Inwit nr. 2/3, 2007, pp. 104-113
DE NIEUWE SYMPTOMEN EN DE ANDERE1 Eric Laurent2
Psychoanalytici klagen er graag over dat hun patiënten anders zijn dan ten tijde van Freud. En dus roepen ze om een verandering van de psychoanalytische theorie. Deze zou tegelijkertijd wetenschappelijker én humaner moeten zijn, teneinde nauwer aan te sluiten bij de noden van die nieuwe analysanten. Ze beklagen zich bij hun verenigingen, welke die ook mogen zijn. Ze vragen democratischer verenigingen die meer tegemoet komen aan hun dagelijkse beslommeringen. Een oproep dus tot meer theorie én meer democratie. Maar ook een oproep tot het grote publiek: zie ons, psychoanalytici, graag, ook al dienen wij wetenschappelijk gezien nergens toe. Die onrust knaagt aan hen langs alle kanten, hij vormt symptoom. Die klachten moeten we nu in heel hun omvang proberen te interpreteren opdat de psychoanalytici daarin hun weg zouden kunnen vinden en beter gewapend zouden zijn in de strijd om Verlichting op het gebied van het sekseverschil, een strijd die komende eeuw slechts zal toenemen. de teloorgang van de vader Maar wat is er in de huidige context nu juist veranderd? Zelfs niet lacaniaanse psychoanalytici wijzen op het belang van het Oedipuscomplex als een van de belangrijkste indexen van verandering van Freuds tijd naar de onze. In de huidige sociale context zijn er minder vaders, en de samenleving neigt tot een broedergemeenschap, een gemeenschap van ongelovige broeders die niet meer geloven in God, vader, autoriteit. De vader heeft zich teruggetrokken en we hebben geen kader meer. Na de dood van de meester stelde de vrouwelijke revolte, met Melanie Klein en Anna Freud, het freudiaanse Oedipuscomplex in zijn grondvesten in vraag. Anna hield weliswaar de schijn van geloof in de vader nog wat langer op. Klein komt echter al snel tot bijtende uitspraken over de vader, culminerend in de stelling dat de borst een hanteerbaarder object zou zijn dan de penis, daarbij de zogenaamde penisnijd even op zijn plaats zettend. Maar ook Lacan laat zich niet onbetuigd. In 1938 heeft hij het over de teloorgang3 van het vaderlijk imago; de consequenties daarvan ziet hij geïllustreerd via de criminologie, maar ook in het groeiend cultureel belang van de homoseksualiteit en in de gevoelens van verdriet die een sociaal fenomeen worden. Op dat moment gebruikt hij die analyse nog als een sociaal-politiek instrument, om de tegenstelling te verscherpen tussen dat bewonderenswaardig gedrag der Engelsen tijdens Wereldoorlog Twee, onder Churchill als vader die voor vader speelt, en het lamentabele gedrag der Fransen, onder de onuitstaanbare vader Pétain (Miller 1975), de zielige maarschalk die het vader-imago besmeurt. Pas onder de waardiger vader die generaal de Gaulle was, zijn de Fransen beginnen ontwaken. In die lijn had Lacan het tot 1950 over de 1
Laurent, E. (1997). Les nouveaux symptômes et les autres, La Lettre Mensuelle de l'Ecole de la Cause freudienne, 162, 37-40 (lezing Rome 30 mei 1997, in het kader van de conferenties van het Stadssecretariaat van de EEP-Italia). Deze vertaling is van de hand van Stefan Verlinden en werd nagezien door Lieven Jonckheere. 2 Analyste Membre de l'Ecole van de Ecole de la Cause freudienne, lid New Lacanian School, voorzitter World Association for Psychoanalysis, Doctorat de 3° cycle du Champ freudien, Enseignant à la Section Clinique de Paris-Saint-Denis,
[email protected] 3 déclin 1
Inwit nr. 2/3, 2007, pp. 104-113 Naam-van-de-Vader, als wat rest nadat de vader was geraakt. We vinden dan ook bij herhaling zinnen als: "Er komt een eind aan het avontuur van het Joods patriarchaat"; dat patriarchaat is een intellectueel avontuur, een uitvinding, die vanaf een gegeven moment niet meer op dezelfde wijze kan functioneren. Daarbuiten is de psychoanalytische beweging snel tot technische kwesties overgegaan, in het kader van een roep om professionalisering. Analytici moesten ernstige beroepsbeoefenaars worden, die vader- en moederkwesties moesten ze maar eens en voor altijd achter zich laten, want ze moesten zich toch vooral aanpassen aan al die uiterst technische contexten in de Verenigde Staten. Zo begon men bijvoorbeeld op systematische en directe wijze kinderen te observeren. In die Amerikaanse context cultiveerden de verenigde psychoanalytische broeders eveneens een zeker wantrouwen tegenover de religies van de oude wereld. De Amerikanen zelf bleven intussen maar nieuwe religies uitvinden: vorige eeuw waren dat bijvoorbeeld de Mormonen, en vorig jaar nog werd onder onze ogen de Scientology Church geboren. Onze wereld, die nieuwe wereld, is er één geworden van naast elkaar staande vormen van geloof, in zoverre dat intellectuele en politieke debatten voortaan gedomineerd worden door het multiculturalisme en de reflectie over de gemeenschappen. Hilary Clintons boek (1996)4 benoemt dit moment als "It takes a Village". De klassieke familie verdwijnt. In plaats daarvan verschijnen allerlei min of meer virtuele samengestelde gemeenschappen. Die hangen diverse alternatieve leefstijlen aan, van de meest innoverende geloofsstijlen tot gelegaliseerde perversies. En allemaal eisen ze bestaansrecht op binnen alle geledingen van de maatschappij. Enkel een collectieve zelfmoord van een sekte, zoals onlangs nog in Californië, of een extreem rechtse sekte die aanzet tot misdaden, zoals in Oklahoma City, baren ons af en toe nog even zorgen. de eeuw van de Namen-van-de-Vader We kunnen niet voorbijzien aan de diepgaande ontsporing van de moderne subjectiviteit in een wereld die van langsom meer beheerst wordt door de democratie. Deze tijd vormt geen herhaling van die van "God is dood", eind vorige eeuw – dat heeft JacquesAlain Miller (ongepubliceerd [1996-1997]) afdoende aangetoond. In zijn onderwijs heeft Lacan de beschaving na Freuds dood bestempeld als "de eeuw van de Namen-van-de-Vader", in het meervoud. Dat wijst op nog iets anders, op een bijkomende coupure. Onze wereld is er een van "voor eenieder hetzelfde", wetenschappelijke wetten gelden immers voor iedereen; gevolg daarvan is onder meer dat het Ideaal niet langer in zwang is. Miller heeft dat, vanuit Lacan, benoemd als "de tijd waarin de Ander niet bestaat". Het Ideaal, het ik-ideaal, maar ook andere idealen, richten niet langer de levensstijl van het subject. Van daaruit kan ook duidelijk worden dat het onbehagen in de psychoanalyse de weerspiegeling is van dat in de cultuur. Wat zijn daarvan nu inderdaad de gevolgen, voor de psychoanalyse en de hedendaagse kliniek? Er is de kliniek die Freud heeft nagelaten: drie neurosen, twee wezenlijke kanten aan de psychose, enkele aktuaalneurosen. Dat is een solide kliniek, die het resultaat is van een vereenvoudiging, een ordening van Kräpelin, en die gemaakt is om te duren. Verwijzend naar de overdracht heeft Freud de neurose in twee gesplitst, als dwangneurose en hysterie; de fobie heeft een aparte plaats in de mate dat ze vaak voorbijgaand blijkt te zijn, doordat ze slechts functioneert als 'draaischijf'. De psychose heeft Freud gesplitst in het continent van de parafrenie en de zogenaamde 'manisch-depressieve stoornissen'. En tot slot heeft hij met de aktuaalneurosen en de narcistische persoonlijkheden de grenzen van de actieradius van de overdracht aangegeven. 4
"Een dorp, dat is wat we moeten hebben" 2
Inwit nr. 2/3, 2007, pp. 104-113 Onze tijd haalt deze kliniek nu volledig overhoop. Men probeert ons uit te leggen dat de hysterie niet meer bestaat, dat dwanggedachten en –handelingen nog enkel met Imipramine mogen behandeld worden, dat neurosen steeds minder voorkomen, dat de psychosen nog nauwelijks nut hebben. Als er dan toch nog psychosen zijn, dan zou het uitsluitend gaan om deficitaire psychosen, van schizofrene en manisch-depressieve aard, waarvan inderdaad vanzelfsprekend lijkt dat ze vallen onder de kliniek van het medicament. Gezien de werkzaamheid van die kliniek uitsluitend de syndromen betreft, lijken diagnostische en klinische vragen nog louter de voorbijgestreefde getuigen te zijn van het raffinement van een tijdperk waarin men nog geloofde in naam van het organiserende Ideaal. Als die huidige teloorgang van de Vader en de idealen (Miller ongepubliceerd [1996-1997]), die ten onrechte gekwalificeerd wordt als "het einde der ideologieën", de neurosen al treft, dan is dat vooral in hun organisatie zelf. de vader als uitvinding van de neuroticus Freud heeft inderdaad geleerd dat de neuroticus de vader heeft uitgevonden. Hij heeft de beschaving de vader geschonken. Het was niet de psychoticus, die moet het zonder vader doen, waardoor hij telkens andere vormen van religie moet creëren. In een cultuur zonder vader en Ideaal is echter niemand nog in de neuroticus geïnteresseerd. Hij is niet langer een cultuurheld en bijgevolg heeft hij het moeilijk om nog gehoord te worden. Niet dat de neurosen zijn verdwenen. In de psychoanalytische kliniek komt men tussen al die depressievelingen, narcisten en militanten voor de rechten van een of andere seksuele minderheid nog steeds neurotici tegen. Ze slagen er echter niet in om gehoord te worden. De psychoanalyse is dan ook de politieke partij van de neurotici, zij moet hun stem laten horen. De gevolgen van de miskenning van de hysterie mogen de psychoanalyse niet onverschillig laten. Naarmate de hysterie uit de classificaties is verdwenen, niet uit de onze maar wel uit de epidemiologisch onderbouwde classificatiesystemen die democratisch onderhandeld werden met de "American Psychiatric Association", zien we een nooit eerder geziene pathologie de kop opsteken, die echter enkel voorkomt binnen een gegeven cultureel territorium – en dat zijn de zogenaamde 'meervoudige persoonlijkheden'. In Europa blijft dat voorlopig nog redelijk discreet, maar dat zal zich ongetwijfeld ook hier doorzetten. In de hysterie kenden we meervoudige persoonlijkheden van twee tot drie stuks. In de huidige, Amerikaanse classificatie zijn dat gemiddeld zestien persoonlijkheden geworden – een soort zapping, waarbij verschillende leefstijlen in één enkel lichaam naast elkaar komen te staan. De oude symptomen vinden we terug in een nieuwe context, de symptomen zijn getransformeerd – daardoor worden echter ook wij getransformeerd. Het "minder aan Ideaal" lijkt ook 'narcistische persoonlijkheden' in de hand te werken. Er ontstaan ook alsmaar nieuwe betekenaars. Neem bijvoorbeeld de 'gedeprimeerden'. We hadden de acedia, de neurasthenie, het spleen. Dat hebben we dus wel weer gehad. Thans is er nood aan weer een nieuwe betekenaar voor een bijzondere, eigentijdse wijze van beleving van de armoe aan verlangen5. In die context is ook een groot deel van het parafrene continent van de psychosen naar de kant van de stemmingsstoornissen overgeheveld geworden, met effecten op het aloude prestige van de melancholie. Rond die betekenaar 'depressie' kristalliseert zich uiteindelijk een beschavingsprobleem. In de mate dat iedereen er alsmaar meer alleen voor staat, dat iedereen alsmaar meer zelf verantwoordelijk wordt voor zijn verlangen, stemt het alsmaar wanhopiger van niet te verlangen. Wanneer het Ideaal is dat men moet verlangen, dan wordt het niet langer het Ideaal dat ons verplettert, maar de armoe aan verlangen. De depressie is dus een betekenaar geworden waarin velen zich herkennen zonder dat hen daarover iets moet worden uitgelegd. 5
pauvreté en désir 3
Inwit nr. 2/3, 2007, pp. 104-113 Ook de reorganisatie van de kliniek van de perversie is volop aan de gang. In naam waarvan kan men iemand nog het recht op genieten ontzeggen? De legalisatie van de homoseksualiteit is een feit in onze oude wereld. Vergeten we echter niet dat er in de nieuwe wereld nog vijftien of zestien Staten sodomie strafbaar stellen, zelfs bij wederzijds toestemmende volwassenen. In november 1996 huwden bijvoorbeeld twee militante lesbiennes in de Staat Hawaï, die trots uitpakten met het kind dat ze wilden opvoeden, met de vanzelfsprekende vraag om, zoals iedereen, daarvoor kinderbijslag te krijgen. En waarom ook niet eigenlijk? Andere Staten, zoals Californië, geven slechts kinderbijslag voor kinderen opgevoed door twee homoseksuele koppels, twee mannen en twee vrouwen. Het lesbisch koppel kan bijvoorbeeld een man uit een homokoppel vragen om zijn sperma aan één van de dames te schenken; dat kind wordt dan opgevoed binnen het lesbisch koppel, ook al behoort het evenzeer het mannelijk homokoppel toe. Het klassieke alternerend toezicht, weekje mama, weekje papa, is in dat geval gewoon nog iets ingewikkelder. In datzelfde land blijft christelijk-rechts oproepen tot een terugkeer naar family values en heeft het leger in vredestijd een bijzonder probleem met overspel in zijn rangen. Al die symptomen getuigen op zijn minst van een diepgaande verandering van de kliniek van de fallus en het fallische genieten. genot en fallische betekenis De moeilijkheden in alle Europese landen rond pedofilie, met de daaruit voortvloeiende politionele maatregelen en mediatieke belangstelling, maar ook uit de hand lopende acties die ertoe leiden dat juist degenen die zich het minst te verwijten hebben, overgaan tot zelfmoord, hebben een belangrijk sociaal symptoom ontsluierd. De horreur, de bijzondere horreur, begon in België met de zaak van de misdadiger Dutroux. Zijn naam getrouw heeft deze de politie vele putten6 doen graven in hun zoektocht naar de lijken. Vreselijk allemaal, maar in zijn manier van moorden klinkt toch ook een onmiskenbaar psychotische echo door. Als we de moeilijkheid zien van het parlementair debat daar rond in België, maar ook in Italië, Frankrijk en Spanje, en de klinische discussie of het in dergelijke gevallen mogelijk is om een psychotherapeutische behandeling op te leggen, dan blijkt dat uiteindelijk niets anders te zijn dan een extreem geval van de reeds aan de gang zijnde discussie over tolerantie tegenover de perversie. In welke mate moet de politie zich informeren over SM-clubs? Dit zijn kwesties van publieke orde die tegenwoordig geregeld aan de orde zijn, omdat blijkbaar niemand in staat is om te zeggen in naam waarvan "neen!" kan worden gezegd tegen een levenswijze die een dergelijk genot affirmeert en het recht daartoe opeist. En dus vervallen we maar in een alternantie tussen ongehoord brutale maatregelen en een laksheid die ons achteraf des te schuldiger doet voelen. Aan gene zijde van de fallische kliniek is onze tijd uiteindelijk ook die van de toxicomanieën, van de onmiddellijke verwerving, in een soort kortsluiting – buiten het fallisch circuit – van de substantie waarnaar het subject zijn leven lang op zoek is Dat wijst niet op een teloorgang van het fallocentrisme, maar wel van het aan de vaderlijke positie gekoppeld belang van de fallus7. Dit wil kort samengevat zeggen dat iedereen de idee heeft dat men zich in familieverband verveelt. De publicitaire wijsheid maakt ons dat ook duidelijk: U verveelt zich van zodra U vader is en een vrouw heeft gehuwd, dat staat immers voor een 'min' aan sensaties en we moeten toch gaan voor een 'meer'. Denk aan het publicitaire beeld van die magnifieke familiewagen, met als boodschap: "Wie zei ook al weer dat wij ons in familie vervelen?" Dat is nog eens een teruggevonden fallische betekenis. Onze tijd is er één van levensstijlen, met een triomfantelijke affirmatie van het fallisch 6 7
des trous signification 4
Inwit nr. 2/3, 2007, pp. 104-113 genieten. Dat is overigens ook wat de fascinatie van hetero's voor homobars uitmaakt. In eerste instantie zijn het de vrouwen die daar even willen gaan piepen om te zien wat mannen onder mekaar uitspoken, of zij zich daar niet beter amuseren. Op dat vlak is er een grote tolerantie, zelfs een fascinatie bij de heteroseksuele gemeenschap, vanuit de heteroseksuele levensstijl. De "Village Voice" kon dan ook onlangs nog vaststellen dat de "Christian Coalition" in de Verenigde Staten er is op achteruit gegaan juist omdat iedereen ervan uitgaat dat men in alternatieve levensstijlen meer sensaties meemaakt. Tenslotte worden niet enkel de symptomen van gisteren in nieuwe concepten gegoten, er duiken ook alsmaar nieuwe massa-symptomen op. het er zonder stellen en er gebruik van maken8 Maar wat is nu eigenlijk de oplossing die de psychoanalyse voorstaat? De vader in ere herstellen? Dat proberen sommigen toch. Op dat vlak zijn allianties mogelijk met bepaalde vertegenwoordigers van de Katholieke Kerk. Daarbij wijst men dan gezamenlijk op het recht op een vader en waakt men erover dat de afbraak van rechten van de vader niet te ver gaat. Een tweede oplossing zou de liefde zijn: moederliefde, vrouwelijke liefde, of alleszins vrouwelijke waarden. Ook hier weer zijn allianties mogelijk met aanhangers van een verlicht feminisme, waarmee men dan gaat insisteren op de noodzaak om heel de samenleving te vervrouwelijken. Het kwaad zou voortspruiten uit het overmatig fallisch genieten dat verhindert van lief te hebben. De impasse van deze vrouwelijke liefde is echter dat aan de horizon uiteindelijk toch weer de liefde voor de dode vader staat, de Vatersehnsucht waarvan Freud de mensheid niet geneesbaar acht. Dit soort moeder-, zuster- of broederliefde gaat uiteindelijk hand in hand met de Godsliefde van wetenschappers en filosofen, de liefde tot een God die zich niet al te geweldig manifesteert in de dimensie van het kwaadaardige genot. Lacans oplossing, aan gene zijde van al deze oplossingen, komt neer op een hervorming van onze begripswijze9.Tegenover een vader die garant staat voor de betekenis, de seksuele of fallische betekenis, stelt hij een vader waarvan men gebruik moet maken. Dat betekent dat hij op die vader Wittgensteins aforisme toepast, volgens hetwelk meaning is use, "betekenis is gebruik". Zo creëert hij een kleine paradox: "Men kan het doen zonder de vader op voorwaarde dat men er gebruik van maakt" (2005 [1975-1976], 136). Men kan het dus doen zonder de vaderlijke garantie voor de betekenis, op voorwaarde dat men iets vindt waarvan eenzelfde gebruik kan worden gemaakt, zijnde "neen!" te kunnen zeggen. Een psychoanalyse leidt niet tot een aanpassing aan de wereld, maar wel tot het weten dat als iets echt onverdraaglijk is, dat men dan in staat moet zijn om echt "neen!" te willen zeggen – voorbij elke vorm van conformisme, voorbij alle identificaties, voorbij elk belang – het tekortschietende belang – dat de vader voor eenieder heeft gehad.
8
s'en passer et s'en servir (Lacan 2005 [1975-1976], 136). In de bibliografie vindt men nog een aantal andere referenties van teksten waarin Laurent deze uitdrukking verder becommentarieert en ontleedt. 9 entendement 5
Inwit nr. 2/3, 2007, pp. 104-113
BIBLIOGRAFIE Clinton, H. (1996). It Takes a Village: And Other Lessons Children Teach Us, New-York: Simon & Schuster Lacan, J. (2005 [1975-1976]). Le Séminaire Livre XXIII (texte établi par J.-A. Miller): Le sinthome, Paris: Seuil Laurent, E. (1992). Le névrosé peut-il se passer du père? Revue de l'Ecole de la Cause freudienne, 21, 125-128 (thema-nummer Au-delà de l'Œdipe) Laurent, E. (1998). Symptôme et nom propre, La Cause freudienne, 39, 19-33. Laurent, E. (2005). Le Nom-du-Père entre réalisme et nominalisme, La Cause freudienne, 60, 131-149 Miller, G. (1975). Les pousse-au-jouir du maréchal Pétain, Paris: Seuil Miller, J.-A. (ongepubliceerd [1996-1997]). L'orientation lacanienne (Enseignement dans le cadre du Département de Psychanalyse de Paris VIII): L'Autre qui n'existe pas et ses comités d'éthique
6