ARBEIDSMARKTPLATFORM PO. Van en voor werkgevers en werknemers
JAARRAPPORTAGE PROFESSIONALISERING & PROFESSIONELE RUIMTE IN HET PO De ontwikkelingen op het gebied van professionalisering en professionele ruimte in het primair onderwijs in 2012 en eerste helft 2013 juli 2013 1
Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs
Het CAOP is hét kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken en arbeidsmarktvraagstukken in het publieke domein. CAOP Research & Europa is het onderzoeks- en adviesteam van het CAOP op het gebied van arbeidsmarktvraagstukken in de publieke sector in Nederland en op Europees gebied.
© CAOP Research & Europa, in opdracht van het Arbeidsmarktplatform PO, juli 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, CD, internet of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Jaarrapportage Professionalisering & Professionele Ruimte in het PO De ontwikkelingen op het gebied van professionalisering en professionele ruimte in het primair onderwijs in 2012 en eerste helft 2013
Ellen Harsma MSc Deborah van den Berg MSc Drs. Luus Veeken 9 juli 2013 CAOP Research en Europa, uw partner bij arbeidsmarktvraagstukken in het publieke domein.
INHOUDSOPGAVE 1 1.1
2
INLEIDING ........................................................................................................... 3 Begrippen professionalisering en professionele ruimte ............................................................. 3
PROFESSIONALISERING ...................................................................................... 6
2.1
Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012-2015 ..........................................................................6
2.2
Deelname bij- en nascholing .............................................................................................................7
2.3
Professionaliseringsactiviteiten .......................................................................................................7
2.4
Lerarenregister ....................................................................................................................................8
2.5
Schoolleidersregister .......................................................................................................................... 9
2.6
Bekwaamheidsdossiers ..................................................................................................................... 10
2.7
Formele gesprekken ......................................................................................................................... 11
2.8
Functiemix .......................................................................................................................................... 12
2.9
Lerarenbeurs ...................................................................................................................................... 13
2.10
Promotiebeurs .................................................................................................................................... 14
2.11
Passend onderwijs ............................................................................................................................. 14
2.12
Opbrengstgericht werken ................................................................................................................ 15
3
PROFESSIONELE RUIMTE ................................................................................. 16
3.1
Convenant Leerkracht ...................................................................................................................... 16
3.2
Wetsvoorstel Versterking positie leraar ....................................................................................... 16
3.3
Ontwikkelingen vanuit het onderwijsveld ................................................................................... 17
3.4
Overige aandacht voor professionele ruimte ............................................................................. 18
4
KORTE TERUGBLIK .......................................................................................... 21
1
INLEIDING
In de maatschappelijke discussie over het onderwijs is ‘kwaliteit’ al geruime tijd een centraal thema. In 2007 kwam de Commissie Leraren met het ‘Actieplan Leerkracht’, met als doel systematische kwaliteitsverbetering van het onderwijs. De directe aanleiding hiervoor was een aantal zorgwekkende ontwikkelingen in de taal- en rekenvaardigheid bij leerlingen én Pabo-studenten1. De overheid trekt dit jaar (2013) 75 miljoen euro extra uit voor versterking van de kwaliteit van leraren en schoolleiders. De kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de kwaliteit van docenten en met de mate waarin zij deze kwaliteit goed kunnen inzetten. Met andere woorden, om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, zal aandacht moeten worden besteed aan de professionalisering en professionele ruimte van schoolbesturen, schoolleiders en leerkrachten. Het is namelijk van belang dat leerkrachten zich blijven ontwikkelen, ook na de initiële lerarenopleiding, en hiervoor de ruimte ervaren en krijgen. In deze rapportage zullen de ontwikkelingen op het gebied van professionalisering en professionele ruimte in het primair onderwijs over het jaar 2012 en de eerste helft van 2013 worden belicht. Allereerst wordt ingegaan op de begrippen professionalisering en professionele ruimte. Daarna zal per thema worden ingegaan op de stand van zaken, wordt gekeken welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan in het afgelopen jaar en wordt aandacht besteed aan verwachte ontwikkelingen.
1.1 Begrippen professionalisering en professionele ruimte De begrippen professionalisering en professionele ruimte zijn zogenaamde containerbegrippen, begrippen die lastig in enkele zinnen te definiëren zijn. Toch is getracht beide begrippen zo bondig en helder mogelijk te omschrijven. Aangezien op beide terreinen zich verschillende ontwikkelingen voordoen, zullen de twee begrippen afzonderlijk worden besproken.
1.1.1 Professionalisering Professionalisering krijgt niet alleen steeds meer aandacht in de onderwijssector, ook in andere ‘sociale’ sectoren zoals jeugdzorg, welzijnswerk, re-integratie en verpleging is professionalisering een veelbesproken onderwerp. De gedeelde grondslag daarin is een streven naar (structurele aandacht voor) kwaliteitsverbetering van het vak en de beroepsoefenaar. In deze rapportage wordt het volgende onder professionalisering verstaan: Professionalisering is op te vatten als een continue en dynamisch proces, gericht op het uitdiepen en verbeteren van de kwaliteit van de beroepsmatige werkzaamheden. Hierbij slaat het woord ‘kwaliteit’ niet alleen op effectiviteit en efficiëntie, maar ook op de technische en ethische maatstaven waaraan het werk moet voldoen. Er is sprake van een continu proces omdat professionalisering nooit ‘af’ is, en dynamisch vanwege de continue verandering van het onderwijsveld en de rol van leraren, schoolleiders en bestuurders daarin.2
1 2
Ministerie van OCW (2012). Brief over de voortgang bestuursakkoorden. Den Haag: Ministerie van OCW. Kemper, R., Berg, van den, D. & Vrielink, S. (2012). Professioneel Leiderschap in het PO. Den Haag: CAOP.
3
Onder professionalisering vallen diverse activiteiten gericht op verbetering van de onderwijskwaliteit, zoals scholing, ‘peer coaching’, projecten, werkopdrachten en ‘coaching on the job’.3 Scholing is de meest voorkomende professionaliseringsactiviteit en kent weer meerdere vormen. Voorbeelden zijn het volgen van een korte cursus, een opleiding of scholing door middel van E-learning. Op welke manier er geleerd wordt, is onder meer afhankelijk van de betreffende persoon en van het onderwerp en de urgentie. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen formeel en informeel leren. Deze twee vormen versterken elkaar en sluiten elkaar niet uit. Formeel leren vindt meestal individueel plaats, in externe cursussen met een vast programma die door een expert worden gegeven. Buiten de deur leren betekent leren buiten de normale werksetting. Informeel leren is meestal collectief en is – in tegenstelling tot formeel leren - in de context van de school. Men leert op de werkplek, vaak samen met of van collega’s. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geven van feedback door leerkrachten aan leerkrachten naar aanleiding van een observatie in de klas. Informeel leren komt over het algemeen dichter bij de dagelijkse activiteiten van de leraar dan formeel leren en is daardoor een directere manier van professionalisering.4 Professionalisering is niet alleen de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar, maar ook van de organisatie waarbinnen deze opereert en zelfs van de onderwijssector als geheel. De kwaliteit van de professionaliseringsactiviteiten moet uiteindelijk blijken uit de houding, kennis en het lesgedrag van leerkrachten en de sociale en cognitieve prestaties van leerlingen. Schoolleiders en bestuurders zijn daarin sturend en zorgen voor de juiste ondersteuning en randvoorwaarden. Een van die randvoorwaarden is de autonomie van de professional.5 Het is belangrijk dat professionals – binnen de grenzen van hun vakgebied, kennis en vaardigheden – de beroepsmatige vrijheid krijgen om zelfstandig beslissingen te kunnen nemen. Deze beroepsmatige vrijheid wordt aangeduid als professionele ruimte. Professionalisering kan zowel leerkrachten als leidinggevenden en schoolbesturen betreffen.
1.1.2 Professionele ruimte Professionele ruimte gaat over zeggenschap, verantwoordelijkheid hebben en nemen en daadwerkelijk bepalend zijn voor het kwaliteitsbeleid van het onderwijs. In het Convenant Leerkracht van Nederland (2008) wordt de volgende definitie van professionele ruimte gehanteerd 6: Professionele ruimte is de interne zeggenschap van de leraar ten aanzien van het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig en kwaliteitsbeleid van de school. Uit onderzoek blijkt dat bovenstaande definitie volgens een groot deel van de ondervraagde leraren aansluit bij hun eigen opvattingen over zeggenschap en autonomie.7 Aanvullend kan worden gesteld dat professionele ruimte, naast de interne 3
4 5 6 7
Inspectie van het Onderwijs, Ministerie van OCW (2013). Verkregen op 06-06-2013 op <
> School aan Zet (2013). Kwaliteitskaart professionalisering van leraren. Den Haag. Hutschenmaekers, G. (2001). De professionalisering is dood.. leve de professionalisering. Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, 17, 1, 239-248. Convenant Leerkracht van Nederland. (2008). Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland, sectoren primair en voortgezet onderwijs. Den Haag: Ministerie van OCW. In Hogeling, L., Wartenbergh-Cras, F., Pass, J., Jacobs, J., Vrielink, S., & Honingh, M. in opdracht van het Ministerie van OCW (2009). De zeggenschap van leraren: eindrapport. Nijmegen: ResearchNed.
4
zeggenschap van de leraar, ook draait om de ruimte die de leraar daadwerkelijk krijgt om zijn expertise te benutten ten gunste van de onderwijskwaliteit.8 Uit de definitie kan worden opgemaakt dat het begrip professionele ruimte ingaat op de zeggenschap en vrijheid van de leraar tijdens zijn of haar beroepsmatige werkzaamheden. Kernpunt van het begrip is de mate waarin leraren invloed kunnen uitoefenen op hun werk en de autonomie die zij hierbij ervaren. Zoals eerder aangegeven is autonomie een voorwaarde voor professionalisering. Professionele ruimte is nodig om de resultaten van professionalisering in de praktijk te kunnen brengen en zo de onderwijskwaliteit te verbeteren.
8
Onderwijscoöperatie. Verkregen op 19-06-2013 op <>
5
2
PROFESSIONALISERING
In dit hoofdstuk komen de verschillende thema’s aan de orde die in 2012 en de eerste helft van 2013 van belang zijn (geweest) voor de professionalisering in het primair onderwijs. Hierbij komen de stand van zaken rondom het thema, de laatste ontwikkelingen en eventueel de toekomstige ontwikkelingen per thema aan bod.
2.1 Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012-2015 De kwaliteit van het onderwijs is al een aantal jaar een punt van zorg. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de PO-raad benadrukken de noodzaak om alles in het werk te stellen om aan elk kind onderwijs te bieden dat alle talenten maximaal ontplooit.9 In het voorjaar van 2010 heeft de PO-raad het manifest ‘In tien jaar naar de top’ opgesteld. De plannen die hierin bekend worden gemaakt, komen overeen met de ambities van de bewindslieden van OCW, beschreven in de actieplannen ‘Leraar 2020 – een krachtig beroep’ en ‘Basis voor presteren’ (beide voorjaar 2011).10,11 Actieplan ‘Leraar 2020 – een krachtig beroep’ beschrijft hoe de professionele kwaliteit van de leraren en schoolleiders verbeterd kan worden, met als doel de best mogelijke kwaliteit van het onderwijs. ‘Basis voor presteren’ bevat een samenhangend pakket aan maatregelen om elk talent te benutten en te streven naar een ambitieuze leercultuur in het primair onderwijs.12 Op basis van deze twee actieplannen is in januari 2012 het Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012-2015 opgesteld. Het doel van het bestuursakkoord is om de opbrengsten van het primair onderwijs over de gehele linie te verhogen, zodat er sprake is van een beter fundament voor alle leerlingen die het primair onderwijs verlaten. In het bestuursakkoord professionalisering. o o o o o o o
zijn
de
volgende
ambities
het
meest
relevant
voor
Basisscholen bieden maatwerk voor excellente leerlingen Het aantal zeer zwakke scholen is teruggebracht tot 35 en het aantal taal- en rekenzwakke scholen is gehalveerd van 238 naar 119 Alle basisscholen en 50% van de so-scholen maken de kwaliteit en opbrengsten helder via Vensters PO en 70% van de basisscholen en 25% van de so-scholen gebruikt Vensters PO voor evaluatie Leraren in het basis- en speciaal onderwijs stemmen hun lessen af op de verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen Leraren onderhouden hun bekwaamheid en 50% is opgenomen in het Lerarenregister Schoolleiders voldoen aan de bekwaamheidseisen en tonen dit aan door registratie in het schoolleidersregister Een goed en effectief HRM-beleid op scholen; alle leraren hebben een bekwaamheidsdossier en voeren minimaal één keer per jaar een formeel gesprek met concrete afspraken over bekwaamheidsonderhoud en loopbaanontwikkeling
Om de ambities uit het bestuursakkoord te kunnen realiseren, heeft het ministerie van OCW onder andere het programma ‘School aan Zet’ opgezet. Dit is een driejarig
9
Ministerie van OCW (2012). Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012-2015. Den Haag: Rijksoverheid. Ministerie van OCW (2011). Actieplan Leraar 2020. Den Haag: Ministerie van OCW. 11 Ministerie van OCW (2011). Actieplan PO Basis voor presteren. Den Haag: Ministerie van OCW. 12 Defourny, R., Jettinghoff, K., Postma, A., & van Andel, C. in opdracht van het Arbeidsmarktplatform PO (2012). Arbeidsmarktanalyse Primair Onderwijs 2012. Den Haag: CAOP. 10
6
programma waarbij scholen worden geactiveerd en ondersteund om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.13 Het doel van het bestuursakkoord is om bovenstaande ambities in het tijdsbestek van 2012 tot 2015 te realiseren. Daarom is de verwachting dat in elk punt geïnvesteerd zal worden om de doelstelling te behalen. Tussentijds vinden er metingen plaats om te kijken hoe het met de verwezenlijking van de ambities uit het bestuursakkoord gesteld is. De paragrafen hierna zullen dieper op de verschillende doelstellingen ingaan en de (verwachte) ontwikkelingen op dat gebied belichten.
2.2 Deelname bij- en nascholing Uit de meest recente cijfers over deelname aan bij- en/of nascholing, de Tussenmeting Convenant Leerkracht van september 2011, blijkt dat onderwijzend personeel gemiddeld 11,2 dagen bij- en/of nascholing heeft gevolgd in de voorafgaande twee jaar. Tabel 1 toont de richting(en) waarin op dat moment na- en/of bijscholing is gevolgd. Tabel 1
Richting(en) waarin na- en/of bijscholing is gevolgd tot 201114
Richting Pedagogisch Omgaan met leerlingen met speciale leerbehoeften/ beperkingen (passend onderwijs) Vakinhoudelijk Vakdidactisch Opbrengstgericht werken Persoonlijke ontwikkeling (planmatig werken, effectiviteit, communicatie) Taalonderwijs ICT Rekenonderwijs (School-)organisatie en management Anders
% 49 47 44 43 33 30 29 28 23 17 18
2.3 Professionaliseringsactiviteiten Het merendeel van de leerkrachten (64%) professionaliseerde zich tot begin 2012 15 door middel van cursussen en trainingen. Andere veel voorkomende activiteitenwaren collegiale consultatie (47%), coaching en begeleiding (45%) en leren op de werkplek (44%). Onder leidinggevenden vindt professionalisering het meest plaats door het bijhouden van vakliteratuur (65%), gevolgd door het volgen van cursussen en training (57%), conferenties en netwerkbijeenkomsten (47%) en intervisie (42%). Leidinggevenden en leerkrachten verschillen wat hun professionaliseringsactiviteiten betreft.
13
School aan Zet. Verkregen op 29-05-2013 op <> Bokdam, J., Berger, J., Van Oploo, M., & Volker, G. namens Research voor Beleid in opdracht van het ministerie van OCW (2011). Tussenmeting Convenant Leerkracht 2011. Zoetermeer: Research voor Beleid. 15 Dit zijn tot op heden de meest actuele cijfers. 14
7
Tabel 2
Professionaliseringsactiviteiten leerkrachten en leidinggevenden (n=797), 201216
Professionaliseringsvorm Cursus/training Collegiale consultatie Coaching/begeleiding Leren op de werkplek (ervaringsleer) Bijhouden vakliteratuur Intervisie Conferenties/netwerkbijeenkomsten Opleiding E-learning Anders
% Leerkrachten 64 47 45 44 38 28 27 19 2 3
% Leidinggevenden 57 37 32 36 65 42 47 19 2 4
Professionaliseringsactiviteiten schoolleiders In 2012 is met name aandacht besteed aan de professionalisering van schoolleiders. De Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) kwam in 2012 met het ‘Advies beroepsstandaard schoolleiders primair onderwijs’.17 Hierin beveelt de NSA concreet aan schoolleiders veertig uur per jaar deel te laten nemen aan gecertificeerde professionaliseringsactiviteiten, gekoppeld aan een punten- of urensysteem. De NSA heeft de afgelopen jaren het professionaliseringsaanbod voor schoolleiders in kaart gebracht. In de Professionaliseringswijzer wordt vermeld welke organisaties schoolleiders van dienst kunnen zijn bij hun professionele ontwikkeling. Hieruit blijkt een divers aanbod van circa 140 verschillende organisaties die professionaliseringsactiviteiten voor schoolleiders aanbieden.18 Ook in 2013 blijft de professionalisering van de schoolleider een belangrijk onderwerp. Volgens het ministerie van OCW is de kwaliteit van de schoolleider van invloed op leerlingprestaties, daarom geeft het vanaf 2013 29,5 miljoen euro extra per jaar voor de scholing van schoolleiders in het basisonderwijs. Dit komt neer op circa 2000 euro extra per jaar per schoolleider.19 Professionaliseringsactiviteiten schoolbestuurders Het professionaliseren van schoolbestuurders rekent de NSA niet tot haar taak. Er is daarom geen instantie die specifieke scholings- en trainingsactiviteiten voor schoolbestuurders inzichtelijk maakt en van een kwaliteitskeurmerk voorziet. Hoewel de Professionaliseringswijzer in de eerste plaats voor schoolleiders is opgesteld, kunnen ook schoolbestuurders gebruik maken van het professionaliseringsaanbod. Er is echter geen onderzoek naar het gebruik van de Professionaliseringswijzer verricht, cijfers missen dus.20
2.4 Lerarenregister Per 16 februari 2012 is er de mogelijkheid voor leraren zich te registreren in het Lerarenregister. In het Lerarenregister kunnen leerkrachten aangeven welke opleiding zij hebben gevolgd, hoeveel uren ze lesgeven en welke nascholing ze volgen om zich te blijven professionaliseren (bekwaamheidsonderhoud). Het is een manier om aan te tonen dat je als leerkracht bevoegd en bekwaam bent en dat je de ontwikkelingen in het
16 17 18 19 20
Reflexy Onderzoek in opdracht van Algemene Vereniging Schoolleiders (2012). Onderzoeksrapportage Professionalisering 2012. Goirle: Reflexy Onderzoek. Andersen, I. & M. Krüger (2012). Advies beroepsstandaard schoolleiders primair onderwijs. Herziene beroepsstandaard voor schoolleiders in het primair onderwijs. Utrecht: NSA. Kemper, R., Berg, van den, D. & Vrielink, S. (2012). Professioneel Leiderschap in het PO. Den Haag: CAOP. Rijksoverheid. Verkregen op 19-06-2013 op <> Kemper, R., Berg, van den, D. & Vrielink, S. (2012). Professioneel Leiderschap in het PO. Den Haag: CAOP.
8
vakgebied bijhoudt. Het Lerarenregister is een initiatief van de Onderwijscoöperatie en deelname is vrijwillig.21 In het bestuursakkoord is overeengekomen dat in 2015 50% van de leraren geregistreerd staat in het Lerarenregister. Eind 2012 heeft ongeveer 3% van de leerkrachten zich geregistreerd en was circa 15 tot 25% bekend met het Lerarenregister.22,23 Om de doelstelling voor 2015 te kunnen realiseren, is allereerst een grotere bekendheid met het Lerarenregister nodig. Om registratie in het Lerarenregister te bevorderen, is de Onderwijscoöperatie op zoek naar ambassadeurs voor het register, leraren die het verhaal van registerleraar willen verspreiden en er aan willen bijdragen dat hun collega’s positief tegenover het register staan en enthousiast worden om zich te registreren.24 Daarnaast kondigden de minister en de staatssecretaris van OCW in de Kamerbrief over de voortgang bestuursakkoorden van eind 2012 een uitgebreide communicatiecampagne voor inschrijving in het Lerarenregister aan. Deze campagne is in mei 2013 van start gegaan met de slogan ‘Laat zien wat je waard bent, sta in het register’.25
2.5 Schoolleidersregister Schoolleiders moeten zich vanaf juni 2013 registreren in het Schoolleidersregister PO. Op 1 januari 2013 is de Nederlandse Schoolleiders Academie (NSA) overgegaan in Schoolleidersregister PO (SRPO). De SRPO is een onafhankelijke organisatie die wordt gedragen door de AVS (Algemene Vereniging van Schoolleiders), de onderwijsvakbonden AOb en CNV Onderwijs en de werkgeversorganisatie PO-Raad. De SRPO is onder andere verantwoordelijk voor de doorstart van het NSA-register, het vastleggen van bekwaamheidseisen en registratie-eisen en het certificeren van opleidingen. De informatie van het NSA-register is overgezet naar het Schoolleidersregister PO. Op 10 juni 2013 is het vernieuwde Schoolleidersregister officieel geopend en sindsdien is registratie mogelijk.26 In augustus waren reeds ruim 2400 aanmeldingen binnen.27 Inschrijving in het register wordt gezien als belangrijke voorwaarde voor de professionalisering van de beroepsgroep. In de CAO PO 2013 is dan ook bepaald dat registratie door schoolleiders met ingang van de opening van het nieuwe register verplicht is.28,29 In het bestuursakkoord is als doel gesteld dat nagenoeg alle schoolleiders in 2015 opgenomen zijn in het schoolleidersregister. Elke vier jaar zijn schoolleiders verplicht tot herregistratie. De nadere regels voor en de eisen aan de herregistratie worden op een later moment door sociale partners vastgesteld.
21 22 23 24 25
26 27
28 29
Registerleraar.nl, verkregen op 29-05-2013 op <> Ministerie van OCW (2013). Beleidsdoorlichting Actieplan Leerkracht van Nederland 2007-2012.Den Haag: Ministerie van OCW. Ministerie van OCW (2012). Kamerbrief over de voortgang van bestuursakkoorden. Den Haag: Ministerie van OCW. Onderwijscoöperatie. Verkregen op 19-06-2013 op <>. Leraar24. Verkregen op 19-06-2013 op <> SRPO. Verkregen op 29-05-2013 op <> Arbeidsmarktplatform PO. Verkregen op 27-08-2013 op <> PO-Raad. Verkregen op 29-05-2013 op << http://www.poraad.nl/content/extra-geld-voor-bijscholingschoolleiders-lumpsum>> CAO PO 2013
9
Uit de Tussenmeting Convenant Leerkracht 2011 blijkt dat 23% van het directiepersoneel in het primair onderwijs stond geregistreerd en 5% kandidaat was voor registratie. In 2012 waren zes op de tien schoolleiders bekend met het schoolleidersregister, had een vijfde er wel eens van gehoord zonder echt bekend te zijn met het register en eenzelfde aandeel was niet bekend met het schoolleidersregister (zie tabel 3). De tijd zal uitwijzen of verplichte registratie per juni 2013 meer bekendheid en inschrijvingen als gevolg heeft. Tabel 3
Bekendheid schoolleiders met schoolleidersregister primair onderwijs, 201230
Ja, zeker Ja, wel eens van gehoord, maar ken het niet precies Nee
% 59,9 20,2 19,8
2.6 Bekwaamheidsdossiers Sinds 1 augustus 2006 is de Wet op de Beroepen in het Onderwijs (Wet BIO) van kracht. Deze wet schrijft voor dat werkgevers in het primair onderwijs voor al hun leraren moeten beschikken over een bekwaamheidsdossier. In dit bekwaamheidsdossier dienen de bekwaamheid en het bekwaamheidsonderhoud van de leraren te zijn vastgelegd. In het Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012-2015 is de doelstelling geformuleerd dat in 2015 nagenoeg alle leraren een bekwaamheidsdossier moeten hebben. Tabel 4 laat zien dat 64% van de ondervraagde schoolleiders aangeeft dat alle leraren een bekwaamheidsdossier hebben. Zo’n 13% van de schoolleiders geeft aan dat weinig tot geen van de leraren op hun school een bekwaamheidsdossier hebben. In het rapport ‘Onderwijs werkt’ uit 2012 komt echter naar voren dat 42% van de ondervraagde leraren in het bezit is van een bekwaamheidsdossier31, een lager percentage dan wanneer deze vraag aan schoolleiders wordt voorgelegd. Tabel 4
‘Worden bekwaamheidsdossiers van uw leraren bijgehouden?’ gesteld aan schoolleiders in het primair onderwijs (n=649), 201232
Van alle leraren Van de meeste leraren Van een aantal leraren Van weinig leraren tot geen enkele Weet niet
% 64 16 7 13 1
De vorm en inhoud van het bekwaamheidsdossier zijn niet wettelijk geregeld. Scholen hebben de vrijheid zelf hun eigen vormen te zoeken. Om scholen te stimuleren bekwaamheidsdossiers op te stellen en hen hierbij te helpen, heeft OCW het project Pilot Strategisch Personeelsbeleid gestart. Hierbij kunnen deelnemende scholen ervaring opdoen met bekwaamheidsdossiers en voorbeelden van deze dossiers ontwikkelen. 33
30
Bokdam, J., Berger, J., Van Oploo, M., & Volker, G. namens Research voor Beleid in opdracht van het ministerie van OCW (2011). Tussenmeting Convenant Leerkracht 2011. Zoetermeer: Research voor Beleid. 31 Berndsen, F. E. M., Dekker, B., & van Bergen, C. T. A. namens Regioplan in opdracht van het Ministerie van OCW (2012). Onderwijs Werkt! Amsterdam: Regioplan. 32 Kemper, R., Berg, van den, D. & Vrielink, S. (2012). Professioneel Leiderschap in het PO. Den Haag: CAOP. 33 Onderwijscoöperatie. Verkregen op 19-06-2013 op << http://www.bekwaamheidsdossier.nl/?nl/bekwaamheid/voorbeelden/>>
10
2.7 Formele gesprekken In het Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012-2015 wordt ook een goed en effectief HRM-beleid nagestreefd. In 2015 dienen nagenoeg alle leraren minimaal één formeel gesprek (functionerings- en/of beoordelingsgesprek) per jaar te voeren, waarin concrete afspraken worden gemaakt omtrent hun bekwaamheidsonderhoud en loopbaanontwikkeling. Deze twee aspecten, bekwaamheidsonderhoud en loopbaanontwikkeling, dragen bij aan de professionalisering van leerkrachten en om die reden zijn formele gesprekken van belang voor de kwaliteitsverbetering van het onderwijs. Tussen 2005 en 2012 is sprake van een stijging in het aantal formele gesprekken door toedoen van een professioneler HRM-beleid: het aandeel leraren dat in de afgelopen 12 maanden minstens één formeel gesprek heeft gehad met zijn leidinggevende over zijn functioneren is toegenomen van 76% in 2005 naar 84% in 2012.34 In de secundaire analyse POMO 2012 is onderzocht welke onderwerpen tijdens zo’n formeel gesprek aan bod zijn gekomen en of hier concrete afspraken over zijn gemaakt (zie tabel 5).35 Hieruit blijkt dat 19% zijn of haar loopbaan heeft besproken en hier concrete afspraken over heeft gemaakt en 40% heeft gesproken over en afspraken heeft gemaakt over de persoonlijke ontwikkeling. In het kader van de professionalisering zouden deze twee onderwerpen in alle formele gesprekken aan bod moeten komen en zouden over beide onderwerpen concrete afspraken moeten worden gemaakt. Alhoewel het aantal formele gesprekken over de afgelopen jaren wel toeneemt, sluiten de resultaten nog niet geheel aan bij de doelen die gesteld zijn in het bestuursakkoord. In de CAO PO 2013 is bepaald dat werkgevers in overleg met de P(G)MR een regeling dienen vast te stellen waarin het doel, de onderwerpen, de procedure en de frequentie van de gesprekken zijn vastgelegd. Mogelijk draagt dit in de toekomst bij aan het behalen van de hierboven beschreven doelstelling uit het bestuursakkoord. Tabel 5
Onderwerpen in formele gesprekken, 2012 Niet besproken (%)
Beloning Loopbaan Persoonlijke omstandigheden Werkafspraken voor de komende periode Persoonlijke ontwikkeling Taakverdeling/ samenwerking binnen het team Werkresultaten
84 31 30 12
Wel besproken, geen concrete afspraken gemaakt (%) 11 50 53 36
Besproken en concrete afspraken gemaakt (%) 5 19 17 52
11 11
48 46
40 43
8
56
36
Zoals hierna ook uit de ontwikkelingen rondom de functiemix zal blijken, is het realiseren van een moderner en professioneler HRM-beleid op de goede weg, maar kunnen er op dit gebied wel nog flinke stappen worden gezet.36 De versterking van het HRM-beleid (met als gevolg meer formele gesprekken en versterking van de functiemix, zie §2.8) blijft daarom de komende tijd op de agenda staan. Het Ministerie van OCW wil werken aan meer maatwerkafspraken voor het HRM-beleid op scholen. Wil het voeren van formele gesprekken binnen elke schoolorganisatie een normaal verschijnsel worden, dan is een cultuurverandering bij de scholen noodzakelijk.
34
Beleidsdoorlichting Actieplan Leerkracht van Nederland 2007-2012 (2013).Den Haag: Ministerie van OCW. Stamet, Y. (2013). DUURZAAM, INZETBAAR EN MOBIEL. Secundaire analyse POMO 2012 voor het primair onderwijs. Den Haag: CAOP. 36 Beleidsdoorlichting Actieplan Leerkracht van Nederland 2007-2012 (2013).Den Haag: Ministerie van OCW. 35
11
2.8 Functiemix Functiemix is de verdeling van de leraren over de salarisschalen LA, LB en LC.37 In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken om meer dan 1 miljard euro per jaar extra te investeren in het onderwijs. Hiervan wordt het grootste deel ingezet voor betere beloning van leraren, wat in twee tranches vrijgegeven zal worden. Scholen krijgen sinds augustus 2010 extra geld om leraren in hogere salarisschalen te belonen: de versterking van de functiemix.38 De versterking van de functiemix heeft als doel een derde van de leerkrachten naar een hogere functie en bijbehorende beloning te krijgen 39. Dit zou moeten leiden tot het vergroten van de loopbaanmogelijkheden van leraren en tot een aantrekkelijker imago van het leraarsberoep. Onderstaande tabel toont het aandeel leraren in het basisonderwijs (BAO) en speciaal (basis-)onderwijs (SBO) naar salarisschaal in de periode oktober 2010-oktober 2012 en de doelstellingen voor 2011 en 2014. Op te maken is dat de doelstellingen voor 2011 nagenoeg behaald zijn. Dankzij deze resultaten heeft het Ministerie van OCW in 2012 de tweede tranche aanvullende bekostiging voor versterking functiemix beschikbaar gesteld. De bekostiging zal verder oplopen tot 2014, wanneer de ontwikkeling opnieuw bekeken wordt. Tabel 6
Aandeel leraren BAO en SBO naar salarisschaal (in voltijdbanen).40 Oktober ‘10
Oktober ‘11
Oktober ‘12
Doelstelling ‘11
Doelstelling ‘14
LA LB LC
93,1% 6,8% 0,1%
85,8% 14% 0,1%
82,1% 17,8% 0,2%
83% 16% 1%
58% 40% 2%
LA LB LC
0,4% 96% 3,4%
0,2% 93,2% 6,5%
0,3% 91,3% 8,4%
0% 95,5% 4,5%
0% 86% 14%
BAO
SBO
De invoering van de versterkte functiemix heeft geleid tot een professioneler HRM-beleid op scholen, waarin leraren op basis van kwaliteitscriteria worden beoordeeld en bevorderd.41 Zoals in de vorige paragraaf aangegeven, gaat het goed met de professionalisering van het HRM-beleid en uit zich dat in het toenemende aantal formele gesprekken en de versterking van de functiemix. Maar ook zoals eerder gezegd, zal er gewerkt moeten blijven worden aan het HRM-beleid. Zeker om ook de doelstellingen voor 2014 voor versterking functiemix te behalen, welke overigens ook in de CAO PO 2013 zijn vastgelegd. Volgens deze cao moeten de schoolleiding en de medezeggenschapsraad een meerjarenplan vaststellen, waarin opgenomen wordt hoe de groeipercentages voor LB en LC bereikt worden in 2014. Afgesproken is dat het aandeel hogere functies elk jaar moet groeien.
37
Ministerie van OCW. Verkregen op 05-06-2013 op <>. Ministerie van OCW. Verkregen op 05-06-2013 op << http://functiemix.minocw.nl/>>. 39 Ministerie van OCW (2012). Kamerbrief 3 juli 2012. Ontwikkelingen op de onderwijsarbeidsmarkt en resultaten tussenmeting functiemix. Den Haag: Ministerie van OCW. 40 Ministerie van OCW. Verkregen op 05-06-2013 op <> 41 Beleidsdoorlichting Actieplan Leerkracht van Nederland 2007-2012 (2013).Den Haag: Ministerie van OCW. 38
12
2.9 Lerarenbeurs Om leraren met onderwijsbevoegdheid te stimuleren om nog een andere of hogere opleiding te volgen, is in 2008 de Lerarenbeurs ingesteld. Voorheen kon deze beurs ook gebruikt worden voor cursussen die korter dan een jaar duurden, vanaf schooljaar 2012/2013 geldt de lerarenbeurs enkel voor bachelor- en masteropleidingen. Sinds de invoering tot aan 2011 hebben al ruim 14 duizend leraren in het primair onderwijs een beurs gekregen.42 Vanwege de doorlooptijd van de opleidingen, is over de effectiviteit van dit instrument nog weinig te zeggen. Dit wordt waarschijnlijk eind schooljaar 2013/2014 duidelijk. Wel kan reeds gesteld worden dat de Lerarenbeurs voor een flinke kwaliteitsimpuls zorgt; ruim de helft van de toegekende beurzen aan het totale onderwijsveld (18 duizend) betreft een beurs voor een masteropleiding. Inmiddels is de Lerarenbeurs 2013/2014 ook opengesteld voor leraren die eerder al een Lerarenbeurs ontvingen voor een korte opleiding.43 Zij kunnen nu ook nog een beurs aanvragen voor een bachelor- of masteropleiding. Uit onderzoek blijkt dat zowel de leraren zelf als de schooldirecteuren uiterst tevreden zijn over de opleiding die met de Lerarenbeurs wordt gevolgd. Zij zijn van mening dat deze scholing zeker bijdraagt aan de professionalisering van de leerkracht.44 In de Kamerbrief van 30 mei 2013 is aangegeven dat er niet op de Lerarenbeurs bezuinigd wordt; de kwaliteit van het onderwijs staat voorop. 45 Voor het schooljaar 2013/2014 stelt de Rijksoverheid in totaal 61 miljoen euro beschikbaar voor nieuwe beurzen, waarmee aan circa 8100 leraren in het totale onderwijs een beurs kan worden toegekend. 46 De Lerarenbeurs wordt voor het eerst ook opengesteld voor ambulant begeleiders met een onderwijsbevoegdheid, die niet voor de klas staan. Een voorwaarde is wel dat zij op 1 mei 2012 in dienst waren bij een door het ministerie van OCW of EZ bekostigde onderwijsinstelling in het (voortgezet) speciaal onderwijs of bij een regionaal expertisecentrum.47 Afgelopen maart is bekend geworden dat ook schoolleiders van basisscholen vanaf 2013 jaarlijks extra subsidie voor bijscholing zullen ontvangen.48 Het gaat om een bedrag van minstens 2000 euro per persoon per jaar, dat wordt opgenomen in de lumpsum. In totaal is er in 2013 22 miljoen euro beschikbaar om schoolleiders door middel van bijscholing verder te laten professionaliseren en dit bedrag loopt tot 2015 op tot 29,5 miljoen euro structureel per jaar. In het verleden is echter gebleken dat schoolleiders zichzelf vaak geen bijscholing gunnen. Om ervoor te zorgen dat de subsidie daadwerkelijk aan scholing van schoolleiders wordt besteed, zijn hierover afspraken gemaakt in de nieuwe CAO PO: de subsidie wordt in overleg met de werkgever ingezet in de vorm van studieverlof en/of studiekostenvergoeding. Tevens kan de subsidie aan andere professionaliseringsactiviteiten worden besteed. De subsidie kan maximaal drie jaar worden opgespaard. Indien deze hierna nog niet aan professionaliseringsactiviteiten is besteed, zal het budget aan het algemene scholingsbudget worden toegevoegd. 49
42
IVA in opdracht van het Ministerie van OCW (2011). Tijd voor (na)scholing. Tilburg: Universiteit Tilburg. Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Verkregen op 11-06-2013 op <> 44 IVA in opdracht van het Ministerie van OCW (2011). Tijd voor (na)scholing. Tilburg: Universiteit Tilburg. 45 Bussemaker, J. & Dekker, J. (2013). Kamerbrief invulling subsidietaakstelling onderwijs en onderzoek. Den Haag: Ministerie van OCW. 46 Ministerie van OCW. Verkregen op 14-08-2013 op <> 47 Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Verkregen op 14-08-2013 op <> 48 PO-Raad. Verkregen op 10-06-2013 op <> 49 CAO PO 2013 43
13
2.10 Promotiebeurs Naast de Lerarenbeurs, is er sinds 2011 ook de promotiebeurs. Deze beurs biedt leerkrachten de mogelijkheid om met behoud van het salaris vier jaar lang twee dagen per week een promotieonderzoek te doen, resulterend in een academisch proefschrift. De werkgever ontvangt in dit geval subsidie om de betreffende leerkracht vrij te kunnen stellen. Het doel is om door middel van de promotiebeurs meer gepromoveerde leraren voor de klas te krijgen en zo de kwaliteit van het onderwijs en de aansluiting tussen universiteiten en scholen te verbeteren. Voor de promotiebeurs is jaarlijks 4,5 miljoen euro beschikbaar. In 2011 zijn 36 promotiebeurzen in het totale onderwijs verstrekt, in 2012 waren dit er 35. Voor 2013 is het budget en het begrote aantal promotiebeurzen gelijk aan 2012.50,51
2.11 Passend onderwijs Ook specifiek op het gebied van passend onderwijs vonden in 2012 ontwikkelingen plaats, die gevolgen hebben voor de professionalisering van het onderwijspersoneel. Op 15 maart 2012 is het wetsvoorstel passend onderwijs door de Tweede Kamer aangenomen en op 9 oktober door de Eerste Kamer. De wet heeft als doel ervoor te zorgen dat leerlingen die extra aandacht en ondersteuning nodig hebben, deze ook zullen krijgen in het onderwijs. Dit betekent dat scholen een zorgplicht krijgen. Scholen dienen niet alleen maatwerk te bieden aan excellente leerlingen, maar ook aan leerlingen die juist meer hulp behoeven. Om dit te bewerkstelligen dienen het reguliere primair onderwijs en het speciaal onderwijs samenwerkingsverbanden aan te gaan. Bovendien dient elke school meer aandacht te besteden aan passend onderwijs. Scholen dienen een schoolondersteuningsprofiel op te stellen waarin wordt aangegeven welke ondersteuning zij aan leerlingen kunnen bieden. Het is van belang dat leraren extra scholing krijgen om met verschillen in ontwikkeling tussen leerlingen in de klas om te gaan.52 Op deze manier kan de school optimale ondersteuning aan elke leerling bieden. Uit onderzoek van CNV Onderwijs onder ruim 2000 leerkrachten eind 2012 blijkt dat leraren zich weinig geïnformeerd en betrokken voelen bij de invoering van passend onderwijs.53 Ze hebben niet het idee al in staat te zijn om kinderen extra hulp te bieden. Ook blijkt dat leerkrachten hier zelf weinig initiatief in nemen. Volgens een rapport van de Algemene Rekenkamer van juli 2013 is de financiële positie in het primair onderwijs de afgelopen jaren kwetsbaarder geworden en zal dit de komende jaren niet verbeteren. Daardoor zijn de financiële en personele voorwaarden voor de invoering van passend onderwijs niet ideaal. ‘Om te borgen dat het basisonderwijs de invoering van passend onderwijs kan behappen, is grote alertheid van de minister van OCW en van alle betrokkenen in het onderwijsveld meer dan welkom. De wankele verhouding tussen mensen, middelen, taken en tijd in het basisonderwijs vormt een risico voor een succesvolle inpassing van passend onderwijs. Dit zou bovendien de
50
Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS). Verkregen op 14-08-2013 op <> 51 Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) (2013). Verkregen op 10-06-2013 op <> 52 Passend Onderwijs. Verkregen op 29-05-2013 op << http://www.passendonderwijs.nl/hoe-werkt-passendonderwijs/veranderingen-leraren-begeleiders/>> 53 Arbeidsmarktplatform PO. Verkregen op 10-06-2013 op <>
14
kansen die passend onderwijs biedt op betere ondersteuning van leerlingen in de weg kunnen staan’, aldus de Algemene Rekenkamer.54 De zorgplicht van scholenbesturen wordt met ingang van 1 augustus 2014 wettelijk ingevoerd. Mede gelet op de uitkomsten van de CNV Onderwijs en de Algemene Rekenkamer, zal dit de nodige aandacht van schoolbesturen met betrekking tot professionalisering vragen.
2.12 Opbrengstgericht werken Tot slot dienen scholen (meer) opbrengstgericht te gaan werken om de onderwijskwaliteit te verbeteren.55 Opbrengstgericht werken is het systematisch en doelgericht werken met beschikbare data om de talenten van kinderen maximaal te benutten en leerprestaties te verhogen.56 Hierin is een cruciale rol weggelegd voor de leraar om het maximale uit elke leerling te halen. Opbrengstgericht werken vraagt om additionele kennis en vaardigheden, zoals het verzamelen en analyseren van gegevens over leeropbrengsten. In het primair onderwijs blijkt een sterke behoefte te zijn aan professionalisering met betrekking tot opbrengstgericht werken; van het personeel dat in de afgelopen twee jaar bij-/nascholing heeft gevolgd, heeft een derde scholing over opbrengstgericht werken gevolgd.50 Bovendien kunnen scholen middels deelname aan het programma ‘School aan Zet’ van het ministerie van OCW ondersteuning krijgen bij opbrengstgericht werken in de praktijk.
54
Algemene Rekenkamer. Verkregen op 8-07-2013 op <> 55 Defourny, R., Jettinghoff, K., Postma, A., & van Andel, C. in opdracht van het Arbeidsmarktplatform PO (2012). Arbeidsmarktanalyse Primair Onderwijs 2012. Den Haag: CAOP. 56 ABC Onderwijsadviseurs. Verkregen op 8-07-2013 op <>
15
3
PROFESSIONELE RUIMTE
In dit hoofdstuk zullen de stand van zaken en ontwikkelingen op het gebied van professionele ruimte vanuit verschillende invalshoeken worden besproken.
3.1 Convenant Leerkracht In 2008 hebben de minister van OCW en de werkgevers- en werknemersorganisaties uit het onderwijs het Convenant Leerkracht gesloten. In dit convenant komt de versterking van de positie van de leraar aan bod. Om die positie van de leraar te versterken, dienen volgens het convenant de volgende punten verankerd te worden in een wettelijk kader: o o o
o
De professionele ruimte van de leraar Het uitgangspunt dat leraren in samenwerking met collega’s vorm en inhoud geven aan die professionele ruimte Leraren dienen vorm en inhoud te geven aan professionele ruimte in samenspraak met bestuur en management, binnen de beleidsmatige en organisatorische kaders die zijn vastgelegd. Dit gebeurt eveneens binnen de kaders van de eindverantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en Daarbij wordt uitgegaan van het uitgangspunt dat bestuur, management en leraren in overleg beslissen en vastleggen hoe de interne zeggenschap van leraren wordt georganiseerd
Bovendien is tussen het ministerie van OCW en de sociale partners de afspraak gemaakt dat er een professioneel statuut wordt ontwikkeld, waarin de bovenstaande punten nader worden uitgewerkt. Hier wordt nog steeds aan gewerkt.
3.2 Wetsvoorstel Versterking positie leraar In 2009 is in de Tweede Kamer een wetsvoorstel gepresenteerd met als doel versterking van de positie van de leraar. In de eerste versie hiervan werd uitgegaan van een professioneel statuut om de professionele ruimte van leraren te versterken. Op basis van het eerste voorstel kwam het echter nog niet tot concrete wijzigingen in wet- en regelgeving waarmee de zeggenschap van leraren versterkt kon worden. In november 2011 heeft de minister van OCW een brief over het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer geschreven. Hierin deelt de minister mee dat hij de werkgeversorganisaties heeft verzocht de regie te nemen bij het ontwikkelen van de sectorale professionele statuten, waaronder ook het professionele statuut voor het primair onderwijs. Dit dienen de werkgeversorganisaties volgens de minister te doen in overleg met de werknemersvertegenwoordigers. De Tweede Kamer heeft in reactie op deze ontwikkeling laten weten te wachten met de behandeling van het wetsvoorstel tot de sectorinstituten en de beroepsgroep van leraren het eens worden over een handreiking voor een professioneel statuut. Tot nu toe is dit nog niet het geval. Wel heeft de PO-raad rond de jaarwisseling 2011-2012 een bestuursakkoord gesloten met het ministerie van OCW. In dit akkoord wordt ook gesproken over de professionele ruimte van leraren en de totstandkoming van een sectoraal professioneel statuut. Dit statuut zal onder andere randvoorwaarden moeten bevatten, waarmee de zeggenschap van leraren over het onderwijskundig en kwaliteitsbeleid op school kan worden versterkt. Er is afgesproken dat de werkgeversorganisatie een handreiking zal ontwikkelen voor een professioneel statuut. Deze handreiking wordt opgesteld in overleg met de Onderwijscoöperatie. In de Kamerbrief van de staatssecretaris van OCW van november
16
2012 zijn deze afspraken voor 2012 vastgelegd.57 Uit de meest recente Kamerbrief over het wetsvoorstel, van april 2013, blijkt dat de PO-raad en de Onderwijscoöperatie nog steeds in gesprek zijn over het professionele statuut voor het primair onderwijs.58 Ook schrijft de staatssecretaris hierin dat de versterking van de positie van de leraar vanuit de sector zelf wordt geregeld zodra het professionele statuut er is. De voorkeur wordt gegeven aan deze vorm van zelfregulering door werknemers en werkgevers, boven een bepaling in de sectorwetten. Zodoende is het voornemen om het wetsvoorstel Versterking positie leraren in te trekken na totstandkoming van het professionele statuut. Deze zomer (2013) zal de Kamer opnieuw worden geïnformeerd over de stand van zaken.
3.3 Ontwikkelingen vanuit het onderwijsveld In het onderwijs komt de discussie over de professionele ruimte van leraren steeds meer op gang. Een deel van de scholen in het primair onderwijs is bezig de zeggenschap en autonomie van leraren vorm te geven. Andere scholen bevinden zich nog meer in het beginstadium en zijn in eerste instantie bezig helderheid te scheppen over de professionele ruimte van leraren: wat houdt het begrip in en wat is nodig om de professionele ruimte van leraren vorm te geven? Er is een aantal initiatieven ontplooid in het onderwijsveld, waarmee de ontwikkeling van eigenaarschap en professionele ruimte van leraren wordt gestimuleerd. Deze initiatieven zijn vaak breder van opzet en focussen dan ook niet exclusief op de professionele ruimte van leraren. Wel bieden deze programma’s inzicht in de wijze waarop het onderwijsveld omgaat met initiatieven om onder andere de professionele ruimte van leraren te vergroten en te versterken. Een van deze initiatieven is het programma ‘Onderwijs Pioniers’. Dit programma voor leraren stimuleert en toont aan dat leraren leiding kunnen geven aan verbetering van de eigen werkomgeving en dat zij kunnen meewerken aan vernieuwingen in het onderwijs en hier zelf ideeën voor kunnen aandragen. Het programma biedt ruimte en gelegenheid aan leraren om daadwerkelijk vernieuwend aan de slag te gaan. Onderwijs Pioniers werkt vanuit de gedachte dat duurzame onderwijsverbeteringen, die gedragen worden door leraren, eerder ontstaan wanneer leraren zelf eigenaar zijn van onderwijsverbeteringen.59 Daarnaast stimuleert het programma ‘Leerkracht aan Zet’ de kennisdeling en ontwikkeling van eigenaarschap en de professionele ruimte van leraren. Het project Leerkracht aan Zet is een initiatief van de VBS (Verenigde Bijzondere Scholen) en wordt financieel ondersteund door OCW.60 In 2012 en begin 2013 heeft het CAOP in opdracht van het Arbeidsmarktplatform PO het pilotproject ‘Professionele ruimte in het primair onderwijs’ uitgevoerd.61 Dit pilotproject had als doel te verkennen hoe het in de praktijk staat met de professionele ruimte in het po, de versterking van de positie van de leraar op (deelnemende) scholen te stimuleren en in de praktijk te onderzoeken wat eraan kan bijdragen om professionele ruimte te
57 58 59 60 61
Ministerie van OCW (2012). Kamerbrief ‘Wijziging van de Wet op het primair onderwijs (…) met het geven van onderwijs’. Den Haag: Ministerie van OCW. Ministerie van OCW (2013). Kamerbrief ‘Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van OCW (VIII) voor het jaar 2013. Den Haag: Ministerie van OCW. Onderwijs Pioniers. Verkregen op 26-06-2013 op <> Leerkracht aan Zet. Verkregen op 26-06-2013 op <> Fluitsma, T. in opdracht van het Arbeidsmarktplatform PO (2013). Pilotproject Professionele ruimte in het primair onderwijs. Den Haag: CAOP.
17
versterken. De activiteiten van het project bestonden uit bijeenkomsten op scholen, workshops, individuele interviews en een expertmeeting. Uit de pilot is hoofdzakelijk gebleken dat: o
o
o
o
Er onvoldoende verbinding is tussen de beleidsdiscussie over professionele ruimte in de wereld van de politiek en sociale partners enerzijds en concrete activiteiten en ontwikkelingen op scholen ten behoeve van de professionele ruimte anderzijds. Om die reden hebben interventies van ‘buiten’ slechts beperkte betekenis en helpen alleen als zij aansluiten op ontwikkelingen en activiteiten binnen de school en de hoofdrolspelers daarbij stimuleren en ondersteunen. Aangezien leraren, schoolleiders en bestuurders de hoofdrolspelers zijn in het versterken van de professionele ruimte, dienen zij steun te krijgen van hun organisaties: de onderwijsbonden, de Onderwijscoöperatie, het Schoolleidersregister PO en de PO-raad. Ook het Arbeidsmarktplatform PO kan hierin een rol spelen. Goede samenwerking tussen deze partijen is hierbij van belang. Leerkrachten ervaren een gevoel van (te) grote werkdruk en gebrek aan tijd en dit kan een belemmering vormen voor professionele ontwikkeling en het versterken van professionele ruimte. Ook gaven verschillende gesprekspartners aan dat terwijl enerzijds wordt bepleit dat de professionele ruimte wordt versterkt, er anderzijds soms politieke initiatieven, beleidsmaatregelen of interventies zijn die de ruimte juist inperken. De schoolleider heeft een sleutelrol in de versterking van professionele ruimte van leraren. De schoolleider heeft zicht op de sterke en zwakke kanten van teamleden en kan met de juiste vragen en interventies een proces van professionele ontwikkeling op gang brengen en houden. Belangrijk daarbij is te zoeken naar een verbinding tussen de wensen en behoeften van de medewerkers enerzijds en het kader van de organisatie anderzijds.
3.4 Overige aandacht voor professionele ruimte De professionele ruimte van leraren leeft eveneens onder de sociale partners in het onderwijs. De AOb heeft in 2012 een plan gelanceerd onder de noemer ‘Wetsvoorstel versterking positie leraren’, waarmee leraren inhoudelijke zeggenschap krijgen over hun lessen.62 In 2011 schreef de staatsecretaris van OCW een Kamerbrief met de boodschap de professionele ruimte ‘even te laten voor wat het is’ en ‘open te staan voor suggesties van belanghebbenden’. Dit was de aanleiding voor het voorstel van de AOb. Het plan van de AOb bevat onder andere onderstaande toevoegingen aan de Wet op het primair onderwijs: o
o
Toevoeging aan artikel 17 o een lid van het lerarenberaad wordt in de gelegenheid gesteld de vergaderingen van het bestuur bij te wonen, in welke vergaderingen dit lid een adviserende stem heeft Toevoeging aan artikel 29 o op grond van de bekwaamheid tot het geven van onderwijs, beschikt de leraar over voldoende pedagogische, didactische en vakinhoudelijke zeggenschap o aan een school wordt een lerarenberaad ingesteld, bestaande uit door het bevoegd gezag benoemde leraren werkzaam bij de desbetreffende school. Het lerarenberaad heeft een adviserende stem in de beoordeling van documenten van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag stelt na overleg met het lerarenberaad een reglement vast voor de werkwijze van het lerarenberaad
Hoewel we nu verder in de tijd zijn en tot op heden niets met het voorstel van de AOb is gedaan, laat het voorstel zien dat de nodige initiatieven worden ontplooid om de positie en zeggenschap van de leraar te versterken. Wel behoeven dergelijke initiatieven de kritische kanttekening dat deze het meest effectief zijn wanneer de ‘hoofdrolspelers’ in het onderwijs hierbij worden betrokken, zoals gebleken is uit de uitkomsten van de pilot Professionele ruimte in het primair onderwijs.
62
AOb (2012). Wetsvoorstel versterking positie leraren. Utrecht: AOb.
18
Ook de Stichting van het Onderwijs, het platform voor werknemers- en werkgeversorganisaties binnen het onderwijs, richt zich onder andere op de professionele ruimte van leraren.63 Het is een van de vier thema’s binnen professionele ontwikkeling waarop de Stichting focust en waarvan de Stichting verwacht dat een belangrijke beweging in gang wordt gezet als elke onderwijssector aan deze thema’s werkt. De Stichting wil op dit thema de volgende resultaten realiseren: o o o o
Elke organisatie levert een bijdrage om de professionele dialoog tussen werknemer en leidinggevende op school te stimuleren Het po, vo, mbo en hbo zullen professionele ruimte formeel blijven markeren op sector- en/of schoolniveau Binnen elke sector zal de voortgang op deze punten worden gemonitord De voortgang binnen het thema professionele ruimte wordt jaarlijks geagendeerd binnen de Stichting.
Naast de sociale partners werkt ook de Onderwijscoöperatie aan de versterking van de positie van de leraar.64 Hiertoe heeft de Onderwijscoöperatie enkele ambities voor 20122013 geformuleerd: o o o
Het versterken van de professionele positie en de professionele zeggenschap van leraren Het bekrachtigen van leraren in het vormgeven en benutten van hun professionele ruimte Het ontwikkelen van professionele feedback als instrument om professionele ruimte te benutten.
Om deze ambities te realiseren richt de Onderwijscoöperatie een digitale etalage in, waar leraren goede voorbeelden en informatie kunnen vinden. De Onderwijscoöperatie werkt ook mee aan projecten om de professionele ruimte van leraren te versterken, bij voorkeur projecten die door leraren zelf worden opgezet. Bovendien wordt er aandacht aan professionele ruimte besteed door middel van onderzoekspublicaties. Zo is in het onderzoek ‘Onderwijs Werkt’ het oordeel over de zeggenschap van leraren gemeten onder schooldirecties en onderwijzend personeel (zie tabel 7).65 Hieruit blijkt dat de meerderheid van de respondenten het ermee eens is dat de leerkracht over zeggenschap over de inhoud en de aanpak van het onderwijs beschikt. De minderheid vindt dat er gereflecteerd wordt op het eigen functioneren en ook de manier waarop het ontwerp en de uitvoering van zeggenschap in het onderwijs is geregeld kan nog flink verbeterd worden. Tussen de onderwijssectoren zijn geen grote verschillen.
63
Stichting van het Onderwijs (2012). Professionele ontwikkeling in de lift. Den Haag: Stichting van het Onderwijs. 64 Onderwijscoöperatie. Verkregen op 26-06-2013 op <> 65 Berndsen, F. E. M., Dekker, B., & van Bergen, C. T. A. namens Regioplan in opdracht van het Ministerie van OCW (2012). Onderwijs Werkt! Amsterdam: Regioplan.
19
Tabel 7
Oordeel over zeggenschap leraren (% ‘mee eens’, 2012) Po
Vo
Mbo
Op onze school/instelling beschikt de leraar over zeggenschap over de inhoud en aanpak van het onderwijs Directie
85,2
81,1
76,9
Onderwijzend personeel
70,0
64,7
62,3
Op onze school/instelling maakt de leraar gebruik van de ruimte voor het bepalen van de inhoud en aanpak van het onderwijs Directie
76,5
67,8
63,9
Onderwijzend personeel
69,1
67,8
64,7
Op onze school/instelling reflecteert de vaksectie/het team van leraren op het eigen functioneren Directie
45,5
39,3
36,5
Onderwijzend personeel
47,7
45,1
35,4
Op onze school/instelling werkt de vaksectie/het team van leraren systematisch aan de professionele ontwikkeling Directie
59,7
32,6
30,6
Onderwijzend personeel
63,6
42,7
35,2
Het bestuur van de school/instelling heeft de zeggenschap van leraren in de vaksecties/het team op het ontwerp en de uitvoering van het onderwijs goed geregeld Directie
46,7
39,8
37,6
Onderwijzend personeel
35,3
24,9
22,1
De zeggenschap van leraren in de vaksecties/team op het onderwijskundig beleid is op onze school/instelling goed georganiseerd Directie
67,5
54,4
43,5
Onderwijzend personeel
49,6
33,2
28,8
Directie
63,8
39,6
32,5
Onderwijzend personeel
67,3
37,2
33,4
Op onze school/instelling is er sprake van een professionele, lerende cultuur
20
4
KORTE TERUGBLIK
Het onderwijsveld is in beweging om de doelstellingen uit het Bestuursakkoord Primair Onderwijs 2012-2015 te behalen. De afgelopen periode zijnde nodige initiatieven opgezet om de professionalisering van leraren, schoolleiders en schoolorganisaties verder te stimuleren. Op sommige vlakken is nog een lange weg te gaan, op andere vlakken verloopt deze ontwikkeling voorspoedig. Zo heeft het percentage inschrijvingen in het Lerarenregister en schoolleidersregister nog niet het gewenste percentage bereikt. Hier zal nog veel aandacht aan moeten worden besteed, zodat de doelstelling van 2015 behaald kan worden. Daarentegen gaat het goed op het gebied van de promotiebeurs en Lerarenbeurs. Leerkrachten maken graag gebruik van de subsidieregeling, met als gevolg verdere professionalisering. Het is daarom goed om te vernemen dat de overheid heeft besloten niet te bezuinigen op deze regeling. Professionele ruimte in het onderwijs is ook nog volop in ontwikkeling. Naar alle waarschijnlijkheid zal de versterking van de positie van de leraar uiteindelijk vanuit de sector zelf worden geregeld. Op scholen zelf verschilt het in hoeverre men met professionele ruimte bezig is. Sommige scholen zijn reeds bezig professionele ruimte invulling te geven, soms met behulp van speciale programma’s zoals Onderwijs Pioniers en Leerkracht aan Zet. Andere scholen worstelen nog met de definitie van het begrip en daarmee met de praktische invulling van ruimte binnen de schoolorganisatie. Ook op het gebied van professionele ruimte is een aantal initiatieven ontwikkeld om professionele ruimte nader vorm te geven binnen scholen. Zoals uit de pilot Professionele ruimte in het primair onderwijs is gebleken, is het bij deze initiatieven voor de effectiviteit van belang dat zij aansluiten op ontwikkelingen en activiteiten binnen de school en de hoofdrolspelers daarbij stimuleren en ondersteunen. Leraren, schoolleiders en besturen spelen hierbij een essentiële rol.
21
www.arbeidsmarktplatformpo.nl
ARBEIDSMARKTPLATFORM PRIMAIR ONDERWIJS Postadres Postbus 556 2501 CN Den Haag Bezoekadres Lange Voorhout 13 2514 EA Den Haag T 070 376 58 10 www.arbeidsmarktplatformpo.nl info@ arbeidsmarktplatformpo.nl ARBEIDSMARKTPLATFORM PRIMAIR ONDERWIJS is het kennis-en expertisecentrum van de arbeidsmarkt in het primair onderwijs. Samen met de sector bevordert het een gezonde arbeidsmarkt.
2
Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs