De positie van de statutair bestuurder In hoeverre dient de statutair bestuurder van een besloten of een naamloze vennootschap de bescherming van het Nederlands arbeidsovereenkomstenrecht te genieten?
Naam: Studentnummer: Datum: Opleiding: Scriptiebegeleider:
E.M. (Emma) van Dijk 5818249 juli 2013 Master Arbeidsrecht dhr. prof. mr. R.M. Beltzer
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Inhoudsopgave Inleiding / 4 1
Spanningsveld en probleemstelling / 6 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
2
Positie statutair bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap / 11 2.1 2.2
2.3
2.4 3
Inleiding / 11 Totstandkoming rechtsbetrekkingen / 11 2.2.1 Totstandkoming vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking / 11 2.2.2 Totstandkoming arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking / 12 Beëindiging rechtsbetrekkingen / 13 2.3.1 Eén rechtshandeling, dubbele beëindiging / 13 2.3.2 Omkering formule? / 13 2.3.3 Uitzonderingen / 14 De bescherming van het arbeidsovereenkomstenrecht / 16
Positie statutair bestuurder van een beursgenoteerde naamloze vennootschap /17 3.1 3.2 3.3
3.4 4
De statutair bestuurder / 6 Dubbele rechtsbetrekking / 6 Fricties / 7 Doel arbeidsovereenkomstenrecht / 8 Wet bestuur en toezicht / 9 Probleemstelling / 9 Opbouw / 10
Inleiding / 17 Wet bestuur en toezicht / 17 Consequenties / 18 3.3.1 Overeenkomst van opdracht / 18 3.3.2 Juridische consequenties / 18 3.3.3 Aandachtspunten / 21 Conclusie / 22
Voor- en nadelen geen arbeidsovereenkomst statutair bestuurder / 23 4.1 4.2
4.3
Inleiding/ 23 Nadelen geen arbeidsovereenkomst / 23 4.2.1 Bescherming rechtspositie / 23 4.2.2 Ontslagvergoeding / 23 4.2.3 Inbreuk eenheid arbeidsovereenkomstenrecht / 24 4.2.4 Geen noodzaak / 24 4.2.5 Niet alle bestuurders over één kam scheren / 25 4.2.6 Bestuurder zonder arbeidsovereenkomst bestaat al / 25 Voordelen geen arbeidsovereenkomst / 25 4.3.1 Bestuurder hoort niet thuis in arbeidsovereenkomstenrecht / 25 4.3.2 Ontslagvergoeding / 26 4.3.3 Geen inbreuk eenheid arbeidsovereenkomstenrecht / 27 4.3.4 Maatschappelijke ontwikkelingen / 27
2
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
4.4 5
4.3.5 Bestuurderschap is een keuze / 28 4.3.6 Vennootschapsrechtelijke kritiek / 28 4.3.7 Vereenvoudiging / 29 Conclusie / 29
Afweging en toekomstvisie / 30 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Inleiding / 30 Afweging / 30 Doel bereikt? / 32 Toekomstvisie / 33 Conclusie/ 34
Conclusie / 35 Literatuurlijst / 38 Jurisprudentielijst / 41
3
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Inleiding Onder druk moeten vertrekken en tegelijkertijd in nog geen acht maanden ruim 7 ton verdienen, het is mogelijk. Een statutair bestuurder van een ziekenhuis verdiende tot zijn aftreden EUR 229.004,- in loondienst. Daarnaast reed hij in een auto van de zaak met een cataloguswaarde van EUR 65.675,-. Zijn ontslagvergoeding bedroeg EUR 433.107,-. 1 Deze statutair
bestuurder
is
werknemer
en
geniet
de
bescherming
van
het
arbeidsovereenkomstenrecht. De statutair bestuurder neemt een bijzondere positie in. De bestuurder treedt het ene moment als werkgever op, en het andere moment als werknemer. 2 Gaat het goed met de vennootschap, dan wordt de statutair bestuurder bejubeld. Gaat het slecht met de vennootschap, dan loopt hij het risico de laan uitgestuurd te worden. Zoals uit bovenstaand voorbeeld blijkt, is het niet onwaarschijnlijk dat de bestuurder hier in financieel opzicht goed vanaf zal komen. De positie van de statutair bestuurder is gewrongen. Zowel het vennootschapsrecht als het arbeidsovereenkomstenrecht is op de statutair bestuurder van toepassing. 3 De toepasselijkheid van twee rechtsgebieden op één rechtsverhouding kan tot onduidelijkheid en complexiteit leiden.
4
Ook de bescherming die de statutair bestuurder op grond van het
arbeidsovereenkomstenrecht
toekomt,
levert
fricties
op.
5
Ten
slotte
botsen
het
arbeidsovereenkomstenrecht en de Corporate Governance Code (die op beursgenoteerde vennootschappen van toepassing is) op bepaalde punten. 6 Sinds 1 januari 2013 wordt de rechtsverhouding tussen een beursgenoteerde naamloze vennootschap en een statutair bestuurder niet langer als arbeidsovereenkomst aangemerkt. 7 Naar aanleiding van het bovenstaande staat de volgende vraag in deze scriptie centraal: In hoeverre dient de statutair bestuurder van een besloten of een naamloze vennootschap de bescherming van het Nederlands arbeidsovereenkomstenrecht te genieten? Het spanningsveld en de probleemstelling zal ik in hoofdstuk 1 behandelen. In hoofdstuk 2 komt de positie van de statutair bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap aan bod. De positie van de statutair bestuurder van een beursgenoteerde naamloze vennootschap bespreek ik in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zal ik ingaan op de voor- en nadelen van de 1
J. Wester, ‘Vertrokken bestuurder VUmc kreeg al 7 ton in nog geen acht maanden’, NRC 29 mei 2013,
. 2 Verburg 2012, p. 211. 3 Huizink 1989, p. 10-11, 43. 4 Huizink 1989, p. 53-54; Verburg 2012, p. 210. 5 Verburg p. 250-273; Heyman 2012, p. 123. 6 Van Uden 2011, p. 2. 7 Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Stb. 2011, 275.
4
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
uitsluiting van de statutair bestuurder van het arbeidsovereenkomstenrecht. Deze voor- en nadelen worden in hoofdstuk 5 tegen elkaar afgewogen. Ook zal ik in dit hoofdstuk een toekomstvisie geven. Ten slotte zal ik in mijn conclusie het antwoord op de probleemstelling formuleren.
5
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
1.
Spanningsveld en probleemstelling
1.1
De statutair bestuurder Wie op zoek gaat naar de term ‘statutair bestuurder’ in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zal deze daarin niet vinden. De statutair bestuurder is de bestuurder van een naamloze of besloten vennootschap, benoemd door het daartoe bevoegde orgaan (de algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: ava), of de raad van commissarissen (hierna: rvc)). In Boek 2 BW wordt gesproken over ‘de bestuurder’. Er is geen inhoudelijk verschil tussen de daar genoemde bestuurder en de term statutair bestuurder. 8 Indien een monistisch bestuursmodel wordt gehanteerd, doel ik met de term statutair bestuurder op de uitvoerende bestuurder en niet (ook) op de niet-uitvoerende
bestuurder.
9
De
statutair
bestuurder
neemt
binnen
het
vennootschapsrecht en het arbeidsovereenkomstenrecht een bijzondere positie in. 1.2
Dubbele rechtsbetrekking De bijzonderheid van de positie van de statutair bestuurder wordt ingegeven door het feit dat de relatie van de statutair bestuurder zich op het terrein van twee rechtsgebieden begeeft. De statutair bestuurder van een naamloze vennootschap (hierna: N.V.) of een besloten vennootschap (hierna: B.V.) heeft een dubbele rechtsbetrekking. De statutair bestuurder heeft allereerst een arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking. De bestuurder staat in een contractuele verhouding tot de vennootschap. 10 Hij zal doorgaans bij de vennootschap werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. 11 Dit betekent dat Titel 10 Boek 7 BW in beginsel van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de statutair bestuurder en de vennootschap.
Daarnaast
is
sprake
van
een
vennootschapsrechtelijke
rechtsbetrekking. De bestuurder bekleedt een functie binnen de organisatie van de vennootschap. 12 Deze rechtsbetrekking van rechtspersoonlijke aard wordt beheerst door de artikelen van Boek 2 BW en de ongeschreven regels van het vennootschapsrecht. 13
8
Verburg 2012, p. 209. Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Stb. 2011, 275. Sinds de inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht is het mogelijk om bij een N.V. of B.V. een monistisch bestuursmodel te hanteren, waarbij de bestuurstaken zijn verdeeld over uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders. 10 Huizink 1989, p. 43. 11 Asser/Maeijer/Van Solinge & Nieuw Weme 2009 2-II*, nr. 425. Er bestaat geen arbeidsovereenkomst tussen een vennootschap en een bestuurder die geen loon of bezoldiging geniet. Indien een bestuurder een rechtspersoon is, bestaat ook geen arbeidsovereenkomst tussen partijen. Een arbeidsovereenkomst gaat immers uit van dienstverrichting van een natuurlijke persoon. 12 Huizink 1989, p. 10-11. 13 Van der Grinten/Bouwens & Duk 2011, p. 27; Asser/Maeijer/Van Solinge & Nieuw Weme 2009 2-II*, nr. 425. 9
6
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Het bijzondere aan de positie van de statutair bestuurder is dus niet zozeer dat hij zowel een functie als een contract heeft, gewone werknemers hebben immers ook zowel een functie als een contract. De bijzonderheid van de relatie houdt verband met het feit dat op de statutair bestuurder twee rechtsgebieden van toepassing zijn. 1.3
Fricties Als gevolg hiervan ontstaan bij de positie van de statutair bestuurder fricties. Beide rechtsgebieden bevatten veel dwingendrechtelijke regels en kennen hun eigen eisen. 14 Zo dient de statutair bestuurder de aan hem opgedragen taak behoorlijk te vervullen, moet hij zich gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid van hem wordt gevorderd en dient hij zich als een goed werkgever en als een goed werknemer te gedragen. 15 Zijn rol kan daarbij per onderwerp dat aan de orde is verschillen. De ene keer treedt hij op als werkgever, de andere keer als werknemer. 16 Dit maakt de arbeidsovereenkomst van de statutair bestuurder bijzonder. De statutair bestuurder is feitelijk veelal zelf degene die het gezag uitoefent binnen de vennootschap, maar dit staat in beginsel niet in de weg aan het aannemen van het bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap en de statutair bestuurder.17 Met andere woorden: de statutair bestuurder is in dienst van de vennootschap en maakt daar tegelijkertijd de dienst uit. Voorts ontstaan fricties door de rechtsbescherming die de statutair bestuurder op grond van het arbeidsovereenkomstenrecht toekomt. Hierbij kan gedacht worden aan de benoeming voor bepaalde tijd (ketenregeling), het recht op doorbetaling van loon bij ziekte, re-integratiebepalingen en het concurrentiebeding. 18 Veelal zal de discussie zich richten op de beëindiging van de dienstbetrekking. Doordat sprake is van een dubbele rechtsbetrekking tussen de vennootschap en de statutair bestuurder, zullen beide rechtsbetrekkingen beëindigd moeten worden, hetgeen de beëindiging complex maakt.
19
Daarbij
spelen
opzegtermijnen,
(bijzondere)
opzegverboden
en
ontslagvergoedingen een belangrijke rol. Het einde van de dienstbetrekking kan tot hoge ontslag- en schadevergoedingen leiden.20 Is deze rechtsbescherming wel gepast? Kan de bestuurder niet zijn eigen boontjes doppen?
14
Huizink 1989, p. 53-54; Verburg 2012, p. 210. Zie de artikelen 2:9 BW, 2:8 BW en 7:611 BW. 16 Verburg 2012, p. 211. 17 Verburg 2012, p. 225; Heyman 2012, p. 124. 18 Zie de artikelen 7:668a BW, 7:629 BW, 7:658a BW en 7:653 BW. 19 Zie HR 15 april 2005, JAR 2005/177 (Eggenhuizen/Unidek); HR 15 april 2005, JAR 2005/153 (Bartelink/Ciris); Verburg p. 250-273; Heyman 2012, p. 123. 20 Zie bijv. Ktr Amsterdam 29 december 2008, JAR 2009/26 (ABN AMRO/Schmittmann) en Ktr Amsterdam 7 oktober 2009, JAR 2009/261 (ABN AMRO/De Jong); Bennaars & Zaal 2012, p. 14. 15
7
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Daarnaast concentreert de discussie bij statutair bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen zich met name op fricties tussen het arbeidsovereenkomstenrecht en de Corporate Governance Code (hierna: CGC), welke van toepassing is op bestuurders van beursvennootschappen. In best practice-bepaling (hierna: bpb) II.2.8 is neergelegd dat de ontslagvergoeding maximaal één vast jaarsalaris bedraagt.21 In kennelijk-onredelijk-ontslag- of ontbindingsprocedures is de rechter echter niet gebonden aan de maximumvergoeding in de CGC. De rechter kan dus een hogere vergoeding aan de statutair bestuurder toekennen. 22 Ook kunnen partijen een afvloeiingsregeling zijn overeengekomen, welke mag afwijken van de CGC. 23 Daarnaast voorziet bpb II.1.1 in een maximale (her)benoemingstermijn van telkens vier jaar. 1.4
Doel arbeidsovereenkomstenrecht Bij de fricties is het van belang het doel van het arbeidsovereenkomstenrecht in ogenschouw te nemen. Het arbeidsovereenkomstenrecht rust op twee pijlers: het beginsel van de ongelijkheidscompensatie en het organisatiebeginsel. De ongelijkheid duidt op het feit dat een werkgever door zijn grote expertise en door zijn sterkere positie op de arbeidsmarkt over het algemeen in een gunstigere positie verkeert dan een individuele werknemer. Dit is uitzonderlijk want bij de meeste andere contracten is niet zonder meer een van de partijen de zwakkere partij. 24 De wettelijke regels trachten een groter evenwicht te creëren tussen de contractspartijen. De feitelijke ongelijkheid wordt juridisch gecompenseerd. 25 Het organisatiebeginsel betekent dat de werkgever bevoegd is de werknemer aan te wenden in de onderneming. De arbeidsovereenkomst is van wezenlijk belang voor de door de werkgever geleide productiehuishouding. 26 Toepassing van het beginsel van ongelijkheidscompensatie lijkt bij de statutair bestuurder anders te liggen dan bij een gewone werknemer met een lagere functie binnen de vennootschap. Zo is het horen van de bestuurder zelf voorafgaande aan een ontslag verplicht.
27
Ook is de rechtsbescherming voortvloeiende uit het
Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (hierna: BBA) niet van toepassing op de
21 Indien dit kennelijk onredelijk is en de bestuurder al in zijn eerste termijn moet vertrekken, kan het maximaal twee vaste jaarsalarissen bedragen. 22 Zie de artikelen 7:681 lid 4 BW en 7:685 lid 1 BW; HR 7 april 1995, JAR 1995/98; HR 2 april 2004, JAR 2004/112. 23 Van Uden 2011, p. 2. 24 Bakels/Bouwens, Houwerzijl & Roozendaal 2011, p. 14-18. 25 Loonstra & Zondag 2010, p. 23. 26 Bakels/Bouwens, Houwerzijl & Roozendaal 2011, p. 14-18. 27 Zie de artikelen 2:117 lid 4 BW en 2:227 lid 7 BW.
8
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
statutair bestuurder en is de mogelijkheid herstel van de dienstbetrekking te vorderen afgesloten. 28 Met het oog op de hierboven genoemde fricties en het doel van het arbeidsovereenkomstenrecht stelden Van der Heijden en Noordam in 2001 in hun preadvies al voor de statutair bestuurder van het arbeidsovereenkomstenrecht uit te sluiten.
29
Vervolgens kwam de commissie-Tabaksblat in 2003 met eenzelfde
gedachte. De commissie-Tabaksblat deed in het concept van een CGC de suggestie statutair bestuurders niet langer onder het arbeidsrecht te laten ressorteren, welke suggestie nadien weer ingetrokken werd. 30 1.5
Wet bestuur en toezicht Per 1 januari 2013 is de Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen (hierna: Wet bestuur en toezicht) in werking getreden. 31 De Wet bestuur en toezicht is een volgende stap in deze discussie. Artikel 2:132 lid 3 BW is per amendement bij deze wet ingevoegd en is bekend onder de naam “Amendement Weekers/Van Vroonhoven-Kok”. Deze bepaling sluit uit dat de rechtsverhouding van een statutair bestuurder met een beursgenoteerde vennootschap wordt gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. Sinds 1 januari 2013 heeft de statutair bestuurder van een beursgenoteerde N.V. dus niet langer een arbeidsovereenkomst met de vennootschap. 32 Opvallend is dat in het consultatiedocument over het Wetsvoorstel bestuur en toezicht uit 2008 was opgenomen dat elke statutair bestuurder was uitgesloten
van
het
arbeidsovereenkomstenrecht.
33
In
het
oorspronkelijke
Wetsvoorstel Wet bestuur en toezicht werd daarentegen geen enkele statutair bestuurder uitgesloten van het arbeidsovereenkomstenrecht. 34 1.6
Probleemstelling Naar aanleiding van het bovenstaande staat de volgende vraag in deze scriptie centraal:
28
Zie de artikelen 6 lid 9 BBA en 2:134/244 lid 3 BW. Van der Heijden & Noordam 2001, p. 56-57, 70-71. 30 Vgl. Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 6, p. 10. 31 Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Stb. 2011, 275. 32 Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Stb. 2011, 275. 33 Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3, p. 5-6. 34 Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 2. 29
9
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
In hoeverre dient de statutair bestuurder van een besloten of een naamloze vennootschap de bescherming van het Nederlands arbeidsovereenkomstenrecht te genieten? Ik zal mij concentreren op bovenstaande vraag. Ondanks dat bij statutair bestuurders van verenigingen en stichtingen ook sprake kan zijn van een dubbele rechtsbetrekking, laat ik hun positie in deze scriptie buiten beschouwing. 35 Ook zal ik niet ingaan op de positie van hoge functionarissen in een vennootschap die bepaalde bevoegdheden tot vertegenwoordiging van de vennootschap hebben toegekend gekregen, 36 maar niet als bestuurder zijn benoemd. 1.7
Opbouw Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden zal allereerst in hoofdstuk 2 de positie van de statutair bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap aan de orde komen. Ik zal in dit hoofdstuk het wettelijke kader schetsen. Hoe worden de arbeidsrechtelijke en vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking aangegaan en beëindigd? Ik zal daarbij ingaan op de bescherming die de statutair bestuurder kan ontlenen aan het arbeidsovereenkomstenrecht. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 de positie van de statutair bestuurder van een beursgenoteerde vennootschap behandeld worden. Ik zal ingaan op het voor deze scriptie relevante gedeelte van de Wet bestuur en toezicht. Wat zijn de consequenties van het verbod op het hebben van een arbeidsovereenkomst tussen een statutair directeur en een beursvennootschap? Dan volgt hoofdstuk 4 over de voor- en nadelen van het uitsluiten van de statutair bestuurder van het arbeidsovereenkomstenrecht. Welke problemen levert de arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking op? En wat pleit voor het behoud van de arbeidsovereenkomst? Voorts zullen deze voor- en tegenargumenten in hoofdstuk 5 tegen elkaar worden afgewogen. Ook zal ik in dit hoofdstuk een toekomstvisie geven. Ten slotte zal ik in mijn conclusie het antwoord op de probleemstelling formuleren.
35 Statutair bestuurders van stichtingen en verenigingen hebben niet altijd een arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld indien zij geen loon krijgen. 36 Werknemers die werkzaam zijn onder de persoonlijke titel bestuurder/directeur kunnen via de artikelen 2:130/240 BW bepaalde bevoegdheden tot vertegenwoordiging van de vennootschap worden toegekend.
10
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
2.
Positie statutair bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap
2.1
Inleiding In dit hoofdstuk zal ik de positie van de statutair bestuurder van een nietbeursgenoteerde vennootschap bespreken. Hoe worden de arbeidsrechtelijke en de vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking aangegaan? En hoe worden deze beide rechtsbetrekkingen beëindigd? Voorts zal ik de bescherming die de statutair bestuurder aan het arbeidsovereenkomstenrecht kan ontlenen behandelen.
2.2
Totstandkoming rechtsbetrekkingen
2.2.1
Totstandkoming vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking Om statutair bestuurder van een B.V. of N.V. te worden is een benoemingsbesluit nodig. De bestuurder die bij de oprichting van een B.V. of N.V. de functie van statutair bestuurder bekleedt, wordt benoemd bij de akte van oprichting op grond van artikel 2:132/242 BW. 37 Indien de benoeming op een later moment dan de oprichting plaatsvindt, geschiedt de benoeming door de ava, tenzij het volledige structuurregime op de vennootschap van toepassing is. Indien dit regime van toepassing is, benoemt de rvc de bestuurder op grond van de artikelen 2:132/242 lid 1 BW juncto 2:162/272 BW. 38 De kring van benoembare personen kan door de statuten worden beperkt omdat de statuten
eisen
kunnen
stellen
waaraan
de
bestuurders
moeten
voldoen
(artikel 2:132/242 lid 2 BW). Indien de benoemingsbevoegdheid in de handen van de ava ligt, kan deze kring voorts beperkt worden door een bindende voordracht. De statuten kunnen op grond van artikel 2:133/243 BW bepalen dat een ander orgaan van de vennootschap bevoegd is een bindende voordracht te doen, bijvoorbeeld een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding. De ava kan zowel het bindende karakter van de voordracht als de door de statuten gestelde eisen wegnemen met twee derde van de uitgebrachte stemmen die meer dan de helft van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen. 39 De statuten van een B.V. kunnen daarnaast bepalen dat een vergadering van houders van aandelen van een bepaalde soort of aanduiding kan overgaan tot de benoeming van een bestuurder. Een vereiste hierbij is dat alle aandeelhouders met stemrecht moeten kunnen deelnemen aan de besluitvorming inzake de benoeming van ten 37
Huizink 1989, p. 59. Van Schilfgaarde/Winter 2009, p. 157. 39 Verburg 2012, p. 212; Heyman 2012, p. 123-124. 38
11
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
minste één bestuurder (artikel 2:242 lid 1 BW). De Ondernemingskamer (hierna: OK) is tijdens een enquêteprocedure tevens gerechtigd tijdelijk een bestuurder aan te stellen (artikel 2:356 sub c BW). Naast het gegeven dat het benoemingsbesluit door het daartoe bevoegde orgaan moet worden genomen, kan het besluit aan de ondernemingsraad (hierna: OR) moeten worden
voorgelegd.
De
OR
heeft
op
grond
van
artikel 30 Wet op de
ondernemingsraden (hierna: WOR) een adviesrecht ten aanzien van de benoeming van een bestuurder. Dit adviesrecht ziet echter op de benoeming van de bestuurder in de zin van artikel 1 lid 1 sub e WOR en dit is niet altijd tevens de statutair bestuurder in de zin van Boek 2 BW. 40 De OR moet dus niet per definitie bij de benoeming van een statutair bestuurder geraadpleegd worden. Indien de vennootschap in de vorm van een N.V. wordt gedreven, heeft de OR tevens een spreekrecht op grond van artikel 2:134a BW. Het schriftelijk vastleggen van het benoemingsbesluit is geen wettelijk vereiste. 41 Wel is het bestuur van de vennootschap wettelijk verplicht schriftelijke aantekeningen
te
houden
van
door
de
ava
genomen
besluiten
(artikel 2:120/230 lid 4 BW). Nu het de vennootschap is die het bestuurderschap moet bewijzen, is het voor de vennootschap wenselijk het benoemingsbesluit schriftelijk vast te leggen. 42 Een laatste constitutieve eis is de aanvaarding van de benoeming door de beoogde statutair bestuurder. Dit betreft de acceptatie van zijn vennootschapsrechtelijke band en hiermee treedt hij toe tot de vennootschappelijke organisatie.43 2.2.2
Totstandkoming arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking De hierboven genoemde aanvaarding zal over het algemeen tevens de aanvaarding van de arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking inhouden. Indien partijen anders zijn overeengekomen, heeft het aanvaarden van het benoemingsbesluit niet het aangaan
40
Huizink 1989, p. 88-90; Heyman 2012, p. 124. Zie Hof Amsterdam 23 oktober 2003, JAR 2003, 277 (Volgers/Invensys). 42 Heyman 2012, p. 124; Verburg 2012, p. 213; zie ook Hof Amsterdam 29 maart 1990, NJ 1991, 81 (Anholt/Fast Foto Holding B.V.) waarin werd geoordeeld dat een verwijzing naar een directiecontract niet voldoende is; zie Hof Den Haag 8 juli 1999, JAR 1999, 177 (Van Meerendonk Scheepvaart B.V./Breur) waarin werd geoordeeld dat de inschrijving in het handelsregister en de ondertekening van het aangifteformulier onvoldoende bewijs is en slechts een aanwijzing van de benoeming; zie HR 15 december 2000, JOR 2001, 1 (Van Ekelenburg/Sqamish Corporation N.V. en Hotel Maatschappij Leiden B.V.) waarin de HR oordeelde dat de vennootschap een benoeming niet kan baseren op gewekt vertrouwen of rechtsverwerking; zie Hof Arnhem 6 juli 2004 en 10 januari 2006, JOR 2006, 173 (Lammers/Mr. Aerts q.q.) waarin werd geoordeeld dat de schriftelijke vastlegging in een notariële akte onvoldoende bewijs is; zie Hof Amsterdam 1 maart 2007, JAR 2007, 106 (mr. X) waarin het benoemingsbesluit wel voldoende bewezen werd doordat de bestuurder aanwezig was geweest bij de ava waarin hij met zijn instemming als bestuurslid werd voorgesteld. 43 Huizink 1989, p. 10; Heyman 2012, p. 124; Verburg 2012, p. 214. 41
12
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
van de arbeidsovereenkomst van de statutair bestuurder tot gevolg. Hoewel het benoemingsbesluit en de arbeidsovereenkomst veelal in verschillende documenten zullen zijn vastgelegd, zijn ze bij de ondertekening van die documenten in de optiek van partijen vaak met elkaar verbonden. De afspraken over arbeid, loon en gezag worden neergelegd in een arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:610 BW. Het is gebruikelijk zodra de onderhandelingen over de arbeidsovereenkomst zijn afgerond, de bestuurder te benoemen. 44 2.3
Beëindiging rechtsbetrekkingen
2.3.1
Eén rechtshandeling, dubbele beëindiging In tegenstelling tot het aangaan van de rechtsbetrekkingen, is bij het beëindigen van de rechtsbetrekkingen in beginsel één rechtshandeling voldoende. Het besluit de statutair bestuurder te ontslaan, wordt genomen door hetzelfde orgaan als het orgaan dat
bevoegd
is
de
statutair
bestuurder
te
benoemen
op
grond
van
artikel 2:134/244 BW (in beginsel de ava of de rvc). 45 In de 15 april-arresten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit in beginsel ook direct een einde maakt aan de arbeidsovereenkomst. 46 2.3.2
Omkering formule? Het is echter de vraag of in de tegenovergestelde situatie dezelfde formule geldt. De Hoge Raad heeft in de 15 april-arresten niet expliciet geoordeeld dat indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de vennootschap of de statutair bestuurder wordt beëindigd door een rechtsgeldige opzegging of een ontslag op staande voet, dit automatisch ook de beëindiging van de vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking inhoudt.
47
Het einde van de arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking lijkt niet
noodzakelijkerwijze het einde van de vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking mee te brengen. Het bestuur van de vennootschap is bevoegd de arbeidsrechtelijke band te beëindigen, het bestuur kan echter geen einde maken aan de vennootschapsrechtelijke band. Om een einde te maken aan de vennootschapsrechtelijke band is immers een ontslagbesluit van het daartoe bevoegde orgaan vereist (in beginsel de ava of rvc). Dit vereiste lijkt zwaarder te wegen dan het uitgangspunt dat de twee rechtsbetrekkingen
44
Verburg 2012, p. 214-215. Heyman 2012, p. 124. Hierbij dienen uiteraard de termijn van de oproeping van de ava in acht te worden genomen. De statutair bestuurder heeft een raadgevende stem in de ava op grond van artikel 2:117/227 lid 4 BW. Ook dient de statutair bestuurder te worden gehoord op grond van artikel 2:8 BW. 46 HR 15 april 2005, JAR 2005, 117 (Eggenhuizen/Unidek Volumebouw), r.o. 3.4.3 en HR 15 april 2005, JAR 2005, 153 (Ciris/Bartelink), r.o. 3.5.3. 47 HR 15 april 2005, JAR 2005, 117 (Eggenhuizen/Unidek Volumebouw), m.nt. Beltzer; zie anders Heyman 2012, p. 125. Hij is van mening dat geen twijfel bestaat over de vraag of de formule van de Hoge Raad ook de andere kant op werkt. Volgens hem betekent het einde van de arbeidsrechtelijke band ook automatisch het einde van de vennootschapsrechtelijke band. 45
13
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
niet gescheiden kunnen worden. bijvoorbeeld
op
grond
van
48
Indien de vennootschap of de bestuurder
artikel 7:685 BW
de
rechtbank
verzoekt
de
arbeidsovereenkomst te ontbinden, en dit verzoek wordt gehonoreerd, eindigt daarmee
slechts
de
arbeidsrechtelijke
rechtsbetrekking.
Om
de
vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking te beëindigen is tevens een vrijwillig terugtreden van de bestuurder of een ontslagbesluit nodig. 49 De hoofdregel is sinds de 15 april-arresten dat het beëindigen van de vennootschapsrechtelijke
rechtsbetrekking
automatisch
het
einde
van
de
arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking betekent. 50 2.3.3
Uitzonderingen De door de Hoge Raad geformuleerde formule lijkt helder. De Hoge Raad heeft echter tevens in deze arresten bepaald dat de hoofdregel in twee situaties niet op gaat.
51
De hoofdregel is allereerst niet van toepassing indien op grond van
artikel 7:670 BW een opzegverbod op de statutair bestuurder van toepassing is. 52 Dit is bijvoorbeeld het geval indien de statutair bestuurder ziek is op het moment dat het bevoegde orgaan het ontslagbesluit wil nemen. 53 Gedurende de eerste twee jaar van ziekte kan de arbeidsovereenkomst niet worden opgezegd. 54 Ten tweede is de hoofdregel niet van toepassing indien partijen iets anders zijn overeengekomen. De vennootschap en de statutair bestuurder hebben de vrijheid de hoofdregel niet of slechts gedeeltelijk toe te passen. Zo kan bij het door het daartoe bevoegde orgaan genomen ontslagbesluit worden overeengekomen dat de statutair bestuurder gewoon in dienst blijft van de vennootschap, alleen niet meer als bestuurder maar als ‘gewone werknemer’. 55 Ook is het mogelijk dat de statutair bestuurder de arbeidsrechtelijke rechtsbetrekking met een andere vennootschap binnen een concern is aangegaan dan waarmee hij de vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking is aangegaan. Beëindiging van de ene rechtsbetrekking bij
48
HR 15 april 2005, JAR 2005, 117 (Eggenhuizen/Unidek Volumebouw), m.nt. Beltzer. Verburg 2012, p. 254 en Rb. Utrecht 16 april 1997, JOR 1997, 90; zie anders Heyman 2012, p. 124. Hij stelt dat ook een rechterlijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst leidt tot een beëindiging van beide rechtsbetrekkingen. 50 Heyman 2012, p. 124; Verburg 2012, p. 251-252. 51 HR 15 april 2005, JAR 2005, 117 (Eggenhuizen/Unidek Volumebouw) en HR 15 april 2005, JAR 2005, 153 (Ciris/Bartelink). 52 Verburg 2012, p. 253-254. 53 HR 13 november 1992, JAR 1992, 133, r.o. 3.4. 54 Artikel 7:670 lid 1 sub b BW. 55 Loonstra & Zondag 2010, p. 389; Verburg 2012, p. 253. 49
14
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
vennootschap A heeft dan niet automatisch een beëindiging van de andere rechtsbetrekking bij vennootschap B tot gevolg. 56 Een laatste uitzondering vormt de situatie waarin sprake is van een overgang van onderneming zoals neergelegd in de artikelen 7:662 e.v. BW. De statutair bestuurder gaat als werknemer van rechtswege van de vervreemder mee over naar de verkrijger. 57 Het is echter de vraag of het bestuurderschap ook mee over gaat. De 15 april-arresten geven geen antwoord op deze vraag. Wellicht zijn er afspraken gemaakt over de benoeming als statutair bestuurder bij de verkrijger. Tevens zou de (voormalig) statutair bestuurder een beroep kunnen doen op artikel 7:665 BW. De wijziging van de omstandigheden is ten nadele van de werknemer en deze kan bij een ontbindingsprocedure aanvoeren dat de reden voor rekening van de werkgever komt. 58 Ook is door de rechtbank bepaald dat de bestuurder in rechte de benoeming tot bestuurder kan afdwingen. 59 Op deze uitspraak is echter de nodige kritiek geuit. 60 De vennootschapsrechtelijke bepalingen met betrekking tot de benoeming van de bestuurder 61 lijken niet te impliceren dat het bestuurderschap automatisch mee over gaat.
62
Daarnaast zien de arbeidsrechtelijke bepalingen inzake overgang van
onderneming slechts op de arbeidsrechtelijke band en niet ook op de vennootschapsrechtelijke band. 63 De vennootschapsrechtelijke rechtsbetrekking kan tegelijkertijd slechts eindigen door een ontslagbesluit of een ontslagname. De statutair bestuurder zal als gevolg hiervan statutair bestuurder blijven van de vennootschap totdat een rechtsgeldig ontslagbesluit wordt genomen. Indien slechts een onderdeel van de vennootschap overgaat, behoudt de bestuurder zijn functie ten aanzien van de rest van de vennootschap. In de situatie waarin de vennootschap als ‘lege huls’ achterblijft, blijft de statutair bestuurder in zijn functie ten aanzien van deze vennootschap. 64 Het bovenstaande illustreert dat– ondanks dat de hoofdregel voortvloeiende uit de 15 april-arresten duidelijk lijkt – er nog een grijs gebied bestaat omtrent de beëindiging van de dubbele rechtsbetrekking van de statutair bestuurder.
56
Heyman 2012, p. 124; Verburg 2012, p. 256. HR 8 oktober 1993, NJ 1994, 211. 58 Verburg 2012, p. 255. 59 Rb. Rotterdam 24 april 1997, JAR 1997, 118 (Spido). 60 Zie bijv. De Wind & Pronk 2010, p. 25-29. 61 Artikelen 2:132/242 en 2:162/272 BW. 62 HR 15 april 2005, JAR 2005, 117 (Eggenhuizen/Unidek Volumebouw), m.nt. Beltzer. 63 Beltzer 2013; zie ook HR 15 april 2005, JAR 2005, 117 (Eggenhuizen/Unidek Volumebouw), m.nt. Beltzer. 64 HR 15 april 2005, JAR 2005, 117 (Eggenhuizen/Unidek Volumebouw), m.nt. Beltzer. 57
15
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
2.4
De bescherming van het arbeidsovereenkomstenrecht Zoals onder 1.3 vermeld, ontleent de statutair bestuurder bescherming aan het arbeidsovereenkomstenrecht. Te denken valt aan de ketenregeling, het recht op doorbetaling
van
loon
bij
ziekte,
de
re-integratiebepalingen
en
het
concurrentiebeding. 65 Daarnaast wordt de statutair bestuurder bij het einde van de arbeidsrechtelijke band beschermd door opzegtermijnen, (bijzondere) opzegverboden en ontslagvergoedingen. Het einde van de arbeidsovereenkomst kan tot hoge ontslagen schadevergoedingen leiden. 66 Indien de toepasselijke opzegtermijn niet in acht is genomen, kan de bestuurder een schadevergoeding worden toegekend wegens een onregelmatige
opzegging
van
de
arbeidsovereenkomst
op
grond
van
artikel 7:680 BW. Ook kan de statutair bestuurder op grond van een kennelijke onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:681 BW een schadevergoeding vorderen. Partijen kunnen tevens in de arbeidsovereenkomst een ontslagvergoeding opnemen welke in de publieke opinie als buitensporig hoog kan worden ervaren. 67 In het volgende hoofdstuk zal ik ingaan op de positie van de statutair bestuurder van een beursgenoteerde onderneming. Deze bestuurder is uitgezonderd van het arbeidsovereenkomstenrecht. In welke opzichten verschilt deze positie van de in dit hoofdstuk behandelde positie? In de hoofdstukken 4 en 5 zal ik nader ingaan op de (al dan niet) wenselijkheid van deze uitsluiting van de statutair bestuurder en de principiële vraag of de statutair bestuurder thuis hoort in het arbeidsovereenkomstenrecht.
65
Zie de artikelen 7:668a BW, 7:629 BW, 7:658a BW en 7:653 BW. Zie bijv. Ktr Amsterdam 29 december 2008, JAR 2009/26 (ABN AMRO/Schmittmann) en Ktr Amsterdam 7 oktober 2009, JAR 2009/261 (ABN AMRO/De Jong); Bennaars & Zaal 2012, p. 14. 67 Heyman 2012, p. 125. 66
16
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
3.
Positie statutair bestuurder van een beursgenoteerde naamloze vennootschap
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk zal ik de positie van een statutair bestuurder van een beursgenoteerde vennootschap behandelen. In dat kader zal ik het voor deze scriptie relevante gedeelte van de Wet bestuur en toezicht bespreken. Wat zijn de gevolgen van het verbod op het hebben van een arbeidsovereenkomst tussen een statutair bestuurder en een beursgenoteerde naamloze vennootschap? Wat is raadzaam contractueel vast te leggen met de statutair bestuurder?
3.2
Wet bestuur en toezicht Zoals onder 1.5 vermeld, is artikel 2:132 lid 3 BW per amendement bij de Wet bestuur en toezicht ingevoegd en bekend onder de naam “Amendement Weekers/Van Vroonhoven-Kok”. Middels deze bepaling is het sinds 1 januari 2013 uitgesloten dat de rechtsverhouding van een statutair bestuurder met een beursgenoteerde N.V. wordt gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. 68 De ratio achter de invoering van deze bepaling is door de indieners summier toegelicht. De invoerders willen met deze bepaling de huidige praktijk doorbreken waarin best practice-bepaling II.2.8 van de Corporate Governance Code (bij vertrek van een bestuurder maximaal één vast jaarsalaris mee) wordt doorkruist door afspraken omtrent de beëindigingsvergoeding, die zijn opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Hiermee worden de aanbevelingen van de commissie Tabaksblat uitgevoerd. Op deze manier willen de invoerders voorkomen dat de (al dan niet falende) bestuurders met een beroep op hun arbeidsovereenkomst bij de rechter een hogere ontslagvergoeding kunnen bepleiten. 69 Ook wijzen de indieners erop dat op deze manier nauwer wordt aangesloten bij de wettelijke regelingen in omringende landen.70 Daarnaast is de minister van mening dat arbeidsrechtelijke bescherming niet nodig is vanwege de onderhandelingspositie van de statutair bestuurder van een beursgenoteerde N.V. 71 Ik zal hierna ingaan op de consequenties van dit amendement.
68
Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Stb. 2011, 275. 69 Kamerstukken II 2009/10, 31 763, nr. 10, p. 1-2; zie ook Bennaars & Zaal 2012, p. 13. 70 Kamerstukken II 2009/10, 31 763, nr. 10, p. 1-2. 71 Kamerstukken I 2010/11, 31 763, nr. C, p. 14; zie ook Bennaars & Zaal 2012, p. 13.
17
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
3.3
Consequenties
3.3.1
Overeenkomst van opdracht Indien de rechtsvorm geen arbeidsovereenkomst meer is, zal de rechtsverhouding tussen een statutair bestuurder en een beursgenoteerde N.V. een andere rechtsvorm moeten aannemen. De minister is van mening dat de statutair bestuurder van een beursgenoteerde N.V. in plaats van een arbeidsovereenkomst een overeenkomst van opdracht met de vennootschap zal sluiten. De minister lijkt hierbij nog enige ruimte voor interpretatie te zien.72 Deze ruimte is er echter naar huidig recht niet. Er is maar een aantal rechtsvormen dat in aanmerking komt voor de rechtsverhouding tussen de bestuurder en de N.V, te weten de arbeidsovereenkomst, opdrachtovereenkomst en aanneming van werk. Van aanneming van werk is hier geen sprake en de arbeidsovereenkomst is expliciet uitgesloten. Als gevolg hiervan is er geen andere optie dan de rechtsverhouding te kwalificeren als overeenkomst van opdracht ex artikel 7:400 e.v. BW.
73
Er zal nog steeds sprake zijn van een dubbele
rechtsbetrekking. De bestuurder blijft in een vennootschapsrechtelijke en een contractuele rechtsbetrekking tot de beursgenoteerde N.V. staan. De contractuele rechtsbetrekking zal echter geen arbeidsovereenkomst meer zijn maar een opdrachtovereenkomst. 74 3.3.2
Juridische consequenties De inwerkingtreding van artikel 2:132 lid 3 BW heeft juridische (neven)gevolgen. Het nieuwe artikel ziet niet op al bestaande arbeidsovereenkomsten. Een eventuele verlenging van die arbeidsovereenkomsten is echter sinds de inwerkingtreding van het artikel niet meer mogelijk. 75 Het doel van de regering is dat er op fiscaal, sociale verzekerings- en pensioengebied niets verandert. Zo zal de rechtsverhouding als fictieve dienstbetrekking aangemerkt worden. 76 Ik zal hierna kort ingaan op de juridische gevolgen met betrekking tot de wijze van benoeming en beëindiging van de rechtsbetrekkingen, de beloning, de ontslagvergoeding en de opzegverboden. Aan de benoeming verandert niets. Deze geschiedt op dezelfde wijze zoals besproken onder 2.2. Voorts staan de bepalingen betreffende de overeenkomst van opdracht (titel 7.7. BW) het aangaan van opvolgende opdrachtovereenkomsten voor bepaalde tijd toe. Op deze manier kunnen de statutair bestuurder en de beursgenoteerde N.V.
72
Kamerstukken I 2010/11, 31 763, nr. C, p. 11. Van Marwijk Kooy 2010; Bennaars & Zaal 2012, p. 13. 74 Van Uden 2011, p. 5. 75 Kamerstukken I 2010/11, 31 763, nr. C, p. 14. 76 Kamerstukken I 2010/11, 31 763, nr. C, p. 12-14. 73
18
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
uitvoering geven aan bpb II.1.1 van de CGC, waarin een (her)benoemingstermijn van telkens maximaal vier jaar is opgenomen. 77 Over de vraag of de beëindiging van de dubbele rechtsbetrekking verandert, wordt verschillend gedacht. Van Uden is van mening dat de 15 april-arresten ook toegepast kunnen worden op de overeenkomst van opdracht. Volgens hem zal dit weinig problemen opleveren aangezien de artikelen 7:400 e.v. BW bij professionele opdrachtgevers vrijwel alleen regelend recht bevatten en boek 2 BW dwingend recht bevat. Ook Visser is van mening dat indien de bestuurder werkzaam is op basis van een opdrachtovereenkomst, het ontslagbesluit ook het eindigen van de overeenkomst van opdracht tot gevolg heeft. 78 Bennaars en Zaal menen dat de 15-april arresten in beginsel restrictief uitgelegd moeten worden. Een te extensieve uitleg van de arresten vinden zij gelet op de rechtszekerheid onwenselijk. Op dit moment moet afgewacht worden hoe de Hoge Raad over deze situatie oordeelt, waarbij niet uit te sluiten is dat het oordeel zal zijn dat met het eindigen van de vennootschapsrechtelijke band ook de overeenkomst van opdracht zal eindigen.79 Ik sluit mij aan bij Bennaars en Zaal en ben van mening dat de 15 april-arresten niet zodanig kunnen worden opgerekt dat de overeenkomst van opdracht naar huidig recht hieronder valt. Uit de arresten lijkt te volgen dat een omkering van de formule niet zonder meer aangenomen kan worden (zie onder 2.3.2). Het einde van de arbeidsrechtelijke band betekent niet automatisch ook het einde van de vennootschapsrechtelijke band. In lijn hiermee ben ik van mening dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat het ontslagbesluit ook het einde van de opdrachtovereenkomst tot gevolg heeft. De beëindiging van de overeenkomst van opdracht zal geschieden op grond van artikel 7:408 BW. De wijze van beëindiging wordt aan de vennootschap en de bestuurder overgelaten. Zo kunnen zij onderling een opzegtermijn of een vergoeding overeenkomen. 80 Met betrekking tot de beloning wordt aan partijen overgelaten hoe hoog de beloning van de statutair bestuurder voor de door hem verrichte diensten is (artikel 7:405 BW en 7:406 BW).
81
Artikel 2:132 lid 3 BW heeft geen directe gevolgen voor de
beloning. 82 Denkbaar is dat de beloning bij een overeenkomst van opdracht hoger is
77
Van Uden 2011, p. 6. Visser 2005, p. 576. 79 Bennaars & Zaal 2012, p. 16. 80 Bennaars & Zaal 2012, p. 14. 81 Kamerstukken I 2010/11, 31 763, nr. C., p. 11; zie ook Bennaars & Zaal 2012, p. 14. 82 Van Uden 2011, p. 6. 78
19
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
dan bij een arbeidsovereenkomst, nu het gebrek aan werknemersbescherming een prijsopdrijvend effect zou kunnen hebben. 83 Daarnaast is de regeling omtrent de vergoeding neergelegd in artikel 7:411 BW. Lid 1 van dat artikel bepaalt dat de opdrachtnemer recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Hij heeft hier recht op indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken, en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging of van het verstrijken van die tijd. Hierbij wordt gekeken naar de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. In de situatie waarin het einde van de overeenkomst aan de vennootschap is toe te rekenen en dit gelet op alle omstandigheden van het geval redelijk is, heeft de bestuurder recht op betaling van het volle loon, zo volgt uit artikel 7:411 lid 2 BW. Het is denkbaar dat deze vergoeding een hogere vergoeding dan één (kaal) jaarsalaris bedraagt indien de bestuurder geen verwijt kan worden gemaakt.
84
Partijen
zijn
echter
ook
gebonden
aan
de
overeengekomen
beëindigingsvergoeding. De vergoeding zal hoogstwaarschijnlijk in lijn met de CGC zijn. De rechter zal pas ingrijpen wanneer de redelijkheid en billijkheid aan de afspraak omtrent de beëindigingsvergoeding derogeren. 85 Binnen het arbeidsrecht heeft de rechter op grond van de artikelen 7:681 lid 4 BW en 7:685 lid 1 BW een discretionaire bevoegdheid bij het vaststellen van een beëindigingsvergoeding. Als gevolg hiervan is de rechter niet gebonden aan de tussen partijen vooraf overeengekomen beëindigingsvergoeding. De kans dat de rechter afwijkt van de overeengekomen vergoeding lijkt kleiner te worden indien hij slechts ingrijpt wanneer
de
redelijkheid
en
billijkheid
aan
de
afspraak
omtrent
de
beëindigingsvergoeding derogeren. De kleinere kans zal tot meer rechtszekerheid voor partijen leiden. 86 Voorts kennen de bepalingen omtrent de overeenkomst van opdracht in tegenstelling tot het arbeidsovereenkomstenrecht geen opzegverboden. Het ontslagbesluit zou bijvoorbeeld bij ziekte in beginsel rechtsgeldig zijn.87 Partijen zijn uiteraard vrij hier nadere afspraken over te maken. 88 Het is echter mogelijk dat de opzegverboden op grond van het Europese recht alsnog op de statutair bestuurder met een opdrachtovereenkomst van toepassing zijn. Zo vallen zwangere bestuurders met een 83
Van Uden 2011, p. 6; zie ook Verburg 2008. Van Uden 2011, p. 7. 85 Van Uden 2011, p. 7. 86 Nicolai & Koster 2010, par. 2. 87 Van Uden 2011, p. 7. 88 Bennaars & Zaal 2012, p. 18; zie ook Van Uden 2011, p. 7. 84
20
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
opdrachtovereenkomst onder de zwangerschapsrichtlijn en kunnen zij een beroep doen op artikel 7:646 BW. 89 Aangezien het werknemersbegrip in alle richtlijnen met betrekking tot gelijke behandeling unierechtelijk moet worden uitgelegd, zal ook andere gelijke behandelingswetgeving op de statutair bestuurder van toepassing zijn. 90 Zo zal een verbod op onderscheid naar leeftijd, chronische ziekte of handicap gelden. 91 Daarbij is het voornamelijk relevant of er door de statutair bestuurder arbeid wordt verricht en in mindere mate of er sprake is van een arbeidsovereenkomst. 92 3.3.3
Aandachtspunten Op grond van bovenstaande consequenties verdient het aanbeveling bepaalde zaken met de statutair bestuurder contractueel vast te leggen. Nu het ontslagrecht niet van toepassing is, zal de wijze van beëindiging van de overeenkomst contractueel geregeld
moeten
worden.
Ook
dienen
partijen
beëindigingsvergoeding contractueel vast te leggen.
93
afspraken
omtrent
de
Voorts moeten partijen zich
ervan bewust zijn dat de opzegverboden die niet terug te leiden zijn tot de gelijke behandelingswetgeving
niet
van
toepassing
zijn.
Daarnaast
geldt
het
concurrentiebeding (inclusief beperkingen) ex artikel 7:653 BW niet meer en zullen partijen moeten overeenkomen of en hoe zij hier vorm aan willen geven. 94 Tot slot verdient een eventuele beurs-exit aandacht. Indien de vennootschap niet langer aan de beurs genoteerd is, zal artikel 2:132 lid 3 BW niet meer van toepassing zijn. Indien aan de elementen van artikel 7:610 BW (arbeid, loon en gezag) is voldaan, kan er tussen de statutair bestuurder en de vennootschap (weer) sprake zijn van een arbeidsovereenkomst. Dit levert een interessante situatie op omdat de statutair bestuurder op deze manier zowel de arbeidsrechtelijke bescherming geniet als contractuele voordelen heeft. Het is immers denkbaar dat de bestuurder in zijn opdrachtovereenkomst gecompenseerd wordt voor het gebrek aan arbeidsrechtelijke bescherming. Indien de opdrachtovereenkomst stilzwijgend zou veranderen in een arbeidsovereenkomst, ontstaat naar verwachting een voor de bestuurder zeer aantrekkelijke situatie. Om dit te voorkomen is het raadzaam in het contract op te nemen wat de consequenties zijn van een beurs-exit. 95
89
Zie HvJ EU 11 november 2010, JAR 2011/24; Bennaars & Zaal 2012, p. 18-19; Van Uden 2011, p. 8. Van Peijpe 2011, par. 2.1; Bennaars & Zaal 2012, p. 19. 91 Bennaars & Zaal 2011, p. 19; Van Uden 2011, p. 8. 92 Asscher-Vonk 2004, p. 133-134. 93 Beltzer 2013. 94 Beltzer 2013. 95 Bennaars & Zaal 2012, p. 17. 90
21
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
3.4
Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de voornaamste gevolgen van het verbod op het hebben van een arbeidsovereenkomst tussen een statutair bestuurder en een beursgenoteerde naamloze vennootschap zien op de wijze van benoeming en beëindiging, de beëindigingsvergoeding, de beloning en de opzegverboden. Het verdient aanbeveling om zaken hieromtrent contractueel vast te leggen. Daarnaast is het raadzaam om afspraken met betrekking tot het concurrentiebeding te maken, nu deze niet meer op de rechtsverhouding van toepassing is. Ten slotte moeten partijen contractuele afspraken over de gevolgen van een eventuele beurs-exit maken. In het volgende hoofdstuk zal ik nader ingaan op de voor- en nadelen van een arbeidsovereenkomst tussen een vennootschap en een statutair bestuurder.
22
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
4.
Voor-
en
nadelen
geen
arbeidsovereenkomst
statutair
bestuurder 4.1
Inleiding In dit hoofdstuk zal ik ingaan op de voor- en nadelen van het niet langer bestaan van een arbeidsovereenkomst tussen de statutair bestuurder en een vennootschap (beursgenoteerd
of
niet).
Waarom
heeft
de
statutair
bestuurder
een
arbeidsovereenkomst? Wat pleit voor het behoud van de arbeidsovereenkomst? En waarom
wordt
de
statutair
bestuurder
niet
geheel
uitgesloten
van
het
arbeidsovereenkomstenrecht? Menigeen heeft zich over deze vragen uitgelaten. Ik zal in hoofdlijnen aangeven welke argumenten door de voor- en tegenstanders worden aangevoerd. 4.2
Nadelen geen arbeidsovereenkomst
4.2.1
Bescherming rechtspositie Tegenstanders
van
uitsluiting
van
de
statutair
bestuurder
van
het
arbeidsovereenkomstenrecht betogen dat de statutair bestuurder ook behoefte heeft aan
bescherming
van
zijn
rechtspositie.
96
Indien
hij
deze
wettelijke
rechtsbescherming niet meer geniet, zal hij zich in de opdrachtovereenkomst uitgebreid
willen
indekken.
Statutair
bestuurders
kunnen
eisen
dat
Boek 7 titel 10 BW van overeenkomstige toepassing wordt verklaard in de opdrachtovereenkomst, waardoor de situatie niet zal veranderen. 97 Ook zou de bescherming nodig zijn met het oog op de bestuursautonomie. Onbeschermde bestuurders
zouden
zich
niet
onafhankelijk
genoeg
opstellen
jegens
de
aandeelhouders. 98 4.2.2
Ontslagvergoeding Daarnaast voeren tegenstanders het een en ander aan tegen de (maximale) ontslagvergoeding. Zo wordt betwijfeld of de norm van één (kaal) jaarsalaris 99 breed geaccepteerd is. Ook zou toepassing van deze norm niet altijd tot een redelijke vergoeding leiden. Bij een kort dienstverband zou de vergoeding exorbitant hoog zijn en bij een lang dienstverband ondermaats. Verder pleit tegen uitsluiting dat veel bestuurders van niet-beursgenoteerde vennootschappen evenzeer veel verdienen. Daarnaast zouden arbeidsrechtelijke vergoedingen niet (meer) bovenmatig zijn omdat de kantonrechtersformule wél breed geaccepteerd zou zijn en inmiddels versoberd
96
Heyman 2012, p. 127. Heerma van Voss 2010. 98 Van Uden 2011, p. 1; zie ook Verburg 2012, p. 227. 99 Bpb II.2.8 van de CGC. 97
23
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
is. 100 Bovendien kan een clausule waarin vooraf een ontslagvergoeding wordt geregeld, tevens in een opdrachtovereenkomst opgenomen worden. Tegenstanders verwachten dat de bestuurder die de bescherming tegen de kennelijk onredelijke opzegging niet meer geniet, wordt gestimuleerd een dergelijke clausule in zijn opdrachtovereenkomst op te nemen. Een dergelijke vergoeding kan een goede reden hebben. Hierbij kan gedacht worden aan het compenseren van het afbreukrisico voor een ervaren bestuurder die de vennootschap wil aantrekken om een vennootschap in moeilijke tijden te helpen. Een wettelijke beperking van de (hoogte van de) ontslagvergoeding zou ook moeilijk te rijmen zijn met de contractsvrijheid. Op dit moment dwingt de Corporate Governance Code een vennootschap al een afwijking van de norm toe te lichten.101 4.2.3
Inbreuk eenheid arbeidsovereenkomstenrecht Verder wordt tegen ontneming van de arbeidsrechtelijke bescherming aangevoerd dat de eenheid van het arbeidsovereenkomstenrecht moet worden behouden. Dat wil zeggen: Boek 7 Titel 10 BW is een algemene regeling die niet naar categorieën werknemers differentieert. Uitsluiting van de statutair bestuurder zou een differentiatie
betekenen,
niet
in
lijn
met
de
eenheid
van
het
arbeidsovereenkomstenrecht. 102 Het arbeidsovereenkomstenrecht kent geen ‘soorten’ werknemers, met uitzondering van de uitzendovereenkomst. 103 4.2.4
Geen noodzaak Voorts is het niet langer van toepassing zijn van het arbeidsovereenkomstenrecht volgens de tegenstanders niet noodzakelijk om herbenoemingen van beperkte duur mogelijk te maken. Dit zou ook mogelijk zijn door een uitzondering mogelijk te maken op artikel 7:668a BW. 104 Een oplossing voor de opzegverboden (die eventueel aan een opzegging in de weg kunnen staan) zou de ontbindingsprocedure zijn. Indien het verzoek ex artikel 7:685 BW bijvoorbeeld geen verband houdt met de ziekte van de bestuurder, zal er geen sprake zijn van reflexwerking van het opzegverbod gedurende de ontbindingsprocedure en zal het verzoek gewoonlijk worden toegewezen. 105
100
Van Uden 2011, p. 4. Heerma van Voss 2010. 102 Van Uden 2011, p. 1. 103 Beltzer 2013. 104 Nicolai & Koster 2010, par. 4. 105 Wiersma 2008, p. 247. 101
24
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
4.2.5
Niet alle bestuurders over één kam scheren Ook wordt bepleit dat de ene bestuurder de andere niet is. Zo verschilt de positie van de bestuurder van een grote beursgenoteerde vennootschap van de bestuurder van een kleine dochtervennootschap binnen een concern. Ook de bestuurder van een familiebedrijf neemt een andere positie in.106 De beloning van bestuurders van kleine ondernemingen is lager. De aandeelhouder controleert in kleine ondernemingen directer en intensiever. Het risico van ontslag van de bestuurder van een dergelijke kleine onderneming wordt niet gecompenseerd door een hoge beloning. Als gevolg hiervan zou een ‘gewone’ werknemer minder snel het aanbod bestuurder te worden accepteren. 107
4.2.6
Bestuurder zonder arbeidsovereenkomst bestaat al Ten slotte stellen tegenstanders dat het naar huidig recht al mogelijk is een bestuurder zonder arbeidsovereenkomst aan te stellen. Dit is mogelijk door gebruik te maken van een management-B.V. De bestuurder contracteert door tussenkomst van een management-B.V. De management-B.V. wordt benoemd als bestuurder van de vennootschap en de ‘oorspronkelijke’ bestuurder (natuurlijk persoon) wordt benoemd als bestuurder van de management-B.V. 108
4.3
Voordelen geen arbeidsovereenkomst
4.3.1
Bestuurder hoort niet thuis in arbeidsovereenkomstenrecht Naast de hierboven genoemde nadelen, worden ook diverse voordelen van het ontnemen van de arbeidsrechtelijke rechtsbescherming genoemd. Allereerst lijkt de statutair
bestuurder
nooit
principieel
thuisgehoord
te
hebben
in
het
arbeidsovereenkomstenrecht. In 1907 wenste de Eerste Kamer de als werkgever optredende personen uit te sluiten van het arbeidsovereenkomstenrecht en ze in een aparte regeling onder te brengen. De regering was hier toentertijd tegen omdat zij moeite hadden met eventuele grensgevallen zoals opzichters en chefs. 109 De positie van de statutair bestuurder kent echter vrijwel geen grensgevallen. Het is immers eenvoudig vast te stellen wie statutair bestuurder is. 110 Daarnaast leek de wetgever in de jaren daarop ook niet principieel van mening te zijn dat de statutair bestuurder in het
arbeidsovereenkomstenrecht
thuishoort.
Zijn
positie
binnen
het
106
Verburg 2012, p. 228; zie ook Van Uden 2011, p. 1. Wiersma 2008, p. 246. 108 Heerma van Voss 2010. 109 Bles 1907, p. 151-155; zie ook Wiersma 2008, p. 246. 110 Beltzer 2013. 107
25
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
arbeidsovereenkomstenrecht is bij de verschillende wetswijzigingen immers niet uitdrukkelijk aan de orde gekomen. 111 Tevens wordt betoogd dat de mogelijkheid om te (over)compenseren in de overeenkomst van opdracht niet als probleem moet worden beschouwd. Indien partijen dit doen, zijn zij hier zelf bij. Zij kunnen onderling afspraken overeenkomen en deze afspraken worden niet doorkruist door dwingendrechtelijke arbeidsrechtelijke bepalingen. Het arbeidsovereenkomstenrecht is niet geschreven voor als werkgever optredende personen die goed voor zichzelf op kunnen komen en veelal niet in een economische
afhankelijke
positie
verkeren.
112
De
bestuurder
is
in
de
onderhandelingen vaak ten minste gelijkwaardig aan de vennootschap. Hierdoor zal hij zeer goed in staat zijn voor hem voordelige voorwaarden te bedingen. 113 4.3.2
Ontslagvergoeding Bovendien zou de uitsluiting een toename van de rechtszekerheid tot gevolg hebben. Zowel vennootschap als bestuurder zullen meer zekerheid hebben dat een vooraf overeengekomen beëindigingsvergoeding bij toetsing door de rechter in stand zal blijven. 114 Zoals ik onder 3.3.2 reeds meldde, heeft de rechter geen discretionaire bevoegdheid indien het arbeidsovereenkomstenrecht niet meer van toepassing is. De rechter zou in het arbeidsovereenkomstenrecht onvoorspelbaar omgaan met contractuele beëindigingsvergoedingen. De rechter dient bijvoorbeeld in een ontbindingsprocedure ervan uit te gaan dat de contractuele regeling wordt nagekomen. Hij kan daarnaast echter zelf oordelen of dat in zijn ogen afdoende is, of dat hij nog een aanvullende vergoeding toekent. Dit zou de vergoedingen zeer onvoorspelbaar maken. Een ander opmerkelijk voorbeeld is de situatie waarin de rechter in een ontbindingsprocedure niet op de hoogte is van de contractuele afspraak tussen partijen. In die onwetendheid kan hij een te hoge vergoeding toekennen. Men zou verwachten dat de rechter over de nakoming van die contractuele vergoeding oordeelt dat de toegekende ontbindingsvergoeding in mindering wordt gebracht. Dat is echter niet het geval: de rechter zal oordelen dat de contractuele regeling in beginsel moet worden nagekomen, tenzij dat in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid. 115 In het ‘gewone’ civiele recht zal slechts in uitzonderlijke gevallen afgeweken worden van de contractuele regeling, bijvoorbeeld indien sprake is van
111
Beltzer 2013. Beltzer 2013. 113 Wiersma 2008, p. 245. 114 Nicolai & Koster 2010, par. 2. 115 HR 2 april 2004, NJ 2006, 212; zie ook Nicolai & Koster 2010, par. 4. 112
26
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
onvoorziene omstandigheden ex artikel 6:258 BW. 116 Ook zou de omstandigheid dat bij een bestuurder vaak een goede dossieropbouw ontbreekt, niet tot aanpassing van de
vergoeding
moeten
leiden.
De
bestuurder
heeft
vaak
minder
functioneringsverslagen en verbetertrajecten dan een ‘gewone’ werknemer. Het gebrek aan dossieropbouw zal in het vennootschapsrecht niet tot problemen leiden, nu de ava vrijheid heeft bij het ontslaan van de bestuurder.117 De bestuurder zou geen aanspraak meer kunnen maken op een schadevergoeding ex artikel 7:681 BW of een vergoeding naar billijkheid ex artikel 7:685 BW. De bestuurder zal bij voorbaat een beëindigingsvergoeding moeten overeenkomen. Zoals gezegd zal hij gezien zijn onderhandelingspositie hiertoe in staat moeten zijn. Indien hij dit niet is overeengekomen, kan hij zich jegens de vennootschap nog beroepen op wanprestatie ex artikel 6:74 BW of onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW. 118 4.3.3
Geen inbreuk eenheid arbeidsovereenkomstenrecht Voorts wordt aangevoerd dat er geen inbreuk op de eenheid van het arbeidsovereenkomstenrecht zal plaatsvinden. Voorstanders beweren dat aan de redenering van de tegenstanders geen inhoudelijke gedachtegang ten grondslag ligt. Een zzp’er zou bijvoorbeeld ook onder het arbeidsrecht moeten vallen indien een zodanige eenheid behouden moet worden.
119
Bovendien wordt in (bijna) elk
arbeidsrechtelijk leerboek waarin de elementen van de arbeidsovereenkomst worden besproken, benadrukt dat de statutair bestuurder een bijzondere positie inneemt. De statutair bestuurder is vanaf het begin een vreemde eend in de arbeidsrechtelijke bijt geweest. De eenheid van het arbeidsovereenkomstenrecht zal niet worden geschaad door het uitsluiten van de statutair bestuurder van het arbeidsovereenkomstenrecht. 120 4.3.4
Maatschappelijke ontwikkelingen Verder zouden maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van de positie van de statutair
bestuurder
op
arbeidsovereenkomstenrecht.
dit
moment
Zo
staat
herbenoemingen voor bepaalde tijd.
121
gefrustreerd
artikel 7:668a BW
worden in
de
door
het
weg
aan
Dit artikel is geschreven om afhankelijke
werknemers te beschermen, maar is naar huidig recht ook van toepassing op bestuurders. Als gevolg hiervan kan geen volledige uitvoering gegeven worden aan de tijdelijke benoeming van telkens maximaal vier jaar, zoals bedacht door de 116
Nicolai & Koster 2010, par. 4. Nicolai & Koster 2010, par. 4. 118 Wiersma 2008, p. 246. 119 Beltzer 2013. 120 Huizink 2003, p. 9. 121 Wiersma 2008, p. 246. 117
27
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Commissie Tabaksblat zodat de aandeelhouder zich om de vier jaar een oordeel kan vormen over het functioneren van de bestuurder. Wellicht kan op deze manier ook in de toekomst geen uitvoering gegeven worden aan nieuwe inzichten op het gebied van corporate governance (indien deze inzichten niet in lijn zijn met het arbeidsovereenkomstenrecht). 122 4.3.5
Bestuurderschap is een keuze Daarnaast wordt tegen het argument dat de ene bestuurder de andere niet is, ingebracht dat statutair bestuurderschap een keuze is. De statutair bestuurder zal over het algemeen geen sociaal zwakkere zijn. De statutair bestuurder heeft een eigen verantwoordelijkheid. De titulair bestuurder is daarnaast nog een optie voor degene die gehecht is aan de titel ‘bestuurder’. Om te voorkomen dat een tot statutair bestuurder gepromoveerde werknemer niet weet waar hij ‘ja’ tegen zegt, kan op de vennootschap een bijzondere informatieplicht rusten ten aanzien van de werknemer.
123
Ook lijken statutair bestuurders geen moeite te hebben de
rechtsbescherming opzij te schuiven indien zij hiermee fiscale voordelen kunnen behalen. Hiervan is sprake indien gebruik wordt gemaakt van een managementB.V. 124 4.3.6
Vennootschapsrechtelijke kritiek Ook is er vanuit vennootschapsrechtelijk perspectief kritiek op de kwalificatie van de rechtsverhouding als arbeidsovereenkomst. Het vennootschapsrecht biedt ten eerste geen grond voor het aanvaarden van een gezagsverhouding tussen een kapitaalvennootschap en een statutair bestuurder. Een ‘normale’ werknemer is gehouden redelijke instructies van zijn werkgever op te volgen op straffe van ontslag. Een statutair bestuurder dient echter een zelfstandige belangenafweging te maken. Bestuurders moeten handelen in het belang van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming. Zij kunnen zich daarbij niet verschuilen achter instructies van de ava of een ander vennootschapsorgaan.
125
Als gevolg van deze
bestuursautonomie verschilt de statutair bestuurder fundamenteel van de ‘normale’ werknemer. Ten tweede past de arbeidsovereenkomst tussen een statutair bestuurder en een vennootschap niet goed in het vennootschapsrecht vanwege juridisch technische gronden. Zo is het de vraag of de ava bevoegd is arbeidsovereenkomsten aan te gaan. Normaliter gaat het bestuur de arbeidsovereenkomsten aan.126 Daarnaast 122
Nicolai & Koster 2010, par. 4. Beltzer 2013. 124 Nicolai & Koster 2010, par. 2. 125 Huizink 2003, p. 11-12; zie ook HR 21 januari 1955, 43 (Forumbank). 126 Artikel 2:130/240 BW. 123
28
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
wordt op deze manier recht gedaan aan de verhouding tussen de bestuurder en een vennootschap. De bestuurder is de vertegenwoordiger van de werkgever ten opzichte van de werknemers en het is eigenaardig hem bescherming als werknemer te verlenen. 127 4.3.7
Vereenvoudiging Ten slotte is de in hoofdstuk 2 genoemde problematiek met betrekking tot de dubbele rechtsbetrekkingen (met name bij de beëindiging) gewrongen. 128 Het leidt tot veel onduidelijkheid en ongewenste gevolgen. 129 Met het uitsluiten van de statutair bestuurder van het arbeidsovereenkomstenrecht moet een einde worden gemaakt aan de complexiteit die de toepasselijkheid van twee rechtsstelsels op één rechtsverhouding veroorzaakt. De vraagstukken die hieruit voortvloeien zijn interessant voor een advocaat, maar een stuk minder nuttig voor degene die het daadwerkelijk betreft. 130 Zoals gezegd kan naar huidig recht de situatie zich voordoen dat een voormalig statutair bestuurder van wie de titel wordt ontnomen als ‘gewone’ werknemer van de vennootschap werkzaam blijft. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor indien een opzegverbod geldt (bijvoorbeeld ziekte), gedurende de opzegtermijn 131 of bij een overgang van onderneming. 132 Als de rechtsverhouding tussen een vennootschap en bestuurder niet langer als arbeidsovereenkomst wordt gekwalificeerd, kan de doorgaans ongewenste splitsing in hoedanigheden worden vermeden. Er zal slechts één moment zijn waarop het ontslag ingaat. Bij een overgang van onderneming zal de bestuurder achterblijven zonder dat hij daarbij het (hoge) werknemerssalaris behoudt voor het (niet meer) besturen van de vennootschap. 133
4.4
Conclusie Zowel voor als tegen het verbod op het hebben van een arbeidsovereenkomst van de statutair bestuurder valt dus het nodige aan te voeren. In het volgende hoofdstuk zal ik de hierboven behandelde argumenten tegen elkaar afwegen en een toekomstvisie geven.
127
Wiersma 2008, p. 245. Huizink 2003, p. 12. 129 HR 15 april 2005, JAR 2005/177 (Eggenhuizen/Unidek); HR 15 april 2005, JAR 2005/153 (Bartelink/Ciris). 130 Nicolai & Koster 2010, par. 4. 131 Wiersma 2008, p. 245. Het arbeidsrechtelijke ontslag van de bestuurder zal plaatsvinden ten tijde van de eerst mogelijke rechtsgeldige opzegdatum. Indien de vennootschap besluit het ontslag met onmiddellijke ingang te laten ingaan, zal dat leiden tot een onregelmatige opzegging ex artikel 7:677 lid 2 BW. Een nadeel hiervan is dat het concurrentiebeding ex artikel 7:653 lid 3 BW voor de vennootschap dan niet meer geldt. 132 Wiersma 2008, p. 245. 133 Wiersma 2008, p. 245. 128
29
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
5.
Afweging en toekomstvisie
5.1
Inleiding In het vorige hoofdstuk behandelde ik de voor- en nadelen van het uitsluiten van de statutair bestuurder van het arbeidsovereenkomstenrecht. In dit hoofdstuk zal ik de daar genoemde argumenten tegen elkaar afwegen. Ik zal dit hoofdstuk afsluiten met een toekomstvisie.
5.2
Afweging Mijns inziens winnen de juridische argumenten vóór het ontnemen van de werknemersstatus aan gewicht. Ik ben niet de enige. In 2001 stemde de meerderheid van de Nederlandse Juristen-Vereniging al vóór de stelling ‘de bestuurder moet uit het arbeidsovereenkomstenrecht worden gehaald’. 134 Onder de juristen bestond toentertijd dus al voldoende draagvlak voor het verbod op een arbeidsovereenkomst van de statutair bestuurder. 135 Zoals gezegd lijkt de wetgever nooit principieel van mening te zijn geweest dat de statutair
bestuurder
thuishoort
in
het
arbeidsovereenkomstenrecht.
Het
arbeidsovereenkomstenrecht is niet geschreven voor personen die goed voor zichzelf op kunnen komen en tevens als werkgever optreden. 136 Voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst moet voldaan zijn aan het element ‘gezag’. Of sprake is van een gezagsverhouding tussen een statutair bestuurder en vennootschap valt sterk te betwijfelen. Een statutair bestuurder dient een zelfstandige belangenafweging te maken. Hierin verschilt hij wezenlijk van de ‘gewone’ werknemer die op straffe van ontslag redelijke instructies van zijn werkgever moet opvolgen. Ook is het vanuit vennootschapsrechtelijk
perspectief
discutabel
of
de
ava
bevoegd
is
de
arbeidsovereenkomst aan te gaan. 137 Daarnaast levert de beëindiging van de twee rechtsbetrekkingen complexe juridische vraagstukken op. 138 De statutair bestuurder neemt dus een bijzondere positie in. Ook zal er geen inbreuk op de eenheid van het arbeidsovereenkomstenrecht worden gemaakt als de bestuurder niet langer onder het arbeidsovereenkomstenrecht valt, nu het arbeidsovereenkomstenrecht niet uitgaat van een dergelijke eenheid. 139 Het lijkt mij eerder dat een eenheid zal ontstaan indien de statutair bestuurder uit het arbeidsovereenkomstenrecht verwijderd wordt.
134
Van der Heijden & Noordam 2001; Wiersma 2008, p. 245. Wiersma 2008, p. 245. 136 Zie onder 4.3.1. 137 Zie onder 4.3.6. 138 Zie onder 4.3.7. 139 Zie onder 4.3.3. 135
30
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Ook het feit dat partijen de mogelijkheid hebben te (over)compenseren in de opdrachtovereenkomst neemt niet weg dat de bestuurder vanuit juridisch perspectief een vreemde eend in de arbeidsrechtelijke bijt is. Partijen zijn vrij de mate van bescherming van de statutair bestuurder in de opdrachtovereenkomst overeen te komen. De bestuurder heeft in het algemeen een goede onderhandelingspositie. Indien partijen bescherming overeenkomen, zal de bestuurder zich onafhankelijk genoeg opstellen jegens de aandeelhouders.
140
Het argument dat de statutair
bestuurder de bescherming van het arbeidsovereenkomstenrecht dient te genieten omdat partijen anders zullen (over)compenseren, treft dus geen doel. De beëindigingsvergoeding kan bovendien in het ‘gewone’ civiele recht met meer zekerheid overeengekomen worden dan in het arbeidsovereenkomstenrecht. Het gebrek aan een goede dossieropbouw zal in het vennootschapsrecht – in tegenstelling tot in het arbeidsovereenkomstenrecht – niet tot problemen leiden. De hoogte van de vergoeding kunnen partijen onderling naar eigen goeddunken overeenkomen, waarbij zij uiteraard wel rekening dienen te houden met de Corporate Governance Code (indien
van
toepassing).
Het
arbeidsovereenkomstenrecht
niet
maakt
langer een
van
einde
toepassing
zijn
aan
onvoorspelbare
de
van
het
schadevergoedingen en vergoedingen naar billijkheid. Met het uitsluiten van de statutair bestuurder van het arbeidsovereenkomstenrecht moet een einde worden gemaakt aan de complexiteit die de toepasselijkheid van twee rechtsstelsels op één rechtsverhouding veroorzaakt. 141 Daarnaast
frustreert
het
arbeidsovereenkomstenrecht
maatschappelijke
ontwikkelingen. Het recht en de praktijk staan te ver van elkaar af. Door de statutair bestuurder uit het arbeidsovereenkomstenrecht te verwijderen, wordt meer ruimte gegeven aan nieuwe inzichten op het gebied van corporate governance.142 Het feit dat tegenstanders als oplossing aanvoeren dat een uitzondering kan worden gemaakt op artikel 7:668a BW en de opzegverboden, bevestigt des te meer dat de statutair bestuurder
niet
in
het
arbeidsovereenkomstenrecht
thuishoort,
en
het
arbeidsovereenkomstenrecht niet voor hem is geschreven. Het
argument
dat
partijen
managementovereenkomst
al
naar
huidig
kunnen
recht
door
middel
van
een
voorkomen
dat
tussen
hen
een
arbeidsovereenkomst ontstaat, vind ik niet overtuigend. Uiteraard kan een rechtspersoon geen persoonlijke arbeid verrichten en zal op grond daarvan in beginsel 140
Zie onder 4.3.1. Zie onder 4.3.2. 142 Zie onder 4.3.4. 141
31
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
geen arbeidsovereenkomst tot stand kunnen komen tussen twee rechtspersonen. De manier waarop partijen uitvoering geven aan een managementovereenkomst kan echter tot een andere uitkomst leiden.143 De constructie heeft dus niet per definitie tot gevolg dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst. 144 De door de tegenstanders aangevoerde grond dat elke bestuurder verschillend is, vind ik een valide argument. De bestuurder van een grote beursvennootschap verschilt immers fundamenteel van de bestuurder van een afhankelijke dochtervennootschap. Dit zou echter niet tot behoud van de arbeidsovereenkomst moeten leiden. Uiteraard is en blijft statutair bestuurderschap een keuze. Mijns inziens moet er voor die gevallen waarin het ontnemen van de werknemersstatus tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden een voorziening worden getroffen. Hierna zal ik hier uitgebreider op ingaan. De principiële vraag of de statutair bestuurder de bescherming van het arbeidsovereenkomst dient te genieten, moet ontkennend worden beantwoord. Het is echter de vraag in hoeverre artikel 2:132 lid 3 BW werkelijk een aanvulling vormt op het bestaande instrumentarium en in hoeverre het beoogde doel van de indieners van het amendement zal worden bereikt. 5.3
Doel bereikt? Sinds
1 januari 2013
wordt
de
rechtsverhouding
tussen
een
naamloze
beursvennootschap en een statutair bestuurder niet langer als arbeidsovereenkomst aangemerkt. Op deze manier willen de invoerders van het amendement voornamelijk voorkomen dat (al dan niet falende) bestuurders met een beroep op hun arbeidsovereenkomst bij de rechter een hogere ontslagvergoeding kunnen bepleiten. 145 Wordt dit doel met het nieuwe artikel 2:132 lid 3 BW bereikt? Zoals aangegeven, is de verwachting dat het ontbreken van een ontslagvergoeding tot gevolg
zal
hebben
dat
partijen
een
hogere
bezoldiging
en
een
hoge
beëindigingsvergoeding vooraf overeenkomen. Het lijkt dus onwaarschijnlijk dat het gewenste doel van de indieners wordt bereikt. Dit doet echter niet af aan de constatering dat de statutair bestuurder principieel niet thuishoort in het arbeidsovereenkomstenrecht.
143
HR 13 juni 2007, NJ 2007, 449 (PGGM). Wiersma 2008, p. 246. 145 Zie onder 3.2; Kamerstukken II 2009/10, 31 763, nr. 10, p. 1-2; zie ook Bennaars & Zaal 2012, p. 13. 144
32
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
5.4
Toekomstvisie Het bovenstaande roept de vraag op wat dan wél en/of nog meer veranderd moet worden. Allereerst verdient het aanbeveling bepaalde zaken in de praktijk goed contractueel te regelen. Hierbij dient gedacht te worden aan bepalingen omtrent het eenzijdig wijzigen van de arbeidsovereenkomst, de opzegtermijnen en opzeggronden, het concurrentiebeding en de beëindigingsvergoeding. 146 Daarnaast zou de door Huizink 147 voorgestelde wetswijziging uitkomst bieden voor die gevallen waarin het ontnemen van de werknemersstatus tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De rechter moet de mogelijkheid hebben deze onaanvaardbare gevolgen ongedaan te maken. De ontslagen bestuurder moet bij de rechter een verzoek in kunnen dienen tot een schadevergoeding naar billijkheid waarbij wordt getoetst of de gevolgen van het ontslag, met inachtneming van alle omstandigheden, te ernstig zijn voor de ontslagen bestuurder vergeleken met het belang van de vennootschap bij ontslag. 148 Dit lijkt op de kennelijk onredelijk ontslagtoets ex artikel 7:681 BW. Bij deze schadevergoeding naar billijkheid zou bijvoorbeeld de mogelijkheid ergens anders werk te vinden, kunnen worden meegewogen. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan het niet meer van toepassing zijn van het concurrentiebeding ex artikel 7:653 BW. 149 Ook de informatieplicht zou uitkomst kunnen bieden voor schrijnende gevallen. 150 Om te voorkomen dat bijvoorbeeld een tot statutair bestuurder gepromoveerde werknemer niet weet waar hij ‘ja’ tegen zegt, kan op de vennootschap een bijzondere informatieplicht rusten ten aanzien van de werknemer. 151 Het einde van de rechtsbetrekking zal een stuk eenvoudiger worden. Bestuurders kunnen te allen tijde ontslagen worden door het orgaan dat hen benoemd heeft (in beginsel de ava of de rvc). Vergoedingen kunnen overeengekomen worden bij het aangaan van de overeenkomst of gedurende de looptijd van de overeenkomst. In uitzonderlijke gevallen kan de ontslagen bestuurder naar de rechter stappen voor een schadevergoeding naar billijkheid. 152 Deze duidelijkheid lijkt mij wenselijk voor de praktijk.
146
Van der Ham 2011, p. 4. Huizink 2003, p. 15. 148 Huizink 2003, p. 15. 149 Huizink 2003, p. 19. 150 Zie onder 4.3.5. 151 Beltzer 2013. 152 Huizink 2003, p. 16. 147
33
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Naar aanleiding van het bovenstaande valt niet in te zien waarom slechts de statutair bestuurder
van
een
beursgenoteerde
vennootschap
van
het
arbeidsovereenkomstenrecht uitgesloten is. De tweedeling tussen statutair bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen en van andere kapitaalvennootschappen is onnodig. De in hoofdstuk 4 en in dit hoofdstuk aangevoerde argumenten vóór uitsluiting gaan zowel op voor statutair bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen als voor andere statutair bestuurders van kapitaalvennootschappen. 5.5
Conclusie Ik concludeer dat statutair bestuurderschap en werknemerschap elkaar principieel zouden moeten uitsluiten. Het doel dat de indieners bij de invoering van artikel 2:132 lid 3 BW voor ogen stond, lijkt echter niet bereikt. Dit neemt niet weg dat de statutair bestuurder de arbeidsrechtelijke bescherming niet dient te genieten. Het verdient aanbeveling bepaalde zaken contractueel vast te leggen. Voor schrijnende gevallen als gevolg van het ontnemen van de werknemersstatus moet het mogelijk worden gemaakt zich tot de rechter te wenden.
34
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Conclusie In deze scriptie stond de volgende vraag centraal: In hoeverre dient de statutair bestuurder van een besloten of een naamloze vennootschap de bescherming van het Nederlands arbeidsovereenkomstenrecht te genieten? Op deze vraag zal ik nu een antwoord formuleren. In het eerste hoofdstuk heb ik het spanningsveld geschetst. De statutair bestuurder neemt een bijzondere positie in omdat op de statutair bestuurder twee rechtsgebieden van toepassing zijn, het vennootschapsrecht en het arbeidsovereenkomstenrecht. Als gevolg hiervan ontstaan fricties bij zijn rechtspositie. Beide rechtsgebieden kennen hun eigen eisen en dwingendrechtelijke regels. De arbeidsrechtelijke rechtsbescherming roept vragen op, met name bij de beëindiging van de rechtsbetrekkingen. Ook is het arbeidsovereenkomstenrecht niet altijd in lijn met de Corporate Governance Code. Dit levert een spanning op bij de positie van de statutair bestuurder van een beursgenoteerde N.V. Eén van de twee pijlers van het arbeidsovereenkomstenrecht, het beginsel van ongelijkheidscompensatie, lijkt bij de statutair bestuurder ook anders toegepast te moeten worden dan bij een ‘gewone’ werknemer. De positie van een statutair bestuurder van een niet-beursgenoteerde vennootschap is in het tweede hoofdstuk behandeld. Hier is ingegaan op de totstandkoming en beëindiging van de rechtsbetrekkingen. Geconstateerd is dat met name de beëindiging van de rechtsbetrekkingen gecompliceerd is. Ook is de bescherming die de statutair bestuurder op grond van het arbeidsovereenkomstenrecht toekomt besproken. De positie van een statutair bestuurder van een beursgenoteerde N.V. is in het derde hoofdstuk aan bod gekomen. Op grond van artikel 2:132 lid 3 BW heeft de statutair bestuurder van een beursgenoteerde N.V. niet langer een arbeidsovereenkomst met de vennootschap. Partijen zullen een opdrachtovereenkomst sluiten. De consequenties hiervan zien met name op de wijze van beëindiging van de rechtsbetrekking(en), de beëindigingsvergoeding, de beloning en de opzegverboden. Raadzaam is contractuele afspraken over die onderwerpen te maken. Daarnaast verdient het aanbeveling om zaken met betrekking tot het concurrentiebeding en een eventuele beurs-exit contractueel vast te leggen. In hoofdstuk 4 zijn argumenten voor en tegen het verbod op het hebben van een arbeidsovereenkomst van de statutair bestuurder aangevoerd. In het daaropvolgende hoofdstuk zijn deze argumenten tegen elkaar afgewogen. Op grond van de volgende overwegingen heb ik geconcludeerd dat statutair bestuurderschap en werknemerschap elkaar principieel zouden moeten uitsluiten. De wetgever lijkt nooit van mening te zijn geweest dat de statutair bestuurder in het arbeidsovereenkomstenrecht thuishoort. Er lijkt geen sprake te zijn van een gezagsverhouding tussen vennootschap en statutair bestuurder. Ook is het vanuit vennootschapsrechtelijk perspectief de vraag of de ava bevoegd is de arbeidsovereenkomst
35
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
aan te gaan. Verder levert de beëindiging van de twee rechtsbetrekkingen complexe juridische vragen op. Indien het arbeidsovereenkomstenrecht niet meer van toepassing is, zal de beëindiging van de overeenkomst een stuk eenvoudiger worden. De bestuurder is een vreemde eend in de arbeidsrechtelijke bijt. Het feit dat partijen de mogelijkheid hebben te (over)compenseren in de opdrachtovereenkomst doet daar niet aan af. Bovendien kan de beëindigingsvergoeding in het ‘gewone’ civiele recht met meer zekerheid overeengekomen worden
dan
in
het
arbeidsovereenkomstenrecht.
Daarnaast
frustreert
het
arbeidsovereenkomstenrecht maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van corporate governance. Het contracteren via een managementovereenkomst biedt geen oplossing, nu op grond van de feitelijke uitvoering van partijen in die situatie alsnog sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst. Tot slot geldt dat de ene bestuurder de andere niet is. Bestuurderschap is echter een keuze. Voor de schrijnende gevallen is een oplossing denkbaar. Uit het bovenstaande volgt dat de vraag of de statutair bestuurder van een besloten of naamloze
vennootschap
naar
Nederlands
recht
de
bescherming
van
het
arbeidsovereenkomstenrecht dient te genieten, ontkennend moet worden beantwoord. Onvoldoende
valt
in
te
zien
waarom
de
statutair
bestuurder
in
het
arbeidsovereenkomstenrecht thuishoort. Bovengenoemde argumenten gelden mijns inziens zowel voor bestuurders van een beursgenoteerde N.V. als voor bestuurders van andere kapitaalvennootschappen. Het bovenstaande wil echter niet zeggen dat het doel dat de indieners bij artikel 2:132 lid3 BW voor ogen hadden, is bereikt. Zij wilden met name voorkomen dat (falende) bestuurders met een beroep op hun arbeidsovereenkomst zich tot de rechter konden wenden voor een hoge ontslagvergoeding. De voorspelling is dat partijen door het ontbreken van een ontslagvergoeding een hoge bezoldiging en een hoge beëindigingsvergoeding zullen overeenkomen. Op deze manier wordt het doel van de indieners niet bereikt. Met het oog op de toekomst lijkt het mij wenselijk de ontslagen bestuurder de mogelijkheid te geven zich tot de rechter te wenden voor een schadevergoeding naar billijkheid. Daarbij zal de rechter toetsen of de gevolgen van het ontslag – alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen – te ernstig zijn voor de ontslagen bestuurder vergeleken met het belang van de vennootschap bij ontslag. Dit zal een soort kennelijk onredelijk ontslagtoets zijn. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan het gegeven dat de ene bestuurder de andere niet is. Ook lijkt het mij wenselijk een bijzondere informatieplicht op de vennootschap te laten rusten. Op deze manier wordt voorkomen dat de statutair bestuurder niet weet waar hij ‘ja’ tegen zegt.
36
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Met de invoering van artikel 2:132 lid 3 BW is een stap in de goede richting gezet. Het is nu wachten op een soortgelijk artikel voor andere kapitaalvennootschappen en een wetsvoorstel waarin het voor schrijnende gevallen mogelijk wordt gemaakt zich tot de rechter te wenden voor een vergoeding naar billijkheid.
37
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Literatuurlijst Asscher-Vonk 2004 I.P. Asscher-Vonk, ‘Past de bestuurder de sociaalrechtelijke jas?’ in: L. Timmerman e.a., De werknemer in het ondernemingsrecht, Deventer: Kluwer 2004. Asser/Maeijer/Van Solinge & Nieuw Weme 2009 2-II* G. van Solinge & M.P. Nieuwe Weme, Mr. C. Asser’s Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 2. Vertegenwoordiging en rechtspersoon. Deel II. De rechtspersoon, Deventer: Kluwer 2009. Bakels/Bouwens, Houwerzijl & Roozendaal 2011 W.H.A.C.M. Bouwens, M.S. Houwerzijl & W.L. Roozendaal, H.L. Bakels. Schets van het Nederlands arbeidsrecht, Deventer: Kluwer 2011. Beltzer 2013 R.M. Beltzer, ‘De Wet bestuur en toezicht – over een amendement dat niet ver genoeg gaat’, ArbeidsRecht 2013/15. Bennaars & Zaal 2012 J.H. Bennaars & I. Zaal, ‘Arbeidsrechtelijke consequenties van het wetsvoorstel bestuur en toezicht’, Tijdschrift voor Arbeid & Onderneming 2012-1, p. 13-23. Van der Grinten/Bouwens & Duk 2011 W.H.A.C.M. Bouwens & R.A.A. Duk, Van der Grinten. Arbeidsovereenkomstenrecht, Deventer: Kluwer 2011. Van der Ham 2011 R.J. van der Ham, ‘De rechtspraktijk na Bestuur en Toezicht: ziet u door de bomen het bos nog?’, TRA 2011, 100. Heerma van Voss 2010 G.J.J. Heerma van Voss, ‘De bestuurder geen werknemer meer?’, TRA 2010, 21. Van der Heijden & Noordam 2001 P.F. van der Heijden & F.M. Noordam, De waarde(n) van het sociaal recht: over beginselen van sociale rechtsvorming en hun werking, Tjeenk Willink 2001. Heyman 2012 E.W.M. Heyman, ‘De positie van de statutair bestuurder in een notendop’, V&O 2012, 7, p. 123-127.
38
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Huizink 1989 J.B. Huizink, Bestuurders van rechtspersonen (diss. Groningen), Deventer: Kluwer 1989. Huizink 2003 J.B. Huizink, ‘De bestuurder-werknemer revisited’, ArA 2003, 3, p. 4-21. Loonstra & Zondag 2010 C.J. Loonstra & W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2010. Van Marwijk Kooy 2010 A.G. van Marwijk Kooij, ‘Titel 10 en daarmee basta? De contractuele relatie van de bestuurder’, TAP 2010/1. Nicolai & Koster 2010 J.L.A. Nicolai & H. Koster, ‘De bestuurder van een beursvennootschap: niet langer werknemer’, Ondernemingsrecht 2010, 52. Van Peijpe 2011 T. van Peijpe, ‘EU en de ruimte voor een nationaal werknemersbegrip’, TRA 2011, 34. Van Schilfgaarde/Winter 2009 P. van Schilfgaarde/J.W. Winter, Van de BV en de NV, Deventer: Kluwer 2009. Van Uden 2011 F.C. van Uden, ‘Artikel 2:132 lid 3 BW: een fictieve oplossing voor een non-probleem’, AR 2011, 54. Verburg 2008 L.G. Verburg, ‘Het kabinet en de rechtsverhouding van de bestuurder’, SR 2008, 38. Verburg 2012 L.G. Verburg, ‘De bestuurder van de nv of bv’, in: A.R. Houweling & G.W. van der Voet (red.), Bijzondere arbeidsverhoudingen, Den Haag Boom Juridische Uitgevers 2012. Visser 2005 E.T. Visser, ‘Het staken van de band(en) tussen vennootschap en statutair bestuurder’, SR 2005, p. 571-577. Wiersma 2008 K. Wiersma, ‘De bestuurder het arbeidsrecht uit’, TOP 2008, 7.
39
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
De Wind & Pronk 2010 E. de Wind & E.C.A. Pronk, 'Overgang van onderneming en de positie van de statutair directeur', TAP 2010, p. 25-29.
Kamerstukken Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 2 Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3 Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 6 Kamerstukken II 2009/10, 31 763, nr. 10 Kamerstukken I 2010/11, 31 763, nr. C Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Stb. 2011, 275
40
Masterscriptie Arbeidsrecht Emma van Dijk, juli 2013
Jurisprudentielijst Hoge Raad HR 13 november 1992, JAR 1992, 133 (Levison/MAB Groep B.V.) HR 8 oktober 1993, NJ 1994, 211 (Mooij Verf B.V./De Waard) HR 7 april 1995, JAR 1995/9 HR 15 december 2000, JOR 2001, 1 (Van Ekelenburg/Sqamish Corporation N.V. en Hotel Maatschappij Leiden B.V.) HR 2 april 2004, JAR 2004/112 (Blakborn) HR 2 april 2004, NJ 2006, 212 HR 13 juni 2007, NJ 2007, 449 (PGGM) Gerechtshof Hof Amsterdam 29 maart 1990, NJ 1991, 81 (Anholt/Fast Foto Holding B.V.) Hof Den Haag 8 juli 1999, JAR 1999, 177 (Van Meerendonk Scheepvaart B.V./Breur) Hof Amsterdam 23 oktober 2003, JAR 2003, 277 (Volgers/Invensys) Hof Arnhem 6 juli 2004, JOR 2006, 173 (Lammers/Mr. Aerts q.q.) HR 15 april 2005, JAR 2005, 117 (Eggenhuizen/Unidek Volumebouw) HR 15 april 2005, JAR 2005, 153 (Ciris/Bartelink) Hof Amsterdam 1 maart 2007, JAR 2007, 106 (mr. X) Rechtbank Rb. Rotterdam 24 april 1997, JAR 1997, 118 (Spido) Rb. Utrecht 16 april 1997, JOR 1997, 90 (Van Wijnen Holdings N.V./X) Kantonrechter Ktr Amsterdam 7 oktober 2009, JAR 2009/261 (ABN AMRO/De Jong) Ktr Amsterdam 29 december 2008, JAR 2009/26 (ABN AMRO/Schmittmann) Hof van Justitie EU HvJ EU 11 november 2010, JAR 2011/24 (Danosa)
41