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
moeten
elkaar
benaderen
om
de
taken
van
woningcorporaties in de crisisbeheersing vast te leggen in een handreiking die namens beide organisaties wordt verstrekt aan gemeenten en woningcorporaties. Er moet geen onderscheid gemaakt worden
116
door
de
woningcorporatie
tussen
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
huurders
bij
huurders
bij
particuliere
verhuurders
en
Aedes heeft in 2012 een aantal publicaties uitgebracht voor een veilige leefklimaat in de gebouwde omgeving. Dit moet worden gestimuleerd, zodat meer kennis wordt verspreid aan de woningcorporaties. Een aanbeveling is om Aedes een geactualiseerde versie van het calamiteitenboek te laten publiceren. In deze versie moet de vervallen Wet rampen en zware ongevallen worden vervangen door de Wet veiligheidsregio’s. Het betrekken van de woningcorporaties Woonbron, WoonFriesland of zelfs Mitros in het calamiteitenhandboek, leidt tot nieuwe inzichten en ervaringen in de crisisbeheersing. Wat in het handboek moet worden benadrukt is de commandostructuur binnen de crisisbeheersing. Met name hoe woningcorporaties hier op aan kunnen
sluiten of er nou al wel of niet is geïnitieerd door de woningcorporatie vlak na een incident.
11.3 Aanbevelingen voor woningcorporaties Woningcorporaties worden aanbevolen om de publicaties van Aedes in acht te nemen om haar huurders een veilige woonomgeving te bieden. Het inspecteren van de woningvoorraad op bouwkundige risico’s en het ingrijpen op eventuele risico’s is al een stap in de goede richting. Er is altijd een kans aanwezig dat door externe factoren (de huurder, de natuur of het bedrijfsleven) een incident ontstaat. Voor de interne organisatie zijn er ook aanbevelingen. Het aanstellen van een calamiteitencoördinator of calamiteitenteam zal voor de bestrijding van het incident meer effectiviteit zorgen. Wat moet worden opgemerkt is dat er verbinding is tussen het calamiteitenteam en de directie. Een directielid die onderdeel van het calamiteitenteam is, zal zelfs efficiënter zijn vanwege zijn of haar mandaat. Een alarmeringsprocedure binnen de woningcorporatie waarbij de directie altijd op de hoogte wordt gesteld van een incident, ongeacht de omvang van het incident moet door alle woningcorporaties geïmplementeerd worden. DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
117
Epiloog
sociale lagen mij stimuleerden om een onderzoek te doen met betrekking
Ruim anderhalf jaar geleden toen ik mij 10.500 km van de faculteit
groot, maar dat had ik niet verwacht in een geïndustrialiseerd land als
Bouwkunde begaf, intrigeerden natuurrampen mij enorm. Ik zat in mijn
Australië. Met name de inheemse bevolking van Australië treft het slecht.
kamer in Singapore live videobeelden van de tsunami in Japan te bekijken
Terug in Nederland ben ik bij de afstudeerbegeleidingen van Housing
en het leek voor mij haast onrealistisch wat een verwoesting de natuur de
aangesloten. Na een periode van intensieve maar zeer leerzame
maatschappij kan toe richten. In mei stond op het punt om tickets te
begeleidingen, is mijn onderzoek afgebakend tot de rol van
boeken naar Fiji, maar aarzelde omdat ik dacht dat ik wellicht wat kan
woningcorporaties op het huisvestingsprobleem na een overstroming.
bijdragen aan de verwoestende aardbeving in Nieuw-‐Zeeland van
Het onderzoeksvoorstel is tijdens de tweede peiling gepresenteerd, maar
februari 2011. Organisaties als Habitat for Humanity kunnen immers altijd
er diende toch wat aangepast te worden aan mijn de onderzoeksvraag.
ondersteuning gebruiken. Na mijn reis, zou ik in september beginnen met
Een overstroming is een ramp die Nederland sporadisch treft. Het
de opzet van een afstudeeronderzoek. Ik heb contact gelegd met ir. K.
onderzoek diende alle rampen waarmee woningcorporaties mee in
Vercouteren hoe ik een aanpak kan opzetten, zodat ik tijdens mij verblijf
aanraking kunnen komen te staan. Is er misschien meer dan huisvesting
in Nieuw-‐Zeeland al aan mijn afstudeeronderzoek kan beginnen. Een
wat woningcorporaties naar vermogen kunnen aanbieden. Uiteindelijk is
onderzoek met betrekking tot Design and Construction Management leek
de centrale onderzoeksvraag aangepast naar de positie van
mij wel te vinden in Christchurch. Ik had inmiddels al contact gelegd met
woningcorporaties in de crisisbeheersing. Door het aanpassen heb ik het
de University of Auckland en de University of Canterbury om hun
beoogt onderzoeksresultaat ook verloren, of het nou een model,
onderzoeken te ondersteunen. Het is mij door ir. K. Vercouteren
aanbeveling of een convenant moest worden was mij niet helder. Tijdens
afgeraden, omdat het immers nog te recent is om echt resultaten te
het theoretisch onderzoek zijn bij verschillende actoren uit de
behalen in een emotionele omgeving. Uiteindelijk zette ik mijn reis voort
crisisbeheersing interviews afgenomen. Uit de gesprekken met
tot volkshuisvesting. In landen als Maleisië en Indonesië is het verschil erg
richting Australië via Maleisië en Indonesië, waarin de verschillen tussen
118
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
gemeenten en woningcorporaties bleek dat er niet vraag was naar veel verandering binnen beide organisaties, behalve dan dat de gemeente een
beroep kan doen op woningcorporaties om in huisvesting te bemiddelen. Contactgegevens dienen bij beide actoren bekend te worden, zodat in noodsituaties beide actoren elkaar kunnen bereiken. Het theoretisch onderzoek het was interessants, omdat er op basis van wetten en veel interviews de positie van woningcorporaties moest worden geanalyseerd. Het empirisch onderzoek was ook een uitdaging, vooral om een geschikte casestudy te onderzoeken. Er zijn eenmaal niet veel grote incidenten waarbij woningcorporaties een rol spelen. Uiteindelijk waren twee woningcorporaties bereid om mee te werken aan mijn onderzoek en ben hun daar ook zeer dankbaar voor. Het hele proces is een zeer interessant proces, voor de ontwikkeling als student maar ook als mens. Mocht ik weer de kans krijgen om een onderzoek te verrichten dan zou het anders lopen. Een onderzoeksontwerp is essentieel en ook het beoogt resultaat zouden duidelijk moeten zijn om niet af te dwalen. DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING
119
Bronvermelding
Woonbron, 2010. Nieuwsbrief september. Dordrecht.
Aedes, 2001. Calamiteitenhandboek woningcorporaties. Hilversum:
WoonFriesland, 2011. Nieuwsbrief 1 juni. Leeuwarden.
Aedes.
WoonFriesland, 2011. Nieuwsbrief 26 mei. Leeuwarden.
Brouwer-‐Korf, A.H., 2002. Krachten bundelen voor veiligheid.
WoonFriesland, 2011. Nieuwsbrief 27 mei. Leeuwarden.
Gemeente Dordrecht, 2010. Evaluatie en actiepunten. Dordrecht.
WoonFriesland, 2011. Nieuwsbrief 30 juni. Leeuwarden.
Oosting, M. et al., 2001. De vuurwerkramp eindrapport. Enschede/Den
WoonFriesland, 2011. Nieuwsbrief 31 mei. Leeuwarden.
Haag.
WoonFriesland, 2011. Nieuwsbrief 9 juni. Leeuwarden.
Projectteam regionaal crisisplan, 2009. Referentiekader regionaal
crisisplan.
Rijksoverheid, 2010. Wet veiligheidsregio's -‐ deel 1. Den Haag.
Rijksoverheid, 2010. Wet veiligheidsregio's -‐ deel 2. Den Haag.
Rooze, M.W., De Ruyter, A.M. & Koopmans, A.J., 2008. Modelplan
Nafase. Diemen: Impact kenniscentrum.
Swanborn, P.G., 1996. Case-‐study's: Wat, wanneer en hoe?
Amsterdam/Meppel: Boom.
Woonbron, 2010. Persbericht 16 juni. Dordrecht.
Trivire, 2011. Calamiteitenplan. Dordrecht. Woonbron, 2010. Verslag informatieavond 21 juli. Dordrecht. Woonbron, 2010. Feitenrelaas. Dordrecht. Woonbron, 2010. Logboek crisisoverleg 16 juni. Dordrecht. Woonbron, 2010. Nieuwsbrief 17 juni. Dordrecht.
120
DE POSITIE VAN WONINGCORPORATIES IN DE CRISISBEHEERSING