Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
De "OVM4"
Auteurs (alfabetische volgorde): Rob Konings Barend de Lange Liselore An Muis Peter Zaal onderzoeksgroep: LWAOW/NAS1 rapportage Datum: 28 September 2011 Versie: 1.2
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Aanleiding ................................................................................................................................................ 4 1.
2.
3
Situatie beschrijving OVM4 ............................................................................................................. 5 1.1.
Oostvoornse meer vroeger en heden ..................................................................................... 5
1.2.
Een meer voor de Maasvlakte ................................................................................................. 6
1.3.
Positie OVM4 ........................................................................................................................... 9
1.4.
Sidescan opnames OVM4 ...................................................................................................... 11
1.5.
Bodemligging ......................................................................................................................... 14
Werkwijze (doelstelling methoden en technieken) ...................................................................... 15 2.1.
Doelstelling ............................................................................................................................ 15
2.2.
Logistiek ................................................................................................................................. 15
2.3.
Onderzoeksmethode ............................................................................................................. 16
2.3.1.
Markeren van de wraksite ............................................................................................. 16
2.3.2.
Verkennen van de wraksite ........................................................................................... 17
2.3.3.
Fotograferen .................................................................................................................. 17
2.3.4.
Video opnames .............................................................................................................. 18
2.3.5.
Labels plaatsen .............................................................................................................. 18
2.3.6
Schetsen van wrakveld .................................................................................................. 20
2.3.7
Opmeten van afstanden tussen labels .......................................................................... 22
2.3.8
Verwerken van opgemeten data ................................................................................... 23
2.3.9
Combinatieschets op schaal .......................................................................................... 25
2.3.10
Beschrijving van de duiken ............................................................................................ 25
Onderzoeksresultaten OVM4 ........................................................................................................ 29 3.1
Geofysische gegevens ........................................................................................................... 29
3.2
Fysieke gegevens site OVM4 ................................................................................................. 29
3.3
Staat van de OVM4 ................................................................................................................ 29
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
4
3.4
Beschrijving wrak................................................................................................................... 29
3.5
Fotomateriaal wrak ............................................................................................................... 31
3.6
Videomateriaal OVM4 ........................................................................................................... 40
3.7
Schetsen OVM4 ..................................................................................................................... 41
3.8
Gecorrigeerde site weergave OVM4 ..................................................................................... 46
3.9
Schets op schaal en oriëntatie............................................................................................... 47
3.10
Overige metingen .................................................................................................................. 49
Conclusies en vervolgonderzoek ................................................................................................... 50 4.1
Conclusies .............................................................................................................................. 50
4.2
Vervolgonderzoek: ................................................................................................................ 50
Appendix I Index figuren ....................................................................................................................... 52 Appendix II Site Recorder SE OVM4_after AR ....................................................................................... 54 Appendix III Bronvermelding ................................................................................................................. 56
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Voorwoord Voor u ligt een rapport geschreven ter afsluiting van de Basiscursus Onderwaterarcheologie welke wordt georganiseerd door de LWOAW. Deze cursus leidt op tot een niveau gelijkwaardig met een NAS1 certificering. In maart 2011 zijn in een weekend de theorielessen gevolgd op locatie bij de RCE in Leliestad en in mei is dit opgevolgd met een praktijkweekend in Oostvoorne. Het rapport beschrijft het wrak de OVM4 (Oostvoorne wraknummer 4), een wrak aan de westkant van het Oostvoornse meer gelegen op een diepte van 12 meter. Het beschrijven en onderzoeken van dit wrak was zeer plezierig en leerzaam; daarnaast hopen we met dit rapport een toevoeging gedaan te hebben aan het vastleggen van de situatie van dit wrak. Onze dank gaat uit naar de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE), de landelijke werkgroep voor onderwater archeologie ( LWAOW) en in het bijzonder Frank Stoop voor het organiseren van het praktijkweekend, het transport van en naar de wrakken en het enthousiasme welke hij weet over te brengen over dit bijzonder stuk maritiem erfgoed. Hopelijk heeft u net zoveel plezier met het lezen van dit rapport als wij met het onderzoeken, duiken en schrijven ervan, Peter, Rob, Liselore en Barend
Figuur 1: Onderzoeksteam OVM4. Van links naar rechts: Peter Zaal, Barend de Lange, Lieselore An Muis, Rob Konings
3
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Aanleiding De OVM4 is in 1989 gevonden, maar op een enkele verkenning na was dit wrak nog nauwelijks door duikers bezocht. De OVM4 is door de begeleiders van de basiscursus Onderwaterarcheologie aangewezen om door onze groep duikers te gaan verkennen, op te meten en in kaart te brengen. De diepte en locatie waar het wrak ligt geeft aan dat dit wrak in situ ligt, ofwel het is niet door zandwinningactiviteiten verplaatst of "afgegleden" zoals bij andere wrakken in het Oostvoornse meer door zandwinning wel is gebeurd.
4
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
1. Situatie beschrijving OVM4 1.1.
Oostvoornse meer vroeger en heden
Waar nu het Oostvoornse Meer ligt, lag vroeger de Mond van de Maas. Het zuidelijk deel van de monding werd de Pit genoemd, het noordelijke deel de Pan of Krim. In het verlengde van de Pan lag de oude vaarweg tussen Schiedam en Maassluis: het Sluysken Diep, het Sluis(s)che Gat, of het Scheur. In de ondiepe Mond van de Maas lag de beruchte zandbank Maasdroogen.
Figuur 2: Mond van de Maas. De voorloper van het Oostvoornse Meer.
Een gevaarlijk gebied voor de scheepvaart, ook omdat het er behoorlijk kon spoken. Regelmatig strandden er schepen en in de 19de eeuw werd het gebied ook wel het Zeemanskerkhof genoemd. De schippers die hier het land in- of uitvoeren werden door loodsen (schippers en vissers die het gebied goed kenden) langs de zandbanken geleid. Als het toch mis ging, waren het vaak weer de vissers die met ijssloepen de bemanning (en als het lukte ook de lading) probeerden te redden. Rond 1860 voeren in Brielle vijf en in Maassluis twee ijssloepen onder de vlag van de Zuid- Hollandse Maatschappij tot Redding van Schipbreukelingen. Deze reddingmaatschappij had sinds 1825 een reddingsboot in Brielle. Op de bodem van het Oostvoornse Meer liggen verschillende complete scheepswrakken en vele resten van schepen die op de Maasdroogen zijn vergaan. Nog steeds worden in de bodem van het meer scheepswrakken ontdekt.1 Het Oostvoornse Meer bestaat sinds 1966, toen de zijarm van de Noordzee werd afgesloten met een dam: de Brielse Gatdam. Zestien jaar daarvoor, in 1950 werd de Brielse Maas afgedamd met de Brielse Maasdam. Zo ontstond aan de ene kant het Brielse Meer en aan de andere kant een baai, het 1
Havenbedrijf Rotterdam 2009, 6
5
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage Brielse Gat. De Brielse Maas was in onbruik geraakt door verzanding en de steeds grotere schepen. De aanleg van het Voorns Kanaal en de Nieuwe Waterweg maakten de oude zeeverbinding overbodig. Daarnaast beschermde de dam het achterland en het drinkwater tegen verzilting.2
Figuur 3: Kaart waarop Oostvoornse meer wordt getoond.
Bij het opspuiten van het nieuwe land van de eerste Maasvlakte werden enorme hoeveelheden grof zand uit het Oostvoornse Meer gebruikt. Het zand werd tot op wel 65 meter diepte opgegraven; bodemlagen die tussen de 100.000 en 1.000.000 jaar oud zijn. Daarbij kwamen heel wat fossiele resten boven van dieren en mensen die hier vroeger leefden. Er zijn potscherven gevonden uit de Bronstijd, de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Uit de Vroege Middeleeuwen is bijvoorbeeld een fluitje gevonden, gemaakt van een bot. Er kwamen ook stukjes van kammen, mesheften en spel- schijven uit het zand te voorschijn. Uit de 17e tot 19e eeuw werden verschillende pijpenkoppen gevonden. Al deze vondsten laten zien dat het gebied al tien- tot twaalfduizend jaren door mensen werd bewoond.
1.2.
Een meer voor de Maasvlakte
Eind jaren vijftig werden de plannen voorbereid voor de aanleg van Maasvlakte 1. Er moest een nieuwe havenmond ontstaan, met een te graven diepte van 23 meter, compleet met industrie- en haventerreinen. Voor het creëren van het nieuwe ‘land’ van Maasvlakte 1 was zand nodig, veel zand. Dat kon uit zee worden gehaald, maar het was veel eenvoudiger en goedkoper om dat uit het Brielse Gat te halen, ook al waren daarvoor nogal wat aanpassingen aan de infrastructuur nodig, zoals afscherming van de zee door middel van een tijdelijke dam. In 1963 werd hiervoor begonnen met het opspuiten van land vanaf de Brielse Maasdam richting zee (de zuidrichel, waar nu de Europaweg ligt). Vervolgens werd hiervandaan een zogenoemde compartimenteringsdam opgespoten waarmee de 2
Havenbedrijf Rotterdam 2009, 4
6
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage ‘strandhaak’ en het Groene Strand ontstonden. In de zuidrichel werd, op twee kilometer afstand van de Brielse Maas, een werksluis gebouwd zodat de zware bodemzuigers het meer konden bereiken. De werksluis in de Tanisbaai (de huidige Hudsonhaven in het Hartelkanaal) werd in 1972 weer afgebroken. De zuidrichel werd verder opgespoten tot aan de Westplaat. Hier vandaan werd vervolgens de als tijdelijke voorziening bedoelde Brielse Gatdam opgespoten. Daarmee ontstond eind 1965 het meer, dat in eerste instantie nog Brielse Gat werd genoemd. Later werd het Brielse Gat omgedoopt in Oostvoornse Meer.3 In de herfst van 1973 besloot de regering dat het Brielse Gat afgesloten moest blijven en dat de Brielse Gatdam zou gaan dienen als primaire waterkering (dijk). Dat besluit was het gevolg van een heftige discussie die in de zestiger jaren woedde over de waterkering van Voorne. Het oorspronkelijke idee was de primaire waterkering te laten bestaan uit een hoge zanddijk op Deltahoogte, langs de duinen van Voorne die vervolgens zou doorlopen tot het Kruiningergors. De Natuurbeschermingsraad (destijds het hoogste adviesorgaan over natuurbescherming) vond echter dat de dijk de natuurwaarden van Voornes Duin zou aantasten en adviseerde de waterkering langs het Oostvoornse Meer aan te leggen, over de Brielse Gatdam, langs de Europaweg en vervolgens terug naar het Kruiningergors. Om te kunnen voldoen aan de Deltanormen moest de als tijdelijke voorziening gebouwde Brielse Gatdam worden verzwaard. In 1979/1980 werd de dam nog eens versterkt.4 Vóór de zandwinning had het Oostvoornse Meer een gemiddelde diepte van vijf meter. De zandwinning vond vooral plaats in het westelijke deel van het meer. De enorme bodemzuigers haalden zand op tot een diepte van zestig tot vijfenzestig meter. Dit ‘pleistocene’ zand bestond op die diepte uit fijn grind en matig fijn tot grof zand. Het oostelijke deel van het meer bestond voornamelijk uit verschillende lagen klei, de zogenoemde Rotterdamse leemlaag, en was ongeschikt voor zandwinning. Eind 1969 werd dan ook gestopt met het winnen van zand. Het meer bleef achter als een diepe bak water met steile oevers.5 Het Oostvoornse Meer is niet aangelegd om de recreatie te bevorderen, bij de zandwinning was dan ook geen rekening gehouden met recreanten. Maar al snel bleek de grote, vaak rimpelloze, zoute en heldere plas over een grote aantrekkingskracht te beschikken. Na de voltooiing van de zandwinning werd dan ook besloten de steile oevers aan te pakken en ze vanaf de waterlijn twee meter ver, met een licht verval, het water in te laten lopen. Alleen bij het Groene Strand bleven de oevers steil omdat daar al minder zand was weggezogen en omdat de natuur erdoor verstoord zou worden. Het zand dat vrijkwam bij het aanpakken van de oevers, werd gebruikt om kleine kunstduintjes van zo’n twee meter hoog te bouwen. De werkzaamheden aan de oevers vonden plaats in 1974. Niet veel later bleek dat de oevers veel te leiden hadden onder hoge en harde windgolven. In 1997 werden de oevers aan de noordzijde en een klein gedeelte van de zuidzijde beschermd met grinddammen. De aanpak van de oevers maakte het meer nog aantrekkelijker en al snel groeide het Oostvoornse Meer uit tot een belangrijk recreatiegebied.6
3
Havenbedrijf Rotterdam, 11 Ibidem 5 Ibidem 6 Ibidem 4
7
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 4: De ontwikkeling van het gebied. Weergave van resp. 1967, 1968 en 1971.
In 1965, toen het meer ontstond zat er 15 gram zout (NaCl) in een liter Oostvoornse Meerwater. Op bescheiden schaal kwam er via de werksluis nog zout water het meer in waardoor aan- en afwatering werden geregeld en het zoutgehalte op peil bleef. Nadat de werksluis in 1972 werd afgebroken voor het aanleggen van leidingen, wegen en spoorwegen naar de Maasvlakte, bouwde Rijkswaterstaat een pompgemaal en een botenhuis met aanlegplaats bij het meer. De twee pompen konden maximaal 4,2 m3 per minuut pompen. Toen duidelijk was dat het meer langzaam ging verzoeten, besloot Rijkswaterstaat in 1973 eenmalig 1,2 miljoen kubieke meter zout water uit het Beerkanaal het meer in te pompen, waarmee het zoutgehalte 12 gram per liter werd. Maar de verzoeting zette door, mede door de regen en het zoete grondwater uit het zuiden die samen goed zijn voor een jaarlijkse verzoeting van 200 mg per liter. In 1996 bevatte het meerwater nog krap 6 gram zout per liter. Toch was het water in het meer nog steeds van hoge kwaliteit. De hoeveelheid stikstof in het water was weliswaar laag, waardoor waterplanten moeilijk konden overleven, maar de hoeveelheid fosfaat paste goed bij het brakke water van het meer en het zuurstofgehalte was hoog en stabiel. Het zicht onder water was tussen de vijf en acht meter. Hoewel het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden aan het eind van de vorige eeuw nog stelde dat het niet duidelijk was of het meer verder zou verzoeten, bleek dat al snel wel het geval te zijn. Bij 5 gram zout per liter water namen duikers en vissers een afname waar van het waterleven en het zicht. Ook een onderzoek door de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB, sinds 1 januari 2006 Sportvisserij Nederland) toonde de afname aan. Toen na vijf jaren van studie en overleg eind 2006 de voorbereidingen van de uitvoering van het project Kwaliteitsimpuls Oostvoornse Meer van start ging, bevatte het meer nog 4,2 gram zout per liter water.7 Het verzoetingsproces ging gepaard met vertroebeling, beperking van zicht en afname en verandering van het waterleven en daarmee het verdwijnen van brak- en zoutwatersoorten. Dat alles maakte het meer minder aantrekkelijk voor duikers, vissers en andere recreanten. Daar komt bij dat er slechts weinig meren zijn van het ‘natuurdoeltype’ zoute afgesloten zeearm waarvan de ecologische kwaliteit goed is.8 Uiteindelijk werd er een oplossing gevonden toen bleek dat zich onder het water in het Beerkanaal een zouttong bevond met even zout en even schoon water als vlak voor de Noordzeekust. Het inlaten van havenwater in het ongelooflijk schone meerwater was nooit een optie omdat 7 8
Havenbedrijf Rotterdam 2009, 15 Ibidem
8
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage havenwater verontreinigd is. Het Beerkanaal ligt vlakbij de monding van de Nieuwe Waterweg. Op een diepte van ongeveer tien meter bevat het water daar al veel meer zout dan het rivierwater aan de oppervlakte en op vijftien tot twintig meter diepte is het net zo zout als zeewater. Eb en vloed zorgen ervoor dat het water tweemaal per etmaal ververst waardoor het dus altijd schoon is.9 Het belang van het zoutgehalte is ook van toepassing voor het behoud van de scheepswrakken. Het zoutgehalte is namelijk van invloed op de activiteit en het overleven van de Teredo navalis, ook wel paalworm genoemd. Deze paalworm is een specimen die leeft in hout door er gaten in te boren. Het eet zich door het hout heen waardoor de houten constructies hun kracht verliezen. Hierdoor vallen de constructies in elkaar, zowel onderwater of tijdens conservatieprocessen. Door aantasting van de paalworm kunnen scheepswrakken soms binnen een paar maanden bezwijken onder hun eigen gewicht.10 De paalworm is afhankelijk om te overleven van het zoutgehalte, de temperatuur, het zuurstofgehalte, stromingen en de aanwezigheid van houten structuren. Door het zoutgehalte in het Oostvoornse meer te controleren, kan de kans van aanwezigheid van de paalworm beïnvloeden worden. De paalworm is namelijk actief in water waarvan het zoutgehalte 7-9 gram per liter bedraagt. Zoutgehalte minder de 4-6 gram per liter is dodelijk voor de paalworm. Echter uitbreiding is alleen mogelijk bij een zoutgehalte boven de 8-9 gram per liter.11 Door het zoutgehalte in het Oostvoornse meer dus te controleren kan het culturele erfgoed wat hier aanwezig is beter beschermd worden.
1.3.
Positie OVM4
De locatie van de OVM4 is in een eerder onderzoek door het bedrijf Periplus bepaald op basis van sonarbeelden. Periplus heeft hierbij gevaren met een tow fish sonar met gecompenseerde GPS bepaling. Zie Figuur x en figuur y. Op basis van deze beelden is de correcte locatie bepaald op RDX 63221, RDY 438092. Om met de boot vanaf afslag Baardmannetje naar deze locatie te komen, zijn de Rijksdriehoek coördinaten omgezet naar WGS84 coördinaten voor gebruik met een GPS logger: N51° 55' 25.41" E4° 3' 10.57" Voor het omzetten van RD coördinaten naar WGS84 coördinaten is de volgende website gebruikt: http://et10.org/gc/rd.php. De OVM4 is ook in de RCE database Archis opgenomen. De coördinaten die hierin vermeld worden wijken af van de Periplus metingen, de zijn namelijk RDX 63323, RDY 438092. Het verschil in afstand tussen het Archis punt en het Periplus punt is zo’n 75 meter. De gegevens in Archis betreffen oude metingen (1989) waarbij de coördinaten door RWS benaderd zijn.
9
Havenbedrijf Rotterdam 2009, 20 Manders 2011, 17 11 Manders 2011, 13 10
9
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage Voor het NAS1 onderzoek in dit rapport zijn de Periplus coördinaten gebruikt. Na afdaling uit de boot werd de OVM4 bij de eerste duik op zo’n 15 meter afstand gevonden. Vanaf de OVM4 is een boei geschoten om te kunnen herpositioneren. Maar ook de tweede duik was de afstand na afdaling zo’n 15 meter. De derde en laatste duik was de afstand slechts een 8-10 meter Hieruit is te concluderen dat de Periplus coördinaten correct zijn en de GPS logger een marge heeft van zo’n 10-15 meter. De coördinaten in Archis zijn benaderd en wijken dus af van de werkelijke positie. In figuur 5 is de locatie van de OVM4 te zien op Google Maps. De gele pion is de correcte (Periplus) locatie van de OVM4, de blauwe pion is de incorrecte Archis locatie.
Figuur 5: Positie OVM4.
10
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
1.4.
Sidescan opnames OVM4
Op de pagina 12 en 13 treft u de sidescan opnames aan welke door de Periplus zijn gemaakt van het wrak. U kunt een sidescan opname het beste " lezen" als een bovenaanzicht van een wrak.
Figuur 6: Werking Sidescansonar.
Hieronder treft u een afbeelding van een sidescan van een clipper. U ziet duidelijk de boeg aan de rechterzijde en de steven aan de linkerzijde. Ook de mast is aan de linkerzijde goed zichtbaar.
Figuur 7: Voorbeeld sidescansonar.
De sidescan beelden zoals door de Periplus gemaakt zijn minder sprekend. Dit komt omdat dit wrak een stuk minder uit de bodem steekt. Zonder verdere uitleg is dit moeilijk te interpreteren als een wrak.
11
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 8: Sonarbeeld I OVM4.
12
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 9: Sonarbeeld II OVM4.
13
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
1.5.
Bodemligging
Het object OVM 4 bevindt zich op een oppervlak van ongeveer tien bij vijf meter. Het object ligt grotendeels op een kale bodem, die bestaat uit klei, zand en op enkele plaatsen een fractie veen. Alleen in het oostelijk deel van de vindplaats is er sprake van een lage bodembegroeiing. De lengteas van het object loopt van oost naar west, waarbij een balk, die zeer waarschijnlijk zaathout is, zich in het westelijk deel van de vindplaats bevindt. De vindplaats bevindt zich op en rond een lage heuvel, waarbij het maximale hoogteverschil net geen tweeënhalve meter is. Het “middendeel” van het object bevindt zich op de top van deze heuvel. Dit middendeel lijkt door te lopen tot in de bodem. Omdat er geen goede sondeerapparatuur voorhanden was tijdens de uitvoering van de verkenningen, is er niet vastgesteld of dit ook daadwerkelijk zo is. Een balk is zeer waarschijnlijk verplaatst en ligt 10m noord van de andere resten. Om deze balk is nieuw touw aangebracht en lag een blauwe jerrycan. Deze beide objecten lagen geruime tijd op deze locatie gezien de begroeiing met pokken.
14
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
2. Werkwijze (doelstelling methoden en technieken) 2.1.
Doelstelling
De doelstelling van het onderzoek: 1. Het verkennen van de site 2. Het opmeten van het wrak (zowel de onderlinge samenhang tussen wrakresten als de wrakresten) 3. Het wrak met video en fotografie vastleggen 4. Een overzichtstekening maken van het wrak 5. Het leren van de voorafgaande 4 doelstellingen. Dit is in een drietal duiken verricht, waarbij per duik enkele activiteiten zijn uitgevoerd in een logische volgorde.
2.2.
Logistiek
Het wrak ligt 480m vanaf de pier "Baardmannetje". Dit is de plek die het dichtstbij het wrak ligt waar met een auto te komen valt. Deze afstand is moeilijk zwembaar vandaar dat gekozen is voor een RIB (rigid hull inflatable boats). Op het Oostvoornse meer is gemotoriseerd verkeer verboden om ongelukken met duikers te voorkomen. De LWAOW heeft een vergunning aangevraagd bij de beheerder van het Oostvoornse meer om op dit meer te mogen varen met een RIB. De RIB welke gebruikt is (privé bezit Frank Stoop) bied ruimte voor 5-6 duikers met dubbelsets. Binnen 10 minuten is de afstand tot het wrak overbrugd.
Figuur 10: RIB richting wrak OVM4.
15
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
2.3.
Onderzoeksmethode
2.3.1. Markeren van de wraksite Op het wrak ligt geen permanente boei, dit houdt in dat het wrak per GPS wordt benaderd. Op het GPS coördinaat gaan 2 duikers overboord. Deze twee duikers zoeken het wrak middels de methode van het volgen van het diepteprofiel (wrak ligt op 12m). Op het gevonden wrak wordt een boei geplaatst middels een safety-spool en een signaleringsboei van 1m hoog.
Figuur 11: Boei oplaten boven wraksite.
Figuur 12: Boei vastzetten aan stabiel deel wrak.
16
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
2.3.2. Verkennen van de wraksite Het verkennen van de wraksite is op deze plek en diepte eenvoudig, het wrak is eenvoudig terug te vinden na het uitzwemmen in alle windrichtingen. Er wordt vanuit het centrale wrak steeds stukken op een kompaskoers gezwommen om zodoende het wrakveld goed te beschouwen. Deze beschouwing wordt gebruikt bij het bepalen van de te markeren punten, te fotograferen plekken en vast te leggen videobeelden. 2.3.3. Fotograferen De gebruikte camera is een Canon PowerShot S3 IS. De lens is een vast lens 36-432 mm equivalent lichtsterkte f/2.7 – f/3.5 Daarop is een groothoeklens gebruikt, de Epoque DCL-20. Deze heeft een conversiefactor van 0,56 waardoor de 36 mm een 20 mm (equivalente) lens wordt. De gebruikte flitser is een Epoque ES230 DS Auto, aangestuurd door middel van een optische kabel. Als stitching software is gebruik gemaakt van Hugin versie 2010.4.0.854952d82c8f. Alle foto’s zijn gemaakt met ISO waarde van 200, belichtingstijd 1/15 of 1/20 sec en diafragma f/5 tot f/6.3. De sensor van de camera heeft een resolutie van 6 megapixel. Beeldcompressie is ‘superfijn’ op JPG formaat. Het onderwaterhuis is een Ikelite huis. Naast overzichtsfoto's zijn ook verticale foto's gemaakt van de site om later middels een mosaic een overzichtsfoto te genereren.
Figuur 13: Mosiac foto van de OVM4 site.
17
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage 2.3.4. Video opnames De video-opnames zijn gemaakt met een Canon Legria HF200 Full HD (1080P) camera met WP-V1 onderwaterhuis voorzien van een 21 watt HID lamp (flood). De video opnames zijn van nut bij het maken van de overzichtschets en er kunnen enkele stills uit gehaald worden ter verduidelijking. 2.3.5. Labels plaatsen De kunststof labels worden ten behoeve van het inmeten van het wrak, alsmede oriëntatie geplaatst middels RVS schroeven. Initieel was de bedoeling deze schroeven in het hout te schroeven, echter door de broosheid van het hout gaf dit geen meerwaarde en zijn de schroeven middels een hamer in het hout bevestigd. Een pragmatische oplossing om sneller naar de onderzoeksstap meten te kunnen overgaan. Voor de lange termijn zullen deze schroeven blijven zitten daar er geen stroming in het Oostvoorne meer is en natuurlijke stromende verstoring (stroming met algenlijnen, begroeiing etc.) afwezig is. Het verwijderen van markeringen blijkt wel een risico te zijn blijkens andere wrakken in het OVM waarbij dit moedwillig is gebeurd. De labels worden vooraf bevestigd aan een stuk caveline met oogjes aan beide kanten. Dit voorkomt het meenemen van labels los in je pockets welke je eenvoudig kan verliezen. Onderstaande foto's geven de gebruikte gereedschappen en materialen weer.
Figuur 14: Labels aan stuk caveline en double ender.
Figuur 15: RVS schroeven.
Figuur 16: Hamer ter bevestiging schroeven.
18
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage Het labels plaatsen wordt gedaan in teams van 2 personen: 1. duiker 1 kiest de locatie en haalt schroef uit zak 2. duiker 2 geeft label aan duiker 1 3. duiker 1 dit label met de schroef bevestigd in het wrak Er wordt zoveel mogelijk in de lengteas van het wrak gewerkt om enigszins logica in de volgorde van nummers te houden.
Figuur 17: Duiker neemt schroef uit zak.
Figuur 18: Duiker geeft label aan andere duiker.
19
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 19: Duiker slaat RVS bout met label eraan in balk.
Figuur 20: Resultaat label plaatsen, label met RVS bout bevestigd.
2.3.6 Schetsen van wrakveld De schetsen zijn gemaakt door de duikers die geen labels plaatsten, er werd boven het wrak gehangen en middels wetnotes notities/tekeningen gemaakt. Een andere optie is het schetsen op een vaste "lei", hier wordt vaak een kunststof keukensnijplank gebruikt. Nadeel van deze methode is de uitwisbaarheid en capaciteit, wetnotes hebben meerdere pagina's , een lei heeft er 2 (voorkant en achterkant). Daarnaast worden wetnotes in je pocket opgeborgen met een boltsnap wat een elegante en nette oplossing is waar niets achter kan blijven hangen of in de weg kan zitten. Voordeel van een kunststof lei is de afmeting, deze is 2x zo groot dan wetnotes. Er is een totaalschets gemaakt van de site, alsmede detail schetsen van bepaalde onderdelen van het wrak. De schetsen zijn te vinden bij de onderzoeksresultaten. Dit hoofdstuk beschrijft de gehanteerde methode en niet het resultaat ervan.
Figuur 21: Kunststof schetslei.
20
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 22: Wetnotes voor het maken van een schets.
Figuur 23: Wetnotes schets van het wrakveld.
21
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage 2.3.7 Opmeten van afstanden tussen labels Om naast een schets ook exact te meten wat de afstanden tussen de diverse wrakdelen is, wordt er tussen alle labels zoveel mogelijk metingen verricht. Deze afstanden kunnen in een computerprogramma worden geplaatst waarna een waarheidsgetrouw beeld ontstaat van de samenhang tussen de punten. Er dienen daarvoor minimaal 3 afstanden per label te worden gemeten waarbij het van belang is een overlap te creëren in de afstanden. Anders zouden er geïsoleerde "eilanden" met afstanden/punten kunnen ontstaan welke niet met elkaar verbonden zijn. We hebben gepoogd zoveel mogelijk afstanden op te meten; echter dit blijkt in de praktijk toch minimaal 1 minuut per afstand te kosten. De werkwijze welke ons team succesvol heeft gebruikt: 1. duiker 1 blijft bij begin marker en houd meetlint vast 2. duiker 2 heeft meetlint vast en zwemt naar ander punt 3. bij punt aangekomen legt duiker 2 meetlint op target meetpunt 4. duiker 3 schrijft in wetnotes met voorbeschreven matrix de afstand tussen de 2 punten Tijdens het opmeetproces houdt de registrator bij hoeveel punten er nog moeten worden gemeten en geeft aan welke punten onvoldoende "afstanden" hebben.
Figuur 24: Team van 2 duikers meten wrak in.
Voor het wrakveld van OVM4 is gebruik gemaakt van 15 labels. Tijdens de eerste duik zijn er initieel 10 markers geplaatst (label 11 tot en met 20). Omdat de vindplaats zich op en rond een lage heuvel bevindt met een hoogteverschil van ongeveer tweeënhalve meter en er redelijk wat losse stukken wrakhout verspreid over de vindplaats lagen is besloten om bij de tweede duik 5 extra markers te 22
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage plaatsen (21 tot en met 25). Dit om enerzijds een betere dekkingsgraad van de vindplaats te krijgen12, anderzijds om meetfouten als gevolg van het bodemverloop te kunnen reduceren. Voor 15 markers moeten minimaal 45 metingen worden verricht. Met een effectieve duikduur van 45-55 minuten (temperatuur, gasgebruik) en een benodigde tijd van (minimaal) 1 minuut per afstandsmeting is het maximaal haalbare aantal metingen per duik 30-36. Er zijn dus minimaal 2 duiken nodig om de minimale hoeveelheid metingen te kunnen uitvoeren. Om zeker te stellen dat wij zo veel mogelijk afstanden van een datum-point naar omringende datum-points verkrijgen hebben wij de werkzaamheden uitgevoerd in 3 duiken (zie paragraaf 2.3.10). 2.3.8 Verwerken van opgemeten data De ingemeten afstanden van een datum-point naar zoveel mogelijk omringende datum-points zijn na de duiken van de wetnotes overgenomen in Excel (zie figuur 26, 27 en 28 13. Hierdoor kan op een gemakkelijke manier worden vastgesteld of er is voldaan aan de minimale hoeveelheid afstandsmetingen vanaf een datum-point voor trilateratie.
Figuur 25: Ingemeten afstanden duikdag 1 van wetnotes overgenomen in Excel.
12
Ter vergelijking: De site "Ritthem" is 25 x 18m groot en hier zijn 17 punten geplaatst. (dit is 1 marker per 25 vierkante meter). De site van OVM4 is rond de 15 x 5m groot wat een ratio geeft van 1 marker per 5 vierkante meter. Een erg fijne resolutie. 13 In figuur 26 is te lezen dat de afstand van datum-point 14 naar datum-point 22 308cm bedraagt. Na hermeten is deze afstand bijgesteld naar 290cm. Deze aangepaste waarde is niet zichtbaar in figuur 26, maar wel in figuur 27 en 28. De in figuur 28 blauw gearceerde afstandsmaten zijn niet zichtbaar in figuur 27, maar wel in figuur 26. Het is niet meer te achterhalen of deze punten zijn ingemeten op duikdag 1 en toen per ongeluk niet zijn verwerkt in Excel, of dat deze punten zijn ingemeten op duikdag 2 en toen per ongeluk niet zijn overgenomen in Excel.
23
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 26: Alle ingemeten afstanden verwerkt in Excel.
Vervolgens zijn de meetgegevens ingevoerd in het computerprogramma Site Recorder SE van 3H Consulting Ltd Op basis van deze meetgegeveninvoer berekent Site Recorder de onderlinge posities van de data-punten en de positienauwkeurigheid van ieder datum-punt. Deze nauwkeurigheid is direct visueel op de Site Chart. Metingen worden hierop getoond in kleuren die de status weergeven14 (zie ook figuur 27 en 56): • • • • •
Groen: Goede meting. Blauw: Meting groter dan verwacht Rood: Meting kleiner dan verwacht Zwart: Meting genegeerd Grijs: Meting niet gebruikt of verworpen.
Figuur 27: OVM4 ingevoerd in Site Recorder SE.
14
3H Consulting Ltd (2008), pp.46
24
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage Gebaseerd op deze nieuwe posities kan Site Recorder tevens aangeven wat de kwaliteit is van de uitgevoerde metingen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde RMS Residual15: een waarde die aangeeft hoe goed de meting bij de andere metingen past. Iedere waarde lager dan 0.050 is hierbij acceptabel. Hogere waardes duiden op fouten. Voor OVM4 is de RMS Residual van de verschillende data-points weergegeven in Appendix II. Ook de Measurement Residual (het verschil tussen de gemeten waarde en de door Site Recorder SE berekende waarde voor die meting) staat in deze Appendix vermeld. Uit de Appendix blijkt dat voor 9 meetpunten de RMS Residual hoger is dan 0,050. Hierbij wordt specifiek in de Site Recorder SE-analyse voorgesteld om datum-point 17 opnieuw te meten. De Measurement Residual voor de ingemeten afstanden varieert van (-)0,012m (van CP11 naar CP24) tot 0,312m (van CP14 naar CP22), met een gemiddelde Measurement Residual van 0,1m16. 2.3.9 Combinatieschets op schaal Door de schetsen en meetafstanden te combineren kan een totaalschets worden gemaakt op schaal. Dit is het "layeren" van gegevens waarbij de Site Recorder laag dient als referentie en de schetsen hierop geplaatst worden op de juiste plek en met de juiste afmetingen. 2.3.10 Beschrijving van de duiken Duik: 1 duur: 58 minuten Temperatuur: 6 graden (bodem) Doel: • • • • •
Lokaliseren van het wrak en markeren met een boei zodat GPS positie geverifieerd kan worden (Barend en Peter) 20 minuten site verkennen en beloftevolle referentie punten identificeren (allen) Fotograferen (Peter) en filmen (Barend) Plaatsen van de eerste 10 markers (Barend en Rob) Schets maken van de site met de nummers erin geplot (Peter en Liselore)
Resultaten: Alle resultaten behaald zoals in doelstelling beschreven; er hadden meer markers geplaatst kunnen worden.
15 16
3H Consulting Ltd (2008), pp. 53 ΣResiduals(m) /61
25
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 28: Duiktijd, duikdiepte en temperatuursverloop duik 1.
Duik: 2 duur: 60 minuten Temperatuur: 6 graden (bodem) Doel: • •
• •
5 extra markers plaatsen (Rob en Barend) Inmeten van de afstanden tussen de markers waarbij er tenminste 3 afstanden per marker naar een andere willekeurige marker gemeten moeten worden (Rob schrijven, Barend uitrollen, Liselore fixeren) Mosaic foto's maken (Peter) Opmeten en detailschetsen maken van diverse balken en planken (Peter)
Resultaten: Bijna alle resultaten behaalt zoals in doelstelling beschreven; door kans op onderkoeling metingen gestaakt; uiteindelijke 40 metingen verricht.
26
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 29: Duiktijd, duikdiepte en temperatuursverloop duik 2.
Duik: 3 duur: 49 minuten Temperatuur: 6 graden Doel: • • • •
Laatste metingen opmeten om de matrix compleet te krijgen (minimaal 3 verbindingen per punt) (Peter fixeren, Liselore uitrollen, Rob registreren) Video opnames maken (Barend) Afstand totale lengte van het wrak inmeten Nabespreken en taken verdelen voor rapport
Resultaten: Alle resultaten behaald zoals in doelstelling beschreven; er hadden meer markers geplaatst kunnen worden.
27
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 30: Duiktijd, duikdiepte en temperatuursverloop duik 3.
28
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
3
Onderzoeksresultaten OVM4
Dit hoofdstuk beschrijft de onderzoeksresultaten. Gedurende 3 duiken en bureaustudie zijn er gericht diverse waarnemingen/feiten vastgelegd. Dit hoofdstuk somt deze waarnemingen op.
3.1 Geofysische gegevens Het wrak ligt op een stabiele bodem bedekt met schelpen. Noordoost van de site loopt de bodem dieper naar 15m en dieper; west en zuidwest is de bodem vlak en stabiel op 11m. De bodemligging is verder beschreven in alinea 2.4.
3.2 Fysieke gegevens site OVM4 Het schip is van hout; de site heeft een afmeting van rond de 12x6m. De spanten zijn 18cm breed, de hartafstand tussen de spanten is 45cm.
3.3 Staat van de OVM4 De toestand van het wrak is deels fragiel deels stabiel, enkele delen hout waren dermate broos dat aanraken het uit elkaar deed vallen. Andere delen (de ribben) waren in een betere staat. De schroeven gingen echter op alle delen hout zonder enig probleem middels een hamer in. Schroeven was niet nodig wat aangeeft dat het hout broos is.
3.4 Beschrijving wrak Het wrak ligt met de lengteas van noord naar zuid georiënteerd. Een balk, dat zeer waarschijnlijk het zaathout is, bevindt zich in het noordelijke deel van de vindplaats. Het zaathout van OVM4 is een rechte balk die 110 cm uit de concentratieresten steekt. De gemeten breedte van het zaathout is 35 cm. Haaks over het zaathout liggen 2 balken. Op de meest zuidelijke van deze 2 balken, zijn 3 houten pennen van een pengatverbinding zichtbaar. Aan de westzijde van het middendeel zijn 7 spanten waarneembaar die onder resten van de binnenwegering uitsteken. De meest noordelijke vier spanten hebben een breedte van 20 cm en hebben een onderlinge hartmaat van 50 cm. De meest zuidelijke drie spanten hebben een breedte van 15 cm en een onderlinge hartmaat van 30 cm. De resten van de binnenwegering bestaat uit 3 planken die allemaal een breedte hebben van ongeveer 35 cm. In de middelste plank is een schuine liplas zichtbaar. Het kan zijn dat het zaathout en de wegering in werkelijkheid langer zijn dan is waar te nemen, omdat het middendeel nog doorloopt onder het zand. Daar er geen goede sondeerapparatuur voorhanden was tijdens de uitvoering van de verkenningen, is er niet vastgesteld of dit ook daadwerkelijk zo is. Aangenomen kan worden dat het wrak waarschijnlijk bestond uit een spanten constructie waar een huid en een binnenwegering op zijn aangebracht. De manier waarop de huid is aangebracht, karveel of niet, is op basis van dit onderzoek niet vast te stellen.
29
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage Ook een meer nauwkeurige begin- en einddatering dan in Archis al is gedocumenteerd 17 is op basis van dit onderzoek niet te geven.
17
Begindatering: Nieuwe tijd A: 1500 - 1650 nC, Einddatering: Nieuwe tijd C: 1850 – 1950 (Bron: Archis, Uitgebreide Rapportage Waarnemingen, Waarnemingsnr: 46866, Objectcode: 37AZ-18)
30
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
3.5 Fotomateriaal wrak
Deze mosaic foto is samengesteld uit diverse foto's op verschillende afstanden. De afstanden zijn niet gecorrigeerd waardoor de schaal niet betrouwbaar is. Het geeft wel een beeld van het wrak en haar ligging.
Figuur 31: Mosiac foto van wrak OVM4
31
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 32: Nabij punt 15 en 16 boei koppelpunt.
Figuur 33: Punt 13 spant
32
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 34: Nabij punt 14 richting punt 13 geschoten.
Figuur 35: Nabij punt 13 in kielbalk.
33
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 36: Ankerpunt boei.
Figuur 37: Balk waar boei aan vast zit I.
34
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 38: Balk waar boei aan vast zit II.
Figuur 39: Balk waar boei aan vast zit III
35
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 40: Balk punt 17.
Figuur 41: Balk punt 17.
36
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 42: Kielbalk met spanten nabij 13.
Figuur 43 Spanten nabij 13
37
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 44: Balk met boei eraan vanaf punt13.
Figuur 45: Punt 12.
38
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 46: Punt 14.
Figuur 47: Middendeel wrak kielbalk.
39
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 48: Punt 13.
3.6 Videomateriaal OVM4 Videomateriaal van dit wrak is op deze locatie: http://vimeo.com/24674654 te vinden. Verder bronmateriaal is met onderbouwing bij Barend de Lange te verkrijgen.
40
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
3.7 Schetsen OVM4
Figuur 49: Schets OVM4 gemaakt door J. Opdebeeck.
41
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 50: Schets OVM4 door Peter Zaal.
42
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 51: Detailschets middeldeel wrak.
43
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 52: Detailschets balk 17 met afmetingen.
Figuur 53: Detailschets balk 19.
44
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 54: Detailschets balk 20.
Figuur 55: Detailschets balk 14.
45
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
3.8 Gecorrigeerde site weergave OVM4
Figuur 56: Exact overzicht posities markers.
Afmetingen: 16--> 19 = 12,5m 13-->17 = 7m 20-->19 = 7m (nr 19 is verplaatst van de site)
46
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
3.9 Schets op schaal en oriëntatie
Figuur 57: Schets wraksite OVM4 op schaal.
47
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 58: Schets OVM4 met afmetingen.
48
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Figuur 59: Fotomosaic met markeerpunten.
3.10 Overige metingen Object Balk met punt 17 Balk met punt 19 Balk met punt 20 Plank met punt 14 Balk die schuin loopt over plank met punt 14
Lengte (cm) 250 133 235
Breedte (cm)
Dikte (cm)
Positie richting = 70 graden
28 35
10
293
richting = 330 graden midden balk op 110 cm vanaf punt 14
49
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
4 Conclusies en vervolgonderzoek 4.1 Conclusies •
Er zijn voldoende punten uitgezet om het wrak goed op te kunnen meten. Door de helling van de heuvel waarop en omheen de vindplaats zich bevind is het gezien de meetresultaten niet altijd mogelijk geweest het meetlint in een rechte lijn te laten lopen tussen twee data-points. Dit is als gevolg van het zicht onderwater en de overbrugde meetafstanden tijdens het uitvoeren van de meetwerkzaamheden niet tijdig waargenomen.
•
Op basis van de verkenningsresultaten mag worden aangenomen dat het wrak waarschijnlijk bestond uit een spanten constructie waar een huid en een binnenwegering op zijn aangebracht. De manier waarop de huid is aangebracht, karveel of niet, is op basis van dit onderzoek niet vast te stellen.
•
Ook een meer nauwkeurige begin- en einddatering dan in Archis al is gedocumenteerd (Begindatering: 1500 - 1650 nC, Einddatering: 1850 – 1950) is op basis van dit onderzoek niet te geven.
•
Hetzelfde geldt voor het doel van het schip. Hier kunnen wij geen uitsluitsel over geven. Tijdens de verkenningen zijn er geen aanwijzingen gevonden, op basis waarvan zou kunnen worden vastgesteld om wat voor type schip het zou gaan (bijvoorbeeld vissersschip of transportschip).
4.2 Vervolgonderzoek: •
Als gevolg van de hoeveelheid data-points waarvan de RMS Residual hoger is dan 0,050 en het specifieke voorstel van Site Recorder SE ten aanzien van datum-point 17, is het aan te bevelen sommige metingen van OVM4 nogmaals uit te (laten) voeren. Hierbij kan dan tevens in meer detail gekeken worden naar specifieke delen van het wrak (detailschetsen).
•
Om de beschrijving en de tekening van het wrak beter te maken is het noodzakelijk om meerdere maten van de losse delen van het wrak op te meten. Veel delen zijn momenteel ingetekend aan de hand van kompasrichtingen of aan de hand van foto’s en filmmateriaal. Daarnaast was op sommige constructie onderdelen maar één meetpunt aangebracht. Hierdoor was, na dit eerste onderzoek, een goede tekening op schaal en een reconstructie niet mogelijk. Voorafgaand aan de uitvoering van deze aanvullende metingen is het aan te bevelen eerst nader bureauonderzoek uit te (laten) voeren om op basis van de nu beschikbare gegevens een betere indicatie te krijgen van het mogelijk type schip en datering. Op basis van dit bureauonderzoek kunnen dan mogelijk meer specifieke vragen worden geformuleerd, waarmee bij een vervolg verkenning meer gericht onderzoek naar het wrak kan worden gedaan.
•
Met behulp van eventueel een airlift is het mogelijke om de delen bloot te leggen die nu nog onder hat zand verscholen zijn. Hierdoor kan een duidelijker beeld van het schip worden verkregen; een beter inzicht in de constructie en de staat van het gehele wrak. Daarnaast kan 50
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage eventueel de lengte en grote van het schip beter bepaald worden, waarna eventueel het soort/ type schip te achterhalen is. Ook kan eventueel aan de hand van een later onderzoek de manier waarop de huid is aangebracht bepaald worden. •
Daarnaast kan door dendrochronologisch onderzoek het object OVM4 meer nauwkeurig worden gedateerd. Aanbevolen wordt voor dit dendrochronologisch onderzoek een stuk van het vermoedelijke zaathout te gebruiken.
Door middel van een vervolgonderzoek kunnen de bovenstaande gegevens die nu missen toegevoegd worden aan het huidige verslag. Daarnaast zou het verder vastleggen van wrak middels fotomosaic technieken een goede aanvulling zijn, hiermee wordt het beeld van de site "bevroren" en is een eventueel verval, verzakken danwel vandalisme goed te zien. Zeker als dit met enige frequentie gebeurd (aanbeveling 1x per 2 jaar).
51
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Appendix I Index figuren Figuur 1: Onderzoeksteam OVM4. .......................................................................................................... 3 Figuur 2: Mond van de Maas. De voorloper van het Oostvoornse Meer. .............................................. 5 Figuur 3: Kaart waarop Oostvoornse meer wordt getoond. ................................................................... 6 Figuur 4: De ontwikkeling van het gebied. Weergave van resp. 1967, 1968 en 1971. ........................... 8 Figuur 5: Positie OVM4. ......................................................................................................................... 10 Figuur 6: Werking Sidescansonar. ......................................................................................................... 11 Figuur 7: Voorbeeld sidescansonar. ...................................................................................................... 11 Figuur 8: Sonarbeeld I OVM4. ............................................................................................................... 12 Figuur 9: Sonarbeeld II OVM4. .............................................................................................................. 13 Figuur 10: RIB richting wrak OVM4. ...................................................................................................... 15 Figuur 11: Boei oplaten boven wraksite. ............................................................................................... 16 Figuur 12: Boei vastzetten aan stabiel deel wrak. ................................................................................. 16 Figuur 13: Mosiac foto van de OVM4 site. ............................................................................................ 17 Figuur 14: Labels aan stuk caveline en double ender. .......................................................................... 18 Figuur 15: RVS schroeven. Figuur 16: Hamer ter bevestiging schroeven. ..................................... 18 Figuur 17: Duiker neemt schroef uit zak. .............................................................................................. 19 Figuur 18: Duiker geeft label aan andere duiker. .................................................................................. 19 Figuur 19: Duiker slaat RVS bout met label eraan in balk. Figuur 20: Resultaat label plaatsen, label met RVS bout bevestigd. 20 Figuur 21: Kunststof schetslei. .............................................................................................................. 20 Figuur 22: Wetnotes voor het maken van een schets........................................................................... 21 Figuur 23: Wetnotes schets van het wrakveld. ..................................................................................... 21 Figuur 24: Team van 2 duikers meten wrak in. ..................................................................................... 22 Figuur 25: Ingemeten afstanden duikdag 1 van wetnotes overgenomen in Excel. .............................. 23 Figuur 26: Alle ingemeten afstanden verwerkt in Excel. ....................................................................... 24 Figuur 27: OVM4 ingevoerd in Site Recorder SE. .................................................................................. 24 Figuur 28: Duiktijd, duikdiepte en temperatuursverloop duik 1. .......................................................... 26 Figuur 29: Duiktijd, duikdiepte en temperatuursverloop duik 2. .......................................................... 27 Figuur 30: Duiktijd, duikdiepte en temperatuursverloop duik 3. .......................................................... 28 Figuur 31: Mosiac foto van wrak OVM4 ............................................................................................... 31 Figuur 32: Nabij punt 15 en 16 boei koppelpunt. ................................................................................. 32 Figuur 33: Punt 13 spant ....................................................................................................................... 32 Figuur 34: Nabij punt 14 richting punt 13 geschoten............................................................................ 33 Figuur 35: Nabij punt 13 in kielbalk. ...................................................................................................... 33 Figuur 36: Ankerpunt boei..................................................................................................................... 34 Figuur 37: Balk waar boei aan vast zit I. ................................................................................................ 34 Figuur 38: Balk waar boei aan vast zit II. ............................................................................................... 35 Figuur 39: Balk waar boei aan vast zit III ............................................................................................... 35 Figuur 40: Balk punt 17. ........................................................................................................................ 36 Figuur 41: Balk punt 17. ........................................................................................................................ 36 Figuur 42: Kielbalk met spanten nabij 13. ............................................................................................. 37 52
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage Figuur 43 Spanten nabij 13 .................................................................................................................... 37 Figuur 44: Balk met boei eraan vanaf punt13. ...................................................................................... 38 Figuur 45: Punt 12. ................................................................................................................................ 38 Figuur 46: Punt 14. ................................................................................................................................ 39 Figuur 47: Middendeel wrak kielbalk. ................................................................................................... 39 Figuur 48: Punt 13. ................................................................................................................................ 40 Figuur 49: Schets OVM4 gemaakt door J. Opdebeeck. ......................................................................... 41 Figuur 50: Schets OVM4 door Peter Zaal. ............................................................................................. 42 Figuur 51: Detailschets middeldeel wrak. ............................................................................................. 43 Figuur 52: Detailschets balk 17 met afmetingen................................................................................... 44 Figuur 53: Detailschets balk 19. ............................................................................................................ 44 Figuur 54: Detailschets balk 20. ............................................................................................................ 45 Figuur 55: Detailschets balk 14. ............................................................................................................ 45 Figuur 56: Exact overzicht posities markers. ......................................................................................... 46 Figuur 57: Schets wraksite OVM4 op schaal. ........................................................................................ 47 Figuur 58: Schets OVM4 met afmetingen. ............................................................................................ 48 Figuur 59: Fotomosaic met markeerpunten. ........................................................................................ 49
53
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Appendix II Site Recorder SE OVM4_after AR Overzicht ingevoerde en door Site Recorder herberekende meetpunten
54
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage Analyse door Site Recorder SE van ingevoerde meetpunten
55
Rapportage OVM4 NAS1 onderzoeksrapportage
Appendix III Bronvermelding 1. 3H Consulting Ltd (2008).Site Recorder 4 Manual. Student Edition. Version V.4.23.11 2. Archis, Uitgebreide Rapportage Waarnemingen, Waarnemingsnr: 46866, Objectcode: 37AZ18 3. Bowens, E. (2009). Underwater Archaeology. The NAS guide to principles and practice, Second Edition. 4. Havenbedrijf Rotterdam N.V., Natuurlijk, Oostvoornse meer, Rotterdam 2009 5. Kuijper, W., De weekdieren van de Nederlandse brakwatergebieden, Leiden 2000, p. 78 6. Manders, M., Guidelines for predicting decay by shipworm in the Baltic Sea, Wreckprotect 2011 7. Manders, M., Guidelines for Protection of Submerged Wooden Cultural Heritage, Wreckprotect 2011 8. Overmeer, A.B.M (2006). Schepen van verre kusten? Overnaadse schepen in Nederland in de 15e en 16e eeuw. 9. Vos, A.D. (2004). Resten van Romeinse bruggen in de Maas te Maastricht. Laatst benaderd op 17 juli 2010, via http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/documenten/divers/RAM_100_Romeinse _bruggen.pdf 10. Woordenlijst maritieme termen http://www.debinnenvaart.nl
56