Castelein, M. (2009)
De mooiste tijd van je leven Amsterdam-Antwerpen: Uitgeverij Augustus.
Mieke Van Daele
Dit boek over het moderne moederschap is geschreven door een moeder die niet puur stil wil blijven staan bij de eigen ervaringen als moeder, maar die wil verbinden met andere moederverhalen en de heersende idealen in onze samenleving. De achterflap sprak van ‘scherpe en soms hilarische beelden waarmee ze de geforceerde glimlach van een generatie vangt’. Dit alles sprak me aan en bracht me ertoe dit boek te lezen. Marleen Castelein is een 39-jarige Nederlandse vrouw, neerlandica, freelance journalist, redacteur en moeder van een zoon van vijf. Haar ervaringen als aankomende en jonge moeder vormen het vertrekpunt van dit boek. Castelein beschrijft ervaringen die doorgaans niet in boeken of tijdschriften te lezen zijn. Ze benadrukt de keerzijde van ‘gelukkige’ moedergevoelens die bij het prille moederschap horen. Ze schrijft over haar twijfels over al dan niet moeder willen worden, over de fysieke ervaringen tijdens de zwangerschap. Castelein ervoer dat haar twijfels niet gemakkelijk uitgesproken konden worden. Haar binnenwereld leek geleidelijk aan steeds verder verwijderd van de buitenwereld en alle heersende beelden over moederschap. Een vervreemdende ervaring. Ze schrijft vanuit haar ervaringen als hoog opgeleide vrouw met een professionele identiteit, beïnvloed door het feminisme en de huidige tijdsgeest met waarden over autonomie, individualiteit, zelfbeschikking, gelijkheid tussen de geslachten, … Ze stelt zich de vraag hoe andere vrouwen de grote oversteek naar het moederschap beleven. Castelein vroeg tientallen pas bevallen, hoger opgeleide vrouwen uit de Randstad een vragenlijst in te vullen over hun fysiek * personalia boeken
en psychisch welbevinden tijdens de zwangerschap en het eerste jaar na de bevalling. Bij een aantal vrouwen nam ze diepte-interviews af. Vier daarvan kregen een plaats in het boek. Er werd gevraagd naar hoe ze van tevoren over kinderen dachten, hoe ze de overgang beleefd hebben en welke invloed het krijgen van kinderen had op hun eigen leven, hun identiteit, relatie, lichaam en seksualiteit. Thema’s als taakverdeling, rolpatronen, werk en de veranderde relatie met de buitenwereld, familie en vrienden kwamen daarin ook aan bod. De auteur geeft ook haar opvattingen weer en een aantal concrete ervaringen die ze als ‘scenes’ presenteert in een vlotte en treffende columnstijl die mij vaak aan het lachen bracht. Het eerste hoofdstuk (De grote oversteek) gaat over wat de transformatie tot moeder precies inhoudt, welke psychische aspecten het zo ingrijpend maken. Moederschap is een keuze geworden, niet meer de enig denkbare en per definitie ultieme levensvervulling. Toch is het beeld dat we meekrijgen er één waarin het moederschap gepresenteerd wordt als het enige wat er in het leven van een vrouw écht toe doet. Castelein beschrijft dit als een ‘geregisseerde werkelijkheid’ en stelt zich met name de vraag wat daarin vooral ontbreekt. Ze beschrijft de babyshock als de overgang naar een tijd van grote afhankelijkheid, opoffering, dienstbaarheid. Iets waarover vrouwen nogal wat ambivalentie kunnen voelen, een ervaring die in het grotere sociaalmaatschappelijke geheel veelal geen erkenning krijgt. Ze koppelt deze ambivalentie aan identiteitsverlies en de ervaring plots op heel andere kwaliteiten aangesproken te worden dan voorheen: autonomie en vrouwelijkheid, individualiteit en professionaliteit moeten plaatsmaken voor aspecten als jezelf wegcijferen en onbaatzuchtig moeder zijn. Dit vraagt een psychische transformatie die niet evident is, maar tegelijkertijd wel als evident gepresenteerd wordt: moeders worden geacht hier niet over te spreken en er geen punt van te maken. Ze beschrijft afscheid: van de baby, van het lichaam waaraan je gewend was, van je oude leven. Ook de scheiding tussen mannen en vrouwen die ontstaat doorheen zwangerschap en bevalling, en die iets onoverbrugbaars in de relatie geeft. Ze beschrijft ook hier wat meestal niet beschreven wordt, namelijk dat rouwen erbij hoort en dat hier best ook wel zorg aan
JG28 / 2010 / SB3 / boeken
mag gegeven worden. Ze stelt in het algemeen vast dat eens kinderen geboren worden, moeders uit de focus verdwijnen. Dat je als vrouw onuitgesproken moet slagen als ‘menselijk dier’ en de fundamentele test ‘of je een baby in leven kan houden’ voorgeschoteld krijgt, is een ander aspect dat zij in de marge ziet verdwijnen. Evenals vermoeidheid, uitputting en depressiviteit. Castelein schrijft hoe daarbij het ‘roze wolk’-beeld de concrete ouderpraktijk op de achtergrond dringt: we lezen niet meer dat de aanpassing aan het moederschap te veel gevraagd is, dat de angst voor het baren reëel is, dat moeders een erg lastige tijd tegemoet gaan en dat nog maar weinig mensen zullen focussen op de moeder als vrouw. De meesten gaan ervan uit dat zij dolgelukkig en blij is en daarbij alles onder controle heeft, want dat is wat boeken, bladen en tv-programma’s ons voorspiegelen. Helaas ‘geregisseerde werkelijkheden’ (p. 39 en verder). Castelein trekt die dominant geregisseerde werkelijkheden open en raakt andere mogelijkheden aan. Ze stipt aan hoe mooi het zou zijn mochten vrouwen heldenverhalen vertellen over die oversteek naar het moederschap in plaats van sussende verhalen. Verhalen die de volharding, kracht en doorzettingsvermogen van vrouwen op de voorgrond trekken. Daarnaast benoemt ze dat vrouwen die weliswaar gewend zijn om zelfstandig te opereren in het leven nood hebben aan bevestiging, geruststelling en troost. Net op het moment dat moeders volop aan het moederen zijn, blijkt het gevoel dat zij ook door iemand bemoederd worden erg steunend te werken. Castelein zet hierdoor een andere werkelijkheid op de voorgrond, en geeft enkele ingrediënten voor een contra- discours. In het tweede hoofdstuk (Alles is lichaam) buigt ze zich over het lichamelijk aspect van zwanger zijn. Ze staat hier weerom stil bij die geregisseerde werkelijkheid die ons ook op het vlak van lichaam beïnvloedt met allerlei beelden en opvattingen. Nogal eens verschijnt daar het controleerbare lichaam, onvergankelijk en maakbaar tot in de perfectie, ‘uitermate gladgestreken’ (p. 80). Ze beschrijft hoe gevangen moeders kunnen raken in de discrepantie met dit ideaalplaatje: in de onmogelijkheid om iets te uiten over die ervaringen omdat ze in geen gepresenteerd beeld passen, in de onmogelijkheid ook door het verlangen weer in het ideaalverhaal te passen. Dergelijke bot-
boeken
singen brengen verwarring mee, eenzaamheid evenals vervreemding van en verlies van contact met het eigen lichaam en de medemens. Interessant vond ik haar uitstapje naar ‘het groteske lichaam’. De auteur gaat hier op zoek naar de historisch-culturele achtergronden voor het beeld van het beheerste, gesloten en schone lichaam. Ze zoekt naar alternatieve beelden en komt onder anderen bij de Russische taalfilosoof en literair criticus Michael Bakhtin terecht. Hij spreekt over het ‘groteske lichaam’ als een lichaam dat constant in verbinding staat met de omgeving en van alles met de omgeving en met andere lichamen uitwisselt. Een nadrukkelijk sterfelijk en vergankelijk lichaam dat past in het groter geheel van geboorte en dood, en in die zin in wezen een sociaal lichaam is. Dit beeld troost volgens Castelein meer, het verbindt moeders met een groter geheel en wapent hen zo tegen de angst voor de lichamelijkheid die het baren van en zorgen voor een baby met zich mee brengt. Een contrast met de manier waarop we tegenwoordig het lichaam graag voorstellen, ver weg van enige vergankelijkheid en de keten van leven en sterven. In haar derde hoofdstuk (Moedertjelief!), ‘over de mores van modern moederschap’, staat Castelein stil bij ‘Het instituut Moeder’, het huidige moederschapideaal en de eisen die aan modern moederschap worden gesteld. Ze beschrijft de diverse facetten van de moederschapmythe en wat het met moeders kan doen. Ze overloopt stromingen en opvoedtheorieën vanaf begin twintigste eeuw en concludeert dat theorieën elkaar vaak tegenspreken en ouders daardoor kunnen verwarren en mateloos frustreren. In het sociaal verkeer stelt ze vast dat dit moeders nogal eens verleidt tot het aanhangen van een bepaald ‘geloof ’ en bijzonder fel maakt jegens anderen (bijvoorbeeld concurreren over wie het nu het beste doet). Het leidt er ook toe dat moeders niet terugvallen op hun eigen oordeel over wat bij hen past en wat voor hun kinderen het meest heilzaam is. Ze denken dat ze zich daarvoor tot iemand met een diploma of gezag moeten wenden. Eigen moeders of buurvrouwen lijken meer en meer afgedaan te hebben. De nieuwe mythe van de Supermam presenteert moeders voor wie werk belangrijk is (maar niet belangrijker dan het opvoeden van de kinderen), moeders die perfect zijn in het met gemak kunnen en organiseren van alles: op en top zorg voor het kind, seksueel aantrekkelijk blijven als vrouw, lekker koken, leuk huis inrichten, sportief en optimistisch zijn, en een
JG28 / 2010 / SB3 / boeken
geweldige partner en vriendin. Castelein noemt het ‘über-momming’, een hypermoederen of manisch moederen dat volledige toewijding vraagt en absoluut een onwil om voor een ander onder te doen. Een complicerende factor is volgens haar dat kinderen doorheen deze mythe niet langer een door de groep gedragen verantwoordelijkheid vormen, maar een individuele verantwoordelijkheid grotendeels gedragen door de moeder. En daar speelt dan volgens Castelein een raar soort discrepantie in de houding die naar het moederschap wordt ingenomen: moeders worden enerzijds gezien als de belangrijkste persoon, anderzijds worden zij compleet ondergeschikt gemaakt aan het belang van het kind en ten slotte zijn we als maatschappij behoorlijk streng voor met name de moeders. Schrikbeelden die via media gepresenteerd worden, dienen daarbij als constante waarschuwing en gids voor moeders om op de goede weg te blijven. Wat maakt dan toch dat vrouwen telkens weer voor moederschap kiezen? Castelein ziet in moederschap ook een ontsnappingsroute voor de constante druk om onafhankelijk en zelfstandig te zijn, je eigen keuzes te maken en altijd maar te gaan voor meer, verder en beter. Moederschap laat toe je over te geven aan iets dat de controle over je leven ontneemt en terwijl je voelt dat je keuzes ontnomen worden, is net dat misschien ook wel prettig. Het heft de belasting die ‘eigen controle over het leven’ met zich meebrengt ook op. Kinderen dwingen je in een ander tempo van leven, laten toe te ontsnappen aan de maatschappelijke ratrace en terug te keren naar de kern van het leven. Het kan een enorme opluchting zijn wanneer je gewend bent constant te rennen en te vliegen’ (p. 129). Ook hier haalt Castelein weer een andere werkelijkheid naar voren en weerom één die vaak niet (meer) gezien of benoemd wordt. In hoofdstuk 4 (Doing family) brengt ze een interessante analyse van verbindingen tussen gezinnen en de buitenwereld in onze cultuur. Ze spreekt van ‘Het Eilandgezin’ en raakt hierbij aan gevolgen die de emancipatie in theorie had, maar in de Nederlandse praktijk niet verankerd raken. Castelein verwijst naar onderzoek dat uitwijst dat de helft van de Nederlandse mannen nog steeds vindt dat vrouwen geschikter zijn om
boeken
kinderen groot te brengen, drie vierde vindt dat een kind het best bij de eigen ouders is en niet bij professionele opvang/andere verzorgers en het percentage mannen dat blijft werken of meer werkt nadat er een kind komt, blijft over de jaren heen ongewijzigd op 90% (pp. 149-150). De emancipatie maakt daarenboven dat grootouders ook onafhankelijker geworden zijn en zich niet meer beperken tot de rol van grootouder. Deze factoren, samen met toegenomen mobiliteit en hoge werk/bezigheidsdruk van velen, maken dat jonge moeders zich erg eenzaam kunnen voelen. Er is wel een netwerk, een extended family, maar op afstand. Ouders en kinderen raken dus meer op mekaar aangewezen, verticale banden worden belangrijker dan de horizontale, het gezin komt eerst. Ouders zijn veel intiemer geworden met hun kinderen, anderzijds veel eenzamer of opgesloten wanneer dingen moeilijk lopen. Door die gerichtheid naar binnen en het zo gewend te zijn het gezin naar eigen inzichten en overtuigingen vorm te geven, komen ouders bijzonder kritisch te staan tegenover anderen. En ze lijken bang blootgesteld te worden aan invloeden die de eigen invloed om zeep zullen helpen. Geen makkelijke opdracht in de huidige pluriforme maatschappij waar het vinden van gedeelde, gemeenschappelijk normen en waarden niet altijd evident is. Tegen die achtergrond stelt ze vast dat mensen niet zomaar gezin zijn, maar vooral gezin doen: ‘We componeren plaatjes met onszelf of ons gezin in de hoofdrol. Alles leggen we vast’ (p. 161). Ze verwijst daarbij naar het werk van Deborah Chambers, Representing the family (2001). Ze werkt uit hoe we onder invloed van de beeldcultuur (films, televisie, soaps, …) gewend zijn geraakt om een performance op te voeren met de gezinsleden als acteur en hoe we dat volkomen normaal zijn gaan vinden: geboortekaartjes, websites van baby’s, duizenden foto’s en filmopnames, … Het lijkt erop dat met name moederschap omgeven is met dit soort performances. Wat er ondertussen gebeurt is dat moeders zichzelf en het gezinsleven meer en meer door de ogen van de buitenwereld gaan bekijken, onderwijl de eigen presentaties zorgvuldig vastleggend in hoe ze graag gezien willen worden. Een soort campagne als moeder en als gezin gebaseerd op ideaal-
JG28 / 2010 / SB3 / boeken
plaatjes en met het voordeel dat men hier duidelijk regie over kan houden. De praktijk heb je niet in de hand, het plaatje dat je ervan creëert wel. De kloof tussen ideaal en praktijk wordt op die manier uiteraard in stand gehouden met het risico dat het beeld vervreemdt van jezelf en moederschap een eenzaam avontuur wordt. In haar epiloog concludeert Castelein dat heersende idealen sjablonen leggen over moeders (geen moeders van vlees en bloed maar ‘Supermams’) en moederschap reduceren tot een rol, namelijk relevante producten af te leveren voor de maatschappij. Het verhaal over de dagelijkse praktijk en de schaduwzijde wordt niet doorgegeven omdat het de illusie ontneemt dat ouders de uitkomst of uitwerking van de eigen keuzes in de hand hebben. Het ideaalverhaal verhult zo veel andere verhalen van moeders die ambivalentie ervaren, zich in de tang gezet voelen of het allemaal niet zo super en waauw vinden. Dit stilzwijgen maakt moeders bang om onder te doen voor een ander, dreigt hen te vereenzamen en individueel verantwoordelijk te maken wanneer alles niet zo vanzelf verloopt. De mooiste tijd van je leven is een boek dat volgens mij moeders een hart onder de riem kan steken en weer in verbinding stelt met hun diverse en soms tegenstrijdige ervaringen en gevoelens. Het is ook een interessant boek voor professionals die in hun praktijk veel met ouders te maken hebben en iets van de dynamiek van moederschap willen begrijpen. Spijtig dat Castelein de vaders niet een beetje meer aan het woord laat. Dat zou misschien de Supermam-mythe doorprikken en een aantal dominant geregisseerde werkelijkheden verder open kunnen trekken.
boeken
personalia
de cock mies
Klinisch psycholoog, werkzaam als procesbegeleider bij Wingerdbloei VZW. E-mail:
[email protected] de mol jan
Doctor in de psychologie en psychotherapeut, wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit Gent, Vakgroep Experimenteel-klinische en Gezondheidspsychologie, Onderzoeksgroep Relatie- en Gezinsstudies. E-mail:
[email protected] de preter mieke
Klinisch psycholoog bij het Centrum Pleegzorg Kessel-Lo en geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] decraemer kris
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider, staflid van de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] fondelli thomas
Klinisch psycholoog, zelfstandig systeemtheoretisch psychotherapeut en vormingsmedewerker bij Autisme Centraal. Tevens geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected]
begin artikel
personalia
overdulve marie christien
Vaktherapeut muziek, werkzaam bij Stichting Reinaerde te Utrecht. E-mail:
[email protected] reijmers ellen
Klinisch psycholoog-psychotherapeut, directeur onderzoek en ontwikkeling en hoofd psychotherapieopleiding Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] van daele mieke
Orthopedagoog, systeemtheoretisch psychotherapeut en opleider, staflid van de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected] van den berge luc
Sociaal verpleegkundige, master in de wijsbegeerte en systeemtheoretisch psychotherapeut. Hij is als opleider verbonden aan de Interactie-Academie, werkt in een centrum voor geestelijke gezondheidszorg en is verbonden aan een groepspraktijk voor psychotherapie, coaching en filosofisch consult. E-mail:
[email protected] verdru hannes
Lector psychologie aan de Hogeschool West-Vlaanderen te Brugge. Daarnaast werkzaam als vrij gevestigd psychotherapeut en geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie. E-mail:
[email protected]
JG28 / 2010 / SB3 / personalia
begin artikel