M
Nieuwsbrief voor “de vriendenkring van het Molenmuseum”. Kerkstraat 3, 2890 Sint-Amands a/d Schelde Tel. 052/33 22 58 - KBC (IBAN) BE36 4331 1858 8181 Driemaandelijks : April - Mei - Juni 2015 Afgiftekantoor 2890 Sint-Amands - P509309
MOLE
Vlaams Docum Vriende
www.molenmuseum.be -
[email protected]
Zomer 2015
TENT
DE MOLEN EN DE “DUISTERE” MIDDELEEUWEN.
“D 1000 ja der Lage
Verantwoordelijke uitgever : Karel van den Bossche, Larendries 51, 2890 Sint-Amands - Vormgeving : www.krisvdb.be
Ter gelegenhe Openmonume
8 september 2
Open op :
• zaterdag en zondag van 14u30 tot 18u00 • in de week op afspraak
e 15 decem
Open op:
DE MOLEN EN DE “DUISTERE” MIDDELEEUWEN. De fenomenale technologische ontwikkeling die een der mooie karakteristieke kenmerken is van de moderne beschaving, had haar werkelijke aanvang in de Middeleeuwen. Geen enkele van de belangrijke bedrevenheden lijken in de vroege Middeleeuwen te zijn verloren gegaan. En vanaf de achtste eeuw vermenigvuldigden zich nieuwe machines, toestellen en technieken. De West-Europeanen vervaardigden dingen die de Romeinen ofwel helemaal niet of nauwelijks hadden gekend zoals bijvoorbeeld het spinnewiel of de kruiwagen en de wielploeg (1). Nochtans bereikten de Romeinen een hoog technologisch peil grotendeels omdat ze de bestaande cultuur van de Hellenistische en andere volkeren van het Middellandse zeegebied hadden overgenomen en verwerkt (2). Het Romeinse Rijk had een van de meest ontwikkelde technologieën van zijn tijd, waarvan sommige zijn verloren tijdens de turbulente tijden van de late Oudheid en de vroege Middeleeuwen (3). In de vroege Middeleeuwen ontfermden kloosters en kathedralen zich over de heidense nalatenschap van Rome. Lang voor de officiële Renaissance de klassieke cultuur en de Latijnse teksten terugbracht, bekommerden kloosters zich over deze nalatenschap (4). Een Middeleeuwse abdij
2
Van einde der vijfde eeuw tot eind zesde eeuw hadden Ierse monniken het barbaarse Europa opnieuw in contact gebracht met de tradities van de geleerdheid (5). De Ierse kloosteruniversiteiten waren vrij toegankelijk zowel voor het gewone volk als voor de adel, als voor alle leergierigen die niet de afzondering van het klooster leven verkozen. Het was juist de Ierse ruimdenkendheid en rijkdom van de Ierse monastieke eruditie, afgeleid van de klassieke auteurs, die het land zijn unieke rol in de Westerse cultuurgeschiedenis zou geven (6).
De abdij van Iona
3
Het vredige Ierland waar men verwoed aan het overschrijven (copiëren) was, was in de positie om Europa’s uitgever te worden (7).
Scriptorium
Die Ierse kloostertraditie begon zich buiten de Ierse grenzen te verspreiden. Ierse monniken zouden het barbaars geworden Europa, met hun meegebrachte kennis, gaan koloniseren (8). Alle geleerden aan deze kant van de zee weken uit naar overzeese landen als Ierland en veroorzaakten een enorme toename van de kennis, en ongetwijfeld ook van het aantal boeken van de bewoners van deze regio’s (9). De bisschoppen in Europa vonden meer heil in de orde van Heilige Benedictus wiens klooster in Monte Cassimo uiteindelijk de moederorde zou worden van het Westerse kloosterwezen (10). 4
In Italië en Gallië vond nog enige uitwisseling van boeken plaats, grotendeels door rondtrekkende Ierse monniken en tegen het einde van de eeuw stichtte Isidorius van Sevilla (560 – 636) een echte bibliotheek waar wellicht zo’n vierhonderd gebonden codices in stonden, voor die tijd een verbazingswekkend aantal. Isidorius van Sevilla was een belangrijke schakel op wetenschappelijk gebied tussen Oudheid en Middeleeuwen (11). Terwijl Rome’s oude keizerrijk uit de herinnering vervaagde en een nieuw ongeletterd Europa uit de ruïnes verscheen, bloeide er heimelijk langs de Keltische periferie een levendige literaire cultuur. Er was nog maar één stap nodig om de cirkel rond te maken, een stap die Europa via een schrijvend Ierland opnieuw in contact bracht met het verleden. Columba (521 – 597) zette die stap en verliet Ierland. Op deze manier begon de Ierse kloostertraditie zich buiten de Ierse grenzen te verspreiden.
Columbanus ’ leven en nalatenschap.
5
De Ierse abdijen hadden onderdak geboden aan duizenden buitenlandse studenten, die de kennis van de Ieren mee terugnamen naar huis. Nu zouden de Ierse monniken zelf het barbaas geworden Europa, mét hun meegebrachte kennis, gaan koloniseren (12). In Colomba’s spoor trok Columbanus (543 – 615) naar Gallië en stichtte er drie abdijen. Columbanus’ nalatenschap is zijn stichtingen op het continent waar men druk bezig was de studie van de klassieken opnieuw te introduceren bij de Europeanen. De Latijnse literatuur was zonder de Ieren bijna zeker verloren gegaan en het ongeletterde Europa zou zonder het voorbeeld der Ieren, die als eersten hun literatuur in de volkstaal opschreven, zijn grote nationale literatuur nauwelijks ontwikkeld hebben. Bovendien zou in het Westen niet alleen het vermogen tot lezen de schrijver zijn, maar ook de geestesgesteldheid die het denken heeft bevorderd (13). Het belang van de Ierse invloed op het Europese continent is onvoorstelbaar groot. In de tweede helft van de zevende eeuw had de zendingsijver van de Ieren een hoogtepunt bereikt en werd de zendingsijver versterkt door een nieuwe aanvoer van Engelse missionarissen : Wilfridus richtte zijn ijver op Friesland. Willebrord stichtte de abdij van Echternach. Bonifatius stichtte de grote abdij van Fulda.
Angelsaksische en Ierse monniken bekeren het Europese vasteland.
6
Veel van deze stichtingen kregen de boeken van de insulaire kopiïsten toegespeeld. In de Italiaanse en Gallische kloosters was men nauwelijks bekend met de kunst van het scriptorium. De monastieke calligrafiekunst was van de werkplaatsen van Ierland en Brittannië uiteindelijk naar het vasteland overgewaaid.
Werkende monnik
De relatie van de Engelse monniken met de Ieren was niet van toevallige aard. Behalve dat ze flink hadden geprofiteerd van het intellectuele klimaat dat de Ierse kloosterorde in Brittannië hadden laten ontstaan, hadden er velen, Willibrord o.m., in Ierland gestudeerd of werden bij hun werk bijgestaan door Ierse monniken. Zonder de voorafgaande en nog voortdurende aanvoer van de Ierse codices was de karolingische Renaissance onmogelijk geweest (14). De ongeletterde Vikingen vernielden de Ierse abdijen en roofden de bibliotheken leeg. Toen de Vikingen begin elfde eeuw werden overwonnen zou Ierland nooit meer het culturele leiderschap van de Europese beschaving terugwinnen (15). 7
Abdijen aan de rand van de wereld. De Ierse gastvrijheid kwam ook de verscheidenheid aan ideeën ten goede. Ze sleurden alles wat ze te pakken kregen hun bibliotheken binnen. Ze waren vastbesloten om niets uit deze bibliotheken te weren, ook niet de Griekse en Latijnse heidense literatuur die ze in handen kregen. De Ieren zagen geen heil in aan zichzelf opgelegde censuur (16). Waar de Ieren ook heen trokken, ze brachten altijd hun boeken mee waarvan er vele al eeuwenlang niet meer in Europa gesignaleerd waren. Waar de Ierse monniken kwamen brachten zij ook hun liefde voor kennis en hun vaardigheid in het maken van boeken over . Zij herstelden het vermogen tot lezen en schrijven van de bewoners van het continent en bliezen de uitgeputte literaire cultuur van Europa nieuw leven in (17).
Een kloosterbibliotheek
8
Ook justitioneel recht (her-) begint in Ierland. Het kende zoiets als rechtenstudies : de kloosters van Cork, Cloyne en Slaer boden een soort juridische opleiding die niet voorbehouden was aan monniken, priesters en geestelijken. Uit de periode tussen de zevende en de elfde eeuw zijn nog 77 Ierse wetteksten overgeleverd, de laatste getuigenissen van een indrukwekkend corpus aan rechtsgeleerdheid en van een even indrukwekkende behoefte om zaken op schrift te stellen (18).
Links onder in de arcade bogen : justitieel recht.
De Ieren namen de ontzagwekkende taak op zich om de hele Westerse cultuur over te schrijven. Deze kopiïsten fungeerden vervolgens als kanaal waardoor de Grieks-Romeinse culturen naar de stammen in Europa konden worden gesluisd. Zonder de missie van de Ierse monniken die in hun eentje voor heel Europa opnieuw de grondvesten van de beschaving legden, zou de wereld compleet anders zijn geweest - een wereld zonder boeken (19).
9
De molen van Vitruvius : een archeologische benadering. Een der belangrijkste bronnen van Romeinse bouwkunst en techniek is het “De Architectura” van Marcus Vitruvius (± 85 - 20 v.Chr.), waarin verwezen wordt naar o.m. Archimedes en andere Hellenistische geleerden en hun technische werken. Vitruvius’ De Architectura dook op tijdens de Renaissance (veertiende eeuw). Waar bevond het zich tot dan? Werd het zoals zovele boeken van de Grieks-Romeinse Oudheid bewaard en gekopieerd in één der Ierse kloosters? Was het tot de veertiende eeuw niet meer bekend gebleven? In zijn “De Architectura” beschrijft Vitruvius in Liber X de verticale watermolen, een verbetering van de Griekse horizontale watermolen. Een grondige vergelijking van Vitruvius’watermolen met de richtbare staanderdmolen, beiden met hun tandraderen met overdracht en vermenigvuldiging of verdelend effect van draaiende beweging , leidt tot vaststelling van duidelijke overeenkomsten.
10
Anderzijds vereist de omvorming van de energiebron bij de staanderdmolen een herdenken van ingewikkelde mechanische toepassingen. De watermolen van Philo van Byzantium was studeerkamerkennis, een bekommernis voornamelijk voorbehouden aan mensen die konden lezen en geld hadden om zich boeken aan te schaffen. Hun inzichten ondervonden weerstand van de Griekse filosofen die de invloed hadden om nieuwe denkbeelden te betitelen als onverenigbaar met hun opvatting over de wetenschap. De omslag kwam er met de het ingang vinden van het Romeinse begrip van maatschappelijke bruikbaarheid. De richtbare windmolen is verschenen buiten de studeerkamer, in de werkelijke wereld. Het wetenschappelijke, het logische, het vermogen van een abstracte verhouding te beschouwen als iets reëels, is de nieuwe verschijningsvorm van iets wat allang deel uitmaakte van ieders dagelijks leven in het gebied rondom de Noordzee. Door haar onmiskenbare omvang gaat die verandering van mentaliteit terug tot het feit dat werkelijke uitvindingen méér worden uitgewerkt door praktijkmensen empirisch bezig met specifieke problemen door hen ondervonden (20). De eerste industriële Revolutie, deze der Middeleeuwen, stelde praktijkmensen voor heel wat specifieke problemen. Energieprobleem was er één van : de groeiende Vlaamse steden met hun internationale handel dienden gevoed. De watermolen kon die bevoorrading niet meer aan. De sinds eeuwen gekende watermolen zoals beschreven door Vitruvius prikkelde de veranderende mentaliteit van de elfde eeuwse praktijkmens om het specifiek ondervonden bevoorradingsprobleem op te lossen. In de loop van de tiende – elfde eeuw werd de opstelling van de Vitruvius’molen omgekeerd : het waterwiel werd een windwiel, de van oudsher gekende onderdelen werden overgenomen en in deze omgekeerde opstelling verwerkt. Zijn er voor deze redenering bewijzen? We beschikken tegenwoordig over een nieuw soort bewijsmateriaal waarmee we een aantal witte vlekken in kunnen vullen, en we zien hoe onze blik op de geschiedenis bijna onherkenbaar verandert. De archeologie onthult en legt bloot en levert vondsten op die we naast de geschreven bronnen kunnen leggen. Onze blik wordt plotseling ruimer : we zien het dagelijks leven en de verbanden. Soms zijn deze bodemvondsten volkomen in tegenspraak met de vertrouwde teksten en met de archieven die we graag zouden willen vertrouwen omdat ze het enige zijn wat we hebben. Soms is interpretatie lastig, omdat de stapels opgegraven materiaal alleen te begrijpen zijn als ze in context worden geplaatst, en beslissen over de context betekent dat we moeten vertrouwen op wat we al denken te weten op grond van eerdere vondsten op andere plaatsen. 11
Maar als we de woorden en de objecten samenbrengen, wordt het nieuwe verhaal veel overtuigender en menselijker. Het leven houdt niet plotseling op als Rome valt, het rijk ten onder gaat en de traditie van de klassieke Latijnse literatuur ten einde komt, zelfs niet als de Saksen, Vandalen, Goten en Hunnen hun meer of minder gewelddadige invallen in het Westen ondernemen. Dat er zo weinig documenten bewaard zijn gebleven, betekent niet dat mensen het vermogen verloren om contact te maken, handel te drijven, oorlog te voeren en meer in het algemeen zich te verplaatsen om hun leven te verbeteren. Ook verloren ze niet het talent om zulke documenten te schrijven en te lezen. Het leven gaat door. We hebben alleen andere instrumenten nodig om het terug te vinden en te beschrijven (21). De archeologie of de kennis van de stoffelijke overblijfselen, de productie van nijverheid uit het verleden, de industriële archeologie die zich bezighoudt met technische monumenten (22) is het soort bewijsmateriaal waarmee witte vlekken kunnen ingevuld worden. In de zomer van 2008 werd gedurende een archeologische begeleiding van de aanleg van een wegtraject op de site van Flanders Expo te Sint-Denijs-Westrem een bijzondere structuur aangetroffen. Het betrof een circulaire gracht met centraal een kruisvormig spoor dat waarschijnlijk te interpreteren in als fundering van een middeleeuwse staanderdmolen. Deze uitzonderlijke archeologische vondst lijkt vrij belangrijk in zijn soort.
12
Deze uitzonderlijke archeologische vondst lijkt vrij belangrijk in haar soort.
Overzichtsplan van het archeologisch onderzoek op Flanders Expo van de Overzichtsplan van het archeologisch onderzoek op Flanders Expo van de verschillende verschillende zones met aanduiding van de volmiddeleeuwse sporen. zones met aanduiding van de volmiddeleeuwse sporen. 1: de circulaire gracht met centraal kruisvormig spoor 1: de circulaire gracht met centraal kruisvormig spoor 2: veronderstelde aflijning van de nederzetting 2: veronderstelde aflijning van de nederzetting
Volmiddeleeuwse nederzetting 3
Op 150m van de mogelijke standaardmolen bevindt zich een volmiddeleeuwse nederzetting. Op basis van het schaarse aardewerk kan een datering van de late 9de tot vroege 11de eeuw vooropgesteld worden, met een voorkeur voor de 10de eeuw. Op ongeveer 65m van het hoofdgebouw bevindt zich een eerste waterput die door de aanleg deels verstoord was. Toch kon de oorspronkelijke houten beschoeiing nog voor een 90cm goed onderzocht worden. De bekisting is vierkant met een zijde van 80cm en bestaat uit horizontale planken die tegen vier aangepunte hoekbalken zijn geplaatst. Wat de vondsten betreft is dit één van de rijkste contexten met ondermeer aardewerk uit de 10de tot vroege 11de eeuw en een glis (een soort schaats) gemaakt uit kanonbeen van een paard. Een gelijktijdige waterput bevindt zich op 30m van het hoofdgebouw. Op basis van een aantal scherven kan de opgave van deze put ook in de 10de tot vroege 11de eeuw geplaatst worden. Een dendrochrolnologische datering bevestigt met een kapdatum van het hout (en dus vermoede aanleg) tussen 991-1016. 13
De best bewaarde waterput ligt op ongeveer 35m van het hoofdgebouw. Op basis van het aardewerk is deze put iets jonger met een datering van late 11de tot 12de eeuw. Bij opgravingen in 1980 werden bovendien diverse paalsporen en kuilen aangetroffen, waaruit een éénschepig gebouw van 16m bij 6m werd gedistilleerd. Vlak ernaast situeert zich een vierkante houten waterput. Op basis van het aardewerk werd dit deel van de nederzetting tussen 10de en 13de eeuw gedateerd. Samenvattend kan gesteld worden dat er duidelijk een nederzetting aanwezig was tussen de 10de en zeker 12de eeuw, mogelijk ook nog in de 13de eeuw, die zich minstens uitstrekt over 1ha. Er werden twee hoofdgebouwen en vier waterputten aangetroffen, maar vermoedelijk zijn er nog veel meer resten ongedocumenteerd vernietigd. Deze nederzetting kan waarschijnlijk gezien worden als een conglomeraat van een beperkt aantal erven (bestaand uit een hoofdgebouw en waterput) die diachroon elkaar opvolgen op ongeveer dezelfde plaats.
Circulaire gracht met kruisvormig spoor Op ongeveer 100 tot 150m ten oosten van de kern van deze volmiddeleeuwse nederzetting bevindt zich de opmerkelijke structuur. Die structuur bestaat uit een circulaire, twee maal onderbroken gracht en centraal in die cirkel een kruisvormig spoor. Deze brede circulaire gracht werd opgegeven in de 13de eeuw.
Plan van de circulaire gracht met centraal kruisvormig spoor.
14 Plan van de circulatie gracht met centraal kruisvormig spoort.
Centraal binnen deze cirkel bevindt zich een kruisvormig spoor. De benen schikken zich volgens de NO-ZW en NW-ZO-assen en meten elk circa 10m lang, terwijl ze gemiddeld 1,5m breed zijn. Wellicht is er sprake van een gedeeltelijke gelijktijdigheid met de volmiddeleeuwse nederzetting. Het kruisvormig spoor doet erg denken aan de kruisplaten van een houten staanderd of staakmolen. De oudste types windmolen werden nog niet op “teerlingen” gefundeerd, maar licht ingegraven (Bauters) (23). Bovendien is een erg sterk bijkomend argument de landsschappelijke inplanting. maar lichtDe ingegraven (Bauters 1998:133). Bovendien is hoogste een ergpunt sterk( op bijkomend mogelijke windmolen situeert zich net op het 13m taw)argument van de landsschappelijke inplanting. De mogelijke windmolen situeert zich net op het hoogste een opduiking die het omliggende landschap duidelijk domineert. punt ( opOok 13mde taw) van een die het deels omliggende landschap duidelijk nabijheid vanopduiking een waarschijnlijk gelijktijdige nederzetting, watdomineert. een Ook de nabijheid van een waarschijnlijk deels gelijktijdige nederzetting, wat een goede goede bereikbaarheid impliceert, lijkt een bijkomend argument.
bereikbaarheid impliceert, lijkt een bijkomend argument.
Het kruisvormig spoor zou dus goed het onderste van een funderingssleuf voor de
Het kruisvormig spoor zou dus goed het onderste van een funderingssleuf voor de kruisplaten kunnen zijn. kruisplaten kunnen zijn.
15
Vergelijking
Vergelijking Archeologische vergelijkingssites in Vlaanderen zijn eerder schaars. Toch vertoont één site bijzonder veel overeenkomsten. De op basis van vorm, opbouw en verhoudingen zeer vergelijkbare archeologisch vastgestelde structuur is deze van De Panne – Oosthoekduinen. Een ongeveer 4m brede, circulaire gracht met een diameter van 22m omvat een centraal gelegen kruisvormig spoor met benen van 7m die eveneens naar de kardinale windrichtingspunten zijn gericht. Deze structuur werd onafhankelijk van die van Sint-Denijs-Westrem als windmolen geïnterpreteerd en kon in de 12de tot 13de eeuw geplaatst worden (24). Dit kruisvormig spoor vertoont uitstulpingen wat wijst op vier teerlingen.
Het Vitruviusschema
Watermolen afgebeeld op grond van de beschrijving die Vitruvius ervan geeft in zijn “De Architectura Liber X”.
16
Schematisch voorgesteld betekent dit :
Schematisch voorgesteld betekent dit : 34 35
mse molenmeester
windwiel A’
t tand-(kroon)wiel D wordt C’
onkelaar B’
angwiel D’
tenen G’
derd E’ F’
Vitruviusmolen met waterwiel
r schoe en klikspaan H’
Omgekeerde Vitruviusmolen met windwiel
33
Van Vitruvius naar Vlaamse molenmeester A : waterwiel wordt windwiel A’ C : as verbonden met tand-(kroon)wiel D wordt C’ B : tandwiel wordt bonkelaar B’ D : tandwiel wordt vangwiel D’ G : worden molgenstenen G’ E : as E wordt staanderd E’ F : riem F wordt rien F’ H : kaar H wordt kaar schoe en klikspaan H’ NIEUW
I’ : steenbalk J’ : kruisplaat K : staakijzer
17
34
De archeologische vondst te Sint-Denijs-Westrem verwijst naar het bestaan van een staanderdmolen in de elfde eeuw. Een archeologische vondst is in principe een even betrouwbaar gegeven als geschreven vermeldingen. Het bestaan van deze elfde eeuwse molen heeft o.m. deze interessante bijredenering : de traditionele molenvermeldingen. Door traditionele vermeldingen worden jaartallen aangeduid, die in Vlaamse staandermolens worden (werden) aangetroffen op balken of planken. Joseph Dezitter, die verschillende van deze traditionele vermeldingen vaststelde, verduidelijkt dat een balk met een oude vermelding zelf niet zo oud hoeft te zijn (25). Molenmakers hadden de gewoonte het jaartal van de stichting te snijden in balken - bijvoorbeeld staak of steenbalk - en als deze diende vervangen te worden, dat jaartal weer over te brengen op die nieuwe balk. In het deel dat sinds de Vrede van Nijmegen (1678) bij Frankrijk hoort (Frans-Vlaanderen) : - Oostcappel, Kloostermeulen 1001 - Houtkerke, Hoflandmeulen 1114 - Hondschoote, Noordmeulen 1127 In het deel dat niet bij Frankrijk werd ingelijfd : - Opzullik, Molen van Mauvinage 1040 - Gits, Onledemolen 1073 - Petegem a/d Schelde, Kloostermolen 1093 - Westrozebeke, Rozebekemolen (MCXI) 1111 - Etikhove, Bossenaremolen 1140 - Zingem, Meuleke ’t Dal 1154 - Lichtervelde, Kasteelmolen 1166 De elfde eeuwse traditionele molenvermeldingen worden door de elfde eeuwse archeologische vondst in een nieuw daglicht geplaatst en meer kracht bijgezet.
18
Waarom vinden we vroege windmolens in het Oude Graafschap Vlaanderen? De industriële revolutie der middeleeuwen in Vlaanderen VERKLARING : “Vlaanderen, een industriële regio zonder weerga in Europa (26). “Deze markteconomie zal ook een energierevolutie veroorzaken, een ruime verspreiding van de molen aangewend voor industriële doeleinden, zal uiteindelijk uitmonden in een Economie-Wereld met Europese afmetingen (27). “Vanaf de elfde eeuw deed er zich een, als modern te beschouwen, ononderbroken groei voor, die men niet meer opnieuw zal vaststellen voor het op de plaats stellen van de Britse industriële revolutie” (28). ECONOMIE-WERELD EN TECHNISCHE VERNIEUWING Industriële revolutie + technische vernieuwingen zijn noodzakelijke + voldoende voorwaarden zijn voor een Economie-Wereld, zijn deze noodzakelijke en voldoende voorwaarden vervuld vooraleer de Economie-Wereld als dusdanig herkenbaar is. Deze gevolgtrekking ligt besloten in de begripsinhoud van de term “voorwaarde”. Inderdaad, voorwaarde is: datgene van welks vervulling afhangt of iets mogelijk is of plaats kan hebben, of die de wijze daarvan bepaalt; als de genoemde omstandigheden aanwezig zijn (29). In de elfde eeuw was Vlaanderen de “industriële” pool van de eerste Europese Economie-Wereld, wat door een a contrario-redenering toelaat te besluiten dat industriële revolutie en technische vernieuwingen reeds doorgang vonden. Wanneer bestaande energiesystemen onvoldoende of ondoelmatig worden en de “vraag”, niet langer kunnen beantwoorden, dienen er nieuwe energiesystemen ontwikkeld te worden of er ontstaat niet alleen een energiecrisis, maar een crisis zonder meer. Wanneer watermolens onvoldoende energie leveren voor de nieuwe ontstane behoeften, leidt dit tot de ontwikkeling van de windmolen die de voedselvoorziening zal overnemen van de watermolen die vooral voor industriële doeleinden wordt ingezet. Het Vlaamse landschap en hydrografie niet zo geschikt zijnde voor het gebruik van de watermolen zal dit energietekort des te sneller aan de oppervlakte brengen. 19
Door technische vernieuwingen wordt het Vlaanderen van de Economie-Wereld niet geremd in zijn economische opgang- door het energietekort. Welke technische vernieuwing? Het gediversifieerde gebruik van molentechnologie en -techniek, zowel in de stad als op het platteland. Gezien de werkelijkheid van de Economie-Wereld, bestaan er technische vernieuwingen: de richtbare windmolen is er de meest spectaculaire van. Water en wind zijn energiebronnen die kunnen beheerst worden en omgezet in drijfkracht door een omvormingssysteem: de molen. Het omvormingsysteem voor water was gekend van in de Oudheid, waar het zich ontwikkelde van een horizontale tot een verticale molen. De techniek om windenergie om te zetten in drijfkracht door een richtbare windmolen stamt niet uit het Oosten, maar uit Noordwest Europa. Ze werd ontwikkeld in een gebied waar mensen vertrouwd waren én met een grondige kennis van het gebruik van het zeil én met de werking van de watermolen. Deze kwalificaties waren samen aanwezig in de kern van het oude Graafschap Vlaanderen, Zee-Vlaanderen. Op grond van historische, culturele, juridische, technische en economische argumenten is het o.i. gewettigd de oorsprong van de richtbare windmolen te plaatsen in het Vlaanderen der elfde eeuw.
20
Besluit Ierse monniken bewaarden in hun bibliotheken de nalatenschap van de Oudheid en deelden hun kennis mee aan het ongeletterde Europa. Het zou best mogelijk zijn dat onder deze kennis zich eveneens bevond “De Architectura” van Vitruvius. Het Ierse missioneringswerk overgenomen door Engelse monniken ook in onze streken , schoot ook in Vlaanderen wortel en bracht een invloedrijke omslag in het denken mee dat een verklaring biedt waarom er o.m. vroege windmolens in het oude graafschap Vlaanderen gevonden worden.
21
Noten 1 Artz, Frederickx B, The mind of the Middle Ages, The University of Chicago Press Chicago - London, Derde uitgave, 1980, blz. 250 2 Valavanis, K.P., Technology and autonomous mechanisms in the Mediterranean Greece and Byzantium, Proceedings of the European control conference, Kos, Greece, 2007, blz. 263 3
Idem, blz. 267
4
Pye, Michael, Aan de rand van de wereld. Hoe de Noordzee ons vormde, De Bezige Bij, Antwerpen, 2014, blz. 17-18
5
Cahill, Thomas, Dank zij de Ieren. Hoe een klein volk de beschaving redde, Balans - Uitgeverij van Halewijch, Leuven, 1998, blz. 185
6
idem, blz. 172-173
7
Ibidem, blz. 197
8
Ibidem, blz. 198
9
Ibidem, blz. 194
10 Ibidem, blz. 195 11 Ibidem, blz. 197 12 Ibidem, blz. 198 13. Ibidem, blz. 206-208 14 Ibidem, blz. 222-223 15 Ibidem, blz. 225 16 Ibidem, blz. 172-175 17 Ibidem, blz. 211 18 Rye, M., o.c. blz. 170-171 19 Idem, blz. 12 20 Kemp, T., Historical patterns of industrialisation, Longman, London/New York, Tweede uitgave, 1993, blz. 10 21 Rye, M., o.c., blz. 17-18 22 Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse Taal, 14de uitgave, blz. 228 23 Bauters, P., Kracht van wind en water, Davidsfonds, Leuven, 1989, blz. 34-42 24 Hoorne, Johan, Molenecho’s, 2009/1, blz. 20-21 25 Braudel, F., Le temps du monde, 3, Paris, Colin, 1979, blz. 82 27 Idem, o.c., blz. 77 28 Ibidem, o.c., blz. 472 29 Van Dale, o.c., blz. 4012
22
TENTOONSTELLING:
2500 J A A R M A L E N : EEN ERFENIS enkele sfeerbeelden
Kom zeker nog eens langs!
23
van 26 april 2015 tot 30 augustus 2015 Open op: zaterdag en zondag van 14u30 tot 18u00 & in de week op afspraak
24