Discussie zorgverleners over ontwikkeling eerstelijns spoedzorg :
De patiënt wil één aanspreekpunt, de huisarts lagere werkdruk en de verzekeraar goede zorg voor het geld. De inwoner van Noord-Nederland heeft recht op goede medische zorg, hetzelfde niveau als ieder ander in ons land. Die zorg staat echter onder druk. En dan dringt zich de vraag op: ‘Hoe zorgen we er met elkaar voor dat kwalitatief hoogwaardige eerstelijnszorg in Noord-Nederland beschikbaar en bereikbaar blijft voor alle inwoners, ook die op het deels ontvolkende en snel vergrijzende platteland.’ Hierover bogen zich vertegenwoordigers van huisartsen, ziekenhuizen, ambulancezorg, patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars tijdens een bijeenkomst van het Acute Zorg Netwerk Noord Nederland in het Hampshire Hotel in Groningen: ‘Eerstelijns spoedzorg, zorg voor de toekomst’. Er zijn al knelpunten in de eerstelijns zorg en er dreigen er meer. Ziekenhuizen sluiten afdelingen of hele vestigingen, jonge huisartsen zijn lastig te verleiden om zich in bepaalde regio’s te vestigen. Budgetten staan onder druk. Zorgpunten komen op grotere afstand van de inwoners te liggen. En ondertussen vergrijzen we in de dorpen met z’n allen in hoog tempo, omdat veel jongeren de stad opzoeken. En de zorgverleners vergrijzen mee. Hoe grijzer, hoe groter de zorgvraag. En hoe pak je dat dan aan, hoe maak je de eerstelijns spoedzorg toekomstbestendig. De uitkomst van de discussiebijeenkomst, het lijkt zo voor de hand te liggen: Samenwerking is nodig, de handen ineen slaan en in actie komen. Er moeten bruggen worden geslagen en muren worden geslecht. In woorden makkelijk uitgesproken. Maar hoe doe je dat in de praktijk? Het vraagt een andere manier van denken en veranderingen in het systeem van financiering, is dan al snel het antwoord. Met als aanvulling dat je dat niet zomaar even regelt. Is dat werkelijk zo, of zijn er ook andere mogelijkheden? Simpeler en sneller, gewoon waar een wil is, is een weg.
In de discussie tijdens de bijeenkomst van net Acute Zorg Netwerk ging het echter niet zozeer over concrete oplossingen voor de dreigende knelpunten in de spoedzorg, maar veel meer over werkdruk bij huisartsen, oplossingen daarvoor en over het daarvoor benodigde geld. Over de aanpak van de samenwerking ging het vooral tijdens het drankje na afloop en niet zonder succes. Het wordt een serieus agendapunt voor het Regionaal Overleg Acute Zorg, het ROAZ.
De patiënt wil één aanspreekpunt Voor Edwin Klok, directeur van patiëntenorganisatie Zorgbelang Groningen is het heel simpel waar het gaat om de eerstelijns spoedzorg: “De patiënt wil één telefoonnummer en één adres voor al zijn zorgvragen. Ik constateer dat de wil er wel is, en ook wordt uitgesproken, maar dat er in de praktijk nog een lange weg te gaan is.” Dat er een ontwikkeling gaande is in de samenwerking rond de spoedzorg ziet ook Ursula de Jonge Baas van zorgverzekeraar De Friesland. Die samenwerking betreft vooral huisartsenposten en ziekenhuizen. “Er is daar veel in beweging.” Als knelpunt ziet de vertegenwoordigster van de zorgverzekeraar daar twee punten: a) de vraag hoe je zorg verschuift van ziekenhuis SEH naar de huisartsenpost en wat daar aan (interne) discussies bij komt kijken en b)de problematiek van de financiering, de budgetten. Want dat speelt op de achtergrond best mee: het verdwijnen van een deel van de omzet van de SEH van het ziekenhuis (en de vrij gevestigde specialist) naar de huisartsenpost. Ursula de Jonge Baas stelde dat de zorgverzekeraar daar via financiële prikkels wel een rol kan spelen – ‘en dat doen we ook wel’ - , maar dat het vooral de zorgverleners zelf zijn die het ook moeten willen.
Werkdruk huisartsenposten moet omlaag Huisarts Tineke Slagter-Roukema uit Zuidhorn, oud lid van de Raad van Toezicht van het Martini Ziekenhuis, constateert aan tafel dat er echter ook iets gedaan moet worden aan de werkdruk op de huisartsenposten. Die is te hoog. “We krijgen steeds meer te maken met ouderen en complexere problematiek en ook met andere zorgvragen dan puur medische spoed, zoals op het gebied van de GGZ en de jeugdzorg. Bovendien zorgt het zeer dwingende triagesysteem
dat we hanteren, ervoor dat er sprake is van relatief veel ambulance-inzet ambulance vanuit de huisartsenposten die achteraf niet nodig is. is Voor mij als huisarts is het belangrijk om mee meer greep te krijgen op dat soort dingen.”
Patiënten permanent opvoeden Een geldkwestie? Of een kwestie van organisatie van de zorg? Hans Maarten Bolle van de koepelorganisatie organisatie van huisartsenposten Ineen is er snel klaar mee. “Geld speelt wel degelijk een rol, wanneer w e iets anders willen. willen Met weinig extra geld ten opzichte van de kosten van de hele zorgketen kunnen we op de huisartsenposten veel meer zorg organiseren. Wat niet wegneemt dat je ook samenwerking nu wel al beter kunt organiseren, zeker waar het het gaat om huisarts en ambulance.” Volgens gens Hans Maarten Bolle moeten patiënten trouwens ook permanent worden opgevoed zodat ze alleen in echte nood naar de huisartsenpost huisartsen gaan. Drs. Ine Scholten, directeur van de Doktersdiensten Groningen is genuanceerder. Ze zegt vanuit de zaal: “Ik zie het probleem niet zozeer in de grote zorgvraag, maar veel ve l meer in de zorgzwaarte. Die neemt toe en daar moeten we wat mee,, zeker bij de huisartsenposten.” huisartsenposten Uit de cijfers van de koepelorganisatie Ineen blijkt dat er sinds 20 2011 11 sprake is van een lichte daling in de totale zorgvraag op de huisartsenposten, maar dat het aantal consulten – dus het aantal patiënten dat naar de huisarts op de post toe komt na telefonisch contact – wel steeds wat blijft groeien.
Betere organisatie van eigen de praktijk Onderzoeker en ook praktiserend huisarts Dr. Paul Giesen van de Radboud Universiteit hoorde het verhaal over de werkdruk en de organisatie aan. Hij stelt dat de huisartsen een deel van de werkdruk op de huisartsenposten gewoon aan zichzelf te wijten hebben “Slechte bereikbaarheid overdag zorgt voor extra toeloop naar de huisartsenpost.” De wetenschapper vindt dat er een eind moet komen aan al die bandjes en momenten waarop de huisartsenpraktijk telefonisch niet bereikbaar is. “Dan maken mensen makkelijker de keuze voor de eigen huisartsenpraktijk in plaats van de huisartsenpost.” Maar betere bereikbaarheid dat betekent extra personeel, bv extra uren voor de doktersassistente die de telefoon opneemt, en dus extra kosten, constateert Hans Maarten Bolle. En zo ging het ook hier over extra geld. Dr.Paul Giesen vraagt zich af of dat altijd zo is. Hij accentueerde nog eens dat in zijn visie collegahuisartsen slim moeten organiseren en zich steeds meer moeten richten op de complexe zorg voor mensen Ze moeten de andere dingen, de eenvoudiger zorgvraag, veel meer overlaten aan ondersteunend personeel.
Avondspreekuur als deeloplossing Vanuit Zorgbelang Groningen werd de noodzaak van een andere praktijkorganisatie onderschreven en voorman Edwin Klok deed er nog en schepje bovenop. “Uit onze onderzoeken onder patiënten blijkt dat men graag een avondspreekuur wil van de eigen huisarts. Ook dat kan de werkdruk op de huisartsenposten en alles wat daar achterweg komt, verminderen.” Huisarts Tineke Slagter-Roukema stelt dat er wat werkdruk betreft ook al een slag gemaakt kan worden met een betere triage, het vaststellen van de mate van spoedeisendheid van een zorgvraag. Ze vindt de triage niet specifiek genoeg, was te constateren.
Huisarts als adviseur ambulanceteam Directeur Ine Scholten van de Doktersdiensten Groningen steekt haar vinger op en heeft een bijdrage vanuit de zaal: Ze ziet nog een ander punt van aandacht en dat heeft alles te maken met samenwerking tussen huisarts en ambulancezorg: “Ik pleit voor een 24/7 huisartsenhulplijn voor de ambulancezorg. Die mensen staan vaak voor moeilijke beslissingen. Brengen we iemand – vaak ouderen - wel of niet naar het ziekenhuis. Zo’n beslissing kan in bepaalde gevallen zeer verstrekkende gevolgen hebben voor het verdere leven van een patiënt. Een huisarts kan daar
andere afwegingen maken dan ambulancepersoneel dat gebonden is aan protocollen. Ook daar kan een goede samenwerking liggen. Zeker wat het belang van de patiënt betreft.”