19
De kunst van samenwerking Ietje de Vries, Liesbeth Mok, Harold Wenning, Henk-Willem Klaassen, Ankie Hazen Samenvatting De POH-GGZ is zich ervan bewust dat goede hulp bieden de kern is van zijn werk en beseft tegelijk dat dit deel meer waarde krijgt wanneer er goedlopende samenwerkingsrelaties zijn. Binnen de huisartsenpraktijk werkt hij vooral samen met de huisarts. De huisarts en de POH-GGZ vinden elkaar snel bij verwijzing, consultatie, overleg en evaluatie over beleid, beloop en handelen. Dit geldt zowel voor lopende behandelcontacten in de huisartsenpraktijk als bij crisissituaties. Daarnaast werkt de POH-GGZ in de praktijk samen met de praktijkassistent, praktijkondersteuner somatiek, manager en/of leidinggevende. Buiten de huisartsenpraktijk werkt hij samen met de psychosomatisch fysiotherapeut, de apotheker-farmacotherapeut, basis GGZ, specialistische GGZ, (vrijgevestigde) psychiater, paramedici, naasten en het wijkteam. Voor samenwerking met de bedrijfsarts zie 7 par. 4.6 en 4.18. In dit hoofdstuk krijgt de POH-GGZ handreikingen voor het vormgeven van de samenwerking met zowel interne als externe collega’s.
2.1 Samenwerking met de huisarts – 22 2.1.1 Werkveld van de POH-GGZ – 22 2.1.2 Achtergrond van de POH-GGZ – 22 2.1.3 Verwijzing naar POH-GGZ – 23 2.1.4 Overleg en terugkoppeling – 23 2.1.5 Consultatie – 23 2.1.6 Kaderhuisarts GGZ – 24 2.1.7 Medicatie – 24
2.2 Samenwerking met de praktijkassistent – 25 2.2.1 Functie praktijkassistent – 25
2.3 Samenwerking met de POH-somatiek – 26 2.3.1 Taken – 26 2.3.2 Afstemmen – 27
L. Mok et al. (Red.), Handboek POH-GGZ, DOI 10.1007/978-90-368-1034-0_2, © 2016 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media BV
2
2.4 Samenwerking met familie, naasten en mantelzorgers – 28 2.4.1 De kracht van familie, naasten en mantelzorgers – 28 2.4.2 Werkwijze – 29 2.4.3 Veelgebruikte methodieken – 29 2.4.4 Privacy – 30
2.5 Samenwerking met de (psychosomatische) fysiotherapeut – 31 2.5.1 Afstemming – 32 2.5.2 Bewegingsprogramma – 32
2.6 Samenwerking met de apotheker-farmacotherapeut – 33 2.6.1 Samenwerkingsprojecten – 33 2.6.2 Nieuw samenwerkingsmodel met de apotheker-farmacotherapeut – 34
2.7 Samenwerking met wijkteam – 34 2.7.1 Samenstelling – 34 2.7.2 Contact onderhouden – 35 2.7.3 Indicaties – 35 2.7.4 Financiering – 35 2.7.5 Verwijzen – 36 2.7.6 Terugkoppeling – 36
2.8 Samenwerking met de basis-GGZ – 37 2.8.1 Contact onderhouden – 37 2.8.2 Indicaties – 37 2.8.3 Vergoeding – 38 2.8.4 Wachttijden – 38 2.8.5 Verwijzen – 38 2.8.6 Terugrapportage – 39 2.8.7 Rol van de POH-GGZ – 40
2.9 Samenwerking met de specialistische GGZ – 40 2.9.1 Contact onderhouden – 40 2.9.2 Indicaties – 41 2.9.3 Vergoeding – 41 2.9.4 Wachttijden – 42 2.9.5 Verwijzen – 42 2.9.6 Terugkoppeling – 42 2.9.7 Rol POH-GGZ – 42
21
2.10 Samenwerking met de zelfstandig gevestigde psychiater – 43 2.10.1 Contact onderhouden – 43 2.10.2 Indicaties – 44 2.10.3 Vergoeding – 44 2.10.4 Wachttijden – 44 2.10.5 Verwijzen – 44 2.10.6 Terugkoppeling – 45 2.10.7 Rol POH-GGZ – 45
Literatuur – 45
2
22
Hoofdstuk 2 • De kunst van samenwerking
2.1 Samenwerking met de huisarts
2
Ietje de Vries
De huisarts is veelal het eerste professionele aanspreekpunt voor patiënten met psychische klachten. Voor veel patiënten is de huisarts bij uitstek de vertrouwenspersoon met wie zij hun psychische problemen willen delen. De huisarts is immers meestal al bekend met hun voorgeschiedenis en als familiedokter kan hij de klachten in een bredere context plaatsen. In overleg kan de huisarts besluiten patiënten in de eigen praktijk door te verwijzen naar de POHGGZ. Huisarts en POH-GGZ zijn samen verantwoordelijk voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) in de huisartsenvoorziening. Deze zorg is laagdrempelig georganiseerd en er zijn geen financiële barrières voor de patiënt. De korte verwijslijn tussen POH-GGZ en huisarts heeft als voordeel dat patiënten snel kunnen doorstromen en dat de huisarts betrokken blijft bij de behandeling van zijn patiënten. Huisarts en POH-GGZ kunnen elkaar waar nodig consulteren en aanvullen. Door de komst en de ondersteuning van de POH-GGZ kan de huisarts voldoen aan de toegenomen zorgvraag die voortkomt uit de uitbreiding van GGZ-taken in de eerste lijn en is de deskundigheid in de huisartsenpraktijk op GGZ-gebied versterkt. Voor een goede samenwerking is onderlinge afstemming van taken en verantwoordelijkheden vereist. 2.1.1 Werkveld van de POH-GGZ
Er zijn grote verschillen te zien in de wijze waarop het dienstverband tussen de huisartsen en de POH-GGZ is vormgegeven en in welke mate de huisarts betrokken is bij de geestelijke gezondheidszorg. Huisartsen werken solistisch of in groepsverband, fulltime of parttime. Dit betekent voor de POH-GGZ dat hij soms voor meer werkgevers werkt, in een groepspraktijk of in verschillende afzonderlijke praktijken. Deze verschillende factoren kunnen in het werkveld van de POH-GGZ grote invloed hebben op de invulling van zijn functie en de samenwerking met de huisarts(en). In een samenwerkingsverband is het wenselijk dat een van de huisartsen vast contactpersoon en aanspreekpunt is voor de POH-GGZ over patiënt- en niet-patiëntgebonden taken. De huisarts en de POH-GGZ – en eventueel een derde partij in geval van detachering – moeten duidelijke afspraken maken over arbeidsvoorwaarden, inzet, communicatie en deskundigheidsbevordering. In alle gevallen schept de huisarts de voorwaarden voor het optimaal functioneren van de POH-GGZ. Er moet bijvoorbeeld voldoende tijd zijn voor het vervullen van patiënt- en niet-patiëntgebonden taken en er moet gelegenheid en budget zijn voor nascholing en intervisie. Het is voor de samenwerking goed om deze voorwaarden en taken te definiëren, vast te leggen en regelmatig te evalueren om te zien of en zo ja, welke aanpassingen nodig zijn. 2.1.2 Achtergrond van de POH-GGZ
Tussen de POH’s-GGZ bestaan grote verschillen in opleiding en ervaring. Voor de huisarts is het belangrijk inzicht te hebben in de competenties, deskundigheid en vaardigheden van de POH-GGZ. Afhankelijk van de patiëntenpopulatie van de praktijk – bijvoorbeeld veel ouderen of mensen met psychosociale problematiek – kan een POH-GGZ worden gezocht wiens ervaring of opleidingsachtergrond daarbij aansluit. Ook huisartsen verschillen in ervaring en deskundigheid op GGZ-gebied. Het is goed dat huisarts en POH-GGZ zich bewust zijn van
2.1 • Samenwerking met de huisarts
23
eigen en elkaars competenties en van de grenzen daarvan. Een open en eerlijke communicatie hierover bevordert de samenwerking. 2.1.3 Verwijzing naar POH-GGZ
Of de huisarts een patiënt doorverwijst naar een POH-GGZ, hangt af van veel verschillende factoren. De ernst, de complexiteit, het risico en het beloop van de psychische klachten zullen daarin een belangrijke rol spelen. Daarnaast spelen de motivatie en voorkeur van de patiënt een essentiële rol. Omdat niet alle patiënten weten wat een POH-GGZ is, legt de huisarts bij verwijzing uit wat de rol en functie van de POH-GGZ is, zodat de patiënt weet wat hij kan verwachten. De huisarts zorgt voor een goede overdracht van relevante gegevens aan de POHGGZ en verwijst met een duidelijke hulpvraag. De POH-GGZ zal dan de begeleiding van de huisarts overnemen. Om tot goede patiëntenzorg te komen is hierbij een optimale samenwerking tussen huisarts en POH-GGZ noodzakelijk. De samenwerking vindt plaats op basis van richtlijnen en structurele afspraken. Belangrijke voorwaarden voor een goede samenwerking zijn: structureel overleg, een heldere taakverdeling en wederzijds vertrouwen (Oud 2015). 2.1.4 Overleg en terugkoppeling
Het patiëntenoverleg tussen huisarts en POH-GGZ is onder andere afhankelijk van de ervaring van de POH-GGZ, de cultuur binnen de huisartsenpraktijk en de complexiteit van de problematiek. Naar schatting zal dit overleg vijftien tot dertig minuten per dag duren. Mogelijkheden voor rechtstreeks en laagdrempelig overleg moeten aanwezig zijn. Het is belangrijk dat bij spoedeisende zaken of crisis beide partijen bij elkaar terecht kunnen en tijd vrij maken voor overleg. Daarnaast is structureel overleg een voorwaarde voor goede samenwerking en goede patiëntenzorg. Het bevordert de afstemming en de kennisuitwisseling over de behandeling. Het is daarom van belang dat hierover duidelijke afspraken worden gemaakt. Afspraken over frequentie en tijdsduur moeten duidelijk en haalbaar zijn voor zowel de huisarts als de POHGGZ. Tijdens dit structurele overleg kunnen de betrokken partijen agendapunten inbrengen met betrekking tot patiëntgebonden en niet-patiëntgebonden zaken. Denk bij dit laatste aan zaken als samenwerking, informatieoverdracht, ontwikkelingen op GGZ-gebied, nascholingen en dergelijke. Tijdens het overleg moet er voldoende ruimte zijn voor evaluatie van de werkzaamheden en behandelingen van de POH-GGZ. Dit vergroot de betrokkenheid van de huisarts bij de taken en het werk van de POH-GGZ en biedt de POH-GGZ de mogelijkheid informatie en feedback te krijgen. Voor de evaluatie van individuele patiënten moet worden afgesproken op welke wijze en hoe vaak men tussendoor met elkaar wil overleggen. 2.1.5 Consultatie
In sommige situaties kan het zinvol zijn dat de huisarts en/of POH-GGZ advies vragen aan anderen. Een hulpverlener uit de basis- of specialistische GGZ kan hierin een rol spelen, maar ook bijvoorbeeld een kaderhuisarts GGZ kan deze consultfunctie vervullen (zie 7 par. 2.1.6). Consultatie is voor patiënt, POH-GGZ en huisarts een waardevolle aanvulling. Met een e enmalig
2
24
2
Hoofdstuk 2 • De kunst van samenwerking
advies of consult is soms een doorverwijzing te voorkomen. Deze consultatiefunctie kan ook worden ingezet voor casuïstiekbespreking in de huisartsenpraktijk. Huisarts en POH-GGZ bespreken samen met de consulent patiënten en evalueren de behandeling. Er is ruimte voor overleg en feedback. De overheid stimuleert consultatie van basis- of specialistische GGZ onder andere door deze onderlinge dienstverlening financieel te ondersteunen. De huisarts kan hiervoor uitbreiding van de modulegelden aanvragen bij de zorgverzekeraar. 2.1.6 Kaderhuisarts GGZ
Een kaderhuisarts is een huisarts die zich heeft bekwaamd in een specifiek deel van de huisartsenzorg, zoals diabetes, astma/COPD of GGZ. Momenteel zijn er tien groepen kaderhuisartsen. De kaderhuisarts GGZ heeft de tweejarige NHG-kaderopleiding GGZ afgerond en is vervolgens ingeschreven in het register van het College van Huisartsen met Bijzondere Bekwaamheden (CHBB). Het College beschrijft de inhoudelijke deskundigheid en de functionele vaardigheden waarover een kaderhuisarts moet beschikken. De kaderhuisarts GGZ heeft specifieke kennis van de psychopathologie en een brede algemene kennis van de geestelijke gezondheidszorg. Hij beschikt over deskundigheid en vaardigheden om actief te kunnen zijn op het gebied van onderwijs en beleid. Hij moet kunnen adviseren, organiseren, onderhandelen en implementeren om consultatie, nascholing, onderwijs en samenwerkingsprojecten op de werkvloer tot stand te kunnen brengen1. In de praktijk blijken de taken van de kaderhuisarts GGZ zeer divers. Sommige kaderartsen leggen het accent op deskundigheidsbevordering, andere houden zich voornamelijk bezig met de organisatie van de GGZ: zij zijn aanspreekpunt in de regio, participeren in verbetertrajecten en bevorderen de samenwerking tussen de verschillende professionals in de GGZ. Verder kunnen kaderartsen deelnemen aan wetenschappelijk onderzoek. Een van de mogelijke activiteiten van de kaderhuisarts GGZ is consultatie. Een collegahuisarts of POH-GGZ kan hierom vragen wanneer hij advies wil. De kaderhuisartsen GGZ zijn te vinden via 7 https://chbb.lhv.nl/zoek-huisartsen-chbb-registers-bij-u-de-buurt. De kaderhuisartsen GGZ zijn landelijk verenigd in de PsyHAG: de huisartsen adviesgroep geestelijke gezondheidszorg. Deze expertgroep heeft zich ten doel gesteld om de kennis en vaardigheden met betrekking tot de geestelijke gezondheidszorg in de huisartsenpraktijk uit te breiden en te verbeteren2. De deelnemende huisartsen willen zich inzetten voor een wetenschappelijk goed onderbouwde, sterke positie van de GGZ binnen de huisartsenzorg. 2.1.7 Medicatie
Bij een stagnerende behandeling zal de POH-GGZ overleggen met de huisarts of wellicht andere of een aanvullende behandeling nodig is. Samen kunnen zij tot de conclusie komen dat medicatie wenselijk is. De huisarts is verantwoordelijk voor het voorschrijven en herhalen van medicatie in de huisartsenpraktijk. Hij maakt een individueel behandelplan en past de medicatie regelmatig aan, tot een stabiele situatie is bereikt. Voor medicatievragen kan de huisarts 1 2
7 https://chbb.lhv.nl/ (geraadpleegd 12 juli 2015). 7 https://psyhag.nhg.org/ (geraadpleegd 12 juli 2015).
2.2 • Samenwerking met de praktijkassistent
25
desgewenst terecht bij een consulterend psychiater. Intussen gaat de POH-GGZ door met de begeleiding van de patiënt. De POH-GGZ kan medicatievragen beantwoorden, bijwerkingen bespreken en de patiënt informeren over het belang van therapietrouw. Regelmatige evaluatie en een goede samenwerking in de instelfase van psychofarmaca zijn essentieel. Over het vervolgbeleid en voorschrijven van de herhaalmedicatie worden afspraken gemaakt. zz Literatuur
55 Beleidsregel POH-GGZ. Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). (2014). Bijlage: Prestatiebeschrijving en zorgactiviteiten POH-GGZ. 7 www.nza.nl: Prestatiebeschrijving_POHGGZ.pdf. 55 LHV, NHG, PsyHAG & InEen. (2014). Functie- en competentieprofiel POH-GGZ. 7 www.lhv.nl: poh-ggz-functie-en-competentieprofiel-voor-praktijkondersteuner-ggz. 55 Kwaliteitskader voor POH-GGZ Friesland. (juni 2014). 7 www.friesland.lhv.n: Kwalititeitskader POH-GGZ. 55 Legemaate, J. (2008). Ondersteuning in de huisartsenpraktijk: juridische aspecten. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 152(23),1309–1312. 55 NHG- website dossier GGZ. 7 www.nhg.org: dossier-geestelijke-gezondheidszorg-ggz. 55 NHG- website dossier GGZ. 7 www.nhg.org: dossier richtlijnen-praktijk. 55 NHG Standpunt Kernwaarden Huisartsgeneeskunde (2011). 7 www.nhg.org: kernwaarden huisartsgeneeskunde. 55 NHG & LHV. (2011/2012). Prestatiebeschrijving POH-GGZ. NZa, 2011. 7 www.tkv2022.nl. 55 NHG & LHV. (2012). Toekomstvisie huisartsenzorg. Modernisering naar menselijke maat. Huisartsenzorg in 2022. 7 www.tkv2022.nl. 55 Oud, M. (2015). Huisarts en POH-GGZ Symposium Samen Sterker. Standpunt GGZ in de huisartsenpraktijk. 7 www.psyhag.nhg.org: terugblik symposium de huisarts en de pohggz samen sterker. 2.2 Samenwerking met de praktijkassistent Liesbeth Mok
De praktijkassistent is de belangrijkste schakel tussen patiënt en medewerkers in de huisartsenpraktijk. De praktijkassistent vangt als eerste de patiënt op: aan de balie of aan de telefoon. Alle vragen, zorgen, klachten, onvrede, boosheid of agressie komen als eerste bij de praktijkassistent. Deze bufferfunctie van de praktijkassistent maakt het mogelijk dat de huisartsen – en andere professionals zoals de POH-GGZ in de huisartsenpraktijk – zo ongestoord mogelijk hun werk kunnen doen. 2.2.1 Functie praktijkassistent
De praktijkassistent staat de patiënt als eerste te woord en maakt een inschatting van de ernst en urgentie. Tegelijk maakt de praktijkassistent de afspraken voor het spreekuur, huisbezoek en telefonisch spreekuur en beantwoordt hij veel praktische vragen op het gebied van verwijzingen en recepten. Daarnaast worden uitslagen van urine- of bloedonderzoek door hem
2
26
2
Hoofdstuk 2 • De kunst van samenwerking
oorgegeven. De praktijkassistent verricht ook medische handelingen, zoals injecties geven, d bloeddruk meten, oren uitspuiten, zwangerschapstests, uitstrijkjes maken en meer. De praktijkassistent verricht tal van praktische hand-en-spandiensten, die niet altijd zichtbaar zijn voor de collega’s, maar die er wel voor zorgen dat alles in de huisartsenpraktijk zo soepel mogelijk verloopt en de hectiek zoveel mogelijk buiten de spreekkamer blijft. De praktijkassistent is getraind om snel in te schatten of een vraag dringend is of ook later beantwoord kan worden. Hij doet dit volgens een triageprotocol. Dit protocol is grotendeels gericht op somatische klachten, maar ook op psychische en psychiatrische problemen. De POH-GGZ is de jongste discipline in de huisartsenpraktijk. Voor de POH-GGZ is het belangrijk om te beseffen dat snelheid van handelen, een grote verdienste in acute situaties, een tweede natuur is bij de praktijkassistent. Dit is niet altijd eenvoudig bij patiënten met psychische klachten. Door de grote verschuiving in de GGZ vanuit de eerste- en tweedelijn naar de huisartsenvoorziening, krijgt de praktijkassistent steeds meer te maken met deze patiëntenpopulatie. De praktijkassistent staat regelmatig onder grote druk. Goed en nauw overleg is daarom van levensbelang. Dit maakt het noodzakelijk om de samenwerking tussen praktijkassistent en POH-GGZ te bespreken door elkaar bij te praten over elkaars vakgebied. Op deze manier kunnen overeenkomsten en verschillen in elkaars werkwijzen worden verhelderd. De praktijkassistent handelt ‘van nature’ snel – ook omdat er nog achtentachtig spoedklussen liggen te wachten. De POH-GGZ kan de samenwerking met de praktijkassistent bevorderen als hij niet-dringende vragen via de e-mail of notities doorgeeft aan de praktijkassistent en indien mogelijk zelf de vervolgafspraken met de patiënt maakt. 2.3 Samenwerking met de POH-somatiek Harold Wenning
De collega POH-somatiek (POH-S) versterkt sinds 1999 de huisartsenzorg. In 2013 werkte in 89 % van de huisartsenpraktijken een POH-somatiek (Vacaturemonitor SSFH 2014). Ongeveer 80 % van deze praktijkondersteuners zijn verpleegkundigen die daarnaast een aanvullende opleiding tot POH-somatiek hebben gevolgd (praktijkverpleegkundigen). De andere 20 % heeft een achtergrond als praktijkassistent met bijscholing op hbo-niveau (praktijkondersteuners). Vanuit preventief en curatief oogpunt is een goede samenwerking tussen de POH-S en de POH-GGZ noodzakelijk voor een goede patiëntenzorg. 2.3.1 Taken
De POH-somatiek richt zich primair op de begeleiding van patiënten met chronische aandoeningen zoals diabetes mellitus type 2 en COPD/astma. Daarnaast houdt hij zich bezig met cardiovasculair risicomanagement en kan hij begeleiden bij het protocol Stoppen met roken. 35 % van de mensen met een chronische ziekte heeft meer dan één chronische ziekte. Dit komt neer op 1,9 miljoen mensen ofwel 11 % van de totale Nederlandse bevolking. Samen nemen deze aandoeningen meer dan 70 % van de consulten van de POH-S voor hun rekening. Voor deze aandoeningen hebben praktijkondersteuners ruim drie keer meer contacten met de patiënt dan de huisarts. De begeleiding door de POH-S vindt plaats volgens geprotocolleerde standaarden. De taken zijn veelal gericht op preventie en behandeling van risicofactoren bij mensen met een chronische
27
2.3 • Samenwerking met de POH-somatiek
. Tabel 2.1 Metaboolsyndroom. man
vrouw
buikomtrek in cm
> 102
> 88
triglyceride in mmol/l (nuchter)
> 1,7
> 1,7
hdl-cholesterol in mmol/l (nuchter)
< 1,0
< 1,3
bloeddruk in mmHg
> 130/> 85
> 130/> 85
glucose in mmol/l (nuchter)
> 6,1
> 6,1
aandoening. Via motiverende gespreksvoering probeert de POH-S waar nodig leefstijlveranderingen te bevorderen. Aanvullend kunnen praktijkondersteuners belangrijke diensten bewijzen in preventie bij prediabeten en de begeleiding van kwetsbare ouderen. Uit een studie van de Gezondheidsraad (2008) blijkt dat door de invoering van de POH-S de kwaliteit van zorg een positieve impuls heeft gekregen en de toegankelijkheid van de zorg is toegenomen. 2.3.2 Afstemmen
Afstemmen van taken tussen de POH-S en POH-GGZ is van cruciaal belang voor een goede patiëntenzorg. Een veelheid aan onderzoeken heeft inmiddels aangetoond dat somatische comorbiditeit bij psychische aandoeningen en psychiatrische comorbiditeit bij lichamelijke aandoeningen meer regelmaat zijn dan uitzondering. Zo werd vastgesteld dat 50 % van de mensen met een psychische stoornis ook een bijkomende lichamelijke aandoening had (Van der FeltzCornelis et al. 2010). Diverse studies laten zien dat depressieve personen een tachtig procent grotere kans hebben om eerder te overlijden en een tachtig procent grotere kans hebben om hart- en vaatziekten te krijgen (Nicholson et al. 2006). Het verband tussen depressie en hart- en vaatziekten is al vaak aangetoond, maar onderzoeken tonen aan dat depressie ook leidt tot een veertig tot zestig procent grotere kans op het ontstaan van diabetes en overgewicht (Knol et al. 2006; Mezuk et al. 2008; Luppino 2010). Andersom komt depressie bij patiënten met diabetes vaker voor dan in de gezonde populatie, namelijk bij 10 % van hen. De oorzaak hiervan is complex en niet geheel duidelijk. Comorbiditeit is dus een klinisch relevant probleem met een ongunstiger prognose voor beide aandoeningen. Het gebruik van psychofarmaca bij chronisch psychiatrische patiënten kan leiden tot het metaboolsyndroom, waarbij er een verhoogd risico bestaat op het ontwikkelen van diabetes en hart- en vaatziekten. Bij het metaboolsyndroom verslechtert de stofwisseling en ontstaan er allerlei gezondheidsproblemen (syndroom). Behalve overgewicht zijn dat een verhoogde bloeddruk, een hoge bloedsuikerspiegel en slechtere cholesterolwaarden. Het metaboolsyndroom is een aanwezig als voldaan wordt aan drie of meer criteria (zie . tab. 2.1). Synergie ontstaat als de POH-S en de POH-GGZ optimaal samenwerken. De patiënt komt bijvoorbeeld bij de POH-S voor diabetescontrole en bij de POH-GGZ voor begeleiding bij de stemmingsklachten of het leren omgaan met chronische ziekte. Kennisoverdracht en informatie-uitwisseling spelen een grote rol. Hierbij ondersteunen en informeren beide praktijkondersteuners elkaar bij de begeleiding van de patiënt.
2
28
Hoofdstuk 2 • De kunst van samenwerking
zz Literatuur
2
55 Feltz-Cornelis, C. M. van der, Have, M. ten, Penninx, B. W., Beekman, A. T. F., Smit, J. H., & Graaf, R. de. (2010). Presence of comorbid somatic disorders among patients referred to mental health care in the Netherlands. Psychiatric Services, 61, 1119–1125. 55 Gezondheidsraad. (2008). Taakherschikking in de gezondheidszorg. Signalement aan de Minister van vWs. Den Haag: Gezondheidsraad. 55 Knol, M. J., Twisk, J. W., Beekman, A. T., Heine, R. J., Snoek, F. J., & Pouwer, F. (2006). Depression as a risk factor for the onset of type 2 diabetes mellitus. A meta-analysis. Diabetologia, 49, 837–845. 55 Luppino, F., Wit, L. de, Bouvy, P., Stijnen, T., Cuijpers, P., & Penninx, B. W. (2010). Overweight, obesity, and depression: A systematic review and metaanalysis of longitudinal studies. Archives of General Psychiatry, 67, 220–229. 55 Mezuk, B., Eaton, W. W., Albrecht, S., & Golden S. H. (2008). Depression and type 2 diabetes over the lifespan: A meta-analysis. Diabetes Care, 31, 2383–2390. 55 Nicholson, A., Kuper, H., & Hemingway, H. (2006). Depression as an aetiologic and prognostic factor in coronary heart disease: A meta-analysis of 6362 events among 146 538 participants in 54 observational studies. European Heart Journal, 27, 2763–2774. 55 Nivel. (2012). Praktijkondersteuners in de huisartspraktijk (POH’s), klaar voor de toekomst? Utrecht. 2.4 Samenwerking met familie, naasten en mantelzorgers Henk-Willem Klaassen
De POH-GGZ heeft in zijn dagelijkse praktijk te maken met de patiënt, maar ook met zijn familie, naasten en mantelzorgers. Huisartsenzorg gaat immers uit van de patiënt in zijn sociale context. De POH-GGZ is zich hiervan bewust, want deze sociale context kan een bepalende factor zijn voor de klacht en het herstelproces van de patiënt. In deze visie is de naaste een bondgenoot en wordt hij actief bij de behandeling betrokken. De Wet maatschappelijke ondersteuning gaat uit van de centrale vraag in hoeverre de patiënt zoveel mogelijk zelf de regie heeft, in hoeverre hij vanuit zijn eigen netwerk ondersteuning kan krijgen en in hoeverre er professionele hulp ingezet kan worden. Ook bij ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg speelt zelfmanagement een centrale rol. Het kan betekenen dat er een omdenkproces nodig is voor degenen die betrokken zijn bij het behandelcontact. Uitgangspunt is dat eerst wordt gekeken wat haalbaar is aan ondersteuning uit eigen kring en dat pas daarna wordt gevraagd waar professionele hulp aanvullend kan worden ingezet. 2.4.1 De kracht van familie, naasten en mantelzorgers
Hulpverleners worden steeds meer gestimuleerd om naasten te betrekken bij de behandeling. Hierbij richt men de zorg op alle personen die door de behandeling beïnvloed worden. De rol van familie, naasten en mantelzorgers wordt steeds prominenter. In het Functie- en competentieprofiel voor de POH-GGZ (2014) wordt weinig gezegd over de naasten en wat de POH-GGZ met de naasten zou moeten of kunnen doen. In de Beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden (2014) staat echter:
http://www.springer.com/978-90-368-1033-3