DE NIEUWE SCHELDEGALM Editie van het Aankondigingsblad voor Kalken en Laarne. Derde uitgave. Uitgave voor de bezoekers van de Nacht van de Geschiedenis, 19 maart 2013: VAKMANSCHAP. Een uitgave van de Vereniging voor Lokale Geschiedenis van Kalken en Laarne in samenwerking met Davidsfonds Kalken en Davidsfonds Laarne. NIEUWS VAN DE REDACTIE. Ter gelegenheid van de elfde nationale editie van de Nacht van de Geschiedenis werken te Kalken en Laarne opnieuw drie verenigingen samen, namelijk Davidsfonds Kalken, Davidsfonds Laarne en de Vereniging voor Lokale Geschiedenis van Kalken en Laarne. Samen werkten ze het algemene thema “VAKMANSCHAP” of “AMBACHTEN” uit. In deze editie blijven we stilstaan bij de ambachtslieden uit voornamelijk het negentiende en twintigste-eeuwse Kalken en Laarne. We beperkten ons voornamelijk rond de ambachtslieden uit de onmiddellijke omgeving van de twee dorpskernen. Meerdere auteurs doken in de plaatselijke archieven of deden een beroep op de kennis en het geheugen van “zegspersonen”. Spijts de enorme hoeveelheid gegevens, kan dit enkel een aanzet zijn tot meer. Chris De Landtsheer zorgde voor de opzoekingen rond de bewoners van Kalkendorp. Ze goot die gegevens in een tekst waarop de verschillende Casimirs zich zullen baseren tijdens de wandeling in Kalkendorp en bij het bezoek aan de vier locaties waar ambachtslieden actief zijn of actief waren. Casimir Vermeiren zal de bezoekers begeleiden tijdens de rondgang bij de plaatselijke ambachtslieden van Kalkendorp. Verder in dit aankondigingsblad vindt u meer info over de persoon van Kalkenaar Casimir Vermeiren. Veel luister- en leesgenot.
PROGRAMMA VAN DE NACHT VAN DE GESCHIEDENIS, ZAAL BREUGHEL EN KALKENDORP, 19 MAART 2013. - Ontvangst vanaf 19.00 uur (voorwoord, inleiding, liedjes en verdeling in groepen). - Start wandeling om 19.40 uur. - Bezoek aan plaatselijke ambachtslieden in Kalkendorp: - bakkerij De Ridder - meubelmaker Paul De Bock - herbergierster Rita D’Hondt, met info over smid Edgard D’Hondt - schrijnwerkerij Van Bogaert - Terugkeer naar zaal Breughel voor afsluitende presentatie en traktatie.
OPROEP. GEVRAAGD: BRIEFHOOFDEN VAN AMBACHTSLIEDEN UIT DE TWINTIGSTE EEUW. Waarschijnlijk heeft elke familie in het familiearchief facturen of leveringsnota’s van plaatselijke bedrijven. We weten dat er veel wordt weggegooid, maar bij deze willen we toch vragen extra aandacht te besteden aan onooglijk lijkende zaken, zoals factuurbriefhoofden.
Factuur met -briefhoofd Garage Sint-Denijs van de familie Crabeel, 1946. Verzameling André Van De Sompel
Kalkendorp, jaren 1950. Zicht naar Kalkenkerk toe vanuit richting Overmere. Postkaart uitgegeven door weduwe Prudent Van De Velde. Verzameling familie De Ridder.
AMBACHTEN IN KALKENDORP AMBACHTEN IN SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN (1). EIND NEGENTIENDE – Chris De Landtsheer TWINTIGSTE EEUW. Chris De Landtsheer Met de ambachten zijn ook heel wat zegswijzen uit de ambachtelijke sfeer in de vergetelheid geraakt of simpelweg verdwenen. Deze editie van de Nacht van de In de loop van de negentiende Geschiedenis is dus een ideale gelegenheid om een aantal van die zegswijzen in begin twintigste eeuw verdwenen de kijker te zetten of misschien zelfs nieuw leven in te blazen… de landbouwbedrijven stilaan uit Sommige zullen je vertrouwd in de oren klinken, andere weer niet. Ofwel ben je de dorpskern. Het Dorp werd gewoon te jong om ze gehoord te hebben, ofwel ben je van andere oorden hier steeds meer de woonplaats van komen aanwaaien… winkeliers, handelaars en Hoe dan ook, onderstaande zegswijzen hebben ooit ons Kalkens dialect ambachtslui. Deze laatsten konden gekleurd en bevatten sporen van ons ambachtelijk verleden. meestal niet leven van hun De verzameling is minder uitgebreid dan verwacht en het resultaat van een beroep, vandaar dat zijzelf of hun eigenzinnige selectie. Immers, niet elke zegswijze over bijvoorbeeld brood of echtgenote vaak ook nog een schoenen zegt meteen iets meer over het ambacht in kwestie. De bakker, winkel of herberg hadden. mulder, schoenmaker en kleermaker doen het vrij goed, hun producten waren Vooral ’s zondags werden er dan ook nagenoeg onmisbaar in het dagdagelijkse leven. gouden zaken gedaan! De mensen De zegswijzen worden niet in het dialect weergegeven, maar wel in een taal die van ‘het geboerte’ zakten dan af dit enigszins benadert. Waar de betekenis duidelijk is, wordt geen verdere naar de kerk voor hun verklaring gegeven. zondagsplicht en deden in één Alvast veel leesgenot! moeite hun wekelijkse boodschappen, al dan niet met Zonder onderscheid van stiel(man). koffieklets. 1. Elk klaagt in zijnen stiel. Het succes van de auto en de 2. Dat is mijnen stiel niet. (Dat kan ik niet) opkomst van de groothandels3. Dat is enen van twaalf stielen en dertien ongelukken. zaken heeft er vanaf de jaren 1960 4. Elk zijnen stiel. (Waag je niet aan iets wat je stiel niet is.) voor gezorgd dat de dorps5. Hij is van den stiel. (Hij weet hoe het moet.) bewoners de plaatselijke 6. Een goeden stielman is geld waard. ‘stieldoeners’ stilaan links lieten 7. Een (vul zelf in: timmerman, …) van ’t halver drijen donker. (Een slechte liggen… stielman.) Anno 2013 kan je de ambachten 8. ’t Is hier stommen ambacht. (Als iemand boos is en het vertikt een woord en winkels in Kalkendorp uit te brengen.) nagenoeg op één hand tellen, de Bakker. ‘uitbollers’ niet meegerekend. 1. Zijn broodje is gebakken. (Zijn fortuin is gemaakt, zijn toekomst verzekerd.) Hieronder volgt een overzicht van 2. Goed gebakken en niet verbrand, dat is den bakker naar zijn hand. de ambachtslieden, die eind 3. Zoete broodjes bakken. (Door vleierij alsnog bij iemand je doel trachten te negentiende eeuw en in de loop bereiken.) van de twintigste eeuw in 4. Hij bakt het nogal bruin. (Hij overdrijft.) Kalkendorp gevestigd waren. De 5. ’t Is gebakken. (Het werk is klaar.) kiezerslijst voor de verkiezingen 6. Hij /de vent moet nog gebakken worden. (Als een meisje moeilijk doet en van 1912-13 was hierbij een treuzelt in verband met de keuze van een echtgenoot.) belangrijke leidraad. Verder 7. ‘k Zal u een keer enen bakken. (Zo sus je een kind, dat zeurt om iets leverden de herinneringen van nieuws…) enkele veteranen uit het Dorp een 8. Kakken gaat vóór ‘t bakken, al was den oven heet. (Dringende zaken gaan schat aan informatie op! nu eenmaal voor.) De onderstaande lijst van 9. ’t Zal maar een bakte duren. (Korte tijd.) ambachten is alfabetisch Bakte =een hoeveelheid die in één keer gebakken wordt. opgesteld; de huisnummers zijn 10.’t Is een mislukte bakte (Het is een mislukte zaak.) gemakshalve die van de dag van 11.Een halven gebakkenen. (Een halve gare.) vandaag. 12.G’ hebt zeker gist gegeten? (Als iemand er zeer snel vandoor gaat.) 13.Kunt ge den bakker nog betalen? (Krijg je te horen, als je durft te klagen 1. Bakkers/suikerbakkers. over geldgebrek.) * De Ridder Pieter Alfons (°1860), 14.Beter naar den bakker als naar den dokter. Emiel Valère (°1886), Albéric Beenhouwer. (°1923), Paul en nu diens weduwe 1. Een beenhouwersreis. (Een nutteloze verplaatsing.) – huisnummer 16. Deze uitdrukking stamt uit de tijd dat de slager zelf nog de boer opging om Tot in 1923 ook herberg met slachtvee op te kopen. Meer dan eens kwam hij met lege handen terug… duivenmaatschappij ‘De
Snelvliegers’. Eind jaren 1930 vond er een verbouwing plaats tot een winkel met twee togen: rechts de bakkerstoog, links een toog met achtereenvolgens ‘gleiwerk’ (=aardewerk), papierwaren en tenslotte omgevormd tot ijssalon. Weetje: na de overname van de bakkerij door Emiel verhuisde Alfons met vrouw en dochter Marie naar huisnummer 11. Daar hadden ze een kruidenierswinkel, waar ook brood, mastellen en ijs van Emiel verkocht werden. * De Winne Louis Engelbert (°1850) en Achiel Joseph (°1886) – huisnummer 79. Tevens herberg ‘In ’t Land van Aalst’ en boerderij. Weetje: ze voerden veel brood uit naar Gent, eerst met een hondenkar, dan met het ‘gerij’, om uiteindelijk zelfs gebruik te maken van de tram. * Goethals Charles Louis (°1861) – huisnummer 45. Suikerbakker. Weetje: hij viel meermaals in de prijzen met zijn inlandse honingkoek, namelijk in Gent, Brussel en Oostende. 2. Beenhouwers / slachters / vleesverwerkers. * Bracke (‘Boele’) Jan Baptist (°1866), Jozef (°1896), Petrus (°1927) en nu Hugo, de 4de generatie - huisnummer 55. Er was een slachterij, een winkel en een vleesverwerkend bedrijf (Brazo). Weetje: als ‘uithangbord’ hing jarenlang een rundskop aan de gevel. * Bracke Theophiel (°1859) – huisnummer 31. Kort na WO I hield hij het voor bekeken en richtte met zijn kinderen een handel in koloniale waren op. * De Bock Gérard (°1909) – huisnummer 27. Zoon Paul startte er later een meubelatelier. * De Kegel Gustaaf (°1867) – huisnummer 67. Weetje: hier werden ook begrafenismaaltijden gegeven; het gangetje opzij, dat bewaard gebleven is, leidde naar een zaal.
AMBACHTEN IN SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN (2). Brouwer. 1. Er is leven in de brouwerij. (De zaak draait goed / er heerst een drukke, levendige sfeer.) 2. Daar wordt wat gebrouwen. (Daar worden geheime plannen gesmeed.) 3. Waar dat den brouwer binnen is, moet er genen bakker komen. (Al het geld gaat immers naar drank.) Drukker. 1. Papier is verduldig. (Je hoeft niet alles te geloven wat gedrukt staat.) 2. Een drukfout. (Een ongewenste zwangerschap.) Gareelmaker. 1. Enen / Zijn vrouw in ’t greel doen lopen. (Iemand voor jou laten werken / iemands vrijheid beperken.) 2. ’t Greel over zijnen nek laten steken. (Je vrijheid kwijtspelen.) G(a)reel = leren halsjuk voor trekdieren. Kapper. 1. Zijnen haarsnijder / coiffeur is dood. (Gezegd over iemand die met lang haar rondloopt.) 2. Is uwen coiffeur soms in congé? (idem als hierboven.) 3. Ge moet niet alles over dezelfden kam scheren. (Onderscheid maken is dus geboden.) Kam: kan op een weverskam slaan, maar haarkam is meest waarschijnlijk. Het haar wordt op een kam genomen, zodat het gelijkmatig kan gesneden worden. Kleermaker. 1. Alles met mate, zei den snijer (= kleermaker), en hij sloeg zijn vrouw met den ellestok. Ellestok = lat van 1 el (= 69cm) om stof af te meten. 2. Gaan gelijk een snijer. (Zeer snel.) 3. Hij weet aan alles een mouw te passen. (Hij weet voor alles een oplossing.) 4. Dat is een ander paar mouwen. (Dat is heel wat anders.) 5. ’t Is op zijn lijf gegoten. (Dat kledingstuk zit perfect.) 6. Bij dienen moogt ge geen broek laten maken, ’t is juist of dat ge met een breuk loopt! (Deed in Kalken de ronde over een bepaalde kleermaker. ) Molenaar / mulder. 1. Laat God en den mulder dat scheiden. (Als je bij een moeilijke kwestie, de beslissing aan wijzere mensen overlaat.) 2. Gods molens malen traag / soms met de toevoeging: maar ze malen. (De goddelijke gerechtigheid laat zich uiteindelijk toch gelden.) 3. Die eerst komt, eerst maalt. In ‘Seer schoone spreeckwoorden / oft proverbia’ van De Laet, Antwerpen, 1549 is het duidelijker: die eerst ter muelen compt, eerst maelt (nr. 703). 4. Dat is koren op zijnen molen. (Dat komt hem goed uit.) 5. Den molen naar den wind keren. (Je gedragen naargelang de omstandigheden.) 6. Alle molens vangen wind. (Elke concurrent vermindert je eigen inkomsten.) 7. Draaien gelijk een molen. (Makkelijk van mening veranderen.) 8. Een slag van den molen gehad hebben. (Niet goed bij je verstand zijn.) 9. Zijnen molen staat niet stil. (Hij kan niet zwijgen.) 10.Zijnen molen draait goed. (Zijn zaken lopen uitstekend.) 11.Zijnen mulder versmoren. (Dat doe je als je te veel vocht bij het brooddeeg giet.) Pijlenmaker. 1. Niet (meer) weten van wat hout pijlen maken. (Niet weten hoe aan de kost te komen / geen uitkomst meer zien.)
Bij gebrek aan een mannelijke opvolger verkocht hij zijn zaak aan Audenaert Gérard. *Audenaert Gérard (°1905) en Armand (°1943) waren hier beenhouwer; nu is de derde generatie aan zet. * De Veirman Abel (°1879) – huisnummer 25. Ze verkochten ook kaas en eieren. * Meys Maurice Henri (°1895) – huisnummer 81. Nadien vestigde De Wilde Petrus (°1930) zich hier als beenhouwer. 3. Bloemisten. * De Lausnay Gérard (°1897) en André (°1929) – huisnummer 39 (bestaat niet meer). Hun bloemisterij bevond zich tussen de Boombos en de Uitbergsestraat (nr. 8); in het Dorp hadden ze een bloemenwinkel. * Pasqué August (°1859) – huisnummer 11. 4. Drukkers. * Van De Velde Leo (°1828) en zonen Prudent (°1873) en Eduard Emiel (°1879) – huisnummer 26, later na uitbreiding ook 28. Tevens winkel van papierwaren, schoolgerei, reukwerk, sigaren, enz. Weetje: van midden 1893 tot 1914 werd hier het weekblad De Scheldegalm uitgegeven, alsook het boek ‘Calcken door de eeuwen heen’ (1908) van Cyriel Dauwe.
AMBACHTEN IN SPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN (3). Schoenmaker. 1. Schoenmaker, blijft bij uwen leest. (Laat je niet in met zaken, waarvan je geen verstand hebt.) 2. Dat is op dezelfden leest geschoeid. (Gezegd als mensen gelijk handelen of dezelfde mening delen / ook: dat is op dezelfde wijze ingericht.) 3. Die ’t schoentje past, trekke ‘t aan. (De persoon, op wie je zinspeelt, kan er zelf zijn conclusies uit trekken.) 4. Weten waar dat ’t schoentje wringt. (Weten wat het probleem is.) 5. In nauwe schoentjes zitten. (In een pijnlijke situatie zitten.) 6. In oude schoenen loopt ge ’t best. (Je voelt je best in je oude, vertrouwde gewoonten.) 7. ’t Is beter de schoenen versleten als ’t bed. (Werken en ronddraven is beter dan ziek zijn.) Smid. 1. Ge moet ’t ijzer smeden, binst dat ‘t heet is. (Je moet een gunstige gelegenheid met beide handen aangrijpen.) 2. Hij rookt gelijk een smisse. (Onophoudelijk.) 3. ‘k Ga met mijnen hond naar de smisse. (Zegt een man, die naar het WC gaat of vertrekt.) Timmerman. 1. Alle hout is geen timmerhout. (Niet iedereen komt in aanmerking voor een bepaald werk.) Zeeldraaier. 1. Achteruitgaan gelijk de zeeldraaiers. (Als je vermogen, je cliënteel, enz. vermindert.) 2. ’t Gaat hier vooruit lijk de zeeldraaiers van Zele. (Gezegd over een werk dat maar niet vordert.) Weetje: een zeeldraaier ging altijd achteruit om zijn zeel te draaien. Bibliografie: AMAAT J., Waas Idioticon, Sint-Niklaas, 1979. COCQUYT E., Nieuw Gents Idiotikon, Gent, 1995. LIEVEVROUW-COOPMAN L., Gents woordenboek, Gent, 1974. PIETERS M., Woordenboek van het Lokers Dialect, Lokeren, 1995. VAN DALE, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, Twaalfde herziene druk, Utrecht – Antwerpen, 1992.
5. Elektricien. * De Veirman Raymond (°?) – huisnummer 25, later verhuisd naar Vaartstraat 38. 6. Fotografen. * Uyttersprot Oscar Francies (°1876) – huisnummer 14. Hoofdberoep: ambtenaar van de burgerlijke stand van Kalken. Weetje: bemerk je op oude communie- of trouwfoto’s als achtergrond een geschilderd natuurtafereel en een sierbankje met witte leuning, gegarandeerd dat deze kiekjes door Oscar genomen zijn!
Uittreksel uit De Scheldegalm, 17 februari 1914.
* Van De Velde Prudent en Emiel – huisnummer 26-28 (zie ook drukkers). Weetje: vele zichtkaarten van Kalken zijn van hun hand. 7. Gareelmaker. * Feys Alfred (°1879) – vermoedelijk huisnummer 19. Later te vinden op het adres Vaartstraat 24 als fietsenmaker. 8. Kleermakers / naaisters. * Cootman Marie (°1896) en Yvonne (°1901), weduwe van René Neus – huisnummer 51. Dameskledij en stoffenwinkel. * Hanselaer Georgine (°1939) – huisnummer 77. Naaide (over)gordijnen, tevens winkel van stoffen, tafelnapjes, kussens, naaigerei… * Janssen Irma (°1914) – huisnummer 53. Herenkledij. Weetje: je kon hier ook terecht voor (bij)lessen Frans, wiskunde en Engels! * Martens (in de volksmond: Mertens) August (°1861) – huisnummer 37. Kleermaker voor heren en tevens winkel van naaimachines. Eerste adres: huisnummer 77, samen met broer en kleermaker Joseph Marie (°1859). Weetje: August was dirigent van de Koninklijke Harmonie van 1911 tot 1929. Hij stelde zijn huis open voor vergaderingen van katholieke verenigingen, de mutualiteit en zelfs een tijdje voor de katholieke volksbibliotheek, geleid door Evarist De Gelder. * Mertens Georges (°1909) – huisnummer 75. Kleermaker voor heren, tevens winkel van herenkledij, hoofddeksels, regenschermen… * Van De Walle Roger (°1937) – huisnummer 22. Herenkledij, in de winkel werd ook regenkledij voor vrouwen verkocht. 9. Koffiebrander. * Bracke Hilaire (°1904) – huisnummer 31. Tevens winkel van koloniale waren (zie ook beenhouwers). Omstreeks 1960 schakelde hij over op de verkoop van elektrische apparaten.
10. Koperslager / loodgieter. * De Reu Arthur (°1867) – huisnummer 41, later 27. Weetje: de koperen leeuw, uithangbord van herberg De Gouden Leeuw (huisnummer 31), was het werk van de broers De Reu. * Loodgieter Rogiers Francies (°1907) – woonde op het erf van Bracke huisnummer 55, vervolgens op nummer 29. 11. Modiste / hoedenmaakster. * Verstraeten Frieda (°1916) – huisnummer 21. Weetje: achter een raam van haar ouderlijk huis, herberg De Zwaan, stalde ze op staanders haar hoedencollectie uit. 12. (Huis)schilders. * De Bruycker Petrus (‘Wierinck’) (°1851) en Carolus Stephanus (°1886) – huisnummer 28. Op dit adres ook herberg en winkel van gordijnen en ellegoederen (verkocht per el = 69cm). Carolus was huisschilder (muurschilderingen), na zijn huwelijk trok hij naar Koffiestraat 10. * Huisschilder De Bruycker Amandus Jozef (°1894), zoon van Petrus – huisnummer 20. Tevens winkel van verf, behangpapier en schildersgerei. 13. Smid. * D’Hondt Edgard (°1901) en broer Jozef (°1909) – huisnummer 15. Tevens herberg ‘In de halve Maan’. In de winkel werden stoven en toebehoren verkocht, alsook timmergerei, kookpotten, bestek, ‘gleiwerk’… Weetje: de eerste smidse van de broers bevond zich op het erf van hun ouderlijk huis, Kwernstraat 2.
Emiel De Ridder, zoon van Alfons De Ridder, interbellum. Verzameling familie De Ridder.
Agnes De Ridder, dochter van Emiel De Ridder, interbellum. Verzameling familie De Ridder.
Briefhoofd factuur werktuigmaker Medard Peerts-Veldeman uit de Kalkense Schriekstraat, 1923. Verzameling Marcel Meys. Hiernaast links en hieronder: briefhoofden firma’s Gebroeders Dhooghe M. en F. en Wasserij Ste.Barbara. Verzameling André Van De Sompel
DE AMBACHTSNIJVERHEID TE OVERZICHT VAN DE AMBACHTSLIEDEN LAARNE IN DE PERIODE VAN 1930 VAN 1930 TOT 1946. TOT 1946. Antoon Afschrift Hout 1 houtdraaier (krulbollen, tollen) De ambachtslieden vervulden in 1 mandenmaker die periode nog een belangrijke rol 1 stoelenvlechter in de dorpsgemeenschap. De 2 klompenmakers mobiliteit van de dorpsbewoners 2 pijlenmakers was nog vrij beperkt en de mensen 5 wagenmakers waren meestal aangewezen op de 7 timmerlieden lokale bakker, beenhouwer, smid, 23 schrijnwerkers/meubelmakers kleermaker, metselaar, schoenmaker, enz... Zij vormden dan ook Metaal een omvangrijke, belangrijke 1 mekanieker/garagist groep naast de landbouwers en 4 koperslagers/loodgieters arbeiders. Laarne telde, volgens de 9 fietsenmakers gegevens van de tienjaarlijkse 9 smeden bevolkingstellingsregisters, 280 ambachtslui die het vak zelfstandig Voeding 1 paddenstoelenkweker uitoefenden. Textielarbeiders, 1 beschuitfabrikant timmerlieden, werktuigkundigen 2 brouwers en andere vaklui, die hun beroep uitoefenden in de fabriek, werden 2 groentekwekers 6 molenaars niet meegerekend. Al die ambachtslieden waren niet altijd in 15 slachters dezelfde periode actief. Sommigen 23 bakkers verbleven een beperkte tijd in de gemeente, of veranderden van beroep, of werden opgevolgd door een van hun kinderen. De grootste groep vormden de 42 bloemisten. Hun producten, voornamelijk begonia’s, waren niet meteen bestemd voor de lokale bevolking, maar werden opgekocht door handelaars van buiten de gemeente. Datzelfde gold voor de De “vogels” of “gaaien” of “pinassen” 20 thuiswevers en voor sommige worden gemaakt door de Laarnse van de 23 bakkers, die een “ronde” Julienne Ongena. hadden in de stad. De meeste ambachtslieden kwamen aan de Archief Fotogroep Trefpunt, kost door voor de lokale bevolking foto 733701. te werken. Velen hadden als Textiel en kledij nevenactiviteit een winkel of/en 1 kantwerkster een herberg. 1 naaister 1 paraplumaker 2 borduursters 2 modistes (hoedenmaaksters) 3 korsetmaaksters 7 schoenmakers 20 thuiswevers 22 kleermaak(st)ers (19+3)
Begoniakweker René Baetens aan het werk in de serres. Archief Fotogroep Trefpunt, Foto 743105.
Bouw 2 stukadoors 2 elektriciens 9 schilders 21 metselaars
Varia 2 gareelmakers 2 panachemaaksters (gaaien) 3 haarkappers 3 pottenbakkers 6 molenaars 42 bloemisten
Molenaar Marcel Auman aan het werk aan zijn maalinstallatie. Archief Fotogroep Trefpunt, foto 803607. Het overgrote deel van de ambachten vinden we rond het dorpscentrum met als belangrijkste straat de Lepelstraat. In bedoelde periode werkten er 58 ambachtslieden, weliswaar, niet altijd gelijktijdig. Zo werden de smeden van de familie Van Peteghem, vader en drie zonen, in 1937 opgevolgd door één smid: August Afschrift. Ik herinner mij uit mijn jeugdjaren, tijdens en kort na WO II, dat er 37 ambachtslieden actief waren in de Lepelstraat, namelijk: Schoenmaker De Wilde Cyriel, huisnummer 49 De Wilde Gerard, huisnummer 85 Slachter Lostrie Clement, huisnummer 4 De Smet Cesar, huisnummer 63 Koperslagers/loodgieter Bracke André, huisnummer 13 De Wilde Ernest, huisnummer 64 Bakker Vervaet Achiel, huisnummer 15 Neyt Omer, huisnummer 17 Neyt Maurits, huisnummer 17 Vervaet René, huisnummer 33 Verstraeten Frans, huisnummer 56 Modiste/hoedenmaakster Vervaet Elisabeth, huisnummer 15 Schrijnwerker/timmerman: Matthijs Florent, huisnummer 16 Van Kerckhove Alfons, huisnr. 61
Smid Afschrift August, huisnummer 70 Van Mossevelde Rik, huisnr. 75 Fietsenmaker De Bock Victor, huisnummer 19 Van Rijsselberghe Theofiel, hsnr.37 Kleermaker Gaublomme Maurits, huisnr. 31 Gaublomme Renaat, huisnr. 31 Claus René, huisnummer 43 Claus Jozef, huisnummer 68 Metselaar Vervaet Petrus, huisnummer 26 Vervaet Albert, huisnummer 26 Elektrieker Schatteman Arthur, huisnummer 8 Schilder Vervaet Valère, huisnummer 27 Vliebergh Leon, huisnummer 51 Brouwer Walrave Jozef, huisnummer 34 Bloemist François Polydor, huisnummer 40 Houtdraaier Van de Velde Karel, huisnr. 42 Pijlenmaker Van de Velde Petrus, huisnr. 52 Panachemaakster (gaaien) Van de Velde Suzanne, huisnr. 52 Haarkapper De Smet Maurits, huisnummer 61 Thuiswever Van Poucke Louis, huisnummer 65 Van Poucke Jozef, huisnummer 65 Wagenmaker Van Kerckhove Gustaaf, huisnr. 73 Borduurster Van Lierde Irma, huisnummer 73 Door de technologische vooruitgang en de geleidelijke mondialisering van de handel en nijverheid, kwamen massa’s nieuwe producten op de markt die in steeds grotere winkels aan lage prijzen werden aangeboden. Het bezit van een auto werd heel gewoon, zodat de dorpsbewoners steeds minder waren aangewezen op de plaatselijke ambachtsman. De concurrentie was moordend en van af de jaren 1950-’60 verminderde het ambachtsliedenbestand langzaam, maar zeker. Vandaag zijn er in de Lepelstraat nog vier ambachtslui actief: schoenmaker Dirk Scheire, brouwer Walrave, optieker Betty De Wilde en bakker Luc D’Hondt.
Op onderstaande foto’s zien we smid August Afschrift aan het werk in zijn smidse in de Laarnse Lepelstraat. Verzameling Antoon Afschrift.
Onderaan: kolenmarchand André Paelinck uit de Lepelstraat. Archief Fotogroep Trefpunt, foto 804902.
DE AMBACHTSNIJVERHEID TE KALKEN VOLGENS DE GEGEVENS UIT EEN KALKENSE KIEZERSLIJST VOOR 1933-1935. André Van De Sompel Hout 2 houtdraaiers (krulbollen, tollen) 3 mandenmakers 4 klompenmakers/kloefkappers 4 wagenmakers 1 kuiper 5 timmerlieden 6 schrijnwerkers/meubelmakers 3 houtzagers/boomkappers Metaal 3 werktuigkundigen 3 koperslagers/loodgieters 6 fietsenmakers 14 smeden Voeding 6 brouwers 10 molenaars 16 slachters (inclusief beenhouwers) 19 bakkers/suikerbakkers Textiel en kledij 1 kantwerkster 14 schoenmakers 12 kleermakers 15 vlasbewerkers 2 zeeldraaiers 2 singelwevers Bouw 2 elektriciens 8 schilders 15 metselaars 6 cementbewerkers Varia 2 gareelmakers 1 barbier 1 boomsnoeier 1 drukker 5 bloemisten 1 schipper 1 boomkweker 9 voerlieden 1 huurhouder (koetsier)
Hiernaast: Factuurbriefhoofden. Verzameling André Van De Sompel en Jozef Bracke.
OP STAP MET CASIMIR VERMEIREN. MET WIE, ZEGT U? André Van De Sompel We gaan vanavond op stap met Casimir Vermeiren, maar wie was die man? Casimir werd te Kalken op 11 maart 1874 als achtste en jongste kind geboren in het gezin Leo en Victoria Vermeiren – De Rijcke. We veronderstellen dat het gezin het allesbehalve breed had. Terwijl zijn broers Jozef, Charles-Louis en Raymond in de textielsector werk vonden, kon Casimir zich opwerken tot stationschef bij de Belgische Spoorwegen te Zele. Tijdens WO I woonde Casimir met zijn echtgenote en vier zonen in een woning Koffiestraat 31 te Kalken. Later werd nog een vijfde zoon geboren. Na WO I verhuisde Casimir met zijn vrouw Sidonie De Fré (Kalken, 1885-Zele, 1954) en gezin naar Zele. De tekst op zijn bidprentje omschreef waarom wij vandaag voor Casimir als begeleider op onze wandeling hebben gekozen: De zo talrijke beslommeringen van zijn ambt waren hem geen beletsel om in zijn vrije uren mee te werken aan de culturele verheffing van zijn volk. Zelfs in zijn ouden dag stond hij daarvoor altijd ten dienste. Folklore, heemkunde en letterkunde waren hem een welkome gelegenheid om zijn liefde voor taal en volk te bewijzen en om zijn diep kristelijk ideaal aan anderen mede te delen. Van hem zijn in elk geval een aantal teksten bewaard gebleven met uitgesproken steun aan de katholieke meerderheid in het Kalken van vóór, tijdens en na WO I. Hij was politiek geëngageerd, met zelfs een boontje voor Priester Daens. Casimir was nauw betrokken bij het Voedingscomiteit tijdens WO I en schreef dan ook een aantal teksten rond de algemene bevoorradingsproblematiek en de politieke situatie te Kalken tijdens die periode.
Uittreksel uit VAN DE SOMPEL A., Karel en Raymond Vermeiren. Een verkenning van de levenssituatie van twee kansarmen op de wijk Kruisen, Kalken, einde 19de eeuw–eerste helft 20ste eeuw, in Castellum, jg. VIII, 1991, nr. 2, p. 12. Uit het artikel Elegie op het Daensisme, onder de noemer Brieven van lezers in een ongedateerde en onbenoemde krant, komt volgende jeugdbeschrijving door erestationschef Casimir Vermeiren: Geboren te Kalken in 1874 als achtste kind van een zeer arme kleermaker heb ik de schromelijke wantoestanden, die op het einde van de 19e eeuw in Vlaanderen bestonden, gekend en ben er zelf het slachtoffer van geweest . Zo deed ik in 1895-1900 dienst, als tramontvanger op de lijnen Gent-Saffelaere en Gent-Wetteren-Hamme 16 uren en dikwijls 18 uren per dag zonder de minste onderbreking voor het middagmaal. Onze “diner” duurde ongeveer vijf minuten, de tijd nodig om de aardappels met of zonder vlees, naar binnen te werken en de soep uit te drinken, dit alles al rijdende. Wij wonnen fr. 2,50 per dag. Rustdagen soms een of twee per maand en dikwijls geen enkele. Onze bestuurder was de zoon van de katholieke minister De Bruyn. Hij schreef ook teksten over de Kalkense weefschool, over het Kalkense dialect, over het ontstaan van de wegen in het Land van Dendermonde, enz. Bij zijn overlijden te Zele op 20 mei 1956 was Casimir onder andere erevoorzitter van de Davidsfondsafdeling van Zele. Hij was voorzitter van Davidsfonds Zele tijdens de periode 1938-1947. Tijdens die periode legde hij ook een nog niet gepubliceerd (?) oorlogsdagboek aan.
FAMILIENAMEN AFGELEID VAN Voeding. AMBACHTEN. 1. (brood)bakker: Baker, Beckers, De Bernadette Coupé Backer, Debacker. De Baets (Ohd. beccho
14. beroepsbijnaam van de wolkammer of kaardenmaker: Cardon: uit het Frans, Pic. 15. beroepsbijnaam van een schoenmaker (Mnl. bote=grove schoen, Fr. botte); ook BN naar visnaam bot: De Bodt, De Both 16. beroepsbijnaam voor wever of verkoper van katoen: Cotton (Fr. coton en Mnl. cot(t)oen) 17. beroepsbijnaam voor schoenmaker: Coussement: uit het Frans (Ofr. chalcement, Pic. cauchement = schoeisel) Bouw. 1. leemwerker, leemplakker; ook gierigaard, vrek: Clémeur: adaptatie van het Duits (Klemer) 2. dakdekker, leidekker, dakmaker, stro- en rietdekker: De Decker 3. (lei)dekker: Couvreur (uit het Fr.) 4. metselaar: Metselaar 5. metselaar; ook mogelijk: afkomstig van Metz: Demedts, De Mets, Demets 6. witter, stukadoor (Mnl. plecker, placker): De Plecker 7. leemdekker, lemer (Mnl. leemplacker): Lintacker Varia. 1. barbier, baardscheerder, aderlater, heelmeester: Barbiers, Barbion, De Baerdemaeker (baardmaker) 2. scheerder, baardscheerder, barbier, lakenscheerder: Scheire 3. touwslager: Decordier 4. pottenbakker, potgieter: De Potter 5. zadelmaker: De Saedelaere, De Sadeleer, De Saedeleir 6. schedenmaker, vervaardiger van scheden: De Scheemaecker 7. spiegelmaker: De Spiegeleer, De Spiegeleire 8. huidenvetter, leerlooier: De Vetter, Dhuyvetters 9. vijler, die vijlt: De Vijlder, De Vylder 10.vilder, viller, die dieren vilt: De Vilder 11.stratenmaker, kasseier, Mnl. cautsiër, cauchier; Pic. cauchie, cauchée = straatweg; (woord koets: pas sinds eind 16deE in Ndl.): Coetsier 12.beelder, uitbeelder = beeldhouwer, schilder: De Belder, Debelder 13.beroepsbijnaam voor zevenmaker of meelzever (Mnl. bultel/bulteel = zeef): Bulté
VAN WEEFLEERWERKHUIS TOT TEXTIELFABRIEKEN IN KALKEN EN LAARNE. EEN KORTE EVOLUTIESCHETS, OPGEMAAKT TER GELEGENHEID VAN DE NACHT VAN DE GESCHIEDENIS TE KALKEN, 2009. André Van De Sompel In het kader van de nieuwe wet op het lager onderwijs van 1842, die ook de voorziening van een beroepsgericht onderwijs in elke gemeente op het oog had, had de Kalkense pastoor Buytaert een parochiale kantschool opgericht die ondergebracht werd in een nieuw gebouw naast het oude gemeentehuis in de onmiddellijke omgeving van Kalkenkerk. In de Kalkense Vromondstraat werd in 1853 een weefleerwerkhuis voor jongens opgericht. De oprichting van die twee instellingen kaderde in de strijd tegen de economische crisis. De bedoeling was om kinderen en jongvolwassenen een beroep aan te leren en om hen beter te wapenen tegen de crisis wanneer ze thuis dat beroep zouden willen verderzetten. Men dacht daarbij nog niet direct aan het werken in een heuse fabriek. Wel was het zo dat de leerlingen een kleine som konden verdienen die de financiële nood van het ouderlijk gezin enigszins kon lenigen. Bovendien diende de leerlingen/werkers er normaliter ook een beperkte leerstof van het lagere onderwijs aangeboden te worden. Meestal beperkte zich dat in de praktijk tot het leren lezen en schrijven. Vandaar dat de normale schoolbijwoning voor velen niet meer nodig geacht werd. Het voorbeeld van de parochiale kantschool kreeg snel navolging van kleinschaliger privéinitiatieven waar nauwelijks ruimte meer was voor elementaire lagere schoollessen. Ook in Laarne waren meerdere kantschooltjes, maar nergens vond ik een verwijzing naar een instelling geleid door de parochiale geestelijkheid. Een relatief belangrijk kantschool bevond zich
in de Lepelstraat. De uiteindelijke bedoeling was natuurlijk dat er goederen geproduceerd en verkocht konden worden. Wat de meisjes en jongens verdienden, kon nog niet worden nagegaan. In de verslagen van het College van burgemeester en schepenen van Laarne lezen we dat de textielcrisis door het kantschoolsysteem nauwelijks opgelost werd. Vooral na de daadwerkelijke invoering van de leerplicht kort na WO I verdwenen het weefleerwerkhuis in Kalken en de kantschooltjes in beide gemeenten snel.
De reden voor dat ontslag was vermoedelijk het feit dat hij rond zich een aantal wevers had verzameld die voor hem werkten en produceerden. We dateren de oprichting van de Tissage Eduard Rassaert dan ook in die periode. Eduard Rassaert overleed in 1897 en diens weduwe zou met nog twee andere personen het bedrijf van haar echtgenoot in een naamloze vennootschap verderzetten tot eind 1902. Op 30 december 1902 werd een nieuwe firma opgericht, namelijk de Tissage Mécanique de Calcken met acht aandeelhouders.
Textielfabrieken van stad naar platteland. Een tweede deel in dit verhaal gaat over de vlucht naar het platteland van de textielfabrieken uit de steden. Om de vooral vanuit socialistische hoek komende arbeidsonrust in de steden te ontlopen, dachten heel wat textielfabrikanten dat ze die problemen in de katholieke dorpen konden vermijden. De nabijheid van trein- en tramfaciliteiten speelde wellicht een belangrijke rol in het zoeken naar een geschikte vestigingsplaats. In onze onmiddellijke omgeving, in Wetteren, werden in 1884 en 1885 minstens twee fabrieken opgericht, namelijk die van de Gentse fabrikanten Beernaerts en Pepin. De socialisten maakten zich vlug zorgen over die evolutie. Al gauw deden zich ook in de fabrieken van Wetteren een aantal problemen voor. Socialistische propagandisten kwamen naar Wetteren en dat zorgde in Laarne voor zoveel onrust dat het college van burgemeester en schepenen de bewoners van de gemeente opriep de Gentse socialisten tijdens hun doortocht door de gemeente Laarne niets in de weg te leggen. We weten ondertussen dat er in die grote weverijen heel wat Laarnenaars en Kalkenaars gingen werken. Vooraleer in Laarne en Kalken een grote weverij zou gevestigd worden, zou nog minstens tien jaar moeten gewacht worden. In het leerweefwerkhuis te Kalken was ten laatste in 1874 Gentenaar Eduard Rassaert weefleermeester geworden. In 1894 werd hij door de besturende commissie ontslagen.
Omstreeks 1930 kocht de familie Vanham uit Eigenbrakel op de hoek van de Bieststraat en de huidige Nerenweg een stuk grond om een tweede textielfabriek in Kalken te bouwen. Vanaf 1932 zou de fabriek Nouveau Tissage Vanham fungeren als een dochterfabriek van de familiale textielfabriek in Eigenbrakel. In Laarne had de familie De Porre – Delmotte omstreeks 1897 een stuk grond in de onmiddellijke omgeving van Laarnedorp. Kort daarop werd op die gronden een textielfabriek gebouwd. De nieuwe firma, Tissage de Laerne, was tijdens de eerste jaren van de twintigste eeuw nogal geplaagd door stakingen (19031904-1905) en de bestuurders volgden elkaar in snel tempo op. Tijdens die periode was ook een katholieke vakbondsbeweging in het bedrijf opgericht. De firma Hanus – Grondel was reeds op het einde van de negentiende eeuw (1899-1900) begonnen met een textielfabriek in Lokeren – Zeveneken. De firma wou blijkbaar een nieuwe vestiging opstarten en kocht omstreeks 1907 de Tissage de Laerne. Onder het beleid van Ferdinand Hanus zou het bedrijf snel uitbreiding nemen en reeds in 1909 werd een spinnerij bij het bedrijf gevoegd. Ook “Laarnefabriek” had regelmatig af te rekenen met stakingen, waarvan de grootste plaatsvonden in 1910, 1922, 1936 en 1950.
SAMENSTELLING VAN DIT BLAD EN DE MEDEWERKERS AAN DE NACHT VAN DE GESCHIEDENIS, KALKEN, 19 MAART 2013. Het idee om een publicatie als deze te maken, gaat terug op het weekblad De Scheldegalm, Aankondigingsblad voor Calcken en omliggende gemeenten, periode 1893-1914. Redactie en verantwoordelijke uitgever: André Van De Sompel, Kruisenstraat 70, 9270 Kalken. Begeleidende tekst bij de rondgang doorheen Kalkendorp: Chris De Landtsheer. Auteurs van bijdragen: Bernadette Coupé, Chris De Landtsheer, Antoon Afschrift en André Van De Sompel. Casimirs: Willem Block, Jozef Bracke, André Van De Sompel en Walter D’Hondt. Uitleg bij/door de ambachtslieden: Livinus D’Hondt, Marc Van Bogaert, Veerle Afschrift, Denise Raman en Paul De Bock. Met verdere bijzondere dank aan Veerle Afschrift (werkgroep), Jozef Bracke en Adrienne Praet (informant), Dirk De Landtsheer (opzoekingen liederen), Albéric De Ridder en Clarisse Claeys (informanten), Walter D’Hondt (zanger), Marcel Meys (informant), Martine Poppe (werkgroep), Denise Raman (informant), Liliane Roosendans (informant), Gabrielle Verstraeten (informant) , Fotogroep Trefpunt (foto’s uit het omvangrijke archief), Martha De Bruycker (informant), Maria D’Hondt (informant), Antoon Afschrift (powerpointpresentatie rond smid August Afschrift), Lieve De Landtsheer (inzage in parochiale geboorte- en overlijdensregisters) en de gemeente Laarne (logistiek). LIEDEREN DIE IEDEREEN KAN EN MAG MEEZINGEN. KUIPERTJEN KUIPT. HET LIED VAN DE SMID. DE SLIJPER. Uit: BOLS, Honderd Oude Tekst: René De Clercq F. Liekens – F. Andelhof. Vlaamsche Liederen. Muziek: Jaak Opsomer In De Vlaamsche Zanger, in De Vlaamsche Zanger, 1. Een smidje in zijn smisse tweede deel, p. 72-73. zesde deel, p. 85. die zong den helen dag. Zijn stemme klonk zo helder 1. Komt, vrienden, in het ronde, 1. Ton, ton… een glaasje bier? bij ied’ren hamerslag. Minnaars van eenen stiel! Kuipertjen is hier. Hij zong zo blij van tok-ke tok-ke Ik zal u gaan verkonden Refrein: tok, Hoe ik door slijperswiel Kuipertjen kuipt een vat-vat-vat, hij zong zo vrij van klop-pe klopDen kost verdien voor vrouw Zuipertjen zuipt zich zat (2x). pe klop. en kind, Het klonk zo lustig dan 2. Ton, ton… de duigen net? Schoon blootgesteld aan het liedje van den zwarten man. Nevenseen gezet! sneeuw en wind. 2. Een meisje op haar kamer, 3. Ton, ton… het gat er in! 2. De smid die moet hard werken die had dat lied gehoord. Buiten dicht en bin’! Gestadig vóór het vier; Haar hartje ging aan ’t jagen 4. Ton, ton… een band er op! Hij durft hem niet versterken bij smidjes aardig woord. Kloppe, kloppe, klop. Met eene kan goed bier; Het ging zo snel van tokke-tokke 5. Ton, ton… draai op de kraan! Terwijl ik ga op mijn gemak, tok, het ging zo fel van kloppe Kuipertjen heeft gedaan. Soms ook wel eens met leêgen kloppe klop. zak. Het klonk zo teder dan -------000------3. De schoeier, stijf gezeten bij ’t liedje van den zwarten man. op eenen pikkelstoel, 3. “Och smidje van hierover, 6. Mijn vrouw die roept victoria zou kees en droog brood eten; leer mij dat schone lied”. over den slijpersstiel, maar als ik nood gevoel, “Lief meisje ‘k zal ’t u leren, zij vindt de grootste gloria dan slijp ik tot den avond toe, als gij mij geerne ziet. in ’t draaien van mijn wiel, en zoo heb ik nooit arremoe. Kom zing met mij van tokke mijn kinders hebben geen 4. De kleermaker maakt ons tokke tok, ongemak; kleeren kom zing met mij van kloppe voor acht stuivers per dag; zij lopen met den bedelzak. kloppe klop. Wij zingen samen wil hij den loon vermeeren, 7. Sa, vrienden, voor het leste, dan het liedje van den zwarten hij snijdt meer dan hij mag; alle ambachten zijn goed, maar ik met mijnen man. Maar ’t mijn is toch het beste, slijperssteen 4. Het meisje werd zijn vrouwtje, schoon ik soms slapen moet ik win meer op een uur alleen. en hij haar beste man. op hooi en stroo in eenen stal 5. De maalder moet graan malen En kleine kleuters kwamen dan heb ik den kost voor tot in het fijnste meel; die zongen mede dan. niemendal. hij doet dubbel betalen Ze zongen blij van tokke tokke Refrein: voor zijne drooge keel; tok, Terlierom ter la, van linksom, maar ik door iever en door vlijt, ze zongen vrij van kloppe kloppe rechtsom draait mijne steen ik win mijn brood in klop. Het klonk zo teder dan, Door het roeren van mijn been, rechtveerdigheid. het liedje van den zwarte man. ju, ju, ju, ju, ju, ju, ju, ju!