De onderwijsvisitatie Flanders Business School Een evaluatie van de kwaliteit van de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship aan de Flanders Business School, Antwerpen
www.vlir.be Brussel – Februari 2009
De onderwijsvisitatie Flanders Business School Een evaluatie van de kwaliteit van de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship aan de Flanders Business School, Antwerpen
www.vlir.be Brussel – Februari 2009
Een gedrukte versie van dit rapport kan tegen betaling bekomen worden op: VLIR-secretariaat, Ravensteingalerij 27, B-1000 Brussel. T +32 (0)2 792 55 02- F +32 (0)2 211 41 99
[email protected] - www.vlir.be Dit rapport is elektronisch beschikbaar op www.vlir.be Wettelijk depot D/2009/2939/3
Voorwoord van de voorzitter van de vlir
Dit rapport bevat de bevindingen van de visitatiecommissie die de academische opleiding Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship aan de Flanders Business School heeft geëvalueerd. De Commissie heeft haar taak uitgevoerd in de periode september 2008–februari 2009, met inbegrip van het bezoek aan de opleiding. Dit initiatief is het gevolg van de vraag van de Flanders Business School om door de Cel Kwaliteitszorg van de VLIR conform het visitatieprotocol geëvalueerd te worden. De Commissie heeft de visitatieprocedure gevolgd zoals die is vastgelegd in de ‘Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR/VLHORA’ (Brussel, februari 2005). Naast relevante suggesties en aanbevelingen in het kader van de continue verbetering van het academisch onderwijs, formuleert de Commissie een beoordeling en geeft zij een evaluatiescore aan de zes onderwerpen en onderliggende facetten van het accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Samen met de kwalitatieve beoordelingen vormen die scores in de opleidingsrapporten een belangrijk element ten behoeve van de accreditatiebesluiten van de NVAO. Het visitatierapport is in de eerste plaats bedoeld voor de betrokken opleiding en in het bijzonder gericht op de handhaving en verbetering van de kwaliteit ervan. Daarnaast beoogt het rapport ook de samenleving objectief in te lichten over de kwaliteit van de geëvalueerde opleiding. Daartoe zijn de visitatierapporten publiek gemaakt op de webstek van de VLIR (www.vlir.be). De lezer moet er rekening mee houden dat het visitatierapport een momentopname is en slechts één fase vertegenwoordigt in het proces van blijvende zorg voor onderwijskwaliteit. Al na korte tijd kan de opleiding immers grondig zijn gewijzigd en verbeterd, mee in antwoord op de resultaten van interne onderwijsevaluaties door de instelling zelf of als reactie op aanbevelingen van de betrokken visitatiecommissie. Graag dank ik de visitatiecommissie voor de tijd die zij geïnvesteerd heeft in de doorlichting van de opleiding, maar ook voor de grote deskundigheid waarmee zij haar opdracht heeft uitgevoerd. Deze visitatie was enkel mogelijk dankzij de inzet van velen die binnen de Flanders Business School betrokken waren bij de voorbereiding en uitvoering ervan. Ik ben hen daarvoor zeer erkentelijk. Het is mijn hoop dat zij de positieve opmerkingen van de visitatiecommissie mogen ervaren als een bevestiging van hun inspanningen en tevens een bijkomende stimulans vinden in de geformuleerde aanbevelingen ten einde de kwaliteit van het academisch onderwijs verder te verbeteren en te versterken.
Prof. dr. Marc Vervenne voorzitter VLIR
4
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie
De visitatiecommissie is haar werkzaamheden met veel enthousiasme en met veel inzet begonnen. Een tegenslag was daarbij wel dat toen de werkzaamheden eind september 2008 substantiële vormen gingen aannemen, een lid van de commissie, door overmacht helaas niet meer in staat was adequaat aan die werkzaamheden bij te dragen. Prof. Luc Keuleneer was door bijkomende professionele verplichtingen die hij op vraag van de Overheid vervulde niet meer in staat vooraf ruimte in zijn agenda op te nemen voor beraad met de visitatiecommissie en voor het bezoek aan de onderwijsinstelling. Met spijt in het hart is toen in onderling overleg besloten zijn lidmaatschap van de visitatiecommissie te beëindigen en om van zijn inbreng in het visitatieproces af te zien. Er was al een te laat moment in het visitatieproces bereikt om nog een procedure voor het vinden van een vervanger te kunnen doorlopen. Besloten is daarom van vervanging af te zien. Met name ook omdat twee leden van de visitatiecommissie – de Voorzitter en Prof. dr. ir. Regine Slagmulder – samen voor een groot deel het expertgebied van Prof. Luc Keuleneer kunnen afdekken. Werd de start van de werkzaamheden van de Commissie dus gekenmerkt door een ernstige tegenvaller, daarna is het proces gelukkig vlekkeloos verlopen. De zelfevaluatie van de instelling en de daarbij gevoegde documenten gaven een goed inzicht in het onderwijsprogramma, in de doelstellingen ervan en in de aard van de (advies)organen die bepalend zijn voor de continuïteit van de opleiding. Kenmerkend voor de opleiding was dat het een Master of Business Administration (MBA) programma betrof ‘met focus op entrepreneurship’. De visitatiecommissie hechtte eraan te controleren dat beide elementen ieder voor zich in het opleidingsprogramma voldoende tot hun recht kwamen en niet beperkt bleven tot uiterlijke publiciteitskenmerken. De opleiding bleek immers volledig te voldoen aan de hoge internationaal erkende normen voor een volwaardige opleiding tot Master in Business Administration. En bovendien was er in het opleidingsprogramma op originele en vernieuwende wijze inhoud gegeven aan het in de huidige dynamische samenleving zo belangrijke element van ‘ondernemerschap’. Als zelfstandige dimensie is aan ‘ondernemerschap’ in een opleiding moeilijk inhoud te geven. Dit lukt eigenlijk alleen in samenhang met de andere dimensies van de opleiding; in dit geval dus in samenhang met de andere dimensies1 van ‘Business Administration’. Precies dit is wat de Flanders Business School (FBS) tot stand heeft gebracht: alle opleidingsonderdelen zijn doortrokken van ‘entrepreneurship’. Dat de FBS daarin geslaagd is, is een compliment waard. FBS zet daarmee een MBA programma in de markt dat zich onderscheidt van andere – meer standaard gerichte – MBA programma’s. De visitatiecommissie heeft ook kunnen vaststellen dat de centrale leiding van de FBS zich voortdurend goed geïnformeerd houdt over wat zich op internationaal vlak op het gebied van Opleidingen in Business Administration afspeelt, welke trends daarin ontstaan en welke ook weer verdwijnen; welke trends ‘eendagsvliegen’ lijken en welke trends een langer leven lijken beschoren. De visitatiecommissie vindt het belangrijk dat deze kennis beschikbaar is. Want op basis daarvan kan een verantwoord beleid worden gevoerd voor het aannemen van nieuwe docenten, voor het met elkaar bespreken van noodzakelijke bijstellingen in het programma en voor het inspireren van de communicatie en publiciteit over het programma. De centrale leiding van de FBS en de daaromheen functionerende stafleden vormen naar het inzicht van de visitatiecommissie een bekwaam en geïnspireerd team. Tezamen met een kern van langjarig met de opleiding verbonden zeer loyale docenten, vormen deze een hechte groep die het ontbreken van een formele ‘core faculty’ bij de FBS doet vergeten. Deze staat garant voor een beleid dat geïn1 |
De 4 functionele gebieden bestrijken: Finance & Marketing, Proces (Production-)management, Human Resources Management (HRM) en Marketing.
5
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
spireerd is op een breed gedragen langetermijnvisie. Op de achtergrond speelt ook het netwerk met het afnemende veld een onmisbare rol. Over wat wij als Commissie bij de opleiding hebben aangetroffen en hoe wij dit hebben beoordeeld, wordt in het hierna volgende rapport gerapporteerd. Op deze plaats wil de Commissie wel graag melding maken van de open en vriendelijke wijze waarop alle door ons gestelde vragen zijn beantwoord en met ons zijn besproken. Ook willen wij vermelden de in het algemeen grote deskundigheid bij onze gesprekspartners en de sterke betrokkenheid van eenieder bij het wel en wee van de opleiding werd vastgesteld, zodat gesproken kan worden van een organisatie die zich tot in haar vingertoppen ‘eigenaar’ voelt van de opleiding en voor die opleiding – welhaast letterlijk – steeds weer door het vuur wil gaan. De Commissie beoordeelt dit zeer positief. Als voorzitter wil ik alle leden van de visitatiecommissie hartelijk danken voor hun grote toewijding en de inzet voor deze visitatie, voor de bijzonder aangename werksfeer binnen de Commissie en voor de bereidheid om tot een unaniem oordeel te komen over de diverse facetten van het beoordelingskader die de kwaliteit van de gevisiteerde opleiding beschrijven. Voor de ondersteuning van de Commissie en voor de redactie van het rapport is de Commissie zeer erkentelijk aan mevrouw dr. ir. Els Van Zele. Zij wist de Commissie steeds weer bij de les te houden en te vermijden dat we in de valkuilen en klemmen terecht kwamen die naar de ervaring leert een grote aantrekkingskracht hebben op visitatiecommissies. Alle hulde voor haar inzicht op dit punt en vooral ook voor haar organisatorische capaciteiten, ingezet bij het faciliteren van het werk van de Commissie.
Prof. Dr. Laurus Traas Voorzitter van de visitatiecommissie
6
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Inhoud
p 4
Voorwoord van de voorzitter van de VLIR
p 5
Voorwoord van de voorzitter van de visitatiecommissie
p 8
Deel 1 Algemeen deel
p 9
I
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
p 9
1. Inleiding
p 9
2. De betrokken opleiding
p 9
3. Situering
p 9
4. De Commissie
p 12
5. Een korte terugblik op de visitatie
p 12
6. Opzet en indeling van het rapport
p 13
II Het referentiekader
p 19
III Algemene aandachtspunten
p 21
IV Tabel met scores, onderwerpen en facetten
p 23
Deel 2 Opleidingsrapport
p 24
Flanders Business School: De Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship
Appendices p 44
Appendix 1 Personalia van de leden van de visitatiecommissie
p 48
Appendix 2 Bezoekschema
7
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Deel 1 Algemeen deel
I
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
1. Inleiding In dit rapport brengt de Commissie verslag uit van haar bevindingen over de academische masterna-master opleiding ‘de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ aan de Flanders Business School te Antwerpen die zij in de periode september 2008 – februari 2009, op vraag van de Flanders Business School heeft geëvalueerd.
2. De betrokken opleiding Ingevolge haar opdracht heeft de Commissie de volgende instelling bezocht: -- van 20 t.e.m. 21 oktober 2008: Flanders Business School CC Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship
3. Situering In 2004 vond een Toets Nieuwe Opleiding van de NVAO plaats voor het ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ programma, wat aanleiding gaf tot een positieve accreditatie (voor een periode van 4 jaar) in 2005. In het kader van de aanvraag voor een formele accreditatie heeft de Flanders Business School een beroep gedaan op de Cel Kwaliteitszorg van de VLIR, die de opdracht aanvaard heeft om deze visitatie te coördineren. De visitatie die in dit rapport wordt verslaan is dus de eerste onderwijsvisitatie die het programma als ‘bestaande opleiding’ evalueert. Bij de samenstelling van de huidige visitatiecommissie werd erop gelet dat een aantal commissieleden die de Toets Nieuwe Opleiding (TNO) hebben uitgevoerd zitting namen in deze visitatiecommissie, waardoor de aspecten die bij de TNO evaluatie aan bod kwamen, mee in overweging genomen werden bij deze visitatie.
4. De Commissie 4.1. Samenstelling De samenstelling van de Commissie Flanders Business School werd op 26 juni 2008 bekrachtigd door de Erkenningscommissie Hoger Onderwijs. De Commissie werd vervolgens door de VLIR ingesteld bij besluit van 14 juli 2008. De Commissie had de volgende samenstelling: Voorzitter: -- Prof. dr. L. Traas, emeritus Hoogleraar Business Economics, Vrije Universiteit Amsterdam Tot leden van de commissie werden benoemd: De andere vakdeskundige leden: -- Prof. dr. P. Van Kenhove, Gewoon Hoogleraar Marketing, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Universiteit Gent -- Prof. dr. ir. R. Slagmulder, Partner en Associate professor of Accounting and Control, Vlerick Leuven Gent Management School
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
9
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
-- Prof. L. Keuleneer, directeur KPMG, Corporate Finance, Brussel Onderwijsdeskundig lid: -- dhr. K. Van Goethem, ere-directeur rectoraat en academische planning UIA Student-lid: -- dhr. Immanuël Walpot, student Master of Economic Policy, Universiteit Antwerpen
Prof. L. Keuleneer was – door bijkomende professionele verplichtingen die hij op vraag van de Overheid vervulde – niet meer in staat om de benodigde tijd in zijn agenda vrij te maken om aan de werkzaamheden van de visitatiecommissie deel te nemen en is, na onderling overleg met de Voorzitter, uit de visitatiecommissie teruggetreden. Gelet op de situering van dit gegeven, net voor het bezoek van de commissie aan de opleiding was het onmogelijk om nog een vervanger voor prof. L. Keuleneer aan te duiden. Daartoe hebben de Voorzitter en de overige leden van de commissie zich beraden en hebben zij het perspectief dat de heer Keuleneer in de commissie zou brengen op adequate wijze bewaakt en mee ingevuld bij het uitvoeren van hun opdracht. De heer Immanuël Walpot, die als student verbonden is aan de Universiteit Antwerpen heeft aldus aan het bezoek aan de Flanders Business School deelgenomen, aan de beoordeling van de opleiding en aan de redactie van het rapport. Mevrouw dr. ir. Els Van Zele, stafmedewerker van de Cel Kwaliteitszorg van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR), trad op als projectleider en secretaris van de Commissie voor deze visitatie. Voor korte curricula vitae van de commissieleden wordt verwezen naar Bijlage 1.
4.2. Taakomschrijving De opdracht aan de Commissie die in het Instellingsbesluit is omschreven, luidt als volgt: -- op basis van de door de faculteiten aan te leveren informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken zich een oordeel te vormen over de kwaliteit van de opleiding (inclusief de kwaliteit van de afgestudeerden) en over de kwaliteit van het onderwijsproces (inclusief de kwaliteit van de onderwijsorganisatie), mede gelet op de eisen/verwachtingen die voortvloeien uit de facultaire taak om iedere student voor te bereiden op de zelfstandige beoefening van de wetenschap of de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis; -- het formuleren van aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering; -- het beoordelen of de kwaliteit van de opleiding voldoet aan de beoordelingscriteria van het accreditatiekader en het geven van een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie;
4.3. Werkwijze Voorbereiding Ter voorbereiding van de visitatie werd aan de instelling gevraagd een uitgebreid zelfevaluatie rapport op te stellen. De Cel Kwaliteitszorg van de VLIR heeft hiervoor een visitatieprotocol ter beschikking gesteld, waarin de verwachtingen ten aanzien van de inhoud van het zelfevaluatierapport uitgebreid zijn beschreven. Het zelfevaluatierapport volgt het accreditatiekader. Naast feitelijke beschrijvingen per onderwerp en per facet van het accreditatiekader werd aan de opleidingen ook gevraagd hun toekomstperspectieven kenbaar te maken en een kritische sterkte-zwakteanalyse op het niveau van het onderwerp op te nemen in het zelfevaluatierapport. Daarnaast werden een aantal verplichte bijlagen opgenomen, onder andere een beschrijving van het programma, cursusbeschrijvingen, examenvragen en studenten- en personeelstabellen. De Commissie ontving het zelfevaluatierapport een aantal maanden voor het eigenlijke bezoek, waardoor zij de gelegenheid kreeg het document vooraf zorgvuldig te bestuderen en het bezoek
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
10
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
grondig voor te bereiden. De commissieleden werden bovendien verzocht om voor de opleiding een tweetal eindverhandelingen te selecteren uit een lijst van recente eindverhandelingen. De geselecteerde eindverhandelingen werden eveneens een aantal weken voor het eigenlijke bezoek door de Cel Kwaliteitszorg aan de commissieleden bezorgd. Elk commissielid heeft bijgevolg voor de gevisiteerde opleiding minstens twee eindverhandelingen grondig gelezen vooraleer het bezoek plaatsvond. De Commissie hield haar installatievergadering op 30 september 2008. Op dat ogenblik hadden de commissieleden het visitatieprotocol en het zelfevaluatierapport reeds in hun bezit. Tijdens deze vergadering werden de commissieleden verder ingelicht over het visitatieproces en hebben zij zich concreet voorbereid op het af te leggen bezoek. Verder heeft de Commissie op deze vergadering haar referentiekader geformuleerd (zie hoofdstuk II). Daarnaast werd het programma van het bezoek opgesteld (zie bijlage 2) en werd een eerste bespreking gehouden van het zelfevaluatierapport. Bezoek aan de instelling De tweede bron van informatie werd gevormd door de gesprekken die de Commissie tijdens haar bezoek aan de opleiding heeft gevoerd met alle geledingen die betrokken zijn bij het academisch programma Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship. Ook werd aan de instelling gevraagd – als een derde bron van informatie – om een veelheid van documenten ter inzage te leggen ten behoeve van de Commissie. Tijdens het bezoek is voldoende tijd uitgetrokken om de Commissie de gelegenheid te geven om deze documenten te bestuderen. De documenten die typisch ter inzage van de Commissie werden gelegd, waren: het leermateriaal (cursussen, handboeken, syllabi), portfolio’s en verslagen van de studenten, verslagen van de belangrijke beleidsvormende of beleidsopvolgende organen (faculteitsraad, onderwijscommissies, departementsraden), documenten die betrekking hebben op de interne kwaliteitszorg (enquêteformulieren, niet-persoonsgebonden evaluatie van het onderwijs), documenten aangaande de procedures van curriculumherzieningen, voorbeelden van informatieverstrekking aan aspirant-studenten, etc. Bovendien werden nog een aantal eindwerken bijkomend ter inzage gelegd. Daar waar de Commissie het noodzakelijk achtte heeft zij bijkomende informatie opgevraagd tijdens het bezoek om haar oordeel goed te kunnen onderbouwen. Het bezoekschema voorzag – naast gesprekken met het bestuur van de opleiding, de opleidings verantwoordelijken, de studenten, de docenten en de beleidsmedewerkers – steeds in een bezoek aan de faciliteiten, een gesprek met de afgestudeerden van de opleiding en een spreekuur waarop de Commissie bijkomend leden van de opleiding kon uitnodigen of waarop personen op een vertrouwelijke wijze door de Commissie konden worden gehoord. De gesprekken die de Commissie heeft gevoerd, waren openhartig en verhelderend en vormden een goede aanvulling bij de lectuur van het zelfevaluatierapport. Aan het einde van het bezoek werden, na intern beraad van de Commissie, de voorlopige bevindingen mondeling aan de gevisiteerde opleiding meegedeeld. Rapportering Als laatste stap in het visitatieproces heeft de Commissie haar bevindingen, conclusies en aanbevelingen in voorliggend rapport vastgelegd. Bovendien geeft zij, overeenkomstig de bepalingen voor de visitaties in het kader van de accreditatie, een oordeel over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader volgens een binaire beoordelingsschaal positief/negatief en een integraal oordeel over de betrokken opleiding. De opleidingsverantwoordelijken van de betrokken opleiding werden in de gelegenheid gesteld om op het concept van het rapport te reageren alvorens de tekst van het rapport definitief werd vast gelegd.
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
11
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
5. Een korte terugblik op de visitatie De Commissie heeft conform haar opdracht de academisch master na master Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship van de Flanders Business School nader bestudeerd en heeft de unieke gelegenheid gehad om onder vakgenoten te reflecteren en te debatteren over de aard, de kwaliteit en de toekomst van het academisch voortgezet onderwijs in dit domein. De Commissie heeft de haar toegewezen opdracht met veel belangstelling en toewijding uitgevoerd en waardeert in het bijzonder de gesprekken die zij heeft kunnen voeren met alle geledingen van de opleiding, waardoor zij zich een goed beeld heeft kunnen vormen over de opleiding. In haar rapport heeft de Commissie steeds getracht, om op een kritische en constructieve wijze, voorstellen te formuleren voor de verdere verbetering van de opleiding. De Commissie heeft in haar evaluatie ook de specificiteit van de instelling en het geëvalueerde programma in overweging genomen. Zij heeft bijgevolg haar bevindingen en suggesties steeds gekaderd in de specifieke context van de opleiding. Voor de visitatie Flanders Business School is het VLIR-VLHORA-visitatieprotocol (Brussel, Februari 2005) gebruikt dat is afgestemd op de accreditatievereisten. Het visitatierapport zal ook worden gebruikt voor de accreditatieaanvraag van de betreffende opleiding. Met het voorliggend rapport hoopt de Commissie dan ook een bijdrage te leveren tot de verdere positieve ontwikkeling van het academisch onderwijs in dit domein (in Vlaanderen). De Commissie wenst met het rapport in de eerste plaats een discussie op gang te brengen binnen de betrokken instelling met de bedoeling na te gaan op welke punten verbetering nodig is binnen de opleiding en in welke mate dit binnen de gegeven randvoorwaarden te verwezenlijken is. Verder hoopt de Commissie dat het voorliggend rapport ook aan de buitenwereld nuttige informatie verschaft en een goed inzicht geeft in de eigenheid en de kwaliteit van de gevisiteerde opleiding. De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de academische opleiding ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ van de Flanders Business School een goede kwaliteit heeft en haar afgestudeerden een goede academische en adequate professionele vorming geeft. In het licht van het verbeteringsperspectief drukt de Commissie de hoop uit dat dit rapport een positieve impuls zal geven aan de opleiding om op basis van de (academische en professionele) bekwaamheden van de enthousiaste en gemotiveerde staf het opleidingsprogramma nog verder te optimaliseren, rekening houdend met de nieuwe ontwikkelingen in het domein van de Executive MBA’s en het ondernemerschap, met de groeiende competitie tussen universiteiten en onderwijsinstellingen in Europa, bevorderd door het Bolognaproces, en daarbij betrekkend de eigenheid, de onderzoeksspecificiteiten en de onderzoekssterkten die aanwezig zijn binnen de verschillende instellingen. De Commissie dankt de opleiding voor de zorg die zij heeft besteed aan de samenstelling van het zelfevaluatierapport en zij was onder de indruk van de inzet en het enthousiasme van de staf, van de studenten en de alumni over de gevisiteerde opleiding. De Commissie dankt de bestuurders, alle medewerkers, studenten en afgestudeerden van de betrokken opleiding die door hun inspanningen tijdens de voorbereiding en door de open dialoog tijdens het bezoek hebben bijgedragen tot het welslagen van deze visitatie.
6. Opzet en indeling van het rapport Het voorliggend rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel van het rapport beschrijft de Commissie in hoofdstuk II het referentiekader van waaruit zij de gevisiteerde opleiding heeft beoordeeld. In hoofdstuk III worden de algemene bevindingen van de Commissie besproken en in hoofdstuk IV worden de toegekende scores in tabelvorm samengevat. De Commissie benadrukt dat de tabel niet los van het rapport geïnterpreteerd kan worden. In het tweede deel van het rapport brengt de Commissie verslag uit over de gevisiteerde opleiding. De aanbevelingen die de Commissie doet ten aanzien van de opleiding worden achteraan in het deelrapport opgenomen.
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
12
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
II
Het referentiekader van de visitatiecommissie: Flanders Business School 2008
Voorafgaand aan de visitatie heeft de visitatiecommissie in onderhavig referentiekader de criteria vastgelegd waaraan naar haar oordeel een academische Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship moet voldoen. De commissie kan immers niet volstaan met het geven van oordelen, maar moet ook aangeven waarop deze oordelen zijn gebaseerd. Bij het opstellen van haar referentiekader heeft de commissie zich gebaseerd op de referentiekaders die werden gehanteerd bij de Onderwijsvisitatie Economische Wetenschappen (VLIR, 1997), de onderwijsvisitatie Economische Wetenschappen – Toegepaste Economische Wetenschappen – Handelsingenieur, in Vlaanderen (VLIR, 2004), de onderwijsvisitatie van de master-na masteropleidingen in de Economische en Toegepaste Economische wetenschappen, Handelsingenieur in Vlaanderen (VLIR, 2006), de visitatie Bedrijfswetenschappen in Nederland (QANU, 2004) en de visitatie Economie in Nederland (QANU, 2003), de doelstellingen en eindtermen die de opleiding voor het eigen onderwijs heeft geformuleerd, het Vlaamse Structuurdecreet (2003) en het toetsingskader van het Nederlands-Vlaams Accreditatie Orgaan (NVAO) waarin een aantal minimumeisen worden vooropgesteld die zijn gebaseerd op de internationaal aanvaarde Dublin-descriptoren, alsook op internationale eisen die worden gesteld aan MBA-opleidingen (zoals die van de Association of MBA’s en van de Foundation of Business Administration Programs in Germany, Austria and Switzerland). Specifiek omschrijft het referentiekader naast de domeinspecifieke minimumeisen waaraan de opleiding moet voldoen, de minimumeisen die aan een afgestudeerde in business administration mogen worden gesteld, en de eisen die gesteld mogen worden met betrekking tot de aansluiting op de arbeidsmarkt, eveneens algemeen onderwijskundige uitgangspunten waaraan een academische opleiding moet voldoen, en eisen met betrekking tot de onderwijsorganisatie, het personeelsbeleid en het onderwijzend personeel, en de interne kwaliteitszorg. Het referentiekader werd vóór het bezoek, maar na het inleveren van de zelfevaluatie, voorgelegd aan de opleiding. Tijdens het bezoek van de visitatiecommissie werd het referentiekader met de opleiding bediscussieerd.
Doelstellingen en eindtermen van de academische Master in Business Administration. 1.1. Algemene doelstellingen Voor de omschrijving van de algemene (minimale) doelstellingen van een academische master opleiding baseert de visitatiecommissie zich op vijf Dublin-descriptoren, met name 1. kennis en inzicht 2. toepassen van kennis en inzicht 3. oordeelsvorming 4. communicatie en 5. leervaardigheden. 1. De afgestudeerde uit de onderhavige master- na- masteropleiding beschikt over een aantoonbare verbreding en verdieping van kennis en inzicht, vergeleken met de kennis en het inzicht van de master, alsmede over de bekwaamheid om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van wetenschappelijke kennis, vaak in onderzoeksverband.
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
13
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
2. De afgestudeerde uit de onderhavige master- na-masteropleiding is in staat om: CC kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context. CC kennis te integreren en met complexe materie om te gaan 3. De afgestudeerde uit de onderhavige master- na- masteropleiding is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. 4. De afgestudeerde uit de onderhavige master- na-masteropleiding is in staat om bereikte conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet specialisten. 5. De afgestudeerde uit de onderhavige master- na- masteropleiding bezit leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter
1.2. Domeinspecifieke eisen, eindtermen van de academische opleiding Master in Business Administration 1.2.1 Basiscompetenties waarop de onderhavige master- na- masteropleiding in business administration gericht dient te zijn: -- complexe economische, financiële of bedrijfskundige vragen en problemen kunnen herkennen, beschrijven in het (bedrijfs-)economisch begrippenkader en erover met andere professionals kunnen overleggen in een internationale en/of multiculturele context, -- onderzoek en/of action research kunnen opzetten, uitvoeren en de resultaten interpreteren, -- met kritische en ethische zin kunnen reflecteren over nieuwe trends in het domein, en deze kunnen integreren in de arbeidscontext, -- beheersen van instrumenten om economische en/of financiële problemen te analyseren, nieuwe, op het bedrijfsbeleid aansluitende strategieën kunnen ontwikkelen en voor operationele problemen creatief nieuwe oplossingen kunnen uitwerken, -- mondeling en schriftelijk kunnen rapporteren, -- zelfstandig zowel als in team kunnen werken, -- kunnen denken in integrale verbanden die de samenhang van de verschillende functionele gebieden binnen het management recht doen, -- ICT in het algemeen, en statistische, modelleer- of gegevensbeheertoepassingen in het bijzonder kunnen gebruiken, -- de toepassing van wetenschappelijke kennis met een duidelijke gegrondheid in wetenschappelijk onderzoek en mede gebaseerd op kennis van ‘best practices’ in het bedrijfsleven staat centraal. 1.2.2 Competenties die afgestudeerden van een MBA-opleiding eveneens dienen te bereiken: -- een team kunnen leiden, -- constructief kunnen deelnemen aan vergaderingen of voorzitten van vergaderingen, strategische en/of financiële plannen kunnen uitwerken voor een onderneming of organisatie, -- plannen kunnen vertalen in concrete doelstellingen, -- contacten kunnen onderhouden met klanten, leveranciers en/of ander partners in een interna tionale en/of multiculturele context, -- beleidsuitvoerende activiteiten kunnen organiseren, coördineren, opvolgen, controleren en bijsturen, -- een adequate organisatiestructuur kunnen opzetten, -- ken- en stuurgetallen kunnen opmaken en adequate output- en kwaliteitscriteria kunnen bepalen.
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
14
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
2. Onderwijskundige uitgangspunten De visitatiecommissie stelt onderstaande richtlijnen voorop als nastrevenswaardige doelen voor de opleidingen.
2.1 Doelstellingen en eindtermen -- De doelstellingen en eindtermen van de opleiding zijn mede gebaseerd op de wettelijke regelingen, de ontwikkelingen in het wetenschaps- en vakgebied, de arbeidsmarkt voor de afgestudeerden, de kennis omtrent leren en onderwijzen en relevante maatschappelijke ontwikkelingen. -- De keuzes die daarbij door de opleiding zijn gemaakt zijn helder en expliciet vastgelegd in het onderwijskundig referentiekader van de opleiding. -- De doelstellingen en eindtermen zijn helder en concreet. De eindtermen zijn beschreven aan de hand van bij de student waarneembare en toetsbare leerresultaten (inzake kennis, vaardigheden en attitudes). -- In de doelstellingen en eindtermen komt de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding concreet tot uitdrukking. -- De doelstellingen en eindtermen zijn richtinggevend voor de inhoud en de vormgeving van het onderwijsaanbod. -- Doelstellingen en eindtermen zijn zowel geformuleerd op het niveau van de opleiding als op het niveau van de opleidingsonderdelen. -- Elk opleidingsonderdeel draagt op een eigen wijze bij tot de doelstellingen van de opleiding als geheel.
2.2. Programma Aansluiting programma op academische en professionele eisen De opleiding stelt zich garant voor de wetenschappelijke, maatschappelijke en beroepsvoorbereidende relevantie van het onderwijs, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het opleidings programma. Daartoe moet de opleiding: -- voldoen aan standaarden bepaald door de ontwikkelingen in het vak- en wetenschapsgebied ‘business administration’ en rekening houden met verwachtingen die de arbeidsmarkt stelt, -- op de hoogte zijn van de beschikbare wetenschappelijke kennis over leren en onderwijzen nodig voor het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van het onderwijs, -- zoveel als mogelijk rekening houden met relevante maatschappelijke ontwikkelingen. pp
--
--
---
Wetenschaps- en vakgebied De opleiding is op de hoogte van de in brede kring erkende ‘body of knowledge’ van business administration van de meest recente theorievorming op dit gebied en van de trendmatige ontwikkelingen in de praktijk van het bedrijfsleven en van andere (o.a.overheids)organisaties. Deze zijn terug te vinden in een brede opbouw van het onderwijsprogramma die het generalistische karakter van de opleiding tot uitdrukking brengt. Afgestudeerden zullen tijdens de opleiding niet alleen geconfronteerd zijn met recente theorieën op het vakgebied van business administration, maar ook met op overtuigende bewijzen gebaseerde uitingen van ‘best practice’. Afgestudeerden hebben de gelegenheid gehad hun nieuwe kennis te integreren met (eerder verkregen) professionele ervaring opgedaan in het bedrijfsleven en/of andere organisaties. Een MBA is een ‘postgraduate general management degree’. Dit betekent dat het academische programma goed dient te zijn ingebed in de praktijkwereld van het management en dat in het programma naar behoren tot hun recht dienen te komen: 1. de vier functionele gebieden van het management (marketing, operations, accounting – inclusief management information systems – en finance, alsmede human rescource management en organisatie) 2. de omgevingskrachten die inwerken op bedrijven en organisaties (zoals wettelijke kaders, corporate governance, sociale en macro-economische ontwikkelingen als ‘vergrijzing’, globalisation’ en technologische veranderingen, zoals wettelijke kaders en ethische normen) en 3. de strategische concepten (en de theorievorming daarover) die bedrijven en organisaties volgen om in een concurrerende omgeving te overleven.
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
15
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Voorts dient in het programma de centrale betekenis van entrepreneurship voor de levensvatbaarheid van ondernemingen en organisaties in een moderne dynamische wereld tot zijn recht te komen. Arbeidsmarkt -- De opleiding bouwt contacten op met het werkveld. -- De kennis van en ervaring met het werkveld wordt daar waar mogelijk en zinvol vertaald naar het onderwijsaanbod, bv. via stages. -- De opleiding voert een actief alumnibeleid. pp
Wetenschappelijke kennis omtrent leren en onderwijzen -- De opleiding heeft een expliciete visie op leren en onderwijzen (neergeschreven in het onderwijskundige referentiekader) die refereert aan wetenschappelijk aanvaarde onderwijskundige inzichten. -- Het onderwijskundig referentiekader is mede uitgangspunt voor de inrichting van het programma. pp
Relevante maatschappelijke ontwikkelingen -- De opleiding is op de hoogte van het belang/de betekenis van de informatietechnologie voor het besturen van organisaties en houdt hiermee rekening in het onderwijsprogramma. -- De opleiding heeft een duidelijke en geëxpliciteerde visie op de internationalisering van de opleiding. pp
Studeerbaarheid pp Studeerbaarheid -- De programmaorganisatie van de opleiding dient de studeerbaarheid te bevorderen. -- Het programma dient door de gemiddelde student te kunnen worden afgerond in de ervoor gestelde tijd. -- Het aantal directe contacturen tussen docent en student bedraagt ten minste 400 en inclusief groepswerk ten minste 700 uren. Studierendement/Studietijd -- De opleiding bewaakt systematisch de studietijd. -- De opleiding houdt cijfermatige gegevens bij aangaande studievoortgang en studieloopbaan. pp
Instroom/Toelatingsvoorwaarden -- De opleiding geeft duidelijk aan welk beginniveau van de studenten wordt vereist. -- De opleiding voert een actief beleid inzake de instroom van studenten. Aanwezigheid studiebevorderende/studiebelemmerende factoren -- Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht. Een remediëring wordt uitgewerkt. -- Studiebevorderende maatregelen worden genomen, opgevolgd en bijgestuurd waar dit nodig blijkt. Werkvormen en didactiek -- De visie op leren en onderwijzen is concreet vertaald naar door de opleiding noodzakelijk geachte werkvormen en didactiek. -- Het leerproces van de student staat centraal en is vertrekpunt voor de invulling en vormgeving van het onderwijsprogramma. -- Het leerproces wordt ondersteund door een adequate didactische uitrusting en door goed aansluitende onderwijs- en leermiddelen die in voldoende mate voor de studenten beschikbaar zijn. -- Er is een gevarieerd gebruik van aangepaste didactische werkvormen en een efficiënte begeleiding ervan met relevante technologieën (vb. elektronisch leerplatform). -- De invulling van de werkvormen is stimulerend en activerend.
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
16
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Beoordeling en toetsing -- De visie op leren en onderwijzen is correct vertaald naar de vorm en inhoud van de evaluatie. -- Er wordt gestreefd naar een zo gunstig mogelijke planning van de evaluatieactiviteiten tijdens de examenperiodes. -- De exameneisen en –vormen zijn vooraf aan de studenten duidelijk bekend gemaakt. -- De beoordeling vindt plaats op basis van van te voren vastgelegde beoordelingscriteria. -- De toetsing is evenwichtig en divers van vorm. Dat wil zeggen toegesneden op de aard van de te toetsen kennis en het inzicht (een toetsing uitsluitend op basis van vervulde werkopdrachten volstaat niet; zeker niet indien deze werkopdrachten vrijwel uitsluitend op één bedrijf/organisatie betrekking hebben). -- De opleiding voorziet in feedback over de toetsresultaten aan de studenten. Kwaliteitseisen mbt. de masterproef -- De masterproef is een individuele1 proeve van bekwaamheid en vormt het sluitstuk van de opleiding. -- De opleiding is zo ingericht dat de student zich op een adequate manier kan voorbereiden op het volbrengen van de masterproef, bijvoorbeeld door de mogelijke organisatie van stages. -- Met de masterproef tonen de studenten aan dat ze een onderzoeksprobleem op een creatieve en wetenschappelijk verantwoorde manier kunnen analyseren, aanpakken en uitvoeren, en de resultaten ervan helder kunnen rapporteren, schriftelijk en eventueel mondeling. -- Het onderwerp van de masterproef wordt zo gekozen dat bij de uitwerking daarvan het toepassen van tijdens de opleiding verkregen (wetenschappelijke) kennis en inzicht vereist is. -- De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. -- De beoordelingscriteria zijn helder en expliciet vastgelegd en bekendgemaakt. Internationalisering -- De opleiding heeft structurele contacten met andere (buitenlandse) universiteiten. -- De opleiding moedigt uitwisseling van studenten aan, zowel binnen als buiten Europa. -- Er worden initiatieven genomen om de internationale dimensie ook voor hen die niet naar het buitenland vertrekken in het onderwijs in te bouwen. -- De kwaliteit van het in het buitenland gevolgd onderwijs wordt opgevolgd. -- De curriculumstructuur en organisatorische randvoorwaarden van de opleiding houden in de mate van het mogelijke rekening met de mobiliteit van studenten.
2.3. Inzet van personeel Kwaliteitseisen onderwijzende staf -- De kwaliteitseisen van de onderwijzende staf hebben vooral betrekking op: CC de wetenschappelijke deskundigheid CC de onderwijsdeskundigheid CC de vertrouwdheid en, indien relevant, de ervaring met het werkveld -- Er wordt steeds gestreefd naar een duidelijke koppeling van onderzoek en onderwijs van de staf bij de toekenning van de onderwijsopdracht. -- De internationale gerichtheid van de opleiding veronderstelt van de staf de uitbouw van internationale contacten met een terugkoppeling naar het onderwijs en/of onderzoek door middel van participatie aan internationale netwerken en samenwerkingsverbanden. -- De staf beschikt over een wetenschappelijk curriculum en neemt actief deel aan het wetenschappelijk onderzoek. Personeelsbeleid (vanuit een onderwijsperspectief) -- De procedure aangaande aanwervingen en benoemingen van personeel is helder omschreven en voor iedereen raadpleegbaar. -- Selectie en bevordering van personeel gebeurt mede op basis van de onderwijskwaliteit van de betrokkene.
1 |
Dit sluit niet uit dat de masterproef in groep kan worden voorbereid. Een individuele beoordeling moet evenwel mogelijk zijn.
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
17
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
-- De opleiding heeft een geëxpliciteerd professionaliseringsbeleid. -- Het personeel is aanspreekbaar en bereikbaar. -- Er wordt gezorgd voor voldoende evenwicht tussen de omvang van het personeelsbestand en de specifieke kwaliteit die wordt vereist van het personeel in functie van de opleiding/afstudeerrichtingen. -- Er wordt een actieve politiek gevoerd inzake gelijkekansenbeleid.
2.4. Voorzieningen/onderwijsorganisatie Materiële voorzieningen/faciliteiten -- De staf kan beschikken over voldoende materiële voorzieningen (kwantiteit en kwaliteit) en over adequate accommodatie ter ondersteuning van het onderwijsproces. -- De studenten kunnen beschikken over voldoende middelen (kwantiteit en kwaliteit) en adequate accommodatie ter ondersteuning van het onderwijs- en leerproces. Studie-informatie en -begeleiding -- Er wordt adequate informatie beschikbaar gesteld voor (potentiële) studenten. -- Het onderwijs- en examenreglement, inclusief de klachtenprocedure in het geval van betwisting, zijn vooraf bekend gemaakt. -- De opleiding voert een beleid gericht op het detecteren van veranderingen in de instroom. -- In het onderwijs zijn mogelijkheden ingebouwd om de deficiënties in voorkennis en vaardig heden weg te werken en/of hiervoor door te verwijzen naar andere instanties. -- De opleiding voorziet in een systeem van studie- en studentenbegeleiding en neemt gericht maatregelen om de resultaten en de studievoortgang van de studenten te bevorderen.
2.5. Interne kwaliteitszorg -- De opleiding beschikt over een duidelijk omschreven kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot onderwijs. -- Het kwaliteitsbeleid en -systeem is zowel preventie- als controlegericht. -- Er is duidelijk vastgelegd wie welke bevoegdheid heeft in het kader van het kwaliteitszorg systeem. -- Er is een duidelijke structuur aanwezig ter ondersteuning van het kwaliteitszorgproces. -- De kwaliteitsbewaking is afgestemd op het onderwijskundig referentiekader van de opleiding. -- De opleiding werkt zo veel mogelijk met streefnormen voor het beoordelen voor de beoordeling van de mate waarin de gewenste kwaliteit wordt gerealiseerd. -- De opleiding betrekt medewerkers, studenten, alumni en vertegenwoordigers van het werkveld in haar kwaliteitszorgsysteem.
2.6. Resultaten -- De opleiding waakt over de realisatie van haar doelstellingen en heeft oog voor haar onderwijsrendement. Daarbij kunnen de volgende elementen een rol spelen: -- Het eindniveau van de afgestudeerden (onder meer het niveau van de bachelor-/eind- of masterproef, het niveau van de stage en het niveau van de examens). -- De structurele contacten met het werkveld en de aandacht voor de behoeften van het werkveld. -- Een actief alumnibeleid. -- Het onderwijsrendement: CC Studiebelemmerende factoren worden in kaart gebracht. Een remediering wordt uitgewerkt. Studiebevorderende maatregelen worden genomen, opgevolgd en bijgestuurd waar dit nodig blijkt. CC Cijfermatige gegevens worden bijgehouden door de opleiding en opgevolgd door het op leidingsbestuur.
De onderwijsvisitatie Flanders Business School
18
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
III
Enkele algemene aandachtspunten
Hier worden een aantal centrale thema’s die de Commissie bij het uitvoeren van haar opdracht heeft vastgesteld nader besproken. De Commissie hoopt dat deze thema’s helpen bij het verder evolueren van de opleidingen tegen de achtergrond van het internationaal gegeven van het Hogeronderwijslandschap.
Verbinding met het bedrijfsleven De Commissie heeft bij de studie van de documenten en bij het bezoek vastgesteld dat de Raad van Advies is samengesteld uit leden van diverse belangengroepen die minstens één maal per jaar samenkomen en adviseren over diverse aangelegenheden met betrekking tot het Executive Master of Business Administration programma en de profilering van het programma. De Commissie meent dat de wijze waarop dit adviesorgaan bij de beleidsvorming van FBS wordt betrokken, te vrijblijvend is en er van de leden geen zeer sterk engagement ten aanzien van de opleiding verwacht wordt. De Commissie meent desalniettemin dat binnen de schoot van dit adviesorgaan een kerntaak ligt om de relaties met het bedrijfsleven concreet inhoud te geven in de vorm van – zo mogelijk gezamenlijke – actieplannen voor een verdere versterking van het praktijkgerichte karakter van de opleiding, voor het tot stand brengen van een nog grotere bereidheid bij het bedrijfsleven om de aanmelding van nieuwe cursisten te ondersteunen alsmede om de naamsbekendheid van de opleiding in het algemeen te vergroten. De Commissie geeft ook in overweging om aan de Raad van Advies een sterkere dan voor het ogenblik gangbare beleidsondersteunende functie toe te kennen teneinde de draagkracht voor het door FBS voorgestane beleid te vergroten en aldus de impact ervan te versterken.
‘Flanders’ Business versus de ‘internationale’ context van het ondernemerschap De Commissie heeft bij de evaluatie van de opleiding vastgesteld dat het Executive MBA programma aan de Flanders Business School een goede kwaliteit heeft en ook buiten de contouren van het Vlaamse Hogeronderwijslandschap een waardevol element in het opleidingspalet kan zijn. De Commissie suggereert daartoe om een meer internationale studentenpopulatie aan te trekken naar de opleiding. Wel stelt de Commissie vast dat het deeltijdse karakter van de opleiding en de organisatie in 15 lesblokken per jaar die twee lesdagen duren (op vrijdag en zaterdag), in combinatie met een voltijdse professionele betrekking van de studenten niet op het eerste gezicht toelaat om een grote internationale studentenpopulatie aan te trekken. In dit verband vraagt de commissie zich af, of een andere organisatie van de lesweken, bvb. door een concentratie van de blokken in de vorm van een kleiner aantal grotere blokken, hier geen oplossing zou kunnen bieden1. Maar ook zonder concentratie van lesblokken, meent de Commissie dat ook in Zuid-Nederland een potentiële markt ligt voor dit programma, en gelet op de situering in Antwerpen, vanaf het ogenblik dat de nieuwe locatie zal zijn voltooid, lijkt dit alvast een haalbare kaart.
1 |
Zo zou bij voorbeeld in plaats van voor 15 lesblokken van 2 dagen, gekozen kunnen worden voor 5 blokken van 6 à 7 dagen. Het participeren in een opleiding die in 5 weken gespreid over het jaar plaatsvindt is waarschijnlijk voor buitenlandse studenten niet onoverkomelijk en kan – zeker als deze op diverse locaties in de wereld wordt gehouden – mogelijk zelfs als een feature met extra wervingskracht worden aangemerkt.
Algemene beschouwingen
19
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Studentenaantallen De Commissie heeft bij haar onderzoek over de kwaliteit van de opleiding het studentenaantal bestudeerd en stelt vast dat een vrijwel constante, doch kleine groep studenten jaarlijks inschrijft voor het programma. De Commissie vraagt zich af of de beperkte omvang van het studentenaantal op lange termijn geen nadelige invloed kan hebben op het imago van de opleiding. De Commissie meent dat de recrutering – hoewel uit multinationals – vrij regionaal georiënteerd is en vraagt zich af of zich ook richten op Zuid – Nederland hiervoor een oplossing kan bieden. De Commissie stelt vast dat de toelatingsvoorwaarden strikt gehanteerd worden, maar meent dat het de opleiding in een meer comfortabele positie zou plaatsen indien zij zouden kunnen selecteren uit een grotere groep studenten.
Personeelsformatie De Commissie heeft bij de evaluatie van het programma vastgesteld dat de Flanders Business School niet beschikt over een vast docentenkorps. De school en de opleiding hebben desalniettemin – dank zij de inspanningen en goede contacten van de directie met de academische en de professionele wereld – kunnen aantonen dat er zich een ‘core faculty’ heeft gevormd rond deze opleiding, zij het dat alle docenten of in de eigen universiteit of in het eigen bedrijf hun hoofdtaken opnemen en hun wetenschappelijk werk of professionele (niet academische) activiteiten ontplooien. De Commissie stelt vast dat dit op dit ogenblik geen gevaar inhoudt voor de kwaliteit en de kwantiteit van het personeel dat de opleiding ondersteunt maar meent dat het raadzaam is om met het oog op de toekomst een meer ‘vaste’ groep kerndocenten aan de opleiding te koppelen. Zij spreekt dit advies uit tegen een achtergrond van de groeiende tendens om zeker academische docenten sterker te binden aan de eigen universiteit, en hen minder de vrijheid te laten om ook in andere programma’s te onderrichten, wat nadelig zou kunnen zijn voor het Executive MBA programma.
Algemene beschouwingen
20
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
IV
Tabel met scores, onderwerpen en facetten
In de hierna volgende tabel wordt het oordeel van de Commissie Flanders Business School over de 6 onderwerpen van het accreditatiekader en de onderliggende facetten weergegeven voor de academische opleiding (master-na-master) Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship. Voor het toekennen van de scores heeft de Commissie zich gebaseerd op de minimale decretale eisen die aan dergelijke opleidingen mogen worden gesteld, zoals beschreven in de Dublin descriptoren en vertaald naar de Vlaamse situatie in het Structuurdecreet van het Hoger Onderwijs (2003) en het toetsingskader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie organisatie (2004). Bovendien heeft de Commissie een referentiekader opgesteld, waarin o.a. de domeinspecifieke eisen worden geëxpliciteerd. Het referentiekader van de commissie is beschreven in Deel 1, hoofdstuk II van dit visitatierapport. De Commissie wil er nadrukkelijk op wijzen dat de toegekende score per onderwerp of per facet een samenvatting inhoudt van een groter aantal aandachtspunten en criteria. Achter elk facet zitten dus diverse (zeer goede, goede en minder goede) aandachtspunten die meespelen in de beoordeling. Bij het toekennen van de scores heeft de Commissie een gewogen gemiddelde gemaakt van haar beoordeling van deze aandachtspunten. Deze tabel is aldus onlosmakelijk verbonden met de argumentatie die in het deelrapport wordt beschreven en elke interpretatie, louter op basis van de scores in de tabel doet onrecht aan de opleiding en gaat voorbij aan de opdracht van deze visitatie.
Verklaring van de scores op de facetten (vierdelige schaal): E
Excellent
‘best practice’, kan (internationaal) als voorbeeld dienen voor andere opleidingen
G
Goed
de kwaliteit stijgt uit boven de basiskwaliteit
V
Voldoende
voldoet aan de basiseisen
O
Onvoldoende
voldoet niet aan de minimumeisen
Verklaring van de scores op de onderwerpen (binaire schaal): +
Voldoende
voldoet ten minste aan de minimumeisen voor basiskwaliteit; er is geen verdere schaalverdeling om verdere graden van excellentie aan te duiden.
-
Onvoldoende
voldoet niet aan de minimumeisen voor basiskwaliteit.
Het facet 2.4 ‘studieomvang’ wordt gescoord met ‘OK’, indien de opleiding voldoet aan de decretale eisen m.b.t. de studieomvang, uitgedrukt in studiepunten (ECTS-credits).
Scoretabel
21
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Flanders Business School: Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship +
Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie
V
Facet 1.2.: Domeinspecifieke eisen
V +
Onderwerp 2: Programma Facet 2.1.: Relatie doelstelling en inhoud
V
Facet 2.2.: Eisen professionele en academische gerichtheid
V
Facet 2.3.: Samenhang van het programma
G
Facet 2.4.: Studieomvang
OK
Facet 2.5.: Studietijd
V
Facet 2.6.: Afstemming vormgeving en inhoud
G
Facet 2.7.: Beoordeling en toetsing
V
Facet 2.8.: Masterproef
O
Facet 2.9.: Toelatingsvoorwaarden
G +
Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1.: Kwaliteit personeel
V
Facet 3.2.: Eisen professionele en academische gerichtheid
G
Facet 3.3.: Kwantiteit personeel
V +
Onderwerp 4: Voorziening Facet 4.1.: Materiële voorziening
V
Facet 4.2.: Studiebegeleiding
G +
Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1.: Evaluatie resultaten
G
Facet 5.2.: Maatregelen tot verbetering
G
Facet 5.3.: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, beroepenveld
V +
Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1.: Gerealiseerd niveau
V
Facet 6.2.: Onderwijsrendement
V
Scoretabel
22
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Deel 2 Opleidingsrapport
Flanders Business School: Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship (Master-namaster)
Woord vooraf Conform haar opdracht geeft de visitatiecommissie in dit rapport een oordeel over de zes onderwerpen uit het accreditatiekader en een integraal oordeel over de opleiding waarop de NVAO zich zal baseren bij de accreditatie. Tevens doet de visitatiecommissie in het kader van de verbeterfunctie van de kwaliteitszorg aanbevelingen om te komen tot kwaliteitsverbetering. De master na master opleiding ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ (afgekort tot ‘Executive MBA’) wordt ingericht door de Flanders Business School (afgekort tot FBS). De opleiding vindt haar oorsprong in de voormalige Handelshogeschool te Antwerpen, thans Lessius Hogeschool. De FBS is gehuisvest naast de Lessius Hogeschool, maar maakt daar structureel geen deel van uit. Het programma steunt op het post-universitair MBA programma dat in 1977 werd opgericht en door de VZW Centrum voor Postuniversitair Avondonderwijs werd ingericht. Deze VZW groeide uit tot de Flanders Business School (FBS). Sinds 2004 is Flanders Business School een niet-ambtshalve geregistreerde instelling voor hoger onderwijs in Vlaanderen. De FBS heeft drie hoofdactiviteiten: nl. het Executive MBA programma, het inrichten van in-company opleidingen voor bedrijven en het verrichten van onderzoek in het competentiecentrum Intrapreneurial Learning Competence Centre (ILC²). In 2000 werd de Executive Master of Business Administration omgevormd en werd er een sterke focus op ondernemerschap aan gegeven, met name een sterke gerichtheid van het programma op de creatie van nieuwe, risicodragende en meerwaarde scheppende projecten in nieuwe (entrepreneurship) of bestaande organisaties (corporate entrepreneurship). Het programma wordt ingericht als een deeltijds programma voor masters met werkervaring en duurt 2 jaar. De opleiding volgt het kalenderjaar en vangt aan in januari en wordt afgerond in december van het daarop volgend jaar. Het programma werd tot eind 2005 – naast als residentieel programma – ook als avondprogramma ingericht. De Commissie bezocht de opleiding Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship aan de FBS van maandag 20 tot en met dinsdag 21 oktober 2008. De Commissie heeft haar oordeel over de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship gevormd op basis van de studie van het zelfevaluatierapport van deze opleiding, op basis van de gesprekken en interviews die zij voerde met alle geledingen betrokken bij deze opleiding tijdens haar bezoek aan de FBS (n.l. met leden van de Raad van Bestuur en de Adviesraad, de programmadirecteur en de programmacoördinator, het onderwijzend personeel, de studenten
Flanders Business School
24
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
en alumni van deze opleiding, het personeel verantwoordelijk voor de studiebegeleiding en interne kwaliteitszorg), op basis van haar studie van de documentatie en bestuursdocumenten, de bijkomende informatie die zij tijdens het bezoek heeft opgevraagd, de inzage in het studiemateriaal en de examenvragen, alsook van de Masterproeven van deze opleiding. Ondanks het jonge bestaan van de opleiding heeft de Commissie zich hierdoor een duidelijk beeld kunnen vormen over deze opleiding.
Onderwerp 1
Doelstellingen van de master-na-master opleiding
Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship Het zelfevaluatierapport situeert de beoogde doelstellingen van de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship als volgt: “Op het meest algemene niveau is de doelstelling van de Entrepreneurial MBA opleiding vaardigheden, at titudes en wetenschappelijk gefundeerde kennis en inzichten bij te brengen, die de professionele carrière van de deelnemer die leiding neemt in (complexe) entrepreneurial initiatieven, ten goede komt. Dit kan zowel in bestaande als in nieuwe organisaties. De vereiste wetenschappelijke houding impliceert dat studenten niet alleen dienen te beschikken over kennis en analytische vaardigheden met betrekking tot het leiden van nieuwe initiatieven in een onzekere en risicovolle omgeving, maar ook besef dienen te hebben over de achtergronden van die kennis en vaardigheden, in zowel theoretisch als methodologisch opzicht. Dit laat de deelnemer toe om later op een maatschappelijk verantwoorde wijze leiding te kunnen nemen.” Meer in het bijzonder vertoont entrepreneurial leiderschap vijf kenmerken: 1. Innovativiteit reflecteert de tendens om leiding te nemen in de ondersteuning van nieuwe ideeën. Om onbekend terrein te betreden en te experimenteren in een creatief proces dat kan uitmonden in nieuwe producten, nieuwe diensten, of technologische vooruitgang. 2. Competitieve assertiviteit verwijst naar de reactie op concurrentiële tendensen en op acties van concur renten in het gevecht voor marktaandeel in een bestaande markt. 3. Pro-activiteit verwijst naar het anticiperen van toekomstige noden door nieuwe opportuniteiten te zoeken die al dan niet gerelateerd zijn met de bestaande operaties, het introduceren van nieuwe producten of merken, voorlopend op de concurrenten, en daardoor operaties die in een mature of neergaande fase zijn van de levenscyclus op strategische wijze te elimineren. 4. Risico-nemen verwijst naar de mate waarin leiders bereid zijn grote sommen geld of ondernemingsmid delen toe te wijzen aan risicovolle projecten – zijnde projecten die een redelijke kans hebben tot mislukken. 5. Autonomie verwijst naar de onafhankelijke acties van een individu of een team in het naar voren brengen van een idee en van deze ook effectief door te duwen tot en met de realisatie ervan. In de context van een organisatie verwijst autonomie naar de acties die genomen worden los van de inertie die in vele organisaties bestaat.
Flanders Business School
25
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Het zelfevaluatierapport omschrijft verder ook de vertaling van de doelstellingen in eindtermen: Doelstellingen
Eindtermen
Entrepreneurial Leiderschap
1. Creatieve methoden en technieken kunnen toepassen voor de ontwikkeling van een product/ bedrijfsportfolio voor de toekomst. (V) (A) 2. De persoonlijke motieven voor een professionele carrière kunnen inschatten en begrijpen van de eigen sterktes en zwaktes m.b.t. een entrepreneurial of alternatieve carrière. (V) (A) 3. Inzichten in veranderingsprocessen in een organisatie, weerstanden kunnen identificeren en inzichten uit de literatuur kunnen toepassen op een concrete situatie. (V) 4. De waaier van actie mogelijkheden in een competitieve markt kunnen oplijsten. Een gemotiveerde keuze kunnen maken en verdedigen. (K) (A) 5. Organisaties kunnen inschatten op hun proactiviteit en het belang van informatie systemen kunnen identificeren; Het kunnen identificeren, beheren en omgaan met risico in onzekere en risicovolle situaties. (V)(K) 6. Beredeneerd beslissingen nemen over een bedrijfskundige casus. (V) 7. Verantwoordelijkheid dragen in entrepreneurial leiderschap. (A) 8. Bewust worden van de betekenis van entrepreneurial drive, passie en wil om de eigen toekomst in handen te nemen en deze attitude beoordelen in relatie tot de persoonlijke sterkten en zwakten en op het juiste moment deskundigheid van anderen inroepen. (A) (V)
Traditionele Management Expertise
M.b.t. de theoretische inzichten en de feitelijke bevindingen over het bedrijf: 1. Het functioneren van het bedrijf en de bedrijfsprocessen in hun onderlinge samenhang kunnen begrijpen en beoordelen. (K) 2. De positie van het bedrijf in haar omgeving kunnen analyseren. (K) M.b.t. de theoretische inzichten en de feitelijke bevindingen over het management van bedrijfsprocessen: 3. Verschillende bedrijfskundige thema’s (zoals bijvoorbeeld personeelsmanagement, financieel management, kostberekening, strategisch management, marketing management, management van innovatie en verandering) beheersen en kunnen toepassen in een specifieke bedrijfscontext. (K) (V)
Proces van New Venture Creation
4. De afgestudeerde is in staat om leiding te nemen in het creatief bedenken en uitkristalliseren van een idee tot een zakelijke opportuniteit en kan de assumpties onderbouwen. Hij/zij is in staat een jury van experten en ondernemers te overtuigen van de opportuniteit, met een onderbouwde presentatie van de complexe uitdagingen en risico’s die hiermee gepaard gaan. (V) (A) 5. Een presentatie kunnen houden met rapportage van bevindingen en aanbevelingen m.b.t. een bedrijfskundig thema. (V) 6. De unieke karakteristieken van een ondernemend bedrijf kunnen identificeren en de uitdagingen verstaan van entrepreneurship in een globale context. (K)
Analytische Scholing
7. De afgestudeerde is in staat in een specifieke situatie toegepast onderzoek op te zetten en uit te voeren, een probleem te benoemen, te analyseren en te diagnosticeren, één of meerdere probleemoplossingen te bedenken, en een advies te geven dan wel de probleemoplossing zelf uit te voeren. Het kunnen uitwerken en presenteren van een master paper waarin een bepaald probleem wordt geanalyseerd en vertaald in een gepaste onderzoeksstrategie (inbegrip van data verzameling en analyse). (K) (V) M.b.t. de methoden van wetenschappelijk onderzoek: 8. Het begrijpen van de relatie tussen de aard van een bepaald probleem (probleem/onderzoeksdefinitie) en de relevantie (keuze) van een bepaalde (onderzoeks-) strategie voor de oplossing van het probleem. (K) (V) 9. Een overzicht kunnen geven van de beschikbare en relevante onderzoeksmethodologieën en hun relevantie voor (verschillende) problemen. (K) 10. Inzicht verwerven met betrekking tot de geschiktheid en de implicaties (wat de implicaties zijn, wat cruciaal is, de do’s and don’ts) van de gekozen methode. (K) 11. Inzicht verwerven met betrekking tot het analyseren van verschillende soorten data en hiervan gebruik maken bij een eigen onderzoek. (K)
Teamwerk
12. Een team mensen met verschillende achtergrond en expertises kunnen mobiliseren. Kunnen motiveren, overtuigen en leiden. (V) 13. In een kritische discussie de tot stand gebrachte probleemformuleringen en oplossingen met deugdelijke argumenten verdedigen, dan wel die van anderen aan kritiek onderwerpen. (V) 14. In een onderhandelingssituatie met interdependente partijen tot een overeenkomst komen. (V)
Integriteit
15. In staat zijn de ethische vragen met betrekking tot de bedrijfsorganisatie als instelling te begrijpen en inzicht hebben in de sociale verantwoordelijkheid van de onderneming in relatie tot andere ondernemingen en tot de maatschappij in haar geheel. (K) (A) 16. Het belang van het stake-holder model kunnen verklaren door de principes van deugdelijk bestuur. Handelen volgens de principes van morele capaciteiten van een persoon en aan taken en opdrachten (werk) een zingeving kunnen geven. (V) (A) (K)
Eindtermen die voornamelijk als doel kennis en inzicht hebben, werden met een K gemarkeerd; Eindtermen die voornamelijk als doel vaardigheden hebben, werden met een V gemarkeerd; Eindtermen die voornamelijk als doel attitude hebben, werden met een A gemarkeerd.
Flanders Business School
26
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Facet 1.1: Niveau en oriëntatie van de doelstellingen De Commissie beoordeelt het niveau en de oriëntatie van de doelstellingen van de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. De doelstellingen van het Executive MBA programma – zoals beschreven in het zelfevaluatierapport – stroken met artikel 58 van het Structuurdecreet. Ze zijn voldoende gericht op het beheersen van academische en algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau. Ze zijn voldoende gericht op het bijbrengen van gevorderd inzicht in de discipline van het ondernemerschap en er is aandacht voor de nieuwste ontwikkelingen en voor de wijze waarop nieuwe theorieën gevormd worden. Er is voldoende aandacht in de doelstellingen voor de wisselwerking tussen het in praktijk brengen van diverse aspecten van het ondernemerschap enerzijds en van toonaangevende theoretische inzichten anderzijds. De doelstellingen voor het programma zijn duidelijk omschreven in onderscheiden eindtermen. Er is verder ook adequate aandacht in de doelstellingen voor het beheersen van de algemene en beroepsgerichte competenties, vereist voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke kennis. De internationale dimensie van het domein wordt volgens de Commissie voldoende omschreven in de doelstellingen. De Commissie heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat de opleiding haar opdrachtverklaring en de algemene doelstellingen ondermeer via in-company trainingen van de FBS en via informele contacten tussen potentiële studenten en de alumni communiceert, maar is van oordeel dat het de profilering en de omvang van de studenteninstroom in het programma ten goede zou komen indien de doelstellingen van het programma meer expliciet en aan een ruimer publiek zouden gecommuniceerd worden, waarop de Commissie dan ook aandringt. De Commissie vernam tijdens het bezoek dat de opleidingsverantwoordelijken zich hiervan bewust zijn en deze thematiek zullen opnemen in hun communicatieplan. De Commissie stelde tijdens het gesprek met de studenten vast dat deze redelijk goed vertrouwd zijn met de doelstellingen van de opleiding en vooral de koppeling tussen het ondernemerschapstraject, het persoonlijk vormingstraject en het wetenschappelijk traject als hoofddoelstelling van de opleiding wel weten te plaatsen. De Commissie suggereert in het kader van het verbeterperspectief om nog duidelijker te communiceren aan de studenten over de doelstellingen van het Executive MBA programma.
Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen De Commissie beoordeelt het facet ‘domeinspecifieke eisen’ voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. De Executive MBA beschrijft in haar zelfevaluatierapport het domeinspecifiek referentiekader van het MBA programma en van de bijzondere focus op ondernemershap aan de hand van het verwachtingspatroon van vakgenoten en van het beroepenveld. De Commissie is van oordeel dat de domeinspecifieke doelstellingen en het referentiekader van de opleiding in voldoende mate zijn afgestemd op de eisen die worden gesteld door (buitenlandse) vakgenoten en dat er goed rekening wordt gehouden met de vereisten die gesteld worden door het beoogde beroepenveld. Zo werd bij het inrichten van het Executive MBA programma een internationale benchmarking uitgevoerd – gebaseerd op een onderzoeksverslag van wereldwijde gegevens en karakteristieken van business scholen in het domein van ondernemerschap die een universitaire relatie hebben. De Commissie waardeert deze internationale benchmarking. De eindkwalificaties zijn in de visie van de Commissie ook ontleend aan de eisen die vanuit de wetenschappelijke discipline geformuleerd zijn en stroken met de internationale wetenschapsbeoefening. De opleiding profileert zich vooral door de ruime aandacht voor het ondernemerschap als proces, die de indeling van de specifieke context van de bedrijven (familiale ondernemingen, KMO/MKB’s, start-ups en corporate entrepreneurship) overstijgt. De afgestudeerden zijn daardoor inzetbaar in een groot aantal situaties, contexten en omgevingen, gerelateerd aan de discipline van ‘new venture creation’ en ‘corporate entrepreneurship’.
Flanders Business School
27
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
pp
Algemene conclusie bij onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding De visitatiecommissie beoordeelt de beide facetten ‘niveau en oriëntatie van de doelstellingen’ en de ‘domein specifieke eisen’ als voldoende en beoordeelt aldus het onderwerp ‘doelstellingen van de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als positief.
Onderwerp 2
Programma
Beschrijving van het programma van de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship Het curriculum van de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship is modulair opgebouwd en omvat 8 modules. De studiebelasting per module is weergegeven in studiepunten (SP):
In het eerste jaar (deeltijds): pp
Module 1: Personal Assessment and Leadership (7 SP) Personal assessment and entrepreneurial leadership CC Business ethics and human resources management CC
pp
Module 2: Decision Making (12 SP) Quantitative decision making CC Managerial and cost accounting for decision making CC Financial management CC
pp
Module 3: General Management (8 SP) Strategic management CC Marketing management CC
pp
Module 4: Research Methodologies I (4 SP) Management Research Methodologies
CC
In het tweede jaar (deeltijds): pp
Module 5: Contexts of Entrepreneurship (10 SP) Creativity and Venture creation CC Innovation management CC Entrepreneurial finance CC Business plan coaching academy CC Global entrepreneurship module@Kellogg CC
pp
Module 6: Research Methodologies II (6 SP) Master thesis research seminar CC Topics in Entrepreneurship CC
pp
Module 7: Managing Competences (4 SP) Negotation and Communication skills
CC
pp
Masterproef (15 SP)
Flanders Business School
28
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
-- In module 1, Personal Assessment and Leadership, wordt theoretische kennis aangereikt in het domein van leiderschap, ethiek en persoonlijkheidsanalyse en op de cruciale vaardigheden die toelaten om vanuit een theoretische onderbouw persoonlijke sterkten en zwakten in kaart te brengen, een actieplan op te stellen en de vorderingen van het individuele leerproces te managen, naast het herkennen van de eigen leiderschapsstijl in relatie tot theoretische modellen. -- In module 2, Decision Making, staat kennis en inzicht centraal in domeinen die het nemen van beslissingen ondersteunen in een context van ondernemerschap. -- Module 3, General Management, behelst vooral de eerste integratieopleidingsonderdelen waarin de kennis uit verschillende domeinen geïntegreerd wordt. -- Module 4, Research Methodologies I, start met onderzoeksmethodologie in een management context. -- In module 5, de Contexts of Entrepreneurship, staat naast enkele cursussen die verdere vaardig heden en kennis brengen in ondernemerschapsmanagement het business plan centraal. -- Module 6, Research Methodologies II, is een verdieping van module 4. Een masterproefseminarie beoogt de individuele verdieping van deze kennis, inzicht en vaardigheden. -- In module 7, Managing Competences, staan vaardigheden opnieuw centraal, onderbouwd met theoretische inzichten: theoretische kennis en inzichten van onderhandelingstechnieken en competitive decision making komen aan bod, maar met de nadruk op de vaardigheid en de in oefening. Ten slotte bevat deze competentiemodule ook een training in presentatie- en communicatietechnieken. -- De MBA opleiding culmineert met module 8 in de masterproef die twee complementaire eindkwalificaties op Master na Master niveau integreert: enerzijds is dit de proeve van analytische vaardigheden in een toegepast onderzoek. Anderzijds vergt de masterproef een uitgewerkt business plan (synthese). De verdediging hiervan in de workshop formule vormt de toets van ondernemerschapsattitudes, vaardigheden, kennis en inzichten die betrekking hebben op entrepreneurial leiderschap. De modulaire opbouw van het Executive MBA programma is gestructureerd in twee clusters, nl. een cluster van traditionele bouwblokken (modules 1, 2, 3 en 4 gericht op kennis van de functionele gebieden van ‘Business Administration’) die in het eerste jaar wordt ingericht en een tweede cluster van ondernemerschapsgeoriënteerde bouwblokken (modules 5,6 en 7) die in het tweede jaar worden ingericht. Deze beide clusters komen samen in de masterproef (module 8, in het tweede jaar gesit ueerd), waarin het wetenschappelijk traject en het ondernemerschapstraject elkaar vervoegen. Deze structuur is in de onderstaande figuur weergegeven.
Entrepreneurial Practice Module 5 Contexts of Entrepreneurship pp Module 6 Research Methodologies II pp Module 7 Managing Competences pp
Research track
Masterproef
Traditional Building Blocks pp Module 1 Personal Assessment and Leadership pp Module 2 Decision Making pp Module 3 General Management pp Module 4 Research Methodologies I
Entrepreneurial track
De opleidingsverantwoordelijken hebben bij het uittekenen van het programma een aantal sleuteldomeinen gedefinieerd: nl. ‘entrepreneurship’, ‘innovation’, ‘marketing’, ‘finance’, ‘organisational learning’ and ‘business ethics’, die refereren naar de academische domeinen die centraal staan in het wetenschapsgebied van de ‘Business Administration’. De theorie wordt volgens deze sleutel domeinen opgebouwd in het programma. Daarbij wordt de nadruk gelegd op onderzoeksgerelateerde kennis die door kerndocenten (die actief onderzoek verrichten in deze domeinen) gedoceerd worden. De professionele gerichtheid loopt als een rode draad doorheen de onderscheiden modules
Flanders Business School
29
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
en situeert de theoretische inzichten in een praktische context (nl. het ontwikkelen van een business plan door de student dat uitmondt in een voorstelling en verdediging ervan voor een jury). In de masterproef komen beide trajecten samen en wordt er gestreefd naar een evenwichtige combinatie tussen een onderzoeksmatig georiënteerde benadering en een eerder toepassingsgerichte professionele benadering.
Facet 2.1: Relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma De Commissie beoordeelt de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het programma als voldoende voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’. De Commissie is van mening dat het programma een goede concretisering is van de eindkwalificaties van de opleiding qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het niveau en de inhoud van de opleidingsonderdelen zijn goed en worden gedragen door de vakinhoudelijke expertise van de docenten. De eindkwalificaties zijn goed vertaald in de opleidingsonderdelen en in het programma als geheel. De Commissie waardeert de goede aandacht voor disciplineoverschrijdende elementen in de integrale aanpak van de leerstof (vb. analyse van de sterkten en zwakten van de student, opstellen en sparren1 van een business plan, uitvoeren van het onderzoekstraject voor de masterproef ). Er is aandacht in de verschillende opleidingsonderdelen voor het verwerven van de competenties en professionele attitudes die de studenten toelaten de algemene en domeinspecifieke kennis van het vakgebied toe te passen in nieuwe contexten. De Commissie is ervan overtuigd dat de inhoud van het programma de studenten de mogelijkheid biedt om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. De Commissie is van mening dat recente onderwijsontwikkelingen in voldoende mate worden meegenomen in het curriculum, zij het niet in alle opleidingsonderdelen in dezelfde mate. De Commissie is verder op basis van de studie van de syllabi tot de vaststelling gekomen dat een paar opleidingsonderdelen niet aan de maat waren ten tijde van het bezoek. Zij heeft dit thema besproken met de opleidingsverantwoordelijken en stelt vast dat deze de zorg delen en maatregelen voorbereiden om de betreffende docenten te vervangen. De Commissie gaat ervan uit dat de opleidingsverantwoordelijken op gepaste wijze een herziening en bijstelling van het curriculum voor de betreffende opleidingsonderdelen zullen doorvoeren. De internationale dimensie komt – volgens de Commissie – tot uiting in de diverse opleidingsonderdelen, gelet op de internationale context van het bestudeerde domein, de invulling van de opleidingsonderdelen vanuit diverse invalshoeken en de praktijkervaring die door docenten wordt ingebracht in het curriculum. Daarnaast werkt het Executive MBA programma ook samen met Northwestern University (Kellogg) voor module 5 van het programma, nl. de ‘Global Entrepreneurship module@Kellogg’. Op vraag van de Commissie naar eventuele mogelijke uitbreiding van kennisdomeinen in het programma antwoordden een aantal studenten dat de aandacht voor het persoonlijk ontwikkelingstraject nog uitgebreid zou mogen worden en gaven meerdere studenten aan dat het domein van intellectual property (IP), nl. het domein van kennisvalorisatie (door octrooien en bescherming) een welkome uitbreiding zou zijn voor het programma.
Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid van het programma De Commissie beoordeelt de academische gerichtheid van de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. De Commissie is van oordeel dat er in het Executive MBA programma adequate aandacht is voor kennisontwikkeling en voor het bijbrengen van onderzoeksattitudes en onderzoeksvaardigheden; dit laatste ondermeer door het onderzoekstraject (vb. door de inroostering van 2 opleidingsonderde1 |
Sparren beschrijft het confronteren van ideeën van een persoon en het resoneren van mogelijke alternatieven in aanwezigheid van een tweede persoon of een groep.
Flanders Business School
30
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
len die gericht zijn op research management). De Commissie stelt vast dat de academische profilering van het Executive MBA programma voldoet aan de academische standaarden van het masterniveau zoals aangegeven in het Structuurdecreet. Daarnaast heeft het Executive MBA programma een sterke professionele gerichtheid die ondermeer blijkt uit het inzetten van de praktijkervaring van de studenten bij het uitwerken van casussen en bij de analyse van theoretische denkkaders. De (recente) theoretische en empirische ontwikkelingen op het vlak van ‘bedrijfsvoering’ en ‘ondernemerschap’ vinden in de aaneenschakeling van modules een goede aansluiting bij de beroepspraktijk. Daarnaast heeft het programma een bijzondere focus en duidelijke gerichtheid op ‘ondernemerschap’, die mede aan de hand van de praktijkervaring van de docenten wordt bestudeerd en uitgewerkt. De duale focus van de academische en professionele gerichtheid van het programma wordt ook verder ondersteund door de inbreng van academici die actief onderzoek verrichten in de sleuteldomeinen aan de eigen faculteiten of in het FBS-onderzoekscentrum ILC² en door vakdeskundigen uit de professionele wereld die diverse aspecten en gezichtspunten uit het verleden en uit de actualiteit kaderen in het theoretisch raamwerk en de praktische effecten ervan bespreken met de studenten.
Facet 2.3: Samenhang van het programma De Commissie beoordeelt de samenhang van de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als goed. De Commissie heeft de horizontale (tussen de onderscheiden opleidingonderdelen) en de verticale (de opbouw van het programma) coherentie van het programma bestudeerd en onderkent een duidelijke lijn in de modulaire opbouw van het programma. Zij is van oordeel dat het programma sequentieel is opgebouwd en de modulaire indeling van het programma coherent en samenhangend is. De Commissie waardeert de duidelijke bifocale aandacht in het programma voor de theoretische beginselen en structuren en voor de praktische uitwerking ervan in concrete aan de praktijk ontleende cases die op een geïntegreerde wijze aan bod komen in het curriculum. De studenten gaven tijdens het gesprek met de Commissie aan dat het Executive MBA programma die deeldomeinen bestrijkt die relevant zijn voor de verwerving van kennis en inzicht in de materie van het ondernemerschap waarbij het tweede jaar verder bouwt op de basisbegrippen en denkkaders die in het eerste jaar zijn uitgewerkt. De studenten karakteriseerden het tweede jaar als het moment waarop alle deelaspecten bij elkaar komen en in elkaar haken. De onderlinge samenhang en afstemming van de diverse opleidingsonderdelen wordt bewaakt door de programmadirecteur, in overleg met de programmacoördinator en steunt ondermeer op de jaarlijkse bespreking van het curriculum door het docentenkorps en het informeel overleg tussen de docenten.
Facet 2.4: Studieomvang De ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ omvat 66 studiepunten. De opleiding voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de studieomvang. Het programma wordt ingericht in twee deeltijdse jaarprogramma’s. In het eerste jaar worden 31 studiepunten geprogrammeerd en in het tweede jaar worden 35 studiepunten geprogrammeerd. De totale belasting bedraagt aldus 66 studiepunten en voldoet aan de eis dat een master-na-masteropleiding minimaal 60 studiepunten moet omvatten.
Flanders Business School
31
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Facet 2.5: Studietijd De Commissie beoordeelt de studietijd voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. De studietijd voor de opleiding wordt jaarlijks gemeten en geëvalueerd, waarbij de begrote en de reële studietijd met elkaar worden vergeleken. Als er sterke afwijkingen worden vastgesteld tussen deze twee variabelen wordt een remediëring uitgewerkt. De studenten gaven tijdens het interview met de Commissie aan dat de opleiding uitdagend en veelvragend is, maar doenbaar. Op basis van de metingen en de gesprekken met de studenten komt de Commissie tot het besluit dat de begrote en de werkelijke studietijd in grote lijnen overeenstemmen en het voor de studenten mogelijk is – hoewel het uitdagend is om het deeltijds programma te combineren met een voltijdse professionele loopbaan – om het programma in de voorziene tijd af te ronden. Bij de Toets Nieuwe Opleiding werden 120 studiepunten beoogd voor het programma, wat niet haalbaar bleek omwille van het deeltijds karakter van de twee opeenvolgende opleidingsjaren en waarvoor inmiddels gecorrigeerd is door een aanpassing van de zwaarte van de opleidingsonderdelen. De Commissie waardeert deze bijstelling van zwaarte van het programma. De Commissie geeft aan dat de kleine studentengroep (maximaal 25 studenten) en de individuele begeleiding van de student inzake de persoonskarakteristieken, het wetenschappelijk traject en het ondernemerschapstraject studiebevorderende factoren zijn.
Facet 2.6: Afstemming tussen vormgeving en inhoud De Commissie beoordeelt de afstemming tussen vormgeving en inhoud voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als goed. In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding het didactisch concept dat door het Executive MBA gehanteerd wordt: “Naast de klassieke hoorcolleges en workshops is het didactisch concept van het MBA programma geïnspireerd op action learning. Bij de aanreiking van kennis, vaardigheden en attitudes wordt in het overgrote deel van de cursussen namelijk een actieve toepassing beoogd op een concrete casus. Deze toepassing kan gebeuren op basis van academische teaching cases of rolspelen, op basis van een casus uit de werkomgeving van de student of een experimentele casus (het ontwikkelen van een businessplan en het gerelateerde onderzoekstraject). In het overgrote deel wordt de toepassing in subgroepen verwacht, in lijn met de doelstelling van teamwerk. Bij de experimentele casussen wordt het concept van action learning verder doorgedreven in sessies: de student presenteert zijn vorderingen die dan kritisch worden besproken voor een volgende iteratie. Dit iteratief proces van actie nemen, daaruit leren, presenteren, sparren, opnieuw leren, opnieuw actie nemen, leren, presente ren, sparren enz. tijdens de ontwikkeling van een idee, een business plan of van een gerelateerde onderzoeks vraag met een wetenschappelijke methode, sluit aan bij de essentiële kenmerken van ondernemerschap en de geformuleerde doelstellingen en eindtermen. Uiteindelijk mondt dit leerproces uit in de verdediging van de masterproef (de workshop formule) waarbij de masterproef in deze workshop formule een ultieme kritische sparring moet doorstaan.” De Commissie stelt – op basis van haar studie van het leermateriaal en op basis van de gesprekken met de studenten en de academische staf – vast dat het Executive MBA programma een goede mix aan werkvormen inzet die goed afgestemd zijn op de doelstellingen: hoorcolleges worden aangewend om in een kort tijdsbestek een probleemstelling op een gestructureerde wijze aan te brengen, in de seminaries worden thema’s in de diepte uitgewerkt, de individuele of groepspapers zetten in op het toepassen van methodologische vaardigheden op een concrete situatie, in simulaties en rollenspelen worden studenten voorbereid op het innemen van een standpunt in een bepaald dossier en leren zij de resultaten van hun onderzoekswerkzaamheden bevattelijk te presenteren. De studenten lichtten tijdens de gesprekken toe dat van hen een actieve deelname wordt verwacht en dat zij deze activerende werkvormen ook verwachten van hun docenten en zelf een duidelijke inbreng hebben in de les.
Flanders Business School
32
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
De Commissie heeft het cursusmateriaal voor de verschillende opleidingsonderdelen bestudeerd en oordeelt dat deze over het algemeen een goede kwaliteit hebben. Recente ontwikkelingen worden besproken en de relevante literatuur wordt aangehaald. Voor de meeste opleidingsonderdelen is een syllabus ter beschikking of wordt er gerefereerd naar basiswerken. De meeste opleidingsonderdelen voorzien ook een aanbevolen literatuurlijst. De Commissie is van mening dat het gebruikte cursusmateriaal overeenstemt met de aard van de postinitiële opleiding en heeft begrepen uit de gesprekken met de studenten, alumni en de academische staf dat het referentiemateriaal veelal het uitgangspunt vormt voor groepsdiscussies die in de lessen, seminaries, papers en groepsopdrachten verder worden uitgewerkt. De Commissie is van oordeel dat de gehanteerde vorm van het didactisch concept ‘action learning’ zeer geschikt is om de praktijkcomponent en de theorievorming te integreren in de opleiding. Het Executive MBA programma maakte ten tijde van het bezoek van de Commissie aan de opleiding gebruik van een elektronische leeromgeving als communicatiemiddel. De Commissie is ervan overtuigd dat een uitgebreider gebruik ervan als leermiddel een nuttig gegeven zou zijn voor de studenten en alumni van de opleiding en suggereert om deze mogelijkheden in overweging te nemen.
Facet 2.7: Beoordeling en toetsing De visitatiecommissie beoordeelt ‘de beoordeling en toetsing’ voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. De Commissie heeft – in het zelfevaluatierapport en tijdens het bezoek – een ruime steekproef van examenvragen bestudeerd en stelt vast dat deze een goed niveau hebben en er een ruime variatie is aan toetsen die peilen naar kennis en inzicht met een overwicht op toepassinggerichte vragen. De realisatie van de doelstellingen en het bereiken van de competenties worden getoetst op basis van een diversiteit aan toetsvormen (vb. schriftelijke examens, individuele en/of groepspapers, individuele of groepspresentaties, projecten en case studies, participatie in werkcolleges, het schrijven en presenteren van een ondernemingsplan en rollenspel). De docenten selecteren een toetsvorm die afgestemd is op de doelstellingen. De beschrijving van de toetsvorm wordt aangegeven in de ECTSfiches voor de individuele opleidingsonderdelen en wordt toegelicht door de docenten (bij aanvang van de lessenreeks) aan de studenten. Jaarlijks worden de verschillende eindtermen voor de opleidingsonderdelen, de gebruikte werkvormen en toetsvormen geëvalueerd en bijgesteld. De studenten blijken – op basis van de gesprekken met de Commissie – in het algemeen tevreden te zijn over het niveau en de gehanteerde methodes van de toetsing en geven aan dat in het algemeen gepeild wordt naar relaties en toepassing van de te verwerven kennis en inzichten en er goede aandacht is voor de toetsing van de te verwerven competenties, ondermeer door middel van de diverse papers en presentaties (voor een evaluatiepanel tijdens de lessen). De studenten geven aan dat zij voor de opdrachten en groepswerken feedback krijgen van een evaluatiepanel of door de medestudenten en de lesgevers tijdens een presentatie. In het kader van het verbeterperspectief adviseert de Commissie de opleidingsverantwoordelijken om meer aandacht te besteden aan een expliciet beleid inzake plagiaat.
Facet 2.8: Masterproef De Commissie beoordeelt de Masterproef voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als onvoldoende. De Masterproef bedraagt 15 ECTS waardoor deze voldoet aan de vigerende decretale vereisten. De doelstellingen van de Masterproef worden in het zelfevaluatierapport als volgt omschreven: “Van de deelnemers aan de masterproef wordt verwacht dat zij integreren wat in voorgaande cursussen werd geleerd en toepassen op een entrepreneurial project van hun eigen keuze. Concreet betekent dit dat elke deel nemer een entrepreneurial project ontwerpt en dit in detail uitwerkt tot een volwaardig businessplan. Een re levante onderzoeksvraag wordt afgeleid en het toegepast onderzoek uitgevoerd volgens de wetenschappelijke methode. Van beide onderdelen wordt verwacht dat zij in een schriftelijke paper worden geïntegreerd”. …
Flanders Business School
33
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Het zelfevaluatierapport beschrijft verder: “…het doel van de masterproef [is] dat de student enerzijds analytische vaardigheden aanscherpt en ander zijds inzicht verkrijgt, ervaring opdoet met en bekwaamheid verwerft in wetenschappelijk-praktisch onderzoek op het entrepreneurial management terrein. Om dit te bereiken onderzoekt de student een probleemstelling waarbij het gehele proces van probleemformulering tot en met onderzoeksverslag wordt doorlopen.” De pedagogische opvatting en implementatie van de masterproef werd in samenwerking met de Kellogg School of Management (Chicago) ontwikkeld, gesteund op de positieve ervaringen aldaar. De bifocale aandacht in de masterproef voor het wetenschappelijk traject en voor het ondernemerschap dienen in elkaar te haken bij de uitwerking van de masterproef. De promotor met een professioneel profiel begeleidt het ondernemerschapstraject terwijl een academicus het wetenschappelijk traject van de masterproef begeleidt. Indien de promotor met een professioneel profiel ook academicus is, wordt er geen tweede begeleider aan die masterproef gekoppeld. De studenten presenteren hun masterproefproject twee maal: een eerste keer bij de schriftelijke uitwerking van het project en bij het analyseren van alternatieve oplossingen. Bij afronding wordt het masterproefproject voor een tweede keer voorgesteld en verdedigd volgens een workshop formule. Dit houdt in dat elke student – naast het presenteren en verdedigen van de eigen masterproef – ook drie keer de plaats inneemt van discussiant bij de presentatie van masterproeven van andere studenten. De jury van de masterproefworkshop heeft een drieledige samenstelling (een promotor (docent) die de deelnemer heeft begeleid tijdens de voorbereiding van de masterproef, de mentor vanuit het beroepenveld en een alumnus/alumna). Deze drie delibereren als een college, voorgezeten door een facilitator. De workshopverdediging vindt uiterlijk plaats aan het einde van het tweede jaar. De Commissie betitelt de mondelinge presentatie van de Masterproef door de student tijdens de masterproefworkshop en de veelvoudige invulling van de evaluatie van de masterproef als een positief gegeven. De Commissie heeft de beschikbare selectie van Masterproeven aandachtig bestudeerd voorafgaand aan en tijdens het bezoek aan de opleiding. De Commissie verwijst hierbij naar het beperkt aantal masterproeven dat ten tijde van het bezoek was afgerond (gelet op het jonge karakter van de huidige opleiding). De Commissie is van oordeel dat het niveau van de masterproefrapporten (beoordeeld op het wetenschappelijk en professioneel karakter) sterk varieert wat betreft de wetenschappelijke onderbouwing van de probleemstelling en er een beduidend aantal masterproeven niet het gewenste niveau haalt voor wat betreft het wetenschappelijk traject van de masterproef, gelet op het (masterna)master karakter van de opleiding. De Commissie stelt vast dat desgevallend de academische doelstellingen van de masterproef niet blijken uit de neergelegde werkstukken en het conceptueel raamwerk in die gevallen veelal ontbreekt. De Commissie is van oordeel dat de doelstellingen van de masterproef (naast het duidelijk professioneel karakter) ook academisch dienen te zijn en een masterproef aldus het niveau van een business plan dient te overstijgen. De Commissie is van oordeel dat de opleiding en haar studenten over de benodigde competenties, vorming en verworven competenties beschikken door het programma, om de masterproef op een passend wetenschappelijk niveau neer te zetten, mede gelet op de eerdere ervaring van de studenten met het schrijven van een masterproef (de instromende studenten zijn initiële masters) en op de expertise en academische achtergrond van de docenten die de masterproef begeleiden. Daarnaast kunnen alle studenten bogen op de kennis en inzichten die zij in de onderzoeksmodules (modules 4 en 6) verwerven en voor een aantal papers en werkstukken hebben toegepast in de loop van de opleiding. De Commissie is er dan ook van overtuigd dat het resultaat van de in het proefjaar (2005-2007) neergelegde masterproeven geen accuraat beeld geeft van de mogelijkheden en competenties die zich binnen de contouren van de opleiding (in hoofde van de studenten en de docenten, en op basis van het curriculum) aftekenen. Bovendien vraagt de Commissie zich af of de jury wel de juiste samenstelling heeft. In de huidige opzet bestaat de jury uit de twee personen die ook het tot stand komen van de masterproef hebben begeleid en dus in de eindfase mede hun eigen werk beoordelen. De Commissie vindt dit niet gelukkig gekozen. Zij suggereert om een vervanging van de begeleider(s) binnen de jury door te voeren of een uitbreiding ervan te laten plaatsvinden door één of twee neutrale stafleden van de opleiding.
Flanders Business School
34
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
In conclusie meent de Commissie dat het gebrek aan academisch gehalte dat uit een aantal van de masterproeven blijkt geen extrapolatie is van een vermeend gebrek aan academisch gehalte van de opleiding, maar een té geringe aandacht voor de conceptuele opbouw van de masterproef weerspiegelt. De Commissie heeft dit thema aan de opleidingsverantwoordelijken toegelicht en vernam nog tijdens het bezoek dat de docenten zich over deze zwakte zullen beraden, een zorgvuldiger bewaking van het academisch gehalte zullen doorvoeren, naast de gepaste aandacht voor het ondernemerschap en tegen het begin van het volgend lesjaar (januari 2009) een passende remediëring zullen uitwerken. De Commissie dringt er in het kader van het verbeterperspectief op aan om de studenten beter en duidelijker te informeren over de conceptuele basis, de verwachtingen, de vereisten en de daaruit voortvloeiende vormgeving van de Masterproef, waar een leidraad bij kan helpen en een duidelijker afgetekende en meer formele begeleiding van het wetenschappelijk traject voor de masterproeven uit te tekenen in samenspraak met de verschillende docenten. De Commissie stelt voor om voor de masterproef een betere procesbewaking en tussentijdse feedback in de diverse fasen van het wordingsproces van de masterproef te voorzien. Daarnaast vraagt de Commissie zich af of méér gerichte feedback op papers en groepsopdrachten nuttig kan blijken om de wetenschappelijke vereisten duidelijker te communiceren en de studenten beter voor te bereiden op het gewenste niveau van de masterproef.
Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden De Commissie beoordeelt de toelatingsvoorwaarden voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als goed. Het Executive MBA programma richt zich op twee specifieke studentenprofielen: de (potentiële) ondernemers en intrapreneurs (nl. personen die hun eigen toekomst of deze van een organisatie in dynamische markten willen leiden), waarvoor dezelfde toelatingsvoorwaarden gelden. Het doelpubliek omvat ondermeer middelmanagers, de adviseurs van professionele organisaties, de betrokkenen bij een ‘entrepreneurial’-gericht bedrijf of project en pre-starters die overwegen om een nieuwe activiteit op te starten. Het Executive MBA programma staat open voor houders van een diploma van universitair of van academisch niveau (master’s diploma) die minstens 3 jaar relevante werkervaring kunnen aantonen. De geïnteresseerde kandidaat-studenten moeten ook (gerealiseerd) ondernemerschap kunnen aantonen en een unieke bijdrage in de groep van deelnemers aan het programma kunnen leveren. Daarenboven moeten de instromende studenten ook de Engelse taal beheersen. Een uitgebreide vragenlijst, een referentielijst en een interview met een jury (bestaande uit leden van de opleidingsdirectie, het professorenkorps en alumni) behoren tot de selectieprocedure. Grafiek 1 (zie volgende pagina) geeft het aantal studenten in de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship weer sinds 2002. Het gemiddeld aantal studenten dat sinds 2002 de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship volgt bedraagt in het eerste en in het tweede jaar telkens 14 studenten. Tot en met 2005 werd naast het residentieel programma dat van vrijdagochtend tot zaterdagavond werd ingericht gedurende 15 lesweken per jaar, ook een avondprogramma ingericht. Vanaf 2006 wordt het avondprogramma niet langer ingericht. De Commissie is van mening dat de selectieprocedure voor de Executive MBA en de toelatingsvoorwaarden passend zijn om studenten met een geschikt profiel voor de opleiding te selecteren. Daarbij is vooral de interesse van de studenten voor ondernemerschap van belang. Indien een instromende student zich kan beroepen op eerder verworven competenties, maar niet aan de vijfvoudige criteria voldoet maar minstens over een uitzonderlijke prestatie van ondernemerschap beschikt, beslist een jury (in lijn met de European Foundation for Management Development) of de deelnemer alsnog kan worden toegelaten tot de opleiding. Desgevallend kan de student de opleiding volgen, ontvangt hij/zij bij voltooiing een certificaat, maar kan hij/zij het diploma niet verwerven.
Flanders Business School
35
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Grafiek 1: studentenaantallen in de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship, Flanders Business School (uitgedrukt in aantal studenten), (voor de periode 2002-2007). Eerste jaar
Tweede jaar
De Commissie stelt als kanttekening dat de instroom van de studenten in de opleiding niet zeer groot is. Zij suggereert de opleidingsverantwoordelijken om in het kader van het verbeterperspectief en met de blik op de toekomst, inspanningen te leveren om de naambekendheid van de FBS en van de opleiding te vergroten, teneinde de instroom te vergroten zodat de selectie van kandidaatstudenten op basis van een ruimer aanbod kan gebeuren. pp
Algemene conclusie bij onderwerp 2: Programma De Commissie beoordeelt het facet ‘relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van het masterprogramma’ als voldoende, het facet ‘eisen professionele en academische gerichtheid’ als voldoende, het facet ‘samen hang’ als goed, het facet ‘studieomvang’ als OK, het facet ‘studietijd’ als voldoende, het facet ‘afstemming tussen de vormgeving en de inhoud’ als goed, het facet ‘beoordeling en toetsen’ als voldoende, het facet ‘mas terproef’ als onvoldoende en het facet ‘toelatingsvoorwaarden’ als goed. De Commissie benadrukt dat de tekortkoming die zij voor de masterproef heeft vastgesteld verband houdt met een ten tijde van het bezoek onvoldoende aandacht voor het vereiste academisch gehalte van de opleiding in de uitwerking van de masterproef. Dit academisch niveau blijkt wel duidelijk uit ondermeer de concretisering van het programma, de werkvormen en de evaluatievormen. Daarenboven is de Commissie van oordeel dat voor dit tekort op korte termijn kan geremedieerd worden indien er een grotere aandacht voor de normzetting en begeleiding zal worden uitgewerkt en is zij van oordeel dat de opleidingsverantwoordelijken en docenten in staat en bereid zijn om hiervoor te remediëren. De Commissie heeft er vertrouwen in dat dit tekort ter harte zal worden genomen en er tegen de aanvang van het nieuwe werkjaar (januari 2009) een passend antwoord op zal worden gegeven. De Commissie is van oordeel dat dit facet niet opweegt tegen de andere facetten van het onderwerp ‘programma’ die als voldoende of goed beoordeeld zijn en heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘Programma’ voor Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship.
Onderwerp 3
Inzet van personeel
Facet 3.1.: Kwaliteit personeel De Commissie beoordeelt het facet ‘kwaliteit van het personeel’ als voldoende voor de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’. Het Executive MBA programma wordt gedoceerd door 19 docenten. Zij zijn of onderzoekers verbonden aan het ILC² centrum (4 docenten) en verrichten onderzoek op het vlak van ondernemerschap, of academici die onderzoek verrichten (meestal aan de eigen universiteit) in de kerndomeinen (6
Flanders Business School
36
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
docenten), of academici die onderzoek verrichten in aangrenzende domeinen, zoals ‘onderhandelingen’ en ‘evaluatie’ (2 docenten) of prominente domeinexperten, geassocieerd met of afkomstig uit prominente adviesbureaus of topmanagers uit het bedrijfsleven (7 docenten). De Commissie vernam van de studenten dat de docenten goede lesgevers zijn en over een gedegen wetenschappelijke of professionele kennis beschikken. De Commissie stelt vast dat vele docenten verbonden zijn aan een Vlaamse of buitenlandse universiteit. Ieder jaar nemen 2 praktijk-experten deel aan een didactische vorming aan Babson College in de USA. Jaarlijkse functioneringsgesprekken met de docenten bewaken de kwaliteit van het onderwijs en beoordelen het functioneren van de docent. De Commissie heeft tijdens het bezoek kunnen vaststellen dat in die uitzonderlijke gevallen waar uit de syllabi bleek dat de meest recente ontwikkelingen niet zijn opgenomen, de opleidingsverantwoordelijken een gesprek zijn aangegaan met de betreffende lesgevers en actie ondernemen om hiervoor te remediëren. De Commissie is van oordeel dat een opleiding dient te worden gerealiseerd door een ‘core faculty’ of kernploeg van docenten die zich betrokken weten bij de opleiding. De Commissie stelt vast dat – hoewel de kerndocenten niet als ‘vaste’ staf verbonden zijn aan de school – de opleiding inderdaad kan bouwen op het blijvend engagement van haar kerndocenten die zich sterk aangesproken voelen om deze opdracht te blijven opnemen. De docenten geven als hoofdreden voor dit sterk engagement aan dat zij de studenten ervaren als een dynamische groep en het onderricht volgens het gehanteerde model hen stimuleert om verder onderzoek te verrichten in de kerndomeinen. Daarnaast geeft hun lesopdracht binnen de Executive MBA hen toegang tot relevante data betreffende de creatie van nieuwe ideeën (new ventures) en verschaft dit hen inzicht in de dynamiek van het ondernemerschap, waar zij onderzoek naar verrichten aan de eigen universiteit. Hierdoor wordt het lesgeven in het Executive MBA een win-win situatie voor beide partners (de FBS en de individuele docent).
Facet 3.2: Eisen professionele en academische gerichtheid De Commissie beoordeelt de eisen van professionele en academische gerichtheid als goed voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’. De opleiding wordt gedragen door academici en onderzoekers die op het vlak van het ondernemerschap en in de kern- of aanverwante domeinen onderzoek verrichten en door vooraanstaande domeinexperten uit het bedrijfsleven. De docenten hebben aldus of een academisch profiel, of een zeer degelijke en rijke professionele ervaring die de achtergrond vormt waartegen zij lesgeven. De Commissie heeft de onderzoeksoutput van de academische docenten bestudeerd en stelt vast dat deze goed is. De Commissie suggereert verder te investeren in eigen research, gekoppeld aan de Flanders Business School, zoals bijvoorbeeld in het ILC² expertisecentrum geïnitieerd is. De Commissie heeft vastgesteld dat de beide profielen docenten elkaar vinden in de opleiding en deze een goede mix vormen voor de opleiding die het programma aan haar studenten wil geven. Daaren boven zijn de meeste docenten ook betrokken bij de in-company trainingen, en hebben zij naast een academische ervaring ook bedrijfservaring. Daarnaast zijn ook een aantal docenten van de Northwestern University (Kellogg) betrokken bij de Executive MBA. Zij doceren met name de ‘Global Entrepreneurship Module@Kellogg’ (in Chicago). Het docentenkorps wordt verder ook aangevuld met coaches en occasionele gastdocenten die ondermeer de persoonlijke begeleiding van de studenten mee vorm geven of gastlessen verzorgen over actuele thema’s. De Commissie waardeert in het bijzonder de mix van invalshoeken: de academische benadering en de professionele oriëntatie worden door de beide profielen van de lesgevers complementair ingevuld. Deze beide invalshoeken worden in het programma op adequate wijze bewaakt door de programmadirecteur en door de programmacoördinator en door de daartoe bevoegde raden en commissies.
Facet 3.3: Kwantiteit personeel De Commissie beoordeelt de kwantiteit van het personeel als voldoende voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’.
Flanders Business School
37
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Het Executive MBA programma wordt in hoofdzaak gedoceerd door de 4 docenten die verbonden zijn aan het ILC²- onderzoekscentrum en de 15 externe (academici en professionals) lesgevers, naast de staf die de Global Entrepreneurship Module@Kellogg module doceert en aangevuld met occasionele gastdocenten. De Commissie vernam van de opleidingsverantwoordelijken dat FBS ook over een lijst back-up docenten beschikt die kunnen aangesproken worden indien één van de vaste lesgevers op middellange of op korte termijn verhinderd is om les te geven in het programma. De Commissie meent dat het personeelsformatiemodel – gebaseerd op hoofdzakelijk externe staf – kwetsbaar is en het gevaar inhoudt dat goede staf niet voor lange tijd betrokken blijft bij de opleiding. De Commissie stelt desalniettemin vast – op basis van het overzicht van de betrokken docenten over de laatste vijf jaar – dat de staf die nu doceert in de opleiding ook in de vorige jaren deel uitmaakte van de personeelsformatie. De Commissie heeft dit thema verder ook besproken met de docenten tijdens het bezoek en vernam van hen dat zij zich blijvend willen engageren voor de opleiding, omdat het lesgeven in een dergelijk op ondernemerschap gefocusseerd programma voor hen een uitdaging is en zij door het lesgeven aan de specifieke doelgroepen inzicht krijgen in nieuwe tendensen en ontwikkelingen, die ook voor de theorievorming of voor de praktijk nuttig zijn. De Commissie suggereert in het kader van het verbeterperspectief om te onderzoeken of een leerstoel de opleiding een betere verankering kan bieden inzake de personeelsformatie. pp
Algemene conclusie bij onderwerp 3: Inzet van personeel De Commissie beoordeelt het facet ‘kwaliteit van het personeel’ als voldoende, het facet ‘eisen professionele/ academische gerichtheid van het personeel’ als goed en het facet ‘kwantiteit van het personeel’ als voldoende. Zij heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘inzet van personeel’ voor de Executive Master of Busi ness Administration met focus op Entrepreneurship.
Onderwerp 4
Voorzieningen
Facet 4.1: Materiële voorzieningen De Commissie beoordeelt de materiële voorzieningen voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. Voor het ogenblik wordt het Executive MBA programma ingericht als residentieel programma, waarvoor een locatie gehuurd wordt in Brugge, waar de studenten van vrijdagochtend tot zaterdagavond verblijven en waar de 15 lessenreeksen per jaar doorgaan. De faciliteiten die door het programma worden gehuurd zijn adequaat en voorzien van de nodige voorzieningen om multimediaal les te geven. De Flanders Business School is voor het ogenblik (administratie en ILC² expertisecentrum) gehuisvest naast de gebouwen van de Lessius Hogeschool, Antwerpen, maar heeft een nieuwe locatie in de buurt verworven, die zal gerenoveerd en ingericht worden als campus voor de Executive MBA. Deze campus zal voldoen aan de vereisten inzake ‘executive education’, met de benodigde projectfaciliteiten, werkruimten en een business corner. Er worden twee auditoria voorzien met capaciteit 50 personen en 20 personen respectievelijk, een meeting room, een zevental break rooms (kleinere lokalen voor vergaderingen en werkcolleges), een lounge waarin de staf kan werken en een drietal administratieve werkruimten of kantoren. De Commissie is van oordeel dat de faciliteiten die ten tijde van de visitatie gebruikt werden voor het programma toereikend zijn en de plannen voor de nieuwe site veelbelovend zijn voor de toekomst. De Commissie heeft de voorstelling door het architectenbureau van het concept en de planning van de nieuwbouw gewaardeerd, mede omdat deze toelichting een blik geeft op de visie van de FBS, inzake de toekomstige profilering van de school en de opleiding. Voor het ogenblik heeft de FBS toegang tot de nodige bibliotheekfaciliteiten in de huisvesting van de Lessius Hogeschool. Daarnaast heeft de directie van de FBS het lidmaatschap verkregen van het Vlaams Overlegorgaan inzake Wetenschappelijk Bibliotheekwerk (VOWB). Dit lidmaatschap
Flanders Business School
38
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
verschaft de staf en de studenten toegang tot een breed en sterk kwalitatief pakket van wetenschappelijke publicaties (ondermeer Web of Science Citation Databases, Econlit, Academic Search Elite) die online toegankelijk zijn voor de studenten en de staf. De Commissie meent dat de opleiding haar studenten door middel van deze faciliteiten optimale condities kan aanbieden voor hun studie in het kader van het Executive MBA programma. Naast de bibliotheekvoorzieningen stelt het programma de studenten ook de nodige softwarelicenties ter beschikking (vb. voor de statistische software SPSS en voor de beslissingssoftware Palisade), die in werkcolleges gebruikt worden. De FBS heeft ook afspraken gemaakt met de lokale boekhandels om het cursusmateriaal en referentiemateriaal tegen een voordelige prijs aan te bieden aan de studenten. Daarnaast beschikt het programma ook over een elektronische leeromgeving die hoofdzakelijk als communicatiemiddel en als administratieve tool inzake taken, discussies, berichtgeving, lesroosters en dergelijke wordt gebruikt. De Commissie adviseert om de leeromgeving meer in te zetten als leerplatform.
Facet 4.2: Studiebegeleiding De Commissie beoordeelt de studiebegeleiding voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als goed. Informatieverstrekking over het programma wordt hoofdzakelijk gerealiseerd door bedrijven die deelnemen aan de in-company trainingen die ook een aantal van hun medewerkers inschrijven voor het programma. Daarnaast geven een aantal studenten aan door alumni geïnformeerd te zijn over de aard van het programma. De informatieverstrekking binnen het programma gebeurt hoofdzakelijk door de programmadirectie, de programmacoördinator en het secretariaat. De studenten en alumni beschrijven de lage drempel die zij ondervinden bij het benaderen van de docenten en de programmacoördinator als zeer positief. De Commissie is van oordeel dat de informatieverstrekking adequaat is en de studenten op een correcte wijze informeert over het programma. De Commissie spreekt haar waardering uit voor de persoonlijke begeleiding van de studenten, bij de instroom in het programma (waarbij de individuele leermotieven worden geanalyseerd en een life space mapping wordt uitgevoerd) en de opvolging ervan doorheen het programma (via het insturen en becommentariëren van de ‘persoonlijke dagboeken’ van de studenten). De studenten en de alumni vragen wel om aan het persoonlijk begeleidingstraject doorheen de opleiding ook meer persoonlijke overlegmomenten met de begeleidende docent te koppelen. Zij verkiezen dit boven e-mail verkeer omdat zij menen dat zij de evoluties in hun persoonlijk vormingstraject beter kunnen bespreken en verder kunnen uittekenen tijdens een vergadering met de betrokken docent. De studenten geven aan dat zij een dergelijk persoonlijk onderhoud kunnen aanvragen. Maar vooral de alumni zijn van oordeel dat meerdere persoonlijke intervisiemomenten nuttig zouden zijn geweest. De Commissie meent dat dit een waardevolle suggestie is. De doorstroom van problemen en bemerkingen van de studenten naar de staf gebeurt in hoofdzaak door een systeem van vakverantwoordelijken (langs de kant van de docenten) en een jaarverantwoordelijke (langs de kant van de studenten). De terugkoppeling naar de directie gebeurt, naast op informele en ad hoc basis ook op regelmatige basis. De Commissie stelt vast dat de communicatielijnen kort zijn en de informatie snel wordt opgepikt en bovendien ook ernstig wordt genomen. De contacten met de opleiding na het afstuderen positioneren zich binnen de contouren van de alumnivereniging. De FBS engageert zich om de alumni de kans te geven om na het afstuderen vernieuwde cursussen in het Executive MBA programma te volgen. pp
Algemene conclusie bij onderwerp 4: voorzieningen De Commissie beoordeelt het facet ‘materiële voorzieningen’ als voldoende en het facet ‘studiebegeleiding’ als goed en heeft dus een positief oordeel over dit onderwerp voor de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship.
Flanders Business School
39
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Onderwerp 5
Interne Kwaliteitszorg
De kwaliteitszorg is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de directeur van de school en van de programmacoördinator, die daarin worden geadviseerd door een externe expert inzake kwaliteitszorg. De FBS heeft de procedures inzake interne kwaliteitszorg uitgetekend in het kwaliteitshandboek dat de diverse onderwerpen van het kwaliteitszorgsysteem beschrijft en er geijkte meetinstrumenten en bevragingen voor voorziet. Daarnaast dragen ook de docenten bij tot de kwaliteitszorg en worden de lesmodules op verschillende wijzen geëvalueerd. De studenten zijn op meervoudige wijze sterk betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Zij worden jaarlijks bevraagd door formele schriftelijke evaluaties en door feedback sessies. Ook de alumni worden systematisch bevraagd. Het werkveld wordt, naast op structurele wijze in de adviesraad, hoofdzakelijk op meer informele wijze betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. De performantie van het intern kwaliteitszorgsysteem wordt bewaakt door een PDCA-cyclus (Plan–Do–Check–Act), waarvan elementen ontleend zijn aan het EFQM Excellence Model en de ISO 9001:2000 norm. Aldus worden alle processen gemeten: het onderwijsproces (dat het primair proces is), de ondersteunende processen voor het primair proces (onderwijsondersteuning, ondermeer ook de financiering), de aansturende processen (beleidsplanning en kwaliteitsplanning) en de kwaliteitsborgingsprocessen (meten, analyseren, corrigeren en verbeteren). Hierbij worden de organisatie als geheel en de onderscheiden processen inzake kwaliteitszorg afzonderlijk geëvalueerd. De opleiding heeft diverse raden en besturen die waken over de kwaliteit van de opleiding. De Kwaliteitscel (KC) bewaakt de uitvoering van de kwaliteitszorg voor het programma. De Opleidingscommissie (OC) is een orgaan dat advies geeft over onderwijsaangelegenheden aan de opleidingsdirectie. In de schoot van de OC is het curriculum uitgetekend en onder haar taken valt de beoordeling van de uitvoering van het onderwijs- en examenreglement. De Examencommissie (EC) bewaakt de kwaliteit en de uitvoeringswijze van de examens en evaluatievormen. De externe adviesraad, samengesteld uit een FBS bestuurslid, alumni, ondernemers, academici en vertegenwoordigers van het betrokken maatschappelijk beroepenveld vergadert minstens jaarlijks en verleent advies inzake tendensen in het domein die de algemene oriëntatie en de positionering van de FBS en inzake de invulling van het programma.
Facet 5.1: Evaluatie van de resultaten De Commissie beoordeelt de evaluatie van de resultaten voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als goed. De Commissie is van oordeel dat de interne kwaliteitszorg op het niveau van de school en op het niveau van de opleiding zeer helder is uitgetekend in het kwaliteitshandboek en er goede initiatieven genomen worden om alle processen die betrekking hebben op de opleiding en vorming van de studenten te evalueren en om de kwaliteit van het programma te borgen. De Commissie stelt vast dat de school ook over goed functionerende overleg- en beslissingsorganen beschikt die bijdragen tot de bewaking en borging van de kwaliteit van de opleiding. De Commissie waardeert dat er jaarlijks systematische studietijdmetingen worden uitgevoerd voor alle modules en de studenten op meerdere manieren bevraagd worden over diverse aspecten van de opleidingsonderdelen en over het programma. De Commissie oordeelt dat het zelfstudierapport een goede kwaliteit en een duidelijk reflexief karakter heeft. De Commissie waardeert in het bijzonder de sterkte-zwakte analyses die op onderwerpsniveau zijn uitgewerkt.
Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering De Commissie beoordeelt de maatregelen tot verbetering voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als goed.
Flanders Business School
40
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Jaarlijks vindt er in het kader van de interne kwaliteitszorg een management review plaats waarvan de resultaten besproken worden en omgezet worden in actieplannen. Minstens om de twee jaar wordt elke procedure (vb. bevraging van de studenten, onderlinge afstemming modules, afstemming programma op de noden van het beroepenveld) door een externe auditor geëvalueerd. Ook het primair proces (dat het verloop van het programma beschrijft) wordt jaarlijks geëvalueerd, mede op basis van de evaluatie van de modules en opleidingsonderdelen door de studenten in het jaar waarin zij deze hebben gevolgd. De resultaten van de beoordelingen door de studenten van de opleidingsonderdelen worden ook mee in overweging genomen bij de functioneringsgesprekken en evaluatie van de docenten. Al deze ‘maatregelen ter verbetering’ kunnen aanleiding geven tot verbeteringsmaatregelen of tot preventieve maatregelen. Het kwaliteitszorgsysteem voorziet ook in een archivering van de bevindingen, de voorgestelde plannen ter remediëring en de opvolging ervan door de geijkte organen en raden. De Commissie is van oordeel dat de maatregelen tot verbetering zorgvuldig worden gedocumenteerd, besproken en opgevolgd en de genomen maatregelen in het verleden adequaat en accuraat zijn. De Commissie suggereert in het kader van het verbeterperspectief een bijstelling van de presentatie van de resultaten van de evaluatie door studenten van de docenten; omdat de gebruikte meetschaal nu een té positief beeld geeft van de werkelijkheid.
Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld De Commissie beoordeelt het betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. De docenten maken deel uit van de opleidingscommissie en worden ook daarnaast op gezette tijden betrokken bij de evaluatie van het programma. De studenten zijn vertegenwoordigd in de opleidingscommissie en zijn nauw betrokken bij de evaluatie van de opleiding. De alumni worden na het afronden van de opleiding bevraagd en daarna driejaarlijks. Het beroepenveld heeft haar inbreng in het programma via de gastdocenten en de docenten in het programma die een professioneel profiel hebben en is daarnaast ook vertegenwoordigd in de adviesraad. De Commissie waardeert de informele contacten tussen de opleiding en de alumni en het relevant beroepenveld, maar is van oordeel dat de alumni en vooral het relevant beroepenveld intensiever en op een minder vrijblijvende wijze betrokken kunnen worden bij de opleiding. pp
Algemene conclusie bij onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg De Commissie beoordeelt de facetten ‘evaluatie resultaten’ en ‘maatregelen tot verbetering’ als goed en het facet’ betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld’ als voldoende. De Commissie heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘interne kwaliteitszorg’ voor de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship.
Onderwerp 6
Resultaten
Facet 6.1: Gerealiseerd niveau De Commissie beoordeelt het gerealiseerde niveau voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. De Commissie meent dat de doelstellingen van het Executive MBA programma gerealiseerd worden. Dit blijkt uit het niveau van de examens en de tewerkstelling en vordering in de professionele loopbaan van de alumni. De Commissie is er van overtuigd dat de studenten een duidelijke wetenschappelijke vorming krijgen, en een goede opleiding genieten op het vlak van ondernemerschap. De Commissie stelt vast dat de alumni – zoals zij aangaven tijdens de gesprekken met de Commissie – een duidelijke meerwaarde voor hun verdere professionele activiteiten toeschrijven aan het programma, dat zij het programma als uitdagend (in termen van challenges en werkdruk) en verrijkend (in termen van een duidelijke groei in het persoonlijk profiel en het ondernemerschap van de studenten) omschrijven en er hun waardering over uitspreken.
Flanders Business School
41
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
De Commissie is van oordeel dat dit facet als ‘goed’ zou gescoord worden, ware het niet dat het niveau van de opleiding – ten tijde van het bezoek – niet blijkt uit het niveau van de masterproeven. De Commissie is van mening dat de masterproef een duidelijk, niet te verwaarlozen onderdeel is van de beoordelingscriteria inzake het gerealiseerd niveau, omdat dit – in de regel – wordt beschouwd als het sluitstuk van de opleiding. De Commissie herhaalt – zoals onder facet 2.8 aangegeven – dat het wetenschappelijk en professioneel niveau van de opleiding wel degelijk goed is, maar het wetenschappelijk niveau niet blijkt uit de masterproeven die de Commissie heeft geëvalueerd ten tijde van deze visitatie. De Commissie is van oordeel dat mits de nodige scherpstelling van normen en vormvereisten voor de masterproef en een daarbij aansluitende aangepaste begeleiding van de studenten inzake het wetenschappelijk traject, de kwaliteit van de opleiding ook zal blijken uit de masterproeven.
Facet 6.2: Onderwijsrendement De Commissie beoordeelt het onderwijsrendement voor de ‘Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ als voldoende. De Executive MBA streeft ernaar dat 90 tot 100% van de studentenpopulatie slaagt in de daartoe voorziene tijd (die twee jaar is, gelet op het deeltijdse karakter van de opleiding). De opleiding heeft daarvoor een viervoudige motivatie: het manama karakter van de opleiding staat ervoor garant dat de studenten kunnen steunen op de ervaringen van een eerdere master, de opleiding wordt meestal door de werkgever gefinancierd, en heeft aldus gevolgen voor de verdere professionele carrière van de student, het selectiegesprek bij de intake peilt doelbewust naar de motivatie van de student en naar de geschiktheid van de student voor de opleiding en daarenboven laat de kleine groep studenten toe om een goede individuele begeleiding op maat aan te bieden voor de studenten. Het gemiddeld slaagpercentage van de opleiding bedraagt over de laatste zes jaar 97% voor het eerste jaar en 100% voor het tweede jaar. Het gemiddeld aantal studenten waarop deze cijfers betrekking hebben is voor het eerste en het tweede jaar telkens 14. De gemiddelde studietijd die de studenten bedraagt 2 jaar, wat overeenstemt met het tweejaarlijks karakter van de opleiding. De Commissie beschouwt deze slaagcijfers als adequaat, zij stelt vast dat het onderwijsrendement hiermee in overeenstemming is met de beoogde doelstellingen en de begeleiding die in het programma wordt ingezet en beoordeelt dit facet als in lijn met de basiskwaliteit die van een opleiding verwacht wordt. De Commissie stelt verder ook vast dat het – gelet op de specifieke praktische organisatie van het Executive MBA programma (nl. intensieve tweedaagse lessen gedurende 15 weken per jaar) – moeilijk is om internationale studenten aan te trekken in het programma. De Commissie stelt in deze wel vast dat de opleiding een zekere internationale dimensie heeft, mede gelet op de internationale actie radius van de bedrijven waarin de studenten van het Executive MBA programma werkzaam zijn, en door de internationale domeinen die de docenten bestrijken.
pp
Algemene conclusie bij onderwerp 6: Resultaten De Commissie beoordeelt het facet ‘gerealiseerd niveau’ en het facet ‘onderwijsrendement’ als voldoende en heeft aldus een positief oordeel over het onderwerp ‘resultaten’ voor de Executive Master of Business Admi nistration met focus op Entrepreneurship.
Flanders Business School
42
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Integraal oordeel van de visitatiecommissie De Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship De visitatiecommissie is van oordeel dat er binnen de master-na-master opleiding ‘de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship’ aan de Flanders Business School voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn omdat aan de verschillende criteria uit de zes onderwerpen van het accreditatiekader wordt voldaan. De Commissie heeft aldus een positief eindoordeel over deze opleiding. In het kader van het verbeterperspectief formuleert de Commissie de volgende suggesties voor de Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship: De Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship Doelstellingen -- Communiceer aan een breder publiek over de doelstellingen en bijzondere focus van het programma; pp
pp Programma -- overweeg een uitgebreider begeleiding van het persoonlijk ontwikkelingstraject van de studenten, naast de bestaande e-mail opvolging tijdens de loop van de opleiding; -- teken een expliciet beleid inzake plagiaat uit; -- formaliseer de normen en vereisten voor de masterproef, met het oog op een sterkere wetenschappelijke onderbouwing van de masterproeven; -- versterk de wetenschappelijk begeleiding voor de masterproef; -- overweeg om naast de begeleider(s) ook andere evaluatoren toe te voegen aan het evaluatie panel; -- vergroot de naambekendheid van de school en van de opleiding teneinde de instroom te vergroten en een betere selectie van de studenten mogelijk te maken; pp Inzet van personeel -- overweeg de mogelijkheden tot het inrichten van een leerstoel gerelateerd aan de opleiding; -- investeer verder in eigen research; gekoppeld aan de Flanders Business School; pp Faciliteiten -- overweeg om de intervisiemomenten tussen de studenten en de persoonlijke trajectbegeleider verder uit te tekenen binnen de opleiding en meerdere contactmomenten te voorzien; pp Interne kwaliteitszorg -- versterk de betrokkenheid van alumni en het relevant beroepenveld bij het programma;
De Commissie heeft bij de reactie vanwege de Flanders Business School met genoegen vastgesteld dat de Flanders Business School inmiddels (in de tijd tussen het bezoek en de redactie van het rapport) reeds aan een aantal van haar aanbevelingen is tegemoetgekomen, en voor de andere aanbevelingen plannen heeft om deze te bespreken met de opleidingsverantwoordelijken, docenten, studenten, alumni en met het beroepenveld en om daar de gepaste gevolgen aan te geven.
Flanders Business School
43
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Appendix 1 Personalia van
de leden van de visitatiecommissie
Curriculum Vitae
Prof. Dr. Laurus Traas Laurus Traas studeerde bedrijfseconomie aan de toenmalige Nederlandse Economische Hoogeschool (thans Erasmus Universiteit) in Rotterdam. Na het behalen van het doctoraal diploma in 1957 vervulde hij tot 1959 zijn militaire dienstplicht als Officier Militaire Administratie. In 1959 trad hij als trainee in dienst van het Ministerie van Economische Zaken. In 1960 stapte hij over naar de toenmalige Technische Hogeschool (thans Technische Universiteit) Eindhoven als wetenschappelijk medewerker bedrijfseconomie bij de nieuw opgerichte Afdeling Bedrijfskunde. In 1961 maakte hij onder auspiciën van de ‘European Productivity Agency’ (een uitloper van de Marshall-hulp) een studiereis van 4 maanden naar de USA voor bestudering van programma’s in Business Administration aan een twintigtal top Business Schools in de USA. In 1962 trad hij in dienst van Philips in Eindhoven. Daar was hij werkzaam op de afdelingen Corporate Finance en Accounting. Zijn laatste functie was die van Hoofd van de Bedrijfseconomische Afdeling. In 1967 promoveerde hij aan de Erasmus Universiteit op een proefschrift getiteld ‘Het investerings- en financieringsplan van de onderneming’. In 1970 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Economische Faculteit van de Vrije Universiteit in Amsterdam voor het vakgebied ‘Bedrijfseconomie’. In 1979 gebruikte hij een sabbatical year voor een verblijf als ‘Visiting Scholar’ aan de Carnegie Mellon University in Pittsburgh Pa., waar hij onderzoek deed naar de interne resultatenberichtgeving in Amerikaanse bedrijven. In 1985 kreeg hij van het Ministerie van Onderwijs een startsubsidie van ruim fl.1 miljoen voor het opzetten van een twee jaar durende part-time tweede fase studie voor afgestudeerde bedrijfseconomen (postdoctorale opleiding) voor Controller aan de Vrije Universiteit. Deze opleiding – die afgezien van de startsubsidie financieel self supporting diende te zijn – was zeer succesvol en werd in de loop van enkele jaren door alle Economische Faculteiten in Nederland ingevoerd als de opleiding tot Register Controller. Tot zijn emeritaat in 1995 was hij voorzitter van het coördinerende orgaan belast met de kwaliteitsbewaking van de Controllersopleidingen. In 1995 was hij medeoprichter van het Instituut voor Control en Management Accounting (kortweg Controllersinstituut) waarin werden samengebracht alle Register Controllers en alle Register Accountants niet werkzaam in het openbare accountantsberoep. Tot 1999 was hij de eerste voorzitter van dit instituut. In 1995-’96 leidde hij als voorzitter de VSNU-visitatie van de Economische Faculteiten in Nederland. In 1998 visiteerde hij de opleiding Informatiemanagement van Universiteit Nijenrode en in 2000 de Controllersopleidingen. De afgelopen jaren was hij lid van verschillende panels van de NVAO voor de beoordeling van nieuwe masteropleidingen. Van 1984 tot het bereiken van de wettelijke leeftijdsgrens in 2004 was hij Raad in de Ondernemingskamer van het Gerechthof Amsterdam. Van 1985 tot 2001 maakte hij deel uit van de jury voor de jaarlijkse Sythoffprijs (prijs voor het beste jaarverslag van beursgenoteerde ondernemingen). Hij was voorzitter van de Raad van Commissarissen van diverse niet – beursgenoteerde ondernemingen en Bestuurslid van verschillende Administratiekantoren (Stichtingen waarin het stemrecht op de aandelen van beursgenoteerde ondernemingen wordt ondergebracht.) Hij adviseerde verschillende ondernemingen over kostentoerekenings- en tarief bepalingsproblemen (o.a. PTT Nederland, de Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam, Luchthaven Schiphol, Interpay, UPC, Technische Unie en Elektriciteits- en waterleidingbedrijven). In 2005/2006 was hij onderzoeker van de Ondernemingskamer in de enquête naar het beleid van Unilever inzake converteerbare preferente aandelen; in 2007 in de enquête naar het beleid van Stork en in 2008 naar het beleid en het faillissement van Landis. In 2006 maakte hij deel uit van de commissie ingesteld door de VLIR voor de onderwijsvisitatie van de master- na – masteropleidingen in de Economische wetenschappen, Toegepaste economische wetenschappen en Handelsingenieur aan de Vlaamse Universiteiten. Als deskundige was hij betrokken bij diverse uitkoopprocedures. Hij publiceerde artikelen op het gebied van jaarverslaggeving, financieel beheer van ondernemingen, kostprijsberekening en waardebepaling van ondernemingen. Hij begeleidde een achttal promovendi. Bij zijn emeritaat in 1995 werd hij Koninklijk onderscheiden en benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Curriculum vitae
45
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Prof. dr. Patrick Van Kenhove Patrick Van Kenhove studeerde bedrijfseconomie (1978-1982) en de speciale licentie marketing (1982-1983) aan de Universiteit Gent. Hij promoveerde tot doctor in de toegepaste economische wetenschappen aan dezelfde universiteit in 1990. Hij was er vervolgens doctor-assistent (1990-1992), docent (1992-1997), hoofddocent (1997-2002), hoogleraar (2002-2008). Momenteel is hij gewoon hoogleraar aan de faculteit economie en bedrijfskunde. Hij was tevens verbonden aan de Vlerick Leuven Gent Management School van 1994 tot 2000 als programmadirecteur van de aanvullende opleiding Marketing Management. Sedert 2004 is hij tevens hoogleraar aan Fucam te Mons. Hij is vakgroepvoorzitter van de vakgroep Marketing aan de UGent sedert 2000 en academisch secretaris van de faculteit Economie en Bedrijfskunde sedert 2007. Zijn onderwijs richt zich enerzijds op marktonderzoek en onderzoeksmethodologie, en anderzijds retail marketing en dit op bachelor-, master- en master na masterniveau. Zijn onderzoek richt zich op consumentenethiek, consumentengedrag specifiek m.b.t. winkelgedrag en individueel-verschilvariabelen in consumentengedrag. Hij publiceert in publicaties in nationale en internationale tijdschriften (Journal of Retailing, Journal of Business Ethics, Journal of Economic Psychology, Psychology & Marketing, Advances in Consumer Research, …) en congresproceedings over bovenstaande onderwerpen. Hij is lid van de redactieraden van Journal of Business Ethics en Journal of Business Research. Hij is co-auteur van diverse boeken, o.a.: Marktonderzoek. Methoden en toepassingen; Management van het distributiebeleid; Distributiekanalen in Marketingperspectief; Marktonderzoek met SPSS, Marketing Research with SPSS. Hij is (co)promotor van 6 voltooide doctoraten en begeleidt momenteel 4 doctorandi.
Prof. dr. ir. Regine Slagmulder Prof. dr. ir. R. Slagmulder is sinds eind 2007 verbonden aan de Vlerick Leuven Gent Management School als Partner en Associate Professor in management accounting & controle. Voordien was zij werkzaam als consultant bij McKinsey & Company (2005-2007). In 2001-2005 was zij als voltijds professor verbonden aan INSEAD (Frankrijk & Singapore), na Hoogleraar management accounting te zijn geweest aan de Faculteit Economische Wetenschappen en het Tilburg Institute for Advanced Studies in Management (TIAS) van de Universiteit Tilburg (Nederland). Zij was tevens gastprofessor aan de Faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen (Universiteit Gent) en researcher aan de Vlerick Leuven Gent Management School. Regine Slagmulder studeerde af als Burgerlijk Elektrotechnisch Ingenieur (1988) en Bedrijfskundig Ingenieur (1991) aan de Universiteit Gent. In 1995 promoveerde zij tot Doctor in Management aan de Vlerick Leuven Gent Management School. In het kader van haar onderzoeksactiviteiten was zij als Research Fellow verbonden aan INSEAD, Boston University (USA) en het P. Drucker Graduate Management Center van Claremont University (USA). Haar interessedomein situeert zich op het vlak van strategisch cost en performance management, meer bepaald het toepassen van methodes voor prestatiemeting en kostenbeheersing in relatie tot de strategie van ondernemingen. Ze heeft reeds verschillende boeken en tal van artikels gepubliceerd over onderwerpen als balanced scorecard, supply chain cost management, activity-based costing, target costing en management controle.
Curriculum vitae
46
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Dhr. Karel Van Goethem Karel Van Goethem (1937) is licentiaat politieke en sociale wetenschappen (1960) en geaggregeerde HSO (lerarenopleiding) van de K.U.Leuven. Aanvankelijk was hij als arbeidssocioloog werkzaam bij een vakbond en aan het Centrum Sociale Studies van de K.U.Leuven (1961–1967). Nadien werd hij medewerker aan het Universitair Studiebureau van de K.U.Leuven (1967–71), de laatste twee jaar daarvan als verantwoordelijke van de afdeling Toegepast Onderwijsonderzoek. In 1971 benoemd als directeur Academische Planning van de startende Universitaire Instelling Antwerpen was hij hoofdzakelijk verantwoordelijk voor de ontwikkeling en begeleiden van nieuwe onderwijsprogramma’s, aanvankelijk op het niveau van de tweede cyclus, nadien ook inzake postgraduaat en postacademisch onderwijs. Hij was opdrachthouder van de VLIR voor onderwijsvernieuwing (79–83) en Open Universiteit (84– 89). Daarnaast was hij lid van de Vereniging voor Universitair Bestuur en Management (Nederland) en redactielid van het Tijdschrift Hoger Onderwijs en Management (TH&Ma) en het Tijdschrift Onderwijsrecht & Onderwijsbeleid (Vlaanderen), in beide publiceerde hij verschillende bijdragen. Hij was projectleider voor projecten gefinancierd door de Minister van Onderwijs over de relatie (universitair) onderwijs en beroep en over doctoreren en promoveren. Hij woonde tal van conferenties bij over onderwijsonderzoek en hoger onderwijsmanagement vooral in Nederland en bij de OESO, en nam deel aan meerweekse studiebezoeken aan universiteiten in de Verenigde Staten (OESO) en Groot-Brittanië (British Council). Hij heeft een 90 tal publicaties op zijn actief, het merendeel over hoger onderwijs. Thans is hij vooral actief in het sociaal-cultureel volwassenenwerk, tien jaar als voorzitter, nu nog als bestuurder van Stichting Lodewijk de Raet. Zijn speciale belangstelling gaat thans uit naar oudereneducatie. Hij fungeerde als onderwijskundig lid in de visitatie Economische, Toegepast Economische Wetenschappen en Handelsingenieur, en in de visitatie ManaMa’s Economische en Toegepast Economische Wetenschappen en Handelsingenieur evenals in de visitatie Gezinswetenschappen (Hoger Onderwijs/VLHORA).
Dhr. Immanuel Walpot Immanuel Walpot studeerde van 2004 tot 2008 aan de Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Hij behaalde zijn Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen met de afstudeerrichting economisch beleid. Naast deze studies volgde hij van 2006 tot 2008 de Academische Initiële Lerarenopleiding met didactiek algemene economie. Sinds 2009 werkt hij in Duitsland voor een international consultancy bedrijf.
Curriculum vitae
47
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL
Appendix 2 Bezoekschema
Bezoekschema visitatie Flanders Business School
Executive Master of Business Administration met focus op Entrepreneurship – 20–21 oktober 2008 maandag 20 oktober 2008 9:30
11:30
intern beraad visitatiecommissie
11:30
12:15
bestuur van de instelling visie op de opleiding waarin korte toelichting positie en missie van de opleiding (max 15’), speciale situatie nieuwbouw
12:15
13:00
opleidingsverantwoordelijken, opstellers zelfevaluatie, studenten betrokken bij onderwijskundig overleg
13:00
13:45
middagmaal
13:45
14:30
gesprek met delegatie studenten
14:30
15:15
toelichting infrastructuur, databases, nieuwbouw FOWB(online), ILC²
15:15
16:15
inzage lesmateriaal, examenvragen, Masterproeven ter plaatse, verslagen bestuursdocumenten, stageverslagen en pauze
16:15
17:00
gesprek met delegatie docenten en lesgevers
17:00
17:45
gesprek met delegatie afnemend veld (uit grote bedrijven en opstartende ondernemingen)
17:45
18:30
gesprek met afgestudeerden
18:30
19:30
intern beraad visitatiecommissie
19:30
20:15
ontvangst van de visitatiecommissie door de academische overheid, opleidingsverantwoordelijken en informele ontmoeting
20:15
avondmaal visitatiecommissie
dinsdag 21 oktober 2008 9:00
9:30
spreekuur en aanvullende gesprekken op uitnodiging van de commissie
9:30
10:15
verantwoordelijken studiebegeleiding, internationalisering, interne kwaliteitszorg
10:15
11:15
intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering
11:15
12:00
gesprek met het bestuur, opleidingsverantwoordelijken van de opleiding, facultair coördinator
12:00
13:30
intern beraad van de commissie, voorbereiding mondelinge rapportering (inclusief lunch)
13:30
mondelinge rapportering
Bezoekschema
49
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
VLIR
Vlaamse Interuniversitaire Raad
EGMONTSTRAAT 5 – 1000 BRUSSEL