DE BEGRAFENIS VAN DEN PRESIDENT. DOOR
P. C. DE MOOR.
Er was een gruwelijk geschreeuw van krantenventers. Veel erger dan gewoonlijk. Ik werd er door wakker gemaakt. Er moest iets ergs gebeurd zijn. — Wat?! — Wat hoorde ik schreeuwen? — „La mort" — ? — „La mort du président" — ? Verstond ik g o e d ? . . . . Ja, 't stond er: in Za />^j^ ü'/j/.yÉ'V.y was alles of er niets buitengewoons gebeurd was, behalve hier en daar weer 'n vlag halfstoks; maar in de /iW afo /£Z^Ö#^-.S0Z«/-//(?»0?Y' stonden vóór 't paleis van den president menschen te staren naar de vestibule, waaraan ook nog niets bijzonders te zien was. Iets later kwamen veel bezoekers op 't Elysée. Erg interessant was 't niet en toch bleef ik kijken. Waarom ? Die bezoekers zagen er uit als gewone menschen — met zwarte kleêren of bekende uniformen aan. Verder was de stad ongeveer als 't Parijs van den vorigen dag en er waren weer heel veel menschen die plaatsen bespraken in het theater, waar ze 's avonds om Clair en hors zouden lachen. Ik ging kijken aan de Beurs, er was niet de minste drukte. Ik ging naar de wedrennen en er werd gedobbeld, gelachen en gevloekt. Ik ging door 't J9
22
342
ELSEVIER'S GEÏLLUSTREERD MAANDSCHRIFT.
Er waren liedjeszangers, die maar altijd een lijkzang zongen, weer ea weer en nog eens en altijd door op dezelfde plek, terwijl de slang voorbij kroop. 't Klonk vreemd en mager uit 'n schorre keel en van 'n beregend viooltje, guitaar of 'n blikke fluit en 't lied was niet van 'n groot dichter, maar 't was zóó juist goed. En 't klonk maar altijd voor 't huis waar de voormalige leerlooiersjongen nu dood op zijn praalbed lag.
Er waren liedjeszangers, die maar altijd een lijkzang zongen.
Représentant de notie belle France, Un fils du peuple, vient de mourir soudain: II possédait de nous la confiance, Et nous marchions résolus, sous sa main Guidant Ie char de notre République. I'leurons eet homme au visage si doux, Grande figure ;i jamais sympathique : Devant la Mort, Francais, découvrons-nous. Refrain : Enfant du peuple, orgueil de notre France, II succomba a son poste d'honneur Jusqu'a sa mort il eut notre confiance; Sur son tombeau versons des pleurs.
DE BEGRAFENIS VAX DEN" PRESIDENT.
343
Dan volgt een handig couplet: II sut donner a la grande Alliance Un caractère plein de cordialité. De tous les peupl', eet enfant de la France Fut décoré d'Ordres, de dignités. Les souverains des puissanc' étrangères Ne gardaient pas pour lui tant de fierté: Par son maintien et ses nobles manières, II fut 1'égal de fières Majestés.
D o n d e r d a g m o r g e n , den dag van de begrafenis . . . .
— handig, omdat Faurc de eer toegekend wordt alleen door de eigenschappen, waar 't Fransche volk trotsch op is, 't verbond met Rusland bevestigd te hebben. En dan 'n couplet, waarin 't volk uit zijn midden, die van eenvoudig werkman tot hoogste in den Staat opgeklommen is, zoo bezingt'. Exemple heureux pour notre République, Simple ouvrier, il devient président.
344
ELSEVIER S GEÏLLUSTREERD
MAANDSCHRIFT.
La guerre Ie vit, ame patriotique, De nos mobiles prendre un command'ment. 11 restera dans toutes les mémoires Un souvenir qui touche bien des cceurs: Peuple francais, il te couvre de gloire Celui qui fut modeste travailleur.
D e steenen paarden schenen uit 'n menschendot te willen springen . . . .
En in de verte kwam 't geluid van harde hamerslagen door dit lied. De houten feestzaal, enkele dagen geleden getimmerd voor 't groote bal, dat de president wou geven, werd zoo snel mogelijk in een katafalk herschapen. Donderdag morgen, den dag van de begrafenis, al in den vroegen morgen was 't in de CV£<97#/>.y ij/j'.yfV.y zwart van de menschen en langzamerhand waren de boomen en de beelden 't ook. De steenen paarden, aan 't begin van de C k ; K / i £7J/J
DK BEGRAFENIS VAN DEN PRESIDENT.
345
niet, want er waren tronietjes onder, waarvan zelfs een steenen paard 'n afschuw moest krijgen. Allerlei schepsels, die anders alleen maar leven in achterbuurten, waar de politie niet komen durft, menschelijke monsters, die 'n spinhuiscipier als merkwaardige exemplaren zou beschouwen. Tegen alle monumenten van de /%zc£
346
En Notre Dame stond als 'n eeuwige rots.
DE BEGRAFENIS VAN DEN PRESIDENT.
347
uniformen; er boven uit staken twee blinkende helmen met de pruisische adelaren van duitsche officieren. Toen de deputation voorbij kwamen, bleef de massa niet meer verbluft opzien. De menschen van de deputatiën waren ook maar menschen uit 't volk: eenvoudige werklieden, oud-gedienden, mijnwerkers, enz. Meisjes en kinderen uit Elzas-Lotharingen droegen zwarte vlaggen, rouwvlaggen met, in gulden letters, er op geweven: 3f^5, ^ r ^ j j /fow/y, ^2/y<2ctfw
O p fle boulevards was 't of er niets bijzonders gebeurd was . . . .
niet zwegen. Ze waren kooplieden, half en half bedelaars. Zij schreeuwden, terwijl ze fotografiën te koop boden, tot de menschen die maar stonden te kijken naar de katafalk voor de poort van 't kerkhof en de rouwkransen langs de muren. — ZVz^.t' JC;«J /*> afrvvwV/' .sw/tww'r