De positie van de recoveryverpleegkundige in 2002
Dit onderzoek is mede mogelijk geworden dankzij de financiële ondersteuning van de AVVV, NVA, NVLO en de firma GE Healthcare, voorheen Datex Ohmeda.
1
Inhoudsopgave 1. Samenvatting 2. Inleiding 2.1 methode van onderzoek 2.2 respons en representativiteit 2.3 presentatie van resultaten 3. Algemene gegevens over de beroepsgroep 4. Scholing, opleiding en nascholing 5. Motivatie met betrekking tot het vak recoveryverpleegkunde 6. Kengetallen en organisatie van de recovery 7. Kwaliteit van zorg 8. Zorgzwaarte en zorgzwaarte beleving 9. Communicatie en samenwerking 10. Belangenbehartiging 11. Conclusie 12. Nawoord 13. Lijst met gebruikte afkortingen
2
1. Samenvatting De wens voor een marktonderzoek bestaat al sinds de oprichting in 1996 van de Beroepsvereniging Recovery Verpleegkundigen (voorheen NVRM). Acht jaar na de start van de BRV is het eerste onderzoek verricht en is informatie van de ‘recoverywerkvloer’, in de breedste zin van het woord verkregen. De respons van de vragenlijsten voor de recoveryverpleegkundigen betrof 45,1%, voor de leidinggevenden was dit 61,4%. Uiteindelijk is er van 4,9% van de Nederlandse ziekenhuizen geen informatie verkregen. Het blijkt dat er in nog maar weinig ziekenhuizen op de recovery gewerkt wordt met verpleegkundigen die alleen de opleiding tot A-verpleegkundige gevolgd hebben. De organisatie van veel ziekenhuizen eist voor het werk op de recovery hoger (gespecialiseerde) opgeleide verpleegkundigen. Het belang van het tot stand komen van een landelijk erkende opleiding tot recoveryverpleegkundige, wordt onderstreept door een groot gedeelte van de leidinggevenden. De vraag naar postoperatieve zorgverlening blijkt op een hoog niveau te liggen, veelvuldig worden intensive care patiënten op de recovery behandeld. Ondanks de inzet van mensen op de recovery met een gespecialiseerde opleiding, blijkt dat specifieke kennis en vaardigheden, zeker met betrekking tot het verlenen van zorg aan “complexe patiënten” soms gemist wordt. Het ontwikkelen van landelijke protocollaire richtlijnen wordt door meer dan de helft van de respondenten waardevol geacht, bijna driekwart geeft aan op zijn of haar werkplek te beschikken over vastgestelde ontslagcriteria. Op de vraag die gesteld werd naar de motivatie tot de keus voor het vak recoveryverpleegkunde, waren de antwoorden in de lijn der verwachting; de regelmatige werktijden werden als meest zwaarwegend argument aangegeven, daarnaast gaf men aan dat ook de afwisseling in techniek en verpleegkunde als belangrijk gold. Het belang van een 24 uurs recovery komt steeds meer naar voren, de meerderheid van de recoveryverpleegkundigen geeft aan dit een goede ontwikkeling te vinden, desondanks zal een kwart van de respondenten de recoveryverpleegkunde de rug toekeren, als de 24 uurs openstelling voor hen (meer) onregelmatige diensten tot gevolg heeft. Bijna driekwart van de recoveryverpleegkundigen blijkt knelpunten in de zorgzwaarte te ervaren, als meest opvallende oorzaak hiervoor werd de planning van het operatieprogramma aangegeven. Door de verkregen gegevens heeft de BRV veel informatie ter beschikking en kan hiermee een lange termijn beleid uitstippelen dat recht doet aan het beroep recoveryverpleegkundige. Onomstotelijk is aangetoond dat de recoveryverpleegkundige een onmisbare schakel vormt in de postoperatieve zorg.
Mocht u naar aanleiding van dit onderzoek vragen hebben dan kunt u die stellen via:
[email protected]
3
2. Inleiding Het bestuur van de Beroepsvereniging Recovery Verpleegkundigen (BRV) heeft in 2002 het voornemen gehad om een marktonderzoek te verrichten middels een schriftelijke enquête. Het onderzoek was gericht op zowel de zorginhoudelijke als de organisatorische rollen en domeinen van de recoveryverpleegkundigen. Deze verrichte enquête is een eerste aanzet tot het in kaart brengen van de postoperatieve zorg in Nederland. Met behulp van deze inventarisatie wil de BRV haar beleid ten aanzien van de kwaliteitsverbetering van de patiëntenzorg en professionalisering van het beroep, verder vorm en inhoud geven. Uiteraard zal dat in nauwe samenwerking moeten gaan met de primair verantwoordelijke anesthesiologen. De onderzoekers en het bestuur van de BRV danken allen die bereid zijn geweest de vragenlijsten in te vullen. 2.1 Methode van onderzoek Het marktonderzoek is uitgevoerd middels een schriftelijke vragenlijst, welke onder alle op de recovery werkzame verpleegkundigen en anesthesiemedewerkers in zowel academische als algemene ziekenhuizen in Nederland is verspreid. Voor de verwerking van de gegevens zijn bij de vermelding recoveryverpleegkundigen, ook de gegevens gebruikt van de anesthesiemedewerkers die werkzaam zijn op de recovery. Als voorbereiding op het daadwerkelijk versturen van de vragenlijsten naar de ziekenhuizen, werd telefonisch contact gezocht met de leidinggevenden van de recovery’s met als doel het aantal werkzame mensen in beeld te krijgen. Op deze manier werd inzichtelijk hoeveel medewerkers werkzaam zijn op de recovery en dus hoeveel vragenlijsten per ziekenhuis opgestuurd moesten worden. Gebruik werd gemaakt van twee type vragenlijsten, een algemene die door iedere werknemer op de recovery ingevuld moest worden en een specifieke die alleen bestemd was voor de leidinggevende van de recovery. In totaal zijn 1320 vragenlijsten naar recoveryverpleegkundigen en anesthesieassistenten verzonden. Het aantal specifieke vragenlijsten welke verzonden zijn naar de leidinggevenden betrof 122. 2.2 Respons en representativiteit De respons van de algemene vragenlijst betrof 595 van de 1320 verstuurde lijsten (45,1%) terwijl de respons van de specifieke vragenlijst voor leidinggevenden 75 van de 122 verstuurde lijsten (61,4%) was. De teruggezonden vragenlijsten blijken gezamenlijk wel 95.1% van de informatie over de Nederlandse ziekenhuizen te geven; van slechts 6 (4,9%) van de Nederlandse ziekenhuizen werd geen informatie verkregen. In de provincies Noord Holland, Gelderland en Brabant was er geen respons uit één van de in die provincie gesitueerde ziekenhuizen. Van drie van alle Zuid-Hollandse ziekenhuizen werd geen informatie verkregen (zie figuur 1). Vanuit het oogpunt van de organisatie en kwaliteit van zorg op de recovery geeft het onderzoek een heel goed inzicht. Van de geënquêteerden blijkt 41,8% lid te zijn van onze beroepsvereniging voor recoveryverpleegkundigen.
4
Figuur 1: Weergave van de aantallen (percentage) respondenten per provincie.
Recoveryverplk: 2. Groningen: 33 (5,6%) 1. Friesland: 9 (1,5%) 3. Drente: 12 (2,0%) 6. Flevoland: 7 (1,2%) 4. Overijssel: 45 (7,6%) 8. Gelderland: 73 (12,4%) 7. Utrecht: 45 (7,6%) 5. Noord-Holland: 109 (18,5%) 9. Zuid-Holland: 113 (19,2%) 10. Zeeland: 20 (3,4%) 11. Brabant: 79 (13,4%) 12. Limburg: 45 (7,6%)
Leidinggevenden: Groningen: 5 (6%) Friesland: 4 (5%) Drente: 3 (4%) Flevoland: 2 (3%) Overijssel: 6 (8%) Gelderland: 7 (9%) Utrecht: 3 (4%) Noord-Holland: 10 (14%) Zuid-Holland: 17 (23%) Zeeland: 1 (1%) Brabant: 14 (19%) Limburg: 3 (4%)
5
2.3 Presentatie van resultaten De enquête heeft veel informatie voor de BRV opgeleverd. Omdat op een aantal vragen de antwoorden te zeer divers waren, is besloten om deze data niet op te nemen. Als voorbeeld hiervan kan de vraag genoemd worden, welke gesteld werd over de wijze waarop de recoveryverpleegkundige bepaalde handelingen uitvoert, zoals bijvoorbeeld het al dan niet zelfstandig of na overleg toedienen van bepaalde medicatie. Delen van de enquête zullen gebruikt worden om het kwaliteitsbeleid op de recovery verder uit te werken. De resultaten van de algemene (recoveryverpleegkundige) en specifieke (leidinggevende) vragenlijst worden niet separaat gepresenteerd. Voor de overzichtelijkheid is gekozen om de weergave van de resultaten in tabel, grafiek of in tekst weer te geven. In de verschillende hoofdstukken worden de volgende onderwerpen behandeld: algemene gegevens, opleiding, kwaliteit van zorg en organisatie.
6
3. Algemene gegevens over de beroepsgroep De demografische gegevens van recoveryverpleegkundigen (n=595) en leidinggevenden (n=75) worden in tabel 1 weergegeven. Zoals ook in andere sectoren in de zorg, is de verhouding man / vrouw voor de verpleegkundigen op de recovery zo dat er meer vrouwen werkzaam zijn namelijk 86% vrouwen en 14% mannen. Voor de leidinggevenden geldt het omgekeerde, 65% is man en 35% vrouw. Figuur 2 geeft de leeftijdsverdeling aan van de recovery medewerkers. Meer dan 63% van de recoveryverpleegkundigen heeft een leeftijd boven de 40 jaar. Figuren 3 en 4 geven het aantal recoverymedewerkers en leidinggevenden weer in relatie tot het aantal jaren dat zij werkzaam zijn op de recovery dan wel als leidinggevende. Tabel 1 Recovery Gemiddelde leeftijd Minimum Maximum
Recoveryverpleegkundige Man (n=81) Vrouw (n=512) 45 43 24 21 59 63
Leidinggevende Man (n=49) Vrouw (n=26) 45 44 30 32 62 56
Figuur 2: Verdeling van recoverypersoneel in absolute aantallen in verschillende leeftijdsgroepen
140 120
aantal
100 80 60 40 20 0 20-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 61-65 leeftijd
7
Figuur 3: Aantal recovery medewerkers (n= 595) ingedeeld naar jaren werkzaam op de recovery
160 140 120 100 80 60 40 20 0 0-2 jr
3-5 jr
6-10 jr
11-15 jr
16-20 jr
21-25 jr
26-34 jr
Figuur 4: Aantal leidinggevenden (n=75) ingedeeld naar aantal jaren werkzaam als leidinggevende
35 30 30 25 20 13
15
11
11
10 3
5
5
0 0-2 jr
3-5 jr
6-10 jr
11-15 jr
16-20 jr
21-25 jr
In veel ziekenhuizen zijn de verpleegkundigen op de recovery parttime werkzaam. Dit kan uitgedrukt worden in dagen en of percentages. In tabel 2 wordt het percentage dienstverband (n=595) weergegeven. Hiervoor is gekozen omdat het aantal dagen werkzaam geen inzicht geeft over de mate van parttime werken. Bij de leidinggevenden is 73% van de werknemers aangesteld voor 100%, maar 27% heeft een parttime dienstverband, terwijl bij de recoveryverpleegkundigen meer dan 78% parttime werkzaam is.
8
Tabel 2: Verdeling van dienstpercentage van recoveryverpleegkundigen en leidinggevenden Dienstverband 100 % 99-90 % 89-80 % 79-70 % 69-60 % 59-50 % 49-40 % <40 %
Recoveryverplk (n=595) 129 ( 22,1%) 28 ( 4,9 %) 77 (13,1 %) 37 ( 6,4 %) 118 ( 20,4 %) 113 ( 19,5 %) 70 ( 12,1 %) 11 ( 2,1 %)
Dienstverband 100 % 99-90 % 89-80 % 79-70 % 69-60 % 59-50 % 111 % <40 %
Leidinggevenden (n=75) 55 ( 73,3%) 6 ( 8,0 %) 7 ( 9,2 %) 2 ( 2,6 %) 3 ( 4,0 %) 1 ( 1,3 %) 1 ( 1,3 %) 0 ( 0 %)
De indeling van de salarisschalen in academische en algemene ziekenhuizen zijn verschillend. Daarom zijn twee tabellen opgenomen die weergeven hoe de inschaling voor recoveryverpleegkunigen in algemene en academische ziekenhuizen voor de respondenten heeft plaatsgevonden. Voor de academisch werkzame verpleegkundigen geldt dat het merendeel ingedeeld is in schaal 8 en van de verpleegkundigen werkzaam in algemene ziekenhuizen is het merendeel ingedeeld in schaal 49-50. Tabel 3a: Verdeling van recoveryverpleegkundigen op basis van inschaling in academische ziekenhuizen Schaal 5 6 7 8 9 Aantal (%) 1 ( 0,2%) 4 (0,7%) 27 (4,7%) 79 (13,6%) 1 (0,2%) Tabel 3b: Verdeling van recoveryverpleegkundigen op basis van inschaling in algemene ziekenhuizen Schaal 40 45 49 - 50 55 60 Aantal (%) 1 (0,2%) 106 (18,3%) 317 (54,7%) 43 (7,4%) 1 (0,2%)
4. Scholing en opleiding De professionele vraag naar kwalitatief verantwoorde zorg op de recovery is de laatste decennia toegenomen. Oorzaken hiervoor zijn de grotere chirurgische ingrepen, de verouderende patiëntenpopulatie met de daarbij behorende co-morbiditeit. Daarnaast is de trend dat de recovery steeds meer gebruikt wordt als post anaesthesia care unit (PACU) en in enkele gevallen ook als intensive care. De 24-uurs recovery heeft de mogelijkheid om patiënten 24 uur per dag postoperatief te bewaken. Dit houdt in dat er een permanente bezetting van verpleegkundigen aanwezig is. Door de wijziging enerzijds en uitbreiding van werkzaamheden anderzijds vereist het beroep een dusdanige kennisbehoefte en education permanente, zodat het verlenen van de post-operatieve zorg verantwoord blijft geschieden. Het is derhalve van belang om inzicht te hebben in de genoten opleiding van de op de recovery werkzame verpleegkundigen. In de enquête zijn een aantal vragen opgenomen die inzicht geven in de scholing en opleidingen welke de respondenten hebben gevolgd. Figuur 5 laat zien welke basisopleiding en welke vervolgopleidingen gevolgd zijn door de mensen die werkzaam zijn op de recovery. Voor sommigen verpleegkundigen geldt dat ze meerdere vervolgopleidingen hebben gevolgd.
9
Figuur 5: Absoluut aantal verpleegkundigen (n= 595) ingedeeld naar opleiding
600
aantal
500 400 300 200 100
M ed iu
m
C ar H e ig h C R ar ec e ov N e ZR ry op an l es th M es an ie ag em en t an de rs
C C
IC
A
op le id in g M BO V P H BO V
0
opleiding
Figuur 6 toont de eisen welke er per ziekenhuis gesteld worden aan de opleiding(en) die men gevolgd moet hebben om aldaar op de recovery te werken (n= 75). 60 50 aantal
40 30 20 10
s
ZR
An de r
an es th es ie
ec ov er y R
C ar e ig h H
C C
M ed iu m
IC
C ar e
N
A
ve rp le eg ku nd e
0
vereiste opleiding
In de enquête was een vraag opgenomen voor het opzetten van een landelijk erkende opleiding tot recoveryverpleegkundige. Tot op heden is er in Nederland nog geen uniforme specialistische recoveryopleiding. Uit de enquête blijkt dat 88% van de leidinggevenden vindt dat die er wel moet komen, terwijl 2,7 % dit niet nodig acht. Geen mening hierover heeft 9,3% van de respondenten. Ten aanzien van de inzet van de verpleegkundigen die de opleiding tot recoveryverpleegkundige volgen, wordt in Nederland niet eenduidig gehandeld. In de ziekenhuizen waar de mogelijkheid bestaat om de opleiding te volgen, blijkt dat de leerling- recoveryverpleegkundige in 40% niet boven de bestaande formatie wordt ingepland, in 17,3 % wordt de verpleegkundige alleen bovenformatief ingepland als de personeelsbezetting dit toelaat terwijl in 34,7% wel boven de formatie wordt ingepland. De begeleiding van de leerling blijkt ook per ziekenhuis te verschillen. In de praktijk wordt deze verpleegkundige in 64% door een werkbegeleider begeleid. In de rest van de gevallen vindt begeleiding plaats door een willekeurige collega of in het geheel niet.
10
Nascholing Voor het onderhouden van de vakinhoudelijke kennis kan op verschillende manieren zorg gedragen worden. Het overzicht in tabel 4 geeft de verschillende wijzen aan waar de beroepsgroep (n=595) gebruik van maakt. Opvallend is dat veel van de recoveryverpleegkundigen een of meerdere manieren hebben om nageschoold te worden. Het meest favoriet zijn lokaal georgansieerde bij- en nascholingen, congressen en klinische lessen. Daarnaast vindt kennisoverdracht ook plaats middels collegiale contacten. Het gebruik van internet is nog niet een vorm die door deze groep verpleegkundigen op grote schaal gebruikt wordt. Tabel 4: Vormen van gebruikte nascholing Soorten informatiebronnen gebruik Lokale bij- en nascholingen Congressen / symposia Klinische lessen Collegiale contacten Vakliteratuur: boeken Vakliteratuur: tijdschriften Internet Anders
Aantal (%) 502 (84,5%) 460 (77,7%) 401 (67,5%) 456 (76,8%) 260 (43,8%) 441 (74,2%) 142 (23,9%) 26 ( 4,4%)
11
5. Motivatie met betrekking tot het vak recoveryverpleegkunde De keuze om een werkkring te kiezen is vaak van vele factoren afhankelijk. De antwoorden op de vraag welke over dit onderwerp was opgenomen in de enquête staat uitgewerkt in tabel 5. De meest in het oog springende resultaten zijn de hoge scores voor de aantrekkelijkheid van enerzijds het regelmatig werken (51%)en anderzijds de afwisseling van technisch handelen en verpleegkunde (44%). Negatief scoort de item vergroting van de beroepskansen. Daarnaast worden de arbeidsvoorwaarden als minder aantrekkelijk gescoord. Tabel 5: motivationele aspecten met betrekking tot het beroep recovery verpleegkundige
Het vergroot mijn beroepsontwikkelingskansen Betrokkenheid bij patiëntengroepen en soort zorg Ik waardeer de (regelmatige) werktijden Ik waardeer afwisseling in techniek en verpleegkunde Het salaris is (be)lonend Ik waardeer de afwisseling in werkdruk Ik waardeer de afwisseling in zorgintensiteit
Minst zwaarwegend meest zwaarwegend 1 2 3 4 5 25,5% 14,8% 28,1% 20,5% 11,0% 3,9% 5,3% 23,1% 34,9% 32,8% 5,8% 4,2% 13,7% 24,9% 51,4% 2,4% 3,3% 14,5% 35,3% 44,5% 13,5% 18,6% 35,5% 25,4% 7,0% 7,0% 12,8% 30,9% 31,4% 17,9% 4,6% 6,9% 23,9% 39,5% 25,0%
6. Kengetallen en organisatie van de recovery:
Recovery bedden en operatiekamers
De organisatie van de postoperatieve zorg in zowel algemene als academische ziekenhuizen varieert aanzienlijk. Door de antwoorden op de gestelde vragen in de enquête is een redelijk overzicht van de kengetallen voor de Nederlandse situatie verkregen. Van de teruggezonden vragenlijsten blijkt dat het minimum aantal OK’s voor een ziekenhuis 2 bedraagt en het maximum 21. Het minimum en maximum aantal recovery bedden bedragen respectievelijk 4 en 36. Uit de verkregen gegevens blijkt dat per ziekenhuis gemiddeld 9 operatiekamers en 14 recovery bedden aanwezig zijn. Hieruit kan geconcludeerd worden dat per operatiekamer gemiddeld 1,5 recovery bed beschikbaar is. Ten overvloede moet hierbij gemeld worden dat het hier de algemene en academische ziekenhuizen betreft en derhalve de Zelfstandige Behandel Centra’s en privé klinieken niet meegerekend zijn.
Openingstijden
In een aantal ziekenhuizen blijkt dat de recovery ook als Post Anaesthesia Care Unit (PACU) gebruikt wordt. In die ziekenhuizen is de openstelling dan ook 24 uur. In tabel 6 staan de percentages en absolute aantallen van openstelling weergegeven. In slechts 12% van alle ziekenhuizen is de recovery 7 dagen gedurende 24 uur beschikbaar voor postoperatieve zorg. Van de recovery’s met vaste openingstijden, zijn er in 4% plannen om met bereikbaarheidsdiensten te gaan werken en 16% heeft plannen om uit te breiden naar 24 uurs openstelling. Tabel 6: Openingstijden van de recovery’s Vaste openingstijden Buiten openingstijden bereikbaarheidsdiensten 24 uurs recovery, met uitzondering van het weekend 24 uurs recovery, 7 dagen per week
N=75 57 (76%) 8 (10,7%) 1 (1,3%) 9 (12%)
Al naar gelang de openingstijden van de recovery, geeft 8,9% van de respondenten (n=595) aan dat er sprake is van vaste bezoektijden, in 3,4% is er zelfs sprake van doorlopend bezoek. 83,6% zegt dat er alleen bij bepaalde patiëntencategoriën bezoek toegestaan is, in 5,4% blijkt er nooit bezoek te worden toegelaten bij patiënten op de recovery.
12
Aan de recoveryverpleegkundigen is gevraagd wat de praktijk is indien aan het einde van de dienst nog patiënten op de recovery liggen die (nog) niet naar de verpleegafdeling overgeplaatst kunnen worden. Tabel 7 geeft een goede weergave van de meestvoorkomende handelswijzen. Het genoemde percentage in tabel 6 m.b.t 24 uurs recoveryzorg wijkt af van het percentage in tabel 7. Reden hiervoor zou kunnen zijn dat men gebruik maakt van andere faciliteiten zoals de IC en/of CCU. Tabel 7: handelswijze indien recovery langer duurt dan openingstijden Niet van toepassing Er is 24 uurs recoveryzorg in onze instelling (beschikbaarheid) De dienstdoende anesthesiemedewerkers nemen de zorg over De patiënt gaat onbewaakt en “te vroeg” naar de afdeling De patiënt gaat naar de ICU De recoveryverpleegkundige blijft ondanks sluitingstijd: geen bezwaar De recoveryverpleegkundige blijft ondanks sluitingstijd: onder protest Anders
Aantal keren vermeld 30 ( 5,0%) 133 (22,4%) 180 (30,3%) 64 (10,8%) 222 (37,3) 224 (37,6%) 107 (18,0%) 64 (10,8%)
24 uurs zorg
Het belang van 24 uurs recoveryzorg komt steeds meer naar voren. 53,1% van de respondenten (n=595) vindt dit een goede ontwikkeling, 18,1% ziet dit als nadelig en 28,8% heeft nog geen mening. Als de beperkte openingstijden van de recovery uitgebreid zouden worden tot 24 uurs zorg, waarbij alle diensten gedraaid moeten worden, dan is dit voor 25,7% van de respondenten geen reden om hun functie te verlaten, 30,6% denkt misschien een andere baan te zoeken en 24,7% zegt de functie van recoveryverpleegkundige zeker te verlaten. Als de 24 uurs recoveryzorg in de vorm van bereikbaarheidsdiensten aangeboden zal gaan worden dan blijft 36,5% in de functie van recoveryverpleegkundige werken, 30,4% zal misschien dit vak verlaten en 14,4% zal zeker deze functie de rug toekeren.
Evaluatie patiënten-ervaringen
Aan de leidinggevenden is de vraag gesteld over de wijze waarop in het ziekenhuis waar zij werkzaam zijn, de ervaringen van de patiënt worden geëvalueerd. Het blijkt dat in 37% dit niet expliciet wordt geëvalueerd. In 2,8% wordt dit middels een schriftelijke vragenlijst via het patiëntenplatform geëvalueerd en in 55% worden de negatieve ervaringen via een klachtenreglement opgevangen. 16% geeft aan dat de ervaringen op de verblijfsafdeling van de patiënt worden geëvalueerd.
Personele bezetting
Van de respondenten (n=75) blijkt dat de 63 recovery’s in totaal 550 formatie plaatsen hebben voor 962 bedden. Dat wil grofweg zeggen dat de recoveryverpleegkundige gemiddeld de verantwoordelijkheid heeft voor 1,75 bed. Inzicht over de beschikbaarheid van recoveryverpleegkundigen blijkt uit de vraag over het optreden van structureel personeelstekort. In 42,7% van de antwoorden was dit niet het geval. Incidenteel tekort komt in 30,7% van de respondenten voor. Regelmatig en vaak te kort aan personeel komt respectievelijk voor in 10,7% en 16,0%. Tekort aan personeel wordt in 51% opgelost door het draaien van extra diensten door de overige teamleden. Het inzetten van anesthesiemedewerkers voor recovery werkzaamheden wordt in 63% gedaan. Leidinggevenden maken in 13% gebruik van oproepkrachten. Als er geen personeel voorhanden is, blijkt in 19% het OK programma aangepast te worden. Oorzaak, gevolgen en het zoeken naar lange termijn oplossingen worden in slechts 21% besproken met personeelszaken. Onafhankelijk van personeelstekorten worden bij 20% van de onderzoeksziekenhuizen dagelijks anesthesiemedewerkers op de recovery ingezet. In 48% worden alleen bij onderbezetting op de recovery anesthesiemedewerkers betrokken bij de postoperatieve zorg. In 16% van de ziekenhuizen wordt nooit een anesthesiemedewerker ingezet voor recoverywerkzaamheden.
13
Beroepsdeelprofiel
In 1999 werd het eerste beroepsdeelprofiel voor de recoveryverpleegkundige geschreven. Anno 2002 blijkt dat nog steeds 22% van de respondenten niet op de hoogte is van de inhoud hiervan. Van de 78% die aangegeven heeft wel van de inhoud op de hoogte te zijn, heeft 9,7% dit verkregen via de opleiding, 40,1% via het werk, 26,2% via de BRV en 2,0% op een andere manier . In het beroepsdeelprofiel van 1999, wordt gesproken over een klasse indeling, 84% van de respondenten blijkt echter niet op de hoogte te zijn van deze indeling, 12,8% geeft aan deze indeling wel te kennen en 3,1% kent deze indeling, waarbij deze indeling ook op de afdeling wordt gebruikt. Wellicht onnodig te vermelden dat in 2003 het nieuwe beroepsdeelprofiel van de recoveryverpleegkundige geschreven is.
7. Kwaliteit van zorg op de recovery De enquête bevatte veel vragen ten aanzien van het vakinhoudelijk handelen op de recovery. In dit hoofdstuk zijn de meest belangrijke vragen opgenomen die een inzicht geven over de kwaliteit van zorg op de recovery.
Pre-operatieve fase
In veel ziekenhuizen heeft de recovery ook een rol in de pre-operatieve fase. De recovery vervult dan de functie van holding. Tabel 8 geeft aan welke de handelingen zijn die op de holding van recovery’s uitgevoerd worden. Opvallend is dat ook het verrichten van diverse anesthesiologische handelingen op de recovery plaatsvindt. Tabel 8: Verrichte handelingen indien de recovery ook een holding functie heeft
Controle juiste patiënt, juiste ingreep Infuus inbrengen Assisteren bij spinaal prikken Assisteren bij epiduraal prikken Assisteren bij locoregionale anesthesieën Assisteren bij preoperatief “oplijnen”
aantal keren genoemd (n=75) 38 (51%) 36 (48%) 22 (29%) 11 (15%) 14 (19%) 24 (32%)
Postoperatieve fase
De informatie overdracht van de patiënt naar de recoveryverpleegkundige wordt in 82,4% door de anesthesiemedewerker gedaan. In 13,7% van het aantal respondenten is de anesthesioloog daarbij aanwezig. De postoperatieve zorgverlening blijkt in veel ziekenhuizen op hoog niveau te geschieden. In 74% van alle recovery’s kan de patiënt nabeademd te worden. In 85% van de recovery’s kunnen ook intensive care patiënten verpleegd worden. De mogelijkheid tot invasieve hemodynamische bewaking kan wat betreft centraal veneuze drukmeting in 84% gebeuren terwijl het meten van een invasieve arteriële druk in 89% van de recovery’s gedaan kan worden. Het bewaken met een thermo dilutie catheter (Swan Ganz) van patiënten kan volgens 44% van de geënquêteerden bij hen op de recovery uitgevoerd worden. Het in kaart brengen van de pijnbeleving van de patiënt is nog volop in ontwikkeling. Van de respondenten geeft 48,6% aan, dat nog geen gebruik wordt gemaakt van een pijnscore systeem. Van het percentage dat hier wel een systeem voor hanteert is dit in 44,9% de VAS pijnscore methode.
14
Van de respondenten is 54,2% gewend om te verplegen volgens een systeem van patiëntentoewijzing. Hoe dit in de overige 45,8% in z’n werk gaat is nu nog onbekend maar wekt uiteraard wel de nieuwsgierigheid naar hoe dit in de dagelijkse praktijk geregeld is. Daar waar er sprake is van een systeem van patiëntentoewijzing, gebeurt dit in 68,4% niet en in 31,6% wél naar aanleiding van een bepaalde onderverdeling in patiëntencategorieën, zoals aan de hand van ASA klasse of vanwege benodigde bijzondere aandacht voor deze patiënten, zoals jonge of zeer oude patiënten.
Ontslagcriteria / richtlijnen
De keuze voor het moment van overplaatsing naar de verpleegafdeling wordt bepaald door medische, anesthesiologische en verpleegkundige afwegingen. Dit kan worden vastgelegd in zogenoemde ontslagcriteria. Van de respondenten geeft 71,9% aan te beschikken over vastgestelde ontslagcriteria. Het gebruik van de Aldrete criteria wordt in 28% genoemd. De PAR score in 17%. De overige 26% hanteert een door de instelling zelf ontworpen scorelijst. Op de vraag of men bij plaatsgebrek op de recovery de ontslagcriteria soepeler hanteert, antwoordde 55,3% positief. Na spinale anesthesie moet in 18,8% de motorische blokkade en in 10,2% de sensibele blokkade in zijn geheel uitgewerkt zijn, voordat de patiënt weer naar de verpleegafdeling terug mag. De overgrote meerderheid van de patiënten mag dus retour naar de afdeling zonder dat de motorische of sensibele blokkade al uitgewerkt is. In het geval van algehele anesthesie is er in 86,7% geen minimale verblijfsduur op de recovery vastgesteld. De beslissing tot ontslag van de recovery wordt in 54% van de gevallen door de recoveryverpleegkundige volledig zelfstandig gedaan op grond van de beschikbare ontslagcriteria. Bij twijfel van de verpleegkundige raadpleegt 69% de anesthesioloog. Volgens 19% van de respondenten blijkt de anesthesioloog mondeling zijn akkoord te geven voor ontslag. In 21% is telefonisch overleg tussen de recoveryverpleegkundige en anesthesioloog voldoende om de patiënt te ontslaan en in 19% ziet de anesthesioloog de patiënt en geeft mondeling zijn toestemming tot ontslag. In 18% van de voorkomende situaties, geeft de anesthesioloog zowel mondeling als schriftelijk akkoord, nadat deze de patiënt heeft gezien. In de ziekenhuizen waar men gebruik maakt van protocollaire richtlijnen, verpleegt dagelijks 45,7% volgens een vastgestelde methode. Een klein percentage, namelijk 2,2% acht de ontwikkeling van landelijke protocollaire richtlijnen niet waardevol, 17,3% acht dit nauwelijks waardevol. De meerderheid, 57% acht de ontwikkeling voldoende waardevol en 19,5% vindt deze ontwikkeling zeer waardevol.
8. Zorgzwaarte en zorgzwaartebeleving Zorgzwaarte is een begrip dat iets zegt over de manier waarop een verpleegkundige haar werk ervaart. Zorgzwaarte wordt bepaald door een aantal objectieve kenmerken zoals de inhoud van het werk (beroepsinhoudelijk), de omstandigheden waaronder het werk wordt verricht,(organisatorisch), intercollegiale verhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kenmerkt zorgzwaarte zich door een aantal subjectieve werkbelevingskenmerken. Beide soorten kenmerken bepalen samen de mate van zorgzwaarte. Uit de gegevens van de enquêtes komt naar voren dat 27,7% van de recoveryverpleegkundigen geen knelpunten in de dagelijkse beroepspraktijk ervaart. De overige 72,3% geeft aan dat dit wel het geval is. De organisatorische knelpunten die ervaren worden staan vermeld in tabel 9. Eén van de opvallendse knelpunten in de tabel is de planning van het operatie programma. Hierbij wordt specifiek de zorg aan het eind van de dag voor patiënten die een grote ingreep hebben ondergaan als knelpunt benoemd.
15
Tabel 9: Organisatorische knelpunten aangegeven door recoveryverpleegkundigen aantal keren genoemd Planning (bv. grote ok’s aan het einde van de dag) 129 (In verhouding) te weinig personeel 119 Pieken in patiënten stroom 87 Plaats / ruimtegebrek op de recovery 58 Er wordt geen rekening met de recovery gehouden 34 Slechte werkomgeving, verouderd materiaal 26 Afdeling haalt de patiënt laat: stagnatie 25 Geen of slechte leiding 22 Anesthesiologen niet op één lijn 19 Geen aflos voor de pauze 16 Sluitingstijden van de recovery 13 Overwerken 11 Zwaar tilwerk 6 Ondanks de goede vooropleiding en bijscholing die eerder in hoofdstuk 3 benoemd is, ervaart 31,4 % van de recoveryverpleegkundigen beroepsinhoudelijke knelpunten in de dagelijkse praktijk. De complexe zorg voor patiënten blijkt voor 11% van de recoveryverpleegkundigen een knelpunt te zijn. Ook gebrek aan kennis en vaardigheden wordt als knelpunt benoemd (tabel 10). Tabel 10: Beroepsinhoudelijke knelpunten voor recoveryverpleegkundigen Complexe zorg patiënten (IC indicatie, beademing) Gebrek aan kennis en vaardigheden Gebrek aan informatie en communicatie Gebrek aan bijscholing / klinische lessen Verschil in opleidingen Anders
aantal keren genoemd 66 49 37 17 10 96
Van belang is te weten of deze knelpunten van invloed zijn op het verzuimgedrag. Figuur 7 geeft de percentages aan die gescoord zijn door de recoveryverpleegkundigen zelf en door de leidinggevenden. Zowel de recoveryverpleegkundigen als de leidinggevenden laten dezelfde trend zien. Bij 17% van de recoveryverpleegkundigen blijkt dat er sprake is van ziekteverzuim door de aanwezigheid van knelpunten. De leidinggevenden menen dat dit minder is namelijk 4%.
percentage
Figuur 7: relatie tussen het ziekteverzuim en knelpunten 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
recovery verpleegkundige leidinggevende
nee
ja
soms
knelpunten reden voor ziekteverzuim van recoveryverpleegkundige
16
Ondanks de bovenvermelde gegevens wordt het beroep recoveryverpleegkundige toch als prettig ervaren; de enquête werd afgesloten met de vraag of men voldoende arbeidstevredenheid ervaart. Van de recoveryverpleegkundigen beantwoordde 90,9% deze vraag positief en 9,1% negatief. Van de leidinggevenden gaf 79% aan dat er voldoende arbeidstevredenheid was en 16% ervoer dit als onvoldoende.
9. Communicatie en samenwerking Indien nodig kan 81% van de leidinggevenden invloed op het operatieprogramma uitoefenen. Van de leidinggevenden geeft 40% aan dat bij de personeelsplanning rekening wordt gehouden met het te verwachte aantal patiënten en met de gemiddelde duur van de ingrepen. Ook blijkt dat 63% van de leidinggevenden structureel overleg met de afdeling planning en opname heeft. Een professionele werksfeer wordt onder andere bevorderd door een goede communicatie en een prettige samenwerking. Figuur 8 toont dat in de meeste situaties de samenwerking voldoende verloopt. Uit de resultaten blijkt dat de samenwerking over het algemeen voldoende tot goed is.
300 250 200 150 100 50 0
anesthesioloog
waardering voor professionaliteit
zeer goed
goed
voldoende
matig
anesthesiemedewerker
onvoldoende
n=595
Figuur 8: Beoordeling van samenwerking door recoveryverpleegkundigen met anesthesiologen en anesthesiemewerkers
score
Met de leidinggevenden van de recovery en de anesthesiologen blijkt dat er in 68,5% van de respondenten sprake is van structureel overleg. Tabel 11 geeft aan welke onderwerpen tijdens dit overleg ter sprake komen. Uit de gegevens blijkt dat tijdens het overleg zowel inhoudelijke als organisatorische onderwerpen besproken worden. Tabel 11: Onderwerpen tijdens overleg tussen anesthesiologen en leidinggevenden aantal keren genoemd (n=75) Vakinhoudelijk patiëntenzorg 36 (48%) Vakinhoudelijk anesthesiologie 38 (51%) Vakinhoudelijk recoveryverpleegkunde 35 (47%) Vakinhoudelijk IC verpleegkunde 2 (3%) Vakinhoudelijk anders 1 (1,5%) Organisatorisch patiëntenzorg 39 (52%) Organisatorisch anesthesiologie 42 (56%) Organisatorisch recoveryverpleegkunde 40 (53%) Organisatorisch IC verpleegkunde 5 (7%) Organisatorisch anders 2 (3%)
17
Werkoverleg met een leidinggevende en recoveryverpleegkundigen is een methode voor informatie uitwisseling. De leidinggevenden geven aan dat in 92% van de respondenten structureel werkoverleg met de recoveryverpleegkundigen plaatsvindt, hierbij meldt 29% dat er een verplichting tot aanwezigheid bij het werkoverleg is. De onderwerpen welke tijdens het werkoverleg aan de orde komen, staan vermeld in tabel 12. Tabel 12: Onderwerpen bij werkoverleg recovery verpleegkundigen aantal keren genoemd (n=75) Organisatorisch patiëntenzorg 61 (81%) Organisatorisch anesthesiologie 51 (68%) Organisatorisch recoveryverpleegkunde 58 (77%) Organisatorisch IC verpleegkunde 13 (17%) Planning en bezettingsvraagstukken 49 (65%) Organisatorisch anders 16 (21%) 10. Belangenbehartiging Om de positie en de verwachtingen van de leden inzichtelijk te krijgen zijn een aantal vragen opgesteld die met name ingaan op deze items. De huidige algemene doelstelling van de BRV zijn tot op heden alsvolgt: A) Het bevorderen van de ontwikkelingen ten aanzien van de zorgverlening binnen de recovery afdelingen: in het belang van patiënt, de recoveryverpleegkundigen en de gezondheidszorg. B) het behartigen van de beroepsinhoudelijke belangen van de leden in de ruimste zin van het woord. Uit de gegevens van de enquête blijkt dat de behoefte van de recoveryverpleegkundigen goed overeenkomt met de primair opgestelde doelstellingen van de BRV. De respondenten zien geen uitgesproken taak (42%) voor het onderhouden van kontakten met opleidingsinstituten (tabel 13). Voor de NVLO zijn de gegevens weergegeven in tabel 14. Tabel 13: De verwachtingen van het veld ten aanzien van de BRV Verwachtingen: Belangenbehartiging van de beroepsgroep richting de vakbonden Beroepsontwikkeling door vakinhoudelijke informatie Beroepsontwikkeling door organisatorische informatie Gesprekspartner voor opleidingsinstituten Organisator van congressen en symposia Aanbieder van verenigingsnieuws en beroepsinhoudelijke ontwikkelingen Anders
Aantal keren vermeld: 421 (76,1%) 489 ( 88,4%) 241 (43,6%) 232 (42,3%) 417 (75,5%) 432 (78,5%) 30 ( 5,4%)
Tabel 14: . De verwachtingen van het veld ten aanzien van de NVLO Verwachtingen Beroepsontwikkeling door vakinhoudelijke informatie Beroepsontwikkeling door organisatorische informatie Gesprekspartner voor opleidingsinstituten Organisator van congressen en symposia Aanbieder van verenigingsnieuws en beroepsinhoudelijke ontwikkelingen
Aantal keren vermeld 52 (69%) 48 (64%) 25 (33%) 45 (60%) 49 (65%)
Anders
2 ( 3%)
18
11. Conclusie De enquête is verricht in 2002 onder zowel recoveryverpleegkundigen als leidinggevenden. Het is een eerste aanzet om informatie van de werkvloer te verkrijgen. De respons van de enquête heeft informatie opgeleverd om inzicht te krijgen in zowel organisatorische als vakinhoudelijke zaken. Het bestuur van de BRV is zich bewust van het feit dat de verkregen gegevens een momentopname van de praktijk geven. Desalniettemin leveren de gegevens voldoende input om een aantal strategische acties uit te zetten en geven daarnaast ook een bevestiging dat men op de goede weg is wat betreft het beleid met betrekking tot verdere professionalisering van de recoveryverpleegkunde. Kwaliteitsbeleid staat in de zorg hoog op de agenda. Ook de BRV is zich hier van bewust. Met behulp van de verkregen gegevens, kan het bestuur een verdere koers uitzetten die recht doet aan een verantwoord beleid. Uiteraard zullen belanghebbende partijen gevraagd worden om te partciperen in de discussie naar steeds verdere verbetering van de postoperatieve zorg.
12. Nawoord Mede dankzij praktische adviezen vanuit onder meer de AVVV, hebben wij de basis kunnen leggen voor de opzet van dit marktonderzoek. Naast het verkrijgen van diverse gegevens over de “werkvloer” en werkervaring van onze beroepsgroep, is het voorbereiden, uitvoeren en afhandelen van dit onderzoek op zich, een bijzonder leerzame ervaring geweest. Uiteraard zijn wij bereid om deze ervaring te delen met beroepsverenigingen welke ook overwegen om een marktonderzoek te ontwikkelen en uit te voeren. Het heeft veel tijd en inzet gekost om de verkregen gegevens op de juiste wijze weer te geven. De statistische bewerkingen zijn door Karl Moons, epidemioloog verbonden aan het Julius centrum te Utrecht uitgevoerd. Het bestuur van de BRV is Hans Kerkkamp, inmiddels oud-voorzitter van de NVA, bijzonder dankbaar voor zijn grote inzet tijdens de voorbereidingen, maar vooral tijdens de afhandeling van dit marktonderzoek. Er wordt niet overdreven door te zeggen dat wij zonder hem de uitkomst van dit marktonderzoek niet op deze wijze vorm hadden kunnen geven. Onze dank gaat tevens uit naar onze oud-voorzitter Mariëtte Paping, voor het werk dat zij in de aanloop van de enquête en voorbereidingen voor de invoer van de gegevens heeft verzet en naar onze secretaris Hanneke Kramer, die van begin af aan betrokken is geweest bij de ontwikkeling, uitvoering en afronding van dit marktonderzoek. Bestuur BRV, februari 2005.
13. Lijst van gebruikte afkortingen AVVV Algemene Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden BRV Beroepsvereniging Recovery Verpleegkundigen NVA Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie NVLO Nederlandse Vereniging voor Leidinggevenden Operatieafdeling NVRM Nederlandse Vereniging voor Recovery Medewerkers (vanaf 2002 BRV)
19
20