De positie van de vrouw in de gemeente van Christus 9 februari 2006
Inhoud
1. Inleiding ..................................................................................................................................................... 2 2. De Bijbel aan het woord. ........................................................................................................................... 2 2.1. De teksten m.b.t. wel of geen onderscheid: ...................................................................................... 2 2.2 Hoe het naar onze overtuiging wel bedoeld is:................................................................................... 3 2.3 Verwarrende (?) teksten aangaande gezagsrelaties: .......................................................................... 3 2.4 Tekst 3 over ‘het hoofd’: ..................................................................................................................... 3 2.5 Ons commentaar op deze zgn. "verwarring" ...................................................................................... 4 2.6 Hoe Hamilton zijn "verwarrende problemen" oplost…....................................................................... 4 2.7 Een beknopte woordstudie over het vertalen van "kephale":........................................................... 4 2.8 Tekst met tekst vergelijken geeft de correcte vertaling! .................................................................... 4 2.9 Tekst 4, Over het ‘zwijgen van de vrouw’ in de gemeente ................................................................. 5 2.10 Tenslotte tekst 5: Mag een vrouw onderricht geven? ...................................................................... 5 3. Geen onderscheid in geestelijke gaven..................................................................................................... 6 3.1 Mag een zuster een kring in de gemeente leiden? ............................................................................. 6 3.2 Oudsten en diakenen: ......................................................................................................................... 6 4. Praktische uitwerking in de EGHW............................................................................................................ 7 4.1 Uitgangspunten: .................................................................................................................................. 7 5. Tenslotte:................................................................................................................................................... 8
1
1. Inleiding In de laatste decennia hebben zich grote veranderingen voorgedaan in de opvattingen over de positie van de vrouw in de maatschappij, binnen het gezin en in geloofsgemeenschappen. De centrale vraag, waarin we als oudsten een standpunt zoeken, is: "Leert de bijbel dat er tussen man en vrouw geen enkel onderscheid is of is er sprake van een gezagsrelatie binnen de gemeente* en binnen het huwelijk? Daarnaast willen we zicht krijgen op de consequenties hiervan voor taken en verantwoordelijkheden binnen de gemeente. Hierbij staat de gelijkwaardigheid tussen man en vrouw niet ter discussie en is het niet de bedoeling om hen die hierin een ander standpunt innemen te verketteren! Om de diverse opvattingen duidelijk te maken en te toetsen, gaan we beknopt in op het standpunt van twee veel gelezen en (bijvoorbeeld in "de Eva") geciteerde schrijvers. De schrijvers: In het bekende boek van George en Dora Winston, "Vrouwen in de gemeente van Christus" en recentelijk het vaak aangehaalde boek van Loren Cunningham & David Hamilton & Janice Rogers "Waarom geen vrouwen?" wordt terecht veel aandacht besteed aan een aantal bijbelteksten uit het Nieuwe Testament die volgens Winston "door de traditionalisten" (term gebruikt door Winston) kennelijk altijd verkeerd zijn uitgelegd" en volgens Cunningham, Hamilton en Rogers "door de eeuwen heen verwarring gaven" betreffende de positie van de vrouw t.o.v. de man in de gemeente*. Hoewel de schrijvers (schrijfsters) van deze boeken hun sporen verdiend hebben en we ze mogen hoogachten vanwege hun grote verdienste voor het lichaam van Christus, moeten we toch ook bereid zijn hun uitspraken aangaande dit onderwerp onbevangen te toetsen aan Gods Woord.
2. De Bijbel aan het woord. 2.1. De teksten m.b.t. wel of geen onderscheid: Allereerst enige teksten die een belangrijke rol spelen bij de vraag: "Leert de bijbel dat er geen enkel onderscheid is tussen man en vrouw?" (deze teksten betreffen de Gemeente wereldwijd door alle eeuwen, het universele lichaam van Christus) 1. Col 3:10,11 ... daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper, waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus...... Rom. 3:22; 10:12 Wat wil Paulus met deze teksten duidelijk maken? Naar ons inzicht maakt hij duidelijk dat het heil in Christus bedoeld is voor iedereen die gelooft, ongeacht rang, stand, ras enz. Waarbij is er dus geen onderscheid? Aangaande het heil in Christus ! (Ondanks het * Met gemeente wordt hier de plaatselijke gemeente bedoeld (natuurlijk in Christus verbonden met de Gemeente wereldwijd, waarvan Christus het hoofd is) feit dat er in de samenleving wel degelijk onderscheid is tussen bijvoorbeeld slaaf en vrije enz.) 2. Gal.3:28 .HIERBIJ is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers een in Christus Jezus. Wat wil Paulus met deze tekst duidelijk maken? Iets anders? Naar onze overtuiging precies hetzelfde! Hij gebruikt alleen andere voorbeelden, bijvoorbeeld het onderscheid tussen man en vrouw. Mogen we dan uit deze tekst concluderen (zoals de schrijvers dat doen!) dat er in geen enkel opzicht onderscheid is tussen man en vrouw? Dat een gelovige vrouw bijvoorbeeld voorganger, oudste, herder, leraar of opziener in een gemeente mag zijn, omdat er kennelijk in geen enkel opzicht onderscheid is tussen man en vrouw? Is dat wat Paulus hier wil duidelijk maken?
2
Naar onze overtuiging niet, want dat zou in duidelijke tegenspraak zijn met bijvoorbeeld de volgende teksten: Titus 1:5-7; 1Tim.3:1-7 Een opziener dan moet zijn onbesproken, de man van één vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen... Voor een opziener (=oudste) maakt de bijbel dus wel degelijk onderscheid tussen man en vrouw!
2.2 Hoe het naar onze overtuiging wel bedoeld is: Twee voorbeelden: Een oudste vormt samen met zijn vrouw een team; hoewel hij leiding geeft aan dat team, gebruikt God zijn vrouw vaak om geïnspireerde wijsheid aan hem door te geven. Daaraan dient hij zich te onderwerpen (hij moet het wel toetsen aan Gods woord en ervoor open staan of Gods Geest het in zijn hart bevestigt). Hij is onverstandig en aan God ongehoorzaam als hij dit weigert! Een oudste dient zelfs aan "de minste broeder" onderdanig te zijn als God door die broeder (of zuster) heen tot hem spreekt om hem iets duidelijk te maken. "Broeder je hebt hierin volkomen gelijk! " (zie bijvoorbeeld Ef.5:21) Omgekeerd behoort een fabrieksdirectrice haar chauffeur, die haar oudste is in dezelfde gemeente, binnen het kader van die gemeente te gehoorzamen . Hebr.13:17 Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen... In het kader van haar bedrijf is het natuurlijk net andersom; hij behoort haar auto bijvoorbeeld goed te onderhouden en zich aan de afspraken houden. (Titus 2: 9)
2.3 Verwarrende (?) teksten aangaande gezagsrelaties: Nadat de auteurs eenmaal menen te hebben "vastgesteld" dat er geen enkel onderscheid is tussen man en vrouw in een gemeente*, geven de volgende drie teksten dus "verwarring". In deze teksten is immers wel sprake van een gezagsrelatie tussen man en vrouw, dus dan zou er in Gods woord wel onderscheid gemaakt worden tussen man en vrouw. 3. 1 Cor.11:3 Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd van de vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God (zie ook Ef.5:22, 23) 4. 1 Cor.14:34 Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten* zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt.. 5. 1 Tim2 . 11, 12 Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten, maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden...
2.4 Tekst 3 over ‘het hoofd’: De schrijver Hamilton stelt hier de vraag:"Wie en wat is het hoofd?" In zijn optiek; er is geen onderscheid tussen man en vrouw, kan er namelijk geen sprake zijn van een gezagsrelatie tussen man en vrouw in de gemeente, want dan zou volgens hem de bijbel door de mond van Paulus zichzelf tegenspreken. (tekst 3 contra Gal.3:28). Ook kan het volgens hem dus niet bestaan dat vrouwen moeten zwijgen in de gemeente terwijl de mannen mogen spreken (tekst 4), want "er is toch geen onderscheid?". Zo kan het, volgens Hamilton dus niet bedoeld zijn. Bovendien zegt Paulus in 1 Cor.11:5 dat een vrouw wel degelijk in de samenkomst mag bidden of profeteren. Het ergste van alles vindt hij wel dat tekst 5 suggereert dat een vrouw geen onderricht mag geven. Vrouwen, die aan Gods Woord willen gehoorzamen worden hierbij volgens hem monddood gemaakt! Er zou dan alweer onderscheid worden gemaakt tussen man en vrouw.
3
2.5 Ons commentaar op deze zgn. "verwarring" Naar onze overtuiging ontstaan de "problemen" met deze teksten bij Hamilton en vele andere schrijvers, doordat ze hun opvatting over "er is geen onderscheid tussen man en vrouw" ten onrechte toepassen op alle facetten van de plaatselijke gemeente.(Ook Winston doet dat) (Nogmaals, het "er is geen onderscheid" geldt m.b.t. "het verkrijgen van het heil in Christus door het geloof"!, Dat heil, die levensvernieuwing, is bedoeld voor iedereen, ongeacht ras, afkomst of geslacht!) Door hun onjuiste uitgangspunt ontstaan dus de problemen met deze teksten! Want binnen het huwelijk en binnen de plaatselijke gemeente spreekt Gods Woord wel degelijk over een zeker onderscheid tussen man en vrouw waarin, naar Gods bedoeling, LIEFDEVOLLE gezagsrelaties dienen te functioneren. (Hebr.13:17; 1Petr.3:1, 6 enz. enz.) Dat doet overigens niets af aan de gelijkwaardigheid van man en vrouw. In plaats van aan deze teksten te gaan sleutelen, behoren we ervoor te buigen. God heeft het in Zijn wijsheid zo gesproken en bedoeld.
2.6 Hoe Hamilton zijn "verwarrende problemen" oplost… Allereerst pakt hij de gezagsrelatie aan. Want als er geen onderscheid is, kan binnen de gemeente de vrouw over de man net zo goed gezag uitoefenen als de man over de vrouw! Daarom stelt hij de vraag: Wat betekent hier eigenlijk "het hoofd"? (hoofdstuk 12) Na een uitgebreide studie over de betekenis van kephale, één van de Griekse woorden voor hoofd, komt hij tot de conclusie dat dit woord hier vertaald had moeten worden met bron! Op zich een mooie gedachte, de man is de bron van de vrouw, hij koestert en voedt haar, net als Christus de Gemeente; God de bron van Christus; Christus de bron van de man enz.. maar is dit hier de juiste vertaling? Verder stelt Hamilton dat het woord kephale vrijwel nooit vertaald wordt met relatie tot gezag of autoriteit! (overigens in schrille tegenspraak met verreweg de meeste woordenboeken!!). Daarom zijn we dus genoodzaakt wat dieper op deze materie in te gaan en te trachten de betrouwbaarheid van Hamilton als vertaler te toetsen.
2.7 Een beknopte woordstudie over het vertalen van "kephale": Eerst, voor de duidelijkheid, een korte samenvatting van de mogelijke betekenissen: De gebruikelijke betekenis van kephale is hoofd of kop van mens of dier. Op personen toegepast betekent het meester of heer; denk bijvoorbeeld aan "het hoofd" van een school, dus wel degelijk gezaghebbend; leiding gevend. Het kan zelfs leven betekenen, want zonder hoofd, vloeit het leven weg! Een arm kun je nog wel missen, maar zonder hoofd.... Op dingen toegepast betekent het zoiets al het uiterste, de rand, de oorsprong, iets wat richting geeft. En inderdaad is het uiterste van een rivier de monding of de bron; het uiterste van een gebouw is DE HOEKSTEEN die richting geeft aan het gehele gebouw. (ook een geestelijk beeld voor Christus) Het uiterste van ons lichaam is het hoofd; en een directeur (schoolhoofd) geeft richting, leiding aan de gang van zaken op bijvoorbeeld een school.
2.8 Tekst met tekst vergelijken geeft de correcte vertaling! Want welke betekenis moeten we nu kiezen? Is de keuze van Hamilton om het woord kephale niet met hoofd maar met bron te vertalen hier de juiste? Laten we daarvoor eens kijken hoe Paulus ditzelfde woord kephale gebruikt in de context van Efeze 5:22-24. Daar staat tenslotte letterlijk dezelfde tekst als in 1Cor.11:3 . Dus heeft het woord hoofd (kephale) in beide teksten vanzelfsprekend dezelfde betekenis! Ef.5:22-24 Vrouwen, weest aan uw man onderdanig als aan de Here, want de man is het hoofd van zijn vrouw, evenals Christus het hoofd is van Zijn gemeente; Hij is het, die zijn lichaam in stand houdt. Welnu, gelijk de gemeente onderdanig is aan Christus, zo ook de vrouw aan haar man, in alles. In Efeze 5:22-24 wordt binnen de huwelijksgemeenschap dus een koppeling gelegd tussen: - het onderdanig zijn (hupo’tasso) van de vrouw aan de man
4
- en de man als hoofd (kephale) van de vrouw. Het woord hupo’tasso is ook een legerterm, waarbij een soldaat onder het bevel staat van z'n superieuren. Het is in onze tekst dus vertaald met onderdanig zijn. Bij de opdracht "voorwaarts mars" komt de soldaat in beweging (als hij tenminste bereid is te gehoorzamen). In alle betekenisvarianten van hupo’tasso is er sprake van het uitoefenen van gezag, autoriteit! Hier blijkt dus uit de context dat Paulus met hoofd wel degelijk doelt op gezag, leiding geven. De man staat daarin weer onder het liefdevolle gezag van Christus als zijn Hoofd, met de opdracht zijn vrouw lief te hebben zoals Christus de Gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft in de kruisdood! Paulus trekt de gezagsrelatie tussen vrouw, man, Christus dus zonder meer door naar 1Cor.11:3 ! Als Paulus in Efeze 5 dus onmiskenbaar bij het woord hoofd doelt op gezag, dan geldt dat evenzeer voor 1 Cor. 11:3 en de andere teksten! Daarmee blijkt dus de hele beschouwing over het hoofdschap van Hamilton (blz. 203 t/m 223 dus 20 blz. van het boek!)) onjuist te zijn! Door ‘hoofd’ te vertalen met bron doet hij de betekenis van de tekst dus geweld aan en lijkt hij de gezagsrelatie weg te willen vertalen. Er is dus wel degelijk een gezagsrelatie tussen man en vrouw! De man als hoofd van de vrouw is dus voluit bijbels!
2.9 Tekst 4, Over het ‘zwijgen van de vrouw’ in de gemeente Het echtpaar Winston erkent (in tegenstelling tot Hamilton) wel de gezagsrelatie binnen het huwelijk. De Winstons beperken echter het "zwijgen van de vrouw" tot één vrouw. Namelijk de vrouw van wie de man een profetie heeft uitgesproken. Tijdens het toetsen van deze profetie, was deze vrouw (volgens Winston) de enige die moest zwijgen. Wanneer we alleen al letten op het meervoud in 1Cor.14:34...moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen..dan blijkt deze visie niet houdbaar. (zie ook de opmerkingen bij tekst 5) Hoe moeten we dan dit zwijgen dan opvatten? Dit blijkt uit de context van vers 29 Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen. Paulus maakt duidelijk, dat bij het beoordelen van een profetie (geheel of gedeeltelijk), alleen de mannen het woord mochten voeren. Vrouwen mochten dus wel bidden of profeteren, maar "moesten zich verder rustig houden". Dus niet deelnemen aan de gedachtewisseling over de toetsing van een profetie. Hierbij moest namelijk worden vastgesteld of een profetie betrouwbaar en gezaghebbend was.(zie ook 1Thes.5:20,21) Dit gesprek had een lerend karakter (vers 35) en dat was een taak van de broeders (zie tekst 5) Hamilton geeft hierover een zeer gecompliceerde uitleg en heeft hiervoor 26 blz. nodig (235 t/m 260). Men moet literair wel zeer geschoold zijn om te kunnen begrijpen wat Paulus hier wel of niet bedoelt. In tegenstelling met zijn uitleg, is de NBG vertaling van 1Cor.14:34 t/m 37 echter helder en betrouwbaar!
2.10 Tenslotte tekst 5: Mag een vrouw onderricht geven? (1Tim.2:11,12) : Een vrouw moet zich rustig, in alle onderdanigheid, laten onderrichten, maar ik sta niet toe, dat een vrouw onderricht geeft of gezag over de man heeft; zij moet zich rustig houden... Hamilton behandelt deze tekst in hoofdstuk16 (blz.261 t/m 276) Kortweg komt het volgens Hamilton hierop neer: Het gaat hier volgens hem niet om "een vrouw", maar om "één vrouw" en wel een dwaallerares. En Timoteús wist heus wel over wie Paulus het had! En daarmee is het “probleem” volgens hem opgelost! Die ene vrouw moest zich rustig houden! Dat geldt, volgens Hamilton, dus niet voor de andere vrouwen! Hamilton past de voorschriften die Paulus voor Gods orde in de gemeente geeft aan, naar zijn eigen goeddunken . Hij geeft er een draai aan...want als Paulus het even later ( 1Tim.3:2) over een opziener heeft, dan bedoelt hij toch ook niet één opziener!! Paulus geeft hier algemene voorschriften voor het aanstellen van opzieners. Zo geeft hij in 1Tim 2:9 t/m 12 algemene voorschriften m.b.t. het gedrag van vrouwen in de gemeente. Winston gaat er van uit dat dit bijbelgedeelte hier alleen slaat op "getrouwde vrouwen", dat is in tegenspraak met vers 8 "de mannen" en vers 9 "de vrouwen" Het is helder dat het hier om alle mannen en alle vrouwen uit de gemeente gaat. Waarom zou het dan in vers 11 en 12 ineens uitsluitend over getrouwde vrouwen gaan? In vers 12 t/m 15 haalt Paulus gedeeltes uit Gen.2:7, 21-23 en Gen.3:1-6, 16 aan. Hieruit blijkt dat Gods uitspraken in deze verzen nog steeds geldingskracht hebben.
5
Vandaar het voorschrift uit vers 11, 12. (Vele schrijvers hebben hier een andere mening over!) Vers 14 refereert aan Gen.3:6. Een vrouw is zonder haar man gevoeliger voor verleiding. Een vrouw wordt niet behouden "omdat zij kinderen baart", maar wel "indien zij blijft in geloof, liefde en heiliging" (vers 15). Wel heeft in het bijzonder de vrouw een belangrijke taak bij het opvoeden en geestelijk onderwijs van haar kinderen.
3. Geen onderscheid in geestelijke gaven. Met betrekking tot de geestelijke gaven maakt de bijbel geen enkel onderscheid tussen man of vrouw: 1 Corinthe 12:11 Doch dit alles werkt een en dezelfde Geest,die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil...Maar het toetsen of bepaalde geestesuitingen (in het bijzonder profetie) gezaghebbend zijn, is voorbehouden aan broeders, in het bijzonder de oudsten. (Herders en opzieners dienen te waken over de kudde, Hand.20:28-31) Ieder kind van God moet bereid zijn rekenschap af te leggen van de hoop die in hem (haar) is 1 Petrus 3:15 “Maar heiligt de Christus in uw harten als Here, altijd bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop , die in u is, doch met zachtmoedigheid en vreze. Dus het evangelie aan iemand vertellen en uitleggen is een opdracht voor iedere gelovige. Sommigen hebben daar een bijzondere gave en bewogenheid voor gekregen, zgn. evangelisten, ook daarvoor kan God naar onze overtuiging zusters roepen, evenals tot een zendingsopdracht. Hierbij gaat het niet om gezaghebbend onderwijs en exegese binnen een gemeente, maar om het evangelie zoals iedere gelovige dat behoort te kennen. Echter het gezag binnen een plaatselijke gemeente berust bij broeders die God daartoe geroepen heeft. Als bijvoorbeeld uit de bediening van een evangeliste een gemeente ontstaat, dan zal zij zich binnen die gemeente dienen te stellen onder het gezag van de oudsten, broeders die daartoe aangesteld zijn en misschien wel onder haar bediening tot geloof gekomen zijn. Veelal worden evangelisten en zendingsarbeiders uitgezonden door een gemeente, waardoor ze weer "onder gezag" functioneren en, indien nodig, tot de orde geroepen kunnen worden.
3.1 Mag een zuster een kring in de gemeente leiden? Het antwoord is: ja. De voorwaarde is, net als bij een broeder, dat zij geestelijk volwassen moet zijn, betrouwbaar is en zich onder het gezag van de oudste(n) stelt. Zij moet een gedegen kennis van het Woord hebben en het onderwijs mag niet afwijken zoals het in de gemeente onderwezen wordt. We denken hierbij vooral aan onderwijs in de eerste beginselen van het geloof. Zie bijvoorbeeld Titus 2:3 t/m 5. Bij alle gaven en bedieningen mogen we elkaar dienen (diakoneo) door de liefde. In het lichaam van Christus zijn we op elkaar aangewezen, hebben we elkaar nodig, net als alle organen en functies binnen het menselijk lichaam. Hierin nemen de zusters evenzeer een belangrijke en waardevolle plaats in!
3.2 Oudsten en diakenen: Oudsten, zijn broeders die daartoe aangesteld zijn. De teksten hierover zijn volkomen ondubbelzinnig. 1Tim.3; Titus 1:5,6 Hoe ligt dit bij diakenen? Het werkwoord diakoneo betekent dienen. Het zelfstandig naamwoord hiervan afgeleid betekent dienaar (diakonos). Iedere gelovige is dus een dienaar (diakonos) van de gemeente, van zijn broeders en zusters, van Christus, met de gave(n) die God hem of haar gegeven heeft. In deze betekenis komt dit woord veelvuldig voor in de bijbel, zonder dat we hier dus direct moeten denken aan een diaken die daartoe aangesteld is. Hamilton doet dit wel en gaat hier naar onze overtuiging dus verkeerd mee om. De eerste diakenen waren zeven mannen, daartoe aangesteld. Hand.6:3
6
In 1Tim.3:8 t/m 13 gaat het kennelijk ook over mannen. In vers 11 staat het woordje hun terecht tussen haakjes, maar hoogstwaarschijnlijk is het wel zo bedoeld, gezien het feit dat in vers 12 weer over mannen gesproken wordt. Naar onze mening is er eigenlijk geen duidelijk bewijs in de bijbel te vinden dat hiervan afwijkt! Opvallend is het dat het zowel bij oudsten als diakenen over getrouwde mannen gaat (mannen van één vrouw) die hun huisgezin goed moeten besturen! (het huisgezin, een soort gemeente in het klein) . Gezien het feit dat Paulus echter ongetrouwd was en de uitspraken die hij hierover bijvoorbeeld doet in 1Cor.7:7 t/m 9 mogen we hieraan geen conclusies verbinden.
4. Praktische uitwerking in de EGHW Op basis van het voorgaande volgt hier de uitwerking / cq de concrete mogelijkheden voor de vrouw in de gemeente van Christus. Hoewel het NT, wat de gemeente betreft, uiteraard de richtlijnen bevat, dienen we voor een totaalbeeld o.i. ook kennis te nemen van de positie en verantwoordelijkheden van vrouwen in het OT. Soms verrassend.
4.1 Uitgangspunten: • •
geen onderscheid in geestelijke gaven (pag. 6, 1Cor. 12:11) wel onderscheid in verantwoordelijkheden (opzienersambt bijv). De eindverantwoordelijkheid blijft berusten bij de oudsten op grond van Hebr. 13:17 ”Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen”(NBG) Dit betekent m.i. dat we dankbaar gebruik behoren te maken van de gaven die God geeft aan vrouwen op onder meer de volgende gebieden: a) leidinggeven / besturen in het kinder - en jeugdwerk: a) zondagsschool b) tieners; echt, jeugd b) leiding geven in celgroepen; huiskringen. Hierbij is de kanttekening te maken dat het leidinggeven gebeurt onder de uiteindelijke verantwoording van de betreffende oudste. Bij verschil van inzicht is overleg met hem noodzakelijk. c) leiding geven aan zang/aanbidding/lofprijs in de gemeente Deze taak wordt als zodanig al lange tijd gepraktiseerd d) diaconale taken: Tal van dienende taken worden uitgebreid beschreven in het NT. Veel diaconale taken werden door vrouwen verricht. Denk bijv aan de vele vrouwen die Paulus noemt die hem tot steun waren. We kunnen denken aan vele dienende taken in de muziek, het dienen in de samenkomsten op tal van terreinen (techniek; maaltijd, klaarzetten; dienst van barmhartigheid en bemoediging etc.) e) zending en evangelisatie: In de zending wordt veel werk zegenrijk werk verricht door mannen èn vrouwen: In Woord en daad de Here dienen. Als er sprake is van het ontstaan van gemeentes komen de richtlijnen van Paulus in zicht. Denk aan namen als Betty Smit en Corrie ten Boom bijv. Trek de lijnen door naar hedendaagse evangelisatie (op straat; alphacursus; heaventalk) Als zendingswerkers delen over hun bijzondere werk in de thuisgemeente moet het mogelijk zijn dat de vrouw, onder verantwoording van haar man cq. de oudsten, het Woord deelt in relatie tot hun bijzondere roeping in de zending. f) pastoraat: Misschien wel bij uitstek een gebied wat past bij de gaven die de Heer in het bijzonder aan vrouwen heeft gegeven. Invoelingsvermogen; verplaatsen in de ander lijken veel vrouwen al in hun genen te hebben meegekregen! Het karakter van Jezus leert ons echter dat mannen niet ontslagen zijn van de plicht zich hiernaar uit te strekken.
7
g) spreken/ lerende taak; ambt van diaken 1 Tim 2: 11,12 (ik sta niet toe dat vrouw onderricht geeft ..) laat voor ons geen weg open om de vrouw met een lerende/onderwijzende opdracht op de (s)preekstoel plaats te nemen. Ook wat het aanstellen van iemand in een diakenambt betreft laat Paulus ons niet in het ongewisse: blijkbaar voorbehouden aan mannen (zie 3.2) Weduwen: Uit 1Tim.5:9 zou wel kunnen worden afgeleid dat ook weduwen (boven de zestig) in een bijzondere bediening kunnen worden aangesteld! Hierbij zouden we wel kunnen denken aan een pastorale of diaconale taak. (ook weer:… een zuster die getrouwd is geweest!) Dit zou bijvoorbeeld zo geweest kunnen zijn bij "Febe, dienares van de gemeente te Kenchreeen".(Rom.16:1) De rol van zusters bij het godvruchtig onderwijs (en opvoeden) van kinderen staat niet ter discussie, daar is de bijbel duidelijk in. De vrouw Deborah nam als Richteres / profetes een uitzonderlijk belangrijke plaats in in Israël: een positie vergelijkbaar met ministerpresident / opperrechter. Vol waardering lezen we over haar (Richt 4: 4-15). Ze sprak zelfs gezaghebbend tegen Barak – en de zegen van de Here rustte er op. Gaven en talenten zijn breed verdeeld onder alle gelovigen (1 Cor. 12:28: apostelen, profeten, leraars, krachten, genezers, bekwaam om te helpen, om te besturen). • teams / commissies / (werk-)groepen: Net zoals in een huwelijk man en vrouw een ’team’ zijn geldt dit binnen de gemeente. Daarom is het goed en waardevol dat in allerlei teams (denk bijvoorbeeld aan de visiegroep) ook zusters mee functioneren. Wij zien het als bijbels om van de gaven die de Here in de gemeente (m/v) heeft gelegd met grote dankbaarheid gebruik te (gaan) maken. Hetzij op het gebied van bekwaamheid om te helpen (diaconale taken); hetzij met de gave van besturen. Dit vindt al plaats in het werk van de visiegroep en (het ontwikkelen van) cursussen. • Organisatie en bestuur ledenraad? Gezien de huidige organisatievorm van een broederraad is daarin functioneren voor de vrouw niet mogelijk, maar indien hierover in de toekomst wellicht een ander besluit wordt genomen, kunnen er ook mogelijkheden voor vrouwen in het bestuur ontstaan. Zij zullen echter niet verkozen kunnen worden in het oudste – en/of diakenambt, omdat het NT daarvoor geen ruimte biedt op grond van 1 Tim3 en Titus 1: 5/6). h) organisatie en bestuur
5. Tenslotte: Over de bijbelse positie en plaats van de vrouw in de christelijke gemeente bestaat veel verschil van inzicht. Zoals in deze studie gebleken is wordt dat helaas soms ook met oneigenlijke argumenten onderbouwd. We hebben de verantwoording een standpunt in te nemen op basis van wat de bijbel ons hierover leert, in het besef dat ons kennen ‘ten dele’ is. Bovenstaande studie is hiervan de weergave, bedoeld als een ‘staf om te gaan’, en geen ‘stok om te slaan’. We staan daarom open voor aanvullingen en kritische noten. Jezus had vele volgelingen – waaronder zeer veel vrouwen; Hij had bijzondere aandacht en liefde voor vrouwen. Toch koos hij 12 mannen (de ‘leerlingen’ Luk. 9. 10) uit die verantwoording moesten dragen – geen vrouwen. We dienen alert te blijven op de bijzondere plek die, als daarvan sprake is, vrouwen mogen innemen in gezin, gemeente en werk! Het is waardevol dit voortdurend af te wegen als brs. of zusters zich uitstrekken naar taken: is het thuis goed en verantwoord geregeld? Deze vraag is geldig bij alle taken en verantwoordelijkheden; bij zusters…. En broeders! februari 2006: de oudsten
8