e g a t r o p p a Onderzoeksr jecten rnieuwingspro ve te ch ri e sg d ie bij geb kelaar ’ Succesfactoren gebiedsontwik cces van de
ramma ‘Het su
vatieprog Binnen het inno
Theunis Sjoerd Elzinga
Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Noorderruimte
2
Onderzoeksrapportage Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Binnen het innovatieprogramma ‘Het succes van de gebiedsontwikkelaar’ Theunis Sjoerd Elzinga Studentnummer 302591 Stagedocent: Gea Posthumus Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Noorderruimte Hanzehogeschool Groningen Juni 2011
Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Noorderruimte Hanzehogeschool Groningen Zernikeplein 11 9747 AS Groningen Contact:
[email protected] Contact na 1 augustus: http://www.linkedin.com/in/theunissjoerdelzinga
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
3
Voorwoord Voor u ligt het eindrapport van het onderzoek ‘gebiedsontwikkelaars als succesfactor’. Als afstudeeronderzoek ging ik in de Hoogeveense wijk Krakeel op zoek naar de succesfactoren van het daar uitgevoerde gebiedsgerichte vernieuwingsproject. Het onderzoek heeft mij in contact gebracht met veel inspirerende personen. Meer dan tien personen met uiteenlopende functies zijn geïnterviewd, ik heb een presentatie gegeven op een netwerkbijeenkomst voor gebiedsontwikkelaars in NoordNederland en ook binnen het Kenniscentrum leerde ik veel mensen kennen. Het onderzoek bracht me hoog op het Groningse platteland en in onontdekte Drentse dorpjes, waar de bus nog een uurdienst rijdt, maar ook in Rotterdam tussen honderden professionals, op excursie in, wederom, Rotterdam, en snuffelend in Leeuwarder wijken. Het onderzoek gaf me een nieuwe blik op steden en dorpen, en alles wat er mee te maken heeft om die in stand te houden op een toekomstbestendige manier. De uitvoering van dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder medewerking van een aantal personen. Hen wil ik vanaf deze plaats in het bijzonder bedanken. Als eerste mijn begeleiders vanuit het Kenniscentrum Noorderruimte: Johan van Omme en Popko Hooiveld. Zij namen wekelijks de tijd voor overleg en feedback. Jannie Rozema, die als projectleider van het Kenniscentrum mij de gelegenheid gaf om een presentatie te geven op een netwerkbijeenkomst voor NoordNederlandse gebiedsontwikkelaars. Gea Posthumus, als afstudeerbegeleider vanuit de Hanzehogeschool, die ondanks grote drukte duidelijk en snel bleef communiceren (zelfs ’s avonds, op vrije dagen en in het weekend) en nauwkeurig was met het maken van afspraken. Een speciaal woord van dank aan mijn medeonderzoeker Daan Verburg. Ik heb met niemand meer en betere intervisie gedaan dan met hem. De talloze uren in de trein naar Hoogeveen (en verder) waren altijd nuttig besteed. Ook dank ik hem voor het, als laatste, nakijken van dit rapport. Met alle feedback en gedachten staat zijn stempel nadrukkelijk op dit verslag gedrukt. Ook Maurik de Roo, Sandra Zamir, Femke Klok en de andere onderzoekers binnen het Atelier Mens en Omgeving wil ik hartelijk bedanken. Ook een woord van dank aan Freerk Lap, die spontaan aanbood om als vriendendienst de omslag van dit rapport te ontwerpen. Ook een woord van dank voor de personen die vanaf de zijde van Hoogeveen hebben meegewerkt. Alle personen die ik heb geïnterviewd, te weten Wietze van der Zwaag, Gert Bolkesteijn, Jaap van Oostrum, Wilbert van Houten, Hedzer van Houten, Judith van Elderen, Ineke Weerkamp, Gerard Lubbers, Shafqat Ahmed, Arno Hiele, Albert Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
4
Dragt en Wil Walda. Ook de personen die informatie verstrekten wil ik hartelijk danken. Een speciale vermelding daarbij voor Bianca Kort, die mijn vele vragen om documentatie altijd positief beantwoorde. Vaak had ik de gevraagde documenten de volgende dag al op mijn bureau liggen. Ook allen die hier niet genoemd zijn, maar die een rol hebben gehad in de totstandkoming van dit rapport: hartelijk dank! Groningen, juni 2011 Theunis Sjoerd Elzinga
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
5
Samenvatting De aanleiding voor dit onderzoek is de vraag vanuit het Kenniscentrum Noorderruimte om kennis naar succes en faalfactoren bij wijkgerichte vernieuwingsprojecten. De vergaarde kennis wordt gebruikt als input bij onderwijs binnen de Hanzehogeschool Groningen, en wordt gedeeld in het netwerk van gebiedsontwikkelaars in NoordNederland. Als ‘case’ voor dit onderzoek wordt de Hoogeveense woonwijk Krakeel bestudeerd, waar in de jaren ’00 een ingrijpend gebiedsgericht vernieuwingsproject heeft plaatsgevonden. Het onderzoek had twee hoofdvragen, ieder met eigen deelvragen. 1. Wat zijn succesfactoren in het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? 2. In hoeverre wordt er gebruik gemaakt van evaluatiemomenten bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject, hoe zien deze eruit en hoe worden deze gebruikt voor bijsturing? De belangrijkste onderzoeksmethode waren semigestructureerde kwalitatieve interviews met sleutelfiguren uit het gebiedsgerichte vernieuwingsproject. Ook is documentatie uit het project bestudeerd en statistisch onderzoek gedaan. Aanvullende informatie is vergaard door observatie en literatuuronderzoek. Het voornaamste onderzoeksresultaat is een overzicht van succes en faalfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten. De succesfactoren zijn: 1. Samenwerking tussen partijen: afstemming, onderling vertrouwen en het zoeken van synergie. 2. Transparantie: Structurele, heldere communicatie richting bewoners. 3. Draagvlak onder bewoners: Bewonersparticipatie, inspraak. 4. Goede projectleiding: Besluitvaardigheid, lef, durf en ondernemingsgeest. 5. Duidelijke gemeenschappelijke visie, opgesteld met bewoners. 6. Urgentie De faalfactoren zijn: 1. Geen structurele, integrale tussentijdse of eindevaluatie project. 2. Verloop onder personeel. 3. Het sociale gedeelte van het project had in Krakeel geen volwaardige rol.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
6
Inhoudsopgave (Verhoeven, 2004) A. Inhoudelijke oriëntatie: Pagina 08. | 1. Inleiding Pagina 09. | 2. Aanleiding Pagina 10. | 3. Omschrijving case B. Onderzoek: Pagina 12. | 4. Onderzoeksvragen Pagina 14. | 5. Begripsafbakening Pagina 16. | 6. Onderzoek 6.1 Methoden 6.2 Verantwoordingen Pagina 23. | 7. Resultaten 7.1 Resultaten interviews 7.2 Samenvatting resultaten documentenstudie 7.3 Statistieken Pagina 52. | 8. Conclusie 8.1 Beantwoording onderzoeksvragen 8.2 Overige conclusies 8.3 Aanbevelingen 8.4 Discussie C. Afsluiting: Pagina 66. | 9. Nawoord Pagina 67. |10. Literatuurlijst 10.1 Verwijzingen in de tekst 10.2 Overige en/of algemene bronnen Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
7
D. Bijlagen Pagina 74. | Bijlagen Pagina 75. | Bijlage I: Schematisch overzicht respondenten Pagina 77. | Bijlage II: Interviewschema Pagina 81. | Bijlage III: Poster voor posterpresentatie
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
8 1. Inleiding Dit rapport is het onderzoeksverslag van het deelonderzoek ‘gebiedsontwikkelaars als succesfactor’ (Van Omme & Hooiveld, 2010), wat is voortgekomen uit het innovatieprogramma ‘het succes van de gebiedsontwikkelaar’ (Rozema, 2010). Het innovatieprogramma is een initiatief van het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Noorderruimte van de Hanzehogeschool Groningen. In het kenniscentrum wordt samengewerkt door onderzoekers, docenten, lectoren, studenten en professionals uit het werkveld. De studies Architectuur, Bouwkunde, Civiele Techniek, Vastgoed en Makelaardij, Human Technology en Facility Management zijn vertegenwoordigd. Dit verslag richt zich op het deelonderzoek ‘gebiedsontwikkelaars als succesfactor’. In het deelonderzoek wordt in een casestudie onderzoek gedaan naar het recent afgeronde vernieuwingsproject in de Hoogeveense wijk Krakeel. Parallel aan dit onderzoek lopen twee andere casestudies in plaatsen in NoordNederland, te weten Stiens (Friesland) en Pieterzijl (NoordGroningen). In dit rapport wordt beschreven wat succes en faalfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten zijn, aan de hand van het project in Krakeel. Het rapport is op te delen in vier gedeelten: Ten eerste (deel A) de voorinformatie, dat wat men moet weten voor men aan het lezen van het tweede gedeelte begint. Het eerste gedeelte bevat de inleiding (H. 1), de aanleiding (H. 2) en een korte beschrijving van Krakeel, de case (H. 3). Het tweede gedeelte van dit rapport (deel B) handelt over het daadwerkelijke onderzoek. Als eerste worden de onderzoeksvragen vermeld (H. 4). Daarna volgt de begripsafbakening, waarin de belangrijkste termen van dit rapport worden omschreven (H. 5). Daarna wordt verslag gedaan van het daadwerkelijke onderzoek (H. 6) en daarna volgen de resultaten van dat onderzoek (H. 7). Tenslotte worden de onderzoeksvragen beantwoord (H 8.1) en volgen de overige conclusies (H. 8.2), de aanbevelingen (H. 8.3) en de discussie (H. 8.4). In het derde gedeelte van het rapport (deel C) staat een terugblik op het onderzoek (H. 9) en de literatuurlijst (H. 10). In de literatuurlijst wordt onderscheid gemaakt tussen de bronnen die in de tekst vermeld staan en de bronnen die ter inspiratie, ter ondersteuning of voor het vooronderzoek zijn gebruikt. Daarna volgen de bijlagen (deel D).
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
9 2. Aanleiding (deels ontleend aan Elzinga, 2011a) De aanleiding voor het onderzoek is de vraag vanuit het Kenniscentrum Noorderruimte om kennis naar succes en faalfactoren bij wijkgerichte vernieuwingsprojecten. De kennis die het kenniscentrum daarbij vergaart wordt gebruikt als input bij een nader vorm te geven onderwijsvorm binnen de Hanzehogeschool Groningen (Van den Berg et al, 2010), en wordt binnen gedeeld in het kennisnetwerk van gebiedsontwikkelaars in NoordNederland. Vanuit het werkveld van de gebiedsontwikkelaars is behoefte aan kennisontwikkeling en –deling over participatie, samenwerking en ontwikkeling binnen het vakgebied. Met de kennis uit het onderzoek komen de aangesloten gebiedsontwikkelaars beter beslagen ten ijs in hun dorp of wijk. Uit gesprekken met mensen uit het werkveld is gebleken dat zij het initiatief van het innovatieprogramma van harte toejuichen en actief willen gaan deelnemen aan het netwerk (Van den Berg et al, 2010). Het doel van het deelonderzoek is om meer inzicht te krijgen in de factoren die een gebiedsgericht vernieuwingsproject succesvol maken. Het deelonderzoek verschaft kennis over aandachtspunten en voorwaarden waar in de gebiedsgerichte aanpak op kan worden gestuurd en welke voorwaarden daar bij zijn. Het tweede doel van het onderzoek is gebiedsontwikkelaars meer inzicht te geven in het evaluatieproces van gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten (Van Omme & Hooiveld, 2010).
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
10 3. Omschrijving case Als ‘case’ voor dit onderzoek wordt het gebiedsgerichte vernieuwingsproject in de Hoogeveense woonwijk Krakeel gebruikt. In Krakeel heeft in de jaren ’00 een ingrijpend gebiedsgericht vernieuwingsproject plaatsgevonden. Dit onderzoek richt zich op de succes en faalfactoren van het project in die wijk. De informatie in deze paragraaf gaat over Krakeel als wijk. De problematiek die de aanleiding vormde voor het gebiedsgerichte vernieuwingsproject en de gang van zaken binnen dat project wordt in het hoofdgedeelte van deze rapportage uitgebreid besproken. Enkele cijfers: Oppervlakte: Inwoners: Woningen: Verhouding huurwoningen/koopwoningen:
93 ha 5032 2141 46%/54%
De naam Krakeel komt voort uit het verre verleden. In de 17e en 18e eeuw was het turfland waar nu Krakeel ligt bezit van twee families die samenwerkten. Deze families kregen onderling ruzie en vervolgens werd het gebied ‘Krakeel’ genoemd (Koenen en Van Rijn, 2006). Krakeel is gebouwd tussen 1967 en 1974, als een wijk met veel huurwoningen. Het was een wijk die typisch is voor die tijd, met uniforme bouw en weinig aandacht voor duurzaamheid van woningen. Net als vele vergelijkbare wijken in de rest van Nederland, liet de staat van de wijk in de jaren ’90 te wensen over. De wijk stond en staat bekend om haar ruime opzet en het vele groen, zowel aan de rand als in het centrum van de wijk. In de wijk is een winkelcentrum, een multifunctioneel centrum met een brede school en er zijn voorzieningen voor hulpbehoevenden. Vandaag de dag is er, in tegenstelling tot in de oorspronkelijke indeling van de wijk, veel aandacht voor architectuur met verschillende soorten bebouwing en een mix van koop en Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
11 huurwoningen voor diverse inkomenscategorieën. Krakeel ligt in de noordoostelijke hoek van Hoogeveen (afbeelding rechts boven), begrensd door de Gallileilaan, de Stephensonstraat, de Weg om de Oost en de Meester Cramerweg. Daarnaast ligt aan de noordelijke en de oostelijke kant een vaarweg om de wijk en is er industrieterrein aan de noordkant (afbeelding 4.2, onder). Aan de oostkant is er een park, aan de westkant landbouw en aan de zuidkant de Hoogeveense wijk Wolfsbos (Elzinga, 2011a). Tussen de Melkweg en de Gallileïlaan ligt een villabuurt, die niet van betekenis heeft meegedaan aan het gebiedsgerichte vernieuwingsproject.
Krakeel
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
12 4. Onderzoeksvragen (Elzinga, 2011b) Onderstaande vragen zijn de onderzoeksvragen voor dit onderzoek. De onderzoeksvragen zijn tot stand gekomen door het document “Gebiedsontwikkelaars als Succesfactor” van Van Omme en Hooiveld (2010), door specifieke vraag naar kennis vanuit de opdrachtgevers, vanuit het werkveld en uit de persoonlijke interesse van de opdrachtnemers. 4.1 Hoofdvraag I Wat zijn succesfactoren in het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? 4.1.1 Deelvragen bij hoofdvraag I 1. Wie waren de sleutelfiguren bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? 2. In hoeverre is het gebiedsgerichte vernieuwingsproject volgens plan uitgevoerd? 3. Welke rol heeft de gebiedsontwikkelaar gespeeld binnen de bepalende factoren van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? 4. Welke invloed heeft de bewonersparticipatie op het succes van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? � Wordt de kans op een succesvol gebiedsgericht vernieuwingsproject groter wanneer de bewoners van het gebied gewend zijn zichzelf te organiseren? 1 5. Welke invloed heeft het op het succes van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject wanneer ingrepen al in de planfase van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject worden vastgelegd? � Wordt het succes van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject groter wanneer er sprake is van een open planproces?
1
In vrijwillige organisaties zoals een wijkraad.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
13 4.2 Hoofdvraag II In hoeverre wordt er gebruik gemaakt van evaluatiemomenten bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject, hoe zien deze eruit en hoe worden deze gebruikt voor bijsturing? 2 4.2.1 Deelvragen bij hoofdvraag II 1. Zijn er tussentijdse evaluatiemomenten gepland voor het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? � Wordt gebruik gemaakt van de vastgestelde tussentijdse evaluatiemomenten? � Hoe worden de vastgestelde tussentijdse evaluatiemomenten gebruikt voor bijstelling van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? 2. Is er een eindevaluatie gepland voor het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? � Wordt gebruik gemaakt van het vastgestelde eindevaluatiemoment? � Wordt gebruik gemaakt van het eindevaluatiemoment als input bij nieuwe projecten? � Hoe wordt het eindevaluatiemoment gebruikt als input bij nieuwe projecten? 3. Indien aanwezig, hoe ziet de evaluatie bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject eruit? � Welke indicatoren worden gebruikt voor tussentijdse evaluaties? � Welke indicatoren worden gebruikt voor eindevaluatie? � Is er integraal afstemming over de te gebruiken indicatoren? � Wie voert de evaluaties uit? � Wanneer worden de evaluaties uitgevoerd? � Met welke instrumenten worden de evaluaties uitgevoerd? 4. Welke competenties en deskundigheid3 heeft de gebiedsontwikkelaar nodig voor het evalueren van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? 2
De reden dat er is gekozen om voor de evaluatie een aparte deelvraag te maken is een specifieke vraag om input vanuit het Kenniscentrum. 3 Het onderscheid tussen competenties en deskundigheid is hier dat competenties gaat over vaardigheden en deskundigheid over (specifieke) vakkennis. Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
14 5. Begripsafbakening Dit is een (licht aangepaste) versie van de begripsafbakening, zoals die in het Plan van Aanpak (Elzinga, 2011b) was geformuleerd. In dit overzicht zijn alleen de begrippen genoemd die van belang zijn voor het gebiedsgerichte vernieuwingsproject. �
Actor: Een persoon die een rol speelt bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject. Persoon kan hier ook een concept betekenen, zoals bij ‘gebiedsontwikkelaar’.
�
Bepalende factoren: Factoren die het proces van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject daadwerkelijk beïnvloeden.
�
Bewonersparticipatie: Deelname van bewoners aan het gebiedsgerichte vernieuwingsproject, door meedenken over en inspraak bij het project.
�
Case: Het onderzoeksobject, in dit geval de wijk Krakeel in Hoogeveen.
�
Civil Society: Kracht, samen iets kunnen bereiken. Biedt voordelen bij organisatie in de wijk en een verhoogd gevoel van veiligheid.
�
Evaluatie: Een zo objectief mogelijke analyse op basis van verzamelde gegevens van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject, ten behoeve van verbetering in het beleid met betrekking tot dit project of dergelijke projecten (vrij naar Verburg, 2011).
�
Extern advies: Advies van iemand die niet bij het project betrokken is, noch als (indirecte) opdrachtgever nog als (indirecte) opdrachtnemer (anders dan ingehuurd vanwege dat advies).
�
Fysieke omgeving: Het woongebied, de wijk Krakeel.
�
Gebiedsgericht vernieuwingsproject: Een gepland project, waar volgens een bepaalde structuur wordt gewerkt aan het verbeteren van een gebied op zowel het fysieke als het sociale vlak. Het kenniscentrum gaat bij gebiedsontwikkeling uit van; de kunst van het verbinden van functies, disciplines, partijen, belangen en geldstromen, met het oog op (her)
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
15 ontwikkeling van een gebied (Verburg, 2011). �
Gebiedsontwikkelaar: De persoon die coördinerende werkzaamheden verricht bij (een deel van) het gebiedsgerichte vernieuwingsproject. Of de gebiedsontwikkelaar ook leiding geeft hangt af van het mandaat wat hij/zij heeft. Bij een groot project is soms sprake van meerdere gebiedsontwikkelaars, eventueel geleid door een projectmanager. In dat geval is er sprake van ‘gebiedsontwikkelaar’ als concept.
�
Mandaat: Bevoegdheid om te handelen en opdrachten te geven, zonder dat de daarbij horende verantwoordelijkheden worden overgedragen op de mandaathouder. De verantwoordelijkheid blijft bij de mandaatgever, in het geval van de gebiedsontwikkelaar vaak de gemeente.
�
Open planproces: Proces waarbij binnen het gebiedsgerichte vernieuwingsproject zo veel mogelijk keuzevrijheid wordt gegeven aan bewoners.
�
Sleutelfiguur: Actor die de gang van zaken binnen het gebiedsgerichte vernieuwingsproject beïnvloed heeft.
�
Sociale cohesie: Samenhang tussen bewoners: ‘cement’, ‘weefsel’, ‘specie’, ‘elkaar vasthouden’ (Engbersen, 2002).
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
16 6. Onderzoek Dit hoofdstuk besteedt aandacht aan de gebruikte methoden bij uitvoering van het onderzoek, en een specifieke verantwoording van een aantal daarvan. 6.1 Methoden In het Plan van Aanpak (Elzinga, 2011b) staat beschreven welke methoden worden gebruikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Hieronder staat scheefgedrukt steeds een quote uit het Plan van Aanpak, waarna wordt beschreven hoe de betreffende methode in het onderzoek daadwerkelijk gebruikt is. �
Gestructureerde kwalitatieve interviews en groepsgesprekken met sleutelfiguren uit het gebiedsgerichte vernieuwingsproject. De interviews worden grondig voorbereid en het is van tevoren duidelijk welke vragen er gaan worden gesteld. Er wordt geprobeerd om alle sleutelfiguren individueel aan tafel te krijgen en met hen allemaal van gedachten te wisselen over dezelfde onderwerpen.
Dit onderdeel was het belangrijkste van het gehele onderzoek en in de interviews is van alle methoden verreweg de meeste tijd gestoken. Uiteindelijk is gekozen voor louter individuele gesprekken en geen groepsgesprekken. De reden hiervoor is tweeledig. Ten eerste kan efficiënter worden doorgevraagd wanneer het gesprek eenopeen plaatsvindt. De tweede reden is de belangrijkste: in groepsgesprekken gaat men sociaal wenselijke antwoorden geven en blijft de kritische blik, voor zo ver die er al is, achterwege (Emans, 2002). De interviews zijn gevoerd aan de hand van een interviewschema, wat goed werkte. Het interviewschema zelf is te vinden de bijlage en uitleg over het interviewschema in paragraaf 6.2.2. Alle sleutelfiguren zijn om tafel gekregen (paragraaf 6.2.1) en aan de hand van het interviewschema zijn met hen allen, voor zo ver wenselijk, dezelfde vragen besproken. Van alle interviews zijn (nagenoeg) letterlijke transcripties gemaakt die ter inzage naar de respondenten verzonden zijn. Indien gewenst, konden die dan citaten of uitspraken verduidelijken, of wanneer iets verkeerd was overgenomen datgene corrigeren. o
Interviews over de gang van zaken tijdens het project. Wat vinden de betrokken personen van de gang van zaken en hoe zien zij hun eigen invloed daar in?
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
17 o
Interviews over de succes en faalfactoren. Wat zien de betrokken personen voor hun eigen vakgebied als succes en faalfactoren?
Deze beide punten zijn samengevoegd, want voor alle respondenten waren beide punten relevant. In het interviewschema komt onder andere aan bod wat de taak van de respondent was, hoe het proces is ervaren en in alle interviews komen direct of indirect succesfactoren boven tafel. Een beschrijving en verantwoording van het interviewschema kan in de volgende paragraaf worden gevonden. �
Gestructureerde kwalitatieve interviews en/of groepsgesprekken met bewoners die gedurende het gehele project in de wijk hebben gewoond. o Is de kwaliteit van de wijk op sociaal en fysiek gebied gestegen ten opzichte van de situatie voor de start van het project? o Woont men met meer plezier in de wijk dan voor de start van het project?
Dit is gedeeltelijk uitgevoerd. Er is bewust voor gekozen om niet met individuele bewoners in gesprek te gaan omdat dat niet paste in de opdracht voor het onderzoek en ook niet in de beschikbare tijd voor dit onderzoek. Wel is er gesproken met twee bewoners die vanuit hun beroep direct of indirect bij het project betrokken zijn geweest en gedurende het hele project in de wijk hebben gewoond. In deze gesprekken zijn de onderwerpen uit de quote hierboven aan de orde gekomen. �
Bestudering van documentatie met betrekking tot de case. o Bestudering van de startdocumenten: Wat waren de doelen van het project en welke methodieken wilde men daar voor toepassen? o Bestudering van de beschikbare evaluatiedocumenten: Wat is er schriftelijk al gezegd over succesfactoren en op welke manier is dat bepaald?
Dit is gebeurd. Er is maar één startdocument: het wijkontwikkelingsplan (WOP, Oranjewoud, 1999). De doelen en methodieken zijn in dit document maar beperkt weergegeven. Oudwethouder Wietze van der Zwaag merkte in het interview met hem dan ook op dat het in 1999 nog niet gebruikelijk was om in documenten alle doelen SMART te formuleren. Waar er weinig documentatie uit de opstartfase is, zo veel documentatie is er gedurende de rest van het project verzameld. De Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
18 bestudering van de evaluatiedocumenten was snel afgerond: Deze documenten bestaan niet. De resultaten van het documentenonderzoek kunnen verderop in dit rapport worden gevonden. �
Statistisch onderzoek naar de wijk. De huidige cijfers worden vergeleken met de statistieken op het moment van aanvang van het project. o Onderwerpen zijn bevolkingssamenstelling, gezinsgrootte, gemiddelde leeftijd, gemiddelde inkomen, percentage werkloosheid, et cetera. o Bij het statistisch onderzoek nemen we ook andere wijken in Hoogeveen mee. Zijn bepaalde soorten bewoners verhuisd naar andere wijken en zijn de problemen daardoor verplaatst?
De resultaten van het statistische onderzoek zijn in dit rapport opgenomen in paragraaf 7.3.De cijfers uit het eerste punt van de quote staan in paragraaf 7.3.1, de verhuiscijfers in paragraaf 7.3.2. �
Observatie in de wijk, in het eerste deel van het onderzoek om een beeld te krijgen van de wijk en de gang van zaken, en later in het onderzoek om gericht zaken te ervaren en te bezichtigen.
Dit is uitgevoerd zoals beschreven. In het eerste deel van het project is zowel per auto als te voet de wijk bezocht met iemand die de wijk kende. Gedurende de fase van interviews zijn in de wijk de zaken bezichtigd die vaak aan de orde kwamen in de interviews. Het biedt meerwaarde om zaken met eigen ogen te zien, opmerkingen van respondenten zijn dan beter te interpreteren. �
Literatuuronderzoek naar literatuur over succes en faalfactoren.
Zowel tijdens de deskresearch als tijdens het onderzoek is de nodige literatuur bestudeerd. Niet alleen over succesfactoren, maar ook over gebiedsontwikkeling in het algemeen. Een overzicht van bronnen die niet direct terug komen in dit rapport maar die wel geraadpleegd zijn staat in de literatuurlijst, paragraaf 10.2.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
19 6.2 Verantwoordingen 6.2.1 Verantwoording respondenten Zoals in figuur 6.1 zichtbaar is worden binnen het gebiedsgerichte vernieuwingsproject drie partijen onderscheiden. Als eerste de gemeente, de mede initiator van het project was. Als tweede de organisaties. Die bestonden uit onder andere de corporatie (medeinitiator en eigenaar van een deel van de woningvoorraad in de wijk), welzijnswerk (SWW, die de sociale problematiek in de wijk signaleerde en de bewonersparticipatie coördineerde), zorg, en onderwijs (de brede school). Als derde worden de bewoners onderscheiden. In het gebiedsgerichte vernieuwingsproject werden die vertegenwoordigd door het Wijkplatform Krakeel (WPF). De gebiedsregisseur opereert in het veld tussen de partijen in. In Hoogeveen wordt de gebiedsregisseur vanuit de gemeente en de corporatie betaald, maar hij onderhoudt korte banden met de andere partijen en de bewoners.
Figuur 6.1: Drie partijen bij gebiedsvernieuwing.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
20 Aan de zijde van de gemeente zijn interviews afgenomen met vier personen. Wietze van der Zwaag was als wethouder van 2002 tot 2010 ambtelijk verantwoordelijk voor het project in Krakeel. Hij had zitting in de stuurgroep. Gert Bolkesteijn had ook zitting in de stuurgroep. Hij was vanuit de gemeente projectleider en wordt door iedereen genoemd als een belangrijke speler. Wilbert van Houten is vanaf 2008 namens de Smederijen gebiedsregisseur in het Krakeel en staat dicht bij de bewoners. Hij vertelt over de huidige gang van zaken. Jaap van Oostrum vertelt over de sociale kant van het proces. Met deze vier personen is het aandeel van de gemeente voldoende gewaarborgd. Vanuit de zijde van de organisaties zijn alle belangrijke instanties vertegenwoordigd. Vanuit Woonconcept zijn er interviews geweest met Hedzer van Houten en Judith van Elderen. Hedzer van Houten was tot 2010 directeur van Woonconcept en betrokken bij de besluitvorming binnen het proces. Judith van Elderen was projectleider en wordt vaak genoemd als iemand die een belangrijke rol speelde. Vanuit zorg zijn vragen gesteld aan Ineke Weerkamp, die van 2001 tot 2006 projectmanager was van de Woonzorgzone. Vanuit het welzijnswerk werden Gerard Lubbers en Shafqat Ahmed geïnterviewd. Gerard Lubbers was voor en tijdens het project opbouwwerker in het Krakeel en speelde een rol bij de signalering van het probleem. Shafqat Ahmed is al tientallen jaren opvoedkundige, onder andere in het Krakeel. Daarnaast is zij ook bewoner van de wijk en daarop lag de nadruk in het gesprek. Vanuit onderwijs was ons contactpersoon Mart Krook, maar door langdurige afwezigheid zijnerzijds is het niet tot een afspraak gekomen. Dit is gecompenseerd door in gesprekken met andere sleutelfiguren extra in te gaan op de brede school en zo is de informatie toch gewaarborgd. Ook is gesproken met Albert Dragt, die tot 2011 procesmanager van het centrumgebied was en in die hoedanigheid alle partijen die daar bij waren betrokken verbond. Tot slot is gesproken met Arno Hiele, de wijkagent in Krakeel. Hij vertelt over de sociale problemen in het Krakeel, van zowel nu als van voorheen. Vanuit de bewoners is gesproken met Wil Walda. Zij heeft gedurende het hele project zitting gehad in het wijkplatform en is betrokken bij de Sterrendienst, de organisatie binnen de wijk waarin bewoners klusjes voor elkaar opknappen. Ook met Shafqat Ahmed, die in de vorige paragraaf al is genoemd, is gesproken als bewoner. Er is bewust voor gekozen om geen kwantitatief onderzoek te doen onder bewoners, omdat dat niet paste in de opdracht voor het onderzoek en ook niet in de beschikbare tijd voor dit onderzoek. Het verdient aanbeveling om dit in een volgende fase alsnog te gaan doen. Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
21
Al met al zijn met deze respondent de diverse invalshoeken allen vertegenwoordigd. Gedurende de laatste interviews was duidelijk een punt van verzadiging te merken: (bijna) alles wat verteld werd was al eens eerder gezegd. Kijk voor een gedetailleerd overzicht van alle respondenten in bijlage I. 6.2.2 Verantwoording interviewschema Voor de vragen aan bod kwamen, was er in het interview een inleiding waarin werd uiteengezet wat de achtergrond, kosten, opbrengsten en de structuur van het interview waren. Deze inleiding bleef in de praktijk vaak (gedeeltelijk) achterwege. Veel respondenten waren al bekend met het onderzoek, men was van sommige zaken al op de hoogte door de informatie die voorafgaand aan het interview per e mail was verzonden, en sommige informatie was ronduit vanzelfsprekend. Het interviewschema is opgedeeld in de volgende topics: � Respondent persoon � Doelen � Sleutelfiguren � Gebiedsontwikkelaar � Bewonersparticipatie � Planvorming � Succes � Evaluatie � Overig/Slot Onder de onderdelen hingen de vragen die geformuleerd zijn naar aanleiding van de onderzoeksvragen. Met alle vragen in het interviewschema bij elkaar is gewaarborgd dat de onderzoeksvragen konden worden beantwoord. Niet alle vragen in het schema hebben een direct verband met een onderzoeksvraag, maar die werden gesteld om een volledig beeld van de situatie te verkrijgen. Een enkele vraag werd opzettelijk suggestief gesteld, om de respondent te prikkelen of aan het denken te zetten. De volgorde van vragen en onderwerpen is zo, dat er een opbouw in het interview zit (Emans, 2002). De vraag over het succes werd bijvoorbeeld pas aan het einde gesteld, als alle onderdelen van dat mogelijke succes al waren besproken. Om uiteenlopende redenen zijn niet alle vragen zijn aan alle respondenten gesteld. Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
22 Dat kan zijn omdat de betreffende respondent geen zicht had op een bepaald onderdeel van het proces, maar ook omdat op sommige vragen het antwoord na een aantal interviews al duidelijk was. De ervaringen met het schema zijn ronduit positief. Het schema zorgt er voor dat geen enkel onderwerp wordt vergeten en dat alle deelonderwerpen worden besproken. Na verloop van tijd is het schema bij de interviewer bekend en wordt het bijna ongemerkt geïntegreerd in de gespreksvoering. Een mogelijkheid is dat, wanneer het gesprek door twee interviewers wordt gevoerd, de een zorgt dat het interviewschema wordt afgewerkt en de ander zich concentreert op doorvragen. Opvallend was dat, aan het begin van de interviews, de antwoorden van de respondent veelal niet relevant waren. Het is datgene wat de respondent het belangrijkst vond, wat diegene zeker gezegd wilde hebben. Als dat gezegd was kon de vraag nogmaals gesteld worden en dan werd de vraag wel beantwoord. In het verlengde hiervan was ook het antwoord op de laatste vraag ‘is er nog iets wat u wilt toevoegen aan de informatie’ vaak geen echt antwoord op die vraag, maar een samenvatting van het gesprek en een opsomming van de belangrijkste punten. Het is goed om hier bewust mee om te gaan, want vaak was deze informatie erg bruikbaar. Kijk voor het uitgewerkte interviewschema in bijlage II.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
23 7. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. De eerste paragraaf gaat over de resultaten van de interviews. In de eerste subparagraaf staat een beschrijving van de gang van zaken, subparagraaf twee geeft van ieder interview een impressie, met de kanttekeningen die de respondenten hebben geplaatst bij de gang van zaken binnen het gebiedsgerichte vernieuwingsproject. Daarna volgen de resultaten van de documentenstudie (paragraaf 7.2) en de resultaten van het statistisch onderzoek (paragraaf 7.3). 7.1 Resultaten interviews In deze paragraaf wordt aan de hand van het interviewschema (zie bijlage II) beschreven hoe de gang van zaken bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject in Krakeel is geweest. Alle feiten in deze paragraaf kunnen worden onderbouwd door de impressies van de interviews (uit paragraaf 7.1.2) en uit de transcripties van interviews. Deze zijn op verzoek in te zien bij de auteur. Wanneer achter een zin een naam staat, wordt voor meer informatie verwezen naar het interview met die persoon. 7.1.1 Impressie gebiedsgericht vernieuwingsproject Krakeel Aanleiding en doel Voor de aanleiding van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject hoeft alleen maar te worden gekeken naar de beide afbeeldingen bij deze paragraaf (Weerkamp, 2007). Het betreft de situatie in De Kroon, voor en na het project. De nieuwe woningen zien er in werkelijkheid weliswaar iets anders uit dan op de impressie, maar het voorbeeld is duidelijk. Het verval van de woningvoorraad in de wijk was de belangrijkste aanleiding voor het gebiedsgerichte vernieuwingsproject. Als gevolg daarvan nam de waarde van het vastgoed af en gingen huren omlaag, waardoor een ander soort bewoners in de wijk kwam. Hand in hand met de leegstand en het verval gingen sociale problemen, zoals criminaliteit, jeugdoverlast en werkloosheid. Het was in de jaren ’90 zo dat, met allerhande premies en toeslagen, het goedkoper was om een woning te kopen in een nieuwbouwwijk, dan om te huren in Krakeel. Daar kwam nog bij dat in Krakeel, behalve de slechte staat van de woningen, ook het openbaar gebied geen kwaliteit had. Doel van het project was om een concurrerende woonwijk te maken met een verbeterde kwaliteit van woningen, een hogere verkeersveiligheid en een beter Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
24 sociaal klimaat. De houding van de buitenwereld ten opzichte van Krakeel moest weer positief worden en de bewoners moesten weer trots zijn op hun wijk. Daarnaast moesten woonvormen beter worden gemixt en extramurale instellingen geïntegreerd worden in de wijk. Kortom: De leefbaarheid moest ingrijpend toenemen.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
25 Sleutelfiguren en partijen De sleutelfiguren waren, in deze volgorde, de volgende partijen: 1. Projectleiding (Gebiedsontwikkelaars) 2. Strategische beslissers (Overige stuurgroepleden) 3. Bewonersorganisatie (WPF) 4. Overige belanghebbende partijen De echte sleutelfiguren in Krakeel waren de projectleiders vanuit de gemeente en de woningcorporatie – die voldoen aan de in de inleiding gestelde definitie van de gebiedsontwikkelaar. Vervolgens de wethouder van de gemeente, die bestuurlijk gezien opdrachtgever was, de directeur van de woningcorporatie die beslissingen moest nemen, en de directeur van SWW die op strategisch niveau meebesliste. Dan de bewonersorganisatie, die adviesrecht had op beslissingen. Als laatste de andere belanghebbende partijen, zoals de zorgpartijen in de Woonzorgzone en de scholen binnen de brede school. Over het algemeen zijn de partijen goed te spreken over de onderlinge samenwerking. � Gemeente en Woonconcept worden alom geroemd als partijen die een positieve bijdrage hebben geleverd aan het project. � SWW ondersteunde de bewoners en begeleide het proces van bewonersparticipatie. SWW werd betaald door de gemeente en dat is een mogelijke zwakte. Het gevaar van belangenverstrengeling ligt op de loer. In Krakeel is dat uiteindelijk meegevallen. (Zie van Elderen) � Het Wijkplatform controleerde of plannen op deelprojectniveau voldeden aan de afspraken en de wensen van bewoners. Gedurende het proces was er een periode waarin een verstoring in de communicatie plaatsvond. Het WPF stelde zich niet constructief op. Daarop kreeg men ondersteuning vanuit SWW en na een tijd zijn de problemen weer opgelost. (Zie Lubbers) � De zorgpartijen wilden graag meewerken, zeker nadat die hadden gezien wat de mogelijkheden in Krakeel waren. Ze hadden echter geen kapitaal om iets te gaan doen en in de plannen voor één front office werden ze tegengewerkt door de zorgverzekeraars. (Zie Weerkamp en Van Houten) � De scholen hebben zich tijdens de planfase flexibel opgesteld, maar zijn in de exploitatie van het MFC minder constructief. (Zie onder andere Dragt) Er zijn een aantal externe partijen bij het project betrokken geweest. Voorbeelden
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
26 hiervan zijn: � Een aantal procesmanagers/projectmanagers waren extern ingehuurd. Voorbeelden hiervan zijn Albert Dragt en Ineke Weerkamp. � Specialistische bedrijven, zoals stedenbouwkundigen en architecten. � Adviesbureaus, bijvoorbeeld over de verkeersveiligheid en milieu. Deze partijen waren over het algemeen goed op de hoogte van het WOP, in het geval van Weerkamp en Dragt werkten zij zelfs mee aan de totstandkoming van de beslisdocumenten. Gebiedsontwikkelaar De rol van de gebiedsontwikkelaar was essentieel. Volgens de definitie van dit onderzoek kunnen Gert Bolkesteijn (gemeente, vanaf 2001) en Judith van Elderen (Woonconcept, vanaf 2003) worden aangewezen als gebiedsontwikkelaar. Binnen het project in het Krakeel waren zij projectleider met een uitgebreid mandaat en scala aan werkzaamheden. Alle respondenten wijzen Gert Bolkesteijn aan als iemand met een cruciale rol en men spreekt lovende woorden over hem, als iemand die in staat is om verbindingen te leggen tussen partijen, beslissingen kan nemen (“Als ze bij de gemeente allemaal van zulke mannen hadden was er geen vuiltje aan de lucht”), als iemand die betrouwbaar was (“Als Gert zei ‘het is A’, en de mensen van Woonconcept zeiden ‘het is B’, dan zei Hedzer van Houten [directeur Woonconcept] ‘oké, A’. “) en als iemand die in staat was om alle belanghebbenden op een lijn te krijgen. Judith van Elderen speelde ook een belangrijke rol. Zij had dezelfde taken en bevoegdheden als Gert Bolkesteijn, maar trad minder op de voorgrond richting bewoners en partijen. Daarnaast kwam zij pas later bij het project en was ze een aantal perioden afwezig. De reden dat Judith van Elderen later toetrad tot de stuurgroep was dat voor haar een aantal andere projectleiders vanuit Woonconcept niet goed functioneerden. Bewonersparticipatie De invloed van bewonersparticipatie op het project valt bijna niet te overschatten. Zonder goed geregelde bewonersparticipatie is het onmogelijk om een wijkvernieuwingsproject succesvol te laten verlopen. De bewoners zijn expert in hun eigen woongebied en weten precies wat er speelt en wat er zou moeten gebeuren. De invloed van de bewoners op het project in Krakeel wordt door alle respondenten erkend. Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
27
Er waren voor bewoners twee manieren om inspraak te hebben in beslissingen die door de stuurgroep werden genomen. Ten eerste was er het Wijkplatform Krakeel (WPF), een vertegenwoordiging van bewoners uit de gehele wijk. Het WPF had in een convenant bedongen op ieder moment gevraagd en ongevraagd advies uit te mogen brengen over zaken die speelden in de wijk en over besluiten (Bolkesteijn en Otten, 2001). Ten tweede organiseerde de stuurgroep bij iedere beslissing op buurtniveau een informatieavond voor een buurt (twee of drie straten). Op deze avond werd aan bewoners de opgave gepresenteerd en gevraagd naar de mening van bewoners over oplossingen. Hoe dit precies verliep verschilde per opgave. Soms konden bewoners zelf oplossingen of invullingen aandragen, soms konden bewoners inspreken op voorstellen of kiezen uit een aantal alternatieven. Indien nodig werd uit de groep bewoners een klankbordgroep samengesteld die aan de slag ging om een oplossing uit te werken. Wanneer de klankbordgroep klaar was werden de bewoners opnieuw bijeengeroepen en konden zij akkoord gaan met het plan, of ervoor kiezen om de klankbordgroep hun werk over te laten doen. Wanneer de bewoners akkoord gingen met een oplossing werd die door het Wijkplatform getoetst aan het WOP en andere bepalingen. Pas daarna kon de stuurgroep een oplossing implementeren in de wijk. Voor aanvang van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject was er geen sprake van een actieve bewonersgroep. Hooguit waren er op straatniveau verenigingen, maar geen overkoepelend geheel. Of bewoners de draagkracht hadden om boven hun eigen belangen uit te kijken is de vraag. Mocht dat zijn gelukt, dan is dat voor een deel de verdienste van SWW (zie onder andere Van der Zwaag). Planvorming Als brondocument voor het project wordt altijd verwezen naar het Wijkontwikkelingsplan (WOP). Het WOP is geschreven door bureau Oranjewoud, maar zij deden dat in nauw overleg met gemeente, Woonconcept, SWW en het WPF. Voor het WOP was breed draagvlak, maar dat kwam ook omdat het document vrij algemeen geformuleerd was. Wietze van der Zwaag zei daar letterlijk over: “In de tijd dat het WOP werd opgesteld was het nog niet zo in om doelen SMART te formuleren. (…) Het WOP was nog vrij abstract, met vlekken en zo. De concrete invulling kwam pas later”. Op deelprojectniveau zijn wel zaken gewijzigd. Dit kon twee oorzaken hebben: Ten eerste door veranderende omstandigheden of eisen, ten tweede doordat bewoners tegen een plan waren (bijvoorbeeld afsluiting van een weg of plaatsing van bomen). Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
28 Wanneer een meerderheid van de bewoners tegen een plan waren ging dat niet door. Deelplannen werden vastgelegd in de beslisdocumenten en plannen van aanpak per fase (Gemeente Hoogeveen et al, 2003, 2004, 2005). Deze documenten waren bij vaststelling al definitief en de daarin vastgestelde plannen vonden bijna geheel ongewijzigd plaats, hetzij soms later dan gepland (winkelcentrum, Woonzorgzone). In het Krakeel is het open planproces geen succes gebleken. Het was bij bewoners niet duidelijk wat de kaders van het open planproces waren. In één geval vroeg een buurt om het dak vol te bouwen met zonnepanelen, zonder dat daar een huurverhoging aan vast zat. Omdat van tevoren was toegezegd dat de wensen zouden worden ingewilligd is de wens gehonoreerd. Succes Over het algemeen zijn de respondenten positief over het succes van het project. De mate van positivisme verschilt. De fysieke doelen zijn behaald. De kwaliteit van de woningen is verhoogd, de mix van woonvormen is goed, de extramurale instellingen zijn geïntegreerd in de wijk en het groen is mooi. De leefbaarheid is inderdaad toegenomen en de bewoners zijn weer trots op hun wijk. Het vastgoed wat tot nu toe in het centrumgebied is gebouwd is succesvol, hoewel over de exploitatie van het MFC nog wel het nodige te zeggen is (zie onder andere Dragt). Om het succes van het centrumgebied te voltooien moeten ook de laatste twee onderdelen, het winkelcentrum en het Woonservicegebouw, af worden gemaakt. Bij het winkelcentrum is enige urgentie op zijn plaats, maar door tegenwerking van de supermarkt kan daar niet gestart worden met verbouwing. Het sociale gedeelte is gedurende het gehele project ondergesneeuwd geweest. In het WOP is het sociale onderdeel summier beschreven. Later in het gebiedsgerichte vernieuwingsproject is daarom het Sociaal Masterplan opgesteld. Dat Sociaal Masterplan heeft de sociale cohesie bevorderd. Als gevolg van de fysieke wijkvernieuwing zijn vandalisme en jeugdoverlast afgenomen, maar andere vormen van sociale problematiek zijn amper of niet veranderd. (Zie vooral Hiele) Als beslissende momenten voor het (fysieke) succes worden steeds dezelfde momenten genoemd: De vaststelling van het WOP en van de beslisdocumenten, en op deelniveau altijd een of twee bewonersvergaderingen. Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
29
Evaluatie Binnen het project is niets vastgelegd over evaluatiemomenten, noch integraal, noch binnen de stuurgroep of werkgroepen. In de praktijk zijn wel een aantal zaken voorgekomen die met een beetje goede wil zouden kunnen worden bestempeld als evaluatie: � Afsluitende gesprekken met een evaluerend karakter binnen de stuurgroep, na afronding van twee belangrijke fasen. Zie verder deelvraag 1. � Nietvastgelegde evaluerende gesprekken op deelprojectniveau, in werkgroepen. Deze gesprekken hebben in sommige werkgroepen op deelniveau op een informele wijze plaatsgevonden, maar zijn niet gepland en niet vastgelegd in de verslaglegging. � Evaluatie in de afstemming tussen sleutelfiguren onderling. Deze evaluatie wordt nergens vastgelegd, maar is waardevol omdat tijdens het project wordt geleerd. Het gevaar is dat kennis verdwijnt als er verloop in personeel is. Zie verder het antwoord op deelvragen 1 en 2. � Een tweejaarlijkse enquête vanuit de gemeente Hoogeveen, die de waarderingen van bewoners op een uiteenlopend scala aan variabelen meet. Naast deze enquête is er ook een monitoring bezig met betrekking tot allerlei sociale cijfers (overlast, meldingen bij politie, et cetera), de huidige afgezet tegen de cijfers van voor aanvang van het WOP. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend. � Door de Wijksmederij Krakeel (Wijksmederij Krakeel, 2009, 2010) is in 2009 een onderzoek uitgevoerd naar verdere wensen van bewoners. De resultaten zijn en worden gebruikt om te bepalen of er zaken spelen binnen de wijk die in aanmerking komen voor een ‘lange klap’ (Van de Wijdeveen en Geurtz, 2008) binnen de Smederijen. De resultaten zijn vooral kleine fysieke dingen en algemene maatschappelijke tendensen (zoals afnemende sociale cohesie en toenemend individualisme) en de resultaten blikken niet terug naar het WOP. Daarnaast is het aantal respondenten (80) nogal gering ten opzichte van het aantal bewoners van de wijk (5000+). � Behalve dit rapport zijn er door diverse andere universiteiten en instanties onderzoeken verricht naar de gang van zaken in het Krakeel. Deze documentatie is bekend bij de stuurgroep, maar het is onbekend wat er verder mee is gebeurd.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
30 Betrokkenen dragen diverse oorzaken aan voor het ontbreken van integrale tussentijdse en eindevaluatie: � Veel betrokken professionals zijn op het moment dat evaluatie plaats zou moeten vinden niet meer werkzaam voor de organisatie waarvoor ze in het Krakeel werkten, of worden door hun werkgever al ingezet op andere projecten. � De professionals in het Krakeel hebben een ‘aanpakken’mentaliteit: Ze kijken niet naar het verleden maar gaan, zodra een deel is afgerond, weer verder met het volgende gedeelte van het project. � Niemand heeft initiatief genomen tot een integrale evaluatie, noch in de planvormende fase, noch gedurende het project. Kennis van het afgeronde project is niet vastgelegd, maar wordt door professionals wel meegenomen naar volgende projecten in hetzelfde gebied. Het werkgebied van de organisaties is relatief klein en veel professionals komen elkaar bij latere projecten weer tegen. Een project van het formaat van Krakeel is sinds het project in Krakeel niet opgestart in de regio Hoogeveen en men verwacht ook niet dat dat de komende tijd gaat gebeuren. Men focust zich meer op kleine, gerichte ingrepen. Zoals al genoemd is, is er het gevaar dat er verloop in personeel komt en alle kennis die niet is vastgelegd verdwijnt. 7.1.2 Impressies interviews In deze paragraaf staat van ieder interview wat is afgenomen een impressie, met daarin alle belangrijke punten uit het gesprek. Er is in de impressies extra aandacht voor het vakgebied/specialisme van de betreffende respondent. Deze gesprekken vormen de basis voor impressie in paragraaf 7.1.1 en voor de beantwoording van de onderzoeksvragen (H. 8). Alle beweringen in deze paragraaf zijn afkomstig van de betreffende respondent, de impressies kunnen per respondent worden gezien als een soort monoloog. Veel onderwerpen zijn met alle respondenten besproken. Vaak kwamen uit die delen van de gesprekken dezelfde conclusies. Deze worden in deze paragraaf niet bij iedere respondent opnieuw besproken. 7.1.2.1 Wietze van der Zwaag | Trots “Waar ik zelf heel erg trots op ben is de herstructurering van de wijk Krakeel. Mede door dit project hebben we als Hoogeveen laten zien dat we onze hoge ambities waar kunnen maken. “ (Bron: Hoogeveen.nl, 2010)
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
31 Wietze van der Zwaag was als wethouder tussen 2002 en 2010 ambtelijk verantwoordelijk voor het project in Krakeel. Hij was gedurende die periode voorzitter van de stuurgroep. Het wijkplatform (WPF) had geen zitting in de stuurgroep, maar hadden een adviserende rol. In de stuurgroep zaten alleen partijen die financieel bij het project betrokken waren. De communicatie met het WPF verliep niet altijd even soepel. Soms vond het WPF dat ze te laat werden gekend bij besluiten, andere keren hadden ze klachten over de ondersteuning vanuit SWW. Die ondersteuning kon op allerhande gebieden zijn, van het vergaren van informatie tot ondersteuning over vergadertechniek. Hun klachten waren soms terecht en gedurende het proces heeft men daarvan geleerd. Al met al heeft het WPF een goede rol gespeeld, want het is lastig om gedurende een dergelijk lange periode betrokken te blijven bij het project. Vanuit de bewonerszijde was men aangewezen op de actievelingen in het WPF, de rest van de bewoners werd pas actief als een verandering bijna bij hen in de straat plaats vond. Dat laatste is tevens een van de problemen bij bewonersparticipatie. Andere vormen, zoals het actief opzoeken van bewoners met specialistische kennis op een bepaald gebied zijn het overwegen waard. De samenwerking met andere partijen verliep soepel, in het bijzonder de samenwerking met Woonconcept. Woonconcept investeerde veel in het openbare gebied, voor een deel uit eigenbelang. Een mooie woningvoorraad in een slechte omgeving is slecht verkoopbaar. Investeringen in het openbare gebied zijn 5050 gedeeld met de gemeente, zoals is vastgelegd in het convenant. De wijk ziet er nu beter uit dan vijftien jaar geleden. De huizen zijn beter, de omgeving is groen en teruggebracht in de wijk. De sociale problemen zijn deels weg, maar anderzijds valt dat niet binnen een paar jaar op te lossen. Of de samenhang verhoogd is is onbekend. Mocht dat niet zo zijn, dan kan dat ook te maken hebben met de individualisering van de maatschappij in het algemeen. De kleine sociale projecten die voortkomen uit het Sociaal Masterplan zijn over het algemeen succesvol. Een voorbeeld daarvan is de Sterrendienst. Als plannen werden gewijzigd kon dat verschillende oorzaken hebben. Een ervan was inspraak van bewoners, zowel het WPF als individuele bewoners op inspraakavonden. Een andere was een veranderende tijd of een veranderende vraag, van de markt en bewoners. Iets wat bewoners vaak teleurstelde was de tijd die er mee gemoeid ging om beslissingen te nemen. Iedere beslissing had breed draagvlak Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
32 nodig en dat kostte tijd. Een centralistische houding van de gemeente had het proces wellicht kunnen versnellen, maar daar is om voor de hand liggende redenen niet voor gekozen. De hele insteek van het project was immers gericht op participatie. Qua financiën is het project binnen het budget gebleven, wat op zich al uitzonderlijk is voor dit soort projecten. Gert Bolkesteijn controleerde scherp dat er geen budgetten werden overschreden. Wanneer een project te veel dreigde te gaan kosten, werd bezuinigd of werden alternatieve financieringswijzen gezocht. Geld kwam voor het grootste deel vanuit Gemeente en Woonconcept, met daarnaast een aantal subsidies van hogere overheden. De andere deelnemende instanties droegen bij voor hun eigen onderdelen. Een succesfactor is onder andere vertrouwen in partners. Wanneer er geen vertrouwen in de andere samenwerkende partijen is, is het project kansloos. Daarnaast is een goede, communicatief sterke projectleiding vereist. Andere succesfactoren zijn een goede visie en draagvlak onder instanties en bewoners. Die vier zijn essentieel. De bewoners en de partijen zijn allemaal enthousiast over de huidige stand van zaken in de wijk. De integratie van zorg in de wijk is een voorbeeld voor heel Nederland. Op het gebied van evaluatie is er weinig gedaan. Het was niet in de plannen opgenomen. Wellicht gebeurt het nog, maar er is vanuit de stuurgroep weinig behoefte aan. De partijen hebben een cultuur van ‘hup, afgesloten, op naar de volgende’. Niemand heeft ooit voorgesteld om evaluatie te gaan doen. Wel is er vanuit de gemeente een jaarlijks burgertevredenheidsonderzoek. 7.1.2.2 Gert Bolkesteijn | Neuzen dezelfde kant op Binnen de gemeente Hoogeveen is Gert Bolkesteijn senior projectmanager, werkzaam bij het projectbureau van de gemeente. Hij is bij het project betrokken sinds 2001. Toen Gert Bolkesteijn in 2001 werkzaam werd in Krakeel verkeerde het project in een impasse. Het Wijkontwikkelingsplan (WOP) was in 1999 opgesteld, maar de bureaus die er mee aan de slag gingen kregen de handen niet op elkaar en slaagden er niet in om duidelijkheid naar bewoners en opdrachtgevers te creëren. Het WOP was opgesteld samen met de bewoners, maar toen er na twee jaar nog niets was gebeurd Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
33 gingen de bewoners klagen. Bolkesteijn kreeg de neuzen dezelfde kant op en zette binnen een paar maanden de eerste stappen. Hij regelde de financiering met Hedzer van Houten, die akkoord ging op voorwaarde dat Bolkesteijn het project ging aansturen. Aan de start van het project werden een aantal snelle successen behaald, waardoor de bewoners het vertrouwen in de projectorganisatie hervonden. Er werd uitgezocht waar de raakvlakken tussen organisaties lagen en op welke gebieden er samengewerkt kon worden. Het bleek dat er raakvlakken waren tussen organisaties en dat wensen en eisen vaak te combineren vielen. Voordat de partijen samen in gebouwen terecht kwamen werd al samenwerking op poten gezet. Het concept voor het MFC in Krakeel, waarin onderwijs, zorg en commerciële partijen allen vertegenwoordigd zijn, is uniek in Nederland. Voor dit concept is aandacht geweest van instellingen, overheid en onderwijs. Inmiddels is op meerdere plekken in Nederland het concept overgenomen. De samenwerking tussen de partijen verliep in het begin niet vlekkeloos. Over de gehele linie waren partijen terughoudend en individueel ingesteld. Nadat ze geprikkeld werden door de vooruitzichten en de mogelijkheden ‘kwamen ze los en gingen ze het leuk vinden’. Dit is deels een verdienste van Gert Bolkesteijn zelf. Het doel van het MFC, dat het een bruisend centrum moest worden waar alle activiteiten plaatsvonden en waar de bezoekers doorlopend in en uitliepen, is niet behaald. De horeca nodigt niet uit tot bezoeken en de mensen blijven weg. Daardoor is ook de exploitatie lastig geworden. Het WOP is op een actieve manier tot stand gekomen. Deelprojecten werden samen met bewoners gedaan. Bij een project in een buurt moest minimaal 70% van de bewoners op een bijeenkomst akkoord gaan voordat het project werd uitgevoerd. Projecten werden eerst besproken in een algemene bijeenkomst, dan uitgewerkt door een klankbordgroep van bewoners, vervolgens goedgekeurd (of afgekeurd) in een bewonersbijeenkomst (bij afkeuring begon het proces opnieuw), dan getoetst door het wijkplatform en vervolgens vastgesteld door de stuurgroep. Zo was de inspraak van de bewoners altijd gewaarborgd. Heikele punten waren verkeer en verkeersveiligheid, zoals de afsluiting van een bepaalde straat en onvoorzichtig rijgedrag, en beplanting langs de wegen. De bedrijven in de wijk participeerden niet in de bestaande structuur, maar kwamen in beeld wanneer het winkelcentrum werd besproken. Voor het WOP werd gestart was er geen integrale bewonersvertegenwoordiging. Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
34
Het sociale gedeelte van het project was aanvankelijk amper vastgelegd. In het WOP stonden maar een paar sociale paragrafen en die gingen voornamelijk over participatie en draagvlak. Het gebrek aan een georganiseerd sociaal gedeelte werd al snel opgemerkt, maar is pas veel later (in het Sociaal Masterplan in 2006) opgepakt en begeleid door een extern bureau. Het sociale gedeelte is altijd een ondergeschoven kindje gebleven. De problematiek ‘achter de voordeur’ is lastig op te lossen door sociale interventies. Voordat er in dat soort problematiek verandering komt is vaak al 10 à 15 jaar voorbij. Cijfers van het sociale gedeelte van het project worden op dit moment vastgelegd door onder andere gemeente en politie. Vanuit de stuurgroep is geen vorm van evaluatie geweest. Er zijn wel verschillende afstudeerders en instanties geweest en de documenten zijn veelal bekend, maar er is niets mee gedaan. Belangrijker dan evaluatie is het effect van ingrepen. De huizen zijn gewild en er is weinig leegstand. De wijk is landelijk op de kaart gezet en de integratie van deze vorm van het MFC is uniek. Het proces, met samenwerking van alle partijen, is essentieel. Wat nog moet gebeuren is het winkelcentrum, waarbij op dit moment wordt gekeken naar een alternatief plan vanwege de niet meewerkende supermarkt. Voor het Woonservicegebouw gaat nog dit jaar ‘de eerste schop de grond in’. 7.1.2.3 Judith van Elderen | Ten dele succes Als gebiedscoördinator vanuit Woonconcept is Judith van Elderen vanaf 2003 betrokken bij het project in Krakeel. Wegens zwangerschapsverloven is ze tweemaal een periode er tussenuit geweest, en in die periode is ze vervangen door een externe projectleider. Richting gemeente en andere partijen was ze verantwoordelijk voor alles wat Woonconcept betrof, daarnaast ook voor een aantal andere zaken omdat ze samen met Gert Bolkesteijn projectleider was. Vanuit Woonconcept waren er voor Judith van Elderen projectleider werd al een aantal anderen betrokken geweest. Deze mensen functioneerden niet goed in de projectorganisatie, waarop ze vertrokken. Verloop onder personeel is over het algemeen een manco in langdurige projecten als deze. Daarom is het belangrijk om zaken goed vast te leggen. Behalve sociaal en fysiek moet ook economisch als pijler worden betrokken bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten. Omdat de economische plannen in Krakeel niet haalbaar bleken is er uiteindelijk van de economische pijler weinig terecht Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
35 gekomen. De andere doelen zijn ten dele behaald. Ruimtelijk gezien is het project succesvol. Er is aan de omvang van het groen enigszins geknabbeld om financiële redenen. Het onderhoud van het groen is wel een zorgpunt. Wegens bezuinigingen bij de gemeente wordt dat minder frequent en doortastend uitgevoerd, en dat doet afbreuk aan de openbare ruimte. Fysiek is het project geslaagd. De gestelde kwantitatieve doelen zijn behaald en qua architectuur staan er mooie dingen. Sociaal gezien is het de vraag of het project succesvol is. Er zijn de nodige wisselingen in de aansturing geweest en er is niet voldoende bereikt. Een van de mogelijke oorzaken is dat doelen niet duidelijk waren vastgelegd. Een aandachtsgebied was werkgelegenheid. In de wijk zijn hoge concentraties werklozen en die moeten dagbesteding krijgen. Vaak zitten deze mensen in een isolement en wordt de situatie in stand gehouden doordat de mensen in de omgeving ook grotendeels werkloos zijn. Gemeente en SWW moeten dit alsnog oppakken. Ook ‘achter de voordeur’ doen zich sociale problemen voor. Niet iedereen heeft contacten binnen de wijk en het is de vraag in hoeverre de allochtone inwoners (56 etniciteiten) geïntegreerd zijn. Voor het zicht zijn de problemen opgelost, maar het is de vraag of dat ‘achter de voordeur’ ook het geval is. De samenwerking is een sterk punt van het project. Er zijn gedurende het project een aantal partijen afgehaakt, om voor hen begrijpelijke redenen (financiën, veranderde prioriteiten). Een zorgpunt is de samenwerking met de brede school, die ‘lang niet altijd even constructief is’. Deels hadden die andere verwachtingen van de brede school en de gemeente heeft er ‘administratief en financieel de handen vol aan’ om de zaken met de school te regelen. Een ander aandachtspunt was SWW. Zij werden geheel gefinancierd door de gemeente, wat belangenconflicten had kunnen veroorzaken. Dat viel in Krakeel uiteindelijk mee, door kwaliteit van bestuurders en werknemers. De samenwerking met het WPF zat een tijd in een impasse, door een nietconstructieve houding van een aantal dominante leden en het wegvallen van draagvlak binnen de wijk. Op een gegeven moment kwam er extra ondersteuning en viel het dominantste lid weg. De problemen losten zichzelf toen op. Met de supermarkt in het winkelcentrum zijn ook nog problemen. De winkel is al een aantal keren overgenomen en nog steeds is niet duidelijk wie in de toekomst de eigenaar is. De supermarkt is verreweg de grootste partij van het winkelcentrum, maar kan niet investeren totdat er duidelijkheid is over de toekomstige eigenaar. Daarmee houdt de winkel de hele vernieuwing van het winkelcentrum al jaren tegen en er moet nu worden nagedacht over een alternatief waarbij de supermarkt intact blijft (en niet hoeft te participeren).
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
36 Evaluatie is nog niet gebeurd, hoewel dat wel zou moeten. Er komt zonder evaluatie vaak onvoldoende informatie boven tafel. Er zijn wel eens jaarverslagen voor de gemeenteraad gemaakt, maar ook daar was niet concreet benoemd wat de doelen waren en wat daarvan terecht is gekomen. Evaluatie blijft vaak liggen omdat projectleden al met een volgend project bezig zijn. Mede daarom zou ook tussentijds meer geëvalueerd moeten worden. 7.1.2.4 Hedzer van Houten | Kwaliteit van het leven Hedzer van Houten was gedurende het gehele project, tot zijn pensionering in 2010, directeur van Woonconcept. Het eerste wat hij in het gesprek noemt is besluitvaardigheid. Projectleden op belangrijke posities hebben besluitvaardigheid, lef, durf en een ondernemingsgeest nodig. Een succesfactor van het project in Krakeel is de cultuur en de structuur van het project. De structuur: heel plat. Een grote mandatering van de projectleiders om afspraken te maken en de zaken te regelen. Er moeten niet te veel partijen en schijven zijn. Het aantal partijen in de stuurgroep moet zo klein mogelijk zijn, er moeten alleen partijen zitting hebben die er toe doen, die iets meenemen en iets kunnen toevoegen aan de wijk. De partijen moeten budget hebben om iets te doen. Nog vier succesfactoren zijn vertrouwen in elkaar als partijen, respect voor elkaars belangen en rollen, transparantie naar elkaar en naar bewoners, en de bereidheid om autonomie in te leveren. Dat is voor de gemeente nog wel eens moeilijk. Bewoners moeten overal bij worden betrokken. De wijk is van hen en zij weten precies wat er aan de hand is. Het vertrouwen van de bewoners was door de slechte staat van de woningen behoorlijk afgenomen, dat vertrouwen moest eerst worden teruggewonnen. Een fout die met bewonersparticipatie is gemaakt is de open planprocedure. Er waren geen grenzen aangegeven, geen kaders over de richting en over de financiën. Er ging wel vaker iets mis, maar dat is het ondernemersrisico. Het is leergeld wat zich later terugbetaalt. SWW functioneerde goed. Zij moesten de bewonersparticipatie optimaliseren, want zo kon het enthousiasme bij bewoners terug komen. Het WPF ondertekende mede alle documenten. Daar was de pers dan ook bij, zodat bewoners in de wijk zagen dat ze serieus werden genomen. “Ik ben trots op hoe de zorg in de wijk is opgenomen, dat emotioneert me echt.” Verstandelijk gehandicapte mensen hebben een rol in het MFC en hebben een totaal andere invulling van hun leven gekregen. De mensen eten met Pasen en kerst zelfs samen met de wijkbewoners. De zorg is op een gegeven moment buiten de Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
37 stuurgroep geplaatst. Er waren drie instanties die samenwerkten, maar het systeem wat men voor ogen had kon niet rekenen op goedkeuring van de zorgverzekeraars. Omdat de partijen niet snel konden handelen zijn zij op een andere positie in de organisatie gezet, omdat dat anders vertragend zou werken. “Woonconcept investeert veel in maatschappelijke doelen. Ik hoop dat dat zo blijft, want het maakt de kwaliteit van een gemeenschap, van het leven. Het is een teken van passie voor een samenleving. Als je die passie en die betrokkenheid uitstraalt win je de mensen voor je. Ook in deze tijd zou een project als in Krakeel nog kunnen, als je maar wilt, er in gelooft. Je moet pragmatisch en opportunistisch te werk gaan.“ 7.1.2.5 Albert Dragt | Nog niet af Albert Dragt was vanaf 2003 procesbegeleider voor het centrumgebied in Krakeel. Zijn taak was om alle uitvoerenden, bewoners en toekomstige gebruikers zo goed mogelijk aan elkaar te koppelen en te zorgen dat de toekomstige gebouwen voldeden aan de wensen en eisen van de gebruikers. Hij was in dienst van de gemeente Hoogeveen en Woonconcept. Het centrumgebied bestaat uit de brede school, het MFC, het Woonzorgcentrum, het winkelcentrum en de openbare ruimte. Er was contact met tientallen partijen, van architect tot winkeliers, van bouwbedrijven tot gebruikers. Bewoners die iets kwijt wilden namen contact op, of werden doorverwezen door de gemeente. Individuele problemen, bijvoorbeeld bewoners die hun garage in een nieuwe situatie niet konden bereiken, werden opgelost. Er was geen structureel contact met het WPF, maar vaak was Albert Dragt op uitnodiging van de stuurgroep aanwezig bij die vergaderingen en bij vergaderingen met het WPF. Het vaststellen van de plannen met bewoners was een interactief proces. Het gebied lag vast, de bestemming ook. Er was bekend wat er op een perceel moest komen te staan en wat daar de eisen aan waren. Daar omheen kon dan door bewoners een en ander worden ingevuld. De winkeliers maken zich terecht zorgen over de voortgang van het plan. De tijd is in het algemeen een zorg bij dit soort projecten, maar dat hoort er bij. Alleen het winkelcentrum loopt veel vertraging op. Een winkelier kan een keer een jaar wachten, maar als dat langer duurt komt hij in de problemen. Het Woonservicegebouw is van Woonconcept. In het gebouw komt onder andere eerstelijns zorg, dagopvang en winkelruimte. Hoe die winkelruimte wordt ingevuld moet nog worden bekeken.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
38 “Het was voor mij lastig dat mijn opdrachtgevers Woonconcept en de gemeente Hoogeveen waren. Formeel was het de gemeente, maar ik wist dat zij mijn rekeningen lieten betalen door Woonconcept.” Beide partijen hadden gezamenlijke belangen, maar ook tegengestelde. “Het was aan mij om op het grensvlak van beide partijen te opereren. Dat gaf spanningen, vooral financieel. Ik sprak daar geen oordeel over uit, dat was niet aan mij, maar soms bracht ik wel dingen in herinnering.” Het is nog niet te zeggen of het project een succes is. Op dit moment nog niet, want het is nog niet af. Voordat het een succes is moet het centrumgebied af worden gemaakt. Wat er nu al staat is prachtig. De gebruikers zijn tevreden met het MFC, maar een aantal praktische zaken zijn ze niet tevreden over. De beheersorganisatie is een doorgeefluik, die verdienen zelf geen geld. De school betaalt een bepaald bedrag per vierkante meter, dat geld krijgen ze van de overheid en meer hebben ze niet. Sommige gebruikers willen niet meer dan een bepaald bedrag betalen, maar toch zijn er meer kosten. Dat is lastig. Daarvan is geleerd dat het niet mogelijk is om in dit soort panden je kosten uit te kopen. Werkelijke kosten moeten worden verrekend naar gebruikers. “Dat was eens, maar nooit weer. “ Een belangrijk moment in het proces was toen bleek dat het MFC niet kon worden gebouwd volgens de eisen, binnen het budget. De keuze was toen om of te bezuinigen en te verliezen op kwaliteit, of een mooi gebouw met toekomstwaarde te bouwen. Dat laatste is gebeurd en toen heeft Woonconcept een aantal keren moeten slikken, ook financieel. Het is lastig om in deze economische tijd nog dit soort gebouwen te bouwen. Het kan wel, maar minder grootschalig. Soms is er geen keus, dan moet worden ingegrepen omdat de situatie verslechtert. Dat was in de jaren ’90 ook in Krakeel het geval. 7.1.2.6 Wilbert van Houten | Meedoen Wilbert van Houten is als gebiedsregisseur bij de Smederijen van Hoogeveen sinds 2008 betrokken bij het Krakeel. De Smederijen is een samenwerkingsverband van de gemeente, politie, SWW en de drie corporaties in Hoogeveen. Zij willen, samen met bewoners, nauwer samenwerken om het welzijn in Hoogeveen te vergroten. Het doel is om inwoners zeggenschap te geven over de inrichting van de wijk en mogelijkheden te geven tot het ontwikkelen van activiteiten. Daar komt budget bij kijken, dus krijgen de Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
39 bewoners een budget waarvan zij zelf mogen weten wat er mee gebeurt. Het budget wordt betaald door de gemeente en de corporaties. Binnen de Smederijen zijn er twee vormen: De korte klap en de lange klap. De korte klap is jaarlijks terugkerend, en omvat relatief kleine, operationele dingen [bijvoorbeeld een rozenperk, computers voor het wijkcentrum en een jeu de boulesbaan]. Bewoners kunnen ideeën inbrengen en mogen vervolgens stemmen welke ideeën worden uitgevoerd. Voor de ideeën zijn vijf criteria: � Het mag niet gaan over achterstallig onderhoud. � Het moet gaan om plannen voor de korte termijn, die binnen een jaar te realiseren zijn. � Er moet draagvlak voor zijn. � Er moet voor een deel zelfredzaamheid van bewoners inzitten � Het mag niet in strijd zijn met en wet en regelgeving. De lange klap gaat over 5, 10, 20 jaar en gaat over dingen die moeten gebeuren om de wijk leefbaar te houden. Daar is geen vast budget voor, maar dat gaat op projectbasis. De taak van de gebiedsregisseur is vooral om zorg te dragen voor de korte klap. Er moet worden gezorgd dat een groep bewoners ideeën ophaalt en dat het proces tot de verkiezingen wordt begeleid. Een proces voor de lange klap zou beginnen met een verkenning vanuit de stuurgroep. Als het uiteindelijk de vormen van het WOP aan zou nemen, zou dat lopen vanuit de Smederijen. Initiatiefnemers voor een lange klap kunnen ook woonconsulent of wijkagent zijn, als zij zien dat het ergens dreigt af te glijden. De lange klap is dan een soort opvolger van het WOP. Op dit moment zijn daar nog geen plannen of aanleidingen voor. Het Sociaal Masterplan omvat tal van activiteiten. Veel worden ingebed in het huidige wijkbeheer, op straatniveau. Mensen die meedoen zijn vooral mensen die een positieve inslag hebben. Probleemgevallen komen zelf niet op de activiteiten af. Bij beheersactiviteiten vanuit de Smederijen valt wel af te dwingen dat men mee gaat doen met de rest van de straat. De korte klap is vraaggestuurd, dus als men daar niet meedoet, dan houdt het op. Bewonersparticipatie is niet alleen belangrijk vanwege het draagvlak, maar ook voor de duurzaamheid van de plannen. Als er iets gebeurt waar niemand op zit te wachten, schiet het natuurlijk niet op. De problemen die in het Krakeel speelden zijn voor een deel verschoven naar andere plaatsen in Hoogeveen. Het blijft een beetje een waterbedeffect. De kunst is om dat goed te beheren, dat er niet één wijk komt waar alle problemen weer samen komen.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
40 Als de problemen worden gespreid zijn die beter te beheren. Als ergens één probleemgeval zit en tien ‘gewone’ inwoners, is het corrigerend vermogen van de omwonenden aanwezig. Andersom niet. Qua evaluatie is er nog niet veel gebeurd. Er is in 2009 wel een verkenning geweest op de bestaande plannen (Wijksmederij Krakeel, 2009, 2010), zo van ‘mist er iets’? Daaruit kwam dat er niets wezenlijks ontbrak. Wat daar uit kwam was alleen fysiek, en dat waren dingen die eerder in het proces al waren afgewezen. De plannen die er nu zijn, zijn de juiste. Je moet je afvragen of de respons representatief is, de reactie was 80 op 2500 huishoudens. Je moet je ook afvragen waarom de mensen niet reageren. Is dat omdat ze alles goed vinden zoals het is, of lezen ze de vragen niet? Desgevraagd vertelde men in de wijk dat men niet reageerde omdat men alles wel goed vond gaan. Met de evaluatie is het ook zo dat partijen elkaar vaak weer tegenkomen. Jaap van Oostrum en Judith van Elderen bijvoorbeeld, die zitten op meer plekken. De meeste sleutelfiguren kennen alle spelers wel. Het formaat hier is zo dat het niet meer dorps is, maar nog wel onskentons. 7.1.2.7 Jaap van Oostrum | Niet verder gaan dan de wijk aan kan Jaap van Oostrum was vanuit de gemeente Hoogeveen procesbegeleider bij de ontwikkeling van de brede school en droeg daarnaast zorg vor de uitvoering van het Sociaal Masterplan. De opdracht vanuit het Sociaal Masterplan was om met straten en buurten plannen te maken en om verbindingen te leggen met onderwijs, welzijn en veiligheid. Onderwerpen daarbij waren erg divers, het was maatwerk op straat of zelfs op individueel niveau. Er is al het nodige gebeurd. Voorbeelden zijn sociale vaardigheidstrainingen, een natuur en milieupad, sportactiviteiten en combinatiefunctionarissen. De scholen hebben zich gegroepeerd in het Sociaal Masterplan, onder de titel ‘opvoeden doe je samen’. Zij benaderden onder andere ouders met opvoedingsproblemen. Er waren lespakketten. Veel werd gedaan door vrijwilligers en sommige initiatieven lopen nog steeds. Ook is er een Krajicekcourt in de wijk gekomen. Andere projecten hebben te maken met het opknappen van straten of het opruimen van rotzooi. Iets waar te weinig aandacht aan besteed is zijn werkgelegenheidsprojecten. De wijk is eigenlijk te groot voor een integrale aanpak daarvan. Het moet ook meer een specialisme van Sociale Zaken, binnen de gemeente zijn. Na afronding van het WOP was het de bedoeling dat de Smederijen het Sociaal Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
41 Masterplan over zouden nemen, maar dat is nog niet helemaal gebeurd. De discussie over de implementering loopt nog binnen de Smederijen. Nu de gemeente weer weg is uit Krakeel moet dat wel gebeuren, anders is het hele instrument voor niets geweest. Er zijn ook dingen die wij niet zien,die aan de privékant zitten. Voordat het WOP op werd gestart was het vaak zo dat hulpverlening in de wijk het goed deed, maar zodra er opvolging nodig was van een hogere instantie ging het mis. Er is intensief overleg tussen instanties, wijkagent en maatschappelijk werk, over gezinnen waar meerdere problemen zijn, achter de voordeur. Het is goed dat er een tijd lang extra aandacht en geld voor Krakeel is geweest. Bepaalde buurten is nog steeds extra aandacht nodig. Een gebiedsgericht wijkvernieuwingsproject moet zowel fysiek als sociaal zijn. Economisch kan ook, maar niet alle wijken lenen zich daar voor. Participatie moet er zijn, maar je moet niet te ver willen gaan. Bewoners willen dingen kunnen zeggen, maar niet in alle beslissingen betrokken worden. Met participatie moet je niet verder gaan dan de wijk aan kan. Je moet van tevoren nadenken waar je bewoners over mee wilt laten praten en waar over niet. Bewoners willen best accepteren dat er een andere beslissing wordt genomen dan zij willen, als maar goed wordt toelicht waarom dat is. Bij het MFC is gekozen voor een beheerstichting, waarbij Woonconcept eigenaar van het MFC is. De stichting moet het geld ophalen, maar de afspraken zijn niet altijd helder geweest. De vraag is sowieso hoe lang zoiets geldig blijft. Afspraken die al zes jaar geleden vast zijn gelegd, geldt dat nog? Veel mensen zeiden ‘toen was ik er nog niet’. Het was niet duidelijk hoe de bijdrages waren geregeld. Vastlegging van dit soort dingen is lastig. Het was ook totaal nieuw voor Hoogeveen trouwens. 7.1.2.8 Ineke Weerkamp | Eén front office Ineke Weerkamp was van 2001 tot 2006 projectmanager van het Woonservicegebied. Ze was vaak aanwezig bij de stuurgroepvergaderingen en nam deel aan werk en projectgroepen. “Het belangrijkste doel [van de zorg] was om één front office te creëren, waarbij het niet uitmaakte welke aanbieder een dienst leverde, als dat maar gebeurde. Er is nu wellicht wel sprake van samenwerking, maar dat model is er niet gekomen, voornamelijk doordat de zorgverzekeraars niet meewerkten. “
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
42 Bewoners waren in alle opzichten betrokken bij de planontwikkeling, bijvoorbeeld met participatie in werk en overleggroepen, diverse behoefteonderzoeken en vele informatieavonden. De sociale interventies in de wijk, mede naar aanleiding van het Sociaal Masterplan, zijn onder andere het centrale loket/informatiepunt voor de zorg, de Sterrendienst, het Wijkrestaurant, bewegingsprogramma’s, natuurprogramma’s en het internetcafé. Bijgedragen aan het succes heeft dat een aantal projecten snel gerealiseerd zijn, zoals oplevering van woningen en voorzieningen voor ouderen en gehandicapten, en de oprichting van de Sterrendienst. Niet alles is vlekkeloos verlopen. Sommige partijen hebben zich teruggetrokken en op sommige onderdelen lag het ambitieniveau te hoog. Daarnaast had men in de zorg in het bijzonder te maken met de economische crisis, door bezuinigingen in de zorg. Een belangrijke andere succesfactor is de samenwerking met partijen onderling. Een succesfactor voor samenwerking is een gemeenschappelijke missie, ‘ervoor willen gaan’, successen vieren, gemeenschappelijke activiteiten ondernemen en transparantie in processen en besluitvorming. (mede naar aanleiding van Weerkamp, 2007) 7.1.2.9 Gerard Lubbers | Maatwerk Gerard Lubbers ondersteunde namens SWW bewonersgroepen in het Krakeel, tijdens de belangrijkste fase van het project (2001 – 2006). SWW signaleerde in de jaren ’90 als eerste de opkomende sociale problemen in Krakeel en was ook tijdens het project actief op zoek naar mogelijke problemen en knelpunten. De problemen werden al vroeg gesignaleerd, maar pas toen de problematiek opliep en de urgentie hoog werd kwamen de andere partijen in actie. Tijdens alle procedures zijn er geen officiële bezwaarschriften ingediend door de bewoners. Reden daarvoor is dat bewoners tijdig en veel betrokken zijn geweest. De houding van het WPF, die namens de bewoners zouden moeten spreken, was niet goed. Zij eisten een rol als enige gesprekspartner namens de bewoners. Dat kan sowieso al niet, maar het kon zeker niet omdat het WPF geen juiste afspiegeling van de wijk was. De groep had geen mandaat namens de wijkbewoners en maakte op een verkeerde manier gebruik van de machtposities die men had. Het belang van participatie is om maatwerk te leveren in de wijk. Mensen voelen dan Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
43 betrokkenheid. Het is belangrijk om bij bewonersparticipatie geloofwaardig en betrouwbaar te zijn, mensen voelen het meteen wanneer ze niet oprecht worden behandeld. Het doel van de participatie is informeren en meedenken, de beslissingen worden nog altijd genomen door diegenen die betalen. Er is tussentijds geëvalueerd op deelprocesniveau, in projectgroepen. In trajecten als deze is het handiger om projecten te evalueren op niveau van deelprojecten en na afronding van specifieke trajecten, in plaats van integraal en periodiek. 7.1.2.10 Wil Walda | Investering in sociale problemen ontoereikend Wil Walda is vanaf de start tot op heden lid van het Wijkplatform Krakeel (WPF). SWW mobiliseerde bewoners, bracht ze bij elkaar en daarmee was de start van het WPF een feit. Inspraak van het WPF was een groeiproces, onder andere omdat de samenwerking met de gemeente aanvankelijk niet goed was. Het WPF kreeg ondersteuning van SWW, onder andere in de vorm van een notulist van SWW bij iedere vergadering. Het WPF hield zich bezit met onderwerpen als differentiatie van het woningbestand, prijs van huurwoningen, de positionering en indeling van de woningen voor gehandicapten, verkeersveiligheid (de afsluiting van de Zenithlaan wordt gesteund door het WPF), een groene en open wijk en het winkelcentrum. Het is teleurstellend dat het winkelcentrum nog niet is verbouwd, maar hier is voor de gemeente sprake van overmacht. De investering vanuit het WOP in de sociale problemen was ontoereikend, en ook het Sociaal Masterplan heeft nog niet bereikt wat het zou moeten. Wel is uit het Sociaal Masterplan onder andere de Sterrendienst voortgekomen. 7.1.2.11 Shafqat Ahmed | Tevreden Shafqat Ahmed is opvoedkundige bij SWW en is vooral geïnterviewd als wijkbewoner. Ze is vanaf 1981 woonachtig in Krakeel. Krakeel kreeg gedurende de jaren ’90 een imagoprobleem, als gevolg van slechte woningen. De gemeente pakte het groot aan, niet alleen de woningen maar ook de groene omgeving. Nu zijn de mensen weer trots op de wijk. Wel was er vroeger meer sociaal contact onderling, men ontmoette elkaar in de wijk, onder andere bij speelplaatsen. Nu is dat minder, maar dat kan ook komen door de toenemende Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
44 individualisering in de maatschappij en door het feit dat de kinderen van Ahmed volwassen zijn en zij zelf niet meer zo veel op straat komt. Voor aanvang van het project zijn veel kennissen uit de wijk vertrokken. Mensen raakten ontmoedigd, wat werd versterkt door het uitstel wat in de beginfase van het project plaatsvond. Toen de renovatie eenmaal was begonnen kreeg men weer hoop en bleef men toch. Mensen die voor aanvang van het project zijn vertrokken vinden het jammer dat ze toen weg zijn gegaan. De participatie was altijd goed geregeld. Deelplannen werden altijd gepresenteerd in bijeenkomsten op buurtniveau, waar de bewoners werden uitgenodigd. Hoe vaak dat voorkwam verschilde per moment, maar het was in ieder geval altijd genoeg. Er werd veel gebruik van gemaakt door bewoners, de indruk was dat daar de beslissingen werden genomen. Nieuws over Krakeel in het algemeen kon je lezen in kranten, die regelmatig wijkbreed werden verspreid. Daarnaast kregen bewoners brieven van de gemeente. Een vorm van overlast die nu nog steeds plaatsvindt, is overlast van jeugd. Ook is er vandalisme. Groepen jeugd als deze zijn overal, zeker ook in Krakeel. De wijkagent is er mee bezig. Super van Krakeel is de Sterrendienst. Ook het buurtblad, Lopend Vuur, is erg mooi en informatief. Er wordt van alles georganiseerd in het MFC, daar is vooral ’s avonds volop beweging. Kinderen van de school zijn ook erg tevreden. Het groen in de wijk is een aanwinst. Moeders komen om kwart voor drie al bij de school, omdat de omgeving stimuleert om even te blijven hangen en een praatje te maken. Er kan mooi worden gewandeld aan de rand van de wijk. Er zijn maar weinig mensen die nog ontevreden zijn. “Ik ben erg tevreden over Krakeel, ik heb geen verhuisplannen.” 7.1.2.12 Arno Hiele | Achter de voordeur Het gesprek met wijkagent Arno Hiele ging over de mate en de aard van de sociale problemen in Krakeel, zowel nu als tien jaar geleden. Zonder al te veel moeite somt Hiele een lijst met problemen op die inwoners van de wijk hebben, zowel toen als nu. De lijst omvat onder andere huiselijk geweld, psychische problemen, burenruzies, drank en drugsproblemen, geweldsincidenten, kindermisbruik, pogingen tot doodslag en zedenmisdrijven. Op sommige locaties zijn personen met deze problemen in grote mate aanwezig. Welke locaties dit zijn is Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
45 bekend, maar vertrouwelijk. Problemen van deze aard zijn amper aan te pakken bij integrale gebiedsvernieuwing. Een probleemgerichte aanpak met politie, jongerenwerk, GGZ, SWW en de woningcorporatie past beter bij de problematiek en wordt ook al toegepast. Een structurele afname van de problemen is nog niet gesignaleerd, maar op dit moment loopt er een meting vanuit de gemeente en de politie waarin hier onderzoek naar wordt gedaan. Er is weliswaar een stijging van het aantal meldingen, maar dit kan worden geduid door een hogere meldingsbereidheid bij wijkbewoners en een verhoogde aandacht door de politie. Het oplossen van de genoemde problemen is een kwestie van de lange adem en begint eigenlijk pas bij de volgende generatie. De personen bij wie deze problemen zich voordoen zijn niet vertrokken uit de wijk bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject. Vormen van problematiek die wel aan te pakken zijn in een integraal gebiedsvernieuwingsproject zijn jeugdoverlast en vandalisme. Een verzorgde omgeving nodigt veel minder uit tot vandalisme dan een verloederde omgeving met veel leegstand en weinig sociale samenhang. De jeugdoverlast was in sommige delen van de wijk erg heftig, het vandalisme was alom vertegenwoordigd. Door gerichte aanpak van jeugd, een gerenoveerde buurt en een betere verdeling van koop en huur zijn beide vormen van overlast sterk afgenomen, hoewel jeugdoverlast altijd een golfbeweging vertoont. De jeugdoverlast die nu nog in de wijk plaatsvindt, bestaat uit hangjeugd bij het MFC en in het winkelcentrum. Hoewel er geen echte overlast is, komt het subjectieve veiligheidsgevoel in het geding en klagen winkeliers en organisaties binnen het MFC. Er is een jongerencentrum in het MFC, maar deze zit achteraan op de eerste verdieping en voldoet niet aan de eisen van de jeugd. Er wordt dan ook amper gebruik van gemaakt en tot nu toe heeft deze ruimte zijn doel gemist. 7.2 Samenvatting resultaten documentenstudie In deze paragraaf staat een opsomming van de plannen die in de diverse documenten uit de planfase staan vermeld. De opsomming is niet uitputtend, maar punten die van belang zijn worden vermeld. 7.2.1 Indeling fysieke plannen De bron voor de punten in deze subparagraaf is het WOP (Wijkontwikkelplan, Oranjewoud, 1999). Het WOP is het brondocument van het hele gebiedsgerichte vernieuwingsproject en is opgesteld door de gemeente, de corporatie, SWW en door het wijkplatform. Het beschrijft wat er in de wijk moet gaan gebeuren.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
46 Woningen � 100 tot 200 woningen nieuwbouw, in diverse prijsklassen. � Sloop van ruim 400 gespecificeerde wooneenheden. � 100 bestaande huurwoningen aanpassen aan eisen van ouderen. � Verkoop van woningen. � 46% huur, 54% koop na afronding project. Deze punten zijn gespecificeerd in het WOP. Volgens Judith van Elderen zijn alle gestelde kwantitatieve doelen met betrekking tot bouw, verbouw, sloop en verkoop van woningen gerealiseerd en is ook het gestelde percentage (46% huur / 54% koop) gerealiseerd. Bedrijven � Vestiging kleine schone bedrijven als een kantoor of een computerbedrijf. � Creatie ruimtes voor startende bedrijven. Specifiek wordt de mogelijkheid genoemd om de laatste flat aan de Meteorenlaan om te bouwen tot bedrijfsverzamelgebouw. � Overal in wijk moet ruimte zijn voor flexibele woonvormen, bijvoorbeeld vestiging kantoren bij woningen. In het bijzonder aan de Gallileïlaan. In het WOP wordt aandacht besteed aan het aantrekken van kleine en/of startende bedrijven naar Krakeel. Op dit moment is de indruk dat er geen sprake is van bovengemiddelde kleine bedrijvigheid in Krakeel. Observatie leert dat de laatste flat aan de Meteorenlaan niet is omgebouwd tot bedrijfsverzamelgebouw. Judith van Elderen vertelde eerder in het onderzoek al dat de flexibele bedrijfswoningen aan de Gallileïlaan nu verkocht zijn als woningen zonder bedrijfsbestemming. Observatie ondersteunt dit. Als bedrijfswoning bleken de woningen niet verkoopbaar. Ondanks de wens van de wijk, bleek het niet haalbaar om bedrijven te vinden die zich in de wijk wilden vestigen. Winkelcentrum Het winkelcentrum is een verhaal apart en staat daarom niet in de vorige alinea. Door individuele problemen bij een winkelier in het centrum is er nog niets gebeurd. Groen Het WOP vermeldt: � Verbetering verblijfsklimaat langs kanaal en kanaalstrook betrekken bij Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
47
� �
wonen, werken en recreëren. Ontwikkeling van hoogwaardig groen. Centralisatie van speelplaatsen.
Het eerste punt is gerealiseerd wat betreft het wonen en recreëren. Er is groen langs de kanaalstrook gekomen en er zijn wandelpaden aangelegd. Hoe de relatie tussen het verblijfsklimaat bij het kanaal en ‘werken’ zou moeten zijn wordt uit het WOP niet duidelijk. In de wijk is inderdaad hoogwaardig groen gecreëerd, maar uit interviews blijkt dat een aantal percelen die bestemd waren voor groen gebruikt zijn voor andere doeleinden (grotere brede school, koopwoningen) en dat het onderhoud door de gemeente te wensen overlaat. De centralisatie van speelplaatsen is voor zover zichtbaar voltooid, maar in het interview met Shafqat Ahmed blijkt dat dit ook juist een nadeel heeft: De kleine speelplaatsen in iedere buurt fungeren niet meer als ontmoetingsplek voor ouders. 7.2.2 Indeling sociale plannen Krakeel Een belangrijk document voor het sociale gedeelte van de wijkvernieuwing in Krakeel is “Trots op Krakeel: Sociaal Masterplan” van Koenen en Van Rijn (2006). Gedurende het project kwam men tot de conclusie dat in het WOP onvoldoende vermeld stond over sociale ingrepen, maar dat er op dit gebied wel een grote vraag vanuit de wijk was. Het Sociaal Masterplan is toen geschreven om de wijk op sociaal niveau alsnog aan te pakken. Het is ‘gericht op de sociale toekomst van de wijk’. Interessant in het kader van dit onderzoek is dat Koenen en Van Rijn in het document de sociale samenhang verdelen in vijf punten: � Sociaal Kapitaal (in gemeenschap aanwezige vermogen om handen en voeten te geven aan de buurtsamenleving) � Identificatie met de buurt � Solidariteit (doet iedereen mee en kan iedereen meedoen?) � Normen en waarden � Zelfsturing (zijn de bewoners coproducent van hun leefomgeving?) “Civil Society” omschrijft het Sociaal Masterplan als volgt: “De formele en informele netwerken van bewoners, waarbij bewoners in relatie tot elkaar hun krachten en potenties aanwenden om zelf verantwoordelijkheid te kunnen en willen nemen voor de eigen woon en leefomgeving”.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
48 Uiteindelijk onderscheidt het Sociaal Masterplan vier hoofdopgaven: � Het versterken van de civil society � Het versterken van de sociale samenhang � Het versterken van talentontwikkeling � Het versterken van empowerment Het verband met het WOP wordt daarin gezocht, dat de resultaten die in het WOP worden geboekt (ook al was een deel van de fysieke interventies op het moment van verschijnen van het Sociaal Masterplan al ingezet) er op gericht moeten zijn de civil society te versterken. Vervolgens worden in het plan een aantal criteria opgesomd waaraan nieuw te ontwikkelen interventies moeten voldoen. Tot concrete interventies komt het echter niet. Wel wordt in het document een voorstel gedaan voor een straatbudget, wat nu in de gehele gemeente Hoogeveen is geïntroduceerd als de Smederijen (Van de Wijdeveen en Geurtz, 2008). De smederijen is een jaarlijks budget, wat inwoners van een wijk zelf mogen besteden aan zaken (zowel fysiek als sociaal) die zij belangrijk vinden (zie het interview met Wilbert van Houten). Voor meer informatie is het document van Van de Wijdeveen en Geurtz aan te raden. De Smederijen worden in “Uitvoeringsplannen: Een terugblik op de eerste jaren” van de Smederijen van Hoogeveen (2009) een succes genoemd. Hierna volgt een opsomming van de sociale plannen in Krakeel die beschreven staan in het WOP (Oranjewoud, 1999) Sociale veiligheid � Regelmatig ’s avonds schouw in de wijk met bewoners. � Goed onderhoud van het te realiseren hoogwaardige groen. Op het gebied van sociale veiligheid worden hier twee punten uitgelicht. De schouw met bewoners heeft gedurende de eerste jaren na het WOP structureel plaatsgevonden. Na een tijd is overgegaan op een vraaggericht systeem, dus wanneer bewoners een schouw wilden konden ze dat vragen. Na een tijd nam de behoefte af en nu vindt de schouw niet meer plaats. Het gerealiseerde hoogwaardige groen in de wijk moest goed worden onderhouden door de gemeente. Uit het interview met (onder andere) Judith van Elderen blijkt dat het onderhoud als gevolg van bezuinigingen bij de gemeente niet op het niveau is van wat men er van zou willen.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
49 Jeugd � �
Aanleg skatepark. Creatie één of meer hangplekken voor jeugd.
Een skatepark is uiteindelijk niet aangelegd. Wel zijn een voetbalkooi (in het park) en een Kraijcekcourt (Kometenlaan) gecreëerd. Deze vervullen dezelfde sociale en sportieve functie. Hangplekken zijn gedurende het project aangelegd, uiteindelijk zelfs negen stuks (voor negen verschillende groepen jongeren). Deze negen hangplekken zijn gedurende de jaren aangepast aan veranderende wensen van de jeugdgroepen. Na verloop van tijd was er minder behoefte aan de hangplekken, nam het draagvlak vanuit de ouders af (zij waren mede verantwoordelijk voor de hangplekken), werd er minder gebruik van gemaakt en nam de overlast af. De hangplekken zijn uiteindelijk opgeheven. Sociaal plan � Breed informeren wijk over de plannen, waarna bewonersgroep [wijkplatform] wordt opgericht. � Samenstelling werkgroep. De werkgroep informeert de bewoners. � Beleggen openbare bijeenkomst[en] voor presentatie afspraken. Bij de sociale component in het WOP staan deze drie punten vermeld. Deze punten zijn niet zuiver sociaal, maar gericht op het creëren van draagvlak en het versterken van het succes van het WOP door inspraak van bewoners. Werkgelegenheidsprojecten In het WOP wordt gesproken over werkgelegenheidsprojecten. Of die zijn opgezet zoals daar bedoeld wordt betwist door de respondenten. De werkloosheid in Krakeel is nog steeds hoger dan gemiddeld en volgens een aantal respondenten kan de werkloze bevolking veel meer ‘achter de broek’ worden gezeten en worden ondersteund dan nu het geval is. Overigens is de verantwoordelijkheid voor de werkloosheidsprojecten ondertussen verschoven van het WOP naar de gemeente Hoogeveen. 7.2.3 Overige documentatie De beslisdocumenten van de Gemeente Hoogeveen et al (2003, 2004, 2005) en de projectovereenkomst door Bolkesteijn en Otten (2001) zijn in het kader van deze paragraaf waardevol, maar bevatten geen nieuwe belangrijke punten.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
50
Verder mag in dit kader een vermelding van “Trots op Krakeel: Nieuw Krakeel samen woonwensen waarmaken” door de Gemeente Hoogeveen (z.d.), “Vijfsterrenwijk Krakeel: Van vlucht naar trek” van de Stuurgroep Krakeel (2007) en het rapport “Krakeel werkt verder aan morgen” van Van Ginkel (2003) niet ontbreken. Dit geldt ook voor de stedenbouwkundige visie van Heeling Krop Bekkering Stedebouwkundigen en Architecten (2001) en voor “Multifunctionele dienstencentra: Hoe ze functioneren” van Delfgaauw (2010). 7.3 Statistieken 7.3.1 Krakeel Algemeen (CBS, 2003, CBS, 2010, Gemeente Hoogeveen, 2010) 2002 2009 Aantal bewoners: 4927 5032 Bewonersdichtheid per km² (Krakeel: 0,93 km²) 5258 5411 Ethniciteit 100 % 4 100 % Autochtoon 91 % 82 % Westers Allochtoon 3% 9% Niet WestersAllochtoon 5% 9% Woningen 1932 2141 Verhouding huurwoningenkoopwoningen 72 % / 28 % 5 46%/54% 6 Gemiddelde woningprijzen koopwoningen 142000 (163000)7 9 Aandeel corporatie in voorraad huurwoningen 99 % 8 10 Gemiddeld besteedbaar inkomen 10800 (12138)11 Het vervolg van deze tabel staat op de volgende pagina.
4
Cijfers over geheel Hoogeveen, geen cijfers over Krakeel beschikbaar. Cijfers van 1998 6 Onbekend 7 Tussen haakjes het cijfer voor geheel Hoogeveen 8 Cijfers van 1998 9 Onbekend, maar in ieder geval een aanzienlijke afname in verband met afstoting door corporatie tijdens het project. 10 Onbekend 11 Tussen haakjes het cijfer voor geheel Hoogeveen 5
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
51 Leeftijdsopbouw 015 1525 2545 4565 65 e.o.
100 %
100 % 20 % 14 % 28 % 28% 10 %
19 % 13 % 29 % 26 % 14 %
In deze statistiek zijn de belangrijkste cijfers over Krakeel als wijk opgenomen. Er is zo veel mogelijk geprobeerd om cijfers weer te geven van 2002 (toen het project weliswaar was gestart, maar er fysiek en sociaal nog niet structureel was ingegrepen) en de recentste cijfers (over 2009), toen het grootste gedeelte van de ingrepen was uitgevoerd. Opvallend is de stijging van het aantal 65+’ers, wat kan worden verklaard door de komst van een ouderencomplex (woonservicecomplex De Meteoor) naar de wijk en door de vergrijzing in het algemeen. Ook opvallend is de verandering in de verhouding huurwoningenkoopwoningen, die gepland was in het Wijkontwikkelingsplan (WOP) en die elders in dit rapport nog aan bod komt. 7.3.2 Verhuisbeweging in Krakeel (Gemeente Hoogeveen, 2006, 2010) In deze statistiek is te zien hoeveel mensen zich vanuit andere gebieden vestigden in Krakeel, hoeveel mensen binnen Krakeel verhuizen en hoeveel mensen zich vanuit Krakeel vestigen in een ander gebied. 2005 In 421
Binnen Uit 148 426
2009 In 312
Binnen Uit 84 281
Helaas is niet gedocumenteerd waar de inkomende bewoners vandaan komen en waar vertrekkende bewoners naar toe gaan. Ook is niet gedocumenteerd wat voor soort bewoners verhuisd zijn. Toch kan aan de hand van deze statistiek voorzichtig geconcludeerd worden dat wonen in Krakeel aantrekkelijker geworden is, gezien de positieve verhuisbalans over 2009. Die toename blijkt ook uit het totaal aantal bewoners in Krakeel, wat de laatste jaren gestaag stijgt (Gemeente Hoogeveen, 2010). Daarnaast is het verloop afgenomen en een afname van het verloop binnen een gebied duidt op een verhoogde leefbaarheid. Het percentage ‘blijvers’ is hoger en er is dus geen of minder behoefte om te verhuizen. Hierbij moet worden aangetekend dat de afname van het verloop ook andere oorzaken kan hebben, zoals minder verhuismogelijkheden door de economische crisis. Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
52 8. Conclusie In hoofdstuk 7 van het Plan van Aanpak (Elzinga, 2011b) worden de volgende onderzoeksresultaten benoemd: 1. Een overzicht van succes en faalfactoren voor verschillende actoren in gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten, toegespitst op de case Hoogeveen. 2. Inzicht in de invloed van een aantal specifieke variabelen op het succes van gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten. 3. Inzicht in de wijze van evaluatie bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten, toegespitst op de case Hoogeveen. 4. Inzicht in de vervolgstappen die worden ondernomen met tussentijdse – en eindevaluaties. 5. Een overzicht van vereiste competenties bij de evaluatie van een gebiedsgericht vernieuwingsproject Het overzicht uit het eerste punt kan meteen na deze alinea worden gevonden, bij de beantwoording van de eerste hoofdvraag. De genoemde specifieke variabelen worden besproken bij de deelvragen na de eerste hoofdvraag. De evaluatie wordt besproken bij de tweede hoofdvraag (met bijbehorende deelvragen). 8.1 Beantwoording onderzoeksvragen Sommige deelvragen zijn in dit rapport, in het bijzonder in deelparagraaf 7.1.1, al besproken. Delen daarvan zijn overgenomen in deze paragraaf. De beantwoording van de onderzoeksvragen kan worden gezien als een advies aan gebiedsontwikkelaars in het algemeen, en die in Krakeel in het bijzonder. Om verdere dubbelingen in dit rapport te voorkomen is er geen paragraaf waarin de adviezen uit dit hoofdstuk worden samengevat. Hoofdvraag I Wat zijn succesfactoren in het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? Als succesfactoren worden gedefinieerd: 1. Samenwerking tussen partijen. Er moet energie worden gestoken in toenadering tot elkaar en het creëren van synergie. Partijen moeten vertouwen in elkaar hebben en, er geen verborgen agenda’s op nahouden en respect hebben voor elkaars belangen. De gemeente moet bereid zijn om Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
53
2.
3.
4.
5.
6.
autonomie in te leveren. Er moet afstemming zijn over doelen, inspraak en financiële middelen. Er moeten geen machtsmonopolies zijn. Transparantie. Er moet structurele, heldere communicatie richting bewoners zijn, door middel van kranten, nieuwsbrieven en informatieavonden (op buurtniveau). Zonder heldere communicatie is het moeilijk om draagvlak te behouden. Draagvlak vanuit bewonerszijde is essentieel. Zonder draagvlak is het project kansloos. Om draagvlak bij bewoners in stand te houden is doorlopende bewonersparticipatie vereist. Bewoners moeten in kunnen spreken in projecten (inloopavonden) en de bewoners moeten zien dat ze serieus worden genomen. Een andere manier om draagvlak te creëren is het behalen van snelle successen, positieve veranderingen in de wijk. Die successen moeten met elkaar gevierd worden, dat bevordert het saamhorigheidsgevoel. Projecten als de Sterrendienst zijn ook bevorderlijk voor de samenhang. De projectleiding is erg belangrijk. De projectleider (gebiedsregisseur) moet beschikken over besluitvaardigheid, lef, durf en ondernemingsgeest. Hij moet de partijen verbinden. Voor de projectleiding in het algemeen zijn de structuur en de cultuur belangrijk. De structuur moet plat zijn, met veel mandaat voor de projectleiders. De cultuur moet ondernemend zijn, men moet er voor willen gaan. Er moet een heldere, duidelijke gemeenschappelijke visie bij de partijen zijn. De visie moet opgesteld worden in samenwerking met de bewoners. “Waar gaan we naar toe?” Er moet voldoende kennis van de lokale situatie zijn, ogen en oren in de wijk. Als niet bekend is wat de lokale problemen en wensen zijn kan er geen goede visie worden opgesteld. Er moet een grote urgentie zijn voor het wijkgerichte vernieuwingsproject. Er moet iets zijn van "Dit kan zo niet langer." Als dat gevoel breed gedragen wordt komen er ook middelen en initiatieven om een project op te gaan starten.
Als faalfactoren voor het project in Krakeel worden gedefinieerd: 1. Er heeft geen structurele, integrale tussentijdse of eindevaluatie plaatsgevonden. Er is wel in allerlei andere vormen geëvalueerd, maar nooit integraal en het is beperkt vastgelegd. Die vastlegging moet wel gebeuren, want anders gaat er kennis verloren doordat er verloop in personeel is of doordat de tijd verstrijkt. Eindevaluatie is maar beperkt van invloed op het huidige project, maar heeft wel meerwaarde bij de start van een volgend, Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
54 vergelijkbaar project. 2. Een factor die bij grote, langdurige projecten altijd aan de orde is is verloop onder personeel. Sommige medewerkers vertrekken omdat er geen klik is met het project of met de andere medewerkers, anderen vertrekken omdat ze een andere baan krijgen. Met het verloop van personeel gaat kennis verloren, zeker als alles niet goed wordt vastgelegd. 3. Het sociale gedeelte van het project had in Krakeel geen volwaardige rol. Het Sociaal Masterplan is opgesteld en loopt nog steeds, maar in het WOP was de sociale paragraaf ontoereikend. Er moet een inventariserend onderzoek komen, los van het WOP of de smederijen, waarin alle sociale partijen inventariseren welke problemen zich in de wijk voordoen en hoe die aangepakt moeten worden. In paragraaf 8.2 wordt hier op ingegaan. Deelvragen bij hoofdvraag I 1. Wie waren de sleutelfiguren bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? Dat waren, in deze volgorde, de volgende partijen: 1. Projectleiding (Gebiedsontwikkelaars) 2. Strategische beslissers 3. Bewonersorganisatie 4. Overige belanghebbende partijen De echte sleutelfiguren in Krakeel waren de projectleiders vanuit de gemeente en de woningcorporatie, die voldoen aan de definitie van gebiedsontwikkelaar. Vervolgens de wethouder van de gemeente, die bestuurlijk gezien opdrachtgever was, de directeur van de woningcorporatie die beslissingen moest nemen en de directeur van SWW die op strategisch niveau meebesliste. Dan de bewonersorganisatie, die adviesrecht had op beslissingen. Als laatste de andere belanghebbende partijen, zoals de zorgpartijen in de Woonzorgzone en de instellingen binnen de brede school. 2. In hoeverre is het gebiedsgerichte vernieuwingsproject volgens plan uitgevoerd? Volgens de respondenten is het gebiedsgerichte vernieuwingsproject nagenoeg geheel uitgevoerd volgens het brondocument, het WOP. Hierbij moet een aantekening worden gemaakt. Het WOP was een heel algemeen document, waarin bijna geen concrete maatregelen worden genoemd. Wietze van der Zwaag zei daar Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
55 letterlijk over: “In de tijd dat het WOP werd opgesteld was het nog niet zo in om doelen SMART te formuleren. (…) Het WOP was nog vrij abstract, met vlekken en zo. De concrete invulling kwam pas later”. Het was dus geen grote kunst om het WOP na te komen. Op deelprojectniveau zijn wel zaken gewijzigd. Dit kon twee oorzaken hebben: Ten eerste door veranderende omstandigheden of eisen, of ten tweede doordat bewoners tegen een plan waren (bijvoorbeeld afsluiting van een weg of plaatsing van bomen). Wanneer een meerderheid van de bewoners tegen een plan was ging dat niet door. Deelplannen werden onder andere vastgelegd in de beslisdocumenten en plannen van aanpak per fase (Gemeente Hoogeveen et al, 2003, 2004, 2005). De daarin vastgestelde plannen vonden bijna geheel ongewijzigd plaats, hetzij soms later dan gepland (winkelcentrum, Woonzorgzone). 3. Welke rol heeft de gebiedsontwikkelaar gespeeld binnen de bepalende factoren van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? De rol van de gebiedsontwikkelaar was essentieel. Volgens de definitie van dit onderzoek kunnen Gert Bolkesteijn (gemeente) en Judith van Elderen (Woonconcept, vanaf 2003) worden aangewezen als gebiedsontwikkelaar. Binnen het project in het Krakeel waren zij projectleider met een uitgebreid mandaat en scala aan werkzaamheden. Werkelijk alle respondenten wijzen Gert Bolkesteijn aan als iemand met een cruciale rol en men spreekt lovende woorden over hem, als iemand die in staat is om verbindingen te leggen tussen partijen, beslissingen kan nemen (“Als ze bij de gemeente allemaal van zulke mannen hadden was er geen vuiltje aan de lucht”), als iemand die betrouwbaar was (“Als Gert zei ‘het is A’, en de mensen van Woonconcept zeiden ‘het is B’, dan zei Hedzer van Houten [directeur Woonconcept] ‘oké, A’. “) en als iemand die in staat is om alle belanghebbenden op een lijn te krijgen. Judith van Elderen speelde ook een belangrijke rol. Zij had dezelfde taken en bevoegdheden als Gert Bolkesteijn, maar trad minder op de voorgrond richting bewoners en partijen. Daarnaast kwam zij pas later bij het project en was ze een aantal perioden afwezig. De reden dat Judith van Elderen later toetrad tot de stuurgroep was dat voor haar een aantal andere projectleiders vanuit Woonconcept niet goed functioneerden – wat ook aangeeft dat niet iedereen kan functioneren als gebiedsontwikkelaar.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
56 4.
Welke invloed heeft de bewonersparticipatie op het succes van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? � Wordt de kans op een succesvol gebiedsgericht vernieuwingsproject groter wanneer de bewoners van het gebied gewend zijn zichzelf te organiseren? 12
Een aantal respondenten noemden het creëren van draagvlak als voornaamste doel van bewonersparticipatie. Door de bewoners te laten participeren in het project zouden ze sneller akkoord gaan met de plannen zou de tevredenheid hoger zijn. Dat is te kort door de bocht. Natuurlijk is het waar, maar draagvlak creëren moet geen doel op zich zijn. Draagvlak wordt gecreëerd doordat de bewoner echt participeert in het project, als expert en vormgever van zijn eigen woonomgeving. Dat is echte participatie. De invloed van bewonersparticipatie op het project valt bijna niet te overschatten. Zonder goed geregelde bewonersparticipatie is het onmogelijk om een wijkvernieuwingsproject succesvol te laten verlopen. De bewoners zijn expert in hun eigen woongebied en weten precies wat er speelt en wat er zou moeten gebeuren. De invloed van de bewoners op het project in Krakeel wordt door alle respondenten erkend. Er waren voor bewoners twee manieren om inspraak te hebben in beslissingen die door de stuurgroep werden genomen. Ten eerste was er het Wijkplatform Krakeel (WPF), een vertegenwoordiging van bewoners uit de gehele wijk. Het WPF had in een convenant bedongen op ieder moment gevraagd en ongevraagd advies uit te mogen brengen over zaken die speelden in de wijk en (Bolkesteijn en Otten, 2001). Ten tweede organiseerde de stuurgroep bij iedere beslissing op buurtniveau een informatieavond voor een buurt (twee of drie straten). Op deze avond werd aan bewoners de opgave gepresenteerd en gevraagd naar de mening van bewoners over oplossingen. Hoe dit precies verliep verschilde per opgave. Soms konden bewoners zelf oplossingen of invullingen aandragen, soms konden bewoners inspreken op voorstellen of kiezen uit een aantal alternatieven. Indien nodig werd uit de groep bewoners een klankbordgroep samengesteld die aan de slag ging om een oplossing uit te werken. Wanneer de klankbordgroep klaar was werden de bewoners opnieuw bijeengeroepen en konden zij akkoord gaan met het plan, of ervoor kiezen om de klankbordgroep hun werk over te laten doen. Wanneer de bewoners akkoord gingen met een oplossing werd die door het Wijkplatform getoetst aan het WOP en andere bepalingen. Pas daarna kon de stuurgroep een oplossing implementeren in de wijk. 12
In vrijwillige organisaties zoals een wijkraad.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
57
In het begin van de samenwerking tussen de stuurgroep en het wijkplatform verliep die samenwerking niet altijd even soepel. De bewoners in het wijkplatform hadden geen ervaring met processen als deze en waren niet altijd in staat om te kijken naar het grotere geheel. In het interview met Wietze van der Zwaag kwam aan de orde dat er ondersteuning vanuit SWW was om de bewoners te helpen met allerlei processen (vergadertechniek, advies geven, informatie vergaren). In theorie is het antwoord op de subdeelvraag dus dat de kans inderdaad toeneemt. In Krakeel viel de invloed van het niet ‘gewend zijn’ aan de processen wel mee, omdat er ondersteuning op maat was en omdat bewoners vanaf het begin op ieder onderdeel advies hebben gegeven, ondanks dat de situatie nieuw voor hen was. 5. Welke invloed heeft het op het succes van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject wanneer ingrepen al in de planfase van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject worden vastgelegd? � Wordt het succes van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject groter wanneer er sprake is van een open planproces? Dat grote, belangrijke ingrepen al in de planfase van het project moeten worden vastgelegd spreekt voor zich. Om die ingrepen, die te maken hebben met sloop, nieuwbouw, aanleg van wegen, et cetera, wordt het hele project opgezet. Het is de vraag of het wenselijk en zinvol is om de kleinere ingrepen in een dergelijk vroeg stadium vast te leggen. Tussen de planfase en de uitvoering zit nagenoeg altijd een aantal jaren en in die tijd veranderen zowel de wensen van de bewoners als de omstandigheden en de trends, dat is ook gebleken in Krakeel. Het handigste is om de grote ingrepen vroeg vast te leggen, en daarnaast aan te geven op welke gebieden er een bepaalde opgave ligt, eventueel met mogelijke oplossingsrichtingen. In een later stadium kan dan, samen met bewoners, worden vastgesteld welke ingreep er precies moet worden verricht. Een open planproces is een onderdeel van bewonersparticipatie. Het betekent min of meer dat bewoners zelf in mogen vullen wat en waar er iets gebeurt. In het Krakeel is dat geen succes gebleken. Het was bij bewoners niet duidelijk wat de kaders van het open planproces waren. In één geval vroeg een buurt om zonnepanelen op het dak, zonder huurverhoging. Omdat van tevoren was toegezegd dat de wensen zouden worden ingewilligd is de wens gehonoreerd. In het interview met Jaap van Oostrum vraagt hij zich af of bewoners überhaupt wel op de grote lijnen mee willen beslissen. Volgens hem is het een taak voor de stuurgroep (de professionals) om de lijnen uit te Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
58 zetten, en de bewoners mee te laten beslissen op deelprojectniveau. Dat is voor hen relevant. Op een dergelijk gebied is een open planproces een succesfactor, mits alle kaders (eisen, financiën, et cetera) duidelijk zijn. Op de grote lijnen is een open planproces geen succesfactor. Hoofdvraag II In hoeverre wordt er gebruik gemaakt van evaluatiemomenten bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject, hoe zien deze eruit en hoe worden deze gebruikt voor bijsturing? Binnen het project is niets vastgelegd over evaluatiemomenten, noch integraal, noch binnen de stuurgroep of werkgroepen. In de praktijk zijn wel een aantal zaken voorgekomen die zouden kunnen worden bestempeld als een vorm van evaluatie: � Afsluitende gesprekken met een evaluerend karakter binnen de stuurgroep, na afronding van twee belangrijke fasen. Zie verder deelvraag 1. � Nietvastgelegde evaluerende gesprekken op deelprojectniveau, in werkgroepen. Deze gesprekken hebben in sommige werkgroepen op deelniveau op een informele wijze plaatsgevonden, maar zijn niet gepland en niet vastgelegd in de verslaglegging. � Evaluatie in de afstemming tussen sleutelfiguren onderling. Deze evaluatie wordt nergens vastgelegd, maar is waardevol omdat tijdens het project wordt geleerd. Het gevaar is dat kennis verdwijnt als er verloop in personeel is. Zie verder het antwoord op deelvragen 1 en 2. � Een tweejaarlijkse enquête vanuit de gemeente Hoogeveen, die de waarderingen van bewoners op een uiteenlopend scala aan variabelen meet. Naast deze enquête is er ook een monitoring bezig met betrekking tot allerlei sociale cijfers (overlast, meldingen bij politie, et cetera), de huidige afgezet tegen de cijfers van voor aanvang van het WOP. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend. � Door de Wijksmederij Krakeel (Wijksmederij Krakeel, 2009, 2010) is in 2009 een onderzoek uitgevoerd naar verdere wensen van bewoners. De resultaten zijn en worden gebruikt om te bepalen of er zaken spelen binnen de wijk die in aanmerking komen voor een ‘lange klap’ (Van de Wijdeveen en Geurtz, 2008) binnen de Smederijen. De resultaten zijn vooral kleine fysieke dingen en algemene maatschappelijke tendensen (zoals afnemende sociale cohesie en toenemend individualisme) en de resultaten blikken niet terug naar het WOP. Daarnaast is het aantal respondenten (80) nogal gering
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
59
�
ten opzichte van het aantal bewoners van de wijk (5000+). Behalve dit rapport zijn er door diverse andere universiteiten en instanties onderzoeken verricht naar de gang van zaken in het Krakeel. Deze documentatie is bekend bij de stuurgroep, maar het is onbekend wat er verder mee is gebeurd.
In de projecten verworven kennis blijft bestaan in de stuurgroep, zolang deze intact blijft. Wanneer personen vertrekken vertrekt ook kennis. Al met al vindt de evaluatie grotendeels informeel en ongestructureerd plaats. Het verdient niet meteen aanbeveling om dit format over te nemen in andere gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten. Er valt over te discussiëren of het erg is dat discussie grotendeels informeel is gevoerd. Er kan echter geen discussie bestaan over het feit dat het met het oog op de toekomst onhandig is dat er niets van de evaluatie is vastgelegd. Ook is het kwalijk te noemen dat er vanuit de stuurgroep tot nu toe geen integrale (tussentijdse of eind) evaluatie heeft plaatsgevonden met de bewoners. Deelvragen bij hoofdvraag II 1. Zijn er tussentijdse evaluatiemomenten gepland voor het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? � Wordt gebruik gemaakt van de vastgestelde tussentijdse evaluatiemomenten? � Hoe worden de vastgestelde tussentijdse evaluatiemomenten gebruikt voor bijstelling van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? Deze evaluatiemomenten zijn niet gepland. Na de twee belangrijkste fasen van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject hebben in de stuurgroep wel afsluitende gesprekken met een evaluerend karakter plaatsgevonden, die bekrachtigd werden met een beslisdocument en een Plan van Aanpak voor de volgende periode (Gemeente Hoogeveen, 2004 en 2005). Deze momenten waren echter niet van tevoren vastgelegd in de plannen, werden niet integraal uitgevoerd en werden alleen besproken in de stuurgroep (met eventuele externe adviseurs). Met de vernieuwde plannen van aanpak voor de nieuwe periode zou gezegd kunnen worden dat op die manier de kennis van de afgelopen periode mee werd genomen naar de volgende periode. Daarnaast zaten in de stuurgroep, de plaats waar de beslissingen werden genomen, gedurende de belangrijkste fase van het project grotendeels dezelfde personen. Een van de Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
60 respondenten vertelde dat ‘er wel eens leergeld werd betaald’, waar men later in het project profijt van had. Evaluaties zijn dan weliswaar niet op schrift vastgesteld, maar in de stuurgroep zijn de aandachtspunten wel bekend. Het gevaar hier is dat door verloop van personeel de nietvastgelegde kennis verdwijnt en daarom is het een must om aandachtspunten altijd op schrift vast te leggen. 2. Is er een eindevaluatie gepland voor het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? � Wordt gebruik gemaakt van het vastgestelde eindevaluatiemoment? � Wordt gebruik gemaakt van het eindevaluatiemoment als input bij nieuwe projecten? � Hoe wordt het eindevaluatiemoment gebruikt als input bij nieuwe projecten? Van een vastgelegd eindevaluatiemoment is in Krakeel geen sprake. Ook van een nietvastgelegd eindevaluatiemoment is geen sprake, maar daar moet bij worden aangetekend dat het project officieel nog niet beëindigd is. Er wordt niet verwacht dat een dergelijk moment nog zal plaatsvinden. Betrokkenen dragen daarvoor diverse oorzaken aan. Deze oorzaken gelden allen ook voor het ontbreken van integrale tussentijdse evaluatie. � Veel betrokken professionals zijn op het moment dat evaluatie plaats zou moeten vinden niet meer werkzaam voor de organisatie waarvoor ze in het Krakeel werkten, of worden door hun werkgever al ingezet op andere projecten. � De professionals in het Krakeel hebben een ‘aanpakken’mentaliteit: Ze kijken niet naar het verleden maar gaan, zodra een deel is afgerond, weer verder met het volgende gedeelte van het project. � Niemand heeft initiatief genomen tot een integrale evaluatie, noch in de planvormende fase om zo’n evaluatie in te plannen, noch gedurende het project zelf. Net als bij de vorige deelvraag geldt ook hier dat de kennis van het afgeronde project niet is vastgelegd, maar deze door de professionals wel wordt meegenomen naar volgende projecten in hetzelfde gebied. Het werkgebied van de organisaties is relatief klein en veel professionals komen elkaar bij latere projecten weer tegen. Een project van het formaat van Krakeel is sindsdien niet opgestart in de regio Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
61 Hoogeveen en men verwacht ook niet dat dat de komende tijd gaat gebeuren. Men focust zich meer op kleine, gerichte ingrepen. Ook bij dit punt geldt het gevaar dat er verloop in personeel komt en alle kennis die niet is vastgelegd dan verdwijnt. 3. Indien aanwezig, hoe ziet de evaluatie bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject eruit? � Welke indicatoren worden gebruikt voor tussentijdse evaluaties? � Welke indicatoren worden gebruikt voor eindevaluatie? � Is er integraal afstemming over de te gebruiken indicatoren? � Wie voert de evaluaties uit? � Wanneer worden de evaluaties uitgevoerd? � Met welke instrumenten worden de evaluaties uitgevoerd? Uit de voorgaande deelvragen is duidelijk geworden dat deze evaluatie niet aanwezig was. Er valt echter wel degelijk iets te zeggen over de deelvragen. Onder meer de volgende indicatoren liggen naar aanleiding van het project in Krakeel voor de hand: � De mate waarin de bewoners en de partijen vinden dat het project nog steeds aan hun wensen en eisen voldoet. � Toename of afname van de sociale cohesie. � De mate waarin bewoners hun wijk waarderen. � De mate waarin zaken die in de plannen zijn benoemd, zijn gerealiseerd. � Statistieken op het gebied van meldingen van overlast. De instrumenten waarmee evaluaties worden uitgevoerd liggen per punt meestal voor de hand. Mogelijkheden: Vragenlijsten, kwalitatieve gesprekken, statistieken, waarderingscijfers. De evaluaties moeten worden uitgevoerd door de personen in het hart van het project. De titel van deze personen is overal verschillend, in Krakeel waren dit de twee projectleiders. Zij hebben het integrale overzicht en kunnen specifieke vragen uitzetten bij specialisten binnen of buiten de werkgroep. Het meest geschikte moment voor de tussentijdse evaluaties is het moment waarop bepaalde onderdelen van het project worden afgerond. Dit kunnen momenten zijn die zijn vastgesteld in een projectfasering, maar ook na afronding van onderdelen die voor het gevoel van sleutelfiguren belangrijk waren in het kader van het gehele project. Het meest geschikte moment voor eindevaluatie spreekt voor zich: Zo snel Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
62 mogelijk na afronding van het project, om te voorkomen dat professionals in beslag worden genomen door het volgende project en de kennis uit het project in de vergetelheid raakt. 4. Welke competenties en deskundigheid 13 heeft de gebiedsontwikkelaar nodig voor het evalueren van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject? Met ‘gebiedsontwikkelaar’ in de deelvraag wordt dezelfde functie bedoeld als de projectleiders in Krakeel hadden. Het is lastig om hier uitspraken over te doen, omdat er vanuit het project in Krakeel geen input op deze vraag gegeven kan worden (er heeft daar immers geen evaluatie plaats gevonden). Daarom moet de beantwoording op de vraag worden beperkt tot een aantal ‘voorzetten’. De gebiedsontwikkelaar moet onder andere: Competenties: � Het overzicht over het gehele project hebben. � Gebeurtenissen uit het project kunnen vertalen naar do’s en dont’s voor een volgend project. Deskundigheid: � Referentiekader hebben richting andere gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten om die met het afgeronde project te kunnen vergelijken. � Modellen voor evaluatie kunnen ontwikkelen en/of kunnen hanteren. 8.2 Overige conclusies Naast de beantwoording van de onderzoeksvragen, moeten ten opzichte van het gebiedsgerichte vernieuwingsproject nog een aantal andere zaken worden opgemerkt: � Bij aanvang van dit onderzoek was de gedachte dat het gebiedsgerichte vernieuwingsproject in Krakeel is afgerond. Dat bleek niet het geval te zijn. Door economische en individuele omstandigheden is het centrumgebied nog niet afgerond. Vooral het winkelcentrum verdient de urgentie om snel aangepakt te worden. 13
Het onderscheid tussen competenties en deskundigheid is hier dat competenties gaat over vaardigheden en deskundigheid over vakkennis.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
63 �
� �
Het sociale gedeelte van het project heeft onvoldoende aandacht gekregen. Diepere, nietzichtbare vormen van sociale problematiek waren en zijn nog steeds aanwezig in Krakeel. Deze verdienen een andere aanpak. Er moet een inventariserend onderzoek komen, los van het WOP of de smederijen, waarin alle sociale partijen inventariseren welke problemen zich in de wijk voordoen en hoe die aangepakt moeten worden. Partijen die hier in deel zouden moeten nemen zijn onder andere politie, opbouwwerk, gemeente, en GGZ. De exploitatie van het MFC, in het bijzonder met betrekking tot de brede school, verloopt nog niet goed. Hier wordt al aan gewerkt door de beheersorganisatie. De door zorgpartijen gewenste één front office voor alle zorgvragen vanuit de wijk is onhaalbaar gebleken, door het systeem van zorgverzekeraars in Nederland.
8.3 Aanbevelingen Aan de opdrachtgever, het kenniscentrum Noorderruimte, worden de volgende aanbevelingen gedaan: � Om een volledig beeld te krijgen van het succes van het project moet ook onderzoek worden gedaan onder bewoners van Krakeel. Voor een impressie zijn in dit onderzoek een aantal inwoners die namens een organisatie betrokken zijn geweest geraadpleegd, maar voor een objectief beeld moet kwantitatief onderzoek onder de andere bewoners plaatsvinden. Kwantitatief, om een goede steekproef onder de ongeveer 5000 bewoners te kunnen doen. Kwalitatief onderzoek kost te veel tijd en (dus) geld. � Het sociale gedeelte van gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten krijgt steeds meer aandacht en verdient onderzoek. Een aantal onderwerpen worden in de volgende paragraaf genoemd. In hoeverre zijn sociale interventies meetbaar? In hoeverre valt het veranderen van mensen binnen de kaders van gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten? Wat is de invloed van allerlei verschillende doelgroepen op de sociale cohesie? Wanneer vanuit het werkveld ook behoefte is aan kennis op dit gebied is dit een interessante nieuwe onderzoeksrichting. � Er is verder onderzoek nodig over de evaluatie van gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten. De vraag die vanuit het werkveld is gekomen (Van Omme & Hooiveld, 2010) kan in dit onderzoek onvoldoende worden beantwoord, omdat er slechts één case wordt bestudeerd. Kwantitatief Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
64
�
onderzoek onder meerdere cases in (Noord)Nederland is een betere methode omdat er dan meer gegevens en vergelijkingsmateriaal beschikbaar komen. Er is vanuit het werkveld behoefte aan kennis over menging van woonvormen en doelgroepen binnen een wijk. Deze vraag werd, naar aanleiding van de presentatie in Krakeel op 26 mei letterlijk zo gesteld en kon door niemand goed worden beantwoord. Wat zijn de voor en nadelen van menging van woonvormen en doelgroepen?
8.4 Discussie De volgende punten lenen zich voor discussie: � Waren de respondenten objectief? Alle respondenten hebben tijd in het project geïnvesteerd, en een deel van hen ook geld. Zijn zij geneigd om de resultaten van het project positiever weer te spiegelen dan ze zijn, omdat ze veel tijd en/of geld in het project hebben geïnvesteerd? � Gelden overal dezelfde succesfactoren? De vraag is of de succesfactoren in het Krakeel per definitie ook een succesfactor bij andere projecten zullen zijn. Gebiedsontwikkeling is maatwerk, wat betekent dat voor de succesfactoren? � Is een menging van woonvormen en doelgroepen binnen een wijk een succes? Hoge concentraties sociale huur en daarmee gepaard gaande problemen worden voorkomen, en sociale controle neemt toe. Maar zijn kopers wel bereid om in een wijk te wonen waar ook groepen mensen uit een lagere laag van de bevolking sociaal huren? � Is het aantal meldingen van overlast een maatstaf voor de mate waarin die overlast plaatsvindt? Volgens de wijkagent neemt het aantal meldingen van een bepaalde vorm van overlast toe naarmate er meer aandacht aan die vorm wordt besteed en neemt het aantal meldingen ook toe wanneer er differentiatie in groepen bewoners in de wijk komt, omdat er dan meer sociale controle plaatsvindt. � Zijn de resultaten van sociale interventies objectief meetbaar en is dat wenselijk? Zakelijke partijen willen resultaat zien, sociale partijen beweren dat het gevoel van de in de wijk aanwezige professionals meer zegt over het al dan niet slagen van de interventies. � Moeten onderliggende sociale problemen in een wijk wel worden aangepakt in een integraal gebiedsvernieuwingsplan? Mensen veranderen is een heel andere opgave dan overlast of vandalisme bestrijden. Wanneer de gevel van Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
65
�
� �
�
� �
een woning wordt opgeknapt kan vandalisme inderdaad verminderen, maar de problemen achter de voordeur verdwijnen er niet mee. Is het wenselijk of überhaupt mogelijk een gebiedsgericht vernieuwingsproject op te starten zonder dat er hoge urgentie is, maar wanneer die urgentie op de middellange termijn (bijvoorbeeld tien jaar) wel wordt voorzien? Is het nodig om evaluatie vast te leggen in de planning, of volstaat evaluatie met stuurgroepleden in de vaste vergadering? Een aantal respondenten vraagt zich af of structurele evaluatie toegevoegde waarde zou hebben. Dat sociale en fysieke interventies hand in hand gaan komt steeds in het onderzoek terug. Moet er ook standaard een economisch deel aan een gebiedsgericht vernieuwingsproject worden toegevoegd? Het economische gedeelte zou draaien om speciale aandacht voor winkelcentra en andere bedrijvigheid in de wijk. Is het goed voor de sociale cohesie om gezinnen met kinderen in de wijk te halen? Enerzijds raken de ouders en de kinderen snel betrokken bij de wijk (school, sport). Anderzijds, hebben de ouders, vaak tweeverdieners, wel tijd om te investeren in de wijk? Is het in de huidige economische tijd nog mogelijk om een gebiedsgericht vernieuwingsproject zoals in Krakeel op te zetten? Duidt een afname van het verloop in een wijk per definitie op toegenomen leefbaarheid, of spelen er zo veel andere variabelen mee dat er verdiepend onderzoek nodig is voordat daar iets over te zeggen valt?
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
66 9. Nawoord Het vakgebied van gebiedsregie en vernieuwingsprojecten is geen voor de hand liggende afstudeerrichting voor een student Facility Management. De vraag waarom ik dan juist voor dit afstudeeronderzoek koos ligt voor de hand. Ik zal proberen die vraag te beantwoorden. Gebiedsregie is een fascinerend werkveld met een uiteenlopende mix van werkzaamheden en beroepen. Tijdens een van de interviews was een van de respondenten minutenlang bezig met een opsomming van de personen en werkvelden met wie hij uit hoofde van zijn functie in het project contact had gehad. Dat is wat het vakgebied zo interessant maakt. De invalshoeken zijn erg divers. Sociaal werk en bewonersorganisaties aan de sociale zijde, corporaties, gemeenten en commerciële partijen aan de fysieke zijde (waarmee ik de maatschappelijk betrokken corporatie in Hoogeveen eigenlijk tekort doe). Bij gebiedsregie komen alle partijen en belangen bij elkaar. Het zoeken naar samenwerking en synergie is maar op weinig plaatsen sterker aanwezig dan in deze projecten. Het antwoord op de vraag uit de eerste zin in deze alinea is dat de mix van maatschappelijke en economische aspecten en alle uiteenlopende werkzaamheden mij erg aanspreekt. Na het lezen van bovenstaande kan wel worden geconcludeerd dat mijn interesse voor het vakgebied is gewekt. Naast mijn interesse voor het vakgebied is ook mijn interesse voor het doen van onderzoek gevestigd. Ik heb geen spijt gehad van mijn keuze om onderzoek te gaan doen in plaats van af te gaan studeren bij een (commercieel) bedrijf. Mede daarom heb ik besloten om na afronding van dit onderzoek, tevens de afronding van mijn studie, een schakelprogramma Sociologie te gaan volgen op de universiteit. Sociologie heeft veel raakvlakken met dit onderzoek. Het is de juiste mix tussen maatschappelijke en economische onderwerpen en besteedt veel aandacht aan het doen van onderzoek. Ik hoop tijdens de studie met het onderwerp van gebiedsregie bezig te kunnen blijven, om na afronding van de studie in dit vakgebied aan de slag te gaan. Tot slot nog een aantekening: Bij de eindresultaten uit het Plan van Aanpak (Elzinga, 2011b) moet worden aangegeven dat er inderdaad een korte presentatie plaatsvindt tijdens het eindsymposium van het Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Noorderruimte op 23 juni 2011, maar dat de inhoudelijke, uitgebreide presentatie van het rapport op 30 juni plaatsvindt. Tijdens het eindsymposium vindt ook een posterpresentatie plaats van alle individuele onderzoeken binnen het kenniscentrum. De poster voor de posterpresentatie kan worden gevonden in de bijlagen. Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
67 10. Literatuurlijst: 10.1 Verwijzingen in de tekst � Aedes Arcares (2002). Woonzorgfase Hoogeveen: Uitvoeringsfase gaat in. Utrecht: AedesArcares Kenniscentrum WonenZorg. �
Bolkesteijn, G. en Otten, R. (2001). Plan van Aanpak en projectovereenkomst uitvoering Wijkontwikkelingsplan Krakeel Hoogeveen. Hoogeveen: Gemeente Hoogeveen, Meppel, Stichting Woonconcept.
�
CBS (2003). Gemeente op maat: Hoogeveen ’02. Voorburg: CBS
�
CBS (2010). Gemeente op maat: Hoogeveen ’09. Den Haag: CBS.
�
Delfgaauw, L. (2010). Multifunctionele dienstencentra: Hoe ze functioneren. Rotterdam: SEV.
�
Elzinga, T.S. (2011a). Deskresearch: Review. Groningen: Auteur.
�
Elzinga, T.S. (2011b). Plan van Aanpak. Groningen: Auteur.
�
Emans, B. (2002). Interviewen: Theorie, techniek en training. Groningen: Stenfert Kroese.
�
Engbersen, R. (2002). Sociale Vernieuwing. In L. Verplanke (red.). Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. (pp. 183192). Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
Gemeente Hoogeveen et al (2004). Beslisdocument fase 1 en Plan van Aanpak fase 2 Centrumgebied Krakeel Hoogeveen. Hoogeveen: Auteur
�
Gemeente Hoogeveen et al (2005). Beslisdocument fase 2 en Plan van Aanpak fase 3 Centrumgebied Krakeel Hoogeveen. Hoogeveen: Auteur
�
Gemeente Hoogeveen et al (2003). Projectopdracht en Plan van Aanpak Centrumgebied Krakeel Hoogeveen. Hoogeveen: Auteur
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
68 �
Gemeente Hoogeveen (2006). Statistisch jaarboek Gemeente Hoogeveen 2006. Hoogeveen: Auteur.
�
Gemeente Hoogeveen (2010). Statistisch jaarboek Gemeente Hoogeveen 2010. Hoogeveen: Auteur.
�
Gemeente Hoogeveen (z.d.). Trots op Krakeel: Nieuw Krakeel samen woonwensen waarmaken. Hoogeveen: Gemeente Hoogeveen.
�
Heeling Krop Bekkering Stedebouwkundigen en Archtecten (2001). Stedenbouwkundige visie Krakeel: Rapportage. Groningen: Heeling Krop Bekkering.
�
Hoogeveen.nl (2010). Wietze van der Zwaag stopt als wethouder van Hoogeveen. Geraadpleegd op 1 april 2011 van http://www.hoogeveen.nl/actueel/nieuwsarchief/nieuwsarchief_2009/nove mber/wietze_van_der_zwaag_stopt_als_wethouder_van_hoogeveen
�
IPP: Instituut voor Publiek en Politiek (2010). Participatieladder. Geraadpleegd op 7 april 2011 van http://www.publiekpolitiek.nl/Infoover politiek/Participatie/Burgerparticipatie/Participatieladder
�
Kempen, P. en Keizer, J. (2006). Competent afstuderen en stagelopen: Een advieskundige benadering. Groningen: WoltersNoordhoff.
�
Koenen, B. en Van Rijn, R. (2006). Trots op Krakeel: Sociaal Masterplan. Hoogeveen: Gemeente Hoogeveen.
�
Oranjewoud (1999). Wijkontwikkelingsplan Krakeel. Heerenveen: Oranjewoud.
�
Rozema, J. (2010). Onderzoeksprogramma RAAK GO. Groningen: Hanzehogeschool Groningen.
�
Smederijen van Hoogeveen (2009). Uitvoeringsplannen: Een terugblik op de eerste jaren. Hoogeveen: Auteur.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
69 �
Stuurgroep Krakeel (2007). Vijfsterrenwijk Krakeel: Van vlucht naar trek. Hoogeveen: Stuurgroep Krakeel.
�
Van de Wijdeveen, T. en Geurtz, C. (2008). Met vertrouwen aan de slag in De Smederijen van Hoogeveen: Over werken vanuit vertrouwen in de buurt (deel 3). Tilburg: Universiteit van Tilburg.
�
Van den Berg, J.A., Van Genne, F., Buiter, O. en Rozema, J. (2010). Het succes van de gebiedsontwikkelaar in het innovatieprogramma Gebiedsgericht werken. Groningen: Hanzehogeschool Groningen.
�
Van Ginkel, F. (2003). Krakeel werkt verder aan morgen. Zwolle: SPIL Adviesgroep.
�
Van Omme, J. en Hooiveld, P. (2010). Gebiedsontwikkelaars als Succesfactor. Groningen: Hanzehogeschool Groningen.
�
Verburg, D. (2011). Plan van Aanpak ‘Gebiedsontwikkelaar als succesfactor’ binnen het innovatieprogramma ‘Het succes van de gebiedsontwikkelaar’. Groningen: Auteur.
�
Verhoeven, N. (2004). Wat is onderzoek: Methoden en technieken voor het hoger beroepsonderwijs. Amsterdam: Uitgeverij Boom.
�
Weerkamp, I. (2007). Samenwerken in Krakeel (presentatie). Onbekende locatie: Auteur.
�
Wijksmederij Krakeel (2009). Verkenning onder bewoners. Hoogeveen: Auteur.
�
Wijksmederij Krakeel (2010). Uitkomsten verkenning Krakeel. Hoogeveen: Auteur.
10.2 Overige en/of algemene bronnen �
Braam, S. (2008). Ik blijf thuis: Het verhaal van mijn moeder. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
70
�
CBS (2009). Gemeente op maat: Zuidhorn. Den Haag: CBS
�
De Boer, N. (2002). Territoriale Aanpak. In L. Verplanke (red.). Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. (pp. 203210). Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
De Boer, S. (z.d.). Cursus Onderzoeken en adviseren. Groningen: Auteur.
�
De Waal, S. (2001). Nieuwe strategieën voor het publieke domein: Maatschappelijk ondernemen in de praktijk. Alphen aan de Rijn: Samsom
�
De Zeeuw, F. (2007). De engel uit het marmer: Reflecties op gebiedsontwikkeling. Delft: TU Delft.
�
DTO (1997). Huisvesten: Duurzame wijkvernieuwing in Rotterdam. Den Haag: Ten Hagen en Stam
�
Documentatiecentrum Leeuwarderadeel (2004). Overzicht documentatiecentrum Leeuwarderadeel. Geraadpleegd op 22 februari 2011 van http://www.fryskbieb.nl/templates/template10.asp?partID=376&pagenr=2
�
Duyvendak, J.W. (2002a). Planning. In L. Verplanke (red.). Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. (pp. 115120). Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
Duyvendak, J.W. (2002b). Sociale Infrastructuur. In L. Verplanke (red.). Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. (pp. 163168). Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
Emmanuel, E.J. en Emmanuel, L.L. (1992). Four models of the physician patient relationship. JAMA, nr. 267, p. 22212226.
�
Gemeente Rotterdam (2009). Visie Kop van Feijenoord: fase 2 Kop van Zuid. Rotterdam: Auteur.
�
Goudappel Coffeng (2008). Advisering Krakeel Zenithlaan. Deventer: Auteur.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
71
�
Grit, R. (2005). Projectmanagement. Groningen: WoltersNoordhoff
�
Hanzehogeschool Groningen (z.d.). Beoordelingsformulier Onderzoeksrapport Afstudeerrichting Opleiding Vastgoed & Makelaardij. Groningen: Auteur.
�
Karsten, L. (2002). Dagindeling. In L. Verplanke (red.). Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. (pp. 3138). Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
KEI Kenniscentrum (z.d. a). Leeuwarden, HeechterpSchieringen. Geraadpleegd op 23 februari 2011 van http://www.kei centrum.nl/view.cfm?page_id=1897&item_type=project&item_id=315
�
KEI Kenniscentrum (z.d. b). Leeuwarden, Vrijheidswijk. Geraadpleegd op 23 februari 20111 van http://www.kei centrum.nl/view.cfm?page_id=1897&item_type=project&item_id=234
�
KEI Kenniscentrum (z.d. c). Leeuwarden, Achter de Hoven/Vegelin. Geraadpleegd op 23 februari 2011 van http://www.kei centrum.nl/view.cfm?page_id=1897&item_type=project&item_id=221
�
KEI Kenniscentrum (z.d. d). Groningen, Korrewegwijk/De Hoogte. Geraadpleegd op 24 februari 2011 van http://www.kei centrum.nl/view.cfm?page_id=1897&item_type=project&item_id=297
�
KEI Kenniscentrum (z.d. e). Gronigen, Vinkhuizen. Geraadpleegd op 24 februari 2011 van http://www.kei centrum.nl/view.cfm?page_id=1897&item_type=project&item_id=126
�
Krakeel.nl. (2007). Brochure ‘Van vlucht naar trek’ gepresenteerd. Geraadpleegd op 2 mei 2011 van http://www.krakeel.nl/body.asp?id=1052&moduleitemid=225
�
Krakeel.nl, (z.d.). Krakeel. Geraadpleegd op 22 februari 2011 van http://www.krakeel.nl/body.asp
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
72 �
Regio Hoogeveen.nl (2011). Burgerparticipatie: Spelen èn brood. Geraadpleegd op 21 april 2011 van http://www.regiohoogeveen.nl/news/17140/Burgerparticipatie:spelen %C3%A9nbrood.html
�
Regio Hoogeveen.nl (2011). Rapport burgerparticipatie zweeft. Geraadpleegd op 21 april 2011 van http://www.regiohoogeveen.nl/news/17128/RapportBurgerparticipatie zweeft.html
�
SDK (2007). Oprichting Stichting Dorpsvernieuwing Koudum. Balk: Mr. A.J. Nicolai.
�
SEV (2011). Sociale infrastructuur. In: Het experiment: Jaarverslag 2011 (pp 1617).. Rotterdam: Auteur.
�
Sev (2011). Maatschappelijk rendement. In: Het experiment: Jaarverslag 2011 (pp 2021). Rotterdam: Auteur.
�
Smederijen van Hoogeveen (2008). Lopend Vuur: Juni 2008. Hoogeveen: Smederijen van Hoogeveen.
�
Spijksma, J. (1999). De belangen van leefbaarheid. LCO.
�
Sprinkhuizen, A. (2002a). Leefbaarheid. In L. Verplanke (red.). Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. (pp. 6773). Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
Sprinkhuizen, A. (2002b). Monitoring. In L. Verplanke (red.). Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. (pp. 97103). Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
Steehouder, M. (2006). Leren communiceren: Handboek voor mondelinge en schriftelijke communicatie. Groningen/Houten: WoltersNoordhoff.
�
Stiens Streekmedia (2008). Nieuwe aanpak Stiens oost. Geraadpleegd op 22 februari 2011 van http://stiens.streekmedia.nl/2008/05/23/nieuweaanpak stiensoost/
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
73
�
Verplanke, L. (red) (2002). Open deuren: Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
Tellinga, J. (2004). De grote verbouwing: Verandering van naoorlogse woonwijken. Rotterdam: Uitgeverij 010.
�
Van der Lans, J. (2010). Eropaf: De nieuwe start van het sociaal werk. Amsterdam/Antwerpen: Augustus.
�
Van Rooy (2006). NederLandBovenWater II: praktijkboek gebiedsontwikkeling. Gouda: Habiforum
�
Van Vliet, K. en Schakenraad, W. (2002). Sociale Interventie. In L. Verplanke (red.). Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. (pp. 169176). Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
Verreck, K. en Wijffels, B.(2004). Zet een boom op in een wijk: Over bewonersparticipatie en duurzaamheid. Den Haag en Rotterdam: Gemeente Den Haag en Gemeente Rotterdam.
�
Verplanke, L. (e.a.) (red) (2002). Open deuren: Sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. Utrecht: NIZW Uitgeverij.
�
Vlaanderen, M. (2011). De Robin Hood van de woningbouw: Interview Hedzer van Houten. Groningen: Dagblad van het Noorden.
�
Wijkvernieuwing HoogezandSappemeer (2010). Samen aanpakken in GorechtWest. Hoogezand: Wijkvernieuwing HoogezandSappemeer.
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
74
Bijlagen
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
75 Bijlage I: Schematisch overzicht respondenten Dit is de lijst van contactpersonen die zijn benaderd in het kader van het onderzoek. Een verantwoording van de lijst kan worden gevonden in hoofdstuk 6. I.I Gemeente Hoogeveen 1. Naam: Wietze van der Zwaag Bedrijf: Gemeente Hoogeveen Functie/Rol: Wethouder van 1994 tot 2010 2. Naam: Gert Bolkesteijn Bedrijf: Gemeente Hoogeveen Functie/Rol: Projectmanager gedurende het gehele project 3. Naam: Jaap van Oostrum Bedrijf: Gemeente Hoogeveen Functie/Rol: Trekker sociale gedeelte sinds 2009. 4. Naam: Wilbert van Houten Bedrijf: Gemeente Hoogeveen / De Smederijen Functie/Rol: Gebiedsregisseur Smederijen 2008 heden I.II Organisaties Corporaties 5. Naam: Hedzer van Houten Bedrijf: Woonconcept Functie/Rol: Directeur gedurende het gehele project 6. Naam: Judith van Elderen Bedrijf: Woonconcept Functie/Rol: Projectmanager sinds 2003 Onderwijs 7. Naam: Mart Krook Bedrijf: PCBS De Morgenster Functie/Rol: Hoofd basisschool Zorg 8. Naam: Ineke Weerkamp Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
76 Bedrijf: USUS Functie/Rol: Adviseur zorg Communicatie verliep per email in verband met huidige woonplaats
9.
SWW Naam: Gerard Lubbers Bedrijf: SWW Functie/Rol: Opbouwwerker
10. Naam: Shafqat Ahmed Bedrijf: SWW Functie/Rol: Wijkbewoner en Opvoedingsondersteuner Politie 11. Naam: Arno Hiele Bedrijf: Politie Functie: Wijkagent Externe bedrijven 12. Albert Dragt Bedrijf: Albert Dragt consultancy Functie: Procesmanager centrumgebied I.III Bewoners 13. Naam: Wil Walda Op welke manier betrokken: Wijkplatform Krakeel Functie/Rol: Bestuurslid gedurende het gehele project
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
77 Bijlage II: Interviewschema (Emans, 2002) Dit is het interviewschema met de uitgewerkte inleiding, zoals het gebruikt is tijdens alle kwalitatieve interviews. Kijk voor een verantwoording van het interviewschema in paragraaf 6.2. II.I Inleiding Achtergronden Doel van het interview: Inzicht krijgen in gang van zaken bij het gebiedsgerichte vernieuwingsproject in Krakeel, om er achter te komen wat de succes en faalfactoren van het project zijn. Verantwoordelijke instantie: Kenniscentrum Noorderruimte van de Hanzehogeschool Groningen. Waarom wordt deze specifieke respondent gevraagd?: Vanuit het de rol van de respondent kan diegene nieuwe inzichten verschaffen op het betreffende gebied. Hoe is men aan naam van deze respondent gekomen?: 1) Uw naam komt voor in de documentatie van de gemeente Hoogeveen. 2) Uw naam is genoemd door een andere respondent. Waarom vindt het interview deze periode plaats?: In deze fase van het onderzoek willen we alle sleutelfiguren interviewen. Reden van geluidsopname: Om na afloop het interview te kunnen terugluisteren voor verwerking en in het kader van de validiteit van het onderzoek. De opname is alleen bestemd voor gebruik binnen het Kenniscentrum Noorderruimte. Opbrengsten Vorm van rapportage: Alle interviews worden uitgewerkt, de resultaten zullen worden gebruikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden en conclusies te trekken. De respondent krijgt de uitwerking ter inzage en kan dan indien gewenst nog wijzigingen aanbrengen. Invloed van interviewresultaten: Kennis over succes en faalfactoren. Binnen de Hanzehogeschool wordt de kennis gebruikt als input voor de op te zetten onderwijsvorm. Kosten Welk soort informatie moet prijsgegeven worden?: Alles wat de respondent relevant acht. Tijdsduur: Ongeveer een uur. Wat gaat er gebeuren met mededelingen en geluidsopname?: Geluidsopname wordt beschikbaar voor de huidige onderzoekslijn binnen het kenniscentrum, de Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
78 belangrijkste antwoorden worden direct of indirect gebruikt voor beantwoording van onderzoeksvragen. Indien gewenst kan verwerking binnen onderzoek anoniem plaatsvinden. Structuur Structuur interviewschema: Persoon – Doelen – Sleutelfiguren – Gebiedsontwikkelaar – Participatie – Planvorming – Succes – Evaluatie. De doelen worden toegelicht. Rolinstructie: “Ik zorg er voor dat het interviewschema wordt afgewerkt.” II.II Interviewschema � Respondent persoon o Wat voor werkzaamheden verrichtte u (in het project in Het Krakeel)? o Wat was uw rol in het project? � Indien onduidelijk: Bij welk bedrijf? o Gedurende welke periode was u betrokken? �
Doelen o Wat is in het algemeen het belangrijkste doel van uw organisatie? o Wat was de aanleiding voor de gebiedsvernieuwing in Krakeel? � Zijn de problemen in Krakeel opgelost? o Wat was het beoogde doel van het project? � Zijn de doelen behaald? o Wat waren uw belangrijkste doelen in Krakeel? � Zijn die doelen behaald?
�
Sleutelfiguren o Wie waren volgens u sleutelfiguren in het project en wat voor rol speelden zij? o Hoe ziet u de rol van andere partijen? o In hoeverre waren er externe partijen betrokken bij het project en wat was hun rol? � In hoeverre waren de externe partijen op de hoogte van het grotere geheel, het WOP?
�
Gebiedsontwikkelaar
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
79 o o o o
Wat was de rol van de gebiedsontwikkelaar in het project? Waar kon hij/zij op sturen en hoeveel stuurkracht had hij/zij? Had de gebiedsontwikkelaar beslissingskracht/mandaat? Had de gebiedsontwikkelaar voldoende invloed in het project? � Was de gebiedsontwikkelaar een bepalende factor?
�
Bewonersparticipatie o In hoeverre is bewonersparticipatie van belang? � (Zou het plan er hetzelfde uit hebben gezien zonder actieve bewonersorganisatie?) o In hoeverre was er ten tijde van het opstarten van het project volgens u sprake van bewonersparticipatie? o Hoe ziet u de invloed van bewonersparticipatie in het project? � Wat was het doel van de bewonersparticipatie? Geef aan (IPP, 2010): 1. Raadplegen 2. Adviseren 3. Coproduceren 4. Meebeslissen o Welke draagkracht hadden de bewoners?
�
Planvorming o Wie heeft de plannen in Krakeel opgesteld? � Kent u de inhoud van de documenten, zoals het WOP? � Wat zijn voor u de hoofdlijnen van het plan? � Hoeveel draagvlak was er voor de plannen? o In hoeverre zijn volgens u de originele plannen uitgevoerd? o In hoeverre lagen de ingrepen bij het project van tevoren vast? � Wat is er terecht gekomen van de geplande ingrepen? o In hoeverre was er sprake van een open planproces? � Wat is er terecht gekomen van het (eventueel) geplande open planproces? � Zijn de plannen gewijzigd door inspraak van bewoners(organisaties) en waarom?
�
Succes o Wat verstaat u onder succesvolle gebiedsontwikkeling? o Vindt u het project een succes?
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
80 �
o o
Wat heeft voor u gemaakt dat het project (niet) een succes is? � Voor wie vindt u het project een succes? Hoe denkt u dat anderen denken over het succes van het project? Welke momenten waren bepalend voor het welslagen van het project? � Wat ging er niet goed tijdens het project?
�
Evaluatie o Was er tussentijdse evaluatie ingepland en is die uitgevoerd? � Hoe verliep de tussentijdse evaluatie? � Hoe werd de tussentijdse evaluatie gebruikt voor bijstelling van het project? o Was er een eindevaluatie gepland en is die uitgevoerd? � Wat was het doel van de eindevaluatie � Is de eindevaluatie gebruikt als input bij nieuwe projecten? o Welke indicatoren werden gebruikt voor de evaluatie? o Was er brede afstemming over de te gebruiken indicatoren? o Wie voerden de evaluaties uit? o Met welke instrumenten werden de evaluaties uitgevoerd? o Welke vaardigheden zijn vereist voor de persoon die de evaluaties uitvoert? o Welke rol speelt de gebiedsontwikkelaar bij de evaluaties? o Waarom is er niet geëvalueerd?
�
Overig o Wilt u nog iets toevoegen aan de informatie? o Wie moeten wij zeker nog meer spreken? o Welke vraag zouden we moeten stellen aan persoon x?
Succesfactoren bij gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten Onderzoeksrapportage Theunis Sjoerd Elzinga
Bijlage III: Poster voor Posterpresentatie
Wat is er geleerd van vijftien jaar gebiedsontwikkeling in Hoogeveen? Gebiedsontwikkeling heeft in Nederland de afgelopen 15 jaar een grote vlucht genomen. Maar wat is gebiedsontwikkeling eigenlijk? En wat is er geleerd van 15 jaar gebiedsontwikkeling? Iedereen kent de voorbeelden, maar aan kennis schiet het vaak tekort. Dit rapport is het verslag van een onderzoek wat ingaat op de succesfactoren van gebiedsgerichte vernieuwingsprojecten, aan de hand van een casestudie naar een wijkvernieuwingsproject in Hoogeveen. Onderwerpen die aan de orde komen zijn, behalve succesfactoren, onder andere planvorming, de gebiedsontwikkelaar, bewonersparticipatie, het open planproces en evaluatie. Dit rapport is de afstudeerscriptie van Theunis Sjoerd Elzinga.
Kenniscentrum Gebiedsontwikkeling Noorderruimte