BIAXiaal De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1 Zaden, pollen, hout en houtskool van de Romeinse tijd tot 1900
K. Hänninen M. van der Linden C. Vermeeren
Oktober 2010
BIAX C o n s u l t
Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie
432
Colofon Titel: BIAXiaal 432 De kruidentuin van Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1. Zaden, pollen, hout en houtskool van de Romeinse tijd tot 1900 Auteur: K. Hänninen, M. van der Linden & C. Vermeeren Opdrachtgever: Afdeling Archeologie, Dienst Stadsbeheer Gemeente Den Haag ISSN: 1568-2285 ©BIAX Consult, Zaandam, 2010 Correspondentie adres: BIAX Consult Hogendijk 134 1506 AL Zaandam tel: 075 – 61 61 010 fax: 075 – 61 49 980 e-mail:
[email protected]
1. Inleiding
1
2. Materiaal en methode 2.1 Zaden 2.2 Pollen 2.3 Hout 2.4 Houtskool
2 2 3 3 4
3. Resultaten 3.1 Romeinse tijd 3.1.1 Zaden 3.1.2 Hout 3.2 Middeleeuwen en Nieuwe Tijd 3.2.1 Zaden en pollen 3.2.2 Hout 3.2.3 Houtskool
4 4 4 6 10 10 27 49
4. Conclusies 50 4.1 Romeinse tijd 50 4.1.1 Hoe voorzag men zichzelf van voedsel? Wat is de relatie landbouw-veeteelt?50 4.1.2 Welke cultuurgewassen werden verbouwd en waar? 50 4.1.3 Was er uitwisseling van producten? Is er iets te zeggen over de export van producten bv. levering aan de stad en het militaire apparaat (surplusproductie)? 51 4.1.4 Wat is het houtgebruik op deze vindplaats en verschilt dit van vindplaats 3? 51 4.2 Middeleeuwen en Nieuwe Tijd 52 4.2.1 Welke landschapszones werden geëxploiteerd? Welke aspecten van het landschap spelen een rol bij de locatiekeuze van de nederzetting? 52 4.2.2 Welke verschillende exploitatiewijzen kunnen onderscheiden worden? Op welke bronnen was de voedselvoorziening gebaseerd? Heeft er ter plaatse akkerbouw of veeteelt plaats gevonden? 52 4.2.3 Wat is de functie van de nederzetting? 53 4.2.4 Wat is het houtgebruik op deze vindplaats en verschilt dit van de romeinse periode? 53 4.3 Ontwikkelingen in de tijd 54 Literatuur
57
BIAXiaal 432
1.
Inleiding Het bouwrijp maken van de toekomstige woonwijk “De Seizoenen” in de gemeente Den Haag vormde voor de daar aanwezige archeologische waarden een bedreiging. In dit kader heeft de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag in het plangebied Uithofslaan vanaf 2001 archeologisch (voor-)onderzoek uitgevoerd. In het plangebied zijn zes vindplaatsen gekarteerd die dateren uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Op vindplaats 1 zijn behalve bewoningssporen uit de Romeinse tijd ook de resten opgegraven van een middeleeuwse uithofboerderij (figuur 1).1 Vindplaats 1 is onderwerp van deze studie.
Figuur 1
Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, overzicht van fundamenten van de uithofboerderij (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Uit de Romeinse tijd zijn bewoningssporen van huisplattegronden, spiekers, waterkuilen of -putten, perceelgreppels en (paal)kuilen opgegraven. Van de middeleeuwse bewoning en later zijn sporen van steenbouw, water- en beerputten, afvalkuilen, greppels en goten aanwezig. De eerste vermelding van de uithofboerderij dateert uit 1296 toen de boerderij in het bezit was van het cisterciënzerinnenklooster Leeuwenhorst (1261 - 1573) uit Noordwijkerhout. Op een kaart uit 1631 is de boerderij nog aangegeven. Echter op de kaart van Cruquius uit 1712 lijkt de boerderij zelf verdwenen, hoewel het erf wel zichtbaar is. Uit verschillende van de hierboven genoemde sporen of contexten zijn monsters genomen voor archeobotanisch onderzoek. Het ging om zadenmonsters, pollenmonsters, hout en houtskool. In dit rapport worden de resultaten van dit onderzoek beschreven. Waar mogelijk, zullen de volgende onderzoeksvragen over de voedselvoorziening/ economie en het landgebruik uit de onderzochte periodes beantwoord worden. Voor de Romeinse tijd: - Hoe voorzag men zichzelf van voedsel? Wat is de relatie landbouw-veeteelt? - Welke cultuurgewassen werden verbouwd en waar? - Was er uitwisseling van producten op lokaal, (micro)regionaal of provinciaal niveau? Is er iets te zeggen over de export van producten, zoals bijvoorbeeld levering aan de stad en het militaire apparaat (surplusproductie)? - Hoe ziet het houtgebruik op vindplaats 1 eruit en is er verschil met vindplaats 3 ?
1
Centrumcoördinaten: 76.68 / 449.39.
1
BIAXiaal 432
2
Voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd: - Welke landschapszones werden geëxploiteerd? Welke aspecten spelen een rol bij de locatiekeuze van de nederzetting? - Welke verschillende exploitatiewijzen kunnen onderscheiden worden? Op welke bronnen was de voedselvoorziening gebaseerd? Heeft ter plaatse akkerbouw of veeteelt plaatsgevonden? - Wat is de functie van de nederzetting? - Hoe is het houtgebruik in deze periode en verschilt dit van de Romeinse periode?
2.
Materiaal en methode
2.1
ZADEN Er zijn tijdens de opgraving ten bate van onderzoek aan zaden en vruchten monsters genomen met volumes van 0,9 tot 1,5 liter. Hiervan is de helft gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 0,5 mm, gedroogd en geïnventariseerd door T. van Venetië en D. Nieweg (botanisch team Den Haag) onder begeleiding van C. Vermeeren (BIAX Consult). Bij een inventarisatie wordt een globale indruk verkregen van de conservering, concentratie en diversiteit van het organisch materiaal in een monster. De andere helft (met een minimumvolume van 1 liter) is bewaard voor eventueel later onderzoek. In totaal zijn 168 botanische monsters verwerkt. Bijlage 1 bevat een overzicht van de tijdens de inventarisatie aangetroffen cultuurgewassen. Op basis van de resultaten van de inventarisatie en de archeologische informatie (contexten, ruimtelijke spreiding en datering) is in overleg met A. Pavlovic een selectie gemaakt van dertien te analyseren monsters (tabel 1).2 Hiervan is door BIAX Consult het bewaarde deel over een set zeven met als kleinste maaswijdte 0,25 mm gezeefd. Bij de inventarisatie en de analyse is gebruik gemaakt van een opvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 50x. Indien nodig is een doorvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 500x gebruikt. De analyse van de botanische monsters is uitgevoerd door L. KubiakMartens en K. Hänninen (BIAX Consult). Bij de analyse is gebruik gemaakt van standaardliteratuur en de referentiecollectie van BIAX Consult. Tabel 1
Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, informatie over de geanalyseerde monsters.
vnr.
spoornr. contextnr. context
3531 4551 15512 17575 18605 18611 22511 23519 23525 24520 24521 27522 27525
3042 4006 15010 17036 18108 18112 22004 23012 23005 24027 24030 27028 27029
2
6828 8802 4837 6902 4919 8809 8026 9808 4914 4859 4881 8812 8813
kuil beerput greppel kuil greppel riool kuil laag boven vloer greppel greppel greppel kuipconstructie kuipconstructie
volume (l) datering 1 1 1 1,5 1 2 0,9 1 1,5 1 1 1 1
1400-1500 1400-1500 1500-1750 1100-1250 1300-1600 1600-1750 Romeins 1300-1450 1700-1900 1300-1500 1650-1750 1700-1750 1700-1750
type zaden zaden + pollen zaden zaden zaden zaden zaden zaden + pollen zaden zaden zaden zaden zaden + pollen
A. Pavlovic is projectleider/senior KNA archeoloog bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag.
BIAXiaal 432
2.2
3
POLLEN In het laboratorium van BIAX Consult zijn van de dertien voor analyse geselecteerde zadenmonsters vooraf aan het zeven pollenmonsters genomen door M. van der Linden (BIAX Consult). Bij de bereiding van de pollenpreparaten zijn volumes van 1, 2 en 4 cc gebruikt.3 Hieraan werden twee tabletten met niet in Nederland voorkomende Lycopodium-sporen (18583 sporen per tablet) toegevoegd zodat later pollenconcentraties berekend konden worden.4 Na de inventarisatie is besloten om de pollenmonsters uit de beerput (vnr. 4551), de laag boven de stenen vloer (vnr. 23519) en de kuip (vnr. 27525) te analyseren (tabel 2). Al deze monsters zijn te dateren vanaf de Middeleeuwen. De pollendeterminatie is aan de hand van Moore et al., Punt et al. en Beug uitgevoerd.5 Analyse vond plaats met behulp van een doorvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 600x door M. van der Linden. De interpretatie van het pollenbeeld volgt Fægri et al.6 De pollenpercentages zijn berekend op basis van een totaalpollensom. Dit wil zeggen dat alle bomen, struiken en kruiden in de pollensom zijn opgenomen. In tabel 2 is de administratieve informatie van de geanalyseerde monsters weergegeven. Tabel 2
2.3
Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, informatie over de geanalyseerde pollenmonsters.
vnr.
spoor
contextnr. context
datering
4551 23519 27525
4006 23012 27029
8802 9808 8813
1400-1500 1300-1450 1700-1750
beerput laag kuipconstructie
BXnr. 3940 3888 3887
vol. (cc) 1 2 2
tabletten 2 2 2
HOUT Er zijn ruim zevenhonderd stukken hout onderzocht. Het grootste deel van het hout betreft palen die afkomstig zijn uit (perceel)greppels. Hiervan is een deel in het veld bekeken door T. van Rooy waarbij alleen genoteerd is of het kringporig of verspreidporig loofhout was. Een selectie van de palen en al het constructiehout, evenals de voorwerpen zijn naar het depot aan de Neptunusstraat gebracht voor nader onderzoek. Daarbij is het hout beschreven en gedetermineerd door T. van Venetië, D. van Baardewijk en T. van Rooy (houtteam van de afdeling Archeologie, gemeente Den Haag) onder leiding van C. Vermeeren (BIAX Consult). De houtsoort is bepaald door de opbouw van het hout te bekijken. Hiervoor zijn er dunne coupes gesneden in drie richtingen ten opzichte van de groeirichting van het hout (dwars, radiaal en tangentiaal). Deze coupes zijn onderzocht met behulp van een doorvallend-lichtmicroscoop met vergrotingen tot 400x. Hierbij is het werk van Schweingruber gebruikt als determinatiesleutel.7 Bij de beschrijving is het hout gemeten, is de stamcode (oriëntatie in de stam) bepaald en zijn de bewerkingssporen beschreven. Daarnaast is het aantal jaarringen geschat en zijn stukken die in aanmerking kwamen voor onderzoek naar beheer of kapseizoen apart gehouden. Er is advies gegeven over te tekenen, te fotograferen en/of te conserveren stukken hout. Het hout is getekend door D. van Baardewijk. Conservering en fotografie was in handen van J. van der Helm, restaurator van de afdeling Archeologie, gemeente Den Haag. Tenslotte is naar geschiktheid voor 14C- of dendrochronologische datering gekeken. Voor het laatste zijn stukken met minimaal zestig jaarringen nodig, liefst met de laatstgegroeide jaarring erbij. Dit kan namelijk een kapdatum en zelfs een kapseizoen 3
Erdtman 1960. Stockmarr 1971. 5 Moore et al. 1991; Punt et al. 1988; Beug 2004. 6 Fægri et al. 1989. 7 Schweingruber 1982. 4
BIAXiaal 432
4
opleveren. Indien de laatste jaarring ontbreekt, maar spint nog aanwezig is, kan een schatting worden gemaakt van de kapdatum. Bij het ontbreken van spint wordt een post quem-datering gegeven. Geschikte houtsoorten zijn onder andere eik, es en bepaalde naaldhoutsoorten.
2.4
HOUTSKOOL Tijdens de inventarisatie van de botanische monsters is een schatting gemaakt van de hoeveelheid te determineren stukjes houtskool in de monsters. In slechts enkele monsters zijn de stukjes groot genoeg voor determinatie, maar het aantal stukjes per monster is laag. Om een goed beeld van de aanwezige houtsoorten te krijgen is een minimum van honderd gedetermineerde stukjes per context nodig. Soms is het mogelijk om een aantal contexten met een duidelijke samenhang en van gelijke datering samen te voegen om tot het benodigde aantal stukjes houtskool te komen. Voor Uithofslaan vindplaats 1 bleek dit niet mogelijk. Het houtskoolonderzoek dient hier vooral om aanvullende informatie te verkrijgen op de overige materiaalgroepen. De onderzochte monsters komen uit middeleeuwse contexten. Het betreft twee kuilen (S3043, context 6829 en S4068, context 6841) en een beerput (S4006, context 8802). Bij het houtskoolonderzoek is niet alleen de houtsoort bepaald, maar is ook gekeken naar het boomdeel en naar aanwijzingen voor gebruik van sprokkelhout (aanwezigheid van schimmeldraden) dan wel vers hout. Bij verbranding van vers hout kunnen zogenaamde pofeffecten optreden. Hierbij ontstaan door uitzetting van water radiale scheuren in het hout. Bij de determinatie is gebruik gemaakt van een speciale opvallend lichtmicroscoop met vergrotingen tot 500x. De benodigde verschillende vlakken van het hout worden niet gesneden maar gebroken. Het houtskoolonderzoek is verricht door N. den Ouden onder leiding van K. Hänninen (BIAX Consult).
3.
Resultaten De resultaten van het zadenonderzoek staan in bijlage 2a (tot 1500 AD) en 2b (vanaf 1500 AD). De gevonden resten zijn verdeeld in gebruiksplanten en wilde planten. De laatste groep is verder onderverdeeld op basis van het voorkomen van de planten in huidige vegetaties.8 De resultaten van het pollenonderzoek staan in bijlage 3. De resultaten van het zaden- en pollenonderzoek worden samen behandeld omdat ze elkaar gedeeltelijk aanvullen. De resultaten van het houtonderzoek staan in bijlage 4 en 5. De resultaten van het houtskoolonderzoek staan in bijlage 6.9 Aangezien er in de diverse perioden verschillende contexten zijn onderzocht, kunnen de resultaten niet direct met elkaar worden vergeleken.
3.1
ROMEINSE TIJD
3.1.1
Zaden Vondstnummer 22511 (S22004, context 8026) is afkomstig uit een waterkuil uit de Romeinse tijd. Het monster bevat voornamelijk onverkoolde resten, waaronder enkele aarspilfragmenten (internodia) van gerst (Hordeum) en aarvorkjes van emmertarwe (Triticum dicoccon). Beide soorten worden algemeen aangetroffen in de Romeinse tijd. Kafresten kunnen informatie opleveren over het al dan niet lokaal verbouwen van de gewassen. Tijdens het dorsen van gerst wordt de aarspil in fragmenten gebroken waarbij de korrels los komen van de aarspilfragmenten. We nemen aan dat het dorsen plaatsvindt
8
Tamis et al. 2004. Soms wordt hiervan afgeweken op basis van archeobotanische gegevens. Dit zal in de tekst genoemd worden. 9 Voor de contextnummers wordt verwezen naar paragraaf 2.4.
BIAXiaal 432
5
op de productienederzetting.10 De aanwezigheid van aarspilfragmenten van gerst is dan ook een aanwijzing voor de lokale verbouw van dit gewas, al kan een enkel aarspilfragment ook tussen de korrels van geïmporteerd graan achterblijven. In dit vondstnummer zijn echter geen korrels gevonden. Omdat onverkoolde graankorrels minder resistent zijn dan de aarspilfragmenten, kan dit een gevolg zijn van de conservering. Het kan echter ook een aanwijzing zijn voor lokale verbouw van gerst. Tijdens het dorsen van emmertarwe wordt de aar eerst gebroken, waarbij fragmenten ontstaan van aarvorkjes met de korrels er in. De aarvorkjes en de korrels worden pas tijdens een tweede dorsronde, vlak voor de consumptie, van elkaar gescheiden. De aanwezigheid van aarvorkjes geeft dan ook geen informatie over de plaats van verbouw. Het is gezien de landelijke context echter wel waarschijnlijk dat zowel gerst als emmertarwe in de omgeving verbouwd zijn. In het monster zijn zaden van raapzaad (Brassica rapa) en lijnzaad (Linum usitatissimum) gevonden. De zaden van deze gewassen zijn oliehoudend. Van laatstgenoemde soort kunnen de vezels uit de stengels (vlas) bovendien worden gebruikt om linnen van te maken. De vlierpit (Sambucus nigra) kan afkomstig zijn van een struik die in de buurt van de kuil heeft gestaan, maar dan zouden er meer pitten verwacht worden. De vlierbessen kunnen ook zijn verzameld voor consumptie. Zaden van peulvruchten, smaakmakers en sierplanten zijn niet gevonden in de geanalyseerde monsters. Tijdens de inventarisatie zijn zaden van haver (Avena), duivenboon (Vicia faba var. minor) en erwt (Pisum sativum) gevonden (zie bijlage 1). Van de haver is niet duidelijk of het om de gecultiveerde soort (Avena sativa) of om het akkeronkruid oot (Avena fatua) gaat. Een verkoold zaad van gele lis (Iris pseudacorus; vnr. 8540) wijst op het gebruik van deze soort, mogelijk als brandstof samen met riet en andere oeverplanten. Een groot deel van de zaden van wilde planten is afkomstig van akkeronkruiden. Behalve van akkers kunnen deze zaden ook afkomstig zijn van planten uit moestuinen of anderszins omgewerkte grond op het erf. Soorten als vogelmuur (Stellaria media), gekroesde melkdistel (Sonchus asper), kroontjeskruid (Euphorbia helioscopia), kleine brandnetel (Urtica urens), guichelheil (Anagallis arvensis), mel- en stippelganzenvoet (Chenopodium album en C. ficifolium) en uitstaande melde (Atriplex patula) zijn eenjarige stikstofliefhebbers en komen veelvuldig voor in goed bemeste moestuinen. Tredplanten, waartoe bijvoorbeeld grote weegbree (Plantago major) en gewoon varkensgras (Polygonum aviculare) behoren, zijn in grote getale aangetroffen en groeien op door mens en vee veel betreden plaatsen. Zij zullen dus op het erf hebben gestaan. Storingsplanten, zoals behaarde boterbloem (Ranunculus sardous) en zilverschoon (Potentilla anserina) groeien op verdichte of verslempte, voedselrijke tot matig voedselrijke bodem die weinig zuurstof bevat. In de natuur komen zij voor op jaarlijks langdurig overstroomde, begraasde weilanden met een wisselende waterstand. Hierbij kan gedacht worden aan vegetaties langs drinkpoelen, sloten, greppels, oude kreken en aan laagten op hoger gelegen delen van kwelders.11 Pioniergemeenschappen groeien op voedselrijke, met name stikstofrijke, natte grond, hetzij natuurlijk, hetzij antropogeen (natte plaatsen waar gegraven wordt). Hierbij kan men denken aan gebieden langs sloten, greppels, veenputten en oevers van rivieren, beken en kreken, zeker als deze onderhevig zijn aan overstroming of erosie. Door de aanwezigheid van grote hoeveelheden verterend afval is het stikstofgehalte rond menselijke nederzettingen hoog, waardoor de omgeving geschikt is voor pioniervegetaties. In de winter staan deze plaatsten vaak lang onder water en ook in de zomer
10 11
Hillman 1984. Sykora et al. 1996.
BIAXiaal 432
6
drogen ze vaak niet helemaal uit.12 Tot deze vegetaties behoren bijvoorbeeld blaartrekkende boterbloem (Ranunculus sceleratus), zeegroene/rode ganzenvoet (Chenopodium glaucum/rubrum) en moeraszuring (Rumex palustris). Voorbeelden van zoutminnende planten die in de kuil zijn aangetroffen, zijn schorrenzoutgras (Triglochin maritima) en zulte (Aster tripolium). Deze groeien op schorren en kwelders. Mogelijk zijn zij de nederzetting binnengekomen met vee dat in deze vegetaties geweid werd. In de kuil zijn zaden van enkele oeverplanten gevonden. Het gaat om waterweegbree (Alisma plantago-aquatica), waterbies (Eleocharis palustris/uniglumis), lidsteng (Hippuris vulgaris) en wolfspoot (Lycopus europaeus). Zij kunnen in of rond de kuil hebben gegroeid, maar ze kunnen ook door het vee zijn meegenomen. Er zijn relatief weinig soorten graslandplanten gevonden. Peen (Daucus carota) is de belangrijkste vertegenwoordiger, maar ook madeliefje (Bellis perennis) is aangetroffen.
3.1.2
Hout In bijlage 4 staan de resultaten van het hout uit de Romeinse tijd. Er zijn in totaal 458 stukken onderzocht waarvan het grootste deel palen uit greppels betreft. Deze zijn voor een groot deel in het veld bekeken en daar met het blote oog gesplitst in de groepen “verspreidporig loofhout” en “kringporig loofhout”. Om welke soorten het hierbij gaat, is zonder gebruik van een microscoop niet te zien. Naast deze twee groepen zijn nog verschillende taxa aangetroffen. Een overzicht van de verdeling is te zien in figuur 2, waarbij enkele weinig voorkomende taxa zijn samengenomen.
Figuur 2
Overzicht van de verdeling van de verschillende houttaxa uit de Romeinse tijd. Voor de Nederlandse namen wordt verwezen naar de legenda bij bijlagen 4 en 5.
Er zijn uit deze periode geen voorwerpen gevonden, het betreft allemaal constructiehout. Daarvan vormen de palen zoals vermeld de grootste groep. Omdat de twee groepen “loofhout” hierbinnen een erg dominante rol spelen, zijn de gegevens gesplitst (figuren 3 en 4). Van de met de microscoop gedetermineerde palen bestaat het overgrote deel uit twee soorten: els (Alnus 53,7 %) en es (Fraxinus excelsior 39,8 %). Daarnaast is viermaal esdoorn (Acer), tweemaal eik (Quercus) en eenmaal lariks/fijnspar (Larix/Picea) aangetroffen. De laatste is in dit verband ongewoon, daar wordt later op teruggekomen. In de loofhoutgroepen die in het veld gedetermineerd zijn, bestaat bijna tweederde uit kringporig hout. Dit kunnen gezien de hier gevonden diameters de soorten eik, es en iep (Ulmus) zijn. De groep verspreidporig loofhout, met bijna 40% vertegenwoordigd, omvat 12
Weeda et al. 1998.
BIAXiaal 432
7
soorten als els, esdoorn, wilg (Salix), berk (Betula). Gezien de verhoudingen binnen de gedetermineerde steekproef van palen is het aannemelijk dat het grootste deel van de kringporige groep uit es bestaat en bij de verspreidporige groep zal els de belangrijkste soort zijn.
Figuur 3
Overzicht van de verdeling van de verschillende houttaxa binnen de gedetermineerde palen uit de Romeinse tijd. Voor de Nederlandse namen wordt verwezen naar de legenda bij bijlagen 4 en 5.
Figuur 4
Overzicht van de verdeling van de in het veld bekeken palen in twee typen loofhout (k.p.=kringporig, v.p.=verspreidporig) uit de Romeinse tijd. Voor de Nederlandse namen wordt verwezen naar de legenda bij bijlagen 4 en 5.
De palen zijn vrijwel allemaal gemaakt uit rondhout (stamcode 1, zie legenda bij bijlage 4 en 5). Uitzondering is een es (stamcode 2a), een els (stamcode 6b), een eik (stamcode 15a) en een lariks/fijnspar (stamcode 9a). Met name de laatste twee zijn opvallende afwijkingen. De eik is een plank met een onduidelijk puntvorm die gebruikt is in de palenrij, de lariks/fijnspar is een balk met een onduidelijke puntvorm, drie pennen en een spijker (vnr. 4693 in context 5011, figuur 5). De pennen konden niet goed gedetermineerd worden, maar zijn van naaldhout, mogelijk dezelfde groep als de balk/paal zelf. Zilverspar (Abies alba) kan echter niet uitgesloten worden. Deze balk, en waarschijnlijk ook de eikenhouten plank, zijn hergebruikte stukken die kennelijk als reparatie in de palenrij zijn toegevoegd.
BIAXiaal 432
Figuur 5
8
Balk van lariks/fijspar (Larix/Picea) met pennen en helemaal rechts een spijker, vnr. 4693 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
De palen zijn aangepunt over een gemiddelde lengte van meer dan 24 cm, wat per soort niet duidelijk verschilt. Er zijn meest 3 tot 6 kapvlakken, waarbij de els iets meer variatie kent (1-7). Regelmatig is een onbewerkt vlak (code a) of een extra punt aanwezig (code x). Enkele voorbeelden van punten zijn te zien in de figuren 6-8. De lichtgebogen vorm van de gebruikte bijl is herkenbaar in de bijlsnedeafdruk in figuur 9. Een aantal palen kon ook onderzocht worden op kapseizoen. Als we dit per contextnummer bekijken dan zijn de meeste gegevens beschikbaar uit context 5011, waar twintigmaal te zien is dat het hout gekapt is in het voorjaar. Soms is zomer of najaar niet uit te sluiten. Dit laatste kan het gevolg zijn van verschillen in individuele groei. In context 5012 kon slechts tweemaal het kapseizoen bepaald worden, namelijk voorjaar/zomer en najaar. Dit lijkt te wijzen op verschillende kapseizoenen, maar het betreft slechts twee waarnemingen. Een klein aantal palen is teruggevonden in waterputten (contexten 8022, 8023, 8027 en 8028) en heeft mogelijk deel uitgemaakt van de beschoeiing. Ook duig- en plankresten, hoepel- en windselfragmenten en losse houtfragmenten uit de waterputten hebben hier waarschijnlijk toe behoord. Het gaat om essen (7x), elzen (4x) en eik (1x). Vier stukken waren niet te determineren door te slechte conservering.
Figuur 6
Voorbeeld van een zeszijdig aangepunte paal van els (Alnus) uit de Romeinse tijd, vnr. 4646.38 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
BIAXiaal 432
Figuur 7
Voorbeeld van een vierzijdig (4ax) aangepunte paal van els (Alnus) uit de Romeinse tijd, vnr. 8532 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 8
Voorbeeld van een lange zeszijdige aanpunting van es (Fraxinus excelsior) uit de Romeinse tijd, vnr. 26505 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 9
Vorm van de bijlsnede op een paal van els (Alnus) uit de Romeinse tijd, vnr. 4646.42 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
9
BIAXiaal 432
10
Enkele essen met circa zestig jaarringen zijn bemonsterd voor eventueel dendrochronologisch onderzoek (zie bijlage 4). Ook zijn er monsters genomen voor onderzoek naar houtbeheer. Uiteindelijk waren er voor de statistiek binnen dit onderzoek echter te weinig monsters waarna besloten is dit onderzoek niet uit te voeren. Naast palen bestaat het merendeel van het hout uit deze periode uit losse stukken constructiehout en fragmenten van els, esdoorn of iep, es, wilg en eik, afkomstig uit waterputten, greppels en kuilen. Verschillende fragmenten van eik behoren mogelijk tot een huisconstructie (context 1012, vnrs. 17548 en 17549). In een kuil (context 6205) zijn restanten van vlechtwerk van elzentakken (vnr. 188, figuur 10) aangetroffen. In dezelfde kuil zijn ook resten gevonden van een gekliefde lat van zilverspar (vnr. 196), een fragment van een eiken balk (vnr. 182) en een paal (vnr. 189) en vele fragmenten verspreidporig hout dat meestal niet meer te determineren was. In één geval echter kon het gedetermineerd worden als kardinaalsmuts (Euonymus europaeus, vnr. 190).
Figuur 10 Vlechtwerk van els (Alnus), vnr. 188 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Daarnaast wordt nog een mogelijk balkje van walnoot (Juglans regia) uit een waterkuil (context 8026, vnr. 22512) genoemd. De walnoot is door de Romeinen in Nederland geïntroduceerd. Daarnaast werden walnoten ook aangevoerd uit het Mediterrane gebied. Mogelijk is het hout eveneens ingevoerd als bouwhout, maar het is in deze periode ook goed mogelijk dat er enkele aangeplante bomen op de erven stonden die noten en hout leverden. Bij de macroresten zijn echter geen resten van walnoten gevonden. Het aangetroffen naaldhout (de lat en de in de palenrij hergebruikte balk) kunnen niet van lokale herkomst zijn omdat deze taxa in de Romeinse tijd niet inheems zijn in Nederland. Ze zullen, mogelijk met een deel van het eikenhout, zijn ingevoerd.
3.2
MIDDELEEUWEN EN NIEUWE TIJD
3.2.1
Zaden en pollen
3.2.1.1
Periode 1100-1250 Evenals uit de Romeinse tijd is uit deze periode slechts één monster onderzocht, eveneens afkomstig uit een kuil (vnr. 17575 uit S17036, context 6902). Het monster bevat een relatief grote hoeveelheid verkoold graan, waaronder haver, gerst en broodtarwe (Triticum aestivum). Ook verkoolde stroresten komen voor. Broodtarwe is een luxe graansoort waar wit brood van gebakken kan worden. Gerst wordt al vanaf de vroege prehistorie verbouwd, haver vanaf de Romeinse tijd. Opvallend is het ontbreken van rogge, een in de Middeleeuwen veel gebruikte graansoort. Mogelijk is dit te wijten aan
BIAXiaal 432
11
het feit dat slechts één monster uit deze periode beschikbaar was, maar wellicht is het ook een regionaal verschijnsel. Hierop wordt in de conclusies teruggekomen. Haverkorrels zijn niet op soort te determineren. Zij kunnen in deze periode ook van het akkeronkruid oot afkomstig zijn. Gezien het voorkomen van enkele bloembases van gecultiveerde haver gaan we er echter van uit dat ook de korrels van deze soort afkomstig zijn. De aanwezigheid van bloembases, stengelfragmenten en kafnaalden is een aanwijzing voor lokale verbouw, al kunnen de resten ook in een gedorste partij graan hebben gezeten. Van gerst zijn een korrel en enkele aarspilfragmenten aangetroffen, van broodtarwe tientallen korrels en aarspilfragmenten. Dit wijst in principe op lokale verbouw, aangezien het breken van de aarspil en het scheiden van korrels en aarspilfragmenten op de productienederzetting plaatsvindt. Voor gerst is lokale verbouw aannemelijk. Broodtarwe stelt echter hoge eisen aan de grond, en het is nog niet duidelijk waar dit gewas in de omgeving gegroeid kan hebben. Haver en broodtarwe komen in vergelijkbare hoeveelheden voor, van gerst zijn slechts enkele resten gevonden. De laatstgenoemde soort kan als (toevallige) bijmenging in een akker hebben gegroeid, bijvoorbeeld als restant van de verbouw ervan in een eerder jaar. Het kan echter ook als ruis in het monster aanwezig zijn. Raapzaad en herik (Sinapis arvensis) zijn de aanwezige olieleveranciers. De resten van laatstgenoemde soort, zaden, hauwfragmenten en de zogenaamde vorken waarmee de hauw aan de stengel zit, zijn voor een deel verkoold. Het is niet duidelijk of het hier om een zelfstandig gewas gaat of dat de resten afkomstig zijn van planten die als onkruid op de akkers hebben gestaan. Ook raapzaad kan als onkruid op akkers aanwezig zijn geweest. Verder is er een verkoolde mogelijke erwt in de kuil gevonden. Er zijn geen resten van fruit of smaakmakers aangetroffen. In de kuil zijn zowel verkoolde als onverkoolde resten van wilde planten aangetroffen. Van verkoolde onkruidzaden wordt meestal verondersteld dat ze samen met akkerbouwproducten in de nederzetting zijn gekomen.13 Bij processen die met dorsen en voedselbereiding te maken hebben, kan de oogst met vuur in aanraking komen en kunnen de akkerbouwproducten en de hierin aanwezige onkruiden eveneens verkoold raken. Daarmee geven verkoolde resten van wilde planten informatie over het milieu op de akkers. Onverkoolde onkruidzaden kunnen ook van planten afkomstig zijn die in of rond de nederzetting hebben gegroeid. Behalve soorten uit de categorie akkeronkruiden zijn ook zaden uit andere milieus verkoold. Voorbeelden zijn de tredplanten engels raaigras (Lolium perenne) en gewoon varkensgras, de storingsplanten zilverschoon en witte klaver (Trifolium repens), de oeverplanten heen (Bolboschoenus maritimus) en waterranonkel-type (Ranunculus aquaticus type) en de graslandplanten hopklaver (Medicago lupulina) en smalle wikke (Vicia sativa). Dit wijst op de aanwezigheid van veel betreden en natte stukken in de akkers. Van mogelijk zilte rus (cf. Juncus gerardi) is een verkoolde vrucht gevonden. De plant groeit op kwelders, maar kan ook in verzoet milieu voorkomen. Er zijn ook honderden onverkoolde zaden van zilte rus gevonden. In onverkoolde vorm zijn de meeste categorieën in het monster vertegenwoordigd. Alleen de categorieën graslandplanten, heide- en veenplanten en planten van bossen en struwelen ontbreken. Opvallend zijn de vele zaden van de oeverplanten heen en waterbies (Eleocharis palustris/uniglumis). Kennelijk was de omgeving van de kuil relatief nat. In de kuil is ook een coproliet (vnr. 17575) aangetroffen. Deze coproliet is beschreven, gefotografeerd en onderzocht op pollen. Er bleek alleen verkoold plantaardig materiaal aanwezig te zijn (figuur 11). De coproliet is daarom waarschijnlijk niet afkomstig van een mens, maar van een allesetend dier, zoals bijv. een varken of een hond. Helaas was de 13
Van der Veen 2007.
BIAXiaal 432
12
coproliet erg brokkelig en was de oorspronkelijke vorm niet meer te reconstrueren, zodat onduidelijk blijft welk dier het betreft. Pollen was niet aanwezig.
Figuur 11 Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, links: foto van coproliet ; rechts: uitvergroting van het niet determineerbare, verkoolde, plantaardige materiaal uit de coproliet, vnr. 17575 (foto: BIAX Consult).
3.2.1.2
Periode 1300-1500/1600 Uit deze periode zijn vijf monsters onderzocht. Ze zijn afkomstig uit een kuil (vnr. 3531, S3042), een beerput (vnr. 4551, S4006), twee greppels (vnr. 18605, S18108 en vnr. 24520, S24027) en een vloerlaag (vnr. 23519, S23012). Kuil S3042 (1400-1500) Het monster uit de kuil heeft veel verkoolde graanresten opgeleverd. De meest voorkomende soorten zijn gerst en broodtarwe, van beide zijn honderden korrels en circa honderd aarspilfragmenten aangetroffen. Daarnaast zijn tientallen korrels van haver en een enkele korrel en aarspilfragmenten van rogge (Secale cereale) aanwezig. De aanwezigheid van de aarspilfragmenten van gerst, broodtarwe en rogge duidt in principe op lokale verbouw van deze soorten. Omdat de verhouding tussen korrels en kaf voor beide eerstgenoemde soorten echter ongeveer 8:1 is en het aandeel verkoolde zaden van wilde planten slechts 2 % bedraagt, gaat het waarschijnlijk om een partij (slecht) geschoond graan die verkoold is geraakt. Of gerst en broodtarwe op dezelfde akker werden verbouwd (masteluin) om de kans op een misoogst te verkleinen, is niet duidelijk. Andere resten van (mogelijke) cultuurgewassen zijn erwten en een vork van herik. Er zijn slechts enkele verkoolde resten van wilde planten aangetroffen. Het gaat om bolderik (Agrostemma githago), akkerboterbloem (Ranunculus arvensis), vogelmuur, uitstaande melde/spiesmelde, witte klaver, hopklaver, kool/mosterd (Brassica/Sinapis) en niet nader te determineren vlinderbloemigen (Fabaceae) en grassen (Poaceae). Akkerboterbloem en bolderik groeien bij voorkeur op akkers op kalkrijke bodems. Zij vormen dus een aanwijzing voor verbouw van graan op kalkrijke bodems. Dit past goed bij het voorkomen van de grote hoeveelheden verkoolde broodtarwe, dat immers bij voorkeur op voedsel- en kalkrijke bodems wordt verbouwd. Omdat het een wintergraan is, moet de akker ook in de winter droog blijven. Mogelijk is de kalkhoudende mariene Poeldijk-klei hiervoor geschikt. Hierop wordt in de conclusies teruggekomen. Bolderik wordt vaak in archeobotanische monsters aangetroffen. Het werd ondanks de giftigheid van de zaden niet uit het graan verwijderd, vermoedelijk omdat ze ongeveer
BIAXiaal 432
13
dezelfde grootte hebben als het graan, waardoor ze niet door zeven uit de oogst konden worden verwijderd. Bovendien zijn de symptomen zodanig vaag dat de giftige werking pas in de 19e eeuw is ontdekt.14 Een opvallende soort in het monster is glad parelzaad (Lithospermum officinale). Deze groeit tegenwoordig onder andere in bosschages in de duinen. Hoe de (gemineraliseerde) zaden in de kuil met voornamelijk verkoolde graanresten terecht zijn gekomen, is niet duidelijk. Mogelijk zijn ze als medicijn gebruikt. In het Cruydeboeck van de 16e-eeuwse arts Dodoens wordt de werking van de plant beschreven:15 Tsaet van Peerlencruyt ghestooten ende met witten wijn ghedroncken breekt den steen/ ende doet den selven rijsen ende doet die urine lossen.16
Beerput S4006 (1400-1500) In de beerput zijn zaden van haver, gerst en tarwe gevonden evenals een grote hoeveelheid graanzemelen die echter niet meer op soort te brengen waren. Ook is graanpollen aangetroffen. Het meeste was van het tarwe-type (Triticum-type). Daarnaast is stuifmeel van het gerst/tarwe-type (Hordeum/Triticum-type) en granen-type (Cerealiatype) gevonden. Opvallend is voor deze periode het (nagenoeg) ontbreken van rogge, zowel in de vorm van zaden als van stuifmeel. Dit pollentype is zeer goed herkenbaar en verspreidt zich veel beter dan het andere graanpollen. Rogge komt in Nederland normaal veel voor in deze periode. Ook zijn enkele doppen en stuifmeelkorrels van boekweit (Fagopyrum esculentum) aangetroffen. Dit gewas wordt vanaf ongeveer 800 AD in Nederland verbouwd.17 Het wordt in de Middeleeuwen op grote schaal verbouwd op de arme zandgronden. Hoewel boekweit niet tot de granen behoort, worden de zaden tot een soort meel vermalen en verwerkt in broden, koeken en pap. Ook de doppen werden gebruikt, bijvoorbeeld als verpakkingsmateriaal of als vulling van matrassen. In de beerput zijn macroresten van dertien soorten fruit en noten aanwezig: vijg (Ficus carica), bosaardbei/grote bosaardbei (Fragaria vesca/moschata), walnoot, appel (Malus domestica), zwarte moerbei (Morus nigra), kers (Prunus avium/cerasus), pruim (Prunus domestica), peer (Pyrus communis), dauwbraam (Rubus caesius), gewone braam (Rubus fruticosus), framboos (Rubus idaeus), gewone vlier en druif (Vitis vinifera). Van deze soorten is alleen het pollen van gewone vlier aangetroffen. Wel is pollen van zwarte bes (Ribes nigrum, figuur 12) en mogelijk citrus (cf. Citrus, figuur 13) gevonden. Vijg, moerbei en druif zijn oorspronkelijk afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied en werden waarschijnlijk veel in gedroogde vorm ingevoerd. Het is echter ook mogelijk om deze soorten (op beschutte plaatsen) in Nederland te kweken. Volgens literaire bronnen gebeurde dit bijvoorbeeld in hoven en kloostertuinen.18 Het is dan ook mogelijk dat deze vruchten op het erf van de uifhofboerderij groeiden, maar ze kunnen ook op markten zijn gekocht. Walnoot, appel, kers, pruim, zwarte bes en peer zijn algemene soorten in middeleeuwse en post-middeleeuwse contexten en kunnen goed lokaal hebben gegroeid. De braamsoorten, framboos en vlier werden vaak in het wild verzameld.
14
Knörzer 1967. Dodoens 1554. 16 Dodoens beschrijft hier de werking van zowel tam (L. officinale) als wildt peerlen cruyt (L. arvense). 17 Van Haaster 1997. 18 Zie van Haaster 1997; Lindemans 1952, 123; Sangers 1952, 126; Van Uytven 1973, 25. 15
BIAXiaal 432
14
Figuur 12 Pollen van zwarte bes (Ribes nigrum) uit beerput S4006 (foto: BIAX Consult).
Waarschijnlijk is pollen van citrus in de beerput gevonden (figuur 13). De vruchten van citrus, bijvoorbeeld sinaasappel, kunnen gegeten worden. Ze bevatten veel vitamine C en bevorderen de stoelgang.19 Als citrus hier gekweekt is, moet de struik in potten hebben gestaan die ’s winters naar binnen konden, omdat de plant niet winterhard is. Het is echter niet uit te sluiten dat het pollen met de schil van een geïmporteerde vrucht in de beerput terecht is gekomen. Mogelijk citruspollen is slechts één keer eerder gevonden in een beerput uit Middelburg.20 Macroresten zijn ook zeldzaam, maar pitten, schil en een kroontje zijn aangetroffen in Amsterdam, Nijmegen, Maastricht, Westzaan, Den Bosch en Dordrecht.21
Figuur 13 Pollen van mogelijk citrus (cf. Citrus) uit beerput S4006 (foto: BIAX Consult).
Naast zwarte mosterd, raapzaad en lijnzaad, zijn honderden zaden van hennep (Cannabis sativa) in de beerput aangetroffen. Hennep, waar ook vrij veel pollen van gevonden is, werd evenals lijnzaad zowel vanwege de vezels als de olie verbouwd. Hennepolie werd veel gebruikt, onder andere voor medicinale doeleinden. De olie kon kant en klaar op markten worden gekocht. De grote hoeveelheid zaden en pollen kan erop wijzen dat de plant in de buurt van de beerput werd gekweekt. Er is ook zeer veel pollen van de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae) en het mosterdtype (Sinapis-type) gevonden. Planten uit de kruisbloemfamilie komen op veel verschillende standplaatsen voor. Het is mogelijk dat er planten uit deze familie in de buurt van de beerput hebben gestaan, zoals herik (Sinapis arvensis), waar zaden van gevonden zijn. Echter, tot deze familie behoren ook zwarte mosterd en raapzaad, waar 19
Mabey et al. 1988, 110. Van Haaster & Hänninen 2004. 21 Van Haaster 2001, 2003, 2004a en b, 2006a en b; Buurman 1982; Kooistra et al. 1998. 20
BIAXiaal 432
15
veel zaden van gevonden zijn. Het is daarom aannemelijk dat deze pollentypen via de zaden als voedsel of (keuken)afval in de beerput terecht zijn gekomen. In de beerput zijn zaden van paradijskorrel (Aframomum melegueta), dille (Anethum graveolens), koriander (Coriandrum sativum), venkel (Foeniculum vulgare) en pastinaak (Pastinaca sativa) gevonden. Zij konden worden gebruikt voor het kruiden van voedsel en/of drank en als medicijn. Paradijskorrels zijn oorspronkelijk afkomstig uit het kustgebied van westelijk tropisch Afrika.22 Vanaf de Late-Middeleeuwen komen ze via Brugge en Antwerpen op de Europese markt.23 Schriftelijke bronnen noemen het gebruik ervan in de veertiende en vijftiende eeuw.24 Het gaat dan om het gebruik als medicijn of in de plaats van peper als goedkopere specerij. In de Late-Middeleeuwen worden (goede kwaliteit) paradijskorrels voornamelijk door de rijken gegeten en duiden dus op een hoge status. In de 16e eeuw verandert dit, waardoor paradijskorrels niet meer automatisch een aanwijzing hoeven te zijn voor een hoge status.25 Voor de vondst op de Uithofslaan is dit nog wel het geval. Koriander en dille zijn oorspronkelijk afkomstig uit het Mediterrane gebied en werden al in de Romeinse tijd in Nederland verbouwd. Ze waren onderdeel van de Romeinse ‘vissaus’ garum.26 Beide soorten kennen geneeskrachtige werkingen. Zo werden de zaden van dille in het verleden gebruikt als geneesmiddel tegen onder andere gewrichtspijn.27 Koriander was bovendien een belangrijk bestanddeel van de kruidenwijnen ypocras en clareyt. Mogelijk had ook dit te maken met de medicinale werking ervan:28 Tselve bereyt saet opt vier gheroost ende met wijn inghenomen doodet ende iaecht af die wormen ende stelpt den loop des buycx/ dat root melizoen ende alle overvloedige bloetganck. Van venkel is een tiental zaden aangetroffen. Uit 16e-eeuwse kookboeken is het gebruik van venkel als groente bekend. Dit verklaart echter niet de vondst van de zaden, aangezien zowel de knol als het groen worden geoogst voordat de plant zaad heeft gezet. Recepten waarin venkelzaden worden gebruikt zijn echter ook bekend. Deze worden gebruikt in de voedselbereiding en als medicijn, bijvoorbeeld tegen hoest en keelpijn.29 Pastinaak groeit algemeen in graslanden, maar werd ook vanwege de geneeskrachtige werking aangeplant. Dodoens beschrijft niet alleen het gebruik van de wortel, maar ook van de zaden:30 Tsaet van den Moren es goet tseghen alle fenijn/ ende het gheneest alle beten ende steken van alle cruypende ende fenijnnighe ghedierten met wijn ghedroncken. Ende es zoo sterck daer tseghen datmen ghescreven vindt dat als die herten dit cruyt eten dat huer gheen fenijnnich ghedierte ghehinderen oft gheletten en kan. Van een aantal andere gebruiksplanten is alleen pollen aangetroffen. Het gaat onder meer om keukenkruiden, medicinale planten en sierplanten.Echte kervel (Anthriscus cerefolium) is een kruid dat veel in de keuken gebruikt wordt. Kervel is door de Romeinen geïmporteerd en in Nederland in cultuur genomen.31
22
Van Harten 1970. Van Uytven 1992; Materné 1993. 24 Baudet 1904, 115; Hüffer 1951, 838; Van Uytven 1992, 83. 25 Laurioux 1992, 56-66. 26 Pals 1997, 30, 43. 27 Vandewiele 1974, 10. 28 Dodoens 1554, 304-305. 29 Jansen-Sieben & Van der Molen-Willebrands 1994. 30 Dodoens 1554, 642-643. 31 Pals 1997. 23
BIAXiaal 432
16
Planten met een medicinale werking zijn van de familie van de zonneroosjes (Cistaceae, figuur 14), monnikskap-groep (Aconitum-groep), hokjespeul-type (Astragalus-type), brunel-type (Prunella-type), steenbreek (Saxifraga) en saussurea-type (Saussurea-type). Extracten van Cistaceae worden voornamelijk gebruikt als essentiële olie in parfum en zeep. Een aantal soorten hebben een medicinale werking, bijv. Cistus ladanifer. Olie van deze plant wordt als medicijn gebruikt tegen onder andere artritis, astma en schimmelinfecties. De Nederlandse vertegenwoordigers van deze familie, gevlekt en geel zonneroosje (Tuberaria guttata en Helianthemum nummularium) zijn tegenwoordig zeer zeldzaam en komen niet voor in het Haagse gebied. Pollen van de Cistaceae is zeldzaam in archeologische context.32 In Brugge (België) is pollen van de zonneroosjesfamilie eerder aangetroffen in een beerput. In dat geval ging het waarschijnlijk om stuifmeel uit mediterrane honing.33
Figuur 14 Pollen van de zonneroosjesfamilie (Cistaceae) uit beerput S4006 (foto: BIAX Consult).
Binnen het brunel-type vallen onder andere gewone brunel (Prunella vulgaris), hondsdraf (Glechoma hederacea) en wild kattenkruid (Nepeta cataria). Al deze planten hebben een heilzame werking. Zo helpt wild kattenkruid tegen griep, maagproblemen en diarree.34 Hondsdraf werd gebruikt als “longkruid” en bij problemen met de stoelgang. Gewone brunel wordt omschreven als het kruid dat alles geneest. In het Engels wordt de plant common selfheal genoemd. Het werd voor allerlei kwalen gebruikt, maar voornamelijk als zalf op wonden. 35 Hondsdraf en gewone brunel komen overigens ook in het wild in de duinen voor. Monnikskap en hokjespeul (figuur 15) worden eveneens genoemd als taxa met een medicinale werking.36
32
Bron: RADAR 2006. Deforce 2010. 34 Mabey et al. 1988, 69. 35 Mabey et al. 1988, 73. 36 Prendergast et al. 1998, 32. 33
BIAXiaal 432
17
Figuur 15 Pollen van hokjespeul-type (Astragalus-type) uit beerput S4006 (foto: BIAX Consult) .
Binnen het Saussurea-type (figuur 16) vallen verschillende geslachten waarvan een aantal soorten in Nederland voorkomen. Zo komen grote en gewone klit (Arctium lappa en A. minus) vrij algemeen voor in het fluviatiel en het estuariëndistrict. Klit is ook in het zadenmonster van de beerput aangetroffen. Driedistel (Carlina vulgaris) komt voor in de duinen. De andere soorten zijn zeldzaam of niet voorkomend in Nederland. Binnen het geslacht Saussurea komen een aantal soorten in Europa voor. Costus (Saussurea lappa), ook bekend als costi amari radix of costus-wortel, is afkomstig uit China en India. De medicinale wortel werd al door de Romeinen verhandeld. Costus helpt onder andere tegen ontstekingen en artritis.37 Als de gevonden stuifmeelkorrel afkomstig is van costus dan is deze plant zeer waarschijnlijk geïmporteerd. Aan de andere kant worden op wortels, anders dan bij bijvoorbeeld op vruchten of noten, geen pollen meegevoerd, en is het waarschijnlijker dat het hier gaat om pollen van klit.
Figuur 16 Pollen van Saussurea-type (Saussurea-type) uit beerput S4006 (foto: BIAX Consult).
In de beerput is ook pollen van het saffloer-type (Carthamus-type) gevonden (zie figuur 17). Dit stuifmeel is zeer waarschijnlijk afkomstig van saffloer (Carthamus tinctorius). Saffloer wordt gebruikt als gele kleurstof om te verven. Daarnaast zijn de nootjes rijk aan olie. Het werd ook in de keuken gebruikt, als vervalsing van het duurdere saffraan.38 Saffloer is oorspronkelijk afkomstig uit warmere gebieden.39 De resten van wilde planten die worden gevonden in beerputten zijn waarschijnlijk grotendeels afkomstig van akkers en tuinen, die verrijkt werden met dierlijke mest.40 Aangezien het vee voedsel kreeg uit diverse milieus, kwamen de bijbehorende zaden op 37
Law & Salick 2005. Van Haaster 1997. 39 Weeda 1991, 29. 40 Van Haaster 1989. 38
BIAXiaal 432
18
de akkers of in de tuinen terecht. Naast stalmest kon ook slootbagger of bosstrooisel worden gebruikt. De soorten die zich op akkers of in tuinen konden handhaven, werden meegeoogst en kwamen uiteindelijk via voedsel of (keuken)afval in de beerput terecht.
Figuur 17 Pollen van saffloer-type (Carthamus-type) uit beerput S4006 (foto: BIAX Consult).
Het grootste deel van de gevonden zaden van wilde planten is afkomstig van soorten die ook tegenwoordig op akkers voorkomen. Van bolderik zijn duizenden fragmenten aangetroffen, meegemalen met het graan en zo via consumptie in de beerput terecht gekomen. Andere bekende akkeronkruidsoorten zijn korenbloem (Centaurea cyanus) en klaproos (Papaver argemone en P. dubium/rhoeas). Ook de hier veel gevonden schapenzuring (Rumex acetosella), een soort die tegenwoordig in droge graslanden voorkomt, was vroeger een algemeen akkeronkruid, met name in roggeakkers. Datzelfde geldt voor dreps (Bromus secalinus), een draviksoort (Bromus). Er zijn hier tientallen fragmenten van gevonden, die echter niet tot op soort gedetermineerd konden worden, maar die mogelijk van dreps afkomstig zijn. De hier aangetroffen combinatie van zemelen en de (meegemalen) akkeronkruiden bolderik, korenbloem, papaver en schapenzuring wordt vaak gevonden in beerputten in combinatie met fragmenten van dreps.41 Het wijst op kalkrijke (rogge- of tarwe-)akkers. Van de genoemde onkruidsoorten is tevens pollen aangetroffen. Daarnaast is ook pollen van het akkeronkruid gewone spurrie (Spergula arvensis) gevonden. Spiegelklokje-type (Legousia-type, figuur 18 en 19) kan ook in akkers aangetroffen worden.
Figuur 18 Pollen van spiegelklokje-type (Legousia-type) uit beerput S4006 (foto: BIAX Consult).
41
Zie onder andere Vermeeren 1990.
BIAXiaal 432
19
Figuur 19 Spiegelklokje (Legousia) in een kalkrijke graanakker in Frankrijk (foto: BIAX Consult).
De tredplant gewoon varkensgras kan ook op akkers voorkomen, maar heeft waarschijnlijk ook veel op het erf, in de buurt van de beerput gegroeid. De plantenresten kunnen ook via afval in de beerput terecht zijn gekomen. De overige in het pollenonderzoek aangetoonde taxa komen in lage aantallen voor. Ze groeien voornamelijk in grasland, maar kunnen ook op akkers voorkomen. Het gaat om het rapunzel-type (Phyteuma-type), scherpe boterbloem-type (Ranunculus acris-type), klaver-type (Trifolium-type) en planten uit de families van de composieten, zowel lintbloemig als buisbloemig (Asteraceae), de vlinderbloemen, grassen en helmkruidfamilie (Scrophulariaceae). De gevonden resten en stuifmeel van de heidesoorten struikhei (Calluna vulgaris) en dophei (Erica tetralix) kunnen afkomstig zijn van boenders en/of heidebezems, zoals ook in de houtvondsten aangetroffen (zie blz. 45). Daarnaast kunnen deze resten wijzen op het gebruik van turf. Deze planten zullen niet op de akkers hebben gegroeid, maar misschien wel op venige plekken in de omgeving. In het beerputmonster is een aantal schimmels die onder andere op mest voorkomen gevonden. Het gaat om Chaetomium (T.7A) en Sporormiella-type (T.113). In het pollenmonster zijn ook de eitjes van de spoelworm Ascaris gevonden (figuur 20). Deze parasiet komt voor in de darmen van mensen of varkens.42 Waarschijnlijk gaat het hier om de menselijke variant. Wormeieren worden in vrijwel elk onderzocht beermonster aangetroffen. In dit monster zijn echter niet veel eieren gevonden. Dit wijst op relatief goede hygiënische omstandigheden. Zoals eerder genoemd werd kruidenwijn met koriander, ook aangetroffen in de beerput, gebruikt als middel tegen wormen. Greppels S18108 en S24027 In het zadenmonster uit de greppel S18108 zijn kleine hoeveelheden haver en gerst aangetoond. De haver kon niet tot op soort worden gedetermineerd. Braam of framboos (Rubus) en vlier zijn waarschijnlijk verzameld, al kunnen ze ook op het erf hebben gestaan. In greppel S24027 zijn vlierpitten de enige resten van gebruiksgewassen. Soorten van (moes)tuinen en erven zijn algemeen. Ook zijn veel zaden van tredplanten gevonden. Aan ruigteplanten zijn gevlekte scheerling (Conium maculatum) en bilzekruid
42
Thienpont et al. 1979.
BIAXiaal 432
20
(Hyoscyamus niger) aangetroffen. Beide soorten zijn giftig en werden ook wel voor medicinale doeleinden gebruikt. De storingsplanten, waaronder vertakte leeuwentand (Leontodon autumnalis), zilverschoon en behaarde boterbloem, kunnen aan de rand van de greppels hebben gestaan, samen met de oeverplanten, zoals waterbies en watertorkruid (Oenanthe aquatica). Zaden van waterplanten, zoals eendenkroos (Lemna) en waterranonkels, geven aan dat de greppels watervoerend zijn geweest. Het monster uit greppel S18108 bevat ook relatief veel zaden van zoutminnende planten. Het gaat om zulte, schorrenkruid (Suaeda maritima) en schorrenzoutgras. Zij kunnen bijvoorbeeld via het vee (mest) in de greppel terecht zijn gekomen.
Figuur 20 Eieren van de spoelworm Ascaris uit beerput S4006 (foto: BIAX Consult).
Laag boven vloer S23012 (1300-1600) In het zadenmonster uit de laag boven een stenen vloer (figuur 21) zijn een gecultiveerde haverkorrel en twee roggekorrels aangetroffen. Ook het pollenmonster uit deze laag bevat granen. Net als in de beerput is er graanpollen aanwezig, voornamelijk van het tarwe- en het gerst/tarwe-type. Het is opvallend dat er weinig rogge aanwezig is. Van het graanpollen wordt rogge namelijk het beste verspreid. Ook in de andere monsters is weinig pollen van rogge aangetroffen. Dat is opvallend voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Hierop wordt teruggekomen in de conclusies. Behalve een vlierpit zijn er geen resten van fruit aangetroffen. De vlierbessen hoeven niet te zijn gegeten, er kan ook een vlier op het erf hebben gestaan. Ook is het pollen van erwt en hennep gevonden. Mogelijk werden deze verbouwd in de buurt van de vindplaats, maar dit is niet met zekerheid te zeggen.
Figuur 21 Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, bakstenen vloer, S23012 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
BIAXiaal 432
21
Zwarte mosterd, vlas en herik kunnen zijn gebruikt als olieleveranciers. Van de twee laatstgenoemde soorten zijn ook kapsel-/hauwfragmenten gevonden, wat op lokale verbouw kan wijzen. Ook is er veel pollen van de kruisbloemenfamilie, waaronder zwarte mosterd en herik vallen, gevonden. Naast deze cultuurgewassen zijn er op deze laag boven de vloer zaden en pollen van wilde planten gevonden die mogelijk ook gebruikt werden: Van bilzekruid zijn twee zaden in het monster aanwezig. Deze giftige plant kan op ruige plaatsen op het erf groeien, maar ook in de duinen. Hij stond bekend om zijn geneeskrachtige werking, met name als pijnstiller. De werking was echter zeer sterk: daer om en salmen dusdanighe cruyden tot versuetenisse van eenighen pijnen niet ghebruycken dan in groote noot/ als die pijne seer groot ende onverdraghelijck schijnen.43 Het is daarom ook goed mogelijk dat deze soort in een kruidentuin stond, samen met de andere bijzondere taxa die hier zijn aangetroffen.44 In het pollenmonster zijn drie bijzondere taxa met medicinale werking aangetroffen. Het gaat om stuifmeel van het geslacht Pulsatilla (figuur 22) mogelijk alpenanemoon (Pulsatilla alpina, figuur 23) of wildemanskruid (P. vulgaris), van de sleutelbloemfamilie (Primulaceae) en een stuifmeelkorrel van groot kaasjeskruid (Malva sylvestris, figuur 24). De alpenanemoon komt oorspronkelijk niet in Nederland voor. Wildemanskruid kwam wel in het fluviatiel district voor, hoofdzakelijk langs de oevers van de Oude en Gelderse IJssel.45 Planten uit het geslacht Pulsatilla zijn zeer giftig en produceren stoffen die een hartstilstand kunnen veroorzaken. In kleine hoeveelheden worden deze als kalmerend middel gebruikt. Mogelijk werd de soort bij de boerderij gekweekt of ingevoerd vanwege de medicinale werking. Vanwege het beperkte verspreidingsgebied van deze soorten lijkt het onwaarschijnlijk dat deze planten verzameld zijn in de omgeving van de boerderij. De meeste sleutelbloemen komen voor in graslanden maar zijn ook in cultuur gebracht als sierplant. Daarnaast hebben ze ook een medicinale werking. De bekendste van de sleutelbloemen is waarschijnlijk de gulden sleutelbloem (Primula veris). Deze plant wordt gebruikt tegen slapeloosheid en artritis.46 Het is overigens een voorjaarsbloeier, net als de alpenanemoon en wildemanskruid.
Figuur 22 Pollen van Pulsatilla uit laag S23012 (foto: BIAX Consult).
43
Dodoens 1554, 89. De diversiteit en bijzonderheid van de gevonden taxa met medicinale werking is groot. Dit lijkt eerder te duiden op het ter plekke kweken in een kruidentuin dan het verzamelen in de omgeving. Bovendien groeien enkele taxa niet lokaal. 45 Heukels 2005. 46 Mabey et al. 1988, 98. 44
BIAXiaal 432
22
Figuur 23 Zaadpluimen van alpenanemoon (Pulsatilla alpina) in Noord-Italië (foto: BIAX Consult).
Groot kaasjeskruid (Malva sylvestris, figuur 24) is oorspronkelijk een euraziatische soort en komt nu, zoals de meeste cultuurvolgers van zuidelijke herkomst, op zonnige, droge stikstofrijke plaatsen voor, voornamelijk in braakland, wegbermen en in bebouwd gebied, maar ook in de duinen. Zaden van groot kaasjeskruid zijn ook gevonden in de vondstnummers 17575 (kuil), 4551 (beerput) en 23519 (laag). De planten binnen het geslacht Malva zijn in Nederland veelal gebruikt als geneeskruid en als sierplant. De verspreiding wordt daarom sterk door de mens bepaald.47 Groot kaasjeskruid bevat onder meer etherische olie, looistof, tanninen, flavonoïden en anthocyanen, met name in de bloemen. De plant heeft een lange geschiedenis als geneeskruid. De oude Latijnse naam Herba Omniumorbium (kruid voor alle ziekten) wijst hier ook op. Groot kaasjeskruid is op de eerste plaats een prikkelverzachtend middel bij keel- en luchtwegaandoeningen. Daarnaast werkt het tegen maag- en darmstoornissen.48 Als voedingsmiddel bevat de plant vitamine A, vitamine C, vitamine B1, vitamine B2 en caroteen. Overigens zijn ook de zaden van groot kaasjeskruid in verschillende contexten aangetroffen. Het is goed mogelijk dat de plant in natuurlijke context voorkwam. De meeste kruiden die hierboven genoemd zijn, hebben een (mogelijke) medicinale werking. Daarnaast kunnen deze kruiden natuurlijk ook in de omgeving gegroeid hebben en zijn ze dus mogelijk verzameld en gebruikt.
47 48
Weeda et al. 1987, 183. Rüdt 1973, 18.
BIAXiaal 432
23
Figuur 24 Pollen van groot kaasjeskruid (Malva sylvestris) uit laag S23012 (foto: BIAX Consult).
Soorten van (moes)tuinen en erven zijn algemeen. Ook zijn veel zaden van tredplanten gevonden. Het pollenmonster uit de vloerlaag vult het zadenmonster goed aan. Er zijn ook veel typische onkruiden van akkers, zoals korenbloem, schubkamille-type (Anthemistype) en schapenzuring, en tredplanten zoals smalle weegbree (Plantago lanceolata) en gewoon varkensgras gevonden. Verder zijn er een aantal plantenfamilies van ruderale en open terreinen aanwezig zoals de ganzenvoetfamilie (Chenopodiaceae), de grassen, composieten, schermbloemigen (Apiaceae), ranonkelfamilie (Ranunculaceae) en de vlinderbloemen. Ook zijn het walstrotype (Galium-type) en lathyrus-type (Lathyrus-type) gevonden. Net als in het zadenmonster zijn water-, oever- en moerasplanten vertegenwoordigd. In de directe omgeving van de vloer was water aanwezig. Aan de hand van de microfossielen in dit monster is een invloed van brak/zout water aan te wijzen. Er zijn namelijk cysten van dinoflagellaten (Hystrichospheridae), een type (marien) plankton, en een kiezelwier (Podosira stelliger) gevonden. Deze microfossielen kwamen maar een enkele keer voor. Daarnaast zijn echter ook microfossielen aangetroffen van zoetwaterplanten. Het gaat hier om de slijmcellen van de waterleliefamilie (T.127) en het watertype (T.128A). De indicatoren voor brak/zout water zijn waarschijnlijk afkomstig uit de zeeklei waarop deze vloer is aangelegd. In de laag boven de stenen vloer zijn veel (mest)schimmels aangetroffen. Het gaat om Podospora-type (T.368), een type dat exclusief op mest voorkomt. Er was dus zeker mest aanwezig tijdens de gebruiksfase van de vloer.
3.2.1.3
Periode 1500-1750 Monster 15512 uit een greppel (S15010) is gedateerd in de periode 1500-1750. Greppel S15010 Monster 15512 uit de greppel heeft de gebruiksplanten broodtarwe, vlier, zwarte mosterd, raapzaad, hennep en bilzekruid opgeleverd. Tijdens de inventarisatie is een mogelijk dillezaad (cf. Anethum graveolens) aangetroffen (vnr. 27620). Aan wilde planten zijn ‘echte’ akkeronkruiden zoals bolderik en klaproos aangetroffen, soorten van tuinen en erven, ruigte-planten en soorten uit bossen en struwelen. Gezien de aanwezigheid van waterplanten, zoals eendenkroos en waterranonkel-type, was de greppel watervoerend. Er groeiden veel brandnetels op de oever, wat op een ruige vegetatie in voedselrijk milieu wijst. Smalle wikke is hier ingedeeld bij de planten van droog grasland. In de LateMiddeleeuwen werd de ondersoort voederwikke (Vicia sativa subsp. sativa) echter ook als voederplant verbouwd. Het was een zogenaamde stoppelvrucht: na de graanoogst werd de wikke gezaaid om als veevoer te dienen. Smalle wikke groeit echter ook als onkruid in akkers en tuinen.
BIAXiaal 432
3.2.1.4
24
Periode 1600-1750 De vondstnummers 24521 uit greppel S24030 en 18611 uit riool S18112 zijn gedateerd in deze periode. Greppel S24030 In de greppel zijn slechts enkele (mogelijke) gebruiksplanten gevonden: vlier, hennep, herik en bilzekruid. De zaden van wilde planten zijn voornamelijk afkomstig van planten die in of bij de greppel hebben gegroeid en zijn goed vergelijkbaar met de greppels uit andere periodes. Gezien de aanwezigheid van waterplanten in het monster was de greppel watervoerend. Mogelijk wijzen de zaden van het strandmelde-type (Atriplex littoralis type) op enige zoute invloed. Riool S18112 Het monster uit het riool heeft weinig gebruiksgewassen opgeleverd: er zijn een verkoold aarspilfragment van rogge en onverkoolde resten van tarwe, raapzaad, hennep, appel/peer, pruim (Prunus domestica) en lijsterbes (Sorbus aucuparia) aangetroffen. De laatstgenoemde soort kan ook op het erf hebben gegroeid. Zaden van lijsterbes zijn slechts twee keer eerder in Nederland gevonden (zie tabel 3).49 Het is niet zeker of de bessen door de toenmalige bewoners zijn gebruikt, maar omdat het zaad in een riool is aangetroffen, behoort dit wel tot de mogelijkheden. De bessen kunnen als fruit zijn gegeten, eventueel ingemaakt met suiker, maar Dodoens noemt ook een medicinaal gebruik: Sorben eer sy rijp sijn afghepluckt ende in die sonne oft andersins ghedroocht/ stoppen den loop des buycx als sy inghenomen worden/ oft dwater ghedroncken wordt daer sy in ghesoden sijn.50
Tabel 3
Vondsten van lijsterbes (Sorbus aucuparia) in Nederland.
plaats
datering
Venray-St. Antoniusveld Alkmaar-Langestraat
800-900 1643-1825
In het riool is een blad van buxus (Buxus sempervirens) gevonden. Deze van oorsprong mediterrane, groenblijvende struik werd in siertuinen aangeplant. Hij heeft een sterk religieuze en symbolische waarde, wat bijvoorbeeld blijkt uit het gebruik als palmpaastakken. De officiële Nederlandse naam palmboompje verwijst hiernaar. Ook werden bij feestelijke gelegenheden kronen gemaakt van buxustakken aan huizen gehangen.51 Volgens Dodoens werd hij in hoven aangeplant. Naast de akkeronkruiden en storingsplanten zijn ook de oeverplanten goed vertegenwoordigd. Ook zijn enkele waterplanten aanwezig. In het riool zijn dit watergentiaan (Nymphoides peltata), gele plomp (Nuphar lutea), sterrenkroos (Callitriche) en gekroesd fonteinkruid (Potamogeton crispus). Deze wijzen op de aanwezigheid van diep tot ondiep, stilstaand of zwak stromend water. Watergentiaan komt vaak voor in wateren waarvan de bodem periodiek wordt schoongeschuurd,
49
Esser et al. 1997 (Alkmaar) en Vernimmen 1999 (Venray). Dodoens 1554, 53. 51 Blankaart 1698, 143. 50
BIAXiaal 432
25
bijvoorbeeld in sloten die regelmatig geschoond worden.52 Dit wijst er dus op dat het riool werd geschoond.
3.2.1.5
Periode 1700-1900 Uit deze periode zijn drie monsters onderzocht: vondstnummer 23525 uit greppel S23005 en de vondstnummers 27522 en 27525 uit de kuipconstructies S27028 en S27029 (figuur 25).
Figuur 25 Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, kuipconstructie met houten vloer, S27028, context 8812 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
De kuipconstructies S27028 en S27029 (1700-1750) Vondstnummer 27525 bevat materiaal dat kenmerkend is voor mest. Het monster bestaat voor zo’n 75% uit stengelresten van granen, grassen en andere kruidachtige planten. Veel stengels zijn scherp afgesneden door het kauwen door vee en er zijn veel gefragmenteerde zaden (met name goed te zien op de zaden van beklierde duizendknoop en akkerboterbloem). Dit wijst op het gebruik van hooi als veevoer: verse boterbloemen worden namelijk door het vee gemeden. In het pollenmonster uit deze kuipconstructie zijn ook schimmelsporen van op mest voorkomende schimmels aangetroffen, voornamelijk van het Sordaria-type (T.55A). Daarnaast is er pollen van akkeronkruiden gevonden, zoals bijvoorbeeld. akkerwinde-type (Convolvulus arvensis-type). Ook het andere monster uit de kuipconstructie bevat aanwijzingen voor dierlijke mest. Hoe de mest in de kuipconstructies terecht is gekomen, is niet duidelijk. In de monsters zijn gecultiveerde haver, boekweit, gerst en spelt (Triticum spelta) aangetroffen. Hiervan is ook het pollen gevonden. Spelt, een gewas dat we vooral uit de Romeinse tijd kennen, is in de kuipconstructies aangetoond door tientallen aarvorkjes. Het komt in deze periode nog maar weinig voor. De enige andere vondst is gedaan in Maastricht.53 52 53
Weeda et al. 1988, 100. Bakels 2007.
BIAXiaal 432
26
De kafresten van spelt blijven na de eerste dorsronde om de korrels zitten. Ze worden pas vlak voor de consumptie verwijderd. De aanwezigheid van aarvorkjes is dan ook geen aanwijzing voor lokale verbouw van spelt. Gezien de aanwijzingen voor mest zijn de kafresten waarschijnlijk als veevoer gebruikt. Een andere mogelijkheid is dat er dorsafval in de kuipconstructie terecht is gekomen. Aan overige gebruiksplanten is pollen van prunus (Prunus), vlier en hennep en zaden van walnoot, herik, pastinaak, koriander en hop (Humulus lupulus) aangetroffen.54 De laatste twee soorten kunnen zijn gebruikt als smaakmakers of vanwege hun medicinale werking. Het gebruik van hopbellen als smaakmaker in bier is in deze periode bekend. Bij de kweek voor dit gebruik mochten de vrouwelijke bloeiwijzen niet tot zaadvorming komen. Daarom werden mannelijke planten geweerd. Juist de mannelijke bloemen produceren pollen. Dit verklaart mogelijk waarom er geen pollen van hop is gevonden. Om zaden, die ook in de monsters aangetroffen zijn, te kunnen produceren moeten vrouwelijke planten echter bevrucht worden met stuifmeel van de mannelijke planten. Waarschijnlijk werd hop ook gekweekt voor andere doeleinden. Het heeft ook geneeskrachtige eigenschappen: zo heeft hoppecruyt volgens Dodoens een zuiverende werking.55 Ook kunnen de jonge scheuten als salade worden gegeten. Een opvallende vondst tussen de onkruidzaden in de kuipconstructies is naaldenkervel (Scandix pecten-veneris). Vroeger kwam deze van oorsprong mediterrane plant algemeen voor in graanakkers op kalkrijke grond, samen met de eveneens in dit monster aangetroffen dreps, bolderik, grote klaproos (Papaver rhoeas), akkerboterbloem en guichelheil. Waarschijnlijk gaat het om de akkers met spelttarwe. Mogelijk waren de kalkhoudende afzettingen van Poeldijk geschikt voor de verbouw van deze tarwesoort. Ook in het pollen zijn grote klaproos en guichelheil gevonden. Daarnaast zijn een aantal taxa van graslanden te zien. In dit monster komt zeer veel pollen van grassen voor. Ook zijn smalle weegbree, veldzuring-type (Rumex acetosa-type) en ratelaar-type (Rhinanthus-type) gevonden. De goede vertegenwoordiging van soorten als zwarte nachtschade (Solanum nigrum), vogelmuur, gekroesde melkdistel en kleine brandnetel wijst er mogelijk op dat het vee ook afval uit moestuinen heeft gegeten, al kunnen deze soorten ook op akkers en erven hebben gegroeid. Ook in het pollenspectrum zijn er aanwijzingen voor de aanwezigheid van een moestuin. Zo is er grote brandnetel-type (Urtica dioica-type) gevonden. Van grote brandnetel zijn ook zaden aangetroffen. Beide monsters bevatten zowel zaden als stuifmeel van oeverplanten. In vondstnummer 27522 zijn ook enkele resten van waterplanten aangetroffen. Het gaat om grof hoornblad (Ceratophyllum demersum) en kikkerbeet (Hydrocharis morsus-ranae). In vondstnummer 27525 is vrij veel pollen van eendenkroos gevonden. Dit groeit in stilstaand, soms zwak stromend, zoet tot enigszins brak water, waarin alle voedingsstoffen in overvloed aanwezig zijn. Waarschijnlijk zijn de zaden afkomstig uit (sloot)water dat door het vee werd gedronken. In het pollenmonster zijn ook microfossielen uit zoet en brak/zout water gevonden. Opvallend is de goede vertegenwoordiging van planten van bossen en struwelen in de monsters. Er zijn resten gevonden van zwarte els (Alnus glutinosa), es (Fraxinus excelsior) en wilg (Salix) en tientallen zaden van hondsdraf, gevlekte dovenetel (Lamium maculatum) en grote brandnetel. Er is ook pollen van els, wilg en es gevonden. Deze bomen stonden waarschijnlijk in de omgeving, maar niet direct naast de kuipconstructie. Mogelijk graasde het vee in het bos.
54
Tot het geslacht Prunus behoren gekweekte gewassen, zoals kersen en pruimen, maar ook diverse wilde soorten, zoals gewone vogelkers en sleedoorn. 55 Dodoens 1554, 58.
BIAXiaal 432
27
De greppel S23005, context 4914 (1700-1900) In dit monster werden geen cultuurgewassen gevonden, wat overeenkomt met de resultaten van de inventarisatie. De enkele vlierpitten kunnen afkomstig zijn van een struik op het erf. Verder zijn er geen gebruiksgewassen aangetroffen. Wel zijn wilde planten aanwezig die een beeld geven van de lokale vegetatie. Veel van deze aangetoonde planten kunnen op het erf hebben gegroeid zoals ook al hierboven is besproken. Langs de kant van de greppel stonden oeverplanten. Ook de pionierplanten van natte grond kunnen hier gegroeid hebben. De zaden van pijlkruid (Sagittaria sagittifolia), kikkerbeet, eendenkroos en waterranonkel wijzen er op dat de greppel waarschijnlijk waterhoudend was.
3.2.2
Hout
3.2.2.1
Houtgebruik Het hout is niet zo goed in fases te verdelen als de grondmonsters waaruit pollen en zaden zijn onderzocht. Het wordt hier dan ook als één geheel, maar wel per context behandeld. In bijlage 5 staan de gegevens bij elkaar van al het onderzochte hout uit de LateMiddeleeuwen en de Nieuwe Tijd.56 Het betreft in totaal 232 stukken, verdeeld over veertien taxa. Enkele stukken zijn niet te determineren. Deze verdeling is weergegeven in figuur 26, waarbij enkele weinig voorkomende taxa zijn samengevoegd. Direct is duidelijk dat er met een kleiner aantal stukken veel meer taxa zijn gevonden dan uit de Romeinse tijd. Ook is de onderlinge verhouding drastisch veranderd. Dominant zijn hier eik (35,7%), den (18,5%) en wilg (16,7%), terwijl die slechts sporadisch voorkwamen in de Romeinse tijd. De daar belangrijke es en els zijn omgekeerd niet van groot belang in het hout uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.
Figuur 26 Overzicht van de verdeling van de verschillende houttaxa in de (Late-)Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Voor de Nederlandse namen zie de legenda bij bijlagen 4 en 5.
Hieronder worden het geselecteerde hout en de houten voorwerpen per context besproken: Context 9804: goot (17e eeuw) Context 9804 betreft een houten goot. Vrijwel alle onderdelen van de goot zijn van naaldhout, voornamelijk den, maar ook veel van lariks/fijnspar. Slechts één plank is van 56
Hieraan zijn ook de gegevens van de zeven stukken ongedateerd hout toegevoegd.
BIAXiaal 432
28
eik gemaakt, mogelijk is dit een reparatie. Op de figuren 27-29 is te zien dat de goot bestaat uit aan elkaar gespijkerde planken. Deze zijn allemaal tangentiaal uit de boom gehaald (stamcodes 15 en 16). Op een aantal zijn nog sporen zichtbaar van het bewerken met bijlen (soms met bramen) en van het schaven (figuren 30 en 31). Veel planken vertonen aan de binnenzijde van de goot duidelijk slijtagesporen door het stromen van water (figuren 31 en 32). De goot bestaat uit drie armen die alledrie in een soort “overloopput” samenkomen. Het uiteinde van de noordwestelijke arm is aangepunt en komt uit in een gemetselde put (figuur 33). Slechts tweemaal is een plank aangetroffen met zestig of meer jaarringen (vnrs. 4652-1a en -202). Beide zijn van den, en in principe geschikt voor dendrochronologisch onderzoek. Omdat echter geen spint of wankant aanwezig is, zal een eventuele datering alleen post-quem zijn. Dit lijkt voor deze context minder zinvol.
Figuur 27 Dwarsdoorsnede van de goot, context 9804 (foto: BIAX Consult).
Figuur 28 Dwarsdoorsnede van de goot, context 9804 (tekening Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
BIAXiaal 432
29
Figuur 29 Lengteaanzicht van een deel van de goot, context 9804 (foto: BIAX Consult).
Figuur 30 Detail van een plank van de goot met aan twee zijden schaafsporen, context 9804 (foto: BIAX Consult).
Figuur 31 Detail van binnen/onderzijde van een plank uit de goot met resten van schaafsporen en waterslijtage, context 9804 (foto: BIAX Consult).
BIAXiaal 432
Figuur 32 Detail van binnen/onderzijde van een plank uit de goot met sporen van waterslijtage, context 9804 (foto: BIAX Consult).
Figuur 33 Deel van de goot, “aangepunt” met kantrechtbijl, context 9804 (foto: BIAX Consult).
Context 9808: puinlaag Context 9808 is een puinlaag waarin naast een paal van lariks/fijnspar en twee mogelijk onbewerkte stukken van wilg, ook twee voorwerpen van iepenhout zijn gevonden. Vondstnummer 23514 is een cilindervormig voorwerp van iepenhout met een diameter van 7,5 cm. Waarschijnlijk betreft het een beker, die versierd is met twee groeven (figuren 34-40).
30
BIAXiaal 432
31
Figuur 34 Fragmenten met sierringen, waarschijnlijk van een beker, iepenhout (Ulmus), vnr. 23514 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 35 Fragmenten met sierringen in bekervorm geplaatst, iepenhout (Ulmus), vnr. 23514 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
BIAXiaal 432
32
Figuur 36 Fragmenten met sierringen, waarschijnlijk van beker, iepenhout (Ulmus), vnr. 23514 (tekening: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Vondstnummer 23513 is een stuk constructiehout, gemaakt uit een uitgeholde iepenstam (figuur 37). Schors is nog aanwezig en er zijn veel knoesten. De diameter van de stam is 16,5 cm en de diameter van het gat 7 cm. Mogelijk is dit een (deel) van een duiker of een goot. De houtsoort, de aanwezigheid van spint en schors en de knoesten wijzen niet op een keuze voor hoge kwaliteit. Kennelijk is een lokale stam gebruikt.
Figuur 37 Doorsnede door uitgeholde iepenstam (Ulmus), vnr. 23513, mogelijk een duiker (tekening: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Putbeschoeiingen Er zijn vier putten met houten beschoeiingen gevonden: de contexten 8801, 8802, 8804 en 8805. Context 8801: beerput Deze beerput heeft een duigenton als bekisting (vnr. 4587, figuur 38) en daar bovenop een zogenaamd “secreet” van planken en balken (vnr. 4579, figuur 39).
BIAXiaal 432
33
Figuur 38 Duigenton met merktekens gebruikt als bekisting van een beerput, context 8801, vnr. 4587 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 39 Secreet bovenop beerton, context 8801, vnr. 4579 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
De planken van de ton zijn alle gemaakt van tangentiaal eikenhout. Er zijn sporen gevonden van een (kantrecht-)bijl en van het schaven van de planken. De gehele hoogte van de ton is bewaard gebleven en bedraagt één meter. De inkeping waarin de deksel en bodem rusten, is gemaakt met een grob-ijzer, een soort grote guts, die een U-vormige groef geeft. Bij een aantal planken verschilt de afstand van de rand tot de groef, wat zou kunnen wijzen op hergebruik van de duigen uit verschillende andere tonnen. Aanwijzingen voor hergebruik van duigen worden vaker gevonden, meestal zichtbaar door het gemengd gebruik van verschillende houtsoorten.57 Een ander deel van de duigen lijkt echter wel degelijk bij elkaar te horen, zoals blijkt uit de prominent aanwezige merktekens die over enkele duigen heen zijn ingekrast (figuren 40-45). Deze zijn getekend en de stukken duig zijn afgezaagd zodat ze geconserveerd konden worden.58 Eénmaal zijn in het stuk van de duig dat buiten de deksel/bodem uitsteekt, gaten aanwezig. Dit verschijnsel is eerder aangetroffen, bijvoorbeeld in de Haagse opgraving Zuidplein. Van die opgraving is een foto bijgevoegd omdat het materiaal van Uithofslaan niet zo goed geconserveerd was (figuur 46). Een mogelijke verklaring wordt gezocht in 57 58
Casparie & Swarts 1978; Vermeeren 2005. Onderzoek naar de betekenis en herkomst van bepaalde merktekens staat nog in de kinderschoenen, maar kan veel extra informatie opleveren over het herkomstgebied.
BIAXiaal 432
een extra versteviging door middel van pennen die door de gaten heen gestoken worden om de deksel/bodemplaat op zijn plaats houden.59
Figuur 40 Merktekens op duigen van een beerton, context 8801, vnr. 4587.27 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 41 Een deel van doorlopende merktekens op duigen van een beerton, context 8801, vnr. 4587.10 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 42 Een deel van doorlopende merktekens op duigen van een beerton, context 8801, vnr. 4587.12 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag). 59
Houbrechts & Pieters 1999.
34
BIAXiaal 432
35
Figuur 43 Merktekens op duigen van een beerton, context 8801, vnr. 4587.17 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 44 Merktekens op duigen van beerton met spongat, context 8801, vnr. 4587 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 45 Merktekens op duigen van beerton, context 8801, vnr. 4587 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
BIAXiaal 432
36
Figuur 46 Gaten in het buitenste deel van de duig, aangetroffen in de opgraving Den HaagZuidplein (foto: BIAX Consult).
Van enkele duigen is een plak gezaagd voor eventueel dendrochronologisch onderzoek. Ze hebben meer dan zestig jaarringen, spint of bast zijn echter nooit aanwezig. Bovendien zijn de tonnen hergebruikt en zou een eventuele datering een post quem-datering geven van het maken van de ton (niet van het gebruik als bekisting). Toch kan dit onderzoek interessante informatie opleveren, want als het mogelijk is een goede (post quem) datering te verkrijgen van (de fabricage van) de ton, dan is het mogelijk om met de daterende curve ook het herkomstgebied te achterhalen.60 Dit is in het geval van de tonnen natuurlijk zeer interessant, vanwege informatie over handelsbetrekkingen. In de duigen zijn een enkele pen en spijker aangetroffen en een gat met een diameter van 3,5 cm dat als spongat heeft gediend. Ook is er nog een restant van de hoepels en het windsel dat deze bijeenhoudt gevonden. De hoepel is gemaakt van tamme kastanje (Castanea sativa). Deze boom is hier door de Romeinen geïntroduceerd. Naast de eetbare kastanjes levert het sterk en buigzaam hout, dat eenvoudig door kap te beheren is en dan lange, rechte takken of palen kan leveren. Tegenwoordig wordt het graag gebruikt voor constructies maar in de archeologische houtassemblages wordt het zelden gevonden. Het windsel is gemaakt van dunne wilgentakken. Het secreet dat zich bovenop deze ton bevond, is gemaakt van vijf geschaafde tangentiale planken van den waarin de opening is uitgespaard (figuur 39). Twee eiken balken en een plank verstevigen de constructie. Deze hebben circa zestig jaarringen maar geen spint of bast, en er moet rekening gehouden worden met mogelijk hergebruik omdat bij minimaal twee van de drie delen spijkers en groeven zijn aangetroffen die geen verband lijken te hebben met de constructie en daarom vermoedelijk op een eerdere constructie wijzen. Context 8802: beerput In de vulling van een tweede beerput, context 8802, is een aantal planken en bewerkte takken gevonden. Er zijn radiale, aangekoolde eiken planken en enkele grotere en kleinere radiale en tangentiale planken van wilg met schaaf- en zaagsporen aangetroffen. Wilg wordt relatief weinig gebruikt als plankhout. De aangetroffen takken van wilg zijn mogelijk bewerkt met een mes (aanpunting, ontschorsen en afsnijden van de zijtakken), maar een vaardige hand kan deze bewerkingen mogelijk ook met een kleine bijl
60
Dit is mogelijk als de zogenaamde t-waarde hoog genoeg is.
BIAXiaal 432
37
uitvoeren. Of deze planken en takken deel hebben uitgemaakt van de bekisting of een constructie bovenop de beerput, zoals een secreet, is onduidelijk. In de vulling is ook een deel van een mand gevonden (figuur 47). Van de tenen gebruikt voor het vlechten is een steekproef bemonsterd en onderzocht op soort, diameter, aantal jaarringen en kapseizoen. Met dit onderzoek wordt geprobeerd te achterhalen of het hout uit een natuurlijk bosbestand komt of uit een beheerd bosbestand. In deze periode en voor dit artefact verbaast het niet dat de aanwijzingen sterk zijn voor het gebruik van hout uit een beheerd bosbestand, zelfs al is de steekproef klein (N=12) en kan de benodigde statistiek daarom niet gebruikt worden.61 Alle takken zijn eenjarige wilgen die hoogstwaarschijnlijk in de winter gesneden zijn. De diameters variëren tussen 0,3 en 0,6 cm. De takken die gebruikt worden voor het vervaardigen van manden, waarbij een hoge kwaliteit vereist is, zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig van beheerde bestanden met knot- of griendbomen (figuur 48). Beide vormen kwamen in de middeleeuwen voor.
Figuur 47 Fragmenten van een mand van wilgentenen (Salix), context 8802, vnr. 4540.109 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 48 Gebroeders Limburg, Getijdenboek voor le Duc du Berry, juni: hooien met knotwilgen op de achtergrond. 61
Zie voor meer informatie over de methode Vermeeren et al. 2009, van der Meer et al. 2009.
BIAXiaal 432
38
In deze beerput is een aantal voorwerpen gevonden. Het gaat om mogelijk sierbeslag, een trip, een kom en een deksel. Twee latten met gaten hebben mogelijk als beslag gediend. De best bewaarde lat (vnr. 4540.10, figuren 49 en 50) is van lariks/fijnspar, en fijn bewerkt. De gaten, met diameters van 0,4 cm lijken niet geboord, maar zijn vermoedelijk met een priem gemaakt. De andere lat (vnr. 4540.107, figuur 51) is minder goed geconserveerd. Het is een stuk essenhout met gaten van 0,8 en 1,2 cm. Er zijn houtwormgaten aangetroffen en het hout heeft opvallend grote jaarringen. Met name het eerste stuk vertoont opvallende gelijkenis met een stuk sierbeslag dat is aangetroffen in Leiden-Aalmarkt. Dit stuk is gemaakt van de bijzonder sterke houtsoort taxus (Taxus baccata) en nog fijner bewerkt (figuur 52).62
Figuur 49 Mogelijk sierbeslag van lariks/fijnspar (Larix/Picea), context 8802, vnr. 4540.10 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 50 Detail van mogelijk sierbeslag van lariks/fijnspar (Larix/Picea), context 8802, vnr. 4540.10 (foto: BIAX Consult).
Trippen zijn houten overschoenen bestaande uit een houten zool en leren banden die om de (voor)voet werden gedragen. De in Den Haag gevonden trip (vnr. 4540.9, figuren 53 en 54) is gemaakt van wilgenhout. Dit is de meest gebruikte houtsoort voor dergelijk schoeisel, ook al is het niet zo sterk. Het is goed te bewerken en meestal veel beschikbaar. Er zijn enkele metalen stripjes aanwezig aan de onderzijde om slijtage van het zachte hout tegen te gaan. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de bevestiging van de schoen zoals bijvoorbeeld leren banden of riempjes.
62
Van der Meer & Vermeeren 2009.
BIAXiaal 432
Figuur 51 Mogelijk gebruik van sierbeslag van es (Fraxinus excelsior), context 8802, vnr. 4540.107 (verticaal) en lariks/fijnspar (Larix/Picea), context 8802, vnr. 4540.10 (horizontaal) (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 52 Mogelijk sierbeslag van taxushout (Taxus baccata) uit de opgraving Leiden Aalmarkt (tekening: Leiden Archeologisch Centrum).
Figuur 53 Houten trip van wilg (Salix), context 8802, vnr. 4540.9 (foto: BIAX Consult).
39
BIAXiaal 432
40
Figuur 54 Houten trip van wilg (Salix) met twee metalen strippen onder, na conservering, context 8802, vnr. 4540.09 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Een fragment van een kom van populierenhout (Populus) meet circa 20 cm in diameter en is 0,5 cm dik. Populierenhout is zacht en goed te draaien, maar niet sterk en slijt daarom erg snel. Op de onderkant zijn nog kapsporen zichtbaar van het eerste grove uitkappen van de vorm met een bijl. Naast de draairingen van de fijnere bewerking zijn ook nog duidelijk een aantal sierringen zichtbaar (figuur 55). De kom is dus ondanks het gebruik van een zachte houtsoort niet heel erg gesleten. Kennelijk was hij dus niet zo lang in gebruik, mogelijk omdat hij snel kapot ging en hij vervolgens als afval in de beerput is gegooid. Kapotte houten voorwerpen worden niet vaak teruggevonden omdat ze meestal als brandhout in de haard verdwenen.
Figuur 55 Gedraaide kom van populier (Populus), context 8802, vnr. 4540.5 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
De gedraaide deksel van esdoornhout (Acer) heeft een diameter van 7,5 cm en een dikte van 2 cm (figuur 56). Ook esdoorn is een fijne zachte houtsoort die bij uitstek geschikt is om kleine huishoudelijke of siervoorwerpen van te draaien. Het is wat minder aan slijtage onderhevig dan de hierboven genoemde populier.
BIAXiaal 432
41
Figuur 56 Deksel van esdoornhout (Acer), context 8802, vnr. 4540.8 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Context 8804 en 8805: waterput Deze waterput heeft een bekisting van twee in elkaar geschoven duigentonnen. Ook deze zijn gemaakt van eiken planken zonder spint of bast, in dit geval zowel tangentiaal als radiaal uit de stam gehaald. Er zijn sporen van bewerking met een dissel, om de plank ter hoogte van de groef wat dunner te maken. De groef is bij context 8804 V-vormig ingezaagd, bij context 8805 wijst de U-vormige groef op gebruik van het grob-ijzer. Merktekens zijn aangetroffen bij enkele duigen van context 8805 (figuur 57). Mogelijk waren ze bij meer duigen aanwezig, maar niet al het materiaal was goed geconserveerd. Geen van beide tonnen heeft nog zijn oorspronkelijke hoogte. Bij context 8804 is dit waarschijnlijk meer dan een meter geweest, maar de duigen zijn voor het gebruik als bekisting afgezaagd. Dit kan mogelijk wijzen op een schaarste aan goed hout, maar ook samenhangen met de constructie van twee in elkaar geschoven tonnen. Hierop wordt in de conclusies teruggekomen. Bij context 8805 zijn de duigen niet afgezaagd, maar erg wisselend van kwaliteit zodat de exacte hoogte ook niet te bepalen is. In ieder geval is de ton meer dan 170 cm hoog geweest. Ondanks de mindere conservering zijn ook van deze tonnen resten van hoepels en soms ook van het windsel bemonsterd en onderzocht. Bij context 8804 zijn de hoepelresten van es. Van dezelfde soort zijn ook enkele pennen gebruikt. Bij context 8805 bestaan de onderzochte hoepels uit wilg en hazelaar en het windsel uit gespleten wilgentenen. Pennen in de ton zijn hier gemaakt van els (2x) en hazelaar (2x). De functie van pennen in duigen is mogelijk het “stoppen” van een gat dat gemaakt is om de inhoud te controleren. In ton 8805 zijn twee planken gevonden die een deel van de deksel/bodem gevormd hebben. Ook deze waren van (radiale) eiken planken gemaakt. Mogelijk zijn ook de eik (context 8809, vnr. 18613) en de niet te determineren plank (context 8810, vnr. 18608) onderdelen van de bodem/deksel. Verscheidene duigen hebben meer dan zestig jaarringen, maar spint en bast ontbreken. Voor datering is dit niet veelbelovend, maar toch zijn enkele goed bewaard gebleven duigen bemonsterd voor dendrochronologisch onderzoek ten bate van de mogelijke herkomstbepaling (zie eerder). Tenslotte zijn nog enkele naaldhouten planken aangetroffen onder context 8805 die mogelijk deel uitmaakten van een fundering. Het zijn een geschaafde plank van den met spijkers (context 8805, vnr. 4643), een plank van zilverspar (context 8811, vnr. 27517) en een plank van lariks/fijnspar waarop bijlsporen en spijkergaten te zien zijn (context 8810, vnr. 18610).
BIAXiaal 432
42
Figuur 57 Merktekens op duigen van waterputbekisting, context 8805 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Ter hoogte van de twee in elkaar geschoven tonnen is een wiel aangetroffen dat dienst deed als versteviging van de putbekisting. De velg bestaat uit een aantal beukenhouten (Fagus sylvatica) delen, die aan elkaar zijn gezet met eiken pennen (figuren 58-60, voor afmetingen zie bijlage 5). De spaken van 3,5 bij 5 cm zijn van eik, en zijn vastgezet met beukenhouten spietjes. De pennen en spaken zijn gekapt met een bijl. Van de velgen is dat niet meer te zien omdat ze door het gebruik zeer gesleten zijn. Ze vertonen ook vraat van houtworm. Alle onderdelen zijn in vorm gemaakt/gekapt uit grotere stukken hout. De velgen zijn dus niet kromgetrokken of uit kromme boomdelen gemaakt zoals bijvoorbeeld in de scheepsarcheologie vaak gevonden wordt.
Figuur 58 Deel van een wiel, gebruikt als versteviging rond de bekisting van een waterput, context 8805, vnr. 4638.101, na de conservering (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
BIAXiaal 432
43
Figuur 59 Detail van een wieldeel van beukenhout (Fagus sylvatica) met verbindingspennen en afgezaagde spaak van eik (Quercus), context 8805, vnr. 4638.101 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 60 Reconstructie van het wiel, context 8805, vnr. 4638.101 (tekening: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Context 4844: greppel Een tweede wiel is gevonden in een greppelvulling (vnr. 8506, figuren 61 en 62). Het is een deel van een iepenhouten velg, met pennen aan elkaar gezet. Helaas waren de pennen uitgedroogd en niet meer te determineren, wat ook geldt voor de drie resten van spaken. Het vermoedelijk laat-18de- of 19de-eeuwse wiel lijkt met een soort menie geverfd en was voorzien van een metalen band om de velg. Ook zijn enkele spijkers aanwezig. De velgdelen zijn ook hier uitgekapt uit een groter stuk hout. Er zijn extra kanten aangebracht als versiering, waardoor de doorsnede zeshoekig wordt.
BIAXiaal 432
44
Figuur 61 Wieldeel van iep (Ulmus), vnr. 8506 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 62 Wieldeel van iep (Ulmus), vnr. 8506 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Gebruik van wielen als fundering in middeleeuwse putten is bekend uit Sterksel, Breda, Berg en Donk en Delft.63 In middeleeuwse opgravingen van Naaldwijk en Leiden zijn wel onderdelen van wielen aangetroffen, maar betrof het weggegooid kapot materieel, en geen gebruik als fundering.64 Bij de wielen uit Sterksel, Breda, Berg en Donk en bij de Leidse naaf zijn alle onderdelen van eikenhout gemaakt. Het wiel uit Naaldwijk is van elzenhout met eiken spaken met mogelijk een aantal reparaties van els. De twee wielen uit Delft van de opgravingen Oude Nieuwe Gasthuis en Altena zijn niet gedetermineerd, maar ook hoogstwaarschijnlijk van eik. Het wiel uit de waterput van Altena, uit eind 15e of 16e eeuw, onthulde de wijze waarop dit soort funderingen in een meestal zeer strakke insteek gemaakt werden: het wiel werd neergelegd en eronder werd de put uitgegraven. Bovenop het wiel werd ondertussen de bakstenen wand gemaakt en door dit gewicht zakte het wiel langzaam omlaag. Bij de waterput van Altena is dit niet helemaal gelukt en bleef het wiel hangen voordat de benodigde diepte bereikt was.65 Eik, maar ook es en iep zijn de gebruikelijke houtsoorten voor wielen vanaf de Romeinse tijd.66 In dit beeld past het Haagse wieldeel uit de greppel dus goed, maar de beukenhouten velg die als fundering is gebruikt, vormt samen met de elzenhouten velg en naaf uit Naaldwijk een uitzondering. 63
Resp. Brinkkemper & Hänninen 2010; Kooistra 2009; Kranendonk et al. 2006, 608-609; E.Bult mond. meded. 64 Brinkkemper & Vermeeren 2010; Van der Meer & Vermeeren 2009. 65 Mond. meded. E. Bult. 66 Miedema 1983, 262-263; Kooistra 2009.
BIAXiaal 432
45
Context 4832: greppel In de greppel 4832 zijn een roerspaan (vnr. 4672.2) en een mogelijke stop (vnr. 4672.3) gevonden. De stop is van elzenhout en heeft een diameter van 2,5 cm, maar is slecht geconserveerd. De roerspaan is van eikenhout en 19,5 cm lang en 1 cm dik. De steel is 2 cm breed en het blad is 7,5 cm breed (figuur 63). De bewerking is met een kleine bijl of een mes gedaan, maar niet overal zichtbaar vanwege de slijtage door het gebruik.
Figuur 63 Roerspaan van eikenhout (Quercus), vnr. 4672.2 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Context 7800: insteek van een muur Bij de insteek van een muur, context 7800, is een restant van een bezem gevonden, gemaakt van struikheidetakken. Deze soort wordt zeer veel gebruikt voor bezems, soms gemengd met dopheide. Beide soorten zijn bij het macroresten- en pollenonderzoek in de beerput aangetroffen (vnr. 4551, S4006, context 8802). Overige contexten In verschillende contexten zijn resten van constructiehout aangetroffen, meestal palen en planken, soms met pennen. De palen (staken) zijn van wilgen- (10x), elzen- (6x), essen(5x), lariks/fijnspar- (4x), populieren- (2x) en eikenhout (1x). De planken zijn uit het hout van den (3x), eik (3x, met drie eikenhouten pennen) en van lariks/fijnspar (1x) gemaakt. Ook zijn fragmenten van naaldhout, eik, els en es gevonden en een boomwortel die niet meer gedetermineerd kon worden. In bijlage 5 zijn alle gegevens van het constructiehout terug te vinden. Het hout uit drie kuilen en een greppel wordt hieronder nog nader beschreven: Context 6860: kuil In deze context is een deel van een eiken wortelstronk gevonden (vnr. 8542). Er zijn bijlsporen op zichtbaar en er lijkt met een soort guts een uitholling aan de onderkant te zijn gemaakt. De diameter daarvan is duidelijk kleiner dan van een grondboor, en lijkt overigens ook niet recent veroorzaakt te zijn. Wat het dan geweest is, is volstrekt onduidelijk. Voor een hakblok lijkt het stuk te onregelmatig. Context 6820: kuil In deze context zijn een plank met gaten (figuur 64), een pen, een deksel en/of een bodem gevonden, alle van eikenhout. Mogelijk zijn de deksel/bodem-delen van een ton. Op de deksel zijn twee cirkels ingekrast, mogelijk voor een te maken (spon)gat.
BIAXiaal 432
46
Figuur 64 Plank van eikenhout (Quercus) met gaten, vnr. 4689, context 6820 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Context 6883: kuil In deze context is een stuk van een duig of plank gevonden (vnr. 16516) waarop een ander plankje/latje met twee pennen is vastgezet (figuren 65 en 66). Alle onderdelen zijn van eikenhout. Mogelijk is er een scheur mee gerepareerd.
Figuur 65 Constructiehout van eik (Quercus),vnr. 16516, context 6883 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
BIAXiaal 432
47
Figuur 66 Constructiehout van eikenhout (Quercus), vnr. 16516, context 6883 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Context 4844: greppel In deze greppel zijn een viertal kleine paaltjes of staakjes aangetroffen, die alle verschillend zijn bewerkt (vnr. 17561.1-4) Driemaal is es aangetroffen, eenmaal els. De diameters zijn klein (2 tot 4 cm). Bij twee van de rondhouten takken is een puntvorm te zien (resp. een korte driezijdige en een lange vierzijdige punt), bij het andere rondhout (17561.4) en de gehalveerde tak (17561.3) is dat niet (meer) duidelijk. Volgnummer 4 heeft opvallend veel knoesten. Ook de in het veld als “priem” beschreven es komt uit deze context. Het is een met een mes bijgewerkt stuk met een diameter van 1 cm uit een grotere stam (vnr. 17553). Deze zou bij de overige vier kunnen behoren.
3.2.2.2
Houtbewerking Op het hout uit de (Late-)Middeleeuwen en Nieuwe Tijd is gebruik van (kantrecht)bijlen, zaag, schaaf, dissel, grob-ijzer, draaibank en mogelijk mes en priem aangetoond. Soms zijn de gebruikte gereedschappen minder scherp of ze hebben bramen, zoals bijvoorbeeld op de paalpunten goed te zien is (figuur 67). Hergebruik van hout is te zien in de tonnen als putbekisting, maar daarnaast zijn er ook aanwijzingen voor secundair gebruik bij stukken constructiehout omdat spijkers op ongebruikelijke plekken werden aangetroffen, door secundair afgekapte punten of door insectengangen op ondergronds gebruikte delen van het hout (figuren 68-70). In één geval is er mogelijk zelfs sprake van tertiair gebruik omdat de paal met insectenvraat op de kapvlakken ook gaatjes van insectengangen laat zien (figuur 71).
BIAXiaal 432
48
Figuur 67 Elzenhouten (Alnus) paal aangepunt met bijl waarop vele grote braamsporen zichtbaar zijn, context 4839, vnr. 7513 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 68 Secundair gebruikte eiken paal (Quercus) met spijkers in de “punt”, context 5803, vnr. 25509 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 69 Secundair gebruikte paal van lariks/fijnspar (Larix/Picea) met afkapping van de primair gebruikte punt, context 9808, vnr. 23529 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
BIAXiaal 432
49
Figuur 70 Secundair gebruikte wilgen (Salix) paal met houtwormgangen op kapvlakken, context 5803, vnr. 25510 (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
Figuur 71 Tertiair gebruik van paal van lariks/fijnspar (Larix/Picea), vnr. 23524, contextnummer onbekend, met houtwormgangen onder de schors (primair), lengtedoorsnedes van gangen op de kapvlakken (secundair) en gaatjes van houtwormgangen op het oppervlak (tertiair) (foto: Afdeling Archeologie Gemeente Den Haag).
3.2.3
Houtskool Als aanvulling op de overige materiaalgroepen is er houtskoolonderzoek gedaan aan (ruim) honderd stukken uit drie (laat-)middeleeuwse monsters (vnrs. 3511, 4551, 4545). De resultaten hiervan staan in bijlage 6. Bijna de helft van de stukjes is te klein en slecht geconserveerd voor determinatie. Van de overige stukken is eik het meest gevonden (in aantal en gewicht), gevolgd door wilg. Dit zijn opvallend genoeg ook twee belangrijke taxa in het hout. De derde belangrijke is daar naaldhout, maar die ontbreekt in het houtskool. Andere aangetroffen taxa zijn es, els en esdoorn. Het idee is dat voor brandhout materiaal wordt verzameld in de directe omgeving, wat een aanwijzing zou zijn dat de vijf genoemde taxa in of nabij de nederzetting groeiden. Hierop wordt in de conclusies teruggekomen.
BIAXiaal 432
4.
Conclusies
4.1
ROMEINSE TIJD
50
Aangezien er hier slechts één monster uit een kuil (S22004, context 8026) is onderzocht, is de verkregen informatie niet volledig. Daarom worden voor het beantwoorden van de vragen over de Romeinse tijd de resultaten met die van het onderzoek aan de aangrenzende vindplaats 3 vergeleken.67
4.1.1
Hoe voorzag men zichzelf van voedsel? Wat is de relatie landbouw-veeteelt? In de kuil zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van akkers en moestuinen. Of de producten behalve voor menselijke consumptie ook voor dierlijke consumptie bestemd waren, is met dit soort onderzoek niet aan te tonen. Vlierbessen kunnen in de omgeving zijn verzameld, maar er kan ook een vlier in de nederzetting hebben gegroeid. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen voor veeteelt aangetroffen. Op vindplaats 3 is een druivenpit gevonden. Deze is waarschijnlijk in gedroogde vorm geïmporteerd. Voor vindplaats 3 kon bovendien de aanwezigheid van (gedomesticeerde) dieren worden aangetoond. Dit aan de hand van de aanwezige mestschimmels en de zaden die op begrazing wijzen. Er bestaan modellen om de verhouding tussen akkerbouw en veeteelt te berekenen.68 Deze zijn gebaseerd op de aanwezigheid van bepaalde soorten wilde planten die geassocieerd kunnen worden met akkerbouw dan wel veeteelt. Om deze optimaal te kunnen toepassen, zijn echter vele tientallen rijke monsters nodig. In het kader van dit onderzoek kan deze vraag dan ook niet worden beantwoord. Wellicht dat dit in een synthese kan worden gedaan samen met andere monsters uit de regio.
4.1.2
Welke cultuurgewassen werden verbouwd en waar? Alleen voor gerst is lokale verbouw aangetoond. Het is echter goed mogelijk dat ook emmertarwe, haver, duivenboon, erwt, lijnzaad en raapzaad lokaal zijn verbouwd.69 De akkers zullen op de relatief droge gronden van de hogergelegen, verlande oeverwallen en kreekruggen hebben gelegen. Op vindplaats 3 zijn naast de bovengenoemde soorten ook huttentut en herik aangetroffen. De aanwezigheid van natte plekken op de akkers van vindplaats 3 wordt aangetoond door het voorkomen van verkoolde zaden van wilde planten uit tamelijk natte milieus. De ligging van de akkers lijkt hierdoor wat marginaal. Surplusproductie lijkt echter desondanks aangetoond te worden door de aanwezigheid van een groot horreum en diverse grote spiekers op vindplaats 3. Kennelijk had men genoeg vruchtbare, kalkhoudende, zavelige klei op de hoger gelegen verlande oeverwallen en kreekruggen om grote akkerarealen op aan te leggen. De tuinen zullen in de nederzetting zelf hebben gelegen. Op vindplaats 1 zijn geen tuinbouwgewassen aangetroffen. Op vindplaats 3 kunnen erwt, duivenboon, selderij en mogelijk linze in tuinen zijn verbouwd. Ook de mogelijke appel/peer, gevonden op vindplaats 3, kan in de nederzetting hebben gestaan. Er zijn aanwijzingen dat het milieu in en rond de nederzetting (zwak?) brak is geweest.70 Niet alle soorten kunnen daar even goed worden verbouwd. Experimenten wijzen uit dat met name gerst, duivenboon, lijnzaad, raapzaad en huttentut goed in brak milieu groeien.71 Al deze soorten zijn in de monsters van vindplaats 1 en/of 3 aanwezig. De op vindplaats 3 aangetroffen broodtarwe heeft zeer vruchtbare, kalkhoudende grond nodig, zoals de lössgronden in Zuid-Limburg, en is niet bestand tegen brakke milieus. 67
Hänninen & Vermeeren 2010. Behre 1985; Brinkkemper et al. 2009. 69 Bij de gevonden haver kan het echter ook gaan om het akkeronkruid oot. 70 Hänninen & Vermeeren 2010. 71 Van Zeist et al. 1976. 68
BIAXiaal 432
51
Indien de akkers op de kalkhoudende, zavelige klei van de hogere kreekruggen of oeverwallen goed bemest werden, is lokale verbouw op kleine schaal mogelijk.
4.1.3
Was er uitwisseling van producten? Is er iets te zeggen over de export van producten bv. levering aan de stad en het militaire apparaat (surplusproductie)? Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor uitwisseling van producten buiten de Haagse regio. Binnen de regio is uitwisseling (op beperkte schaal?) wel mogelijk, maar dit is moeilijk aan te tonen, aangezien er weinig verschillen in onkruidflora te verwachten zijn. De afwezigheid van kafresten is ook geen doorslaggevend argument, aangezien deze bij vondsten van kleine hoeveelheden graankorrels regelmatig ontbreken. Ook zijn er geen aanwijzingen gevonden voor surplusproductie. Om elders import van bijvoorbeeld gerst aan te tonen, zou dit gewas in grote hoeveelheden aangetroffen moeten worden in nederzettingen waar met zekerheid geen akkerbouw plaatsvond, bijvoorbeeld Romeinse forten, maar ook dan kan import vanuit de Uithofslaan niet worden aangetoond. In het fort van Ockenburg zijn geen grote hoeveelheden graan aangetroffen, maar van deze vindplaats is slechts één monster geanalyseerd. Er zijn op de Uithofslaan vindplaats 3 wel aanwijzingen voor Romeinse contacten, zoals druif en mogelijk selderij.
4.1.4
Wat is het houtgebruik op deze vindplaats en verschilt dit van vindplaats 3? Uit de Romeinse tijd is op deze vindplaats met name gebruik gemaakt van elzen- en essenhout. Dit beeld wordt bepaald doordat het merendeel van het onderzochte hout uit palen bestaat. Naast deze bomen is ook gebruik gemaakt van eik, wilg, esdoorn of iep en de door de Romeinen in Nederland geïntroduceerde walnoot en geïmporteerde zilverspar en lariks of fijnspar. Uit figuur 72 blijkt dat dit beeld in grote lijnen goed vergelijkbaar is met het aangetroffen hout van de nabijgelegen vindplaats 3, ook al is het aantal onderzochte stukken hout daar veel kleiner. De hogere percentages eik kunnen daar teruggevoerd worden naar enkele aangetroffen planken die restanten van duigen lijken te zijn. Duigentonnen werden niet in Nederland gemaakt maar kwamen met inhoud (olie, wijn, graan) van elders. De goede kwaliteit hout (eik, naaldhout) werd vaak ter plekke hergebruikt in bekistingen van waterputten, maar soms werden de duigen ook teruggestuurd om wederom als ton te worden gebruikt. De elzen en essen zijn van bosbestanden die op vochtige plaatsen in de omgeving groeiden, waar ook de wilg een groeiplaats vindt. Op de iets drogere plekken groeien de esdoorn, iep, eik en sleedoorn of vogelkers (Prunus padus/serotina). Het walnoothout kan van een aangeplante boom op het erf zijn, maar kan ook als constructiehout zijn aangevoerd. Een deel van de eiken en al het naaldhout is geïmporteerd.
Figuur 72 Den Haag - Uithofslaan, hout van vindplaats 3, voor de Nederlandse namen zie uitleg bij bijlage 4 en 5.
BIAXiaal 432
52
4.2
MIDDELEEUWEN EN NIEUWE TIJD
4.2.1
Welke landschapszones werden geëxploiteerd? Welke aspecten van het landschap spelen een rol bij de locatiekeuze van de nederzetting? Aan de hand van het zaden- en pollenonderzoek kan gezegd worden dat de nederzetting en de akkers op droge locaties in het landschap zijn gesitueerd. Er worden namelijk vele kruidachtigen gevonden van akker- en graslanden. Wel zijn er nattere plaatsen in de buurt geweest. Dit is af te leiden uit de vondst van zowel macroresten als pollen van els en wilg. Ook de aanwezigheid van de moeras-, oever- en waterplanten duidt op aanwezigheid van open water in de omgeving. Er waren watervoerende greppels aanwezig. In de Romeinse Tijd lag de vindplaats aan de Gantel. In de omgeving was daarom een brak/zoutwater-invloed op de vegetatie. Gedurende de middeleeuwse bewoning was de Gantel echter verland en had geen invloed meer op het tevens bedijkte achterland. Rond 1100 AD is het gebied een aantal keer overstroomd geweest, waarna een kalkrijke, vruchtbare kleibodem overbleef, genaamd de laag van Poeldijk. Afval van de Romeinse nederzetting zal de locatie nog verder hebben verrijkt. Naast de hogere ligging in het landschap is dit waarschijnlijk de reden waarom voor deze locatie is gekozen om de boerderij te bouwen. Via waterwegen zoals de Wennetjessloot en ’t Uithofs Molensloot konden gemakkelijk goederen per boot vervoerd worden richting het noorden naar het klooster Leeuwenhorst in Noordwijk. De bakstenen vloer op het erf van de boerderij kan een rol gespeeld hebben bij de overslag van goederen. Het vee werd waarschijnlijk onder andere op de kwelders geweid. Ook zijn er aanwijzingen dat het vee gevoerd werd met stro en/of hooi, of in het bos werd geweid.
4.2.2
Welke verschillende exploitatiewijzen kunnen onderscheiden worden? Op welke bronnen was de voedselvoorziening gebaseerd? Heeft er ter plaatse akkerbouw of veeteelt plaats gevonden? In zowel het zaden- als pollenonderzoek zijn aanwijzingen gevonden voor akkerbouw, veeteelt en tuinbouw. Er zijn verschillende granen aangetroffen. Het gaat om haver, broodtarwe, gerst, rogge en later spelt. Ook is er boekweit gevonden. Dit is goed vergelijkbaar met de vroeg-middeleeuwse vondsten van Frankenslag en Oldenbarneveldtlaan (beide Den Haag), waar rogge, gerst, broodtarwe en lijnzaad zijn aangetroffen.72 Naast granen zijn ook akkeronkruiden uit graanakkers gevonden. Onkruiden van kalkrijke akkers, zoals naaldenkervel en bolderik, lijken te wijzen op import van de tarwesoorten (brood-/spelttarwe), aangezien deze zeer goede gronden nodig hebben zoals Limburgse löss. Van broodtarwe zijn echter aarspilfragmenten gevonden. Dit kan wijzen op (kleinschalige?) lokale verbouw op goed bemeste, hoger gelegen kalkrijke akkers. De mariene invloed is in deze periode kleiner, wat gunstiger is voor deze graansoorten, die immers niet tegen brakke of zoute milieus kunnen. Voor spelt is geen lokale verbouw aangetoond. In of in de buurt van de nederzetting werden mogelijk dieren gehouden in stallen. Dit blijkt uit de aanwezigheid van hooilandsoorten in de beerput. Hooi (inclusief de zaden) werd aan de dieren gevoerd. De mest van de dieren werd opgevangen en over het akkerland uitgespreid. De hooilandplanten konden zo tot bloei komen in het akkerland. De zaden van de akkeronkruiden en hooilandplanten werden meegeoogst. Bij gebrek aan een goede zaadschoningsmethode kwamen ook deze zaden in het voedsel en in de nederzetting terecht. 73 72 73
Vermeeren 1987, 1989. Haaster 2008, 83.
BIAXiaal 432
53
Daarnaast wijst de aanwezigheid van een waarschijnlijk niet van een mens afkomstige coproliet en mestschimmels op het houden van dieren. Het vee werd waarschijnlijk ook op de kwelder en in bossen geweid. Op kleinere schaal is er waarschijnlijk tuinbouw geweest. Er zijn aanwijzingen voor een moestuin (erwt) en een kruidentuin. In de kruidentuin werden zowel kruiden voor in de keuken als kruiden met een medicinale werking of een ander nut gekweekt. Bijzondere vondsten zijn het pollen van saffloer, saussurea-type, mogelijk citrus, Pulsatilla (alpenanemoon of wildemanskruid), zonneroosjesfamilie, sleutelbloemfamilie en steenbreek. Saussurea-type, Pulsatilla en de zonneroosjesfamilie zijn zeldzame vondsten. Deze soorten zijn niet gevonden in materiaal uit beerputten en mestkuilen van rijke contexten in Den Haag, zoals kloosters, bijvoorbeeld het dominicaner St. Vincentiusklooster (1400 - 1574) en het St. Agnietenklooster (1477 - 1572).74
4.2.3
Wat is de functie van de nederzetting? Het is bekend dat de nederzetting, de “uithofboerderij”, in elk geval vanaf 1296 in het bezit was van het klooster Leeuwenhorst te Noordwijkerhout. Met name de pollenvondsten wijzen op de mogelijke aanwezigheid van een kruidentuin ten tijde van de exploitatie van de uithofboerderij. In deze tuin werden planten gekweekt voor medicinaal en culinair gebruik en om de symbolische waarde. Uit de boekhouding van het klooster is gebleken dat er weinig kruiden en specerijen werden ingekocht. Het is bekend dat het gasthuis dat verzorgd werd door de Leeuwenhorst sinds 1552 een kruidentuin had. Het is niet bekend of het klooster zelf een kruidentuin had.75 Waarschijnlijk werden de kruiden van de uithofboerderij gekweekt voor het klooster en het gasthuis. In het monster uit de Volle-Middeleeuwen, dus vóór de bekende exploitatie door het klooster, zijn geen bijzondere vondsten gedaan. Mogelijk had de boerderij in deze periode nog geen kruidentuin. Het kan echter ook zijn dat bijzondere soorten zijn gemist omdat onvoldoende of niet de juiste contexten zijn onderzocht of omdat er geen pollenonderzoek heeft plaatsgevonden (de bijzondere kruiden zijn alle als pollen aangetroffen). In de omgeving van de boerderij waren graanakkers aanwezig. De boerderij zelf was waarschijnlijk de plaats waar de gewassen verwerkt werden, waarna het dors- en tuinafval in een beerput terecht kwam (voor zover het niet als veevoer werd gebruikt). De bakstenen vloer S23012 heeft waarschijnlijk een functie gehad als overslagplek voor de goederen die geproduceerd werden op de uithofboerderij. Uit het zaden- en pollenonderzoek blijkt dat er dieren werden gehouden op of bij het nederzettingsterrein. Aan de hand van het botanisch onderzoek is niet vast te stellen welke diersoorten dit waren. Botonderzoek zou hier meer aanwijzingen over kunnen geven. Aan de hand van botanische gegevens kan ook niet gezegd worden of deze dieren voor de mestproductie dienden of als voedselbron voor de bewoners van de boerderij en/of de kloosterlingen. Op dit moment is zoölogisch onderzoek nog niet uitgevoerd.
4.2.4
Wat is het houtgebruik op deze vindplaats en verschilt dit van de Romeinse periode? In de (Late-)Middeleeuwen en Nieuwe Tijd is het belang van els en es drastisch gedaald en is de voorkeur verschoven naar naaldhoutsoorten (met name den naast zilverspar en lariks/fijnspar), eik en wilg. Daarnaast zijn als nieuwe taxa de hazelaar, beuk, populier en tamme kastanje aangetroffen. Ook hier heeft de dominantie van de houttaxa direct te maken met de herkomst van de stukken hout: het betreft in deze periode met name constructiehout van tonnen, die alle van geïmporteerd eiken- en naaldhout zijn gemaakt. Met behulp van dendrochronologisch onderzoek zijn deze handelsroutes wellicht te achterhalen. Daarnaast zijn voorwerpen aangetroffen van specifieke houttaxa die verband 74 75
Vermeeren et al. 1997; Vermeeren 1994. De Moor 1994.
BIAXiaal 432
54
houden met de vereiste kwaliteiten van het hout, zoals mandvlechtwerk van soepele wilgenteen, een trip van het goed te bewerken wilg en een gedraaide kom en deksel van respectievelijk populier en esdoorn die beide zachte, fijne, goed te draaien houtsoorten leveren. De wilgentenen uit de mand geven duidelijke aanwijzingen voor het beheer van deze bomen als knot of in grienden, hoewel dit door het (te) kleine aantal tenen niet statistisch onderbouwd kan worden. De beheerde bosbestanden hoeven natuurlijk niet lokaal te hebben gestaan; de mand kan tenslotte ook op een markt gekocht zijn. Wel zijn er aanwijzingen dat wilg in de omgeving voorkomt, en meer dan in de Romeinse tijd. Zowel als palen als in het houtskool wordt de wilg aangetroffen, bij de palen is het zelfs de dominante houtsoort. Dit zou kunnen wijzen op een verschuiving in de omgeving van elzenessenbos naar meer wilgenbos. Dit beeld zou kloppen met de theorie dat door de ingrepen van de mens in de waterhuishouding van de grote rivieren na de Romeinse periode een uitbreiding van wilg plaatsvindt.76 Naast de wilg en de nog steeds aanwezige els en es komen ook esdoorn en eik in de omgeving voor. Lokaal eikenhout van hoge kwaliteit is in deze hele periode mogelijk schaars. Dit lijkt bevestigd te worden door het gebruik van een halve ton in één van de putbekistingen. Dit kan echter ook te maken hebben met de wijze waarop de betreffende bekisting gemaakt is, namelijk door twee tonnen in elkaar te schuiven om de benodigde diepte te kunnen krijgen. Esdoorn is niet in de macroresten en pollen aangetroffen, maar de zaden blijven zeer slecht bewaard en het pollen van deze insectenbestuiver wordt slecht verspreid. Ook wilg en es komen slechts in lage pollenpercentages voor, maar het zijn dan ook insectenbestuivers. Wel zijn enkele malen respectievelijk knoppen/kapsels en zaden gevonden, wat op lokale groei wijst. Eik en els zijn windbestuivers, die in tamelijk lage percentages in de pollendiagrammen voorkomen. Met name bij els is de verwachting dat bij lokaal groeiende bomen (zeer) hoge percentages pollen wordt gevonden. Dat is hier niet het geval. Er zijn echter wel elzenknoppen, -katjes en -zaden aanwezig, wat op lokale groei wijst. De (te) lage boompollenpercentages kunnen mogelijk verklaard worden door de beperkte diameter van de vangbekkens van de onderzochte monsters in vergelijking tot een meer of veen. We hebben hier echter ook te maken met sporen waarin afval is gedumpt, waardoor de natuurlijke neerslag van de pollen verstoord kan zijn. Afgedankt (constructie)materiaal kan als brandstof gebruikt worden. Dit kan bijvoorbeeld de dominantie verklaren van eik in het houtskool, maar naaldhout, wat wel als constructiemateriaal aanwezig is, ontbreekt in deze steekproef geheel. Voor de (Late-)Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd zijn het gebruik van (kantrecht-) bijlen, zaag, schaaf, dissel, grob-ijzer, draaibank en mogelijk mes en priem aangetoond. Hergebruik van hout is te zien in de tonputbekistingen, maar daarnaast zijn er ook aanwijzingen voor secundair of zelfs tertiair gebruik van hout.
4.3
ONTWIKKELINGEN IN DE TIJD In Romeinse tijd is op vindplaats 1 aan de Uithofslaan alleen gerst, raapzaad en lijnzaad gevonden. De aangrenzende vindplaats 3 heeft echter ook emmertarwe, haver, huttentut, herik, erwt, duivenboon, selderij en mogelijk linze en appel/peer opgeleverd. De Romeinse pollenmonsters van vindplaats 3 bevatten weinig cultuurgewassen. Het gaat om het granen-type, vlas, gerst/tarwe-type en tuinboon-type. Dit komt grotendeels overeen met de pollenvondsten uit de Romeinse vindplaats Scheveningseweg in Den Haag. Bij deze vindplaats werd ook walnoot gevonden. Bij vindplaats 3 is pollen van vijf soorten akkeronkruiden gevonden, alsem, perzikkruid, gewoon varkensgras, gewone spurrie en land-/watervorkje. Er worden wat meer soorten van graslanden gevonden waaronder groot kaasjeskruid. De verhouding 76
Van Rijn in voorb.
BIAXiaal 432
55
boompollen-nietboompollen (40/60) laat een half open tot open landschap zien. Dit komt overeen met het landschapsbeeld van de vindplaats Scheveningseweg, namelijk een grazig, open landschap.77 Bij de bomen zijn de els en es dominant. In alle perioden zijn zoutindicatoren gevonden. Een vergelijking van het aandeel obligate halofyten (planten die zout water nodig hebben om te overleven) en obligate glycophyten (planten die zoet water nodig hebben om te overleven) om zo uitspraken te doen over de saliniteit van het gebied, levert niets op omdat te weinig soorten zijn aangetroffen (twee halofyten en vier glycophyten).78 In tabel 4 staan voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd de tijdens de analyse gevonden gebruiksgewassen per periode. De perioden zijn slecht met elkaar te vergelijken, aangezien we te maken hebben met verschillende contexten en materiaalgroepen. Zo springen de perioden waarvan speciale contexten, zoals de beerput (context 8802) of de vloerlaag (context 9808) onderzocht konden worden er uit door het hoge aantal soorten. Hetzelfde geldt voor de contexten waaruit pollen zijn onderzocht. In het monster uit de Volle-Middeleeuwen zijn haver, gerst en broodtarwe aangetroffen. In de periode 1300-1500/1600 is daarnaast ook rogge aanwezig, zij het in kleine hoeveelheden. De monsters na 1500 bevatten nauwelijks graan. Het gaat om haver, gerst, rogge, broodtarwe, spelt en boekweit. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de onderzochte contexten (greppels, een riool en kuipconstructies) en de conservering van de resten. In de Haagse regio komt rogge regelmatig voor.79 Het lijkt echter zelden een belangrijke rol te spelen in de voedselvoorziening, zoals in andere gebieden in Nederland vanaf de (Late-)Middeleeuwen het geval is. Alleen in Bierstraat en Amicitia zijn grote hoeveelheden rogge gevonden.80 In het kustgebied zijn vondsten van rogge schaars, op veel plaatsen ontbreekt het helemaal.81 Dit kan er mee te maken hebben dat rogge evenals broodtarwe een wintergraan is. Voor de verbouw is daarom grond vereist die ook in de winter droog blijft. Op de veengronden, waar een groot deel van het Nederlandse kustgebied uit bestaat, zal dit waarschijnlijk niet mogelijk zijn geweest. In de Haagse regio waren drogere gronden beschikbaar voor de akkers, zoals ook blijkt uit de waarschijnlijk kleinschalige lokale verbouw van broodtarwe. Ook roggeverbouw zal dus, op beperkte schaal, wel mogelijk zijn geweest. Fruit, noten en smaakmakers worden voornamelijk in de beerput uit 1400-1500 gevonden. Het ontbreken van deze soorten in de andere periodes kan waarschijnlijk worden gerelateerd aan het ontbreken van monsters uit beerputten. Vlas en tuinboon-type zijn in deze periode niet meer gevonden. Wel zijn hennep, erwt en zwarte bes aangetroffen. Naast cultuurgewassen zijn er vele kruiden uit een kruidentuin gevonden. Veel van deze planten komen in het wild voor, maar hebben ook een medicinale werking. Andere kruiden worden in de keuken gebruikt. Het gaat met name om monnikskap-groep, groot kaasjeskruid, echte kervel, hokjespeul-type, saffloertype, citrus, zonneroosjes-familie, sleutelbloemfamilie, brunel-type, alpenanemoon/ wildemanskruid, saussurea-type, steenbreek en mosterd-type. Er is een relatief hoog aantal akkeronkruiden en ruderalen aangetroffen en vele graslandplanten. De vegetatie bij de nederzetting lijkt opener te zijn geworden sinds de Romeinse Tijd. Het beeld lijkt op dat van een tuin met weinig bomen. Alle boomsoorten komen minder voor dan in de Romeinse Tijd. Een aantal soorten is verdwenen uit het pollenbeeld, bijv. linde en gelderse roos. Ook els komt minder voor, wat op een verdroging van het landschap kan wijzen. In de omgeving lijkt een toename in akker- en 77
Carmiggelt 1998. Zie Brinkkemper et al. 2009. 79 Vermeeren 1994 (Zuilingstraat/St. Agnietenklooster); Vermeeren et al. 1997 (Rekenkamer/St. Vincentiusklooster); Vermeeren 1989 (Frankenslag). 80 Brinkkemper 1994; Vermeeren 1998. 81 Kooistra et al. 2010; Kooistra 2008. 78
BIAXiaal 432
Tabel 4
56
Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, overzicht van de bij de analyse gevonden (mogelijke) gebruiksgewassen. 1100-1250 1300-1600 1500-1750 1600-1750 1700-1900
granen e.d. Boekweit Broodtarwe Gerst Haver Rogge Spelttarwe Tarwe peulvruchten Erwt olieleveranciers Hennep Herik Lijnzaad (vlas) Raapzaad Zwarte mosterd fruit en noten Aardbei Appel Appel/Peer Braam Citrus? Dauwbraam Druif Framboos Kers Lijsterbes Peer Pruim Prunus Vijg Vlier Walnoot Zwarte bes Zwarte moerbei overige gebruiksplanten Alpenanemoon/Wildemanskruid Bilzekruid Brunel-type Dille Echte kervel Glad parelzaad Groot kaasjeskruid Hokjespeul-type Hop Koriander Monnikskap-groep Mosterd-type Paradijskorrel Pastinaak Saffloer-type Saussurea-type
. x x x . . .
x x x x x . .
. x . . . . .
. . . . x . x
x . x x . x .
Fagopyrum esculentum Triticum aestivum Hordeum vulgare Avena sativa Secale cereale Triticum spelta Triticum
.
x
.
.
.
Pisum sativum
. x . x .
. x x . x
x . . x x
x x . x .
x x . . .
Cannabis sativa Sinapis arvensis Linum usitatissimum Brassica rapa Brassica nigra
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
x x . x x x x x x . x x . x x x x x
. . . . . . . . . . . . . . x . . .
. . x . . . . . . x . . . . x . . .
. . . . . . . . . . . . x . x x . .
Fragaria vesca/moschata Malus domestica Malus/Pyrus Rubus fruticosus cf. Citrus Rubus caesius Vitis vinifera Rubus idaeus Prunus avium/cerasus Sorbus aucuparia Pyrus communis Prunus domestica Prunus Ficus carica Sambucus nigra Juglans regia Ribes nigrum Morus nigra
. . . . . . . . . . . . . . . .
x x x x x x x x . x x x x x x x
. x . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . x x . . . x . .
Pulsatilla-type Hyoscyamus niger Prunella-type Anethum graveolens Anthriscus cerefolium Lithospermum officinale Malva sylvestris Astragalus-type Humulus lupulus Coriandrum sativum Aconitum-groep Sinapis-type Aframomum meleguea Pastinaca sativa Carthamus-type Saussurea-type
BIAXiaal 432
Sleutelbloemfamilie Steenbreek Venkel Zonneroosjesfamilie
57
1100-1250 1300-1600 1500-1750 1600-1750 1700-1900 . x . . . Primulaceae . x . . . Saxifraga . x . . . Foeniculum vulgare . x . . . Cistaceae
grasland geweest te zijn. Het is echter ook mogelijk dat de els “verdrongen” is door een toename van wilg. Wilgen zijn insektenbestuivers en daarom in het pollenbeeld veel minder goed terug te vinden dan windverspeiders als els, maar in het hout en houtskool zijn aanwijzingen te vinden voor een toename van wilg. De monsters zijn genomen uit kleine opvangbekkens die sterk beïnvloed zijn door menselijk handelen. Het is mogelijk dat een aantal pollentaxa overgerepresenteerd is, wat de verhoudingen verstoort. Het aantal obligate halofyten en obligate glycophyten is voor de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd zelfs kleiner dan uit de Romeinse tijd, zodat er helaas geen uitspraken gedaan kunnen worden over de saliniteit. De veranderingen in het landschap hebben waarschijnlijk alles te maken met de verandering in functie van een nederzetting naar een boerderij met kruidentuin.
Literatuur Bakels, C.C., 2007: Maastricht-Marktmaas, resten van zaden en vruchten, Intern rapport Universiteit Leiden geschreven voor Becker en van de Graaf. Baudet, F.E.J.M., 1904: De maaltijd en de keuken in de middeleeuwen, Leiden. Beug, H.-J., 2004: Leitfaden der Pollenbestimmung für Mitteleuropa und angrenzende Gebiete, München. Blankaart, S., 1698: Den Nederlandschen Herbarius, Amsterdam (herdruk 1980), Groningen. Brinkkemper, O., 1994: Van buxus tot bolderik. Beerputinhoud uit de Bierstraat (Den Haag) botanisch bezien, BIAXiaal 1, Amsterdam. Brinkkemper, O., C. Vermeeren & K. Hänninen 2009: Archeobotanie, in: H. Siemons & J.J. Lanzing (red.), Bewoningssporen uit de Romeinse tijd in het Wateringseveld, Den Haag, Haagse Oudheidkundige Publicaties 11, ’s-Gravenhage. Brinkkemper, O., & C. Vermeeren 2010: Onderzoek aan Romeins en Middeleeuws hout uit de opgraving Naaldwijk-Hoogeland, campagne 2007 en 2008, BIAXiaal 488, Zaandam. Brinkkemper, O., & K. Hänninen 2010: Sterksel-Averbodeseweg, botanische macroresten, pollen en hout van twee erven door de eeuwen heen, BIAXiaal 464, Zaandam. Buurman, J., 1982: Botanisch laboratorium, Jaarverslag ROB 1980, 82-84, Amersfoort. Carmiggelt, A., 1998: Romeinse vondsten van de Scheveningseweg te Den Haag, Haagse Oudheidkundige Publicaties 4, ’s Gravenhage. Casparie, W.A. & J.E.J. Swarts 1978: Hout, Spiegel Historiael 13-4. Speciaal, Dorestad, 287-281.
BIAXiaal 432
58
Deforce, K., 2010: Pollen Analysis of the 15th Century Cesspits from the Palace of the Dukes of Burgundy in Bruges (Belgium) : Evidence for the Use of Honey from the Western Mediterranean, Journal of Archeological Science 37, 337-342. Dodoens, R., 1554: Cruydeboeck, Antwerpen. Esser, E., J. van Dijk & H. Luijten 1997: Biologisch onderzoek van vier beerputten, in: P. Bitter, J. Dijkstra, R. Roedema & R. van Wilgen (red.), Wonen op niveau. Archeologie, bouwhistorie en historie van twee percelen aan de Langestraat, Rapporten over de Alkmaarse Monumentenzorg en Archeologie 5, Alkmaar. Erdtman, G., 1960: The Acetolysis Method, Svensk Botanisk Tidskrift 54, 561-564. Fægri, K., P.E. Kaland & K. Krzywinski 1989: Textbook of Pollen Analysis, Chichester (4th Ed.). Haaster, H. van, 1989: Weeds, a Comparative Study of Recent Vegetation Relevés and Archaeobotanical Information, Acta Botanica Neerlandica 38(1), 222. Haaster, H. van, 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Nederlanden tijdens de Middeleeuwen, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, 53-104. Haaster, H. van, 2001: Botanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten in de herberg bij het Karthuizerklooster te Amsterdam (1600-1750), BIAXiaal 128, Zaandam. Haaster, H. van, 2003: Slofferbonen in hamelensop. Een botanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten aan het Keizershof in 's-Hertogenbosch 1500-1800, BIAXiaal 169, Zaandam. Haaster, H. van, 2004a: ’Niet onaangenaam en sonder smaak’. Een botanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten in de Nz. Armsteeg, van Hasseltssteeg, Zeedijk, Prins Hendrikkade en Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam (1400-1700), BIAXiaal 193, Zaandam. Haaster, H. van, 2004b: Een 18e-eeuwse maag-drank, ofwel de oudste Beerenburg van Nederland? Resultaten van het pollen- en macrorestenonderzoek aan de inhoud van een wijnfles uit Westzaan, BIAXiaal 198, Zaandam. Haaster, H. van, 2006a: Van slymsucht, vryster-siekte, hoofdsszwijmel, zijde-wee en rooden-loop, ofwel: De resultaten van het archeobotanisch onderzoek op het EntreDeux terrein in Maastricht (13e-18e eeuw), BIAXiaal 256, Zaandam. Haaster, H. van, 2006b: ‘Tot yeders believen’: een botanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten op de Oudezijds Voorburgwal in Amsterdam tussen 1550 en 1900, BIAXiaal 263, Zaandam. Haaster, H. van, 2008: Archeobotanica uit ’s-Hertogenbosch; Milieuomstandigheden, bewoningsgeschiedenis en economische ontwikkelingen in en rond een (post)middeleeuwse groeistad, Groningen. Haaster, H. van & K. Hänninen, 2004: Tiepels, Boberellen, Stekelbesien en Struyskoeck; Resultaten van het archeobotanisch onderzoek op het terrein van de Berghuijskazerne in Middelburg (1375-1725), BIAXiaal 197, Amsterdam. Harten, A.M. van, 1970: Melegueta Pepper, Economic Botany 24, 208-216. Hillman, G., 1984: Interpretation of Archaeological Plant Remains: the Application of Ethnographic Models from Turkey, in: W. van Zeist & W.A. Casparie (eds.), Plants and Ancient Man, Rotterdam, 1-41.
BIAXiaal 432
59
Houbrechts, D. & M. Pieters, 1999: Tonnen uit Raversijde (Oostende, prov. WestVlaanderen): een goed gedateerd verhaal over water- en andere putten. in: Archeologie in Vlaanderen 5, 239. Hüffer, M., 1951: Bronnen voor de geschiedenis der Abdij Rijnsburg, 's-Gravenhage. Hänninen K. & C. Vermeeren, 2010: Den Haag - Uithofslaan, vindplaats 3. Onderzoek aan zaden, pollen, hout en houtskool van een vindplaats uit de Romeinse tijd, BIAXiaal 373, Zaandam. Jansen-Sieben, R., & M. van der Molen-Willebrands 1994: Een notabel boecxken van cokeryen, Amsterdam (Tekstuitgaven van het kookboek uit circa 1514, uitgegeven door Thomas Vander Noot in Brussel). Knörzer, K.-H., 1967: Kornradensamen (Agrostemma githago L.) als giftige Beimischung in römerzeitlichen und mittelalterlichen Nahrungsresten, Archaeo-Physika 2, 100-107. Kooistra, L.I., K. Hänninen, H. van Haaster & C. Vermeeren 1998: Voedselresten in beer en afval. Botanisch onderzoek aan beerputten, afvalkuilen en ophogingslagen van de steden Dordrecht en Nijmegen uit de 12e-20e eeuw, BIAXiaal 52, Amsterdam. Kooistra, L.I., K. Hänninen, H. van Haaster & C. Vermeeren 2010: Een middeleeuws boeket uit Dordrecht (Nederland) / A Medieval Bouquet from the City of Dordrecht (the Netherlands), in: C.C. Bakels, K. Fennema, W.A. Out & C. Vermeeren (eds.), Van planten en slakken / Of Plants and Snails, Leiden, 127-143. Kooistra, L.I., 2008: De economie van de Hof van Delft, in: J.P. Flamman & E.A. Besselsen (red.), Het verleden boven water. Archeologische monumentenzorg in het AHR-project, Rapportage Archeologische Monumentenzorg 148, Delft/Amersfoort, 278-280. Kooistra, L.I., 2009: Wagenwiel, in: H.Hiddink (red.), Bewoningssporen uit de Volle Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd op de Beekse Akkers bij Beek en Donk, gemeente Laarbeek, Zuidnederlandse Archeologische Rapporten 36, Amsterdam, 76-79. Kranendonk, P., P. van der Kroft, J.J. Lanzing & B.H.F.M. Meijlink (red.) 2006: Witte vlekken ingekleurd. Archeologie in het tracé van de HSL-Zuid, Rapportage Archeologische Monumentenzorg 113, Amersfoort. Laurioux, B., 1992: De gouden eeuw der kruiden, in: E. Collet (red.), Specerijkelijk, Brussel, 60-69. Law, W. & J. Salick 2005: Human-Induced Dwarfling of Himalayan Snow Lotus, Saussurea laniceps (Asteraceae), Proceedings of the National Academy of Sciences 109, 10218-10220. Lindemans, P., 1952: Geschiedenis van de landbouw in België, Antwerpen (twee delen). Mabey, R., M. McIntyre, P. Michael, G. Duff & J. Stevens 1988: The Complete New Herbal, London. Materné, J., 1992: Haven en hinterland: de Antwerpse specerijenmarkt in de 16e eeuw, in: E. Collet (red.), Specerijkelijk, Brussel, 168-181. Meer, W. van der, C.Vermeeren & N. den Ouden, 2009: Archeobotanisch onderzoek aan macroresten, pollen en hout uit middeleeuwse sporen van de vindplaats LeidenAalmarktschool, BIAXiaal 399, Zaandam. Meijden, R., van der, 2005: Heukels’ Flora van Nederland, Groningen-Houten. Miedema, M., 1983: Vijfentwintig eeuwen bewoning in het terpenland ten noordwesten van Groningen, Diss. VU Amsterdam.
BIAXiaal 432
60
Moor, G. de, 1994: Verborgen en geborgen: Het cisterciënzerinnenklooster Leeuwenhorst in de Noordwijkse regio (1261-1574), Leiden. Moore, P.D., J.A. Webb, & M.E. Collinson, 1991: Pollen Analysis, Oxford. Pals, J.P., 1997: De introductie van cultuurgewassen in de Romeinse Tijd, in: A.C. Zeven (red.), De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders van het Neolithicum tot 1500 AD, Wageningen, 25-51. Prendergast, H.D.V., N.L. Etkin, D.R. Harris & P.J. Houghton (eds.) 1998: Plants for Food and Medicine, Kew. Punt, W., S. Blackmore & G.C.S. Clarke (eds.) 1988: The Northwest European Pollen Flora V, Amsterdam. Rüdt, U., 1973: Geneeskrachtige en giftige planten, Zutphen. Rijn, P. van, in voorb.: Houtgebruik uit de Romeinse tijd in de Limes, Thesis. Sangers, W.J., 1952: De ontwikkeling van de Nederlandse tuinbouw, Zwolle. Schweingruber, F.H., 1978: Mikroskopische Holzanatomie, Birmensdorf. Stockmarr, J., 1971: Tablets with Spores used in Absolute Pollen Analysis, Pollen et Spores 14(4), 615-621. Sykora, K.V., J.H.J. Schaminée & E.J. Weeda 1996: Plantaginetea majoris (Weegbreeklasse), in: J.H.J. Schaminée, A.H.F. Stortelder & E.J. Weeda, De vegetatie van Nederland 3, 13-46. Tamis, W.L.M., R. van der Meijden, J. Runhaar, R.M. Bekker, W.A. Ozinga, B. Odé & I. Hoste 2004: Standaardlijst van de Nederlandse flora 2003, Gorteria 30-4/5, 101-195. Thienpont, D., F. Rochette & O.F.J. Vanparijs 1979: Diagnose van verminose door koprologisch onderzoek, Beerse. Uytven, R. van, 1973: De drankcultuur in de Zuidelijke Nederlanden tot de XVIIIde eeuw, in: S. Libert (introd.), Drinken in het verleden, Leuven, 17-49 (Tentoonstelling ingericht door het Stadsbestuur van Leuven 9 juni-5 augustus 1973). Vandewiele, L.J., 1974: Introductie bij de facsimile uitgave van Den Herbarius in Dyetsche, Gent (Opera Pharmaceutica Rariora, vol. 9). Veen, M. van der, 2007: Formation Processes of Desiccated and Carbonized Plant Remains - the Identification of Routine Practice, Journal of Archaeological Science 34, 968-990. Vermeeren, C., 1987: Pollen uit coprolieten van een Vroeg-Middeleeuwse site te Den Haag, Intern rapport Den Haag. Vermeeren, C., 1989: De planten, in: J.R. Magendans & J.A. Waasdorp: Franken aan de Frankenslag, een vroeg-middeleeuwse nederzetting in ’s-Gravenhage, VOM-reeks 2, ‘s-Gravenhage. Vermeeren, C., 1990: Botanisch onderzoek van middeleeuwse beerputten in Kampen, in: H. Clevis & M. Smit (red.), Verscholen in vuil. Archeologische vondsten uit Kampen 1375-1925, Kampen, 139-161. Vermeeren, C., 1994: Food for Thought. Botanisch onderzoek aan het St. Agnietenklooster, een opgraving aan de Zuilingstraat te Den Haag, BIAXiaal 6, Amsterdam. Vermeeren, C., 1998: Botanisch onderzoek aan een 15e eeuws monster uit de opgraving Amicitia te Den Haag, BIAXiaal 64, Amsterdam.
BIAXiaal 432
61
Vermeeren, C., 2005: Onderzoek aan hout uit de vroeg-middeleeuwse opgraving Oegstgeest –Rijnfront, BIAXiaal 239, Zaandam. Vermeeren, C., O. Brinkkemper, H. van Haaster & J. Schelvis 1997: Zeventiende eeuwse Zomerkoninkjes. Onderzoek aan botanische macroresten, pollen, endoparasieten en geleedpotigen aan monsters van de opgraving "Den Haag-Rekenkamer", BIAXiaal 41, Amsterdam. Vermeeren, C., m.m.v. N. den Ouden & M. Wansleeben, 2009: De takkenpaden in Vlaardingen-Vergulde Hand. Onderzoek naar houtgebruik en mogelijk beheer van bosbestanden rondom Vlaardingen in de IJzertijd, BIAXiaal 393, Zaandam. Vernimmen, T., 1999: Botanische macroresten uit twee Karolingische waterputten te Venray-St.Antoniusveld, Interne Rapporten Archeobotanie ROB 1999/20. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1988: Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties 3, Deventer. Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1991: Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties 4, Deventer. Weeda, E.J., R. van ’t Veer & J.H.J. Schaminée 1998: Bidentetea tripartitae (Tandzaadklasse), in: J.H.J. Schaminée, E.J. Weeda & V. Westhof, De vegetatie van Nederland 4, 173-198.
Bijlage 1
Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1,overzicht van de tijdens de inventarisatie aangetroffen gebruiksplanten.
Romeinse tijd 134 romeins 7505 romeins 8539 romeins 8540 romeins 18535 romeins 18538 romeins 18567 romeins 18575 romeins 21515 romeins 24519 romeins 24529 romeins 24537 romeins 28513 romeins Middeleeuwen en Nieuwe Tijd 10530 17574 3511 4543 9506 16522 4657 27520 4545 4679 7510 7511 7515 10509 10527 18508 24525
e
Hordeum, Triticum? Triticum dicoccon Hordeum Iris (verkoold!) Vicia faba Avena Vicia faba Vicia faba, Pisum, Cerealia Cerealia Hordeum, Triticum Cerealia Brassica nigra (wild?) Cerealia e
late 12 t/m vroege 13 eeuw e e late 12 t/m vroege 13 eeuw e e 14 en 15 eeuw e e 14 en 15 eeuw e e 14 en 15 eeuw e e 14 en 15 eeuw e 14 eeuw - sloop boerderij e 16 eeuw - sloop boerderij LMEA LMEA LMEA LMEA LMEA LMEA LMEA LMEA LMEA
Hordeum Cerealia Avena, Hordeum, Triticum dicoccon, Triticum aestivum?, Pisum/Vicia faba Prunus domestica, Prunus avium/cerasus, Ficus, Vitis, Cerealia, Pyrus/Malus Hordeum, Brassica nigra Cannabis Avena, Triticum Anethum? Cerealia, stro, grassen Triticum aestivum/spelta Cerealia Hordeum, Cerealia, Brassica nigra Hordeum Triticum Hordeum Avena, Hordeum, Triticum aestivum, Pisum Cerealia
Bijlage 2a Den Haag -Uithofslaan vindplaats 1, resultaten van het zadenonderzoek. Met ROM = Romeins, K = kuil, BP = beerput, VL = vloerlaag, GR = greppel, (+) = enkele, + = 11-50, ++ = 51-100, +++ = honderden, ++++ = duizenden resten, m = gemineraliseerd, v = verkoold (rest is onverkoold), cf. = determinatie niet zeker, x = aanwezig.
vnr. spoor context datering periode gebruiksplanten meelvruchten Avena Avena (m) Avena (v) Avena sativa, bloembasis (v) Avena sativa, in kaf (v) Avena sativa, kaf/bloembasis Avena, kafnaald (v) Avena, aarspilfragment (v) Avena, stro (v) Cerealia, fr. Cerealia, fr. (v) Cerealia, aarspilfragment (v) Cerealia, stro (v) cf. Cerealia, stro Fagopyrum esculentum Hordeum Hordeum (v) Hordeum vulgare, aarspilfragment Hordeum vulgare, aarspilfragment (v) Secale cereale, aarspilfragment (v) cf. Secale cereale (v) Triticum aestivum (v) Triticum aestivum,aarspilfragment Triticum aestivum, laagste aarspilfr.(v) Triticum aestivum, aarspilfragment (v)
22511 22004 K ROM 1
. . . . . . . . . . . . . . . . . 3 . . . . . . .
17575 3531 4551 18605 23519 24520 17036 3042 4006 18108 23012 24027 K K BP GR VL GR 1100-1250 1400-1500 1400-1500 1300-1600 1300-1450 1300-1500 2 3 3 3 3 3
. . 56 2 7 . (+) 6 (+) . . . ++ . . . 1 . 3 . . 54 . (+) 86
. . 30 . . . . . . . 284 20 . . . . 374 . 93 4 1 678 . . 105
. 1 2 . . . . . . ++++ . . . . 4 . 1 . . . . . . . .
. . 4 . . 1 . . . . 2 . . . . . . . 1 . . . . . .
. . . . . 1 . . . . . . . . . . . . . 2 . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Haver Haver Haver Haver Haver Haver Haver Haver Haver Graan Graan Graan Graan Graan? Boekweit Gerst Gerst Gerst Gerst Rogge Rogge? Tarwe Tarwe Tarwe Tarwe
Triticum dicoccon, aarvork Triticum spelta, aarvork Triticum fruit en noten Ficus carica Fragaria vesca/moschata Juglans regia, schaalfr. Malus domestica, klokhuisfr. Malus/Pyrus Morus nigra Prunus avium/cerasus Prunus domestica Pyrus communis, steencellen Rubus Rubus caesius Rubus fruticosus Rubus idaeus Sambucus nigra Sorbus aucuparia Vitis vinifera olieleveranciers Brassica nigra Brassica nigra, fr. Brassica rapa Brassica rapa, fr. Cannabis sativa Linum usitatissimum Linum usitatissimum, kapselfr. Sinapis arvensis Sinapis arvensis (v) Sinapis arvensis, hauwfr. Sinapis arvensis, hauwfr. (v) Sinapis arvensis, vork Sinapis arvensis, vork (v)
22511
17575
3531
4551
18605
23519
24520
2 . .
. . .
. . 9
. . (+)
. . .
. . .
. . .
Emmer Spelt Tarwe
. . . . . . . . . . . . . 1 . .
. . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . .
++++ 1 1 ++++ 1 14 + (+) +++ . 15 17 1 1 . ca. 500
. . . . . . . . . 1 . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . 1 . .
. . . . . . . . . . . . . 2 . .
Vijg Bosaardbei/Grote bosaardbei Walnoot Appel Appel/Peer Zwarte moerbei Zoete/Zure kers Pruim Peer Braam Dauwbraam Gewone braam Framboos Gewone vlier Wilde lijsterbes Druif
. . 15 . . 2 . . . . . . .
. . 3 . . . . 6 10 (+) 1 . 4
. . . . . . . . . . . . 2
+ . ++++ . ca. 500 1 . + . . . . .
. . . . . . . . . . . 1 .
c.150 + . . . . (+) 14 . (+) . (+) .
. . . . . . . . . . . . .
Zwarte mosterd Zwarte mosterd Raapzaad Raapzaad Hennep Vlas Vlas Herik Herik Herik Herik Herik Herik
peulvruchten cf. Pisum sativum (v) Pisum sativum (m) Pisum sativum (v) smaakmakers Aframomum melegueta Anethum graveolens Coriandrum sativum Foeniculum vulgare (m) Foeniculum vulgare Humulus lupulus sierplanten Buxus sempervirens, blad wilde planten akkeronkruiden Aethusa cynapium Agrostemma githago Agrostemma githago (v) Anagallis arvensis Anthemis arvensis Anthemis cotula Atriplex patula/prostrata Atriplex patula/prostrata (v) Bromus secalinus Bromus secalinus (v) Centaurea cyanus Chenopodium album Chenopodium album (v) Chenopodium ficifolium Chenopodium polyspermum Euphorbia helioscopia Fallopia convolvulus Galium aparine Lamium amplexicaule Lapsana communis
22511
17575
3531
4551
18605
23519
24520
. . .
1 . .
2 . 3
. 1 .
. . .
. . .
. . .
Erwt? Erwt Erwt
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
5 2 1 1 12 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
Paradijskorrel Dille Koriander Venkel Venkel Hop
.
.
.
.
.
.
.
Buxus
. . . 1 . . +++ . . . . 8 . 11 1 4 . . . .
. . . 1 . . 21 1 . 1 . . . . . . . . . .
. . 2 . . . . 2 . . . . . . . . . . . .
. ++++ . 1 . 2 4 . + . 22 6 . . . . 1 1 . .
. . . . . 1 >1000 . . . . 3 2 1 . 1 . . 1 .
. . . . . . 72 . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . 7 . . . . . . . . . . . . .
Hondspeterselie Bolderik Bolderik Guichelheil Valse kamille Stinkende kamille Uitstaande melde/Spiesmelde Uitstaande melde/Spiesmelde Dreps Dreps Korenbloem Melganzenvoet Melganzenvoet Stippelganzenvoet Korrelganzenvoet Kroontjeskruid Zwaluwtong Kleefkruid Hoenderbeet Akkerkool
Lithospermum officinale (m) Malva cf. sylvestris Malva sylvestris, vrucht Papaver argemone Papaver dubium/rhoeas Persicaria lapathifolia Persicaria lapathifolia (v) Persicaria maculosa Ranunculus arvensis Ranunculus arvensis (v) Raphanus raphanistrum Raphanus raphanistrum, hauwfr. Scandix pecten-veneris Scleranthus annuus Solanum nigrum Sonchus arvensis Sonchus asper Sonchus oleraceus Spergula arvensis Stellaria media Stellaria media (v) Thlaspi arvense Tripleurospermum maritimum Urtica urens Viola cf. arvensis tredplanten Capsella bursa-pastoris Coronopus squamatus Lolium perenne (v) Plantago major Poa annua Polygonum aviculare Polygonum aviculare (v) ruigteplanten
22511
17575
3531
4551
18605
23519
24520
. . . . . . 1 . . . . . . . . 1 34 1 . 10 . . 9 5 .
. 1 . . . 12 2 . . . 2 (+) . . . . . . . . . . . 4 .
40 . . . . . . . . 3 . . . . . . . . . . 1 . . . .
. 1 . 3 13 7 . 3 4 . 10 + . 1 20 . 1 1 2 11 . 1 . 1 .
. . . . . 1 . 4 . . . . . . 2 . 9 6 . 8 . . . 2 .
. 1 . . . . . . . . 1 (+) . . . 1 2 . . 7 . . 1 5 .
. . . . . . . . . . . . . . 3 . . . . 4 . . . 1 .
Glad parelzaad Groot kaasjeskruid? Groot kaasjeskruid Ruige klaproos Bleke/Grote klaproos Beklierde duizendknoop Beklierde duizendknoop Perzikkruid Akkerboterbloem Akkerboterbloem Knopherik Knopherik Naaldenkervel Eenjarige hardbloem Zwarte nachtschade s.l. Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel Gewone melkdistel Gewone spurrie Vogelmuur Vogelmuur Witte krodde Reukeloze kamille Kleine brandnetel Akkerviooltje?
9 2 . 173 1 87 .
. 5 1 1 . 2 3
. . . . . . .
. . . 15 . 4 .
1 . . >1000 . 8 1
7 12 . 14 . 62 .
1 . . 3 . 1 .
Gewoon herderstasje Grove varkenskers Engels raaigras Grote weegbree s.l. Straatgras Gewoon varkensgras Gewoon varkensgras
cf. Anisantha sterilis (v) Chenopodium murale Cirsium arvense/palustre Conium maculatum Hyoscyamus niger Stachys annua storingsplanten Agrostis cf. stolonifera Alopecurus geniculatus Carex hirta Carex hirta/riparia Carex otrubae Carex ovalis/remota Carex otrubae/vulpina Eleocharis palustris/uniglumis (m) Leontodon autumnalis Mentha aquatica/arvensis Poa pratensis/trivialis Potentilla anserina Potentilla anserina (v) Ranunculus acris/repens Ranunculus repens Ranunculus sardous Rumex crispus, perianth Trifolium repens (v) Trifolium repens, kelkblad pioniers van stikstofrijke, natte grond Chenopodium glaucum/rubrum Juncus bufonius Persicaria hydropiper Ranunculus sceleratus Rumex maritimus, periant Rumex maritimus/palustris Rumex palustris, periant
22511
17575
3531
4551
18605
23519
24520
. . . . . .
1 . . . 4 .
. . . . . .
. . . . 1 .
. . . 2 1 .
. . 4 . 2 .
. . . . 1 .
IJle dravik? Muurganzenvoet Akkerdistel/Kale jonker Gevlekte scheerling Bilzekruid Zomerandoorn
. . . . 1 . . . 2 9 + 9 . 5 . 11 . . 1
. . . . . . . . . . . 3 1 . . 1 . 2 .
. . . . . . . 1 . . . . . . . . . 3 .
. . . . . . . . 2 . . . . 3 . . . . .
. . . . . . . . 14 . . 6 . 1 . 8 . . .
. 4 . . . . 3 . . 5 + 6 . . . 4 . . .
. . . . . . . . . . . 2 . 1 . 1 . . .
Fioringras? Geknikte vossenstaart Ruige zegge Ruige zegge/Oeverzegge Valse voszegge Hazenzegge/IJle zegge Valse voszegge/Voszegge Gewone/Slanke waterbies Vertakte leeuwentand Watermunt/Akkermunt Veldbeemdgras/Ruw beemdgras Zilverschoon Zilverschoon Scherpe/Kruipende boterbloem Kruipende boterbloem Behaarde boterbloem Krulzuring Witte klaver Witte klaver
79 . . 5 . 5 1
1 . . 1 . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
>1000 . . . 6 . .
67 . . 2 9 3 .
1 + . . . . .
Zeegroene/Rode ganzenvoet Greppelrus Waterpeper Blaartrekkende boterbloem Goudzuring Goudzuring/Moeraszuring Moeraszuring
Stellaria aquatica/media zoutminnende planten Aster tripolium Atriplex littoralis type Juncus cf. gerardi, vrucht (v) Juncus gerardi Suaeda maritima Triglochin maritima water- en oeverplanten Alisma lanceolatum/plantago-aquatica Bolboschoenus maritimus Bolboschoenus maritimus (v) Callitriche Carex acuta/elata Carex pseudocyperus Carex hirta/riparia Carex riparia Ceratophyllum demersum Eleocharis palustris/uniglumis Glyceria fluitans Hippuris vulgaris Hydrocharis morsus-ranae Lemna Lycopus europaeus Mentha aquatica/arvensis Nuphar lutea Nymphoides peltata Oenanthe aquatica Phalaris arundinacea Phragmites, stengelfr. Phragmites australis, caryopsis Potamogeton crispus Ranunculus aquatilis type Ranunculus aquatilis type (v)
22511
17575
3531
4551
18605
23519
24520
.
.
.
.
.
1
.
11 1 . . . 4
. . 1 +++ . .
. . . . . .
. . . . . .
1 . . ++++ 1 15
. . . . . .
. . . ++ . .
Zulte Strandmelde-type Zilte rus? Zilte rus Schorrenkruid Schorrenzoutgras
8 4 . . . . . . . 13 . 4 . . 1 9 . . . . . . . 4 .
. 45 1 . . . . . . 82 . . . . . . . . . . . . . 2 1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . 2 . . . . 1 . . . . . . . . . . . . . . .
1 . . . . . . . . 26 . 1 . . . . . . . . . . . 8 .
. . . . . . . . . . . 1 . 4 . 5 . . 16 . (+) . 1 58 .
. . . . . . . . . 13 . . . 9 . . . . 4 . . . . 1 .
Slanke/Grote waterweegbree Heen Heen Sterrenkroos Scherpe/Stijve zegge Hoge cyperzegge Ruige zegge/Oeverzegge Oeverzegge Grof hoornblad Gewone/Slanke waterbies Mannagras Lidsteng Kikkerbeet Eendenkroos Wolfspoot Watermunt/Akkermunt Gele plomp Watergentiaan Watertorkruid Rietgras Riet Riet Gekroesd fonteinkruid Fijne waterranonkel-type Fijne waterranonkel-type
Watermuur/Vogelmuur
Sagittaria sagittifolia Schoenoplectus tabernaemontani Solanum dulcamara Stachys palustris Typha Zannichellia palustris graslandplanten Bellis perennis Bromus cf. hordeaceus Carex disticha Cirsium arvense/palustre Daucus carota Knautia arvensis Lychnis flos-cuculi Medicago lupulina (v) Pastinaca sativa Poa pratensis/trivialis Ranunculus acris/repens Taraxacum officinale planten van droge graslanden Rumex acetosella Vicia sativa Vicia sativa (v) heide- en veenplanten Calluna vulgaris, blad Calluna vulgaris, bloem Carex panicea Erica tetralix, blad Ericaceae, bloem Menyanthes trifoliata Potentilla erecta planten van bossen en struwelen Alnus, knop Alnus, katje
22511
17575
3531
4551
18605
23519
24520
. 1 . 2 . .
. . . 1 . .
. . . . . .
. . . . . .
. 8 1 2 . 1
. . . 1 . 1
. . . . 1 .
Pijlkruid Ruwe bies Bitterzoet Moerasandoorn Lisdodde Zannichellia
1 . . . 29 . . . . + 5 .
. . . . . . . 4 . . . .
. . . . . . . 4 . . . .
. . . . 1 1 . . 1 . 3 .
. . . . . . . . . . 1 1
. . . 4 . . . . . + . .
. . . . . . . . . . 1 .
Madeliefje Zachte dravik? Tweerijige zegge Akkerdistel/Kale jonker Peen Beemdkroon Echte koekoeksbloem Hopklaver Gewone pastinaak Veldbeemdgras/Ruw beemdgras Scherpe/Kruipende boterbloem Gewone paardenbloem
. . .
. . 2
. . .
78 . .
2 . .
. . .
. . .
Schapenzuring Smalle wikke s.l. Smalle wikke s.l.
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
1 1 . 6 . . .
1 . . 5 . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
Struikhei Struikhei Blauwe zegge Dophei Dophei Waterdrieblad Tormentil
. .
. .
. .
. .
. .
. .
. .
Els Els
Alnus glutinosa Anthriscus caucalis Anthriscus sylvestris cf. Cardamine flexuosa Carex ovalis/remota Fraxinus excelsior Glechoma hederacea Lamium maculatum Salix, knop Salix, kapsel Silene dioica/latifolia (subsp. alba) Urtica dioica niet in te delen planten Agrostis Agrostis/Poa Apiaceae Arctium Asteraceae Bidens Brassicaceae, fr. Brassica/Sinapis Brassica/Sinapis (v) Brassicaceaea, vork (geen Sinapis) Bromus Carduus/Cirsium Carex Cerastium cf. Apiaceae, stengelfr. Chenopodiaceae (v) Fabaceae (v) Galeopsis Galeopsis tetrahit type Juncus Juncus articulatis type
22511
17575
3531
4551
18605
23519
24520
1 . . . . . . . . . . 23
. . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . 1 3
. . . . . . . . . . 1 .
. . . . . . . . . . . c.175
. . . . . . . . . . . 1
Zwarte els Fijne kervel Fluitenkruid Bosveldkers? Hazenzegge/IJle zegge Gewone es Hondsdraf Gevlekte dovenetel Wilg Wilg Dagkoekoeksbloem Grote brandnetel
(+) . . . . 1 . . . . . 12 . . . . . . . . .
. . . 1fr. . . . 23 . . . . 2 . . . . . . . .
. . . . . . . . 5 . . . . . . . 2 . . . .
. 1 1 1 . . . . . . ++ . . . . . . . . . .
. . . . . 1 . . . . . 3 . . . 1 . . 1 . .
. . . . . . . . . (+) . 6 . . . . . . . +++ .
. . . . . . . . . . . . 1 . . . . . . . +
Struisgras Struisgras/Beemdgras Schermbloemenfamilie Klit Composietenfamilie Tandzaad Kruisbloemenfamilie Kool/Mosterd Kool/Mosterd Kruisbloemenfamilie Dravik Distel/Vederdistel Zegge Hoornbloem Schermbloemenfamilie Ganzenvoetfamilie Vlinderbloemenfamilie Hennepnetel Gewone hennepnetel-type Rus Zomprus-type
Malva Myosotis Poaceae Poaceae, stengelfr. Poaceaea (v) Populus, knop Rhinanthus Rumex Rumex crispus type Rumex crispus type (v) Silene Spergularia Veronica Viola indet. varia aardewerk bot Bryales Bryozoa Cladocera houtskool huid/leer insekten mest mollusken Sphagnum Spongiae stengels takjes vis
22511
17575
3531
4551
18605
23519
24520
2 . . . . . . 8 2 . . . . . .
. . . . 2 . . . 11 4 . . . . (+)
. . . . 4 . . . . . . . . . .
. 1 . . . . . . 2 . . . . 1 2
. . . . 2 . . . 5 . . . . . .
. . . . . (+) . . 13 . . . . . .
. . 1 . . . . . . . . 3 . . .
Kaasjeskruid Vergeet-mij-nietje Grassenfamilie Grassenfamilie Grassenfamilie Populier Ratelaar Zuring Krulzuring-type Krulzuring-type Silene Schijnspurrie Ereprijs Viooltje niet determineerbaar
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . x . . . .
. . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . x . . . . . . . .
. x . . x x . x . . x . . . x
. . x . x . . . . . . + . . x
. . . . x . . x . x . . . . .
aardewerk bot mossen mosdiertjes watervlo houtskool huid/leer insekten mest mollusken veenmos sponzen stengels takjes vis
Bijlage 2b Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, resultaten van het zadenonderzoek. Met RL = riool, KP = kuipconstructie, voor rest zie bijlage 2a.
vnr. spoor context datering periode gebruiksplanten meelvruchten Avena Avena (m) Avena (v) Avena sativa, bloembasis (v) Avena sativa, in kaf (v) Avena sativa, kaf/bloembasis Avena, kafnaald (v) Avena, aarspilfragment (v) Avena, stro (v) Cerealia Cerealia (v) Cerealia, aarspilfragment (v) Cerealia, stro (v) cf. Cerealia, stro Fagopyrum esculentum Hordeum Hordeum vulgare (v) Hordeum vulgare, aarspilfragment Hordeum vulgare, aarspilfragment (v) Secale cereale, aarspilfragment (v) cf. Secale cereale (v) Triticum aestivum (v) Triticum aestivum, intenodia Triticum aestivum, laagste aarspilfragment (v) Triticum aestivum, aarspilfragment (v) Triticum dicoccon, aarvork
15512 15010 GR 1500-1750 3/4
24521 18611 23525 27522 24030 18112 23005 27028 GR RL GR KP 1650-1750 1600-1750 1700-1900 1700-1750 4 4 5 5
27525 27029 KP 1700-1750 5
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
+ . . . . . . . . . . . . . 1 1 . 1 . . . . .
. . . . . (+) . . . . . . . + (+) . . 1 . . . . .
. . .
. . .
. . .
. . .
. . .
. . .
Haver Haver Haver Haver Haver Haver Haver Haver Haver Graan Graan Graan Graan Graan? Boekweit Gerst Gerst Gerst Gerst Rogge Rogge? Tarwe Tarwe Tarwe Tarwe Emmer
Triticum spelta, aarvork Triticum fruit en noten Ficus carica Fragaria vesca/moschata Juglans regia, schaalfr. Malus domestica, klokhuisfr. Malus/Pyrus Morus nigra Prunus avium/cerasus Prunus domestica Pyrus communis, steencellen Rubus Rubus caesius Rubus fruticosus Rubus idaeus Sambucus nigra Sorbus aucuparia Vitis vinifera olieleveranciers Brassica nigra Brassica nigra, fr. Brassica rapa Brassica rapa, fr. Cannabis sativa Linum usitatissimum Linum usitatissimum, kapselfr. Sinapis arvensis Sinapis arvensis (v) Sinapis arvensis, hauwfr. Sinapis arvensis, hauwfr. (v) Sinapis arvensis, vork Sinapis arvensis, vork (v) peulvruchten
15512
24521
18611
23525
27522
27525
. .
. .
. (+)
. .
1 .
75 .
. . . . . . . . . . . . . 14 . .
. . . . . . . . . . . . . 13 . .
. . . . 2 . . 1 . . . . . 5 1 .
. . . . . . . . . . . . . 4 . .
. . 1 . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . .
4 (+) 2 . 1 . . . . . . . .
. . . . 1 . . 2 . (+) . . .
. . . . 1 . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . (+) . 3 .
. . 8 + . . . . . . . (+) .
Spelt Tarwe Vijg Bosaardbei/Grote bosaardbei Walnoot Appel Appel/Peer Zwarte moerbei Zoete/Zure kers Pruim Peer Braam Dauwbraam Gewone braam Framboos Gewone vlier Wilde lijsterbes Druif Zwarte mosterd Zwarte mosterd Raapzaad Raapzaad Hennep Vlas Vlas Herik Herik Herik Herik Herik Herik
cf. Pisum sativum (v) Pisum sativum (m) Pisum sativum (v) smaakmakers Aframomum melegueta Anethum graveolens Coriandrum sativum Foeniculum vulgare (m) Foeniculum vulgare Humulus lupulus Pastinaca sativa sierplanten Buxus sempervirens, blad wilde planten akkeronkruiden Aethusa cynapium Agrostemma githago (v) Agrostemma githago Anagallis arvensis Anthemis arvensis Bromus secalinus Bromus secalinus (v) Centaurea cyanus Chenopodium polyspermum Euphorbia helioscopia Fallopia convolvulus Galium aparine Lamium amplexicaule Lapsana communis Lithospermum officinale (m) Papaver argemone Papaver dubium/rhoeas Persicaria maculosa Ranunculus arvensis
15512
24521
18611
23525
27522
27525
. . .
. . .
. . .
. . .
. . .
. . .
Erwt? Erwt Erwt
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . 1 . . . .
. . . . . 2 1
Paradijskorrel Dille Koriander Venkel Venkel Hop Pastinaak
.
.
1
.
.
.
Buxus
. . (+) . . . . . . . 1 1 . . . 1 . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . 1 . 3
. . . 1 . (+) . 1 1 . . 1 2 . . . . 29 .
1 . . 4 . . . . . . . . . . . . . 1 .
. . 7 . 1 fr. ++ . 1 . 1 . 10 . 1 . . 2 1 7
. . + 7 + ++ . 1 . . 6 . . . . . 1 . 4
Hondspeterselie Bolderik Bolderik Guichelheil Valse kamille Dreps Dreps Korenbloem Korrelganzenvoet Kroontjeskruid Zwaluwtong Kleefkruid Hoenderbeet Akkerkool Glad parelzaad Ruige klaproos Bleke/Grote klaproos Perzikkruid Akkerboterbloem
Ranunculus arvensis (v) Raphanus raphanistrum Raphanus raphanistrum, hauwfr. Scandix pecten-veneris Scleranthus annuus Solanum nigrum Sonchus arvensis Sonchus asper Sonchus oleraceus Spergula arvensis Stellaria media Stellaria media (v) Thlaspi arvense Urtica urens Viola cf. arvensis Anthemis cotula Atriplex patula/prostrata Atriplex patula/prostrata (v) Chenopodium album Chenopodium album (v) Chenopodium ficifolium Malva cf. sylvestris Malva sylvestris, vrucht Persicaria lapathifolia Persicaria lapathifolia (v) Tripleurospermum maritimum tredplanten Capsella bursa-pastoris Coronopus squamatus Lolium perenne (v) Plantago major Poa annua Polygonum aviculare Polygonum aviculare (v)
15512
24521
18611
23525
27522
27525
. . + . . 45 1 . 3 1 2 . . 8 . . 10 . . . . 3 9 32 . .
. . . . . 3 2 . . 2 1 . . . . . 11 . . . . . 1 16 . .
. + + . . 5 . 1 3 . 70 . . 5 . 1 18 . 6 . . . 1 1 . .
. . . . . . . 6 . . 18 . 1 1 . . 37 . 4 . . . . . . .
. . . 10 . 1 . 4 3 . 7 . 1 . . 1 34 . 8 . . . . 6 . .
. . (+) 6 fr. . 26 . 5 65 . 12 . . 43 1 . 52 . c.180 . 3 . . 108 . .
. . . 6 3 8 .
. . . 5 . 6 .
2 . . 1 1 1 .
. . . 4 . . .
1 . . 3 . 1 .
71 . . . . 1 .
Akkerboterbloem Knopherik Knopherik Naaldenkervel Eenjarige hardbloem Zwarte nachtschade s.l. Akkermelkdistel s.l. Gekroesde melkdistel Gewone melkdistel Gewone spurrie Vogelmuur Vogelmuur Witte krodde Kleine brandnetel Akkerviooltje? Stinkende kamille Uitstaande melde/Spiesmelde Uitstaande melde/Spiesmelde Melganzenvoet Melganzenvoet Stippelganzenvoet Groot kaasjeskruid? Groot kaasjeskruid Beklierde duizendknoop Beklierde duizendknoop Reukeloze kamille Gewoon herderstasje Grove varkenskers Engels raaigras Grote weegbree s.l. Straatgras Gewoon varkensgras Gewoon varkensgras
ruigteplanten cf. Anisantha sterilis (v) Chenopodium murale Cirsium arvense/palustre Conium maculatum Hyoscyamus niger Stachys annua storingsplanten Agrostis cf. stolonifera Alopecurus geniculatus Carex hirta Carex hirta/riparia Carex otrubae Carex ovalis/remota Carex otrubae/vulpina Eleocharis palustris/uniglumis (m) Leontodon autumnalis Mentha aquatica/arvensis Poa pratensis/trivialis Potentilla anserina Potentilla anserina (v) Ranunculus acris/repens Ranunculus repens Ranunculus sardous Rumex crispus, perianth Trifolium repens (v) Trifolium repens, kelkblad pioniers van stikstofrijke, natte grond Chenopodium glaucum/rubrum Juncus bufonius Persicaria hydropiper Ranunculus sceleratus Rumex maritimus, periant Rumex maritimus/palustris Rumex palustris, periant
15512
24521
18611
23525
27522
27525
. 1 5 4 37 1
. . . . 3 .
. . . . . .
. . . . . .
. . . . . .
. . 3 . . .
IJle dravik Muurganzenvoet Akkerdistel/Kale jonker Gevlekte scheerling Bilzekruid Zomerandoorn
. . . . . . 13 . . . . 4 . 2 1 6 . . .
. 1 . . . . 2 . . 1 (+) 3 . . . 10 . . .
(+) 2 1 3 . 1 . . . . + 1 . 30 . 1 . . 8
. . . . . . . . 7 1 ++ . . 8 . . . . 1
. 1 2 . . . 4 . . . + . . 28 . 2 2 . (+)
. . . 1 . . . . 1 . + . . 6 1 . . . +
Fioringras? Geknikte vossenstaart Ruige zegge Ruige zegge/Oeverzegge Valse voszegge Hazenzegge/IJle zegge Valse voszegge/Voszegge Gewone/Slanke waterbies Vertakte leeuwentand Watermunt/Akkermunt Veldbeemdgras/Ruw beemdgras Zilverschoon Zilverschoon Scherpe/Kruipende boterbloem Kruipende boterbloem Behaarde boterbloem Krulzuring Witte klaver Witte klaver
c.100 (+) . . . . .
64 (+) . 2 . 2 .
1 + 13 6 . . .
8 . 1 91 . . 2
6 . 5 40 . . .
4 . . 1 . 2 .
Zeegroene/Rode ganzenvoet Greppelrus Waterpeper Blaartrekkende boterbloem Goudzuring Goudzuring/Moeraszuring Moeraszuring
Stellaria aquatica/media zoutminnende planten Aster tripolium Atriplex littoralis type Juncus cf. gerardi, vrucht (v) Juncus gerardi Suaeda maritima Triglochin maritima water- en oeverplanten Alisma lanceolatum/plantago-aquatica Bolboschoenus maritimus Bolboschoenus maritimus (v) Callitriche Carex acuta/elata Carex pseudocyperus Carex hirta/riparia Carex riparia Ceratophyllum demersum Eleocharis palustris/uniglumis Glyceria fluitans Hippuris vulgaris Hydrocharis morsus-ranae Lemna Lycopus europaeus Mentha aquatica/arvensis Nuphar lutea Nymphoides peltata Oenanthe aquatica Phalaris arundinacea Phragmites, stengelfr. Phragmites australis, caryopsis Potamogeton crispus Ranunculus aquatilis type Ranunculus aquatilis type (v)
15512
24521
18611
23525
27522
27525
.
.
.
.
.
1
Watermuur/Vogelmuur
. . . (+) . .
. 2 . + . .
. . . + . .
. . . . . .
. . . + 1 .
. . . . . .
Zulte Strandmelde-type Zilte rus? Zilte rus Schorrenkruid Schorrenzoutgras
1 1 . . 2 . . . . 118 . . . 32 1 . . . 13 . . . . 3 .
. . . . . . . . . 63 . . . 3 . 1 . . 8 . . . . 12 .
1 . . 1 1 4 3 . . 1 1 . . . . . 1 1 fr. 1 3 . 1 1 . .
1 . . . . . . . . 1 . 1 1 2 . 1 . . . . . . . 2 .
. . . . . . . . 1 1 . . 1 . . . . . . 3 . 3 . . .
. . . . 1 . 1 5 . 9 . . . . . . . . . 1 . . . . .
Slanke/Grote waterweegbree Heen Heen Sterrenkroos Scherpe/Stijve zegge Hoge cyperzegge Ruige zegge/Oeverzegge Oeverzegge Grof hoornblad Gewone/Slanke waterbies Mannagras Lidsteng Kikkerbeet Eendenkroos Wolfspoot Watermunt/Akkermunt Gele plomp Watergentiaan Watertorkruid Rietgras Riet Riet Gekroesd fonteinkruid Fijne waterranonkel-type Fijne waterranonkel-type
Sagittaria sagittifolia Schoenoplectus tabernaemontani Solanum dulcamara Stachys palustris Typha Zannichellia palustris graslandplanten Bellis perennis Bromus cf. hordeaceus Carex disticha Cirsium arvense/palustre Daucus carota Knautia arvensis Lychnis flos-cuculi Medicago lupulina (v) Pastinaca sativa Poa pratensis/trivialis Ranunculus acris/repens Taraxacum officinale planten van droge graslanden Rumex acetosella Vicia sativa Vicia sativa (v) heide- en veenplanten Calluna vulgaris, blad Calluna vulgaris, bloem Carex panicea Erica tetralix, blad Ericaceae, bloem Menyanthes trifoliata Potentilla erecta planten van bossen en struwelen Alnus, knop Alnus, katje
15512
24521
18611
23525
27522
27525
. . . . . .
. 1 . . . .
7 . . . . 3
36 . 2 . 1 .
1 . . . . .
1 . . 1 . .
. . . 5 . . . . . . 2 .
. . . . 1 . . . . (+) . .
7 . 3 . . . 4 . . + 30 9
. . . . . . . . . ++ 8 9
2 + 2 . . . . . . + 28 3
. . 26 3 . . . . 1 fr. + 6 1
. 1 .
. . .
. . .
. . .
. . .
. . .
Schapenzuring Smalle wikke s.l. Smalle wikke s.l.
. . . . . . .
. . . . . . .
. 2 1 2 1 1 1
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
Struikhei Struikhei Blauwe zegge Dophei Dophei Waterdrieblad Tormentil
. .
. .
. 1
. .
. .
+ (+)
Pijlkruid Ruwe bies Bitterzoet Moerasandoorn Lisdodde Zannichellia Madeliefje Zachte dravik? Tweerijige zegge Akkerdistel/Kale jonker Peen Beemdkroon Echte koekoeksbloem Hopklaver Gewone pastinaak Veldbeemdgras/Ruw beemdgras Scherpe/Kruipende boterbloem Gewone paardenbloem
Els Els
Alnus glutinosa Anthriscus caucalis Anthriscus sylvestris cf. Cardamine flexuosa Carex ovalis/remota Fraxinus excelsior Glechoma hederacea Lamium maculatum Salix, knop Salix, kapsel Silene dioica/latifolia (subsp. alba) Urtica dioica niet in te delen planten Agrostis Agrostis/Poa Apiaceae Arctium Asteraceae Bidens Brassicaceae, fr. Brassica/Sinapis Brassica/Sinapis (v) Brassicaceaea, vork (geen Sinapis) Bromus Carduus/Cirsium Carex Cerastium cf. Apiaceae, stengelfr. Chenopodiaceae (v) Fabaceae (v) Galeopsis Galeopsis tetrahit type Juncus Juncus articulatis type
15512
24521
18611
23525
27522
27525
. 1 fr. . . . . . 5 (+) (+) . c.250
. . . . . . . 1 . . . 2
106 . 4 1 1 1 fr. . . 1 . . 500
1 . . . . . 4 1 . . . 153
. . . . . 1 . 1 . . 1 92
8 . 1 . . c.10 fr. 54 58 (+) . 1 c.1000
. . 1 . . . . . . (+) . 3 . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 1 . . . . . . . . . 3 1 . . . . . . .
. . . . 2 . . . . . . 2 . . . . . . . + .
(+) . . . . . . . . . . 1 . 16 . . . . 1 . .
. . . . . . (+) + . . . 2 3 1 + . . (+) 1 . .
Zwarte els Fijne kervel Fluitenkruid Bosveldkers? Hazenzegge/IJle zegge Gewone es Hondsdraf Gevlekte dovenetel Wilg Wilg Dagkoekoeksbloem Grote brandnetel Struisgras Struisgras/Beemdgras Schermbloemenfamilie Klit Composietenfamilie Tandzaad Kruisbloemenfamilie Kool/Mosterd Kool/Mosterd Kruisbloemenfamilie Dravik Distel/Vederdistel Zegge Hoornbloem Schermbloemenfamilie Ganzenvoetfamilie Vlinderbloemenfamilie Hennepnetel Gewone hennepnetel-type Rus Zomprus-type
Malva Myosotis Poaceae Poaceae, stengelfr. Poaceaea (v) Populus, knop Rhinanthus Rumex Rumex crispus type Rumex crispus type (v) Silene Spergularia Veronica Viola indet. varia aardewerk bot Bryales Bryozoa Cladocera houtskool huid/leer insekten mest mollusken Sphagnum Spongiae stengels takjes vis
15512
24521
18611
23525
27522
27525
. . . . . . 1 . 36 . . . . . .
. . . . . . . . 7 . . . . . .
. . . . . . . 22 5 . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . 1
. . . . . . . . 38 . . . 2 1 (+)
. . . + . (+) . . 148 . 1 . . . .
. . . . x . . . . . . x . . .
. x . x . . . x . . . . . . .
. . x . x x . x . x x . x x x
. . . . . . . . . . . . . . .
x x . . . x . x x . . . . . .
. x . . . . . + + . . . . . x
Kaasjeskruid Vergeet-mij-nietje Grassenfamilie Grassenfamilie Grassenfamilie Populier Ratelaar Zuring Krulzuring-type Krulzuring-type Silene Schijnspurrie Ereprijs Viooltje niet determineerbaar aardewerk bot mossen mosdiertjes watervlo houtskool huid/leer insekten mest mollusken veenmos sponzen stengels takjes vis
Bijlage 3
Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, resultaten van de pollenanalyse. De percentages zijn gebaseerd op een totaalpollensom. Legenda: + = waargenomen buiten pollentelling, cf. = gelijkend aan, (B) = pollentype volgens Beug, (P) = pollentype volgens Punt.
spoornummer vondstnummer BX-nummer datering context ∑AP ∑NAP Pollenconcentratie ∑APnum ∑NAPnum cultuurgewassen Cannabis sativa Cerealia-type Fagopyrum esculentum Hordeum/Triticum-type Pisum Ribes nigrum (P) Secale cereale Triticum-type culinaire en medicinale kruiden Aconitum-groep (B) Malva sylvestris (P) Anthriscus cerefolium (B) Astragalus-type (B) Carthamus-type (B) Cistaceae (B) cf. Citrus (B) Primulaceae Prunella-type (B) Pulsatilla alpina/vulgaris (B) Saussurea-type (B) Saxifraga Sinapis-type akkeronkruiden en ruderalen Anagallis-type (B) Anthemis-type Artemisia Brassicaceae Centaurea cyanus Convolvulus arvensis-type Legousia-type (B) Papaver rhoeas-type Persicaria maculosa-type Plantago lanceolata Polygonum aviculare-type Rumex acetosa-type Rumex acetosella Spergula arvensis Urtica dioica-type graslandplanten Phyteuma-type (B)
S23012 S4006 S27029 23519 4551 27525 3888 3940 3887 1300-1450 1400-1500 1700-1750 vloer beerput kuipconstr. 12,7 87,3 137800,1 61,0 419,0
7,3 92,7 38773,2 14,0 179,0
12,3 87,7 92622,4 78,0 555,0
0,2 4,8 . 1,3 0,2 . 0,4 6,3
3,6 6,2 + 3,1 . 0,5 . 9,3
+ 9,0 + 4,3 . . 0,9 5,8
. + . . . . . 0,4 . 3,1 . . 1,0
0,5 . 2,1 1,0 1,0 0,5 + . 0,5 . 0,5 + 4,7
. . . . . . . . . . . . .
. 0,8 . 19,0 0,2 . . . . 0,8 1,5 . 0,4 . .
. . . 16,1 1,0 . 1,0 + . . 0,5 0,5 0,5 0,5 .
0,5 . 0,2 3,3 . 0,2 . 0,2 0,3 0,3 . 0,5 . . 0,8
.
0,5
.
som boompollen som niet-boompollen pollenconcentratie som boompollen numeriek som niet-boompollen numeriek Hennep Granen-type Boekweit Gerst/Tarwe-type Erwt Zwarte bes Rogge Tarwe-type Monnikskap-groep Groot kaasjeskruid Echte kervel Hokjespeul-type Saffloer-type Zonneroosjesfamilie Citrus? Sleutelbloemfamilie Brunel-type Alpenanemoon/wildemanskruid Saussurea Steenbreek Mosterd-type Guichelheil-type Schubkamille-type Alsem Kruisbloemenfamilie Korenbloem Akkerwinde-type Spiegelklokje-type Grote klaproos-type Perzikkruid-type Smalle weegbree Gewoon varkensgras-type Veldzuring-type Schapenzuring Gewone spurrie Grote brandnetel-type Rapunzel-type
spoornummer vondstnummer BX-nummer datering context
S23012 S4006 S27029 23519 4551 27525 3888 3940 3887 1300-1450 1400-1500 1700-1750 vloer beerput kuipconstr.
Ranunculus acris-type 0,2 Rhinanthus-type . Trifolium-type . kruiden (algemeen) Apiaceae 1,3 Asteraceae liguliflorae 4,4 Asteraceae tubuliflorae 2,1 Chenopodiaceae 4,2 Matricaria-type 0,2 Fabaceae 1,3 Galium-type 0,2 Lathyrus-type (B) 0,2 Poaceae 25,2 Ranunculaceae 1,0 Scrophulariaceae p.p. (B) . oever- en moerasplanten Cyperaceae 2,3 Sparganium erectum-type + Thalictrum flavum-type . Typha angustifolia 0,4 heide en hoogveenplanten Calluna vulgaris-type 0,8 Ericaceae (overig) 0,6 Sphagnum 0,2 sporenplanten Dryopteris-type 2,3 Osmunda regalis + Polypodium . Pteridium aquilinum . bomen en struiken (drogere gronden) Betula 0,4 Carpinus 0,2 Corylus avellana 3,3 Fagus sylvatica 0,2 Fraxinus . Picea 0,2 Pinus 1,3 Quercus 2,3 Prunus . Sambucus nigra . Ulmus . bomen (nattere gronden) Alnus 4,6 Salix 0,2 waterplanten Lemna . zoetwatermicrofossielen Nymphaeaceae (slijmcel) (T.127) 0,4 Pediastrum .
0,5 . 0,5
0,8 0,3 .
Scherpe boterbloem-type Ratelaar-type Klaver-type
1,0 3,6 6,7 1,0 . 2,1 . . 13,0 . 0,5
1,4 3,0 1,9 9,5 0,2 0,6 + 0,2 33,2 . .
Schermbloemenfamilie Composietenfamilie lintbloemig Composietenfamilie buisbloemig Ganzenvoetfamilie Aster-type Vlinderbloemenfamilie Walstro-type Lathyrus-type Grassenfamilie Ranonkelfamilie Helmkruidfamilie
. . . .
. . + 0,6
Cypergrassenfamilie Grote en Blonde egelskop-type Poelruit-type Kleine lisdodde
4,1 3,6 1,0
0,3 0,3 0,9
Struikhei-type Heifamilie (overig) Veenmos
0,5 . . .
2,4 . + +
Niervaren-type Koningsvaren Eikvaren Adelaarsvaren
1,0 . 1,0 0,5 . . . 1,6 . 0,5 .
0,5 . 0,3 . 0,5 0,2 0,3 0,8 0,2 0,3 0,3
Berk Haagbeuk Hazelaar Beuk Es Spar Den Eik Prunus Gewone vlier Iep
2,1 0,5
8,7 0,3
Els Wilg
.
5,8
Eendenkroos
. .
0,2 +
Waterleliefamilie (slijmcel) (T.127) Groenwier-genus Pediastrum
spoornummer vondstnummer BX-nummer datering context
S23012 S4006 S27029 23519 4551 27525 3888 3940 3887 1300-1450 1400-1500 1700-1750 vloer beerput kuipconstr.
Spirogyra (T.130) Type 128A brakwatermicrofossielen Hystrichospheridae Podosira stelliger (T.5085) (mest)schimmels en darmparasieten Ascaris Chaetomium (T.7A) Podospora-type (T.368) Sordaria-type (T.55A) Sordaria-type (T.55B) Sporormiella-type (T.113) Tripterospora-type (T.169) overige schimmels en microfossielen Diporotheca rhizophila (T.143) Glomus cf. fasciculatum (T.207) Coniochaeta xylariispora (T.6) Houtskool fragmenten plantenresten Verkoold epidermis Poaceae Indet en Varia ∑AP + ∑NAP
. 0,6
. .
0,2 0,3
Groenwier-genus Spirogyra (T.130) Watertype (T.128A)
0,2 0,2
. .
0,3 0,2
cysten van Dinoflagellaten (eencellige algen) Kiezelwier van zout/brakwater
. + 0,4 1,3 0,2 0,6 .
2,6 0,5 . . . 0,5 .
. . . 1,7 0,3 0,2 0,8
Spoelworm (Mest-)schimmel Chaetomium (T.7A) (Mest-)schimmel Podospora-type (T.368) (Mest-)schimmel Sordaria-type (T.55A) (Mest-)schimmel Sordaria-type (T.55B) (Mest-)schimmel Sporormiella-type (T.113) (Mest-)schimmel Tripterospora-type (T.169)
. . 0,6 + + + 0,4 480
. . 1,6 + . . . 193
0,2 0,3 0,2 + + . . 633
Diporotheca rhizophila (T.143) Glomus cf. G. fasciculatum (T.207) Coniochaeta xylariispora (T.6) Houtskool fragmenten plantenresten Verkoold epidermis Poaceae Indet en Varia Som AP + som NAP
Uitleg van de codering gebruikt in bijlage 4 en 5 alle afmetingen zijn in cm (> = groter of meer dan) datering vnr. sub spoor sp.nr context c.nr cat. art-spec. soort stc L B D diam PL PV
Njr seiz C14 D T F C W opmerking
datering (MEL = Late-Middeleeuwen; MEP = post-Middeleeuwen) vondstnummer volgnummer, wanneer binnen één vondstnummers meer houtvondsten zijn (door BIAX toegekend) spooromschrijving spoornummer contextomschrijving contextnummer algemene omschrijving van object (con = constructiehout, vw = voorwerp) meer precieze omschrijving van het artefact wetenschappelijke naam houttaxa (cf.=lijkt op, indet.= niet te determineren) zie aparte lijst stamcode = schematisch aangeven van de wijze waarop object uit het hout is gehaald (grondvorm), zie bijgevoegd schema. lengte breedte hoogte/dikte diameter van de stam of het object puntlengte, d.w.z. de lengte van het hoogste kapvlak van de punt (PL = 0: vlak gekapte onderkant) puntvorm, d.w.z. het aantal vlakken waarmee de punt is gemaakt halverwege de punt 2 = 2 bekapte vlakken enz. x = kleine extra kap a = één vlak van punt die niet bekapt of bewerkt is, naast het aantal bekapte vlakken aa = twee vlakken van punt die niet bewerkt zijn, naast het aantal bekapte vlakken Deze onbewerkte vlakken zijn dus niet inbegrepen in het aantal vlakken aangegeven met een cijfer. Bijvoorbeeld: 4aa = punt gevormd door 4 bewerkte vlakken en twee onbewerkte. aantal jaarringen seizoen van kap geschikt voor C14-datering: ja/ nee/ ? (= onzeker) advies voor dendrochronologisch dateren advies voor tekenen advies voor fotograferen advies voor conservering weggooien extra opmerkingen
stamcodes
1
hele stam
11
vierzijdig gerechte ‘balk’ uit kwart stam
2
halve stam
12
eenzijdig gerechte ‘plank’
3
derde stam
13
radiale ‘plank’ door hart (kwartiers)
4
kwart stam
14
radiale ‘plank’ maximaal tot hart
5
radiaal kleiner dan omtrek
15
tangentiale ‘plank’ niet door hart, breedte groter dan kwart stam (dosse)
‘plank’ niet door hart, breedte maximaal kwart stam 6
radiaal gelijk aan omtrek
16
7
radiaal groter dan omtrek
17
relatief klein deel uit stam
8
eenzijdig gerechte ‘balk’
18
segment van een uitgeholde stam
9
vierzijdig gerechte ‘balk’ door het hart van de stam
0
onbekend
10
vierzijdig gerechte ‘balk’ uit halve stam
Algemeen: a = zonder bast b = met één zijde met bast bb = met twee zijden met bast
Aangetroffen houttaxa: Abies Acer Alnus Calluna Castanea Corylus Euonymus Fagus Fraxinus Juglans Larix/Picea Loofhout v.p. Loofhout k.p. Naaldhout Pinus Populus Quercus Salix Ulmus
A. alba
C. vulgaris C. sativa C. avellana E. europeaus F. sylvatica F. excelsior J. regia L. decidua/P. abies
Pinus sylvestris
Zilverspar Esdoorn Els Struikheide Tamme kastanje Hazelaar Kardinaalsmuts Beuk Es Walnoot Lariks/Fijnspar loofhout verspreidporig loofhout kringporig naaldhout Den Populier Eik Wilg Iep
Bijlage 4
Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, resultaten van het houtonderzoek, Romeinse tijd.
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
17548
.
paal
17061 huis
1012 ?
fr.
Quercus
.
5
3
1
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
17549
1
paal
17062 huis
1012 ?
fr.
Quercus
.
>30
12
>5
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
17549
2
paal
17062 huis
1012 ?
fr.
Quercus
.
<7
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4636
.
greppel
4106 .
4102 ?
tak
Alnus
1b
>76
3,5
2
.
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
4637
.
greppel
4106 .
4102 ?
fr.
Acer/Ulmus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5519
.
greppel
5007 .
4102 ?
wortel?
Salix
1a
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4623
.
greppel
4105 .
4105 con.
paal
Fraxinus
17a
>21
.
.
3
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
14515
.
greppel
14029 palenrij
5010 con.
paal
Alnus
1b
>20
.
.
7
>20
3a
.
.
.
.
. .
.
x
14517
.
greppel
14122 palenrij
5010 con.
paal
Alnus
1b
>34
.
.
6
22
5
.
.
.
.
. .
.
x
14519
.
greppel
14059 palenrij
5010 con.
paal
Alnus
1b
>28
.
.
6
>17
6
<60
.
.
.
. .
.
x
14520
.
greppel
14068 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>36
.
.
6
26
5
<60
.
.
.
. .
.
x
21530
.
greppel
21077 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>30
.
.
5
18
6
<60
.
.
.
. .
.
x
21533
.
greppel
21079 palenrij
5010 con.
paal
Alnus
1b
>21
.
.
2
8?
.
<60
.
.
.
. .
.
x
21534
.
greppel
21082 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>26
.
.
7
15
6
<60
.
.
.
. .
.
x
21535
.
greppel
21037 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>39
.
.
7
20
5ax
<60
.
.
.
. x .
x
21536
.
greppel
21028 palenrij
5010 con.
paal
Alnus
1b
>42
.
.
8
26
4a
<60
.
.
. x x .
x
21537
.
greppel
21022 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>21
.
.
5
7
4
<60
.
.
.
. .
.
x
21538
.
greppel
21069 palenrij
5010 con.
paal
Alnus
1b
>18
.
.
2,5
10
3?
<60
.
.
.
. .
.
x
21539
.
greppel
21062 palenrij
5010 con.
paal
Alnus
1b
>27
.
.
6
11
4
<60
.
.
.
. .
.
x
22513
.
greppel
22009 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>18
.
.
4
11
3a
<60
.
.
.
. .
.
x
22514
.
greppel
22026 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>20
.
.
5
9
3a
<60
.
.
.
. .
.
x
29506
.
greppel
29062 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>28
.
.
6
17
5
<60
.
.
.
. .
.
x
29508
.
greppel
29100 palenrij
5010 con.
paal
Fraxinus
1b
>30
.
.
5
15
5a
<60
.
.
.
. .
.
x
29509
.
greppel
29109 palenrij
5010 con.
paal
Alnus
1b
>25
.
.
5
>16
3a
<60
.
.
.
. .
.
x
2066
.
greppel
2066 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2067
.
greppel
2067 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
2068
.
greppel
2068 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2069
.
greppel
2069 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2070
.
greppel
2070 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2071
.
greppel
2071 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2072
.
greppel
2072 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2073
.
greppel
2073 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2074
.
greppel
2074 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2075
.
greppel
2075 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2076
.
greppel
2076 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2077
.
greppel
2077 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2078
.
greppel
2078 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2079
.
greppel
2079 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2080
.
greppel
2080 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2081
.
greppel
2081 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2082
.
greppel
2082 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2083
.
greppel
2083 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2084
.
greppel
2084 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2085
.
greppel
2085 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2086
.
greppel
2086 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2087
.
greppel
2087 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2088
.
greppel
2088 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2089
.
greppel
2089 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2090
.
greppel
2090 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3087
.
greppel
3087 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3088
.
greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3089
.
greppel
3089 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3090
.
greppel
3090 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
3091
.
greppel
3091 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3092
.
greppel
3092 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3093
.
greppel
3093 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3094
.
greppel
3094 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3095
.
greppel
3095 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3096
.
greppel
3096 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3097
.
greppel
3096 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3098
.
greppel
3098 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3099
.
greppel
3099 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3100
.
greppel
3100 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3101
.
greppel
3101 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3102
.
greppel
3102 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3103
.
greppel
3103 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3104
.
greppel
3104 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3105
.
greppel
3105 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3106
.
greppel
3106 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3107
.
greppel
3107 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3108
.
greppel
3108 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3109
.
greppel
3109 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3110
.
greppel
3110 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3111
.
greppel
3111 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3112
.
greppel
3112 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3113
.
greppel
3113 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3114
.
greppel
3114 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3115
.
greppel
3115 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3116
.
greppel
3116 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3117
.
greppel
3117 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
3118
.
greppel
3118 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3119
.
greppel
3119 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3120
.
greppel
3120 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3121
.
greppel
3121 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3122
.
greppel
3122 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3123
.
greppel
3123 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3124
.
greppel
3124 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3125
.
greppel
3125 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3126
.
greppel
3126 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3127
.
greppel
3127 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3128
.
greppel
3128 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3129
.
greppel
3129 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3130
.
greppel
3130 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3131
.
greppel
3131 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3132
.
greppel
3132 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3133
.
greppel
3133 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3134
.
greppel
3134 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3135
.
greppel
3135 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3136
.
greppel
3136 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3137
.
greppel
3137 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3138
.
greppel
3138 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3139
.
greppel
3139 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3140
.
greppel
3140 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3141
.
greppel
3141 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3142
.
greppel
3142 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3143
.
greppel
3143 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3144
.
greppel
3144 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
3145
.
greppel
3145 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3146
.
greppel
3146 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3147
.
greppel
3147 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3148
.
greppel
3148 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3149
.
greppel
3149 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3150
.
greppel
3150 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3151
.
greppel
3151 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3152
.
greppel
3152 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3153
.
greppel
3153 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3154
.
greppel
3154 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3155
.
greppel
3155 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3156
.
greppel
3156 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3157
.
greppel
3157 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3158
.
greppel
3158 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3159
.
greppel
3159 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3160
.
greppel
3160 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3161
.
greppel
3161 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3162
.
greppel
3162 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3163
.
greppel
3163 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3164
.
greppel
3164 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3165
.
greppel
3165 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3166
.
greppel
3166 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3167
.
greppel
3167 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3168
.
greppel
3168 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3169
.
greppel
3169 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3170
.
greppel
3170 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3171
.
greppel
3171 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
3172
.
greppel
3172 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3173
.
greppel
3173 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3174
.
greppel
3174 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3539
2
greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>54
.
.
12
37
2a
<60
.
.
.
. . x x
3539
6
greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>75
.
.
11
45
6x
>60
.
.
x . . x x
3539 12 greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>65
.
.
14
37
5
<60
.
.
.
. .
.
x
3539 14 greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>40
.
.
6
27
5x
<60
.
.
.
. .
.
x
3539 15 greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>40
.
.
7
31
4ax
<60 (v)/z
.
.
. .
.
x
3539 47 greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>40
.
.
6
20
5
<60
.
.
.
. .
.
x
3539 85 greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>30
.
.
4
5
3a
<60
.
.
.
. .
.
x
3539 86 greppel
3088 palenrij
5011 con.
paal
Acer
1b
>50
.
.
8
>40
3ax
<60
z?
.
.
. . x x
3546
.
greppel
3092 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
3547
.
greppel
3098 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
3548
.
greppel
3100 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
3549
.
greppel
3101 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
3550
.
greppel
3133 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
3551
.
greppel
3171 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
3552
.
greppel
3172 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4139
.
greppel
4139 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4140
.
greppel
4140 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4141
.
greppel
4141 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4142
.
greppel
4142 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4143
.
greppel
4143 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4144
.
greppel
4144 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4145
.
greppel
4145 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4146
.
greppel
4146 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4147
.
greppel
4147 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
4148
.
greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4149
.
greppel
4149 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4150
.
greppel
4150 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4151
.
greppel
4151 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4152
.
greppel
4152 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4153
.
greppel
4153 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4154
.
greppel
4154 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4155
.
greppel
4155 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4156
.
greppel
4156 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4157
.
greppel
4157 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4158
.
greppel
4158 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4159
.
greppel
4159 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4160
.
greppel
4160 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4161
.
greppel
4161 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4162
.
greppel
4162 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4163
.
greppel
4163 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4164
.
greppel
4164 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4165
.
greppel
4165 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4166
.
greppel
4166 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4167
.
greppel
4167 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4168
.
greppel
4168 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4169
.
greppel
4169 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4170
.
greppel
4170 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4171
.
greppel
4171 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4172
.
greppel
4172 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4173
.
greppel
4173 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4174
.
greppel
4174 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
4175
.
greppel
4175 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4176
.
greppel
4176 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4177
.
greppel
4177 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4179
.
greppel
4179 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4180
.
greppel
4180 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4181
.
greppel
4181 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4182
.
greppel
4182 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4183
.
greppel
4183 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4184
.
greppel
4184 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4185
.
greppel
4185 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4186
.
greppel
4186 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4187
.
greppel
4187 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4188
.
greppel
4188 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4189
.
greppel
4189 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4190
.
greppel
4190 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4191
.
greppel
4191 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4192
.
greppel
4192 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4193
.
greppel
4193 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4194
.
greppel
4194 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4195
.
greppel
4195 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4196
.
greppel
4196 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4197
.
greppel
4197 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4198
.
greppel
4198 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4199
.
greppel
4199 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4200
.
greppel
4200 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4201
.
greppel
4201 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4202
.
greppel
4202 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
4203
.
greppel
4203 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4204
.
greppel
4204 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4205
.
greppel
4205 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4206
.
greppel
4206 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4207
.
greppel
4207 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4208
.
greppel
4208 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4209
.
greppel
4209 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4210
.
greppel
4210 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4211
.
greppel
4211 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4212
.
greppel
4212 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4213
.
greppel
4213 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4214
.
greppel
4214 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4215
.
greppel
4215 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4216
.
greppel
4216 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4217
.
greppel
4217 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4218
.
greppel
4218 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4219
.
greppel
4219 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4220
.
greppel
4220 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4221
.
greppel
4221 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4222
.
greppel
4222 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4223
.
greppel
4223 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4224
.
greppel
4224 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4225
.
greppel
4225 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4226
.
greppel
4226 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4227
.
greppel
4227 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4228
.
greppel
4228 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4229
.
greppel
4229 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
4230
.
greppel
4230 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4231
.
greppel
4231 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4232
.
greppel
4232 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4233
.
greppel
4233 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4234
.
greppel
4234 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4235
.
greppel
4235 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4236
.
greppel
4236 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4237
.
greppel
4237 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4238
.
greppel
4238 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
4646 11 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>50
.
.
9
37
4a
<60
.
.
.
. .
.
x
4646 18 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>50
.
.
7
35
5axx <60
.
.
. x x .
x
4646 19 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
indet
1b
>50
.
.
8
29
4a
<60
.
.
.
. .
.
x
4646 22 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>55
.
.
6
29
6a
<60
v/z
.
.
. .
.
x
4646 24 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>50
.
.
8
34
6
<60
.
.
.
. .
.
x
4646 38 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>58
.
.
7
27
6a
<60
.
.
.
. x .
x
4646 42 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>53
.
.
9
24
6
<60
.
.
. x x .
x
4646 77 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
83
.
.
10
35
5x
c,60
.
.
x . .
.
x
4646 87 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>55
.
.
6
21
3ax
c,60 z/(n)
.
.
. .
.
x
4646 93 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1a
>33
.
.
6
20
5x
<60
.
.
.
. .
.
x
4646 97 greppel
4148 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
50
.
.
8
30
4ax
<60
.
.
.
. .
.
x
4661
.
greppel
4155 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4662
.
greppel
4156 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4663
.
greppel
4159 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4664
.
greppel
4164 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4665
.
greppel
4175 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4666
.
greppel
4179 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4667
.
greppel
4214 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
4668
.
greppel
4224 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4669
.
greppel
4230 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4670
.
greppel
4234 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
4692
.
greppel
4156 palenrij
5011 con.
plank
Quercus
15a
>56
7 tot 12
7
.
?
?
<60
.
.
.
. .
.
x
4693
.
greppel
4159 palenrij
5011 con.
balk
Larix/Picea
9a
>68
8,5
5
.
.
.
<60
.
.
.
. x x
.
4693
.
greppel
4159 palenrij
5011 con.
pin
Abies/Larix/Picea
.
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. x x
.
4693
.
greppel
4159 palenrij
5011 con.
pin
Abies/Larix/Picea
.
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. x x
.
4693
.
greppel
4159 palenrij
5011 con.
pin
Abies/Larix/Picea
.
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. x x
.
5022
.
greppel
5022 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5023
.
greppel
5023 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5024
.
greppel
5024 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5025
.
greppel
5025 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5026
.
greppel
5026 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5027
.
greppel
5027 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5028
.
greppel
5028 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5029
.
greppel
5029 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5030
.
greppel
5030 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5031
.
greppel
5031 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5032
.
greppel
5032 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5033
.
greppel
5033 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5034
.
greppel
5034 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5035
.
greppel
5035 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5036
.
greppel
5036 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5037
.
greppel
5037 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5038
.
greppel
5038 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5039
.
greppel
5039 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5040
.
greppel
5040 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
5041
.
greppel
5041 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5042
.
greppel
5042 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5043
.
greppel
5043 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5044
.
greppel
5044 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5045
.
greppel
5045 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5046
.
greppel
5046 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5047
.
greppel
5047 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5048
.
greppel
5048 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5049
.
greppel
5049 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5050
.
greppel
5050 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5051
.
greppel
5051 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5052
.
greppel
5052 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5053
.
greppel
5053 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5054
.
greppel
5054 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5055
.
greppel
5055 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5056
.
greppel
5056 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5057
.
greppel
5057 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5058
.
greppel
5058 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5059
.
greppel
5059 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5060
.
greppel
5060 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5061
.
greppel
5061 palenrij
5011 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5062
.
greppel
5062 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5064
.
greppel
5064 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5065
.
greppel
5065 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5066
.
greppel
5066 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5067
.
greppel
5067 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5068
.
greppel
5068 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
5069
.
greppel
5069 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5070
.
greppel
5070 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5071
.
greppel
5071 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5072
.
greppel
5072 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5073
.
greppel
5073 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5074
.
greppel
5074 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
5517
1
greppel
5022 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>42
.
.
7
29
3ax
<60 (v)/z
.
.
. .
.
x
5517
3
greppel
5022 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1a
>20,5
.
.
6,5
>20
5
<60
.
.
.
. .
.
x
5517
4
greppel
5022 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>30
.
.
9
28
5ax
<60
v/z
.
.
. .
.
.
5517
9
greppel
5022 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>33
.
.
10
>33
3ax
<60 v/(z)
.
.
. .
.
x
5517 11 greppel
5022 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>35
.
.
9,5
>35
4
<60
v
.
.
. .
.
x
5517 24 greppel
5022 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1a
>25,5
.
.
6,5
>25,5
4
<60
.
.
.
. .
.
x
5517 45 greppel
5022 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>60
.
.
10
35
3a
<60
z?
.
.
. . x
.
5521
.
greppel
5024 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
5522
.
greppel
5025 palenrij
5011 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
5523
.
greppel
5030 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
5524
.
greppel
5032 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
5525
.
greppel
5045 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
5526
.
greppel
5066 palenrij
5011 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
.
6525
1
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Quercus
1a
>40
.
.
5
16
3a
<60
v
.
. x .
.
x
6525
2
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
6525
3
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>40
.
.
5
25
5
<60
.
.
.
. .
.
x
6525
3
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Acer
1b
>32
.
.
5
22
3a
<60 v/z/n
x
.
. .
.
x
6525
4
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1a
>15
.
.
5
6
5a
<60
.
.
.
. .
.
x
6525
5
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1a
20
.
.
5
10
5
<60
.
.
.
. .
.
x
6525
6
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>45
.
.
11
24
5
<60
v/z
x
. ? . x
.
6525
7
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>25
.
.
7
20
5
<60
.
.
.
x
. .
.
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
6525
8
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>35
.
.
8,5
30
5
<60
.
.
.
. . x
.
6525
9
greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1a
>25
.
.
5
13
5
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 10 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>45
.
.
7
36
6
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 11 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>35
.
.
7
33
4a
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 13 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>30
.
.
7,5
20
6
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 14 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>24
.
.
7
>24
7
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 15 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>56
.
.
13
42
4ax
<60
v/z
?
. x .
.
.
6525 16 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>30
.
.
6
18
4ax
<60 v/z/n
.
.
. .
.
x
6525 17 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1a
>35
.
.
4,5
22
4
<60 v/(z)
.
.
. .
.
x
6525 18 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>40
.
.
8
33
5
<60 v/(z)
x
. x x .
.
6525 19 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1a
>22
.
.
8
17
5xxx <60
.
.
.
. .
.
x
6525 20 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>35
.
.
6
19
5xx
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 21 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>20
.
.
5
17
5xx
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 22 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>30
.
.
7
21
4x
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 23 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
6b
>20
.
.
5
10
1ax
<60
z?
.
.
. .
.
x
6525 24 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1a
>30
.
.
6
27
5
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 25 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>50
.
.
7
33
5xx
<60
.
.
. x .
.
x
6525 26 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
17a
>20
.
.
4
.
3
<60
z
.
.
. .
.
x
6525 27 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>12
.
.
4
5
4
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 28 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>36
.
.
6
20
5x
.
.
.
.
. .
.
x
6525 29 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>29
.
.
5
19
5x
.
.
.
.
. .
.
x
6525 30 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>25
.
.
5
.
5?
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 31 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>30
.
.
6
.
5
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 32 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Acer
1a
25
.
.
5
10
5
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 33 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>25
.
.
5
.
5
<60
v/z
.
.
. .
.
x
6525 34 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1a
>22
.
.
4
15
5x
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 35 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1a
>20
.
.
5
12
5
<60
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
6525 36 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Acer
1a
>18
.
.
5
12
5x
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 37 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>31
.
.
7
25
5
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 38 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
2a
>20
.
.
4
9
5
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 39 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Fraxinus
1b
>35
.
.
6
31
3ax
<60
z
.
.
. .
.
x
6525 40 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1a
>28
.
.
4
12
6
<60
.
.
.
. .
.
x
6525 41 greppel
6014 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>25
.
.
7
20
5xx
<60
.
.
.
. .
.
x
14516
.
greppel
14074 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>42
.
.
7
34
4
.
.
.
. x .
.
x
14518
.
greppel
14092 palenrij
5011 con.
paal
Alnus
1b
>29
.
.
8
>27
4a
.
.
.
.
. .
.
x
2059
.
greppel
2059 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2060
.
greppel
2060 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2061
.
greppel
2061 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2062
.
greppel
2062 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2063
.
greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2064
.
greppel
2064 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2065
.
greppel
2065 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2091
.
greppel
2091 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2092
.
greppel
2092 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2093
.
greppel
2093 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2094
.
greppel
2094 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2095
.
greppel
2095 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2096
.
greppel
2096 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2097
.
greppel
2097 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2098
.
greppel
2098 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2099
.
greppel
2099 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2100
.
greppel
2100 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2101
.
greppel
2101 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2102
.
greppel
2102 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
2103
.
greppel
2103 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2104
.
greppel
2104 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2105
.
greppel
2105 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2106
.
greppel
2106 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2107
.
greppel
2107 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2108
.
greppel
2108 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2109
.
greppel
2109 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2110
.
greppel
2110 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2111
.
greppel
2111 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2112
.
greppel
2112 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2113
.
greppel
2113 palenrij
5012 con.
paal
loofhout k.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2114
.
greppel
2114 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2115
.
greppel
2115 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2116
.
greppel
2116 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2117
.
greppel
2117 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2118
.
greppel
2118 palenrij
5012 con.
paal
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
2531
5
greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1b
>50
.
.
5
20
5x
<60
.
.
.
. .
.
x
2531 10 greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus, cf
1b
>54
.
.
5
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
2531 11 greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1a
>45
.
.
6
16
4
<60
.
.
.
. .
.
x
2531 16 greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1a
>48
.
.
6
13
4
<60
.
.
.
. .
.
x
2531 21 greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1a
>48
.
.
4
16
4
<60
.
.
.
. .
.
x
2531 44 greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Alnus
1a
>46
.
.
4
20
3a
<60
.
.
.
. .
.
x
2531 46 greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1b
>66
.
.
6
30
4a
<60
v/z
.
. x . x x
2531 54 greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Alnus
1a
>59
.
.
9
30
3a
?
.
.
.
. . x x
2531 58 greppel
2063 palenrij
5012 con.
paal
Alnus
1b
>40
.
.
7
18
.
?
.
.
.
. .
8532
.
greppel
8048 palenrij
5012 con.
paal
Alnus
1b
>25
.
.
8,5
>25
4x
<60
.
.
. x x x x
8533
.
greppel
8045 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1a
>18
.
.
5
15
4a
<60
.
.
.
. .
.
.
x
x
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
8534
.
greppel
8029 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1b
>30
.
.
9
30
3a
<60
n
.
.
. .
.
x
8535
.
greppel
8023 palenrij
5012 con.
paal
Alnus
1a
>50
.
.
8
32
3a
<60
.
.
.
. .
.
x
8536
.
greppel
8032 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1b
>23
.
.
8
20
4
c40
.
.
.
. .
.
x
8036 palenrij
5012 con.
paal
Fraxinus
1b
>20
.
.
9
>20
4
<60
.
.
.
. .
.
x
6177 con.
stok
Alnus
6a
45
.
.
3
.
.
<60
.
.
. x x .
x x
8541
.
greppel
23505
.
kuil
196
.
laag
173 kuil
6205 con.
lat
Abies
12a
>107
3,5
2,5
.
.
.
<60
.
.
.
. .
182
.
spoor
173 kuil
6205 con.
balk
Quercus
1a
>37
.
.
8
.
.
?
.
.
.
. . x x
188
1
spoor
181 kuil
6205 con.
vlw.
Alnus, cf
14/15/16
.
.
.
<
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
188
2
spoor
181 kuil
6205 con.
vlw.
Alnus, cf
14/15/16
.
.
.
<
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
187
.
spoor
187 kuil
6205 con.
paal
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
189
.
spoor
189 kuil
6205 con.
paal
Quercus
1b
120
.
.
7
.
.
<
.
.
.
. .
.
x
190
.
spoor
190 kuil
6205 ?
fr.
Euonymus
6a
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
190
.
spoor
190 kuil
6205 ?
fr.
loofhout v.p.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
26505
.
wp
26012 .
8022 con.
paal
Fraxinus
1b
>144
.
.
6
41
6
<60
z
.
.
. x .
x
28529
.
wp
28006 .
8023 con.
duig
Quercus
14a
>70
14
0,8
.
.
.
60
.
.
.
. x .
.
28529
.
wp
28006 .
8023 con.
plank
Alnus
14a
.
.
.
.
.
.
60
.
.
.
. .
.
x
28529
.
wp
28006 .
8023 con.
hoepel
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. x .
.
28534
.
wp
28006 .
8023 con.
paal
Fraxinus
2b
>65
.
.
8
30
3ax
c,60
n/w
.
? x x .
x
28535
.
wp
28006 .
8023 con.
paal
Fraxinus
5b
>100
.
.
12
21
3a
c,60
w
.
? . x .
x
28536
.
wp
28006 .
8023 con.
paal
Fraxinus
4b
>45
.
.
8
18
1a
<60
.
.
x . .
.
x
22512
1
kuil
22004 .
8026 con.
staak
Salix
1b
>5
.
.
1
.
.
<60
.
.
.
. .
.
.
22512
.
kuil
22004 .
8026 con.
balkje?
Juglans regia
?
>5
1,5
1,5
.
.
.
<
.
.
.
. .
.
.
3533
1
wp
3175 .
8027 con.
paal
Alnus
1b
>87
.
.
8
16
4
<60
.
.
.
. .
.
x
3534 101 wp
3079 .
8027 con.
fr.
Fraxinus
17a
>5
.
.
3
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
3534 102 wp
3079 .
8027 con.
fr.
Fraxinus
17a
>4
.
.
1
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
3534 103 wp
3079 .
8027 con.
fr.
Alnus
17a
>12
7
6
.
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
3534 104 wp
3079 .
8027 con.
fr.
Fraxinus
16a
>8
4
2,5
.
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
23003 .
.
vnr. sub spoor
sp.nr context c.nr cat.
art-spec. soort
stc
L
B
D diam
PL
PV
Njr seiz C14 D T F C W
3537
1
wp
3080 .
8028 con.
hoepel
indet
2b
>4,5
.
.
1
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3537
1
wp
3080 .
8028 con.
windsel
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. .
.
x
3537
3
wp
3080 .
8028 con.
paal?
Alnus
2b
>43
.
.
11
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
3537
3
wp
3080 .
8028 con.
paal?
indet
2b
>36
.
.
11
.
.
<60
.
.
.
. .
.
x
22505
.
.
22028 .
8029 con.
paal
Fraxinus
1b
>107
.
.
5,5
22
8x
<60
.
.
.
. x .
x
Bijlage 4 (vervolg)
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
17548
.
fr.
Quercus
3 kleine fragmenten
17549
1
fr.
Quercus
4 grote fragmenten passen aan elkaar, in slechte staat
17549
2
fr.
Quercus
7 kleine fragmenten, in slechte staat
4636
.
tak
Alnus
ovale, taps toelopende tak/stok/staak
4637
.
fr.
Acer/Ulmus
kleine fragmenten schors en bast van grote boom
5519
.
wortel?
Salix
3 fragmenten, heel erg versleten, oude boomwortel? Dan andere periode dan rest van de opgraving
4623
.
paal
Fraxinus
punt afgebroken? paal? schaafsporen?
14515
.
paal
Alnus
bijl
14517
.
paal
Alnus
alleen punt goed. verder gespleten. puntvorm 5 waarvan 4 brede en 1 smalle zijde, bijl
14519
.
paal
Alnus
.
14520
.
paal
Fraxinus
puntvorm 5 waarvan 4 brede en 1 smalle zijde, bijl
21530
.
paal
Fraxinus
gedeeltelijk schors slechte staat
21533
.
paal
Alnus
geheel verteerd
21534
.
paal
Fraxinus
weinig schors
21535
.
paal
Fraxinus
.
21536
.
paal
Alnus
diepe braamsporen getekend, plak beheersonderzoek
21537
.
paal
Fraxinus
.
21538
.
paal
Alnus
verteerd
21539
.
paal
Alnus
.
22513
.
paal
Fraxinus
in slechte staat
22514
.
paal
Fraxinus
in slechte staat
29506
.
paal
Fraxinus
gedeeltelijk schors
29508
.
paal
Fraxinus
slechte staat, gedeeltelijk schors
29509
.
paal
Alnus
gedeeltelijk schors
2066
.
paal
loofhout k.p.
.
2067
.
paal
loofhout k.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
2068
.
paal
loofhout v.p.
.
2069
.
paal
loofhout k.p.
.
2070
.
paal
indet
.
2071
.
paal
loofhout v.p.
.
2072
.
paal
loofhout v.p.
.
2073
.
paal
loofhout k.p.
.
2074
.
paal
loofhout v.p.
.
2075
.
paal
loofhout k.p.
.
2076
.
paal
loofhout v.p.
.
2077
.
paal
loofhout v.p.
.
2078
.
paal
loofhout v.p.
.
2079
.
paal
loofhout v.p.
.
2080
.
paal
loofhout v.p.
.
2081
.
paal
loofhout v.p.
.
2082
.
paal
loofhout v.p.
.
2083
.
paal
loofhout v.p.
.
2084
.
paal
loofhout k.p.
.
2085
.
paal
loofhout k.p.
.
2086
.
paal
loofhout v.p.
.
2087
.
paal
loofhout k.p.
.
2088
.
paal
loofhout v.p.
.
2089
.
paal
loofhout k.p.
.
2090
.
paal
loofhout k.p.
.
3087
.
paal
loofhout v.p.
.
3088
.
paal
loofhout v.p.
.
3089
.
paal
loofhout v.p.
.
3090
.
paal
loofhout v.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
3091
.
paal
loofhout v.p.
.
3092
.
paal
loofhout v.p.
.
3093
.
paal
loofhout k.p.
.
3094
.
paal
loofhout k.p.
.
3095
.
paal
loofhout k.p.
.
3096
.
paal
loofhout k.p.
.
3097
.
paal
loofhout k.p.
.
3098
.
paal
loofhout k.p.
.
3099
.
paal
loofhout k.p.
.
3100
.
paal
loofhout k.p.
.
3101
.
paal
loofhout k.p.
.
3102
.
paal
loofhout k.p.
.
3103
.
paal
loofhout v.p.
.
3104
.
paal
loofhout v.p.
.
3105
.
paal
loofhout k.p.
.
3106
.
paal
loofhout v.p.
.
3107
.
paal
loofhout v.p.
.
3108
.
paal
loofhout k.p.
.
3109
.
paal
loofhout v.p.
.
3110
.
paal
loofhout k.p.
.
3111
.
paal
loofhout k.p.
.
3112
.
paal
loofhout k.p.
.
3113
.
paal
loofhout k.p.
.
3114
.
paal
loofhout k.p.
.
3115
.
paal
loofhout v.p.
.
3116
.
paal
loofhout k.p.
.
3117
.
paal
loofhout k.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
3118
.
paal
loofhout k.p.
.
3119
.
paal
loofhout v.p.
.
3120
.
paal
loofhout k.p.
.
3121
.
paal
loofhout v.p.
.
3122
.
paal
loofhout v.p.
.
3123
.
paal
loofhout v.p.
.
3124
.
paal
loofhout v.p.
.
3125
.
paal
loofhout v.p.
.
3126
.
paal
loofhout v.p.
.
3127
.
paal
loofhout v.p.
.
3128
.
paal
loofhout v.p.
.
3129
.
paal
loofhout k.p.
.
3130
.
paal
loofhout v.p.
.
3131
.
paal
loofhout v.p.
.
3132
.
paal
loofhout k.p.
.
3133
.
paal
loofhout v.p.
.
3134
.
paal
loofhout k.p.
.
3135
.
paal
loofhout v.p.
.
3136
.
paal
loofhout k.p.
.
3137
.
paal
loofhout v.p.
.
3138
.
paal
indet
.
3139
.
paal
loofhout v.p.
.
3140
.
paal
loofhout k.p.
.
3141
.
paal
loofhout v.p.
.
3142
.
paal
loofhout k.p.
.
3143
.
paal
loofhout k.p.
.
3144
.
paal
indet
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
3145
.
paal
loofhout v.p.
.
3146
.
paal
loofhout k.p.
.
3147
.
paal
loofhout v.p.
.
3148
.
paal
loofhout v.p.
.
3149
.
paal
loofhout k.p.
.
3150
.
paal
loofhout v.p.
.
3151
.
paal
loofhout v.p.
.
3152
.
paal
loofhout v.p.
.
3153
.
paal
loofhout v.p.
.
3154
.
paal
loofhout k.p.
.
3155
.
paal
loofhout k.p.
.
3156
.
paal
loofhout k.p.
.
3157
.
paal
loofhout k.p.
.
3158
.
paal
loofhout k.p.
.
3159
.
paal
loofhout k.p.
.
3160
.
paal
loofhout v.p.
.
3161
.
paal
loofhout k.p.
.
3162
.
paal
loofhout k.p.
.
3163
.
paal
loofhout k.p.
.
3164
.
paal
loofhout k.p.
.
3165
.
paal
loofhout k.p.
.
3166
.
paal
loofhout v.p.
.
3167
.
paal
loofhout k.p.
.
3168
.
paal
loofhout k.p.
.
3169
.
paal
loofhout k.p.
.
3170
.
paal
loofhout v.p.
.
3171
.
paal
loofhout v.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
3172
.
paal
loofhout k.p.
.
3173
.
paal
loofhout k.p.
.
3174
.
paal
loofhout k.p.
.
3539
2
paal
Alnus
gedeeltelijk schors, zijtak afgehakt, plak beheersonderzoek
3539
6
paal
Fraxinus
scherpe ijzeren bijl, gedeeltelijk schors
3539 12 paal
Alnus
opvallend dikke paal (?), zijtak afgehakt
3539 14 paal
Alnus
.
3539 15 paal
Alnus
.
3539 47 paal
Alnus
gedeeltelijk schors, punt ingeramd
3539 85 paal
Alnus
.
3539 86 paal
Acer
scherpe bijl, stukje bewaard voor facetten
3546
.
paal
loofhout v.p.
.
3547
.
paal
loofhout k.p.
.
3548
.
paal
loofhout k.p.
.
3549
.
paal
loofhout k.p.
.
3550
.
paal
loofhout v.p.
.
3551
.
paal
loofhout v.p.
.
3552
.
paal
loofhout k.p.
.
4139
.
paal
loofhout v.p.
.
4140
.
paal
loofhout k.p.
.
4141
.
paal
loofhout k.p.
.
4142
.
paal
loofhout k.p.
.
4143
.
paal
loofhout k.p.
.
4144
.
paal
loofhout k.p.
.
4145
.
paal
loofhout k.p.
.
4146
.
paal
loofhout k.p.
.
4147
.
paal
loofhout k.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
4148
.
paal
loofhout v.p.
.
4149
.
paal
loofhout k.p.
.
4150
.
paal
loofhout k.p.
.
4151
.
paal
loofhout v.p.
.
4152
.
paal
loofhout k.p.
.
4153
.
paal
loofhout k.p.
.
4154
.
paal
loofhout k.p.
.
4155
.
paal
loofhout v.p.
.
4156
.
paal
loofhout k.p.
.
4157
.
paal
loofhout k.p.
.
4158
.
paal
loofhout v.p.
.
4159
.
paal
loofhout k.p.
.
4160
.
paal
loofhout k.p.
.
4161
.
paal
loofhout k.p.
.
4162
.
paal
loofhout v.p.
.
4163
.
paal
loofhout v.p.
.
4164
.
paal
loofhout k.p.
.
4165
.
paal
loofhout k.p.
.
4166
.
paal
loofhout k.p.
.
4167
.
paal
loofhout k.p.
.
4168
.
paal
loofhout k.p.
.
4169
.
paal
loofhout k.p.
.
4170
.
paal
loofhout k.p.
.
4171
.
paal
loofhout k.p.
.
4172
.
paal
loofhout k.p.
.
4173
.
paal
loofhout k.p.
.
4174
.
paal
loofhout k.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
4175
.
paal
loofhout k.p.
.
4176
.
paal
loofhout k.p.
.
4177
.
paal
loofhout k.p.
.
4179
.
paal
loofhout v.p.
.
4180
.
paal
loofhout k.p.
.
4181
.
paal
loofhout k.p.
.
4182
.
paal
indet
.
4183
.
paal
loofhout v.p.
.
4184
.
paal
loofhout k.p.
.
4185
.
paal
loofhout k.p.
.
4186
.
paal
loofhout k.p.
.
4187
.
paal
loofhout k.p.
.
4188
.
paal
loofhout k.p.
.
4189
.
paal
loofhout k.p.
.
4190
.
paal
loofhout k.p.
.
4191
.
paal
loofhout k.p.
.
4192
.
paal
loofhout k.p.
.
4193
.
paal
loofhout k.p.
.
4194
.
paal
loofhout k.p.
.
4195
.
paal
loofhout v.p.
.
4196
.
paal
indet
.
4197
.
paal
loofhout k.p.
.
4198
.
paal
loofhout k.p.
.
4199
.
paal
loofhout k.p.
.
4200
.
paal
loofhout k.p.
.
4201
.
paal
loofhout k.p.
.
4202
.
paal
loofhout k.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
4203
.
paal
indet
.
4204
.
paal
indet
.
4205
.
paal
loofhout k.p.
.
4206
.
paal
loofhout v.p.
.
4207
.
paal
loofhout k.p.
.
4208
.
paal
loofhout v.p.
.
4209
.
paal
loofhout k.p.
.
4210
.
paal
loofhout v.p.
.
4211
.
paal
loofhout v.p.
.
4212
.
paal
loofhout k.p.
.
4213
.
paal
loofhout k.p.
.
4214
.
paal
loofhout k.p.
.
4215
.
paal
loofhout v.p.
.
4216
.
paal
loofhout k.p.
.
4217
.
paal
loofhout k.p.
.
4218
.
paal
loofhout v.p.
.
4219
.
paal
loofhout v.p.
.
4220
.
paal
loofhout k.p.
.
4221
.
paal
loofhout k.p.
.
4222
.
paal
loofhout k.p.
.
4223
.
paal
loofhout k.p.
.
4224
.
paal
loofhout k.p.
.
4225
.
paal
loofhout v.p.
.
4226
.
paal
loofhout k.p.
.
4227
.
paal
loofhout k.p.
.
4228
.
paal
indet
.
4229
.
paal
loofhout v.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
4230
.
paal
loofhout v.p.
.
4231
.
paal
loofhout k.p.
.
4232
.
paal
loofhout k.p.
.
4233
.
paal
loofhout k.p.
.
4234
.
paal
loofhout v.p.
.
4235
.
paal
loofhout k.p.
.
4236
.
paal
loofhout v.p.
.
4237
.
paal
loofhout k.p.
.
4238
.
paal
loofhout k.p.
.
4646 11 paal
Alnus
scherpe bijl, plak beheersonderzoek
4646 18 paal
Alnus
bijlslagen getekend, plak beheersonderzoek
4646 19 paal
indet
scherpe bijl
4646 22 paal
Fraxinus
scherpe bijl. puntvorm 6 waarvan 4 breed en 2 smal
4646 24 paal
Fraxinus
gedeeltelijk schors, scherpe bijl. puntvorm 5 waarvan 2 brede en 2 smalle zijden, plak beheersonderzoek
4646 38 paal
Alnus
plak beheersonderzoek
4646 42 paal
Alnus
bijlsporen getekend, puntvorm 6 waarvan 1 kleine zijde, plak beheersonderzoek
4646 77 paal
Fraxinus
gedeeltelijk schors, 'ingeramd', bijl
4646 87 paal
Fraxinus
gedeeltelijk schors
4646 93 paal
Fraxinus
slechte staat
4646 97 paal
Alnus
grotendeels schors, plak beheersonderzoek
4661
.
paal
loofhout v.p.
.
4662
.
paal
loofhout k.p.
.
4663
.
paal
loofhout k.p.
.
4664
.
paal
loofhout k.p.
.
4665
.
paal
loofhout k.p.
.
4666
.
paal
loofhout v.p.
.
4667
.
paal
loofhout k.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
4668
.
paal
loofhout k.p.
.
4669
.
paal
loofhout v.p.
.
4670
.
paal
loofhout v.p.
.
4692
.
plank
Quercus
.
4693
.
balk
Larix/Picea
met spijker, houtworm, 3 pennen door het hout
4693
.
pin
Abies/Larix/Picea
.
4693
.
pin
Abies/Larix/Picea
.
4693
.
pin
Abies/Larix/Picea
.
5022
.
paal
loofhout k.p.
.
5023
.
paal
loofhout k.p.
.
5024
.
paal
loofhout k.p.
.
5025
.
paal
loofhout k.p.
.
5026
.
paal
loofhout k.p.
.
5027
.
paal
loofhout k.p.
.
5028
.
paal
loofhout k.p.
.
5029
.
paal
loofhout v.p.
.
5030
.
paal
loofhout v.p.
.
5031
.
paal
loofhout v.p.
.
5032
.
paal
loofhout v.p.
.
5033
.
paal
loofhout v.p.
.
5034
.
paal
loofhout k.p.
.
5035
.
paal
loofhout k.p.
.
5036
.
paal
loofhout v.p.
.
5037
.
paal
loofhout k.p.
.
5038
.
paal
loofhout v.p.
.
5039
.
paal
loofhout k.p.
.
5040
.
paal
loofhout k.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
5041
.
paal
loofhout v.p.
.
5042
.
paal
loofhout v.p.
.
5043
.
paal
loofhout v.p.
.
5044
.
paal
loofhout k.p.
.
5045
.
paal
loofhout v.p.
.
5046
.
paal
loofhout k.p.
.
5047
.
paal
loofhout v.p.
.
5048
.
paal
loofhout k.p.
.
5049
.
paal
loofhout k.p.
.
5050
.
paal
loofhout v.p.
.
5051
.
paal
loofhout k.p.
.
5052
.
paal
loofhout k.p.
.
5053
.
paal
loofhout v.p.
.
5054
.
paal
loofhout v.p.
.
5055
.
paal
loofhout k.p.
.
5056
.
paal
loofhout k.p.
.
5057
.
paal
indet
.
5058
.
paal
loofhout k.p.
.
5059
.
paal
loofhout v.p.
.
5060
.
paal
loofhout k.p.
.
5061
.
paal
indet
.
5062
.
paal
loofhout k.p.
.
5064
.
paal
loofhout k.p.
.
5065
.
paal
loofhout k.p.
.
5066
.
paal
loofhout v.p.
.
5067
.
paal
loofhout k.p.
.
5068
.
paal
loofhout k.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
5069
.
paal
loofhout k.p.
.
5070
.
paal
loofhout k.p.
.
5071
.
paal
loofhout k.p.
.
5072
.
paal
loofhout k.p.
.
5073
.
paal
loofhout v.p.
.
5074
.
paal
loofhout k.p.
.
5517
1
paal
Fraxinus
.
5517
3
paal
Fraxinus
.
5517
4
paal
Fraxinus
korte bijlslagen, gekke vergroeiing aan buitenkant (soort knoest), plak beheersonderzoek
5517
9
paal
Alnus
korte bijlslagen, plak beheersonderzoek
5517 11 paal
Alnus
doorworteld, braamsporen, plak beheersonderzoek
5517 24 paal
Alnus
.
5517 45 paal
Alnus
vergroeiing erin, puntvorm met 1 smalle zijde
5521
.
paal
loofhout k.p.
.
5522
.
paal
loofhout k.p.
.
5523
.
paal
loofhout v.p.
.
5524
.
paal
loofhout v.p.
.
5525
.
paal
loofhout v.p.
.
5526
.
paal
loofhout v.p.
.
6525
1
paal
Quercus
.
6525
2
paal
Alnus
.
6525
3
paal
Alnus
waarschijnlijk hele stam
6525
3
paal
Acer
.
6525
4
paal
Fraxinus
zeer slechte staat
6525
5
paal
Fraxinus
.
6525
6
paal
Alnus
plak beheersonderzoek, ingeramd, veel knoesten, puntvorm 5 waarvan 3 korte en 2 lange zijden, gebroken
6525
7
paal
Alnus
gedeeltelijk schors
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
6525
8
paal
Alnus
veel bijlsporen
6525
9
paal
Alnus
.
6525 10 paal
Alnus
scherpe bijl
6525 11 paal
Alnus
.
6525 13 paal
Alnus
puntvorm 6 waarvan 1 kleine zijde
6525 14 paal
Alnus
punt afgebroken,gedeeltelijk schors, puntvorm 7 waarvan 1 kleine zijde
6525 15 paal
Alnus
botte bijl, puntvorm 4ax waarvan 1 kleine zijde
6525 16 paal
Alnus
knoest in de punt
6525 17 paal
Fraxinus
.
6525 18 paal
Alnus
plak beheersonderzoek, puntvorm 5 waarvan 3 lange en 2 korte zijden
6525 19 paal
Alnus
botte bijl
6525 20 paal
Alnus
.
6525 21 paal
Alnus
.
6525 22 paal
Alnus
.
6525 23 paal
Alnus
gekliefd, puntlengte onduidelijk
6525 24 paal
Fraxinus
.
6525 25 paal
Alnus
veel korte bijlslagen
6525 26 paal
Fraxinus
slechte staat, teken op schors gedeelte?
6525 27 paal
Alnus
.
6525 28 paal
Fraxinus
braamsporen
6525 29 paal
Alnus
botte bijl
6525 30 paal
Alnus
.
6525 31 paal
Fraxinus
scherpe bijl
6525 32 paal
Acer
.
6525 33 paal
Alnus
punt afgebroken
6525 34 paal
Fraxinus
.
6525 35 paal
Alnus
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
6525 36 paal
Acer
.
6525 37 paal
Alnus
punt afgebroken
6525 38 paal
Fraxinus
.
6525 39 paal
Fraxinus
.
6525 40 paal
Alnus
zeer slechte staat, punt afgebroken
6525 41 paal
Alnus
slecht
14516
.
paal
Alnus
kapsporen van bijl getekend
14518
.
paal
Alnus
zie 14517, bijl
2059
.
paal
loofhout k.p.
.
2060
.
paal
loofhout v.p.
.
2061
.
paal
loofhout k.p.
.
2062
.
paal
loofhout v.p.
.
2063
.
paal
loofhout k.p.
.
2064
.
paal
loofhout v.p.
.
2065
.
paal
loofhout v.p.
.
2091
.
paal
loofhout k.p.
.
2092
.
paal
loofhout k.p.
.
2093
.
paal
loofhout k.p.
.
2094
.
paal
loofhout k.p.
.
2095
.
paal
loofhout k.p.
.
2096
.
paal
loofhout v.p.
.
2097
.
paal
loofhout k.p.
.
2098
.
paal
loofhout v.p.
.
2099
.
paal
loofhout v.p.
.
2100
.
paal
loofhout k.p.
.
2101
.
paal
loofhout k.p.
.
2102
.
paal
loofhout v.p.
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
2103
.
paal
loofhout k.p.
.
2104
.
paal
loofhout k.p.
.
2105
.
paal
loofhout k.p.
.
2106
.
paal
loofhout v.p.
.
2107
.
paal
loofhout k.p.
.
2108
.
paal
loofhout k.p.
.
2109
.
paal
loofhout k.p.
.
2110
.
paal
loofhout v.p.
.
2111
.
paal
loofhout v.p.
.
2112
.
paal
loofhout v.p.
.
2113
.
paal
loofhout k.p.
.
2114
.
paal
loofhout v.p.
.
2115
.
paal
loofhout v.p.
.
2116
.
paal
loofhout v.p.
.
2117
.
paal
loofhout v.p.
.
2118
.
paal
loofhout v.p.
.
2531
5
paal
Fraxinus
in zeer slechte staat
2531 10 paal
Fraxinus, cf
zeer slechte staat, aangepunt, deels schors
2531 11 paal
Fraxinus
zeer slechte staat
2531 16 paal
Fraxinus
zeer slechte staat
2531 21 paal
Fraxinus
zeer slechte staat
2531 44 paal
Alnus
zeer slechte staat
2531 46 paal
Fraxinus
botte bijl, braamsporen getekend
2531 54 paal
Alnus
.
2531 58 paal
Alnus
gedeeltelijk schors, zeer slecht, houtworm
8532
.
paal
Alnus
bijlsporen getekend, puntvorm 4 waarvan 1 smalle zijde, plak beheersonderzoek
8533
.
paal
Fraxinus
.
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
8534
.
paal
Fraxinus
houtworm
8535
.
paal
Alnus
in 2 stukken, bijl
8536
.
paal
Fraxinus
puntvorm 4 waarvan 3 lange en 1 korte zijde, botte bijl, gedeeltelijk schors
8541
.
paal
Fraxinus
punt afgebroken, puntvorm 4 waarvan 3 lange en 1 korte zijde, plak beheersonderzoek, bijl
23505
.
stok
Alnus
mes of kleine bijl, 2 kanten taps toe lopend
196
.
lat
Abies
klief
182
.
balk
Quercus
fragment bewaard was langer, bewerkt? balk bij vlw.
188
1
vlw.
Alnus, cf
hout/takjes, restant vlw.
188
2
vlw.
Alnus, cf
hout/takjes, restant vlw.
187
.
paal
indet
uitgedroogd
189
.
paal
Quercus
gedeeltelijk schors, slecht afgewerkt
190
.
fr.
Euonymus
veel fragmenten, 1 fragment bekeken voor houtsoort
190
.
fr.
loofhout v.p.
veel fragmenten
26505
.
paal
Fraxinus
lange punt vanaf knoesten, stuk beheer, bijl
28529
.
duig
Quercus
spijkergaten en hoepel
28529
.
plank
Alnus
fragm planken, vermoedelijk 1 plank in verschillende lengten, 1 schuin geschaafd
28529
.
hoepel
indet
hoort bij duig
28534
.
paal
Fraxinus
bijlsporen/braamsporen
28535
.
paal
Fraxinus
5 fragmenten, gekliefd, gedeeltelijk schors, bijlsporen
28536
.
paal
Fraxinus
gekliefd, bijlsporen, houtworm, paal waterput, puntvorm 1 en 1a (klein)
22512
1
staak
Salix
gedeeltelijk schors
22512
.
balkje?
Juglans regia
zit gat in met diam 1 cm
3533
1
paal
Alnus
gedeeltelijk schors
3534 101 fr.
Fraxinus
12 fragmenten, 4 beschreven, stokje met gat van pin (?)
3534 102 fr.
Fraxinus
12 fragmenten, 4 beschreven, 'stokje'
3534 103 fr.
Alnus
hout erg geplooid, diverse fragmenten, 2 beschreven (103 en 104)
3534 104 fr.
Fraxinus
wig?, diverse fragmenten, 2 beschreven (103 en 104)
vnr sub art-spec. soort
opmerkingen
3537
1
hoepel
indet
bewerkt
3537
1
windsel
indet
windsel, gedraaid
3537
3
paal?
Alnus
twee helften, gekliefd en bijl
3537
3
paal?
indet
disselsporen? gekliefd en bijl
22505
.
paal
Fraxinus
humeuze aanslag op punt, puntvorm 8 waarvan 5 brede en 3 smalle zijden op overgang, plak beheersonderzoek, bijl
Bijlage 5 Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, resultaten van het houtonderzoek, (post-)Middeleeuwen.
datering
vnr. sub spoor
sp.nr c.nr cat. art-spec.
soort
stc
L
B
D
diam
.
5512
.
.
5002
.
24539
.
.
24041
MEP
4672
2
greppel
MEP
4672
3
MEL
7513
MEP
. onb. wortel
Salix
1b
60
.
.
6
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
. con. balk
Pinus
9b
>126
.
.
10
10
2a
<60
.
.
. x x .
x
4253 4832 con. spaan
Quercus
17a
19,5
7,5/2
1
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
greppel
4253 4832 vw.
stop
Alnus
17a
>6
.
.
2,5
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
.
greppel
7013 4839 con. paal
Alnus
1b
>50
.
.
5,5
15
3a
<60
.
.
.
. x .
x
8506
1
greppel
8004 4841 con. wiel
Ulmus
17a
.
.
.
5
.
.
<60
.
.
. x x ?
.
MEP
8506
2
greppel
8004 4841 con. pin
indet
.
.
.
.
5
.
.
<60
.
.
.
. . .
.
MEP
8506
3
greppel
8004 4841 con. pin
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
.
MEP
8506
4
greppel
8004 4841 con. spaak fr.
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
.
MEP
8506
5
greppel
8004 4841 con. spaak fr.
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
.
MEP
8506
6
greppel
8004 4841 con. spaak fr.
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
.
MEL
17553
.
greppel
17003 4844 vw.
Fraxinus
17a
>7
.
.
1
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
17561
1
greppel
17003 4844 con. staak
Fraxinus
1a
>45
3
2
.
>45
4?
<60
.
.
. x x x
.
MEL
17561
2
greppel
17003 4844 con. staak
Alnus
1b
>30
.
.
4
11
3a
<60
.
.
. x x .
x
MEL
17561
3
greppel
17003 4844 con. staak
Fraxinus
2a
>20
.
.
2
.
?
<60
.
.
. x x .
x
MEL
17561
4
greppel
17003 4844 con. staak
Fraxinus
1b
50
2,5
2
.
.
?
<60
.
.
. x x .
x
MEP
436
.
greppel
436 4912 con. paal
Populus
1a
>30
.
.
4
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
437
.
greppel
436 4912 con. paal
Populus
1a
>25
.
.
4,5
>12
2a
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
57
.
greppel
43 4925 con. fr.
Quercus
16a
>37
.
.
4
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
25509
.
paal
25055 5803 con. paal
Quercus
.
>50
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. x .
x
MEL
25510
.
paal
25013 5803 con. paal
Salix
1a
>100
.
.
14
44
5
<60
.
.
. x x .
.
MEL
24538
.
paal
24036 5804 con. paal
Salix
1b
>26
.
.
7
19
3ax <60
.
.
. x . .
x
MEL
8537
.
paal
8057 5806 con. paal
Alnus
1b
>40
.
.
10
23
5x
<60
.
.
. x . .
x
MEL
8538
.
paal
8059 5806 con. paal
Alnus
1b
>30
.
.
11
>20
4
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4689 1a kuil
4280 6820 con. plank
Quercus
14a
>51
19/16
2
.
.
.
>60
.
.
.
. x .
x
MEL
4689 1b kuil
4280 6820 con. pin
Quercus
.
.
.
.
2
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
"priem"
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
datering
vnr. sub spoor
MEL
4689 2a kuil
MEL
sp.nr c.nr cat. art-spec.
soort
stc
L
B
D
diam
4280 6820 con. deksel/bodem
Quercus
14a
>33
13
1 tot 2
.
.
.
60
.
.
.
. . .
x
4689 2b kuil
4280 6820 con. deksel/bodem
Quercus
14a
>50
15
1,5
.
.
.
>60
.
.
x . x .
x
MEL
8523
.
kuil
8007 6858 con. paal
Fraxinus
1a
>19
.
.
5
19
4
<60
.
.
. x x .
x
MEL
8523
.
kuil
8007 6858 onb. wortel
indet
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
8529
.
kuil
8009 6859 con. fr.
Quercus
.
>55
6
1
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
8542
.
kuil
8010 6860 con. ?
Quercus
1b
40
35
30
.
.
.
.
.
.
. x x .
x
MEL
9509
.
kuil
9010 6864 con. plank
Larix/Picea
17a
>50
15
1,5
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
9509
.
kuil
9010 6864 con. plank
Pinus cf.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4620
.
paalkuil
4107 6875 con. fr.
Pinus
16a
>21
5
3
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
16510
.
kuil
16015 6882 con. plank
Pinus
17a
>53
12
4
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
16516
1
kuil
16023 6883 con. plank
Quercus
14a
>11
14
1
.
.
.
>60
.
.
. x x ?
.
MEL
16516
2
kuil
16023 6883 con. pin
Quercus
17a
.
.
.
0,5
.
.
<60
.
.
. x x .
.
MEL
16516
2
kuil
16023 6883 con. pin
Quercus
17a
.
.
.
0,5
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
16516
2
kuil
16023 6883 con. plank
Quercus
17a
9
1,5
1
.
.
.
<60
.
.
. x x .
.
MEL
17575
.
kuil
17036 6902 vw.? fr.
Alnus
10a
>19
6,5
4
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4685
.
insteek
4276 7800 vw.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4579
1
beerput
4053 8801 con. plank
Quercus
13a
100
45
3,5
.
.
.
c.60
.
.
? . . .
x
MEP
4579
2
beerput
4053 8801 con. plank
Pinus
15a
118
22
4
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4579
3
beerput
4053 8801 con. plank
Pinus
15a
118
25
2,5
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4579
4
beerput
4053 8801 con. plank
Pinus
15a
118
25
2
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4579
5
beerput
4053 8801 con. plank
Pinus
15a
118
25
2
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4579
6
beerput
4053 8801 con. plank
Pinus
15a
>80
12
2
.
.
.
c.60
.
.
.
. . .
x
MEP
4579
7
beerput
4053 8801 con. balk
Quercus
11a
138
8 tot 16
8
.
.
.
c.60
.
.
x . . .
x
MEP
4579
8
beerput
4053 8801 con. balk
Quercus
2a
111
11
6
.
.
.
c.60
.
.
? . . .
x
MEP
4587
1
beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4587
2
beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4587
3
beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
bezem
Calluna cf.
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
datering
vnr. sub spoor
sp.nr c.nr cat. art-spec.
MEP
4587
4
beerput
4053 8801 con. duig
MEP
4587
5
beerput
MEP
4587
6
MEP
4587
MEP
4587
MEP
4587
soort
stc
L
B
D
diam
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
4053 8801 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
>94
11
1,5
.
.
.
>60
.
.
? . . .
x
7
beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
100
17
1,5
.
.
.
60
.
.
.
. . .
x
8
beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
100
16
1,5
.
.
.
>60
.
.
? . . .
x
9
beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
>96
13
1,5
.
.
.
>60
.
.
? . . .
x
MEP
4587 10 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
97
12
1,5
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEP
4587 11 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
100
11
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 12 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEP
4587 13 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
100
13
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 14 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
100
15
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 15 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
100
17
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 16 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
16a
.
.
.
.
.
.
60
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 17 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
16a
.
.
.
.
.
.
c.60
.
.
. x x x
.
MEP
4587 18 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
16a
.
.
.
.
.
.
c.60
.
.
. x x x
.
MEP
4587 19 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 20 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 21 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
101
11
2
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 22 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
101
15
2
.
.
.
>60
.
.
? . . .
x
MEP
4587 23 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
100
13
1,5
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 24 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
100
15
1,5
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 25 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
100
14
1,5
.
.
.
>60
.
.
? . . .
x
MEP
4587 26 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
98
9
2
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEP
4587 27 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
100
12
1,5
.
.
.
60
.
.
. x x x
.
MEP
4587 28 beerput
4053 8801 con. duig
Quercus
15a
98
8
1
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 29 beerput
4053 8801 con. hoepel
Castanea
2b
>15
.
.
3,5
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4587 29 beerput
4053 8801 con. windsel
Salix
.
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
datering
vnr. sub spoor
MEL
4540
5
beerput
MEL
4540
8
MEL
4540
9
sp.nr c.nr cat. art-spec.
soort
stc
L
B
D
diam
4006 8802 con. kom
Populus
15a
.
4
0,5
20
.
.
<60
.
.
. x x x
.
beerput
4006 8802 con. deksel/bodem
Acer
15a
.
.
2
7,5
.
.
<60
.
.
.
. x .
.
beerput
4006 8802 vw.
trip
Salix
15a
23,5
5,5/8
2
.
.
.
.
.
.
.
. x .
.
MEL
4540 10 beerput
4006 8802 vw.
beslag?
Larix/Picea
15a
80
2-4
1-2
.
.
.
<60
.
.
.
. x x
.
MEL
4540 101 beerput
4006 8802 con. tak
Salix
1b
>4
.
.
1
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4540 102 beerput
4006 8802 con. pin
Salix
1b
c,9
.
.
1
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4540 103 beerput
4006 8802 con. plank
Salix
15a
>8,5
2,5
0,7
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4540 104 beerput
4006 8802 con. tak
Salix
1b
>26
.
.
1,5
>7
1
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4540 105 beerput
4006 8802 con. tak
Salix
1a
>18
.
.
3
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4540 106 beerput
4006 8802 con. tak
Salix
1b
19
.
.
2,5
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
4540 107 beerput
4006 8802 vw.
Fraxinus
.
>45
.
.
.
.
.
.
.
.
. x x x
.
MEL
4540 108 beerput
4006 8802 con. plank
Salix
15a
>15
1,8
.
1,5
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4540 109 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,5
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 110 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,4
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 111 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,3
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 112 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,7
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 113 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,3
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 114 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,4
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 115 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,4
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 116 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,3
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 117 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,6
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 118 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,4
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 119 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,6
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540 120 beerput
4006 8802 con. mand
Salix
1b
.
.
.
0,5
.
.
1
w?
.
.
. x .
x
MEL
4540
.
beerput
4006 8802 con. plank
Quercus
14a
>40
14
1
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4540
.
beerput
4006 8802 con. plank
Salix
15a
83
22
1,5
.
.
.
<60
.
.
.
. x x
.
MEL
4540
.
beerput
4006 8802 con. plank
Salix
16a
5
.
2
.
.
.
<60
.
.
.
. x .
x
beslag?
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
datering
vnr. sub spoor
MEL
4540
.
beerput
MEL
1533
1
MEL
1533
MEL MEL
sp.nr c.nr cat. art-spec.
soort
stc
L
B
D
diam
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
4006 8802 con. plank
Salix
14a
5
.
2
.
.
.
<60
.
.
.
. x .
x
tonput
1008 8804 con. duig
Quercus
14a
>72
12 tot 14
1,5
.
.
.
>60
.
.
.
. . .
x
2
tonput
1008 8804 con. duig
Quercus
14a
>72
12 tot 14
1,5
.
.
.
>60
.
.
.
. . .
x
1533
3
tonput
1008 8804 con. duig
Quercus
16a
>72
12 tot 14
1,5
.
.
.
>60
.
.
.
. . .
x
1533
4
tonput
1008 8804 con. hoepel
Fraxinus
12a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
1535
1
tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
14a
>73
12
1
.
.
.
60
.
.
x . . .
x
MEL
1535
2
tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
1535
3
tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
1535
4
tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
1535
5
tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
1535
6
tonput
1030 8804 con. pin
Fraxinus
17a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
1535
7
tonput
1030 8804 con. pin
Fraxinus
17a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
.
MEL
1535
8
tonput
1030 8804 con. pin
Fraxinus
17a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
1537
1
tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
14a
>70
13
1
.
.
.
60
.
.
.
. . .
x
MEL
1537
2
tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
14a
>70
13
1
.
.
.
60
.
.
.
. . .
x
MEL
1537
3
tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
14a
>70
13
1
.
.
.
60
.
.
.
. . .
x
MEL
1537
4
tonput
1030 8804 con. pin
Fraxinus
.
.
.
.
0,5
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
1537
5
tonput
1030 8804 con. pin
Fraxinus
.
.
.
.
0,5
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
1537 102 tonput
1030 8804 con. duig
Quercus
14a
>70
13-15
1
.
.
.
60
.
.
.
. x .
x
MEL
1538
1
tonput
1031 8804 con. duig
Quercus
16a
>34
7
1,5
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
.
MEL
1538
2
tonput
1031 8804 con. duig
Quercus
.
>103
11
1,5
.
.
.
>60
.
.
x . . .
.
MEL
1538
3
tonput
1031 8804 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
1538
4
tonput
1031 8804 con. duig
Quercus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL
1538
5
tonput
1031 8804 con. hoepel
indet
2b
>18
.
.
3
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
1538
6
tonput
1031 8804 con. fr.
indet
1b
.
.
1,5
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4638 101 tonput
4033 8805 con. spie
Fagus
17a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638 101 tonput
4033 8805 con. spie
Fagus
17a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
datering
vnr. sub spoor
MEL
4638 101 tonput
MEL
sp.nr c.nr cat. art-spec.
soort
stc
L
B
D
diam
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
4033 8805 con. spie
Fagus
17a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
4638 101 tonput
4033 8805 con. spie
Fagus
17a
.
.
.
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638 101 tonput
4033 8805 con. pin
Quercus
17a
22
.
.
3,5
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638 101 tonput
4033 8805 con. spaak
Quercus
17a
>17
.
.
3,5-5
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638 101 tonput
4033 8805 con. spaak
Quercus
17a
>17
.
.
3,5-5
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638 101 tonput
4033 8805 con. spaak
Quercus
17a
>17
.
.
3,5-5
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638 101 tonput
4033 8805 con. spaak
Quercus
17a
>17
.
.
3,5-5
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638 102 tonput
4033 8805 con. velg
Fagus
17a
50
13
5-6,5
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638 102 tonput
4033 8805 con. velg
Fagus
17a
41
12
6
.
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4638
.
tonput
4033 8805 con. velg
Fagus
.
58
11
4
5
.
.
.
.
.
.
. . .
.
MEL
4638
.
tonput
4033 8805 con. velg
Fagus
.
41
11
4
.
.
.
.
.
.
.
. . .
.
MEL
4638
.
tonput
4033 8805 con. velg
Fagus
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
.
MEL
4638
.
tonput
4033 8805 con. velg
Fagus
.
20
13
4
.
.
.
.
.
.
.
. . .
.
MEL
4638
.
tonput
4033 8805 con. pinnen
Quercus
.
>86
13
9
.
.
.
.
.
.
. x x x
.
MEL
4639
1
tonput
4033 8805 con. hoepel
Corylus
2b
15
.
.
2 tot 4
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4639
1
tonput
4033 8805 con. windsel
Salix
2b
.
.
.
0,5
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4642
.
tonput
4033 8805 con. hoepel
Salix
12b
>16
.
.
3
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4643
.
tonput
4033 8805 con. plank
Pinus
15a
>68
16
3
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4644
.
tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
14a
>45
18
2
.
.
.
>60
.
.
x . . .
.
MEL
4644
.
tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
14a
>38
18
1,5
.
.
.
>60
.
.
x . . .
x
MEL
4644
.
tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
14a
>30
15
1,5
.
.
.
>60
.
.
x . . .
x
MEL
4645 101 tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
16a
>170
17-20
1
.
.
.
>60
.
.
? x x x
.
ME
4645 102 tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
16a
>165
15-17
1
.
.
.
>60
.
.
? x x x
.
ME
4645 103 tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
16a
>90
17
1
.
.
.
>60
.
.
? x x x
.
ME
4645 104 tonput
4033 8805 con. deksel/bodem
Quercus
14a
.
11,5
1,5
38
.
.
c.60
.
.
.
. . .
x
ME
4645 104 tonput
4033 8805 con. deksel/bodem
Quercus
14a
.
11,5
1,5
38
.
.
c.60
.
.
.
. . .
x
ME
4645 105 tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
14a
>70
11 tot 13
1,5
.
.
.
c.60
.
.
. x . .
x
datering
vnr. sub spoor
MEL
4645 106 tonput
MEL
sp.nr c.nr cat. art-spec.
soort
stc
L
B
D
diam
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
4033 8805 con. pin
Alnus
.
.
.
.
0,7
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
4645 106 tonput
4033 8805 con. pin
Alnus
.
.
.
.
0,7
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL
4645 106 tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
14a
>65
19-21
1,5
.
.
.
>60
.
.
. x . .
x
MEL
4645 107 tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
14a
>60
21,5
2,5
.
.
.
>60
.
.
. x . .
x
MEL
4645 108 tonput
4033 8805 con. duig
Quercus
14a
>50
12
1,5
.
.
.
>60
.
.
. x . .
x
MEL
4645 101b tonput
4033 8805 con. pin
Corylus
.
.
.
.
0,5
.
.
<60
.
.
. x x x
.
MEL
4645 101c tonput
4033 8805 con. pin
Corylus
.
.
.
.
0,5
.
.
<60
.
.
. x x x
.
14a
75
11
2,7
.
.
.
60
.
.
. ? . .
x
.
>25
20
3
.
.
.
<60
.
.
.
. x .
x
MEP
18613
.
wp
18034 8809 con. plank
Quercus
MEP
18608
.
wp
18031 8810 con. plank
indet
MEP
18610
.
riool
18109 8810 con. plank
Larix/Picea
15b
>38
29
2
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
27517
.
wp
27027 8811 con. plank
Abies
15a
19
41
3 tot 4
.
.
.
60
.
.
.
. . .
x
MEP
4649 101 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
>67
17
3
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ?
.
MEP
4649 102 goot
4088 9804 con. plank
Quercus
15a
>65
15
3
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ?
.
MEP
4649 103 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
>32,5
9
3,5
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ?
.
MEP
4649 104 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
>30
9
3,5
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ?
.
MEP
4649 105 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
>38
8,5
4
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ?
.
MEP
4649 106 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
>27
9
3,5
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ?
.
MEP
4649 107 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
17
39
13,5
1
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ?
.
MEP
4649 108 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
39
13
1
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ?
.
MEP
4650
1
goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. x .
x
MEP
4650
2
goot
4088 9804 con. plank
Pinus
.
49
28
4
.
.
.
.
.
.
.
. x .
x
MEP
4650 101 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. ? x .
x
MEP
4650 102 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
49
28
4
.
.
.
60
.
.
? ? x .
x
MEP
4650 201 goot
4088 9804 con. plank
Larix/Picea
14a
49
18
3
.
.
.
<60
.
.
. ? ? ? x
MEP
4650 202 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
45
18
3
.
.
.
<60
.
.
. ? x ? x
MEP
4650 203 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
45
18
4
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4650 204 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
13
18
3,5
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
datering
vnr. sub spoor
MEP
4650 205 goot
MEP
sp.nr c.nr cat. art-spec.
soort
stc
L
B
D
diam
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
22
12
4
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
4650 206 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
7
18
3,5
.
.
.
<60
.
.
. ? . .
x
MEP
4650 301 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
49
25
4
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4650 302 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
49
28
4
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4651 101 goot
4088 9804 con. plank
Larix/Picea
15a
>21
20
2,5
.
.
.
<60
.
.
. x x .
x
MEP
4651 102 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
>64
19
4
.
.
.
<60
.
.
.
. x .
.
MEP
4651 103 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
63
8
3
.
.
.
<60
.
.
.
. x .
x
MEP
4651 104 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
63
8
3
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEP
4651 105 goot
4088 9804 con. plank
Larix/Picea
16a
63
16
4
.
.
.
<60
.
.
.
. x .
x
MEP
4651 106 goot
4088 9804 con. plank
Larix/Picea
16a
>21
20
2
.
.
.
<60
.
.
. x x .
x
ME
4652 201 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
>42
24
2
.
.
.
<60
.
.
. ? ? .
x
ME
4652 202 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
>76
24
3,5
.
.
.
60
.
.
? ? ? .
x
ME
4652 203 goot
4088 9804 con. plank
Larix/Picea
16a
>67
10,5
3
.
.
.
<60
.
.
. ? ? .
x
ME
4652 204 goot
4088 9804 con. plank
Larix/Picea
16a
>66
11
3
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
ME
4652 205 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
27
23
3
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
ME
4652 206 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
27,5
23,5
3
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
ME
4652 207 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
27,5
23,5
3
.
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
ME
4652 208 goot
4088 9804 con. blok
Larix/Picea cf.
17a
19,5
7
4
.
.
.
<60
.
.
. ? ? .
.
ME
4652 209 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
17a
>35
>7,5
2
.
.
.
<60
.
.
. ? ? .
x
ME
4652 210 goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
>40
22
2
.
.
.
<60
.
.
. ? ? .
x
MEP
4652 1a goot
4088 9804 con. plank
Pinus
9a
134
36
4
.
40
.
>60
.
.
? x x .
x
MEP
4652 1b goot
4088 9804 con. plank
Pinus
14a
147
10
2-3,5
.
20
.
>60
.
.
. x x .
x
MEP
4652 1c
goot
4088 9804 con. plank
Pinus
16a
147
10
1-3,5
.
.
.
60
.
.
. x x .
x
MEP
4652 1d goot
4088 9804 con. plank
Pinus
9a
>140
23-25
1 tot 4
.
.
.
>60
.
.
. x x .
x
MEP
4652 1e goot
4088 9804 con. plank
Pinus
15a
67
23
2
.
.
.
60
.
.
. x x .
.
MEP
4652
1f
goot
4088 9804 con. plank
Larix/Picea
15a
78
22
2
.
.
.
<60
.
.
. x x .
x
MEL
16509
.
puinlaag
Salix
1b
>17
.
.
3,5
.
.
.
.
.
.
x
16010 9808 bew? tak
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
. . .
datering
vnr. sub spoor
sp.nr c.nr cat. art-spec.
soort
stc
L
B
D
diam
PL PV Njr seiz C14 D T F C W
MEL
16509
.
puinlaag
16010 9808 bew? tak
Salix
1b
>15
.
.
3
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEP
23513
.
puinlaag
23019 9808 con. duiker?
Ulmus
1b
>44
.
.
16,5
.
.
<60
.
.
. x x .
x
MEP
23514
.
puinlaag
23019 9808 vw.
Ulmus
18a?
>1
.
0,5
7,5
.
.
<60
.
.
. x x .
x
MEP
beker
23529
.
puinlaag
23031 9808 con. paal
Larix/Picea
1a
>96
.
.
10
13
7
.
.
.
.
. x .
x
ME
4627
.
greppel
4133 9900 con. paal
Larix/Picea
1a
10
.
.
4
5
1a
<60
.
.
.
. . .
x
ME
4628
.
greppel
4132 9900 con. paal
Fraxinus
1a
>25
.
.
4
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
ME
4629
.
greppel
4125 9900 con. paal
Larix/Picea
1a
>35
.
.
6
18
4
<60
.
.
.
. . .
x
ME
4630
.
greppel
4126 9900 con. paal
Larix/Picea
1a
>30
.
.
7
20
3a
<60
.
.
.
. . .
x
ME
16519
.
greppel
16033 9900 con. paal
Alnus
2b
>27
.
.
7
10
3ax <60
.
.
.
. . .
x
MEL
301
.
greppel
301
. con. fr.
Fraxinus
1a
>17
.
.
2,5
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL/MEP?
431
1
greppel
431/417
. con. paal
Salix
1a
>18
.
.
5
13
2a
<60
.
.
.
. . .
x
MEL/MEP?
431
2
greppel
431/417
. con. paal
Salix
1a
>21
.
.
6,5
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
MEL/MEP?
438
.
laag
438
. con. paal
Salix
1a
>17
.
.
4
8
1a
<60
.
.
.
. . .
x
MEL/MEP?
439
.
laag
427
. con. paal
Salix
1a
>66
.
.
.
40
3a
.
.
.
. x . .
x
MEL/MEP?
440
.
laag
427
. con. paal
Salix
1b
>50
.
.
5
17
1a
<60
.
.
.
. . .
x
MEL/MEP?
441
.
laag
427
. con. paal
Salix
1a
>36
.
.
5
>9
1a
<60
.
.
.
. . .
x
MEL/MEP?
442
.
laag
427
. con. fr.
naaldhout
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL/MEP?
442
.
laag
427
. con. fr.
naaldhout
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL/MEP?
442
.
laag
427
. con. fr.
naaldhout
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
. . .
x
MEL/NT
23511
.
.
23015
. con. paal
Salix
1a
>40
.
.
7
20
2x
<60
.
.
. x . .
.
ME
23522
.
.
23016
. con. paal
Salix
1b
.
.
.
5,5
9
4a
<60
.
.
.
. . .
x
ME
23523
.
.
23022
. con. paal
Alnus
1b
>40
.
.
9
.
.
<60
.
.
.
. . .
x
ME
23524
.
.
23023
. con. paal
Larix/Picea
1a
>50
.
.
9
18
8x
<60
.
.
.
. x .
x
Bijlage 5 (vervolg)
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
5512
.
wortel
Salix
gedeeltelijk met schors, wortel in schone laag tussen S5008-S5007
24539
.
balk
Pinus
tapse balk, sec. (houtworm) als paal? veel kleine grof afgekapte takken, dissel?, punt? vierkant met afgeronde hoeken, roest
4672
2
spaan
Quercus
bewerking bijl of mes
4672
3
stop
Alnus
stop?
7513
.
paal
Alnus
ingeramd, braamsporen van bijl, plak beheersonderzoek
8506
1
wiel
Ulmus
wieldeel, menie, pinverbinding, spijkers, rest metalen velg, 6 vlakken, Ø binnen 50-52 cm, 3 spaakresten
8506
2
pin
indet
uitgedroogd
8506
3
pin
indet
uitgedroogd
8506
4
spaak fr.
indet
uitgedroogd
8506
5
spaak fr.
indet
uitgedroogd
8506
6
spaak fr.
indet
uitgedroogd
17553
.
"priem"
Fraxinus
met mes bewerkt
17561
1
staak
Fraxinus
langzaam taps toelopend, is 17561A, mes?
17561
2
staak
Alnus
puntvorm 3 waarvan 2 lang en 1 kort, is 17561B
17561
3
staak
Fraxinus
is 17561C, mes?
17561
4
staak
Fraxinus
met knoesten, 1 kant (10 cm) geblakerd, is 17561D
436
.
paal
Populus
punt?
437
.
paal
Populus
bijl
57
.
fr.
Quercus
langste beschreven, klief?
25509
.
paal
Quercus
paal beschoeiing, ingeramd, twee gaten 1,5 cm spijker?
25510
.
paal
Salix
net onder schors veel knoesten, verwijderde grote takken, houtworm, grote bijl, braamsporen. puntvorm 5 = 4 brede, 1 smalle
24538
.
paal
Salix
bijlbraamsporen, gedeeltelijk schors, bijlsporen getekend, puntvorm 3 waarvan 2 brede en 1 smalle, plak beheersonderzoek
8537
.
paal
Alnus
plak beheersonderzoek, bijl
8538
.
paal
Alnus
punt afgebroken, plak beheersonderzoek, puntvorm 4 waarvan 1 lang en 3 kort, bijl
4689 1a plank
Quercus
met pin, diverse gaten
4689 1b pin
Quercus
.
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
4689 2a deksel/bodem
Quercus
facetten schuine zijde
4689 2b deksel/bodem
Quercus
plank in 3 stukken, gat van 1 cm, spijker, spongat 2x aangekrast
8523
.
paal
Fraxinus
wortel in de paal gegroeid
8523
.
wortel
indet
.
8529
.
fr.
Quercus
.
8542
.
?
Quercus
bijl en ook guts?, met spint/schors, onbekend object
9509
.
plank
Larix/Picea
vulling 2 (verzameling hout, grootste bescheven), 1 plank met knoest
9509
.
plank
Pinus cf.
vulling 2 (verzameling hout, grootste bescheven), 1 plank met ijzer (spijker)
4620
.
fr.
Pinus
in slechte staat/houtworm/dikke knoesten, 4 fragmenten, schaaf
16510
.
plank
Pinus
plank met half gat
16516
1
plank
Quercus
stuk van duig of plank, geen spint
16516
2
pin
Quercus
bij verbindingsstukje
16516
2
pin
Quercus
bij verbindingsstukje
16516
2
plank
Quercus
verbindingsstukje met 2 pinnen
17575
.
fr.
Alnus
voorwerp? meubelonderdeel? weinig van over
4685
.
bezem
Calluna cf.
restanten stro en mogelijk sruikheide
4579
1
plank
Quercus
grote knoest (zijtak) + houtworm + 2 spijkers (hergebruik), schaafsporen
4579
2
plank
Pinus
met spijker op 36 cm van kopse kant, beschadigd 31 cm van kopse kant, schaafsporen
4579
3
plank
Pinus
getekend en gefotografeerd in veld, met inkeping van 33 cm lang en 14 cm breed, schaafsporen
4579
4
plank
Pinus
getekend en foto in veld, inkeping van 33 cm lang en 15 cm breed (zie 4579.3), schaafsporen
4579
5
plank
Pinus
schaafsporen
4579
6
plank
Pinus
.
4579
7
balk
Quercus
loopt taps toe (8-16 cm), spijkers, houtworm, stukken bekapt en schaafsporen
4579
8
balk
Quercus
houtworm (secundair), groeven, schaafsporen
4587
1
duig
Quercus
.
4587
2
duig
Quercus
.
4587
3
duig
Quercus
.
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
4587
4
duig
Quercus
.
4587
5
duig
Quercus
diam gat 1 cm, spijker
4587
6
duig
Quercus
groef met grobijzer,afgebroken aan 1 kant, lijkt of groef bij deze duigen op verschillende afstanden zit! schaafsporen
4587
7
duig
Quercus
groef met grobijzer, lijkt of groef bij deze duigen op verschillende afstanden zit! schaafsporen
4587
8
duig
Quercus
groef met grobijzer, lijkt of groef bij deze duigen op verschillende afstanden zit!
4587
9
duig
Quercus
afgebroken aan 1 kant, schaafsporen
4587 10 duig
Quercus
merkteken en pin,afgebroken aan 1 kant, merkteken geconserveerd
4587 11 duig
Quercus
.
4587 12 duig
Quercus
merkteken bewaard
4587 13 duig
Quercus
.
4587 14 duig
Quercus
.
4587 15 duig
Quercus
.
4587 16 duig
Quercus
met gaten buiten groef
4587 17 duig
Quercus
past aan 4587.18/26/27, met merkteken
4587 18 duig
Quercus
zie 4587.17, merkteken
4587 19 duig
Quercus
.
4587 20 duig
Quercus
.
4587 21 duig
Quercus
groef met grobijzer, geen merkteken, schaafsporen
4587 22 duig
Quercus
groef met grobijzer, geen merkteken, schaafsporen, bewaard voor jaaringenonderzoek
4587 23 duig
Quercus
groef met grobijzer, geen merkteken, schaafsporen
4587 24 duig
Quercus
groef met grobijzer, geen merkteken, schaafsporen
4587 25 duig
Quercus
met spijkers, schaafsporen
4587 26 duig
Quercus
bijl en schaafsporen, merkteken, past, zie .17, gat Ø 3,5
4587 27 duig
Quercus
merktekens, past, zie .17, grobijzer voor groef
4587 28 duig
Quercus
grobijzer voor groef
4587 29 hoepel
Castanea
.
4587 29 windsel
Salix
windsels
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
4540
5
kom
Populus
gedraaid
4540
8
deksel/bodem
Acer
gedraaid
4540
9
trip
Salix
metalen stripjes?
4540 10 beslag?
Larix/Picea
veel fijne bewerking, gaten (diam 0,4), niet geboord (priem?) zie 4540.107
4540 101 tak
Salix
snijsporen mes?, zijtak afgesneden
4540 102 pin
Salix
2 kanten aangepunt, mes
4540 103 plank
Salix
plat plankje
4540 104 tak
Salix
2 zijden aangepunt/afgeplat, punt 12 resp > 7 cm
4540 105 tak
Salix
ontschorst met mes
4540 106 tak
Salix
gedeeltelijk schors, aangepunt/gleuf ingemaakt
4540 107 beslag?
Fraxinus
houtworm, diam gaten 1,2 en 0,8, zie 4540.10, zeer grote jaarringen
4540 108 plank
Salix
stukje van .107? Nee, andere houtsoort!
4540 109 mand
Salix
.
4540 110 mand
Salix
.
4540 111 mand
Salix
.
4540 112 mand
Salix
.
4540 113 mand
Salix
.
4540 114 mand
Salix
.
4540 115 mand
Salix
.
4540 116 mand
Salix
.
4540 117 mand
Salix
.
4540 118 mand
Salix
.
4540 119 mand
Salix
.
4540 120 mand
Salix
.
4540
.
plank
Quercus
verbrand (aangekoold)
4540
.
plank
Salix
veel schaafsporen, aanslag/aangetast
4540
.
plank
Salix
klein fragment, zaag
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
4540
.
plank
Salix
klein fragment, zaag
1533
1
duig
Quercus
groef zaag, dissel
1533
2
duig
Quercus
groef zaag, dissel
1533
3
duig
Quercus
groef zaag, dissel
1533
4
hoepel
Fraxinus
.
1535
1
duig
Quercus
2 plakken bewaard, spijker, 3 pinnen op 36, 45 en 56 cm
1535
2
duig
Quercus
in dit vondstnr 5 duigen, 1 beschreven, rest weggegooid
1535
3
duig
Quercus
in dit vondstnr 5 duigen, 1 beschreven, rest weggegooid
1535
4
duig
Quercus
in dit vondstnr 5 duigen, 1 beschreven, rest weggegooid
1535
5
duig
Quercus
in dit vondstnr 5 duigen, 1 beschreven, rest weggegooid
1535
6
pin
Fraxinus
in duig op 36 cm van kopse kant
1535
7
pin
Fraxinus
in duig op 45 cm van kopse kant
1535
8
pin
Fraxinus
in duig op 56 cm van kopse kant
1537
1
duig
Quercus
kapot, met pin, met merktekens, dissel
1537
2
duig
Quercus
met pin, dissel
1537
3
duig
Quercus
dissel
1537
4
pin
Fraxinus
in duig
1537
5
pin
Fraxinus
in duig
1537 102 duig
Quercus
2 spijkers!? hergebruik? dissel
1538
1
duig
Quercus
grote bijl
1538
2
duig
Quercus
herkomstonderzoek via dendro, bijl?
1538
3
duig
Quercus
niet beschreven
1538
4
duig
Quercus
niet beschreven
1538
5
hoepel
indet
hoepels, 2 met knoesten
1538
6
fr.
indet
windsels met schors
4638 101 spie
Fagus
spie in spaak van buitenaf, bijl
4638 101 spie
Fagus
spie in spaak van buitenaf, bijl
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
4638 101 spie
Fagus
spie in spaak van buitenaf, bijl
4638 101 spie
Fagus
spie in spaak van buitenaf, bijl
4638 101 pin
Quercus
pin, 2 zijden met bijlkapsporen
4638 101 spaak
Quercus
spaakdeel: buitenzijde gesleten, binnenzijde afgezaagd, bijl
4638 101 spaak
Quercus
spaakdeel: buitenzijde gesleten, binnenzijde afgezaagd, bijl
4638 101 spaak
Quercus
spaakdeel: buitenzijde gesleten, binnenzijde afgezaagd, bijl
4638 101 spaak
Quercus
spaakdeel: buitenzijde gesleten, binnenzijde afgezaagd, bijl
4638 102 velg
Fagus
eerste velgdeel, met houtworm
4638 102 velg
Fagus
tweede velgdeel met houtworm
4638
.
velg
Fagus
eerste deel
4638
.
velg
Fagus
tweede deel
4638
.
velg
Fagus
derde deel
4638
.
velg
Fagus
vierde deel
4638
.
pinnen
Quercus
verbindingen tussen velgdelen
4639
1
hoepel
Corylus
.
4639
1
windsel
Salix
.
4642
.
hoepel
Salix
grootste opgemeten
4643
.
plank
Pinus
2 delen, funderingshout, met spijker, schaafsporen
4644
.
duig
Quercus
ook kleine 'snippertjes', kleinste plank bewaard, slijtage, grob
4644
.
duig
Quercus
ook kleine 'snippertjes', kleinste plank bewaard, slijtage, grob
4644
.
duig
Quercus
ook kleine 'snippertjes', plank bewaard, slijtage, grob
4645 101 duig
Quercus
merkteken, met hoekige pinnen, groef, met dissel dunner gemaakt, gedeeltelijk bewaard
4645 102 duig
Quercus
merkteken, met dissel dunner gemaakt, zie tek.
4645 103 duig
Quercus
merkteken, gedeeltelijk bewaard
4645 104 deksel/bodem
Quercus
plank van deksel/bodem, diam gat 2, diam (38) is reconstructie hele boom
4645 104 deksel/bodem
Quercus
plank van deksel/bodem, diam gat 2, diam (38) is reconstructie hele boom
4645 105 duig
Quercus
.
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
4645 106 pin
Alnus
merkteken
4645 106 pin
Alnus
.
4645 106 duig
Quercus
merkteken en gat 12,5x10 cm
4645 107 duig
Quercus
merkteken
4645 108 duig
Quercus
.
4645 101b pin
Corylus
.
4645 101c pin
Corylus
.
18613
.
plank
Quercus
waterput bodem, lengte ene kant 68, andere kant 75 cm
18608
.
plank
indet
hergebruik houtworm, deel van bodem? met indruk (9 cm breed)? bijl
18610
.
plank
Larix/Picea
2 spijkergaatjes, 1 knoest, bijlsporen met bramen
27517
.
plank
Abies
gezaagd in veld
4649 101 plank
Pinus
deel 1 van goot, schaafsporen, zijkant bijl met braamsporen, spijkers
4649 102 plank
Quercus
deel 1 van goot, bewerking slecht te zien, knoest, spijkers, slijtsporen in lengte, schaafsporen, onder-of zijkant, zie tek.
4649 103 plank
Pinus
deel 1 van goot, schaafsporen, spijkers
4649 104 plank
Pinus
deel 1 van goot, schaafsporen, spijkers
4649 105 plank
Pinus
deel 1 van goot, schaafsporen
4649 106 plank
Pinus
deel 1 van goot, schaafsporen, zie tek. voor deel 1
4649 107 plank
Pinus
deel 1 van goot, schaafsporen, slijtsporen
4649 108 plank
Pinus
deel 1 van goot, schaafsporen, slijtsporen
4650
1
plank
Pinus
schaafsporen
4650
2
plank
Pinus
schaafsporen
4650 101 plank
Pinus
deel 5 goot, bovenkant, slijtsporen, spijkers, schaafsporen
4650 102 plank
Pinus
deel 5 goot, bovenkant, slijtsporen/spijkers schaafsporen
4650 201 plank
Larix/Picea
deel 4 goot, zijkant, onderkant omgedraaid? zijkant 1 en 6 aan elkaar, helft in lengte gesleten, met spijkers
4650 202 plank
Pinus
deel 4 goot, zijkant, slijtsporen in de lengte aan beide zijden, schaafsporen op knoest
4650 203 plank
Pinus
deel 4 goot, zijkant, 3 en 4 aan elkaar, spijkers aan een kant, slijtsporen
4650 204 plank
Pinus
deel 4 goot, zijkant, slijtsporen, spijkers
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
4650 205 plank
Pinus
deel 4 goot, zijkant, diepe slijtsporen, spijkers
4650 206 plank
Pinus
deel 4 goot, zijkant, helft in lengte gesleten, spijkers, zijkant/onderkant omgedraaid?
4650 301 plank
Pinus
deel 4 goot, onderkant, spijkers, schaafsporen
4650 302 plank
Pinus
deel 4 goot, onderkant, spijkers, schaafsporen
4651 101 plank
Larix/Picea
verbindingsstuk goot, ook bewerkt met schaaf, zijkant bijl
4651 102 plank
Pinus
schaafsporen
4651 103 plank
Pinus
schaafsporen
4651 104 plank
Pinus
schaafsporen
4651 105 plank
Larix/Picea
schaafsporen
4651 106 plank
Larix/Picea
bijl
4652 201 plank
Pinus
goot deel 3, 3 zijden schuin afgekapt (1,5 cm), spijkers
4652 202 plank
Pinus
goot deel 3, alle kanten geschaafd, ook bijl, spijkers
4652 203 plank
Larix/Picea
goot deel 3, geschaafd
4652 204 plank
Larix/Picea
goot deel 3, geschaafd, spijkers
4652 205 plank
Pinus
goot deel 3, slijtsporen, schaafsporen
4652 206 plank
Pinus
goot deel 3, slijtsporen, schaafsporen
4652 207 plank
Pinus
goot deel 3, ook in het midden spijkers, slijtsporen tot buitenkant
4652 208 blok
Larix/Picea cf.
goot deel 3, onder 201 en in het verlengde 202, met lange nagel aan 202, schaafsporen in lengte, bijlkapsporen in breedte
4652 209 plank
Pinus
goot deel 3, los plankje, van bovenkant? schuine kant 1,5 cm breed, gekapt
4652 210 plank
Pinus
goot deel 3, idem van bovenkant?, spijkers/3 schuine kanten 1,5 cm
4652 1a plank
Pinus
goot deel 3, uiterste uiteinde breder dan goot, breedte 10/36/22 cm, zaag+schaafsporen, aangepunt uiteinde, braamsporen v bijl
4652 1b plank
Pinus
goot deel 3, braamsporen v bijl, uiteinde aangepunt
4652 1c
plank
Pinus
goot deel 3, waterslijtage te zien
4652 1d plank
Pinus
goot deel 3, aangepunt? zie a, punt afgebroken
4652 1e plank
Pinus
goot deel 3, randen zie f, zie tek. deel 3
4652
1f
plank
Larix/Picea
goot deel 3, randen afgekapt
16509
.
tak
Salix
gedeeltelijk schors
vnr. sub art-spec.
soort
opmerkingen
16509
.
tak
Salix
gedeeltelijk schors
23513
.
duiker?
Ulmus
met 2,5 cm spint, uitgehold, 7 cm, veel knoesten, bewerkingssporen niet te zien, gezaagd in het veld
23514
.
beker
Ulmus
uit goot, versierd met 2 ringen, uitgehold
23529
.
paal
Larix/Picea
puntvorm 7 waarvan 5 grote en 2 kleine, platte punt, dissel? primair punt (diam 5 cm, afgekapt), later facetten weggerot
4627
.
paal
Larix/Picea
.
4628
.
paal
Fraxinus
slechte staat/geen punt
4629
.
paal
Larix/Picea
.
4630
.
paal
Larix/Picea
houtworm & spijkers, mogelijk secundair
16519
.
paal
Alnus
houtworm doorsneden dus secundair gebruikt, platte punt
301
.
fr.
Fraxinus
.
431
1
paal
Salix
bijl
431
2
paal
Salix
bijl
438
.
paal
Salix
bijl
439
.
paal
Salix
geen schors, wel spint, bijlsporen getekend, linkshandig & rechtshandig gekapte punt
440
.
paal
Salix
botte bijl-braamsporen, zijkant nog gerommeld (overbodig stuk)
441
.
paal
Salix
veel zijtakken, met bijl grof afgehaald
442
.
fr.
naaldhout
in zeer slechte staat
442
.
fr.
naaldhout
in zeer slechte staat
442
.
fr.
naaldhout
in zeer slechte staat
23511
.
paal
Salix
mooie bijlsporen, puntvorm 2x waarvan 1 kleine
23522
.
paal
Salix
bijlsporen, plak beheersonderzoek
23523
.
paal
Alnus
doorworteld, 1 kant bijlsnede over hele lengte, bramen, bijna rechte bijl
23524
.
paal
Larix/Picea
houtworm in de facetten, secundair, bijlsporen veel
Bijlage 6
Den Haag - Uithofslaan vindplaats 1, resultaten van het houtskoolonderzoek. N-C = volgnummer van de determinatie waarbij een nieuw taxon is gevonden. Voor soorten zie uitleg bijlage 5.
wp vnr. spoor N-C
soort
stam tak gewicht twijg gewicht wortel knoest indet. gewicht N-totaal gewicht schim. pof
3
1 4 21 28 33
Salix Quercus indet Fraxinus Acer
. . . . .
8 . . . .
1,158 . . . .
2 . . . .
0,03 . . . .
. . . . .
. . . . .
12 12 21 1 1
0,14 0,145 << 0,013 0,008
22 12 21 1 1 57
1,328 0,145 << 0,013 0,008 1,494
. . . . .
1 . . . . .
1 2 3
indet . Quercus . Salix .
. . .
. . .
. . .
. . .
. . .
. . .
6 1 1
<< 0,259 0,056
6 1 1 8
<< 0,259 0,056 0,315
. . .
. . .
1 3 4 5
Quercus indet Fraxinus Alnus
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
. . . .
19 11 3 4
0,418 << 0,045 0,032
19 11 3 4 37
0,418 << 0,045 0,032 0,495
. . . .
5 . . .
3511 3043
totaal
4551 4006
totaal
4
4545 4068
totaal
. . . .
TOTAAL 102
2,304