De ontwikkeling van het werkgeheugen en het kortetermijngeheugen bij kinderen met een lichte verstandelijke beperking Marieke Krop
Abstract De centrale vraag van dit onderzoek is: hoe ontwikkelen het werkgeheugen en kortetermijngeheugen bij kinderen met een lichte verstandelijke beperking (LVB)? Een aantal geheugentaken werd afgenomen bij 12-jarige kinderen met een LVB en deze scores werden vergeleken met die van 10- en 15-jarige kinderen met een LVB, uit eerder onderzoek. Uit de resultaten bleek dat de 15-jarige het significant beter deden op de geheugentaken dan de 10en 12-jarige kinderen, waar tussen geen verschil was. Het verbale werkgeheugen en het visuele werk- en kortetermijngeheugen ontwikkelen tot tenminste het 15e jaar, terwijl het verbale kortetermijngeheugen lijkt te stoppen met ontwikkelen op of voor het 10e jaar.
Datum:
01-07-2011
Studentnummer:
0471062
Afstudeerrichting:
Klinische Ontwikkelingspsychologie
UvA begeleider:
Mw. Dr. M. J. van der Molen
Inhoudsopgave
Pag.
1.
Inleiding
3
1.1
Het Werkgeheugen model van Baddeley
3
1.2
Werkgeheugen en kortetermijngeheugen ontwikkeling van normaal begaafde kinderen
1.3
Werkgeheugen en kortetermijngeheugen ontwikkeling van kinderen met een lichte verstandelijke beperking
2.
3.
4
5
Methode
9
2.1
Proefpersonen
9
2.2
Materialen
10
2.3
Procedure
11
Resultaten
12
3.1
Onderzoeksresultaten
12
3.2
Assumpties
12
3.3
Toetsingsresultaten
13
4.
Discussie
17
5.
Literatuurlijst
21
2
1. Inleiding
Het begrijpen van het werkgeheugen van kinderen en hoe dit ontwikkelt, is van cruciaal belang voor psychologen en andere academische en professionele groepen (Gathercole, 1998). Het werkgeheugen (WG) is een systeem met een gelimiteerde capaciteit en is verantwoordelijk voor het actief onderhouden en manipuleren van informatie die relevant is voor de taakrelevante doelen (Bayliss, Jarrold, Baddeley & Gunn, 2005). Het kortetermijngeheugen (KTG) is het geheugen dat gebruikt wordt voor het onthouden van informatie van een aantal seconden of minuten (Gathercole, 1998). Het WG speelt een belangrijke rol bij diverse cognitieve vaardigheden zoals, begrijpen, leren, beredeneren en planning (Gathercole & Adams, 1993). Het WG van kinderen met een lichte verstandelijke beperking (LVB) is zwak (Van der Molen, Van Luit, Jongmans & Van der Molen, 2009b), maar het is nog vrijwel onbekend hoe het WG en KTG van kinderen met een LVB ontwikkelen. Dit is wel belangrijk, aangezien het WG en het KTG beide nauw verbonden zijn met schoolse vaardigheden (Alloway, Gathercole, Willis & Adams, 2004; Gathercole, Brown & Pickering, 2003). Als er meer inzicht is in de ontwikkeling van het WG en KTG van kinderen met een LVB, zouden er op specifieke momenten geheugentrainingen kunnen worden gegeven om zo de ontwikkeling van het WG en KTG nog te stimuleren.
Dit onderzoek kijkt naar het functioneren van het WG en het KTG van gemiddeld 12-jarige kinderen met een LVB en vergelijkt die prestaties met die van kinderen van gemiddeld 10 jaar en met adolescenten van gemiddeld 15 jaar, eveneens met een LVB. Bij normaal begaafde kinderen ontwikkelen deze geheugenaspecten nog tussen het 10e en 15e jaar en in dit onderzoek word bekeken of dat bij kinderen met een LVB ook het geval is. De centrale vraag van dit onderzoek is dus: hoe ontwikkelen het WG en KTG bij kinderen met een LVB?
1.1 Het Werkgeheugen Model van Baddeley
Het Werkgeheugen model van Baddeley (1986) geeft een theoretisch framewerk voor het kijken naar tijdelijke opslag en het verwerken van informatie. Volgens Baddeley is het WG verdeeld in een central executive plus twee “slaaf” opslag systemen (zie Figuur 1). Het eerste “slaaf” systeem is de fonologische loop, ofwel verbaal KTG. Dit is een systeem voor het tijdelijk opslaan van verbale informatie, de „automatic rehearsal‟ zorgt voor het actief herhalen van die informatie. Het tweede “slaaf” systeem is de visuo-spatial sketch pad, deze 3
slaat visueel-ruimtelijke informatie tijdelijk op. Deze twee subsystemen zijn gelimiteerd in capaciteit tot een paar items met snelle verval van informatie. De central executive stuurt de twee subsystemen aan en is in staat om strategieën te selecteren en informatie te integreren. In het jaar 2000 voegde Baddeley nog een vierde component toe, de episodische buffer, deze slaat informatie op in een multimodale code en is in staat tot het integreren van informatie uit de twee subsystemen en informatie uit het langetermijngeheugen in een uniform episodische representatie (Baddeley, 2000). Omdat de episodische buffer nog steeds in ontwikkeling is en nog weinig getest zal die ook in dit onderzoek niet onderzocht worden.
Figuur 1. Baddeley‟s WG model (2000)
1.2 WG en KTG Ontwikkeling van Normaal Begaafde Kinderen
Het meeste onderzoek naar WG en KTG ontwikkeling heeft zich gericht op de ontwikkeling van normaal begaafde kinderen. Er is sterk empirisch bewijs dat prestaties op WG en KTG taken verbeteren tussen de 4 en 15 jaar. Uit een review van Gathercole (1998) bleek dat tussen de 4 en 12 jaar een drastische verhoging plaatsvindt in prestaties op verbaal KTG tests zoals de Digit span en andere serie recall tests. Op 4-jarige leeftijd kunnen kinderen twee tot drie items onthouden en op 12-jarige leeftijd is dit al gemiddeld zes items. Het verbaal KTG van normaal begaafde kinderen lijkt dus door te ontwikkelen tot tenminste 15-jarige leeftijd.
Het visuele KTG ontwikkelt sterk tussen 5 en 11 jaar, waarbij een volwassen niveau van presteren wordt bereikt op 11-jarige leeftijd (Gathercole, 1998). Wilson, Scott en Power (1987) presenteerden 5-,7-,11- en 35-jarige mensen een visuele KTG taak (Visual Patterns test, Della Salla, Gray, Baddeley & Wilson, 1997). Zij kregen matrices te zien waarvan de helft van de blokjes zwart gekleurd waren. Daarna werden deze weer getoond maar dan met een zwart blokje eruit en proefpersonen werden gevraagd de locatie aan te wijzen waar die 4
verdwenen was. Hieruit bleek dat oudere kinderen beter in staat waren de veranderingen aan te wijzen in de steeds meer complexe matrices, waarbij een volwassen niveau van prestatie werd bereikt op 11-jarige leeftijd. Riggs, McTaggart, Simpson en Freeman (2006) vonden gelijksoortige resultaten. Riggs et al. onderzochten de capaciteit van het visuele KTG van gemiddeld 7-jarige kinderen. De kinderen kregen op een computer kort een aantal gekleurde vierkanten te zien, die verdwenen even en waren daarna weer te zien. De kinderen moesten aangeven wanneer een vierkant van kleur was veranderd. Uit analyses bleek dat de gemiddelde prestatie vooruit ging met leeftijd. Verder bleek dat de kinderen een volwassen niveau van presteren behaalden op 11-jarige leeftijd. Uit het onderzoek van Gathercole, Pickering, Ambridge en Wearing (2004) en Luciana, Conklin, Hooper en Yarger (2005) bleek eveneens dat prestaties op een visueel KTG test al stabiliseerden op 11-jarige leeftijd. Uit de meeste besproken onderzoeken blijkt dus dat het visuele KTG al op 11-jarige leeftijd uitontwikkeld lijkt.
Daarnaast onderzochten Gathercole et al. (2004) bij 4- tot 15-jarige kinderen of het WG verandert met leeftijd. Uit het onderzoek bleek dat de prestaties op de taken lineair toenamen van 4 tot 14 jaar, waarbij ze stabiliseerden tussen 14 en 15 jaar. In het onderzoek van Alloway, Gathercole en Pickering (2006) werden 4- tot 11-jarige kinderen getest met WG en KTG taken. Hieruit bleek dat het KTG en WG lineair vooruitgingen tussen 4 en 11 jaar. Luciana et al. (2005) deden onderzoek naar de neurocognitieve ontwikkeling van adolescenten (gemiddeld 13 jaar) en jongvolwassenen (gemiddeld 19 jaar). Bij alle deelnemers werd een cognitieve testbatterij afgenomen. Hieruit bleek dat het visueel WG ontwikkelt tot in de late adolescentie. Volgens de besproken onderzoeken ontwikkelt het WG door tot ongeveer 15-jarige leeftijd.
Het merendeel van de besproken onderzoeken tonen aan dat het visuele WG en het verbale WG en KTG ontwikkelen tot ongeveer 15 jaar, terwijl het visuele KTG al op 11-jarige leeftijd uitontwikkeld lijkt. Of dit ook zo geldt voor kinderen met een LVB is, voor zover bekend, nog niet onderzocht.
1.3 WG en KTG Ontwikkeling van Kinderen met een Lichte Verstandelijke Beperking
Er is nog geen eerder onderzoek gedaan waarbij jongere kinderen met een LVB zijn vergeleken met oudere kinderen met een LVB. Wel is er onderzoek gedaan, waarbij kinderen 5
met een LVB werden vergeleken met controle groepen. De controlegroepen worden vaak onderverdeeld in een groep normaal begaafde kinderen van dezelfde chronologische leeftijd (CL) en een groep normaal begaafde kinderen van dezelfde mentale leeftijd (ML; wordt vaak aan de hand van IQ-scores afgestemd aan de kinderen uit de LVB groep).
Eerdere onderzoeken toonden aan dat kinderen (van gemiddeld 15 jaar) met een LVB slechter scoren op alle WG en KTG taken dan kinderen zonder een LVB van dezelfde chronologische leeftijd (Hasselhorn en Mahler, 2007; Henry, 2001; Van der Molen, Van Luit, Jongmans & Van der Molen, 2007). Verder bleek dat kinderen met een LVB slechter scoren dan normaal begaafde kinderen met een vergelijkbare mentale leeftijd, op sommige, maar niet alle taken. Henry en MacLean (2002) deden onderzoek naar het WG en het KTG van 11 tot 12-jarige kinderen (gemiddelde IQ van 60) met een LVB en vergeleken deze met CL groep en met gemiddeld 7 tot 8-jarige ML groep. Alle kinderen kregen zeven geheugen span tests. Hieruit bleek dat kinderen met een LVB slechter scoorden op alle WG taken dan kinderen uit de CL groep. Daarnaast bleek dat kinderen met een LVB beter scoorden op de visuele KTG taken dan de ML kinderen, maar slechter scoorden op verbaal KTG taak dan de ML kinderen. Van der Molen et al. (2007) vergeleken eveneens kinderen met een LVB met een CL groep en een ML groep, maar de kinderen met een LVB in dit onderzoek hadden een iets hoger IQ (gemiddeld 70) dan die in het onderzoek van Henry en MacLean (2002). De kinderen met een LVB in het onderzoek van Van der Molen et al. (2007) waren gemiddeld 15 jaar, de kinderen in de ML groep waren gemiddeld 10 jaar. Alle kinderen kregen twee verbaal KTG tests. Uit dit onderzoek bleek dat de kinderen met een LVB evengoed scoorden op een van de twee tests en minder goed op de andere scoorden dan de kinderen uit de ML groep. Verder bleek dat kinderen uit de CL groep beter scoorden op de tests dan de kinderen met een LVB. Hasselhorn en Mahler (2007) onderzochten de verschillen in het verbale WG tussen kinderen uit het speciaal basisonderwijs en een ML- en CL-controle groep. De kinderen uit het speciaal basisonderwijs waren gemiddeld 10 jaar oud en hadden een gemiddelde IQ-score van 71. De kinderen met dezelfde mentale leeftijd waren gemiddeld 7 jaar oud. Bij alle kinderen werden drie geheugen span tests afgenomen. Hieruit bleek dat kinderen uit het speciaal basisonderwijs lager scoorden dan de kinderen uit de CL groep op de geheugen span tests. Verder bleek dat de kinderen van de speciale school even hoog scoorden op de geheugen span tests als de kinderen uit de ML groep.
6
Henry (2001) onderzocht onder andere zwakbegaafde kinderen (gemiddeld IQ van 75) en kinderen met een „mild learning disability‟ (gemiddeld IQ van 62) en vergeleek hun prestaties op KTG en WG taken met die van een CL controle groep. Uit de analyses bleek dat de kinderen uit de CL groep en de kinderen uit de zwakbegaafde groep het beter deden op alle taken dan de kinderen uit de „mild learning disability‟ groep. Daarnaast bleek dat de groepen zwakbegaafde kinderen en kinderen met een „mild learning disability‟ het minder goed deden op de verbale KTG taken dan de kinderen uit de CL groep. Kinderen uit de zwakbegaafde groep deden het net zo goed op de verbale WG taken en de visuele KTG en WG taken als de kinderen uit de CL groep. Pickering en Gathercole (2004) deden ook onderzoek naar kinderen met leerproblemen. Er werd onderzoek gedaan naar de problemen in het WG van 4- tot 15jarige kinderen met een indicatie voor speciaal onderwijs, of speciale begeleiding binnen het reguliere onderwijs. Uit dit onderzoek bleek dat de kinderen met algemene leerproblemen, vermoedelijk kinderen met een LVB, minder goed scoorden op alle tests dan kinderen zonder leerproblemen. Als laatste is er nog een onderzoek dat heeft gekeken naar de sterke en zwakke punten van kinderen met een LVB. Van der Molen et al. (2009b) deden onderzoek naar het functioneren van het KTG en het WG van kinderen met een LVB en vergeleken deze met kinderen uit een CL groep en kinderen uit een ML groep. De groep kinderen met een LVB en de CL groep waren gemiddeld 15 jaar, de kinderen in de ML groep waren gemiddeld 10 jaar. Uit de resultaten bleek dat kinderen met een LVB minder goed presteren op alle WG en KTG taken dan de kinderen uit de CL groep. De kinderen in de ML groep en de kinderen met een LVB verschilden op sommige, maar niet alle WG en KTG taken. De kinderen met een LVB scoorden vooral slechter dan kinderen in de ML groep op de verbale WG taken.
Uit de meeste onderzoeken die beschreven zijn blijkt dat kinderen met een LVB op alle WG en KTG taken minder goed scoren dan normaal begaafde kinderen van dezelfde chronologische leeftijd. Uit de meerderheid van de onderzoeken blijkt dat kinderen met een LVB minder goed scoren op WG en KTG als de normaal begaafde kinderen met dezelfde mentale leeftijd. Vooral het verbale WG en KTG lijken zwak bij kinderen met een LVB. Toch zijn er ook onderzoeken die aantonen dat kinderen met een LVB evengoed scoren op WG en KTG taken als de kinderen uit de ML groepen. Echter, nog niet bekend is of het KTG en WG nog ontwikkelen tussen het 11e en 15e jaar zoals bij normaal begaafde kinderen het geval is. In dit onderzoek wordt dat onderzocht.
7
Om te onderzoeken hoe de ontwikkeling van het WG en KTG ontwikkelen bij kinderen met een LVB zijn de volgende onderzoekshypotheses opgezet. De hypotheses zijn gebaseerd op wat er bekend is bij de normale populatie. De eerste hypothese luidt: De scores op de visueel KTG tests verschillen niet significant tussen 10-, 12- en 15-jarige kinderen met een LVB. De tweede hypothese luidt: 15-jarige kinderen met een LVB zullen beter scoren op visueel WG en verbaal KTG en WG tests dan 10-jarige en 12-jarige kinderen met een LVB. De derde hypothese luidt: 12-jarige kinderen met een LVB zullen beter scoren op visueel WG en verbaal KTG en WG tests dan 10-jarige kinderen met een LVB. In dit onderzoek wordt bij een groep kinderen van 12,0 tot 13,11 jaar met een LVB een aantal WG en KTG tests afgenomen. De scores van deze tests worden dan vergeleken met de scores van twee andere groepen kinderen (10 jaar en 15 jaar) met een LVB (beschikbaar uit eerder onderzoek van Mariët van der Molen). In dit onderzoek worden kinderen met LVB als volgt gedefinieerd: ze hebben een IQ score tussen de 55 en 85 en zitten in het speciale onderwijs.
8
2. Methode 2.1 Proefpersonen Aan dit onderzoek deden 38 kinderen met een LVB mee. De deelnemende kinderen hadden een gemiddelde leeftijd 147 maanden (SD = 8.9, range = 133-165) en behaalden een gemiddelde
IQ–score
van
74,18
(SD
=
11,92).
De
gemiddelde
IQ-scores
en
standaarddeviaties per leeftijdsgroep staan weergegeven in Tabel 1. Van 10 proefpersonen zijn geen Raven gegevens bekend. Er is een significant verschil gevonden in IQ-score tussen de 10-jarige en 12-jarige groep (p < ,05) en tussen de 12-jarige en de 15-jarige groep (p < ,05). Tussen de 10-jarige en de 15-jarige groep is geen significant verschil gevonden. Omdat er een significant verschil is gevonden tussen de IQ-scores, zal deze variabele als covariaat worden meegenomen in de analyses. De groep kinderen bestond uit 14 meisjes en 24 jongens. De proefpersonen zaten in een school voor het speciaal basisonderwijs (N=18) of in het Praktijkonderwijs (N=20). De kinderen werden geselecteerd door de schoolpsycholoog, met de voorwaarde dat ze een IQ-score hadden tussen de 55 en 85. De kinderen kregen als beloning voor het meedoen aan het onderzoek een klein cadeautje (bijv. een sleutelhanger, gum, yoyo, e.a.). Aanvullende biografische gegevens van de proefpersonen zijn weergegeven in Tabel 2.
Tabel 1. Gemiddelde IQ-scores en standaarddeviaties per groep Leeftijdgroep
N
M
SD
10 jaar
108
75,31
12,75
12 jaar
33
68,21
9,51
15 jaar
97
74,95
11,18
Tabel 2. Biografische gegevens van de proefpersonen Onderwerp
Categorie
N
%
Sociaal
Hoog
1
3
economische
Gemiddeld
9
24
status*
Laag
21
55
Onbekend
7
18
Geboorteland
Kind:
N
%
Moeder:
N
%
Vader:
Nederland
37
97
8
21
5
13
Marokko
1
3
18
47
19
50 9
Turkije
0
6
16
6
16
Surinaams
0
2
5
3
8
Anders
0
4
11
5
13
*gebasseerd op het beroep van de ouders/verzorgers. Laag = geen werk of ongeschoold werk. Gemiddeld = werkzaamheden waarvoor opleiding op middelbaar niveau is vereist. Hoog = werkzaamheden waarvoor hoger onderwijs is vereist.
2.2 Materialen Bij alle proefpersonen werden dezelfde tests individueel afgenomen. Het betreft tests, die een beroep doen op het verbale en visuele WG en op het verbale en visuele KTG. De proefpersonen werden random toegewezen aan een van de twee volgordes van de tests. Daarnaast werd gebruik gemaakt van de Raven PM als maat voor het bepalen van de ontwikkelingsleeftijd. De testbeschrijvingen zijn weergegeven in Tabel 3.
Tabel 3. Testbeschrijvingen Meetpretentie
Test
Omschrijving
Verbaal KTG
Digit recall Nonword recall Corsi Blokjes Visual patterns
Verbaal gepresenteerde cijfers nazeggen Nederlands klinkende nonwoorden nazeggen Aantikken in zelfde volgorde als proefleider Visuele patronen natekenen van bekeken voorbeeld Cijfers nazeggen in omgekeerde volgorde als aanbod Vragen beantwoorden (waar/niet waar) en daarna wordt gevraagd om het laatste woord van elke vraag te herhalen Twee gepresenteerde figuren beoordelen (gelijk/ gespiegeld) en gelijktijdig onthouden waar op de instructie kaart een rode stip staat (links, rechts, boven). Completeren van incomplete patronen
Visueel KTG
Verbaal WG
Backward digit recall Luisteren en herhalen
Visueel WG
Spatial span
Intelligentie
Raven PM
Van alle gebruikte instrumenten zijn de betrouwbaarheid en de validiteit gegevens bekend. Deze zijn weergegeven in Tabel 4.
Tabel 4. Betrouwbaarheid en validiteit subtesten. Taak
Betrouwbaarheid
Validiteit
Referentie
Digit recall
.82
.43
WMTB-c; Gathercole Pickering, 2001
& 10
Nonword recall
.68
.63
Corsi
.63
.44
Visual patterns
.81
.68
Backward digit recall
.71
.41
Luisteren en herhalen
.83
.63
Spatial span
.82
Goed
WMTB-c; Gathercole Pickering, 2001 WMTB-c; Gathercole Pickering, 2001 Della Sala, Gray, Baddeley Wilson, 1997 WMTB-c; Gathercole Pickering, 2001 WMTB-c; Gathercole Pickering, 2001 AWMA; Alloway, 2007
& & & & &
2.3 Procedure Aan de ouders van de kinderen en aan de kinderen zelf werd vooraf toestemming gevraagd voor het onderzoek. De testafname vond plaats in een rustige kamer op de school van de kinderen zelf. De kinderen werd verteld waarom dit onderzoek werd gedaan en hoe het ongeveer zou verlopen. De instructies bij de tests waren voor iedereen hetzelfde en gebeurden aan de hand van de handleiding van de tests. De totale afname duur was ongeveer 60 minuten. Aan het einde werden de kinderen bedankt en kregen de kinderen een beloninkje.
11
3. Resultaten
Er deden 38 proefpersonen mee aan dit onderzoek. In de analyses zijn nog 213 proefpersonen uit een eerder onderzoek van Mariët van der Molen meegenomen. De gemiddelde scores en standaarddeviaties van de tests per groep staan weergegeven in Tabel 5. Alle voorspellingen werden getoetst door middel van een MANCOVA bij een significantieniveau van 0,05.
3.1 Onderzoeksresultaten
Tabel 5. Gemiddelde scores en standaarddeviaties van de tests per groep
Test Digit Recall Nonword Recall Corsi Test Visual Patterns Test Backward Digit Recall Luisteren en Herhalen Spatial Span
LVB 10 jaar (N = 115) M SD
LVB 12 jaar (N = 38) M SD
LVB 15 jaar (N = 98) M SD
18,71 14,79 23,04 11,03 9,43 10,14 12,71
18,87 13,47 23,58 10,92 9,79 11,53 12,97
19,85 13,89 26,69 15,64 12,39 11,87 15,98
4,448 3,612 4,344 3,323 3,093 3,962 5,928
4,533 2,490 3,168 3,008 2,924 3,637 4,408
4,811 3,059 4,853 4,330 4,749 3,651 5,762
3.2 Assumpties
Aan de hand van de Kolmogorov-Smirnov test is gekeken of de data normaal verdeeld was. Hieruit bleek dat de Digit Recall, D(251) = 0,147, p < ,001, de Nonword Recall, D(251) = 0,186, p < ,001, de Corsi test, D(251) = 0,080, p < ,001, de Visual Patterns test, D(251) = 0,132, p < ,001, de Backward Digit Recall test, D(251) = 0,125, p < ,001, de test Luisteren en Herhalen, D(251) = 0,095, p < ,001 en de Spatial Span, D(251) = 0,072, p < ,05, allen significant normaal verdeeld waren. Aan de assumptie dat de data bij benadering normaal verdeeld moet zijn is dus voldaan.
Om te kijken of de varianties gelijk waren verdeeld over de groepen is er gebruik gemaakt van Levene‟s test. Voor de Digit Recall, F(2,235) = 0,55, ns, de Nonword Recall, F(2,235) = 2,32, ns, de Corsi test, F(2,235) = 2,60, ns, de test Luisteren en Herhalen, F(2,235) = 0,016, ns, en de Spatial Span, F(2,235) = 1,66, ns, waren de varianties gelijk verdeeld over de groepen. Voor de Visual Patterns test, F(2,235) = 13,95, p < ,001 en de Backward Digit Recall, F(2,235) = 12,87, p < ,001, waren de varianties significant verschillend tussen de groepen. Levene‟s 12
test houdt echter geen rekening met de covarianties en het is dus van belang om de variantiecovariantie matrices tussen de groepen te vergelijken aan de hand van Box‟s test (Field, 2009). Uit de resultaten blijkt dat Box‟s test significant is, F(56,42533) = 2,02, p < ,001. Dit betekent dat de variantie-covariantie matrices niet gelijk zijn tussen de groepen. Er is dus niet voldaan aan de assumptie homogeniteit van varianties over de data. Echter, met een grote steekproefomvang kan Box‟s test significant zijn terwijl de covariantie matrices relatief gelijk zijn (Field, 2009). 3.3 Toetsingsresultaten
Uit de resultaten bleek dat er een significant verschil was tussen de groepen, F(14, 458) = 8,05, p < ,001. Dit kwam overeen met de verwachting.
Verbaal KTG Er zijn geen significante verschilleng gevonden tussen de groepen op de Digit Recall (F(2,234) = 1,755, p = ,175) en de Nonword Recall (F(2,234) = 2,105, p = ,124). Uit de MANCOVA tussen de groepen bleek dat er geen significante verschillen zijn gevonden tussen de 10-jarige groep en de 15-jarige groep op de Digit Recall (F(1,202) = 2,765, p = ,098) en de Nonword Recall (F(1,202) = 3,713, p = ,055). Tussen de 10-jarige groep en de 12jarige groep zijn eveneens geen significante verschillen gevonden op Digit Recall (F(1,138) = 2,543, p = ,113) en de Nonword Recall (F(1,138) = 0,646, p = ,423). Ook zijn er geen significante verschillen gevonden tussen de 12-jarige groep en de 15-jarige groep op de Digit Recall (F(1,127) = 0,007, p = ,931) en de Nonword Recall (F(1,127) = 0,011, p = ,915).
Visueel KTG Uit de MANCOVA bleek dat er een significant verschil is tussen de groepen op de Corsi test (F(2,234) = 17,883, p < ,001) en de Visual Patterns Test (F(2,234) = 49,852, p < ,001). MANCOVA tussen de groepen liet zien dat de proefpersonen uit 15-jarige groep significant hoger scoorden op de Corsi Test (F(1,202) = 32,912, p < ,001) en de Visual Patterns Test (F(1,202) = 90,654, p < ,001) dan de proefpersonen uit de 10-jarige groep. Ook scoorden de proefpersonen uit de 15-jarige groep significant hoger op de Corsi Test (F(1,127) = 5,282, p < ,05) en de Visual Patterns Test (F(1,127) = 20,077, p < ,001) dan de proefpersonen uit de 12jarige groep. De proefpersonen uit de 12-jarige groep scoorden significant hoger op de Corsi Test (F(1,138) = 5,210, p < ,05) en de Visual Patterns Test (F(1,138) = 6,044, p < ,05) dan de 13
proefpersonen uit de 10-jarige groep. De eerste hypothese dat er geen significante verschillen zijn tussen de drie groepen op het visuele KTG wordt hierdoor verworpen.
Verbaal WG Er is een significant verschil gevonden tussen de groepen op de Backward Digit Recall (F(2,234) = 13,534, p < ,001) en de test Luisteren en Herhalen (F(2,234) = 7,034, p = ,001). MANCOVA tussen de groepen liet zien dat de proefpersonen uit de 15-jarige groep significant hoger scoorden op de Backward Digit Recall (F(1,202) = 25,790, p < ,001) en de test Luisteren en Herhalen (F(1,202) = 9,489, p < ,05) dan de proefpersonen uit de 10-jarige groep. Ook scoorden de proefpersonen uit de 15-jarige groep significant hoger op de Backward Digit Recall (F(1,127) = 4,844, p < ,05) dan de proefpersonen uit de 12-jarige groep, maar niet significant hoger op de test Luisteren en Herhalen (F(1,127) = 0,218, p = ,641). Er was geen significant verschil tussen de proefpersonen uit de 12-jarige groep en de proefpersonen uit de 10-jarige groep op de Backward Digit Recall (F(1,138) = 3,832, p = ,052), maar wel een significant verschil op de test Luisteren en Herhalen (F(1,138) = 10,294, p < ,05).
Visueel WG Er is een significant verschil gevonden tussen de groepen op de Spatial Span (F(2,234) = 8,411, p < ,001). MANCOVA tussen de groepen liet zien dat de proefpersonen uit de 15jarige groep significant hoger scoorden op de Spatial Span (F(1,202) = 15,878, p < ,001) dan de proefpersonen uit de 10-jarige groep. Er was geen significant verschil gevonden op de Spatial Span (F(1,127) = 2,486, p = ,117) tussen de proefpersonen uit de 15-jarige groep en de proefpersonen uit de 12-jarige groep. Er was eveneens geen significant verschil gevonden op de Spatial Span (F(1,138) = 2,817, p = ,096) tussen de proefpersonen uit de 12-jarige groep en de proefpersonen uit de 10-jarige groep
De tweede hypothese dat de oudste groep significant hoger zou scoren op de visuele WG, verbale KTG en verbale WG tests dan de twee jongere groepen wordt hierdoor deels verworpen. De derde hypothese dat 12-jarige kinderen met een LVB beter scoren zullen scoren op visueel WG en verbaal KTG en WG tests dan 10-jarige kinderen met een LVB, wordt hierdoor ook deels verworpen.
Standaardscores 14
Om de testscores met elkaar te kunnen vergelijken zijn alle tests gestandaardiseerd met een minimum van 1 en een maximum van 10. Het verbale KTG bestaat uit de Digit Recall test en de Non-word recall test. Het visuele KTG bestaat uit de Corsi test en de Visual Patterns test. Het verbale WG bestaat uit de Backward Digit Recall en de test Luisteren en Herhalen. Het visuele WG bestaat uit de Spatian Span. In Figuur 2 staan de standaardscores per test voor verbaal KTG, visueel KTG, verbaal WG en visueel WG weergegeven.
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 10 jaar
Verbaal KTG
10
Digit Recall
Nonword Recall
6
0 12 jaar
10 jaar
15 jaar
Verbaal WG
5
Backw. Digit
4 3
L&H
2 1 0
Standaardscore
6
10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 10 jaar
Groep
15 jaar
Visueel WG
7
12 jaar
12 jaar Groep
8 Standaardscore
Visual Patterns
2
9
10 jaar
Corsi Test
4
Groep
10
Visueel KTG
8 Standaardscore
Standaardscore
Figuur 2. Standaardscores per test
15 jaar
Spatial Span
12 jaar
15 jaar
Groep
15
4. Discussie
In dit onderzoek werd de ontwikkeling van het WG en KTG bij 10-, 12- en 15-jarige kinderen met een LVB onderzocht. 15-jarige kinderen met een LVB deden het beter dan de 10- en 12jarige kinderen met een LVB op de meeste taken, maar niet op alle. 12-jarige kinderen met een LVB deden het beter weer beter op de meeste taken dan de 10-jarige kinderen met een LVB. Aangezien er geen verschillen waren gevonden tussen de groepen op de verbale KTG taken, lijkt het dat het verbale KTG van kinderen met een LVB stopt met ontwikkelen voor of op ongeveer 10-jarige leeftijd. De 15-jarige kinderen met een LVB deden het beter op de visuele KTG taken dan de twee jongere groepen. Dit geeft aan dat het visuele KTG van kinderen met een LVB nog door lijkt te ontwikkelen tot tenminste het 15e jaar. Het verbale WG ontwikkelt ook tot tenminste het 15e jaar. Het visueel WG gaat nog heel langzaam vooruit vanaf het 10e jaar, met geen verschillen tussen de 10- en 12-jarige en tussen de 12- en 15-jarige, maar de vooruitgang tussen het 10e en 15e jaar is groot genoeg om te zeggen dat ook het visuele WG tot tenminste het 15e jaar ontwikkelt.
Aangezien er uit voorgaand onderzoek (Van der Molen et al., 2007; Van der Molen et al., 2009b; Hasselhorn & Mahler, 2007; Henry & MacLean, 2002) bleek dat kinderen met een LVB het slechter doen op WG en KTG taken dan normaal begaafde leeftijdsgenootjes, kan verondersteld worden dat het WG en KTG van kinderen met een LVB langzamer/anders ontwikkelen dan die van normaal begaafde kinderen. De resultaten wat betreft het verbale KTG van kinderen met een LVB bevestigd dit. Uit dit onderzoek bleek namelijk dat het verbale KTG van kinderen met een LVB ontwikkelt voor of tot ongeveer 10-jarige leeftijd, terwijl dit bij normaal begaafde kinderen door ontwikkelt tot tenminste het 15e jaar (Alloway et al., 2006; Gathercole, 1998; Gathercole et al., 2004). Hier zou dus verondersteld kunnen worden dat het verbale KTG van kinderen met een LVB anders ontwikkelt dan die van normaal begaafde kinderen. Uit de literatuur blijkt ook dat het verbale KTG van kinderen met een LVB een zwak punt is (Van der Molen et al., 2007; Van der Molen et al., 2009b; Hasselhorn & Mahler, 2007; Henry & MacLean, 2002). Hier moet wel bij opgemerkt worden dat er in dit onderzoek niet gewerkt is met controlegroepen, maar dat deze vergelijking gemaakt werd aan de hand van eerder onderzoek. Daardoor moeten de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd worden.
16
Uit dit onderzoek blijkt dat het visuele KTG van kinderen met een LVB nog door ontwikkelt tot tenminste 15 jaar, terwijl die van normaal begaafde kinderen eerder uitontwikkeld lijkt, en wel op 11-jarige leeftijd (Gathercole, 1998; Wilson et al., 1987; Riggs et al., 2006). Het visuele KTG van kinderen met een LVB lijkt dus langer door te ontwikkelen dan het visuele KTG van normaal begaafde kinderen. Toch zegt dat niets over of het visuele KTG van kinderen met een LVB zwakker of sterker is dan die van de normaal begaafde kinderen. Uit het onderzoek van Henry en MacLean (2002) bleek dat kinderen met een LVB hoger scoorden op een simpele visuele KTG taak dan gemiddeld begaafde kinderen van dezelfde mentale leeftijd. Volgens Henry en MacLean (2002) zou dit kunnen komen, louter door meer levenservaring. Nog een andere verklaring is dat kinderen met een LVB beter zijn in visuele geheugentaken dan in verbale geheugentaken (Martin, West, Cull & Adams, 2000) en dat kinderen met een LVB vooral een verbale ontwikkelingsachterstand hebben (Milgram, 1973).
Uit dit onderzoek blijkt dat het verbale WG van kinderen met een LVB ontwikkeling lieten zien tot tenminste het 15e jaar, net als bij de normaal begaafde kinderen (Gathercole, 1998; Gathercole et al., 2004; Alloway et al., 2006). Dit betekent niet dat het verbale WG van kinderen met een LVB net zo goed is als die van normaal begaafde kinderen. Op basis van dit onderzoek kan alleen gezegd worden dat het verbale WG van kinderen met een LVB door ontwikkelt tot tenminste het 15e jaar, of het op dat moment zwakker of sterker is dan die van normaal begaafde kinderen, kan dus niet gezegd worden. Die conclusie kan wel getrokken worden op basis van eerder onderzoek (Van der Molen et al., 2007; Van der Molen et al., 2009b; Henry & MacLean, 2002), waarbij kinderen met een LVB het minder goed doen op verbale WG taken dan normaal begaafde leeftijdsgenootjes. Dat kinderen met een LVB het minder goed doen dan leeftijdsgenootjes op verbale WG taken, wil niet zeggen dat het verbale WG stopt met ontwikkelen op een bepaalde leeftijd. Het zou kunnen dat ze alleen een achterstand hebben, aangezien ze het wel net zo goed doen op verbale WG taken als normaal begaafde kinderen van dezelfde mentale leeftijd (Hasselhorn & Mahler, 2007). Uit het onderzoek van Henry (2001) bleek zelfs dat zwakbegaafde kinderen (met IQ van 75) het net zo goed deden op de verbale WG taken als normaal begaafde leeftijdsgenootjes.
Het visuele WG van kinderen met een LVB laat in dit onderzoek ontwikkeling zien tot tenminste het 15e jaar, net als bij de normaal begaafde kinderen (Gathercole, 1998; Gathercole et al., 2004; Alloway et al., 2006). Ook hier betekent dit niet dat het visuele WG van kinderen met een LVB net zo goed is als die van normaal begaafde kinderen. Wel kan uit dit onderzoek 17
geconcludeerd worden dat het visuele WG van kinderen met een LVB door ontwikkelt tot tenminste het 15e jaar. Op basis van eerder onderzoek (Van der Molen et al., 2007; Van der Molen et al., 2009b; Henry & MacLean, 2002; Hasselhorn & Mahler, 2007; Pickering & Gathercole, 2004) kan wel gezegd worden dat er een achterstand is, aangezien kinderen met een LVB het vaak minder goed deden op visuele WG taken dan normaal begaafde kinderen van dezelfde leeftijd. Toch is er ook een onderzoek (Henry, 2001) waaruit bleek dat zwakbegaafde kinderen (met IQ van 75) het net zo goed deden op visuele WG taken als normaal begaafde kinderen van dezelfde leeftijd.
Enkele kritiekpunten van dit onderzoek moeten besproken worden. De schending van de assumptie gelijkheid van varianties en de grote verschillen in groepsgroottes kunnen invloed hebben gehad op de statistische power van het onderzoek (Field, 2009) en zijn dus een beperking van dit onderzoek. Misschien wel een van de belangrijkste kritiekpunten van dit onderzoek is dat de gemeten constructen (WG en KTG) maar bestaan uit twee of zelfs maar één taak (in het geval van visueel WG). Het is aan te bevelen om in vervolgonderzoek meer taken per construct te meten. Ook zou het gebruik van controlegroepen een verbetering zijn om zo een beter beeld te krijgen van de verschillen in WG en KTG tussen de kinderen met een LVB en normaal begaafde kinderen. Ten slotte is het aan te raden om te kijken naar hogere leeftijdsgroepen om te onderzoeken tot wanneer de ontwikkeling van WG en KTG door loopt. Nader onderzoek is dus nodig om beter antwoord te kunnen geven op de vraag hoe het WG en KTG van kinderen met een LVB ontwikkelen.
Aangezien er bij dit onderzoek geen vergelijking is geweest tussen de kinderen met een LVB en controlegroepen, kan er op basis van dit onderzoek geen duidelijk uitspraak worden gedaan over de vraag of het WG en KTG van kinderen met een LVB net zo ontwikkelen als dat van normaal begaafde kinderen. Wel levert het uitgevoerde onderzoek ondanks de beperkingen toch een interessante bijdrage op aan bestaand onderzoek. Namelijk dat het visuele WG en KTG van kinderen met een LVB ontwikkelen tot tenminste het 15e jaar, terwijl het verbale KTG lijkt te stoppen met ontwikkelen voor of op het 10e jaar. Het verbale WG ontwikkelt ook tot tenminste het 15e jaar.
Het verbale WG en KTG van kinderen met een LVB is relatief zwak (Henry, 2001; Van der Molen et al., 2007; Hasselhorn & Mahler, 2007; Van der Molen et al., 2009b) en het verbale KTG is eerder uitontwikkelt dan die van normaal begaafde kinderen. Het zou goed zijn om 18
een verbale KTG training in te zetten voordat kinderen met een LVB hun 10e jaar bereiken, om zo die ontwikkeling nog een boost te geven. Het visuele KTG van kinderen met een LVB ontwikkelt juist langer dan die van normaal begaafde kinderen. Volgens eerder onderzoek (Henry & MacLean, 2002) is het visuele KTG zelfs een relatief sterke eigenschap van kinderen met een LVB. Deze informatie zou gebruikt kunnen worden om de lesstof voor kinderen met een LVB zo aan te passen, dat deze kinderen gebruik kunnen maken van hun relatief sterkere kant. De vraag waarom het visuele KTG van kinderen met een LVB langer ontwikkelt dan die van normaal begaafde kinderen, terwijl het verbale KTG juist eerder uitontwikkelt is, zou beantwoordt kunnen worden als er meer onderzoek wordt gedaan naar de ontwikkeling van het WG en KTG van kinderen met een LVB.
19
5. Literatuurlijst
Alloway, T. P. (2007). Automated Working Memory Assessment (AWMA). Londen, UK: Pearson Assessment.
Alloway, T. P., Gathercole, S. E. & Pickering, S. J. (2006). Verbal and visuospatial short-term and working memory in children: Are they separable? Child Development, 77, 1698-1716.
Alloway, T. P., Gathercole, S. E., Willis, C. & Adams, A. (2004). A structural analysis of working memory and related cognitive skills in young children. Journal of Experimental Child Psychology, 87, 85–106.
Baddeley, A. (1986). Working memory, Vol. 11. Oxford: Clarendon Press.
Baddeley, A.D. (2000). The episodic buffer: A new component of working memory? Trends in Cognitive Sciences, 4, 417-423.
Bayliss, D. M., Jarrold, C., Baddeley, A. D. & Gunn, D. M. (2005). The relationship between short-term memory and working memory: Complex span made simple? Memory, 13, 414421.
Della Salla, S., Gray, C., Baddeley, A. D., Wilson, L. (1997) Visual Patterns Test. Oxford: Pearson Assessment. Field, A. (2009) Discovering statistics using SPSS (3rd ed.). London: SAGE Publications.
Gathercole, S. E. (1998). The development of memory. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 39, 3-27.
Gathercole, S. E., & Adams, A. M. (1993). Phonological working memory in very young children. Developmental Psychology, 29, 770–778.
20
Gathercole, S. E., Brown, L., & Pickering, S. J. (2003). Working memory assessments at school entry as longitudinal predictors of national curriculum attainment levels. Educational and Child psychology, 20, 109-122.
Gathercole, S. E., Pickering, S. J., Ambridge, B. & Wearing, H. (2004). The structure of working memory from 4 to 15 years of age. Developmental Psychology, 40, 177-190.
Hasselhorn, M. & Mahler, C. (2007). Phonological working memory of children in two German special schools. International Journal of Disability, Development and Education, 54, 225-244.
Henry, L. A. (2001). How does the severity of a learning disability affect working memory performance? Memory, 9, 233−247.
Henry, L.A. & MacLean, M. (2002). Working memory performance in children with and without intellectual disabilities. American Journal on Mental Retardation, 107, 421-432. Luciana, M., Conklin, H. M., Hooper, C. J. & Yarger, R. S. (2005). The development of nonverbal working memory and executive control processes in adolescents. Child Development, 76, 697-712.
Martin, C., West, J., Cull, C., & Adams, M. (2000). A preliminary study investigating how people with mild intellectual disabilities perform on the Rivermead Behavioural Memory Test. Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities, 13, 186-193.
Milgram, N. A. (1973). Cognition and language in mental retardation: Distinctions and implications. In D. K. Routh (Ed.), The experimental psychology of mental retardation (pp. 157-230). London: Crosby Lockwood Staples.
Pickering, S. J., & Gathercole, S. E (2004). Distinctive working memory profiles in children with special educational needs. Educational Psychology, 24, 393-408.
Pickering, S. J., & Gathercole, S. E (2001). Working Memory Test Battery for Children. London, UK: Psychological Corporation.
21
Riggs, K. J., McTaggart, J., Simpson, A., & Freeman, R. P. J. (2006). Changes in the capacity of visual working memory in 5- to 10-year olds. Journal of Experimental Child Psychology, 95, 18-26.
Van der Molen, M. J., Van Luit, J. E. H., Jongmans, M. J. & Van der Molen, M. W. (2007). Verbal working memory in children with mild intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability Research, 51, 162-169.
Van der Molen, M. J., Van Luit, J. E. H., Jongmans, M. J. & Van der Molen, M. W. (2009b). Memory profiles in children with mild intellectual disabilities: Strengths and weaknesses. Research in Developmental Disabilities, 30, 1237-1247.
Wilson, J. T., Scott, J. H., & Power, K. G. (1987). Developmental differences in the span of visual memory for pattern. British Journal of Developmental Psychology, 5, 249–255.
22