de kracht van jezelf Reinier van Arkel groep Meerjarenbeleidsplan 2012-2014
‘driE kEEr pEr dag samEn hEt gEluk wEEr vindEn’
‘dEnkEn vanuit mogElijkhEdEn, niEt vanuit bEpErkingEn’
‘hoE voorkom jE dat iEmand ontspoort?’
‘schaamtE brEngt jE niEt vErdEr’
‘EEn thErapiE diE wErkt als EEn snElkookpan’
‘wat als grotE lEvEnsvragEn zich aandiEnEn als jE niEt lEkkEr in jE vEl zit?’
‘als ik niEt binnEn mag, praat ik dEsnoods via dE briEvEnbus’
‘vEilighEid van dE cliënt, dat is altijd dE grEns’
GROEP
Het valt als geestelijke gezondheidsinstelling niet mee een juist beeld naar buiten uit te dragen over wat er precies in je organisatie omgaat. Dat we nu met dit tijdschrift komen om onze toekomstplannen te presenteren, heeft dan ook heel wat voeten in de aarde gehad. We staan echter aan de vooravond van grote, nieuwe ontwikkelingen. En dan bedoelen we niet alleen de bezuinigingen. We investeren in onze specialismen, zoals het Centrum Adolescentenpsychiatrie en het Psychotraumacentrum Zuid Nederland en introduceren een nieuwe manier van werken. En er is zoveel meer te vertellen! Deze ontwikkelingen hebben we samengevat in een meerjarenbeleidsplan. Een toekomstplan dat veel vraagt van onze cliënten, hun naasten, onze medewerkers en onze organisatie als geheel. We vragen kracht van alle mensen om er samen de schouders onder te zetten. Deden we dat dan nog niet? Zeker wel. Elke dag opnieuw zien wij hoe hard er gewerkt wordt om onze cliënten kwalitatief goede zorg te bieden. Elke dag zien we hoe medewerkers elkaar ondersteunen en inspireren. En elke dag zien we als organisatie hoe we cliënten terugzetten in hun eigen kracht. Het zijn juist die verhalen die we hier willen optekenen. Omdat er zoveel moois te vertellen is over de geestelijke gezondheidszorg. Zoveel waar we trots op mogen zijn. Elke dag. De kranten zouden er vol van moeten staan! Paul Spronken Gerton Heyne Raad van Bestuur Reinier van Arkel groep
Uitgave: Reinier van Arkel groep. Januari 2012. © Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever en auteursrechthebbenden. Reinier van Arkel groep Postbus 70058, 5201 DZ ‘s-Hertogenbosch www.reiniervanarkelgroep.nl
[email protected] Aan deze uitgave werkten: productieleiding en redactie: Afdeling Voorlichting en Communicatie Reinier van Arkel groep, Terry Mooren, Marjo Roes. interviews en teksten: Natasja Ververs - Ververs Tekst en Communicatie. foto’s: Toine Maurix. vorm en productie: Marcel van Dijk - btz. druk: Drukkerij BibloVanGerwen.
34
6 10
16
14
18
44
40
46
24 30
28
36
50
52 56
Karin van Hoof slaat als ervaringsdeskundige brug tussen cliënt en behandelaar
‘Ik heb beide kanten van de medaille gezien’
Wie de levenslustige en goedlachse Karin van Hoof ziet, kan maar moeilijk geloven dat de 47-jarige moeder van drie kinderen ooit probeerde een einde aan haar leven te maken. Hersteld van haar aandoening is ze nu, jaren later, inmiddels zo sterk dat ze kracht kan putten uit haar eigen psychiatrische ervaringen. Sterker nog, ze helpt er huidige cliënten én medewerkers van Reinier van Arkel mee. In de functie van ervaringsdeskundige slaat zij een brug tussen cliënt en behandelaar.
Karin van Hoof draagt haar verleden moedig met zich mee. Ze vertelt openhartig hoe ze als kind last had van depressies en van stemmen in haar hoofd. Zelfs haar zelfmoordpogingen op latere leeftijd blijven niet onbesproken. “Ik stop dat stuk van mijn leven niet weg. Het is juist mijn kracht. Het heeft me gemaakt tot wie ik nu ben. Ja, ik ben heel erg ziek geweest. Zo ziek dat ik het leven niet meer zag zitten en opgenomen ben geweest. Dankzij de hulp vanuit onder meer de Reinier van Arkel groep ben ik hersteld. En daarmee raak ik de kern van mijn werk: herstel bevorderen.” De inzet van betaalde ervaringsdeskundigen staat nog in de kinderschoenen bij Reinier van Arkel. Sinds het voorjaar van 2011
is Karin van Hoof ervaringsdeskundige binnen de instelling. Niet alleen haar donkere periodes maken haar tot een geschikte ervaringsdeskundige, ook werkte Karin jarenlang als activiteiten- en woonbegeleider binnen diverse zorginstellingen. “Ik heb beide kanten van de medaille gezien, ben hulpverlener en cliënt geweest. Ik adviseer nu dus ook beide kanten.” De ervaringsdeskundige draait mee op verschillende afdelingen van Reinier van Arkel (Zorgpark Voorburg en Jeroen Bosch Ziekenhuis). Ze is aanwezig bij overdrachten, vergaderingen en diverse dagprogramma’s van cliënten. In haar werk is samenwerking het sleutelwoord. “Samenwerking tussen cliënten en hulpverleners en tussen hulpverleners onderling. Ik kan daar een steentje aan bijdragen vanuit mijn eigen ervaringen.
Als ervaringsdeskundige wijs ik personeel erop hoe het is om -zelfs tegen je zin- opgenomen te zijn geweest en wat voor impact bepaalde zaken kunnen hebben op een cliënt. In gesprekken tussen behandelaar en cliënt kan ik dan als brug fungeren. Aan de andere kant ondersteun ik mensen met een psychische kwetsbaarheid om de regie over hun eigen leven weer op te pakken.” Karin werkt nu samen met mensen die haar zelf ooit behandelden. “Dat is uiteraard heel bijzonder.” Toch voelt ze zich gelijkwaardig aan iedereen.“Ik durf iedereen aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid. Ook ik heb mijn verantwoordelijkheid genomen om te kunnen herstellen.
DE KRACHT VAN JEZELF
6
7
Karin werkt nu samen met de mensen die haar zelf ooit behandeldeN
Sinds het voorjaar van 2011 is Karin van Hoof ervaringsdeskundige binnen de instelling. Het hoofddoel van haar werk is de zorg voor cliënten verbeteren. Reinier van Arkel wil spoedig meer ervaringsdeskundigen aan het werk zetten. GGZ Nederland en het Trimbos Instituut onderschrijven het belang van de inzet van ervaringsdeskundigen bij herstel en rehabilitatie. Reinier van Arkel, GGZ Oost Brabant en ROC De Leijgraaf werken samen om de opleiding en actieve deelname van ervaringsdeskundigen in de GGZ te bevorderen. Reinier van Arkel werkt met haar cliënten van de afdeling zorg en rehabilitatie volgens het principe van HEE. Dat staat voor Herstel, Empowerment en Ervaringsdeskundigheid.
8
Ik heb veel respect voor al het goede werk binnen Reinier van Arkel. Toch staan soms mijn haren overeind als ik een verpleegkundige tijdens een overdracht hoor zeggen: Die vrouw met borderline heeft vannacht… Ik denk dan: Stop! Wie is die cliënt? Wat is haar naam? Door haar het etiket ‘borderliner’ te geven, is ze inwisselbaar voor elke willekeurige andere geesteszieke. Maar dan is je cliënt geen mens meer! Ik wil dat hulpverleners beseffen dat ze terug moeten naar de persoon achter de ziekte. Die moeten ze aanspreken om het herstel een handje te helpen.” Mislukte suïcidepoging Wat Karin betreft, mogen hulpverleners vaker uit hun rol stappen. “Iedereen werkt volgens een bepaalde rol. Dat biedt weliswaar houvast: ik ben verpleegkundige en dit zijn mijn taken, dus dat kun je verwachten. Maar zo’n houding schept ook een afstand tegenover de cliënt. Daar spreek ik medewerkers op aan.” Als pijnlijk voorbeeld noemt ze hoe ze wakker werd na een suïcidepoging. “Je voelt je op zo’n moment verschrikkelijk omdat het mislukt is. Dat gevoel is werkelijk niet te beschrijven. Op mijn allereerste vraag aan de ziekenbroeder: Wil je me alsjeblieft heel even vasthouden, antwoordde hij met koele stem wij mogen dat niet. Wat wilde ik toen dat hij die rol van broeder even had losgelaten. Natuurlijk snap ik dat hij niet iedereen de hele tijd kan gaan knuffelen, maar hij had ook mijn hand kunnen pakken en zeggen: ik zou willen dat ik jou nu kon omarmen, maar ik hoop dat je dit nu ook voelt en dat je hoort wat ik aan jou vraag: Waarom vraag je om een omhelzing? Mis je warmte? Veel hulpverleners
denken dat ze meteen overal het antwoord op moeten weten. Maar waarom stellen ze niet meer vragen, zodat ze samen met de cliënt op zoek kunnen gaan naar wie hij is en wat hij daadwerkelijk wil?” “Mijn eerste menselijke contact na die mislukte poging viel me zo tegen dat ik als psychiatrisch cliënt overigens gelijk bevestigd kreeg dat ik niet in deze wereld thuishoor. Ik bedacht op dat moment ook hoe ik mijn volgende zelfmoordpoging zou moeten doen. En hoe het wél zou lukken, zodat ik de onmenselijkheid en het onbegrip nooit meer zou hoeven voelen. Zo’n impact hadden zijn woorden op me.” Herstellen doe je zelf Karin straalt in haar kleurrijke voorkomen levenslust en innerlijke vrede uit. Ze ademt warmte, toont betrokkenheid en enthousiasme. Ze maakt gemakkelijk contact met cliënten. “Ik ben altijd open over wat mij is overkomen. Het feit dat ik ook opgenomen ben geweest bij Reinier van Arkel maakt dat mensen me snel vertrouwen en hun verhaal bij me kwijt willen.” Tijdens wekelijkse sessies probeert ze cliënten inzicht te geven in het herstelplan dat voor hen is opgesteld. “Als ik van een cliënt hoor dat therapie uit een boekje niet voor hem werkt, probeer ik uit te leggen dat het personeel enkel wil helpen. En hem iets wil aanreiken wat zou kunnen helpen. Het is aan de cliënt om daar wel of niet iets mee te doen. Herstellen doe je namelijk zelf. Op je eigen manier. Met de hulp die je zelf nodig acht.” Om te kunnen herstellen, heb je je eigen kracht nodig, benadrukt Karin meermaals. “Je krijgt als psychiatrisch cliënt hulp aan-
gereikt, maar je zult het uiteindelijk zelf moeten doen! Voor veel mensen geldt dat hoe zieker ze worden, hoe verder ze van zichzelf af komen te staan. Als psychiatrisch zieke vergeet je dan wie je eigenlijk bent en wat je zelf denkt, voelt en uit. Je gaat houvast zoeken en legt je probleem bij instanties neer. Je verwacht oplossingen voor jouw probleem. Maar daarmee verlies je je eigen verantwoordelijkheid in je herstel.” Cliënt is niet alleen maar ziek Tijdens haar werk bedenkt Karin vaak activiteiten voor cliënten die niets met hun ziekte te maken hebben. “Daarmee laat ik hen voelen dat ze méér zijn dan ziek en kwetsbaar. Als je ziek bent, is het heel verleidelijk jezelf constant als zieke te zien. Ik weet het nog van mezelf dat wegstoppen van problemen gemakkelijker is dan de verantwoordelijkheid nemen en er wat aan doen. Ik probeer dat proces te doorbreken. Soms is dat confronterend.” Ze licht dit toe aan de hand van een persoonlijke ervaring: “Ik heb drie kinderen. Toch heb ik een aantal keren een zelfmoordpoging gedaan. Die roes daar naartoe is, als je je zo rot voelt, zoveel prettiger en minder angstig dan nog lichtpuntjes zien. Als ik dood ben, krijg ik eindelijk rust, denk je dan steeds. Je kunt geen andere oplossing meer bedenken. Als ik bij een depressieve of suïcidale cliënt dit specifieke denkproces benoem, schrikt hij vaak. Soms hoor ik dan: wat weet jij daar nou van? Jij bent niet ziek geweest! Als ik dan uitleg dat ook ik om die reden opgenomen ben geweest, accepteert hij zo’n opmerking wel van me. Daarna vindt een cliënt het vaak fijn dat ik weet wat er zich in zijn hoofd af-
speelt. Hij kan het er met de hulpverleners niet zo over hebben. Die hebben nooit op dat punt gestaan. Die blijven zeggen: maar u hebt toch nog kinderen en er zijn zoveel dingen om voor te leven. Terwijl hij op dat moment die woorden echt niet wil horen. Hij zit in die roes.” Karin leert cliënten tijd voor zichzelf te vragen en te leren zeggen wat ze nu precies willen. “Soms zijn ze bloednerveus voor een behandeling bij een psychiater. Het liefst zouden ze nog even een kop koffie drinken of een sigaret roken. Op zo’n moment moet de cliënt een time-out kunnen nemen, ook al is de afspraak net begonnen. Wat hij nodig heeft, mag er gewoon zijn. Het draait niet alleen om wat de behandelaar wil. Uiteindelijk zal de cliënt zo zichzelf terugvinden. Alleen wie zichzelf terugvindt, kan werken aan zijn herstel.” ‘Bureaucratie maakte me vroeger ziek’ Karin volgde de cursus ‘Werken met eigen Ervaring’ bij Stichting Door en Voor om haar werk bij Reinier van Arkel naar behoren uit te kunnen voeren. Dankzij haar werkervaring in de zorg is een aanvullende zorgopleiding niet nodig geweest. “Er zijn mensen die me vragen of ik het wel aankan om dagelijks met psychische problemen geconfronteerd te worden. Maar mij stimuleert het juist. Ik heb bovendien altijd gewerkt met mensen die net buiten de boot vielen. Rolpatronen en bureaucratie in de zorg beschouw ik als de zwaarste last binnen mijn werk. Vroeger zou ik daar overigens ziek van zijn geworden. Nu kan ik accepteren dat ik er zelf in elk geval alles aan doe om het werkbaar te maken voor medewerker en cliënt.”
Menswaardig herstel In het jaar dat Karin als ervaringsdeskundige werkte, heeft ze naar eigen zeggen medewerker en cliënt letterlijk dichter bij elkaar gebracht. “Op een bepaalde afdeling op het zorgpark waar cliënten langdurig verblijven, dronken personeel en cliënten nooit samen koffie. De reden? Personeel vond de koffie niet lekker en vond dat de cliënten maar een rommeltje maakten van hun keuken en huiskamer. In plaats van handvatten aan te reiken hoe alles weer netjes kon worden, gingen ze in de personeelsruimte zitten. Als je het dan hebt over menswaardig herstel en resocialisatie, help deze mensen dan op weg en pluk er samen de vruchten van. Daar heb ik me sterk voor gemaakt: nu drinken ze samen weer koffie. Werken in de geestelijke gezondheidszorg moet gaan om bejegening en persoonlijk contact. Luister vaker naar de mens achter de cliënt!” In het Meerjarenbeleidsplan beschrijven we de missie van de Reinier van Arkel groep: “Wij bieden gespecialiseerde zorg en diensten op terrein van de geestelijke gezondheidszorg. De dialoog met de cliënt en zijn omgeving en onze professionele standaarden zijn de basis voor kwalitatief hoogwaardig handelen.” We kijken naar de hele mens: lichaam, geest, sociale omgeving en levensloop. Ieder mens is uniek en in zichzelf van waarde.Vanuit dit uitgangspunt krijgen we oog voor de unieke hulpbronnen die iemand zelf en in zijn omgeving heeft. De wensen van cliënten en de openheid en eerlijkheid over datgene wat wij hen te bieden hebben, zijn leidraad in de communicatie tussen cliënt en behandelaar. De volledige tekst van het meerjarenbeleidsplan treft u achterin dit magazine.
9
Intensieve psychiatrische ouderenzorg bij de Bogerd op zorgpark Voorburg
‘Soms knokken voor je cliënt’ Werken bij de Reinier van Arkel groep vraagt om lef en betrokkenheid. Je moet aandacht hebben voor de wensen van de geesteszieke cliënt, hem respectvol bejegenen en hem vooral los durven laten. Kristie Willekens en Roel van der Els vertellen over hun werk op de Bogerd, de besloten afdeling voor ouderenpsychiatrie. “Soms word je ongevraagd familie, omdat de cliënt niemand anders meer heeft.”
10
Achter een openstaande kamerdeur klinkt een luide roep, gevolgd door zacht hummen. Verpleegkundige Roel van der Els (31) kent zijn pappenheimers op de Bogerd en loopt glimlachend voorbij. “Dat gaat de hele dag zo. Pas als we geen geluid horen, is het mis.” Collega Kristie Willekens (33) vult hem aan: “In het begin is dat wel wennen. Je hebt de neiging
steeds naar binnen te rennen. Dat deed ik eerst wel. Maar dan zie je iemand tevreden in zijn stoel zitten en eigenlijk verstoord kijken, omdat je bent binnengekomen. Je leert dan wel de cliënt los te laten.” De Bogerd valt onder de divisie Zorg en Resocialisatie en telt acht afdelingen. Op vier afdelingen wordt in-
tensieve psychiatrische zorg gegeven aan mensen van 50 jaar of ouder. Op de overige afdelingen wonen ouderen met een meervoudige problematiek. Kristie: “Ze zijn hier gehospitaliseerd. Het merendeel vrijwillig. Velen zijn zwakbegaafd, kampen met persoonlijkheidsstoornissen, schizofrenie of het syndroom van Korsakov. Het is geen gemakkelijke doelgroep.” Roel en Kristie werken beiden sinds 2003 op de Bogerd.
Hoewel de Bogerd een afdeling is waar met de dag geleefd wordt en vooruitkijken er voor veel cliënten niet echt in zit, wordt uitgekeken naar de nieuwe huisvesting op het zorgpark. De verhuizing naar nieuwbouwpand Futura, op het zorgpark vlakbij de Bogerd, staat voor juni 2012 gepland. Roel: “Het zal best wennen zijn voor de cliënten. Maar er komen mooie nieuwe zorgvoorzieningen, zoals een restaurant.
De cliënt kiest voortaan zelf wat en waar hij eet. En iedereen krijgt een eigen kamer. Tweepersoonskamers behoren er tot het verleden.” Kristie is blij met de nieuwe activiteiten als het gezondheidscentrum waar ouderen kunnen bewegen. “Ik vind het moeilijk om te zien dat een cliënt soms een middag op zijn bed doorbrengt uit verveling, omdat het activiteitenaanbod van schilderen en
11
knutselen hem niet aanspreekt. Deze mensen zijn langdurig opgenomen, daar moet je passende voorzieningen voor blijven zoeken. Dit is hun thuis en eigenlijk ben je als verpleegkundige bij hen te gast. Dat is ook precies de manier waarop wij met onze cliënten omgaan. Deze bejegening zet de wens van de cliënt voorop. Het is even wennen, want soms ben je geneigd ‘nee’ te zeggen op een verzoek, omdat het even niet uitkomt tussen al je drukke werkzaamheden door. Maar als je er nog eens over nadenkt, kun je vaak geen ander argument bedenken waarom het niet zou mogen, behalve dan dat het lastig is voor mijzelf. Maar het gaat niet om mij. Het gaat om de cliënt.” Sterven in eenzaamheid Het zwaarste aan hun werk vinden de verpleegkundigen als een cliënt in eenzaamheid sterft. Kristie: “We hebben hier nu weer een bewoonster die echt niemand meer heeft. Wij hebben nog gezocht naar familie van haar in Spanje. Dat is helaas niet gelukt. Je weet dus dat zij ooit in eenzaamheid zal sterven. Wij staan haar dan
Nieuwbouw Futura biedt huisvesting aan 98 cliënten die aangewezen zijn op langdurige zorg. De leeftijd van de Futura-bewoners ligt tussen 50 en 90 jaar.
12
natuurlijk bij. Dat maakt je ergens familie.” “Als je de enige persoon bent die nog zorgt en over de vloer komt bij de cliënt, betekent dat dat je extra goed moet luisteren”, benadrukt Roel. “Je moet signalen oppakken en arts of psychiater waarschuwen als je het gevoel hebt dat het niet goed gaat met de cliënt. Als hij een keer zegt: het hoeft allemaal niet meer voor mij, moet je alert zijn. Zegt hij dat vaker, dan moet je meteen hulp inschakelen.” Knokken voor je cliënt Als je als verpleegkundige ‘familie’ van de cliënt wordt, betekent dat ook dat je soms tegen een andere hulpverlener ‘nee’ moet durven zeggen. Kristie: “Soms moet je knokken voor het belang van je cliënt. Zo wist ik als persoonlijk begeleider van een cliënt dat zij het fysiek al langer heel zwaar had, omdat ze door de ouderdom steeds meer moest inleveren. Ze kon niet meer lopen, ging steeds slechter eten en langer slapen. Toen zij op enig moment helemaal niet meer at en slecht kwam te liggen, dacht de behandelaar dat dat met haar chronische psychoses te maken had. Hij wilde
In Futura krijgt men een eigen appartement met zit- en slaapkamer, eigen sanitair en tv- en internetaansluiting. Iedereen heeft een eigen voordeur.
haar dan ook nog oplappen met sondevoeding. Maar omdat wij als verpleegkundigen haar kenden, wisten we dat haar lijf nu gewoon echt op was. Hij zou niet veel bereiken met zijn sondevoeding. Beter zou ze niet meer worden. Moet je dan nog tijd rekken met sondevoeding? Normaal sta je als verpleegkundige niet voor zulke keuzes. In dit geval werd naar ons geluisterd. Ze hoefde niet meer te vechten tegen het leven dat haar steeds meer beperkingen oplegde. Dat voelde voor mij heel goed.” Iets tegen de wil van de cliënt doen Betrokkenheid bij het wel en wee van de cliënt komt ook tot uiting door soms iets tegen de wil van de cliënt te doen. “Dat klinkt raar, maar toch werkt het af en toe zo. Je moet de vraag achter de vraag horen dan.” Roel legt dit uit: “Ik werd persoonlijk begeleider van een nieuwe cliënt. De 76-jarige man had helemaal geen contact meer met zijn familie. Hij zei me dan: Ik heb alles en iedereen afgezworen. Ik hoef mijn zoon ook nooit meer te zien. Ik kan de wereld aan zonder hem. De man was nog maar
kort bij ons in huis toen hij kanker kreeg. Meerdere malen drongen wij als verpleegkundigen bij hem erop aan het contact met zijn zoon te herstellen: Nu is daar nog tijd voor. Straks op je sterfbed lukt dat misschien niet meer. Hij wilde dat echt niet. Hij had niemand nodig, maakte hij duidelijk. We zijn toen toch op zoek gegaan naar zijn zoon. Natuurlijk denk je dan bij jezelf: is dat wel ethisch verantwoord? Mag het wel? Hij wil het eigenlijk niet, maar over de lange termijn bekeken, kan hij zich toch gehoord voelen als we nu het contact herstellen.” En zo geschiedde. Roel maakte de afspraak en legde zijn cliënt uit dat zijn zoon zou langskomen. Hij had de keus hem wel of niet ontvangen. “Officieel gezien had het verplegend personeel die zoon moeten weigeren, want de cliënt wilde geen contact. Maar ze zijn samen een sigaretje gaan roken en spraken kort met elkaar. Daarna hielden ze contact. Vier maanden later overleed mijn cliënt. Hij heeft me nooit gezegd wat hij nou van onze actie vond. Dat knaagde erg aan me, ook al zeiden collega’s
dat het wel goed zat. Toen we een paar dagen later zijn kamer opruimden, vond ik onder een tafelkleed twee pasfotootjes van zijn zoon. Dan weet je dat je het goed hebt gedaan. Daar pasfoto’s verstoppen, doet een vader niet als hij zijn zoon niet mist.”
‘Na zijn dood wist ik pas dat ik goed had gehandeld’
De doelstelling van de Reinier van Arkel groep is het behandelen van mensen met psychiatrische ziektes en het bijdragen aan de kwaliteit van leven van onze cliënten door het bieden van goede zorg. Medewerkers kennen een grote mate van autonomie en nemen verantwoordelijkheid voor hun handelen. Ze leggen verantwoording af in een cultuur waar vertrouwen het uitgangspunt is, maar die wel in gedragsregels is ingebed: de TrustRules.
Medewerkers beschikken naast hun professionele competenties over een breed scala aan vaardigheden: qua communicatie in het aangaan van een werkelijke dialoog; qua behandelen in het matchen en afronden; qua ondernemen in het verkennen van duurzame oplossingen en nieuwe hulpbronnen; qua samenwerken in het inschakelen of ondersteunen van andere disciplines en betrokkenen.
Er is een restaurant, er zijn kleinere woonkamers die als eet- en kookruimte gebruikt kunnen worden. Het wordt een licht gebouw met veel glas. Op de foto Futura in aanbouw.
13
Bij de Reinier van Arkel groep kunnen veteranen en hun gezin een unieke therapie volgen. Samen met andere families gaan ze de strijd aan met de gevolgen van traumatische herinneringen.
MEERGEZINSTHERAPIE VOOR OORLOGSVETERANEN ZET PSYCHOTRAUMACENTRUM LANDELIJK OP DE KAART
‘Deze therapie werkt als een snelkookpan’
Het Psychotraumacentrum Zuid Nederland, onderdeel van Reinier van Arkel, heeft zich landelijk op de kaart gezet met de meergezinstherapie voor veteranen. De therapie is ontwikkeld in Engeland en eind 2009 bij het psychotraumacentrum opgezet door gezins- en relatietherapeut Erie Hilliger. “In Nederland bestond deze vorm van meergezinstherapie voor veteranen nog helemaal niet. Maar ik geloofde heel erg in het therapiemodel. Het is voornamelijk gericht op de eigen kracht van mensen, de eigen kracht van een gezin en een groep.”
Een posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontwricht volgens de therapeute niet alleen het leven van de getroffen militair, maar ook dat van zijn partner en kinderen. “We behandelen hier gezinnen die helemaal zijn vastgelopen door PTSS. De impact van PTSS is voor alle gezinsleden enorm. Veteranen zijn getraind om te overleven, voor emoties is weinig plaats. Dat geldt vaak ook voor de emoties van andere leden van het gezin. Een PTSS brengt vaak ongelooflijke spanningen, driftbuien, heftige schrikreacties, agressie en verdriet.” De kracht van de therapie, die Erie Hilliger samen met Marieke van der Heuvel geeft, is dat je herkenning oproept door gezinnen bij elkaar te zetten. “Het besef dat je niet het enige gezin bent die met deze specifieke problemen kampt en dat je problemen en krachtgebieden herkent bij jezelf en de andere gezinnen, brengt een verandering teweeg.” Deze vorm van therapie wekt volgens Erie Hilliger minder weerstand dan wanneer een therapeut bij een veteraan individueel patronen die niet goed gaan, gaat benoemen. “Ik kan zeggen dat hij zijn kinderen verdriet doet door zijn gedrag, maar hij houdt van zijn kinderen en doet dat niet expres. Hij weet gewoon niet beter. In groepsverband zien ze hoe anderen met hun kinderen omgaan. Daar herkennen ze vaak wel foute patronen.” Confronterende oefeningen De meergezinstherapie is heel intensief, vertelt Erie Hilliger. “Het is voor alle leden van het gezin hard werken. Deze behandelmethode werkt als snelkookpan. Het individu kan zijn masker niet lang ophouden omdat er veel prikkels zijn en anderen hem confronteren met zijn gedrag. Zoals mensen thuis zijn, zo zijn ze ook in de groep. Een oefening die goed werkt, is de kinderen in een kring te zetten en de ouders in een grote kring daaromheen. Kinderen mogen bij deze oefening praten over de problemen thuis. Ouders mogen al-
De meergezinsbehandeling bestaat uit vijftien dagen dagtherapie. De groep bestaat uit zes tot acht gezinnen.
14
leen observeren en in een schriftje hun bevindingen opschrijven. De oefening is ontzettend confronterend. Kinderen herkennen namelijk de verhalen van andere kinderen en durven zelf opeens ook meer te zeggen dan ze ooit thuis zouden doen. Je hoort hoe het leven in een gezin is, hoe er ruzie gemaakt wordt, hoe kinderen zich schuldig voelen aan het verdriet bij papa of mama, hoe ze bang zijn, met elkaar vechten uit frustratie, tot en met de kat knijpen om zich af te reageren. Toen de sessie over was, zag je gezinnen elkaar spontaan omhelzen, huilen, zich bewust van het leed. Er leek een nieuwe start gemaakt na een periode van veel leed. Dat is de kracht van de groepstherapie.”
Huwelijken gered Binnen het psychotraumacentrum zijn de behandelaars ervan overtuigd dat de meergezinsbehandeling huwelijken heeft gered en kinderen hun kind-zijn heeft teruggegeven. Voor sommige gezinnen is verdere behandeling niet meer nodig. Andere veteranen krijgen nog wel individuele therapie, gecombineerd met ondersteunende echtpaargesprekken. Dat moet terugval in oude patronen voorkomen. “Het is als therapeut mooi om te zien hoe de grote meerderheid van de gezinnen inzicht heeft gekregen in gedragspatronen en hoe die veranderen.” In drie jaar tijd haakten in totaal drie gezinnen af bij de meergezinstherapie. “Je hoopt nooit op uitval, maar geen enkel therapiemodel is natuurlijk heilig. Er spelen altijd andere factoren mee. Overigens komt ook niet elk gezin voor de therapie in aanmerking. Zo mag een veteraan geen last hebben van psychoses en alcohol- of drugsmisbruik en geweld moet zijn gestopt of onderdeel zijn van de behandeling.” Koninklijk huis De therapie is zo succesvol dat het landelijke zorgsysteem voor veteranen deze wil invoeren bij andere klinieken in Nederland. Naast Reinier van Arkel is inmiddels ook Centrum 45 en GGZ Drenthe gestart met meergezinstherapie voor veteranen. “Veteranen zelf raken niet uitgesproken over de successen die ze als gezin geboekt hebben”, vertelt Erie. “De eerste groep was zelfs zo enthousiast dat ze de media, de landelijke politiek en zelfs het koningshuis aanschreven. Iedereen moest weten hoe ze er als gezinnen mee geholpen waren. Van kroonprins Willem-Alexander kregen de veteranen een persoonlijke gelukwens terug. ”
Het psychotraumacentrum Zuid Nederland van Reinier van Arkel heeft veel expertise opgebouwd over complex trauma.
Het specialisme traumabehandeling krijgt bijzondere aandacht binnen de Reinier van Arkel groep.
Het psychotraumacentrum biedt behandeling voor: asielzoekers vluchtelingen, veteranen en mensen met vroegkinderlijk trauma. Nieuwe doelgroepen zijn: geüniformeerde hulpverlening en treinmachinisten.
Kenmerken Posttraumatische Stress Stoornis: herbelevingen, nachtmerries, prikkelbaarheid, schrikachtigheid en bevroren emoties en psychosomatische klachten als hoofdpijn, maagklachten, hartkloppingen en transpireren.
Onderzoek toont aan dat tussen de 5 en 10 procent van alle Nederlandse veteranen PTSS heeft, en ongeveer 15 procent symptomen van PTSS vertoont.
15
veteraan Dave van Haandel volgde met zijn vrouw en drie kinderen de meergezinstherapie op het psychotraumacentrum
‘Overleven, da’s onze tactiek’
Van posttraumatische stressstoornis (PTSS) moest Dave van Haandel niets weten. Niet zeuren en doorgaan, zei hij altijd. Intussen ging zijn gezin gebukt onder zijn bewind thuis. Toen zijn dochters het huis uit vluchtten en zijn vrouw het welletjes vond, belandde het hele gezin in therapie op het psychotraumacentrum. “Zonder die hulp was ik nu vrijgezel, alcoholist en zou ik op straat leven.”
16
Dave van Haandel (44) kan niet stil zitten. Zijn been trilt, zijn handen wrijven langs zijn mond of ondersteunen hevig gebarend zijn woorden. Om de paar tellen gaat hij verzitten in zijn stoel. “Ik ben hyperactief. Het hoort bij mijn chronische PTSS. Ik heb ook last van nachtmerries, slaap slecht en heb soms spontaan een hele dag buikloop. Ik had de link nog nooit gelegd met PTSS. Sterker nog, ik ontkende überhaupt dat ik klachten had. Mijn vrouw Saskia zag het al 17 jaar met lede ogen aan. Ze gaf me een paar jaar geleden de keuze: of je doet er wat aan of onze relatie is over. Dan wil je wel wat aan je problemen doen, kan ik je vertellen.” Dave kan zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst gehuild heeft. Niet toen zijn moeder vorig jaar stierf, niet toen zijn kleinkind onlangs dood werd geboren. “Ik denk twintig jaar geleden toen mijn tweede dochter werd geboren en mijn vrouw op dat moment heel slecht lag. Toen was ik zo bang.” Het was allemaal voor zijn tijd in Cambodja. “Daar zijn de problemen begonnen”, vertelt hij. Drie VN-missies maakte Dave van Haandel als marinier mee. In 1987-1988 in de Perzische Golf, in 19921993 in Cambodja en in 1996 in het voormalig Joegoslavië. Over zijn trauma’s in de oorlogsgebieden kan hij nog niet goed vertellen. “Als chef-kok van de pelotons heb ik niet meegevochten. Maar wat is vechten? Ik stond oog in oog met een antitankgranaat op me gericht. Ik was kok en ongewapend! Maar ik was ook de vijand en moest dood. Zulke momenten doen wat met je.” Gezin Praten over zijn ervaringen bij de marine heeft Dave van Haandel nooit gedaan. “Mijn moeder zei me wel op de dag dat ik terugkwam uit Cambodja: er zijn daar dingen gebeurd die het daglicht niet kunnen verdragen. Ik zie het aan je ogen, jongen. Maar ik heb het weggestopt. Wilde niemand er mee lastig vallen. Bovendien had ik bij de marine geleerd dat er geen plaats is voor emoties. Overleven en doorgaan. Ah-hoe-ha, riepen we dan met zijn allen. Zo heb ik de afgelopen 17 jaar ook geleefd. Ik vond het nooit een probleem. Mijn gezin wel, zo blijkt nu.” De gezinstherapie heeft een boel verduidelijkt binnen het gezin Van Haandel. Dochters Soley (22), Djuanita (20) en zoon Ewoud (11) deden er uit de doeken hoe de PTSS hun gezinsleven ontwrichtte. “Tijdens de
therapie hoorde ik mijn dochter zeggen dat ze op de dag na haar achttiende verjaardag het huis uit is gevlucht. Om mij. Ook mijn tweede dochter vertrok. Zij koos er zelfs voor om haar studie te laten voor wat het was en geld te gaan verdienen om een eigen huis te kunnen bekostigen. Weg bij haar ruziënde ouders. Dat hakte er wel in bij me.” “Het houdt niet op na de therapie”, zegt Dave van Haandel beslist. “De puzzelstukjes zijn in elkaar gevallen tijdens de sessies. We herkennen en erkennen onze problemen nu en hebben handvatten gekregen hoe er samen mee om te gaan. Thuis is het een stuk rustiger geworden. Mijn zoon durft me gewoon aan te spreken als ik onredelijk ben of schreeuw. Dat is een ongelooflijke winst. Voorheen had hij dat nooit gedurfd. Op zulke momenten besef ik dat ik het anders moet aanpakken. Elke dag gaat het beter.” Erkenning Minimaal tweemaal per week heeft Dave van Haandel nu nog individuele en groepstherapie in het psychotraumacentrum. “Ik ben er nog niet, hoor. Als ik hier een kameraad van vroeger tegenkom, verzin ik nog steeds een smoesje waarom ik hier ben. Ik schaam me er zelfs voor dat ik therapie nodig heb. Het voelt alsof ik heb gefaald. Ik kan het niet anders zien. Wie knakt is zwak. En zwak zijn, past niet bij een militair. Die opvatting is er jarenlang bij me ingedrild. Ik ben dus een zwakkeling nu.” Dave van Haandel zegt bovendien zijn trauma’s geen plek te kunnen geven, zolang erkenning voor bepaalde zaken vanuit Defensie uitblijft. “Ik heb bijvoorbeeld in Cambodja het anti-malariamiddel Lariam geslikt. Later werd bekend dat je daar psychoses van kunt krijgen. Alle militairen kregen na een rechtszaak vijf euro per persoon schadevergoeding. Een lachertje gezien de psychotische klachten die ik inderdaad heb gehad. Maar goed. Het was erkenning. Nu wacht ik op erkenning voor mijn PTSS. Op het psychotraumacentrum is PTSS bij me vastgesteld. Ik ben er al twee jaar ziek door. Maar ik kom niet in aanmerking voor een invaliditeitspensioen van Defensie. Zwakte bij een militair mag er schijnbaar zelfs jaren na diensttijd nog steeds niet zijn. Dat verwart me, maakt me boos en onzeker: ben ik dan wel echt ziek, stel ik me aan? Moet ik niet gewoon sterk zijn? Ah-hoe-ah en maar weer doorgaan?”
17
En dan weer op eigen kracht vooruit
demarrage begeleidt cliënten op hun zoektocht naar een plaats in de maatschappij
Meerjarenbeleidsplan We richten ons op het versterken van eigen kracht bij mensen met meervoudige en complexe problematiek. Werk, activiteiten en sociale contacten dragen in onze opvatting bij aan het herstel van mensen. Behandeling is in de meeste gevallen gericht op genezing, maar is ook gericht op herstel en een zo goed mogelijk functioneren in de maatschappij.
Elke behandeling bij de Reinier van Arkel groep is gericht op het versterken van de eigen kracht van de cliënt, ook bij mensen met meervoudige en complexe problematiek. Dit kan door de cliënt zoveel mogelijk te laten deelnemen aan de maatschappij. Denk hierbij aan werk, activiteiten en sociale contacten. Maar hoe keer je terug in die maatschappij als je zo ziek bent geweest? Suzanne (25) klopte aan bij Demarrage voor trajectbegeleiding na haar langdurige behandeling van schizofrenie en depressies. Ze heeft nu weer een betaalde baan.
18
hoorde alle mensen om me heen praten over mij. Dat deden ze niet echt, maar ik was ervan overtuigd dat ze dat wel deden. Dit ging de hele dag zo. Nee, ik was ver heen. Met mij was geen normaal gesprek meer te voeren. Ik heb me toen ook vrijwillig laten opnemen op Villa Mila in Rosmalen, en later op Zilverlinden van de Reinier van Arkel groep in Vught.”
Zeventien jaar was Suzanne toen ze haar eerste psychose kreeg. “Ik had toen al anderhalf jaar onafgebroken stemmen in mijn hoofd. Ik verborg het door veel te blowen. Dat was een vlucht voor me. Toen het blowen een psychose veroorzaakte, ben ik van school afgegaan. Ik zat op de havo.”
In totaal is Suzanne twee jaar lang opgenomen. Daar komt de puber ook van haar cannabisverslaving af. Na de opname ging Suzanne wonen in een beschermde woonvorm. Kort na haar verblijf op Zilverlinden klopte Suzanne in 2005 aan bij Demarrage om door trajectbegeleider Jet van de Ven begeleid te worden op haar zoektocht naar een plaats in de maatschappij. In de jaren die volgen, zet Suzanne stapjes vooruit binnen het hulpverleningstraject van Reinier van Arkel.
“Ik had vreselijk last van psychoses. Alle indrukken in een ruimte komen dan keihard bij je binnen. Als iemand buiten praat, lijkt het of hij in je oor schreeuwt. Een lamp is dan opeens zo fel dat het licht je oog doorboort. En dan constant die stemmen in mijn hoofd. Ik
Begeleiding door Demarrage “Vanuit angst en onzekerheid start Suzanne met vrijwilligerswerk in een ouderencafé en later in sociaal eetcafé de Mengelmoes”, weet Jet van de Ven nog. “Ze krijgt dan weer een rol van betekenis omdat ze taken krijgt.
• Demarrage begeleidt mensen op het gebied van werken, wonen en maatschappelijke deelname. • Er zijn leerwerktrajecten, praktijkplaatsen, trainingen en dagactiviteiten. • Er zijn groepsactiviteiten: de houtgroep, computervaardigheden, werken in het groen, creatieve vorming, beschutte werkplekken, zoals de zorgboerderij en individuele trajectbegeleiding.
Van lieverlee worden de taken en vaardigheden stapsgewijs opgebouwd.” Suzanne traint haar concentratievermogen door deel te nemen aan een computercursus bij Demarrage en breidt haar activiteiten uit. Ze volgt kooklessen ter voorbereiding op zelfstandig wonen en een assertiviteitstraining om beter voor zichzelf op te komen. Suzanne wilde graag een opleiding volgen. Om te onderzoeken of ze in staat was te onthouden, te concentreren en te studeren heeft ze deelgenomen aan een module Praktijkvaardigheden administratie bij het SKO in Vught. Daarna heeft ze zich aangemeld voor de opleiding Bloem en Vormgeving bij Helicon in ’s-Hertogenbosch. Ineens kreeg ze een volledige weektaak, naar school, stage lopen en studeren. “Dit gaf me veel voldoening, maar ik weet ook nog dat ik elke dag als ik thuis kwam meteen in slaap viel. Ik kon dan uren achtereen slapen. Mijn medicatie had ik al ver afgebouwd en ik moest steeds meer op eigen kracht doen. Ik was daar altijd zo moe van. Bij Demarrage kreeg ik de ruimte mijn eigen keuzes te maken en op eigen tempo te leren en te werken.”
Een terugval Toen ze haar studie bij Helicon afrondde, verhuisde ze van een beschermdwonenflat naar een studentenflat. “Ik ging voor het eerst helemaal zelfstandig wonen! Ik was zo blij. Ik woonde los van de zorgverleners en kon mijn eigen keuzes weer maken. De eenzaamheid in het flatje knaagde echter al snel aan Suzanne. “Ik wilde graag een MBOopleiding volgen om als ervaringsdeskundige te gaan werken maar ben daarvoor afgewezen. Ik voelde me ook écht afgewezen en dit maakte me onzeker. Toen ik definitief wilde stoppen met mijn medicijnen, ging het mis. Ik kreeg een terugval. Hoorde weer stemmen en zag rare dingen.” Sindsdien weet Suzanne dat ze chronische psychoses (schizofrenie) heeft en daar altijd medicijnen voor zal moeten blijven gebruiken. “Dat was even slikken. Ik gun mezelf namelijk een eigen leven en eigen huisje. Maar als dat met medicatie moet, dan is dat zo. Ik ga wel uitzoeken met mijn huisarts of ik kan overstappen op homeopathische middelen. Ik ben intussen wel gewoon trots op mezelf. Ik ben altijd hulpje geweest op het werk en nu ben ik volledig medewerker bij een cateringbedrijf. Ik mag zelfs soms in de
auto van mijn baas rijden. Dat geeft best een cool gevoel!” Trajectbegeleider Jet van de Ven van Demarrage vraagt of Suzannes baas weet van haar achtergrond. Suzanne knikt: “Ik heb hem eerlijk verteld dat ik depressieve klachten heb gehad en daarvoor hulp heb gekregen. Later heb ik ook verteld dat ik een psychose heb gehad. Dat wilde ik zelf vertellen voordat hij zou vragen waarom ik een Wajong-uitkering (= wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten) heb. Ik heb nu een jaarcontract. Uiteraard is het spannend of dat verlengd wordt. Ik werk er hard voor. Het is geen vetpot wat ik verdien, netto 138 euro per maand meer dan mijn Wajong-uitkering. Maar het werk geeft me een stimulans om me goed te blijven voelen. Daar wil ik aan blijven werken.” Jet van de Ven zag Suzanne in 2005 binnenkomen en ziet haar nu vertrekken. “Een wereld van verschil is het! Ze is zo gegroeid. Ze heeft alles op eigen kracht gedaan.” Suzanne reageert: “Nou, dat had ik niet zonder jouw hulp gekund. Jij dacht mee over wat goed voor me was, ik kon altijd mijn verhaal bij jou
kwijt en je kwam zelfs naar mijn diplomauitreiking op school. Dat je die moeite voor me nam, vond ik zo bijzonder.” Jet lacht: “Ik vind het kicken dat ik dat heb mee mogen maken. Daar doe ik het voor. Ik hoop dat je nog meer mijlpalen in je leven zult halen.” “Suzanne heeft haar diploma gehaald, ze is nu veel sterker geworden”, merkt Jet van de Ven op. “Ze is daar trots op en inmiddels werkt ze 36 uur per week. Op eigen initiatief is ze vrijwilligerswerk gaan doen in een bejaardenhuis om samen met ouderen bloemstukjes te maken. Ik heb haar al die stappen zien maken: vanaf de eerste kleine stap vooruit tot nu een arbeidscontract.” Volgens Jet van de Ven weten veel cliënten die bij Demarrage aankloppen niet goed wat hun kwaliteiten en vaardigheden zijn. “Wij richten ons op wat mensen wel kunnen, dat mensen een rol van betekenis krijgen, dat ze verantwoordelijkheden krijgen, dat ze erbij horen. Je bent iemand, je bent geen cliënt. Wij zien hier elke dag hoe werk, activiteiten en sociale contacten bijdragen aan het herstel van mensen. Het zijn kleine stapjes voor de samenleving, maar grote stappen voor de cliënt. Je ziet hen steeds sterker worden.”
19
‘Vertrouw op eigen kracht’ De Reinier van Arkel groep gaat in haar toekomstbeleid uit van de eigen kracht van cliënten. Dat betekent mensen meer autonomie en eigen verantwoordelijkheid geven. Het is een landelijke trend, maar de psychiatrische instelling in Den Bosch gaat een stap verder. “Het gaat niet alleen om cliënten, we kijken tegelijkertijd naar de eigen kracht van onze medewerkers en de eigen kracht van de organisatie als geheel.”
reinier van arkel zet nieuwe koers UIT om goede zorg te kunnen blijven garanderen in tijden van bezuinigingen
20
De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) is de afgelopen jaren met een aantal grote veranderingen geconfronteerd. Er staan forse bezuinigingen op de rol. Hierdoor staan de financiële resultaten van GGZinstellingen onder druk, ook die van de Reinier van Arkel groep. “Onze aandacht ging in de afgelopen jaren om die reden vooral uit naar de bedrijfsmatige kant van
het werk”, vertelt bestuurder Gerton Heyne. “Dat werpt weliswaar zijn vruchten af, maar we zien ook dat hierdoor op een aantal punten de kwaliteit van zorg onder druk komt te staan. Bovendien vonden professionals de vele aandacht voor het bedrijfsmatig werken op gespannen voet staan met het inhoudelijke werk, dat de goede zorg voor de cliënt mogelijk maakt.”
Bestuursvoorzitter Paul Spronken vertelt dat het goed gaat met Reinier van Arkel, maar dat een andere focus nodig is om het in de toekomst goed te blijven doen. “Wij worstelen met het dilemma dat we de kosten moeten terugdringen en daarnaast moeten blijven investeren in de zorg. Het maakt het besturen lastig. Het allerbelangrijkste voor Reinier van Arkel is goede hulpverle-
ning bieden aan mensen met ernstige psychische en psychosociale problemen. Het is onze verantwoordelijkheid deze zorg in de toekomst te waarborgen.” Behandeling bij Reinier van Arkel is in veel gevallen gericht op genezing, maar kan zeker ook gericht zijn op herstel en een zo goed mogelijk functioneren in de maatschappij. Samen met andere bij de cliënt betrokken partijen richt de instelling zich meer en meer op life style en (terugval)preventie. “Om psychiatrische zorg duurzaam te houden, ligt de nadruk op de eigen
kracht van mensen, rehabilitatie en zelfredzaamheid. We willen mensen helpen zo gezond mogelijk te leven. We gaan bij elke behandeling uit van wat de cliënt nog wel kan, en ondersteunen daar waar nodig.” Psychotische cliënt Wie vreest dat elke cliënt van Reinier van Arkel in de toekomst volledige autonomie en eigen verantwoordelijkheid krijgt over zijn behandeling, heeft het mis. Paul Spronken benadrukt dat er een duidelijke grens is. “Van een zwaar psychotische cliënt kan en mag je eigen keuzes natuurlijk
nooit verlangen. Daarmee kun je zijn gezondheid en veiligheid en die van de omgeving in gevaar brengen.” Wie denkt dat een psychotische cliënt dan dus automatisch is veroordeeld tot de separeerruimte heeft het echter ook mis. Reinier van Arkel biedt voortaan zelfs mensen met de zwaarste problematiek de keuze hoe ze tot rust willen komen. “Hiervoor hebben we zogenoemde comfortrooms ontwikkeld. Die vervangen de separeerruimtes en bieden cliënten de mogelijkheid zelf de kleur, geur en het geluid van de ruimte te bepalen. Autonomie onder voorwaarden dus eigenlijk.”
21
CLIËNT Zelfmanagement Herstel Sociale netwerken
‘Dat we hiermee de goede weg inslaan, kregen we in 2011 eigenlijk al bevestigd met de Well Being Award’
Zorgmarkt
Autonomie en veranwoordelijkheid
Hulpverleningsrelatie
ORGANISATIE Samenwerking en ketenvorming Bedrijfscontinuïteit Facilitering
Minder regels, meer vertrouwen Wie goede zorg voor zijn cliënt wil waarborgen, zal ook zijn personeel moeten blijven motiveren. Een besef dat duidelijk aanwezig is bij de Raad van Bestuur. “Je moet een inspirerende werkgever voor je medewerkers blijven. Dat valt niet altijd mee in tijden van bezuinigingen. Maar we denken het sentiment ten goede te kunnen beïnvloeden door ook hier meer autonomie en eigen verantwoordelijkheid in te voeren. Dit brengen we onder meer tot uiting met Het Nieuwe Werken en Trust Rules”. Medewerkers zijn afgelopen jaar door de Raad van Bestuur al uitgedaagd om ‘overbodige verkeersborden’ op de eigen afdeling te benoemen: “We kijken waar mogelijkheden liggen om meer te varen op vertrouwen en minder op regels. Je ziet overigens dan dat de praktijk heel weerbarstig is. Je kunt met zijn allen proberen de organisatie om te bouwen, maar zo’n andere manier van werken heeft ook alles met vertrouwen in elkaar te maken. Het zal tijd nodig hebben om bepaalde vaste patronen te doorbreken. Mensen moeten elkaar leren inspireren en versterken door durf en lef te tonen en te vertrouwen op de eigen kracht.”
22
Arbeidsmarkt
PROFESSIONAL Professionele ontwikkeling Professionele verantwoordelijkheid Flexibiliteit en mobiliteit
“De nieuwe manier van werken is geen vrijbrief om alles te doen wat je wilt”, benadrukt Gerton Heyne. “We geven mensen vertrouwen, maar verwachten daarvoor dat iemand dan ook zijn verantwoordelijkheid neemt. De professional wordt dus zelf verantwoordelijk voor zijn professionele en zorginhoudelijke ontwikkeling. Dat moeten wij hen alleen niet steeds meer vertellen, wij moeten dat gewoon ondersteunen en faciliteren op het gebied van diagnostiek, behandeling van de cliënt en opleiding voor medewerkers.”
Werken waar en wanneer je wilt Reinier van Arkel mag een gezonde organisatie zijn, maar wil het dat in de toekomst blijven, dan zal ook in de eigen gelederen gesneden moeten worden. “Dat betekent dat we het aantal vierkante meters in beheer fors gaan terugdringen. “Van 15 tot wel 20 procent”, zegt Gerton Heyne. “Beheer van panden is een enorme kostenpost. We zullen dus slimmer om moeten gaan met onze vierkante meters. Minder panden in eigen beheer houden. Dat kan ook door Het Nieuwe Werken. Elke keer
Bij Trust Rules draait het om minder regels en meer vertrouwen. Het idee is ontleend aan een studie en rapport van KPMG. Gerton Heyne: “Je moet het zien als een gevaarlijk kruispunt vol stoplichten, zebrapaden en verkeersborden. Na een weldoordachte ingreep is het kruispunt omgebouwd tot een rotonde zonder borden en belijning. De moraal van dit verhaal: de veiligheid is significant toegenomen. Leve de ontregeling. Het idee van Trust Rules is onder de medewerkers ontvangen als een verademing. De schoorsteen van onze instelling kan blijven roken, maar de manier waarop is zoveel beter voor onze organisatie.”
dat er voortaan sprake is van verhuizing of nieuwbouw proberen we Het Nieuwe Werken in te voeren.” Spronken benadrukt dat de reductie van het aantal vierkante meters vooral gaat om kantoorfuncties. “Onze klinische vierkante meters (denk aan onze ziekenhuisfunctie of woonruimte van cliënten) zie je juist verruimd worden. Dat komt omdat vanaf 2012 niemand meer groepsgebonden woont, maar iedereen een eigen appartement heeft. We zien in de hele organisatie deze ontkoppeling van zorg van wonen. Dit is ook zo’n landelijke trend. In het kader van de autonomie zullen wij uiteraard ook bevorderen dat cliënten zelf gaan huren en dat wij aan huis zorg zullen gaan verlenen. Dit is weer een heel andere manier van vierkante meters reduceren.”
onze organisatie daarop durven in te richten. Heel concreet wonnen we onder andere vanwege het besluit om de instellingskeuken af te schaffen en cliënten voortaan de keuze te geven wat hij wil eten, waar en of hij dat eten zelf wil bereiden of niet. Voorheen bepaalden wij alles. Het gevolg van deze wijziging: positieve reacties van cliënt en personeel. De maaltijden zijn beter en op alle locaties hebben medewerkers de mogelijkheid om met cliënten zelf te koken. Die keuzevrijheid maakt de zelfstandigheid van de cliënt zoveel groter en geeft direct het nut van gezonde voeding weer. In combinatie met cliëntvriendelijke nieuwbouw en een coherente visie gebaseerd op de kernwaarden autonomie en eigen verantwoordelijkheid leidde dat tot de Well Being Award”.
Visionair beleid De nieuwe koers van Reinier van Arkel is het visionaire antwoord op de wens om goede geestelijke gezondheidszorg in de toekomst te kunnen garanderen. “Dat we hiermee de goede weg inslaan, kregen we in 2011 eigenlijk al bevestigd met de Well Being Award. Deze prijs geeft aan dat we het welzijn van de cliënt voorop stellen en
Valkuilen De ingezette koers mag veel belovend zijn, het zal er de komende jaren niet eenvoudiger op worden in de zorg, concluderen de bestuurders. “Vooralsnog houdt de overheid vast aan marktwerking in de zorg. De zorg zal geconfronteerd blijven worden met kortingen en bezuinigingen. Daar kunnen we ons niet voor afsluiten. We zullen
de uitdaging aan moeten gaan. Het belangrijkste hierbij is dat we niet in de valkuil stappen om overal controle over uit te willen blijven oefenen. Dat brengt mensen aan het steigeren. We moeten hen ruimte geven en zo zorgen voor goede én betaalbare zorg. Daar staan we om bekend en dat is zeker ook nodig in de toekomst.”
Uit het meerjarenbeleidsplan: We gaan uit van eigen kracht: van de cliënten, van onze medewerkers en de kracht van de organisatie als geheel. Duurzaamheid en vitaliteit zijn daarbij belangrijke thema’s. Autonomie en verantwoordelijkheid komen tot uiting in Het Nieuwe Werken en de Trust Rules. Ondanks krimpende budgetten zal ook in de komende jaren geïnvesteerd worden in innovatie en scholing vanuit de overtuiging dat deze factoren belangrijke voorwaarden zijn om, nu en in de toekomst, goede zorg aan onze cliënten te kunnen blijven leveren.
23
De Reinier van Arkel groep investeert de komende jaren fors in het Centrum Adolescentenpsychiatrie in ’s-Hertogenbosch. Niet alleen met wetenschappelijk onderzoek onder cliënten, maar ook door de zorg voor jongvolwassenen met ernstige psychische klachten verder te professionaliseren. Hoe gaat de behandeling van adolescenten eigenlijk? En hoe help je iemand die vastloopt, hulp zoekt en
Deeltijdbehandeling bij centrum adolescentenpsychiatrie is een levenslange investering
elke dag bezig is zijn kracht terug te vinden? Dit is het verhaal van Peter, Ingeborg en Diana.
Wat als grote levensvragen zich aandienen als je niet lekker in je vel zit?
PETER Een mooie jongen met een atletische bouw. Tikkeltje stoer. Op het eerste oog lijkt Peter alles mee te hebben. Achter zijn prachtige lach gaat echter een heetgebakerd baasje schuil. Bij het uitgaan is de 21-jarige Bosschenaar dan ook regelmatig betrokken bij vechtpartijen, vertelt hij. “Meestal heb ik dan wat gedronken. Maar over het algemeen geldt dat als mij iets niet bevalt, dat ik het zeg. En als iemand dan niet wil luisteren, dat hij dat ook kan voelen.” Nee, trots is Peter allerminst op zijn temperamentvolle en enigszins agressieve inslag. “Ik weet zaken niet altijd goed op te lossen. Ik haak ook snel af als iets niet lukt. Hierdoor ben ik na mijn havo-diploma met mijn vervolgstudie vastgelopen. De oorzaak van mijn probleem ligt in mijn jeugd. Daar kan en wil ik nog niet over praten. Maar het zorgt er wel voor dat ik me nu niet nuttig voel, onzeker ben en constant vrees te zullen falen.” Peter klopte in 2011 voor hulp aan bij Reinier van Arkel. Uit onderzoek blijkt dat zijn sociale ontwikkeling op een bepaalde leeftijd is gestagneerd. Iets wat zijn persoonlijke ontwikkeling niet ten goede komt. En da’s lastig als je op een leeftijd komt waarop je levensvragen moet gaan beantwoorden: ga je op jezelf wonen, maak je je studie af en hoe zie je je toekomst? Zijn persoonlijke begeleider (ook wel transmuraal behandelaar genoemd) op het Cen-
24
trum Adolescentenpsychiatrie raadde hem aan de deeltijdbehandeling te gaan volgen. Dat is zes tot twaalf maanden lang elke dag therapie van 9 tot 16 uur samen met zeven andere adolescenten. ’s Avonds en in de weekeinden is hij gewoon thuis. Twee maanden geleden is Peter gestart. “Ik ga er voor. Ik wil mezelf weer in de spiegel aan kunnen kijken met een trots gevoel. Ik wil bovendien de studie Sociaal Pedagogische Hulpverlening gaan volgen, daarvoor moet ik nu alles op orde brengen bij mezelf. Ik heb drie jaar aangerommeld. Dat kan zo niet langer.” Peter is pas net gestart met de deeltijdbehandeling, maar geeft al blijk van veel zelfreflectie. “Ik ben een alpha-mannetje. Overheers graag anderen. In de creatieve therapie is me gevraagd iets te maken zoals ik mezelf nu zie. Ik ga voor een gorilla van zeepsteen. Harde buitenkant, maar eigenlijk heel zacht. Als die aap af is, wil ik hem symbolisch wegzetten. Zo kan ik in de therapie leren weer mezelf te zijn.” Peter wil andere adolescenten meegeven dat het belangrijk is je problemen op te lossen voordat ze je boven het hoofd groeien. “Doe er iets mee. Laat het niet zitten. Therapeuten zijn niet eng. Het is ook niet suf om te huilen, maar juist dapper en moedig om je problemen te erkennen en iets van je leven te maken.”
25
DIANA
INGEBORG Paniekaanvallen en huilbuien beheersten de afgelopen jaren het leven van de 23-jarige Ingeborg. Diverse angsten maakten zich meester van de Haarense brunette. Haar faalangst, perfectionisme en onbeschrijflijke vrees voor allerhande zaken zorgden ervoor dat ze driemaal met haar studie stopte. “Soms zat ik alleen maar te zweten en te trillen, had ik hartkloppingen en was ik compleet sprakeloos. Ik kreeg niks meer uit mijn handen op zo’n moment. Ik moest wel hulp zoeken. Ik liep op alle fronten vast.” Bij aanvang van haar deeltijdbehandeling, nu negen maanden geleden, schreef Ingeborg vier hoofddoelen op. “Mijn lat moest dringend omlaag. Ik wilde niet langer meer perfectionistisch zijn. Ik moest realistischer naar de wereld gaan kijken, mijn twee gezichten in balans krijgen en ontdekken waar mijn kracht ligt.” In
• Het Centrum Adolescentenpsychiatrie geeft ambulante behandeling, deeltijdbehandeling en klinische behandeling. • Tijdens de deeltijdbehandeling is een jongere een aantal dagen of dagdelen per week van huis. ’s Avonds en in het weekeinde is hij thuis. • Deeltijdbehandeling is voor jongeren die in hun dagelijks leven weinig zelfvertrouwen hebben, angstig zijn en vastlopen in meerdere situaties (school, werk, relaties, vriendenkring, thuis). • Het programma heeft verschillende onderdelen, zoals: groepspsychotherapie, creatieve therapie, ergotherapie, psychomotorische therapie en sociotherapie. • De behandelduur varieert van 6 tot 12 maanden.
26
een dagboek houdt de adolescent haar vorderingen bij. Daarnaast bespreekt ze in een kringgesprek wat haar bezighoudt en waarmee ze worstelt. “Dat kan elke dag, maar hoeft niet. Naast de hoofddoelen schrijft elk groepslid elke week een kleiner doel op waar hij die week aan zal werken. Hierbij heb ik genoemd: opener zijn en meer tijd voor mezelf vrijmaken.” Deelname aan deeltijdbehandeling is aan regels gebonden. Na een intensieve dag mogen de groepsleden bijvoorbeeld niet met elkaar afspreken. “Dat is om kliekvorming te voorkomen. En omdat we in de groep gezamenlijk alles bespreken, moeten we niet onderling zaken gaan regelen. Ik heb geen moeite met deze afspraak. Ik ben vaak zo uitgeput na de sessies dat ik alleen maar naar huis wil.” Ingeborg woont inmiddels op kamers.
Het mooie aan de deeltijdbehandeling vindt Ingeborg dat je zelf zaken mag inbrengen waarover je wilt praten. “Zo hield ik tijdens mijn deeltijdtherapie eens een spreekbeurt over de muziek die ik vroeger beluisterde en welk gevoel ik daarbij had. Daarna liet ik muziek horen die me nu aanspreekt. Na afloop van mijn spreekbeurt bespraken we het verschil in gevoel. Ook de ontwikkeling daarin en hoe ik zover ben gekomen. Het geeft je veel inzichten om zo met je gevoel bezig te zijn.” Het allermoeilijkste tijdens haar therapie vond ze om zaken uit haar verleden op tafel te leggen. “Ik raakte zelfs in een loyaliteitsconflict met mijn ouders hierover. Voor mij voelt het dat ik als kind heel wat te kort ben gekomen. Ik vond het heel pijnlijk om zo over mijn ouders te moeten praten. Het voelde echt als verraad. Maar ik heb geleerd
dat ik voor mezelf mag kiezen en dat dat kan zonder naar iemand te wijzen.” Ingeborg wil in september starten met een mode-opleiding. Ze is vastberaden deze studie af te maken. “Ik heb veel geleerd hier. Ik ben er wel klaar voor, denk ik. Ik vind het nog erg spannend.” Over twee weken stopt haar deeltijdbehandeling. “Of dat als een bevrijding voelt? Nee, absoluut niet. Ik voel me als een vogeltje dat net heeft leren vliegen. Ik zal alles zelf moeten gaan doen. In de groep voelt alles vertrouwd en veilig. Hier veroordeelt niemand me. Hier is ook niets naar of vervelend wat ik zeg. Zij weten namelijk ook hoe het is als je een gedragsstoornis hebt. Ik denk dat ik de groep nog heel erg ga missen. Maar ik neem hen mee bij alle verdere stappen die ik zet. Ik zie dit namelijk als een investering voor de rest van mijn leven.”
Achter haar iets wat angstige blik kijken twee stralende ogen de wereld in. Als Diana lacht, brengt ze de zon in de kamer. Maar de Boxtelse heeft nog moeite om zomaar te lachen, vertelt ze. De 20-jarige Diana is nu zes maanden in deeltijdbehandeling en al vanaf 2009 krijgt ze individuele therapie bij Reinier van Arkel. “Ik heb last van een angststoornis en een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, waardoor ik een aanhoudende en overmatige behoefte heb om verzorgd te worden. Dat wil zeggen dat mijn persoonlijkheid is scheefgegroeid. Ik heb geen persoonlijkheidsstoornis, maar als ik niets aan mijn angststoornis doe, zal ik dat hoogstwaarschijnlijk wel ontwikkelen.” Diana woont nog thuis en krijgt via Reinier van Arkel kamertraining. “Ik wil graag op mezelf gaan wonen. Dat vraagt om structuur in je leven. Tijdens de therapie leren we hoe we een huishouden kunnen runnen. Elke maand krijgen we als groep bijvoorbeeld huishoudgeld. Hiervan kopen we eten en drinken voor de lunch. We moeten alles zelf beheren: de kas en voorraad. In een kasboek houden we de bonnetjes bij. Als groep zijn we verantwoordelijk dat het goed gaat. Niemand kan dus op fouten afgerekend worden. Daarnaast hebben we om de beurt corvee of notuleerdienst tijdens de groepssessies. Je leert orde op zaken te stellen en te houden.” De deeltijdbehandeling vindt ze zwaar. “Het heeft even geduurd voordat ik me thuis voelde in de groep. Ik had ook last van mijn medicijnen, waardoor ik mijn hoofd er af en toe niet bij kon houden. Nu ik andere medicijnen heb, voel ik me een stuk beter. Maar ik ben niet zo’n prater. Ik heb ook niet zomaar alles verteld in de groep. Ik vind het eng om tijd voor mezelf te nemen. Al die ogen zijn dan ook op je gericht. Ga d’r maar aanstaan om dan je gevoel te bespreken. Bovendien heb ik best wel last van stemmingswisselingen. Dat komt doordat ik een heel laag zelfbeeld heb. Ik ben hierdoor ook vastgelopen op school en op mijn werk. Ik ben angstig aangelegd en die angsten maken dat mijn normale functioneren af en toe flink verstoord wordt.” Intussen heeft Diana geleerd dat feedback van anderen ook heel nuttig kan zijn voor haar herstel. “Het is eigenlijk ook heel fijn als iemand feedback geeft op mijn verhaal. Soms roept het herkenning bij de ander op. Dat maakt dat ik me niet zo alleen voel staan. Andere keren komt er een gesprek op gang dat me nieuwe inzichten geeft. Eigenlijk is elke inbreng in het groepsgesprek voor mij zinvol geweest. Je moet er zelf dus aan werken.” Diana is nog niet zover dat ze alles bespreekbaar durft te maken. Daar waar ze groepsgenoten ook wel eens in discussie ziet gaan met de therapeuten, zwijgt ze zelf liever. “Eigenlijk moet ik alles bespreekbaar maken. Maar ik durf die strijd nog niet aan te gaan zoals de anderen. Ik moet eerst nog leren uit te spreken wat ik voel. Dat vind ik echt nog moeilijk.” Wat ze in haar toekomst wil doen, vindt ze lastig te zeggen. “Ik wil volgend jaar mijn vwo-opleiding afmaken. In Atheneum 6 ben ik vastgelopen. Hartstikke zonde natuurlijk. Ik ga daarna niet werken. Ik wil verder leren. Wat precies weet ik nog niet. Maar ik wil met mensen werken. Misschien kan ik ooit mensen gaan helpen die ook zijn vastgelopen. Daar heb ik dankzij deze therapie in elk geval ervaring mee”, lacht ze.
27
centrum adolescentenpsychiatrie start wetenschappelijk onderzoek
naar persoonlijkheidsstoornissen bij adolescenten
Hoe voorkom je dat iemand ontspoort?
Wie op jonge leeftijd uitvalt met een persoonlijkheidsstoornis loopt het risico ook maatschappelijk te ontsporen. Om ervoor te zorgen dat meer adolescenten na hun therapie hun school afmaken, werk zoeken en een goede partner krijgen, start de Reinier van Arkel groep een wetenschappelijke studie naar persoonlijkheidsstoornissen onder 18- tot 24-jarigen. Uiteindelijk doel is sneller diagnoses stellen en betere behandelingen ontwikkelen. Prof. dr. Marcel van Aken aan het woord. Reinier van Arkel investeert de komende jaren fors in het Centrum Adolescentenpsychiatrie (CAP) in ’s-Hertogenbosch. Een van die investeringen is deze wetenschappelijke studie. Prof. dr. Marcel van Aken leidt het onderzoeksteam waarin ook klinisch psychologen van het CAP Christel Hessels en Paul van der Heijden plaatsnemen. Marcel van Aken is in het dagelijks leven hoogleraar Ontwikkelingspsychologie op de Universiteit van Utrecht. In een eerder wetenschappelijk onderzoek in Duitsland heeft hij samen met andere wetenschappers kunnen aantonen dat verschillen in persoonlijkheid bij driejarigen al waarneembaar zijn en redelijk stabiel blijven. “Op 3-jarige leeftijd hebben we zaken kunnen voorspellen, die nu ruim 25 jaar later in grote lijnen zijn uitgekomen. Als een kind
28
beschreven werd als relatief verlegen, dan zie je op 29-jarige leeftijd dat die kinderen veel later dan andere leeftijdsgenoten een partner hebben gekregen. Driejarigen die als echt vervelend en agressief werden aangeduid, hadden op 29-jarige leeftijd veel vaker verschillende stukgelopen relaties gehad. Ook waren ze vaker met de politie in aanraking geweest en kampten ze met diverse problemen. Als je deze gedragsontwikkeling grofweg kunt voorspellen, kun je er ook wat mee doen in de hulpverlening voor kinderen met persoonlijkheidsstoornissen. Daar richt het komende onderzoek binnen het CAP zich dus op.” Bewijzen dat het werkt “Onderzoek naar psychiatrische problematiek bij adolescenten heeft de laatste jaren
een grote vlucht genomen, ook in Nederland. Veel onderzoek richt zich op angststoornissen, depressie, forensisch-psychiatrische problematiek, ADHD of autisme. Tevens vindt er hoogwaardig onderzoek plaats naar schizofrenie en psychosen bij adolescenten. Op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen en de bijbehorende problematiek bij adolescenten is nog weinig onderzocht”, stelt Marcel van Aken. Binnen het CAP is een groot percentage cliënten in behandeling vanwege persoonlijkheidsstoornissen. “Reden voor de Reinier van Arkel groep om mee te werken aan de wetenschappelijke studie”, vertelt manager Hans van Benthem van het CAP. “We hopen straks sneller diagnoses te kunnen stellen en betere behandelingen te ontwikkelen. Het is bovendien voor de cliënt fijn om een wetenschappelijk beproefde behandeling te volgen, want in de toekomst zullen alleen nog behandelingen vergoed worden die bewezen effectief zijn.” Zware problematiek Werkte de wetenschapper in Duitsland met grote groepen kinderen zonder al te veel problemen, Reinier van Arkel groep biedt Marcel van Aken binnen het CAP een nieuw onderzoeksterrein: adolescenten met persoonlijkheidsstoornissen als borderline of narcisme. “Normaal waren dat
de uitersten in een range, hier wordt die Diagnose en behandeling onder de loep onderzoeksgroep uitvergroot. Wat ze preZowel de fase van diagnoses stellen als de cies hebben, is een van de variabelen waardaadwerkelijke behandeling wordt onder in we geïnteresseerd zijn. Misschien kode loep genomen. Om aan te kunnen tonen men we erachter dat een behandeling bij een of een behandeling effect heeft, zal deze bepaalde aandoening prima werkt en bij voortaan via een bepaald strikt protocol een andere stoornis helemaal niet. Het moeten verlopen. “Dat vraagt een kleine maakt voor mijn onderzoek niet uit of ieinspanning van de professionals”, erkent mand een korte of een lange behandeling Marcel van Aken. Op het gebied van een krijgt. Het gaat allemaal om zware probleverklaring vinden voor de problemen wormatiek binnen het CAP. Hier komen jonden enkele diagnostische instrumenten geren die op andere toegevoegd. In de toeplekken niet verder komst wordt ook nazijn gekomen.” drukkelijker gekeken ‘we bewijzen de maatVolgens de wetennaar de omgeving van schappij een dienst met schapper is het heel jongeren. “Nu horen erg belangrijk te wewe ook wel hoe de reladeze wetenschappelijke studie’ ten of de behandetie is met ouders, of de ling langdurig effect cliënt verkering heeft heeft gehad. “Adoen dat soort zaken. lescentenbehandeling is ontzettend beMaar dat moet gestructureerder in beeld langrijk vanwege fundamentele levenskeugebracht worden. Nu komt er heel veel inzes die zich in deze leeftijdsgroep aanformatie voorbij waarmee niets concreets dienen. De jonge mensen staan aan het begebeurt. Dat is zonde!” gin van hun maatschappelijke carrière. Als een bepaalde therapie mensen een fundaBezuinigingen in de zorg menteel andere kijk op het leven geeft, kan Huidige politieke ontwikkelingen en behet zijn dat ze wél hun school afmaken, wél zuinigingen in de zorg worden niet direct werk krijgen en een goede partner krijgen. meegenomen in het onderzoek. “NatuurDaarmee bewijs je de maatschappij een lijk heeft dat effect op de hulpverlening. dienst. De maatschappij verlangt ook meer Maar dat onderwerp onderzoeken we niet. en meer adequate oplossingen.” Ondanks dat maak ik me wel zorgen over
de bezuinigingen. Mensen vergeten soms hoe snel je in zo’n situatie terecht kunt komen. Het klinkt alsof het een andere groep is waar niemand zomaar mee te maken heeft. Maar het kan je familie of je eigen kinderen overkomen. Bij deze bezuinigingen denk ik dan: denk nou na, het ligt niet op voorhand aan de ouders dat kinderen problemen krijgen, het is soms niet te vermijden. Het gebeurt in de beste families. Dat vind ik af en toe wel schrijnend. Voel je iets verantwoordelijker voor elkaar. Realiseer je dat het een dunne grens is. Zeg niet: zoek het zelf maar uit. Daar is niemand mee geholpen.”
Het Centrum Adolescentenpsychiatrie geeft hulp en begeleiding aan jonge mensen tussen de 18 en 24 jaar met ingewikkelde psychische problemen. Wij geven helder aan wat cliënten van ons mogen verwachten: wanneer begint en eindigt een zorgpad en welke effecten mag de cliënt van de behandeling verwachten. Routine Outcome Monitoring (ROM) geeft inzicht in de effecten van die behandelingen. De resultaten van de behandeling worden met de cliënt besproken. Uit het meerjarenbeleidsplan: We richten ons op het toerusten van onze cliënten, zodat zij hun leven kunnen vormgeven zoals zij dat zelf willen.
29
‘Denken vanuit mogelijkheden en niet vanuit beperkingen’
frans denissen vertelt over technologische ontwikkelingen in de zorg en de kracht van de medewerkers bij de reinier van arkel groep
De tijd dat een cliënt in een kale separeerruimte werd weggezet om te kalmeren, heeft de Reinier van Arkel groep achter zich liggen. In de zogenoemde comfortroom met licht, geur en kleur naar wens kan de overprikkelde cliënt voortaan op zijn eigen manier bijkomen. Technologische ontwikkelingen doen hun intrede in de complexe psychiatrische zorg.
30
Met lavendelgeur en gedimd paars licht hoor ik hoe een zachte vrouwenstem mij zachtjes toezingt. Mijn gedachten dwalen af. Ik voel mijn lijf ontspannen. De knagende onrust verdwijnt voor even. Als de muziek me na een paar minuten toch weer irriteert, kies ik op het touchscreen aan de muur van de comfortroom voor het thema bos. De kamer kleurt groen als een merel me toezingt en ik hoor het ruisen van de boomtoppen in de wind. Ruik ik daar nu zelfs het bos?
Het idee achter de nieuwe comfortroom in het Centrum Ouderen- en Ziekenhuispsychiatrie (COZ) in het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) in Den Bosch is simpel; De wens van de cliënt staat voorop. Op zijn eigen manier mag hij tot rust komen. Het is wel even wat anders dan de kille separeerruimte. “De eerste comfortroom van het COZ wordt binnenkort in gebruik genomen.”, vertelt Frans Denissen, verpleegkundig teamleider op het COZ.
31
• H et COZ is gehuisvest in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in ’s-Hertogenbosch. • M et de specialisten en medewerkers uit het algemeen ziekenhuis wordt over en weer nauw samengewerkt , bijvoorbeeld in het Centrum voor geheugenproblematiek en de poli voor mensen met NAH.
‘Ik zie overal mooie mensen hier. Ik wil met hen nog jaren samenwerken.’
• D e ouderenpsychiatrie behandelt ouderen vanaf 60 jaar met psychiatrische en psychosociale hulpvragen. Wij besteden extra aandacht aan de sociale en lichamelijke factoren die van invloed zijn op de psychiatrische aandoening. • D e ziekenhuispsychiatrie heeft bijzondere specialismen zoals onder andere onverklaarde lichamelijke klachten en psychiatrische problematiek bij zwangerschap.
Het Nieuwe Werken De comfortroom is niet het enige technische hoogstandje. Het COZ ademt vooruitgang. Zo is de werkvloer compleet ingericht om Het Nieuwe Werken (HNW) mogelijk te maken. “Het draait allemaal om flexibiliteit: werken op de plaats en tijd dat het jou uitkomt. Grote woorden op papier, maar het werkt in de praktijk”, lacht Frans. “We zijn een 24-uurs afdeling waarbij het gewoon is geworden dat we op elk gewenst moment kunnen inspelen op de wensen van de mensen.” Het COZ heeft een opvallend open en warme uitstraling. Grote kleurrijke doeken, ruime spreekkamers, maar ook deurloze stilteplekken waar elke medewerker op elk gewenst moment kan inloggen. “De complexe psychiatrische zorg wil af van het imago dat alles achter gesloten deuren plaatsvindt. Wie hier voor het eerst rondloopt, ziet een moderne organisatie, die denkt vanuit mogelijkheden in plaats van beperkingen. Mensen hebben er hart voor de zaak. Dat zie je en
32
geeft je een goed gevoel.” Dat alle afdelingen voor ouderen- en ziekenhuispsychiatrie in één gebouw zijn ondergebracht, werkt ontzettend cliëntvriendelijk, leert de ervaring. “Afspraken met behandelaren kunnen beter op elkaar worden afgestemd. Er zijn korte communicatielijnen, omdat je snel bij elkaar binnen kunt lopen. Je ziet dat hierdoor ook het teamoverstijgend werken aanslaat. Voor een aantal medewerkers was HNW weliswaar erg wennen. Maar als je ziet met welke snelheid nu gewerkt kan worden dankzij alle technische voorzieningen, dan mag je eigenlijk niet klagen. Een echte cultuuromslag vind ik het overigens niet. Onze cliëntendossiers en naslagwerken waren allemaal al digitaal.”
Investeren in mensen “Investeren in je mensen is investeren in draagkracht”, stelt de teamleider. “Als je goed bent voor je medewerkers, zijn zij goed voor de cliënt. En met al deze investeringen laat Reinier zien zijn medewerkers serieus te nemen. De kracht van onze organisatie zit hem dan ook in de betrokkenheid van de medewerkers. Ik zie dagelijks op de werkvloer hoe medewerkers elkaar versterken. Je ziet mensen ook echt trots zijn op hun werkplek.”
De 51-jarige Haarenaar werkt al 28 jaar bij de Reinier van Arkel groep. Hij prijst bij al zijn verhalen steeds weer de betrokkenheid van de medewerkers. “Er is de afgelopen jaren erg veel veranderd in de zorg. Wetten veranderden, zorg moest efficiënter en tegelijkertijd professioneler. Dat heeft veel van het personeel gevraagd. Toch bleef iedereen er steeds de schouders onder zetten. Dat maakt deze organisatie heel bijzonder.” Grote brand Het voor Frans meest aansprekende voorbeeld van ‘kracht’ stamt echter uit de tijd van voor HNW. Sterker nog, HNW moest toen nog uitgevonden worden. “Het was tijdens de grote brand, die op Aswoensdag in 2005 een deel van de afdeling Klimop op zorgpark Voorburg in de as legde. Met spoed moesten dertig cliënten herplaatst worden. Terwijl de brandweer nog bluswater vanuit de vijver oppompte, was heel Reinier van Arkel al in touw voor die cliënten. We hadden elders op het zorgpark een aantal plekken
waar we hen konden onderbrengen. Het verstand ging op nul en iedereen kwam helpen. Uit alle lagen van de organisatie stonden mensen die dag de bedden op te maken en hielpen cliënten bij hun wel en wee. Ik ging door de brand van één afdeling met 24-uurszorg, naar vijf plekken waarvoor per direct alle 24-uursdiensten geregeld moesten worden. Het is ons allemaal gelukt.” Frans beseft dat de brand een niet-alledaags voorbeeld is. “Maar we deden op niemand vergeefs een beroep. Twee rookverslaafde cliënten mochten na de brand niet meer het pand in. Iemand van het facilitair bedrijf is toen bij een winkel pakjes sigaretten gaan halen. Dat is betrokkenheid! En de centrale keuken liet spontaan slaatjes en extra lekkere dingen aanrukken om alle cliënten en medewerkers te verwennen tijdens hun extra inzet. Ik hoor nu jaren later nog mensen zeggen: die brand was verschrikkelijk, maar wat hebben we toen toch lekker gegeten.”
Mooi Mens Award De kalmte die Frans bewaarde tijdens de grote brand en zijn aandacht voor de verwenzorg tijdens zijn dagelijkse werkzaamheden (aangestoken met het verwenzorgvirus door Joke Zwanikken-Leenders) leverde hem een nominatie voor de Mooi Mens Award 2010 op. Hij won niet. Wel eindigde hij bij de laatste vijf van Nederland. “Daar ben ik best trots op. Vooral omdat collega’s van team Jozef me hadden voorgedragen. Maar het was zeker niet alleen mijn verdienste. Ik ben gewoon niet gauw in paniek. En ik was toevallig teamleider tijdens de brand, maar had het nooit alleen gekund! Ik zie dus overal mooie mensen hier. Ik wil met hen nog jaren samenwerken.”
Uit het meerjarenbeleidsplan: Medewerkers zijn het talent en kapitaal in de organisatie. Dat willen we behouden en laten groeien door vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid ruimte te creëren voor professionele en persoonlijke ontwikkeling. Onze professionals werken op basis van vertrouwen met niet meer regels dan noodzakelijk. Het Nieuwe Werken krijgt de komende jaren nader invulling waarbij HRM-beleid, ICT-ontwikkelingen en de visie op vastgoed elkaar zullen versterken.
Anton en Ellen van Gog uit Vught hebben vier autistische kinderen. Dat heeft hun leven op zijn kop gezet. Niets is nog vanzelfsprekend. Zo zijn ze vanaf 2005 al op zoek naar een pand waarin hun kinderen zelfstandig kunnen wonen met de juiste begeleiding en zorg. De Reinier van Arkel groep bood uitkomst. In het voormalige klooster Mariënhof in Vught wonen vanaf april 2012 zestien jongeren met autisme, elk in hun eigen appartement.
‘We hebben mazzel dat ze alle vier autisme hebben’
Vanaf de dag dat Thomas geboren werd, voelde Ellen dat er iets mis was met haar zoon. “Hij huilde langdurig, liep blauw aan van de drift in zijn ledikantje. Als ik hem wilde troosten, ging het huilen over in krijsen. Het duurde tot zijn zesde levensjaar voordat er echte zorgen kwamen over het gedrag van Thomas”, vertelt Ellen. “Op school was hij stil en introvert, maar na schooltijd reageerde hij alle prikkels af op zijn zusjes Marcella en Stephanie.” Op de dag dat Anton en Ellen hoorden dat hun vierde kindje op komst was, werd op Herlaarhof, het centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie in Vught, de diagnose PDD-NOS bij Thomas gesteld. Tijdens het eerste familiegesprek schoof moeder Ellen zelf dochters Marcella en Stephanie naar voren voor een gedragstest. “Ik zag bepaalde gedragspatronen van Thomas bij hen terug.” Ellen kreeg gelijk. Ook haar meisjes hadden een vorm van autisme. Broertje Robin werd uit voorzorg getest. “De uitkomst was haast geen verrassing meer”, verzucht Ellen.
op eigen kracht wonen met hulp en ondersteuning van reinier van arkel in verbouwd klooster in vught
Uit het meerjarenbeleidsplan van Reinier van Arkel: Beslissingen met betrekking tot onroerendgoed zijn in lijn met het al ingezette vastgoedbeleid: een reductie van 15 à 20 procent van het aantal m2, het optimaal benutten van bestaande gebouwen en het maken van keuzes ten aanzien van het scheiden van wonen en zorg.
34
Autisme is erfelijk bepaald, maar zowel Anton als Ellen heeft er zelf geen last van. Anton: “We hebben gewoon pech gehad. Al zijn we het intussen gewend. We hebben zelfs mazzel dat ze alle vier autisme hebben. Daardoor heb je een vaste structuur voor allemaal. In andere gezinnen met één autist en andere kinderen, dan verlangt dat aanpassingen van andere kinderen. Die staan erger onder druk dan onze kinderen. Vergis je niet. In het begin hebben we ook moeten slikken. Vrienden zijn we kwijtgeraakt, omdat ze het gedrag van onze kinderen niet konden begrijpen. Samen op vakantie of een avondje uit zat er niet meer in. Je zadelt niet iemand met vier autistische kinderen op. Ach, we maken er gewoon het beste van samen.” Mariënhof Hoewel het autisme een schaduw over het gezin werpt, gaan Anton en Ellen altijd uit van de mogelijkheden die het leven biedt. “In plaats van constant bezig te zijn met de beperkingen die het autisme met zich meebrengt, probeer we kansen te pakken. Er is namelijk een heleboel dat onze kinderen nog wel kunnen.”
Anton en Ellen zijn er altijd van uitgegaan dat hun kinderen uiteindelijk op zichzelf kunnen gaan wonen. “Omdat daar risico’s aan zijn verbonden, hebben we heel zorgvuldig gezocht naar een vertrouwde plek, dicht bij huis. ” Die zoektocht startte in 2005 toen zoon Thomas 15 jaar was. Ze kregen hierbij steun van stichting MEE en Reinier van Arkel. “Toen nog eens elf ouders aangaven ook woonruimte te zoeken voor hun autistische kinderen, ging de gemeente Vught meedenken met dit ouderinitiatief. Aanvankelijk hadden ze nieuwbouw in het Stadhouderspark op het oog. Toen dat plan geen doorgang kon vinden, kwam Mariënhof in beeld.” Reinier van Arkel huurt het pand van de Charlotte Elisabeth van Beuningen Stichting voor 20 jaar en stelt de appartementen beschikbaar aan de jongeren, zij hebben allemaal een indicatie dat ze voor wonen ondersteunende zorg nodig hebben. Overdag werken of studeren ze. Bij de dagelijkse dingen thuis krijgen ze hulp vanuit Reinier van Arkel. Uiteindelijk doel is hen steeds zelfstandiger maken, waardoor ze in de toekomst alleen nog ambulante zorg nodig hebben. Eindelijk een soort achterwacht gevonden Voor zoon Thomas (21) duurde de realisatie van Mariënhof te lang. Hij heeft onlangs een eigen woning gevonden. Marcella (20) en Stephanie (19) vertrekken binnenkort wel naar Mariënhof. Marcella bereidt zich momenteel al fulltime voor met kamertraining via Reinier van Arkel. Robin (14) blijft straks alleen over met papa en mama. “Het zal erg rustig worden in huis. Een hele zorg minder. Al ben je toch nog altijd met je kinderen bezig in je hoofd. Dat zal nooit veranderen. Ergens voelt deze vorm van zelfstandig wonen met zorg en begeleiding als een soort achterwacht. Voor het geval dat wij ooit wegvallen”, legt Anton uit. Ellen is erg blij voor haar kinderen dat ze een eigen plek hebben gevonden. Ze heeft er vertrouwen in dat het goed zal gaan met de zorg en begeleiding vanuit Reinier van Arkel. “En wie weet zit er straks nog eens een korte vakantie voor ons tweeën in. Ja, dat zou weer eens mooi zijn.”
• De komende jaren wordt kritisch gekeken of alle panden in eigen beheer blijven. Mariënhof in Vught is een goed voorbeeld van het scheiden van wonen en zorg, zoals de Reinier van Arkel groep dat in de toekomst voor ogen heeft. • Het pand wordt grondig verbouwd, medio 2012 kunnen 16 jongvolwassenen met een vorm van autisme hier hun intrek nemen. • De Reinier van Arkel groep is verantwoordelijk voor het aanbieden van zorg op maat.
35
‘Als ik niet binnen mag, praat ik desnoods via de brievenbus’ bemoeizorger cees van vessem zoekt zorgmijders op
Buren maken zich zorgen om hun eigenaardige buurman. De tuin is al maanden verwaarloosd en het huis oogt vervuild. De buurman sjouwt dagelijks veel drank mee naar huis en maakt een verwarde indruk als je hem aanspreekt. “Een typisch voorbeeld van een zorgwekkende zorgmijder”, zegt Cees van Vessem. “Iemand die meent dat hij geen hulp nodig heeft. Dat kan gevaarlijke situaties opleveren.” Voor de gemeente Den Bosch was dat een paar jaar geleden reden om maatregelen te nemen. Vier hulporganisaties, waaronder de Reinier van Arkel groep, werd verzocht de handen ineen te slaan. Hieruit is het samenwerkingsverband Centrum voor Trajecten en Bemoeizorg (CvTB) ontstaan. Sinds 2009 zijn bemoeizorgers als Cees van Vessem actief. Niet te benijden Cees komt daar waar andere hulpverleners eerder bot vingen of daar waar andere hulpverleners niet willen, durven of mogen
36
Cees van Vessem zit op bankjes in het park naast verslaafden, praat met daklozen onder bruggen en zoekt mensen thuis op als de omgeving zich ernstig zorgen maakt over de situatie daar. De bemoeizorger probeert mensen te bewegen hulp te aanvaarden. Een bemoeitraject dat lef, doorzettingsvermogen en betrokkenheid vraagt. “Niet elke cliënt bij Reinier van Arkel komt met een reguliere doorverwijzing via de huisarts binnen. Soms hebben ze een duwtje in de rug nodig.”
komen. “Een bemoeizorger is zeker niet te benijden. Mensen willen vaak niks van je weten, beschimpen je of weigeren te luisteren.” Reguliere zorgtrajecten lopen vaak spaak door slechte communicatie, weet Cees uit ervaring. “Ook de onbereikbaarheid van de hulpverleners of zorgvrager speelt een rol. En dan heb je fysieke obstakels die de cliënt
moet overwinnen om aan zorg te kunnen komen. Langs een balie, in een wachtruimte zitten met anderen. Niet iedereen zit daar op te wachten.” Omdat een zorgmijder de hulpverleners zelf niet opzoekt, kruipt Cees wekelijks op een bankje in een park of onder een brug naast een verslaafde of dakloze. “Ik bezoek
37
‘Natuurlijk ben ik me er wel van bewust
Het Centrum voor Trajecten en Bemoeizorg (CvTB) is een samenwerkingsverband en bestaat uit medewerkers van Stichting Maatschappelijke Opvang, Novadic-Kentron, de Reinier van Arkel groep en Juvans.
dat ik niet elke situatie kan oplossen. Maar ik kan wel mensen terug in hun kracht zetten.’
Het CvTB biedt bemoeizorg en begeleiding aan bijzondere doelgroepen, zoals zorgwekkende zorgmijders, daklozen, verslaafden, en multi-probleemhuishoudens.
Deze mensen kampen vaak met complexe, meervoudige problemen waarin psychiatrische, lichamelijke, verslavings - of psychosociale aspecten een rol kunnen spelen. Daardoor kunnen ze slecht voor zichzelf zorgen of overlast veroorzaken.
In veel gevallen kunnen, mogen of willen deze mensen (nog) geen gebruik maken van de reguliere hulpverlening, en hebben ze geen steunsysteem waarop ze kunnen terugvallen.
Bemoeizorgers van de CvTB benaderen ongeveer 450 mensen per jaar. Voor circa 200 van hen wordt een vervolgtraject ingezet. De overigen zijn al in behandeling bij andere hulporganisaties.
In het kader van gemeentelijk beleid ‘wijkgericht werken’ zet de Reinier van Arkel groep 2 FACT-teams in in kwetsbare wijken in ‘s-Hertogenbosch. De teams bieden cliënten die regelmatig ook stabielere periodes beleven, hulp op het moment dat ze die nodig hebben.
De teams werken nauw samen met onder andere familie, huisarts, woningbouwverenigingen, werken dagbestedingprojecten, politie en GGD.
38
ook mensen thuis. Ik kom in huizen waar de vlooien tegen je knieën omhoogspringen en waar de kattenpoep centimeters hoog in de woonkamer ligt. Ja hoor, gewoon in de omgeving Den Bosch maken wij dat mee. Hoe vies een situatie ook is, we kijken altijd hoe wij iemand kunnen helpen. Wil hij echt niet, dan kunnen we zorg bij een rechter afdwingen.” Sommige situaties zijn zo nijpend dat Cees niet weggaat voordat er direct hulpverlening bij is gekomen. “Als ik bij iemand kom van wie ik weet dat hij depressief is en ik zie voorbereidingen voor een zelfdoding, denk aan: afscheidsbrieven, schone kleren, een touw of pillen, dan gaan natuurlijk de alarmbellen rinkelen. Dan zorg ik direct voor noodopvang.” Onverzekerden Schrijnend vindt Cees de onverzekerden die hij op straat aantreft. “Het zijn veelal Moe-landers, oftewel (arbeids)migranten uit Midden- en Oost-Europa (Polen, Roemenië en Bulgarije). Zij hebben geen zorgverzekering, geen identiteitsbewijs, geen uitkering enzovoorts. Dit zijn problemen die het eerst geregeld moeten worden voordat je überhaupt bij een instantie kunt aankloppen. Hierbij is het hebben van een netwerk binnen de stad
erg belangrijk.” De kracht van de bemoeizorg ligt volgens Cees in het feit dat het CvTB een belangrijke rol heeft binnen de ketenzorg. “Wij sporen de cliënt op, maken contact, werken een trajectplan uit, zoeken dan geschikte zorg en dragen het trajectplan over aan de geschikte hulporganisatie. Maar hier blijft het niet bij. We zorgen er ook voor dat mensen die we op weg helpen ook in de zorg blijven. We blijven hen anderhalf jaar lang volgen. We ondersteunen hier dan ook de instantie of behandelaar die de zorg levert. We kijken of ons uitgeschreven trajectplan, dat uitgangspunt is voor de zorg die geleverd moet gaan worden, ook wordt uitgevoerd.”
mensen helpen! Als we bij iemand niet binnen mogen, praten we desnoods via de brievenbus of een wc-raampje.” Bemoeizorgers werken altijd met z’n tweeën. “Liefst een man en vrouw. We komen onaangekondigd. Anders krijgt de alcoholverslaafde de tijd zijn lege flessen of blikjes op te ruimen en kan hij ontkennen dat er problemen zijn. Wij willen hem uiteindelijk juist kunnen confronteren met zijn gedrag. We tonen begrip als mensen boos zijn: Ik snap dat u boos bent dat we ons met u bemoeien, maar kan ik uitleggen wat wij komen doen? Misschien werkt het niet de eerste keer, maar de aanhouder wint, is onze ervaring. Opgeven is voor ons geen optie.”
Geen targets halen, maar mensen helpen Het succes van een bemoeizorger hangt af van de wijze waarop hij contact maakt met de cliënt. “Als je een cliënt niet gelijkwaardig benadert, krijg je nooit respect. Wij staan vaak aan een gesloten deur, terwijl iemand gewoon thuis is. Maar we geven niet op, waar andere instanties na een paar pogingen dat wel doen uit het oogpunt van efficiency. Desnoods gaan we tien keer langs. Wij hoeven geen targets te halen, wij moeten
Bemoeizorgers passen zich steeds aan de omgeving aan. “Gaan we naar een echte Bosschenaar, dan spreken we dialect. Het gaat er namelijk steeds om hoe je contact maakt. Je moet je echt gelijkwaardig opstellen. Beter is nog eronder gaan zitten. De potentiële cliënt vooral niet het gevoel geven dat je even komt zeggen hoe hij het moet gaan doen. Gaat de deur eenmaal open, dan zie je hun wereld. Daar moet je als bemoeizorger gebruik van maken. Hangt er een FC Den Bosch-pet? Begin dan over voetbal. Begin eerst met een on-
derwerp waar je een normaal gesprek over kunt voeren. De problemen die je bespreekbaar wilt maken, komen daarna wel aan bod.” Confrontatie aangaan Het werk vraagt een lange adem, durf en moed. “Soms ontploft iemand als ik hem aanspreek, begint te duwen en heel soms dreigt iemand zelfs mijn vrouw en kinderen wat aan te doen. Op zo’n moment ga ik niet snel de confrontatie aan. Mijn eigen veiligheid gaat natuurlijk voor.” Cees vertelt dat alle bemoeizorgers van het CvTB bijstand krijgen om hun werk vol te kunnen houden. “Om de zes weken hebben we intervisie om te praten over wat je zoal hebt meegemaakt. Niet iedereen is geschikt voor dit werk. Waarom ik wel? Ik leg gemakkelijk contact met mensen, voel zaken haarfijn aan. Maar het allerbelangrijkste vind ik dat ik met dit werk het verschil kan maken voor iemand. Écht het verschil. Dat is serieus mijn belangrijkste motivatie. Natuurlijk ben ik me er wel van bewust dat ik niet elke situatie kan oplossen. Maar ik kan wel mensen terug in hun kracht zetten.”
Uit het Meerjarenbeleidsplan: Omdat we naar de mens als geheel kijken, ligt het voor de hand dat we nadrukkelijk zoeken naar effectieve manieren van samenwerken met onze partners: collegazorgaanbieders, algemeen maatschappelijk werk, verslavingszorg, gemeenten, provincie, jeugdhulpverlening, onderwijsorganisaties, bedrijfsleven, woningcorporaties, thuiszorg en welzijnsorganisaties. Door de voortgaande individualisering willen steeds meer mensen zo veel mogelijk hun eigen leven inrichten. Er ontstaat een diversiteit aan ondersteuningsbehoeften om regie over eigen leven te houden. We behandelen en begeleiden mensen bij voorkeur in hun eigen omgeving en proberen klinische opnames zoveel als mogelijk te voorkomen.
39
de kracht van actief meedoen
‘Wat kinderen missen is niet altijd te regelen’
Als de Reinier van Arkel groep in de toekomst cliënten meer eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap wil geven, zal de instelling meer dan ooit moeten luisteren naar wat cliënten belangrijk vinden. Dat gebeurt onder meer via de verschillende cliëntenraden. Ook op het centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof praten jonge cliënten mee over hoe de zorg voor hen beter kan. Voorzitter Lisanne aan het woord.
Uit het Meerjarenbeleidsplan: Het denken van de Reinier van Arkel groep is gebaseerd op twee kernwaarden: autonomie en verantwoordelijkheid. Voor de cliënt betekent dit: nadruk op eigen verantwoordelijkheid voor genezing of herstel, zelfmanagement en (herstel van) sociale netwerken. De cliëntenraad kan hier een belangrijke (intermediaire) rol in spelen.
CLIËNTENRAAD VAN HERLAARHOF PRAAT MEE OVER HOE DE ZORG BETER KAN
41
Je bent zeventien en woont vanaf je veertiende met tussenpozen op Herlaarhof, het centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie in Vught. Dat geeft je de bedenkelijke eer ervaringsdeskundige te zijn en te passen in de cliëntenraad. En zo belandde Lisanne afgelopen jaar op de voorzittersstoel van de cliëntenraad van Herlaarhof. “Ik vind het prettig om mee te kunnen praten. Ik vind het vooral fijn dat er naar je geluisterd wordt.” Lisanne kwam alweer bijna vier jaar geleden bij Herlaarhof terecht vanwege depressieve klachten en een ernstig hechtingsprobleem met haar ouders. De problemen begonnen al in haar vroege jeugd. Lisanne werd twee maanden te vroeg geboren en huilde als baby de klok rond. Iets wat de band tussen haar en haar moeder geen goed deed. Toen thuis de
boel onhoudbaar werd, kwam Lisanne bij Reinier van Arkel terecht. “Op Herlaarhof heb ik een begeleidster gevonden met wie ik wel alles kan delen. Hier vind ik bovendien structuur, veiligheid en warmte. Er is altijd iemand die mijn verhaal wil aanhoren. Thuis moet ik maar zien of er iemand is die naar me wil luisteren.” Meepraten voor kinderen die na mij komen Meepraten over de zorg voor kinderen binnen Herlaarhof vindt Lisanne erg belangrijk. “Niet alleen voor mezelf, maar ook voor de kinderen die na mij komen.” Van elke groep op Herlaarhof zijn twee kinderen afgevaardigd in de cliëntenraad. Zaken die ze al bewerkstelligd heeft, zijn: nieuwe leverancier voor eten en servies én de aanwezigheid van cliënten bij voortgangsgesprekken door behandelaars. “Dat
laatste mocht voorheen niet. Maar als je nu wilt en de juiste leeftijd hebt, kun je nu een keer per week aanschuiven bij zo’n gesprek.” Er staat nog een boel op de rol wat Lisanne voor elkaar wil boksen voor de kinderen op Herlaarhof. Ze beseft ook dat lang niet alles te realiseren is. Een televisie en internet op elke kamer en ruimere bedtijden zijn echter zaken waar ze zich zeker nog hard voor zal maken de komende tijd. Lisanne moet in de zomer de voorzittershamer van de cliëntenraad overdragen. “Dan word ik achttien en vertrek ik bij Herlaarhof. Het liefst zou ik direct op mezelf gaan wonen, maar zover ben ik nog niet. Ik ga eerst een tijdje op Zilverlinden (zorgpark in Vught) wonen. Als ik dit jaar mijn examen op De Zwengel (school op Herlaarhof) heb afgerond, wil ik naar
het Koning Willem I College in Den Bosch en de studie voor activiteitenbegeleidster gaan volgen. Tussen het studeren door voor mijn examen houd ik nu contact met de buitenwereld door mijn werk bij een supermarkt en de bezoekjes aan mijn ouders en vriendinnen. Ik ben eerlijk als ik zeg dat ik school als noodzakelijk kwaad zie. Maar ik besef wel dat een diploma belangrijk is.” Het grote gemis En dan kun je in de cliëntenraad praten wat je wilt, maar er blijven altijd zaken die niet te regelen zijn voor de cliënt, zo blijkt uit Lisannes relaas. “Ik mis mijn vriendinnen. Mijn hondje. Mijn broertje zeker ook. Maar ik woon hier in de kliniek. Elk contact buiten Herlaarhof is onhandig door de therapie en de schooltijden. Al heb ik zeker nog wel contact,
het staat allemaal op een laag pitje. Voor veel mensen is het ook vanzelfsprekend dat zij de feestdagen met familie thuis zijn. Voor mij niet. Vorig jaar rond de feestdagen had Lisanne zelfs helemaal geen contact met haar ouders. Ze koos daar bewust voor. “Ik heb ruim een jaar geen contact gezocht. Daar had ik geen behoefte aan. Mijn ouders zijn intussen goede kennissen voor mij geworden. Mensen met wie ik af en toe wat leuks doe. Ik zou het anders moeten zien, maar kan dat niet. Ik vind dit al heel wat. Gelukkig accepteren mijn ouders dat ik mijn leven zelf invul.” Dit jaar gaat Lisanne eerste kerstdag op visite bij haar ouders. “Het contact is nu wel beter. Maar een normaal kind zijn en gezellig kerst met je ouders vieren zoals ik dat mijn vriendinnen zie doen, dat zit er voor mij helaas niet in. Ik denk wel dat
het leuk moet zijn als ik anderen erover hoor praten.” Grote stappen gezet Lisanne heeft de afgelopen jaren tijdens haar behandeling op Herlaarhof veel geleerd over zichzelf en hoe ze om kan gaan met haar depressieve gedachten. Ook is de omgang met haar ouders een stuk verbeterd. “Ik heb veel grote stappen gezet, ben zelfs voorzitter van de cliëntenraad geworden. Dat had ik nooit gedacht. Hoewel ik nog niet klaar ben met therapie, kijk ik uit naar het moment dat ik kan zeggen: ik kan dankzij alle hulp op eigen benen staan.”
• Cliënten hebben zelf een belangrijke stem in de organisatie van de Reinier van Arkel groep via de leden van de cliëntenraden. • Er is één Centrale Cliëntenraad en er zijn cliëntenraden per divisie. • In de cliëntenraad zitten cliënten die een behandelcontact hebben en dus veel weten over het reilen en zeilen van de ‘eigen’ divisie. • Alle onderwerpen die van belang zijn voor het welzijn van cliënten, kan de cliëntenraad op de agenda zetten. • De raad geeft advies, doet aanbevelingen en geeft tips. Zij doet dat wanneer zij dat nodig vindt. • De Centrale Cliëntenraad overlegt en onderhandelt met de Raad van Bestuur. • Naast de uitvoering van de wettelijke taken is er veel werk aan de winkel. Dat wordt gedaan door leden van de Cliëntenorganisatie, in het ABC. Cliënten kunnen hier ook terecht om vaste taken uit te voeren, of voor een eenmalige activiteit.
43
Op de geestelijke gezondheidszorg rust nog vaak een taboe. Wie bij Reinier van Arkel komt, is niet goed bij zijn hoofd. En wie op het zorgpark woont, is zelfs gek. En daar praat je niet over. “Onzin”, zegt Els van der Sanden, voorzitter van de pas opgerichte familie- en betrokkenenraad. “Je moet als familie die schaamte voorbij. Je moet er open over praten wat je als familie van een cliënt bezighoudt en als gesprekspartner van Reinier van Arkel meedenken over hoe de zorg beter kan.”
De Reinier van Arkel groep heeft een familie- en betrokkenenraad in het leven geroepen
‘Schaamte brengt je niet verder’ “Waarom zou je je schamen”, vraagt Els van der Sanden zich oprecht verbaasd af. “Je schaamt je toch ook niet als je een been breekt en daarvoor behandeld moet worden? Of als je een aandoening aan je maag hebt? Ergens in onze maatschappij zit diepgeworteld dat je je moet schamen als je geestesziek bent. Het is allemaal al erg genoeg. Maar schaamte brengt je echt niet verder. Het zorgt alleen maar voor nog meer beperkingen; Je komt niet voor jezelf op, slikt frustraties in en zwijgt liever. Nee, schaamte moet in dit proces geen rol spelen. Daar help je jouw dierbare die als cliënt behandeld wordt niet mee.” Vragen en frustraties Els van der Sanden is door de ziekte van haar dochter (een bipolaire stoornis en traumatische ervaringen) door de wol geverfd in de geestelijke gezondheidszorg. “Net als de andere vijf leden van de familie- en betrokkenenraad (FBR). We hebben allemaal jarenlange ervaring met de zorg van Reinier van Arkel. Allemaal blijken we een vergelijkbaar proces te hebben doorlopen, dezelfde vragen en ook frustraties te hebben gehad. Dat moet anders kunnen. Er is voldoende expertise in huis bij Reinier van Arkel, maar ergens stokt het werkproces ten aanzien van de omgang met familie. Familie moet serieuzer genomen worden en beter geïnformeerd worden.” Laat familie niet zomaar staan De FBR is in september 2011 opgericht om mee te denken over de kwaliteit van de zorg, het beleid en de organisatie van Reinier van Arkel. Er ligt volgens Els van der Sanden een boel werk. Omdat de ledenraad nog niet op volle sterkte is, wordt ingestoken op de meest noodzakelijke zaken. “We willen dat familie beter opgevangen wordt bij binnenkomst van de cliënt. Vaak is het
44
Reinier van Arkel richt zich de komende jaren nadrukkelijker op de familie en verwanten van cliënten. Om de zorg voor de cliënt te verbeteren en om ondersteuning te bieden aan familieleden zelf. Er is een familiespreekuur en een familievertrouwenspersoon. De familieraad (FBR) behartigt de algemene belangen, die verband houden met de zorg voor en behandeling van cliënten. De FBR adviseert en signaleert aan de Raad van Bestuur en is structureel betrokken bij de ontwikkelingen in de organisatie.
moment van opname heel emotioneel. Cliënt en familie zijn meestal erg gespannen. Bij Reinier van Arkel draait vanaf de opname alles om de cliënt. Terecht, want die behoeft ook de geestelijke gezondheidszorg. Maar vergeet niet dat de familie de eerste ervaringsdeskundige is als het om de begeleiding van de nieuwe cliënt gaat. Als jouw dierbare, in ons geval onze dochter dan meegenomen wordt en achter gesloten deuren verdwijnt, blijf je als ouders met een grote leegte achter. Het is aan hulpverleners om dan ook oog te hebben voor de familie. Toon wat inlevingsvermogen: doe niet de deur dicht, maar leg hen kort uit dat het nu om de cliënt draait, geef hen informatie mee over de gang van zaken. Iets tastbaars willen we laten maken. Een compacte brochure waarin de werkwijze per afdeling wordt uitgelegd. Daarnaast moet een overzichtelijke site voor familie komen. Het pas opgezette familiebeleid binnen de instelling wordt onze leidraad. Nu word je vaak in het diepe gegooid. Je moet zelf overal achterkomen. Dat moet Reinier van Arkel niet willen.” Overleg is belangrijk Omdat de FBR echt het verschil wil gaan maken in de kwaliteit van zorg gaan de raadsleden komende tijd benutten belangrijke overlegorganen binnen Reinier van Arkel te leren kennen. Denk hierbij aan de cliëntenraad, ondernemingsraad, medische staf, de verpleegkundige adviesraad en de FACT-teams. “Er schijnt ook een familievertrouwenspersoon te zijn, maar we wisten niet eens dat ze bestond. Terwijl we toch al ruim zeven jaar met Reinier van Arkel te maken hebben. Hetzelfde geldt voor het familiespreekuur. Allemaal zaken die beter gecommuniceerd kunnen worden.” De wensenlijst van de FBR is niet gering: Meer lezingen of thema-workshops voor familie orga-
niseren, de creatieve therapie verrijken met meer toneel en muziek, samen koken met cliënten, snuffelworkshops organiseren gericht op resocialisatie van de cliënt, familiebegeleiding bij de overgang van klinische naar ambulante zorg, een rondleiding voor familie bij binnenkomst van een nieuwe cliënt (rooming-in), complementaire zorg als yoga en meditatie aanbieden, ondersteuning van de cliëntenraad, zorgpersoneel uit de personeelskamer tijdens koffiepauzes tussen de cliënten zetten en tot slot minder papier de wereld insturen. “Beleidsstukken vliegen ons om de oren. Ook artsen moeten van hun troon af. Kom en spreek van mens tot mens.” Inlevingsvermogen tonen Volgens de voorzitter van de FBR moet familie van de cliënt veel meer gezien worden als belangrijke gesprekspartner. “Familie is deels ook cliënt. Jarenlang hebben we onze naasten al bijgestaan in hun ziekte. Je kunt zoveel voorkomen als je ervaring deelt met elkaar. Ondanks de wet op de privacy waardoor we als ouders van een meerderjarige dochter niet alles automatisch horen, moet dat anders kunnen. Schipperen is in dit geval ook inlevingsvermogen hebben.” De FBR benadrukt dat ze geen platform voor klachten wil zijn. “Dat werkt niet. We willen constructief meedenken. We moeten met de beleidsmakers op één lijn komen. En vanuit alle hoeken naar de mens achter de cliënt kijken. Vergeet niet de mens die hij was, voordat hij ziek werd!”
In het Meerjarenbeleidsplan: Ook de naaste omgeving van cliënten achten wij van groot belang. Zij vormt vaak een belangrijke schakel in de behandeling. De komende jaren is de familieraad gesprekspartner voor de Raad van Bestuur.
45
het belang van psychiatrische hulp aan migrantengezinnen
‘Met vooroordelen bouw je geen vertrouwensband op’ De gespecialiseerde zorg van Esperanto van Herlaarhof, centrum voor Kinder- en jeugdpsychiatrie in Vught, is in de wijde omgeving bekend. Het aantal doorverwijzingen naar en aanmeldingen voor deze psychiatrische hulp aan migrantengezinnen nam in 2011 weer toe. Psycholoog Anna van Opstal legt uit hoe waardevol het is te investeren in transculturele hulpverlening.
46
Marokkanen komen hun afspraken niet na en zijn ongeïnteresseerd als het gaat om de ontwikkeling van hun kind. De hiërarchie in een Afghaans gezin werkt verstikkend voor het oudste kind en Antillianen luisteren niet naar hulpverleners omdat oma altijd bepaalt wat goed is voor de familie. De vooroordelen over de verschillende migrantengezinnen en de hulpverlening in Nederland kent Anna van Opstal als geen ander. Ze werkt dan ook al jaren met migranten in de zorg. Bij haar vorige werkgever zag ze hoe migranten door vooroordelen wegbleven of afhaakten in zorgtrajecten. “Dat vond ik erg jammer. Mijn belangstelling voor andere culturen heeft me bij Reinier van Arkel doen belanden. Ik zag bijvoorbeeld hoe na vier
behandelingen het zorgtraject met een Marokkaans kind en zijn ouders werd afgesloten, omdat de familie toch niet geïnteresseerd zou zijn. Of omdat het toch allemaal geen zin had. Ouders kwamen hun afspraken immers nooit na. Ik had altijd grote moeite met zulke conclusies. Ik ervoer juist onwetendheid en daardoor wantrouwen bij de migranten ten aanzien van de aangeboden hulp. Geen onverschilligheid.” Sinds 1 februari 2011 werkt Anna van Opstal voor Reinier van Arkel als GZ-psycholoog en behandelcoördinator voor migranten. Om precies te zijn bij Esperanto op het centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie Herlaarhof in Vught. “Het was een hele bewuste overstap”, vertelt de 31-jarige psychologe. “Ik ben enorm
geïnteresseerd in andere culturen en vind het erg interessant om na te denken over een visie op zorg die aansluit op andere culturen. Bij Esperanto krijgen hulpverleners de kans écht te investeren in de problematiek van migranten. Het verschil dat ik ervaar in de korte tijd dat ik hier werk, is dat hulp aan migrantengezinnen hier wél aanslaat.” Het verschil zit hem in de houding van de behandelaars, stelt de Esperanto-psychologe beslist. “Met vooroordelen bouw je geen vertrouwensband op. Natuurlijk is het begin met veel migrantengezinnen lastig. Er kan een tolk nodig zijn om elkaar te kunnen verstaan en er zijn cultuurverschillen. Het begint vaak met onwetendheid. Er is soms
47
‘Zonder hulp kun je erop wachten dat het fout gaat’
angst voor de instelling Reinier van Arkel, want dat is toch voor al die zware psychiatrische gevallen? Ook is vaak onbekend wat psychologen nou precies doen. Dat komt omdat in veel culturen psychische problemen op een andere manier geuit worden, bijvoorbeeld vaak in de vorm van lichamelijke klachten. Laat staan dat een psycholoog dan in beeld komt voor hulp. Voordat je kunt beginnen aan een behandeling moet je vooral veel informeren en het vertrouwen winnen. Dat kost tijd, en vraagt een open werkhouding. Zonder vooroordelen.”
• Esperanto is onderdeel van Herlaarhof in Vught, centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Herlaarhof is onderdeel van de Reinier van Arkel groep. • Esperanto helpt buitenlandse kinderen, en hun gezinnen. Het gaat dan om kinderen bij wie ernstige zorgen bestaan over gedrag, ontwikkeling en gevoelens. • Medewerkers van Esperanto hebben veel ervaring met dit soort zorgen die kunnen samenhangen met de culturele achtergrond.
48
Vingerwijzing “Als de schoolleiding hulp inschakelt, omdat migrantenkinderen vastlopen, wordt dat wel eens als vingerwijzing ervaren”, weet Anna van Opstal. “Ouders voelen zich aangevallen. Alsof ze niet goed voor hun kind zorgen en anderen hen moeten gaan vertellen hoe het moet. Terwijl zij er bijvoorbeeld niets aan kunnen doen dat hun kind ADHD heeft en ze niet eens weten wat ADHD inhoudt. Zulke aandoeningen zijn in de westerse wereld een bekend begrip. Maar in bepaalde culturen hebben ze daar nog nooit van gehoord. Dat wantrouwen tegenover hulp van buiten lijkt op een gebrek aan motivatie. Waarom zouden ze meewerken aan jouw behandelplan? Ze zien het probleem niet, kennen de aandoening niet en voelen zich aangevallen. Als je hen ervan hebt overtuigd dat je er niet bent om de ouders terecht te wijzen, maar om het kind en het gezin te helpen, kunnen we het eigenlijke behandeltraject starten.” Meestal wordt gestart met een (psychologisch) onderzoekstraject. Hierbij brengt
een medewerker van Esperanto de ontwikkelingen van het kind in kaart, zaken die binnen het gezin spelen en belangrijke factoren uit de cultuur. Voordat een diagnose bij een kind wordt vastgesteld, bespreekt het multidisciplinaire team de bevindingen. “Je hoeft niet alles van een cultuur te weten om migranten te kunnen helpen”, stelt de Esperanto-psychologe. “Natuurlijk moet je globaal op de hoogte zijn van de kijk op bepaalde zaken in een land, maar door te vragen kun je ook een boel te weten komen. Hoe kijken jullie aan tegen een druk kind? Hoe wordt een kind met autisme in jullie cultuur behandeld? Bespreken jullie dit met familie? Wie heeft er gezag binnen het gezin? Dat je hen vragen stelt, vinden ze fijn. Ze voelen zich gehoord. Hun mening doet er toe. Zo bouw je ook een band op.” ‘Extra werktijd verdien je dik terug’ Esperanto staat als zeer gespecialiseerd bekend en trekt cliënten uit de wijde omgeving. Een paar honderd kinderen en hun ouders worden per jaar in Vught geholpen. Afgelopen jaar kwamen daar ongeveer honderd nieuwe aanmeldingen bij. De trajecten in de transculturele zorg duren iets langer dan bij hulp aan Nederlandse gezinnen. “Dat maakt de behandeling in verhouding duur. Hulpverleners binnen Esperanto zijn veel tijd kwijt door contact met derden”, vertelt Anna van Opstal. “We hebben veel met externen te maken om alle achtergronden in beeld te krijgen en om behandeling af te stemmen. Extra uren investeren in multi-complexe migrantengezinnen werpt zijn vruchten
af. In ons team zien we zelden uitval van cliënten. Daar zijn we trots op.” Huisbezoeken Hulpverleners van Esperanto leggen ook wel eens huisbezoeken af. “Het wordt vanwege de kosten aangeraden hier kritisch mee om te gaan”, vertelt Anna van Opstal. “Soms doe ik het toch, omdat het zoveel meer oplevert. Ik behandel een gezin, waarvan de vader aanvankelijk nooit mee kwam naar de behandeling van zijn zoon. Moeder en zoon reisden elke week met het openbaar vervoer naar hier. Uren deden ze over die reis. Dat werkt op den duur niet. Ik kon niet begrijpen dat de vader, die een rijbewijs had, hen niet kwam brengen. Toen ik bij die mensen thuis kwam, bleek de vader zelf bedlegerig en bovendien niet overtuigd dat het niet goed ging met zijn kind. Thuis merkte hij er immers niets van. Eenmaal in gesprek had ik hem zo overtuigd dat de klachten van zijn zoon zijn schoolcarrière konden frustreren en dat onze behandeling hem echt zou helpen. Sindsdien brengt hij zelf elke week met zijn auto de jongen naar therapie. Het hele gezin onderkent voortaan zijn probleem en alle gezinsleden kunnen samen aan het herstel werken. Het heeft me een paar uur extra werktijd gekost, maar als je zo draagkracht kunt creëren, je behandelplan beter kunt uitvoeren en het aantal ‘no shows’ bij je therapieën kunt voorkomen, is dat de investering meer dan waard geweest.” Je kunt andere culturen niet negeren De bezuinigingen van het kabinet baren de psychologe grote zorgen: “Ik hoop dat
er mensen zijn die het belang van ons werk in blijven zien en die Esperanto overeind houden. Je kunt andere culturen niet negeren in onze samenleving. Ze zijn hier. Leven hier. En dus hebben ze ook wel eens hulp nodig. Als je mensen niet kunt behandelen, omdat ze geen Nederlands spreken en tolken niet meer vergoed worden, kun je hen geen goede zorg meer bieden. De problemen binnen zo’n gezin zijn vaak al complex door cultuurverschillen en allerlei trauma’s. Dan spreken we nog niet eens over mentale aandoeningen die hier aan het licht komen. Zonder hulp kun je erop wachten dat het fout gaat. Dat kost de maatschappij uiteindelijk veel meer geld.”
Uit het Meerjarenbeleidsplan: In een zo kort mogelijk tijdsbestek moet duidelijk zijn wat de hulpvraag is van degene die een beroep op ons doet en welke benadering daar het beste bij aansluit. Samenwerken met andere zorgverleners en afstemming met andere partijen zoals zorgkantoor, zorgverzekeraars en gemeente leiden tot een gezamenlijke agenda zodat de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk ingezet worden.
49
CLIËNTEN VAN DE
De Reinier van Arkel groep kent naast circa 1500 medewerkers ook zo’n 230 vrijwilligers die cliënten dagelijks ondersteunen en bijstaan.
REINIER VAN ARKEL GROEP KLEUREN DE MAANDAG VAN VRIJWILLIGER LAMMES HAASE
‘We lachen om elkaars gebreken’
Er zijn verschillende vrijwilligerstaken. Het werk is een aanvulling op van de werkzaamheden van de medewerkers. Het werk kan gericht zijn op één cliënt of op een groep. De belangrijkste vorm is individueel contact, het maatjescontact. De vrijwilliger komt regelmatig op afgesproken tijdstippen langs. Cliënt en vrijwilliger spreken af wat ze gaan doen. Er worden cursussen georganiseerd om het werk van de vrijwilligers te ondersteunen. Daarnaast organiseert het vrijwilligerswerk regelmatig bijeenkomsten waarbij ontspanning en elkaar ontmoeten centraal staan.
Ongeveer vijf jaar geleden besloot Lammes Haase uit Vught zich aan te melden als vrijwilliger bij Reinier van Arkel. Hij was zelf net thuisgekomen met een spierziekte waardoor hij volledig is afgekeurd. Na een proces van acceptatie zocht hij een nuttige invulling van zijn tijd. Elke maandagmiddag bridget hij met drie cliënten. “Ik ben er een rijker mens door geworden, terwijl ik er geen cent mee verdien.”
De drie cliënten waar Lammes (51) elke maandagmiddag mee afspreekt, zijn door hun gezamenlijke interesse voor bridge aan elkaar verbonden. Dat is dan ook meteen de enige overeenkomst tussen hen. Daar waar de hoogbejaarde Tineke last heeft van smetvrees en kampt met diverse angsten, is de gepensioneerde zakenman Don depressief en had veertiger Bastiaan last van chronische psychoses, waarvan hij nu de gevolgen moet dragen. Lammes heeft zelf weliswaar mentaal geen klachten, maar is fysiek uit het arbeidsproces gevallen door een spierziekte in zijn nek. De geregelde stuipen van zijn hoofd verraden zijn fysieke ongemak. “Wie ons samen ziet, kan er zo een satirische sketch voor een tv-programma bij bedenken”, zegt Lammes. Hij grinnikt als hij over zijn bridgeclubje vertelt: “Bij ieder van ons kan ik prachtige anekdotes vertellen. We hebben veel plezier samen. En soms
ook de slappe lach om elkaars gebreken. Laatst gooide ik er tijdens het spel per ongeluk uit: ik word knettergek van jullie! Ik zag de anderen verschrikt opkijken. Schrok zelf natuurlijk ook een beetje. Maar het was Don die toen droog opmerkte: Nou wij zijn het al, Lammes. Welkom bij de club.” Een mindere dag Bridgen met cliënten van een geestelijke gezondheidszorginstelling vraagt vooral veel geduld. “Natuurlijk is het weleens lastig. Bijvoorbeeld als ik merk dat iemand zijn medicijnen niet of te laat heeft ingenomen, dan zal ik daar de rest van de bridgemiddag rekening mee moeten houden. En ook ikzelf kan wel eens een mindere dag hebben, als mijn nek pijn doet. Dan heb ik er sneller de balen van dat ze fouten maken tijdens het spel. Bridge vraagt immers om concentratie, tactiek en is een serieus spel. Maar ik heb ook altijd in mijn
achterhoofd dat er iets aan de hand is met hen. Ik kan daarom niet echt kwaad op hen worden als er iets niet goed gaat.” Vaste rituelen “Op zondagavond start de voorbereiding voor de bridgemiddag op maandag”, vertelt Lammes. “Ik kan nooit te ver van tevoren met hen afspreken. Cliënten leven met de dag. Soms bel ik ook pas op maandagochtend.” Alles aan de bridgemiddag kent zijn vaste rituelen. Dat begint al met de belronde. Lammes: “Tineke twijfelt altijd of ze wel moet gaan. Ze is voor veel zaken bang. Ik moet haar altijd overtuigen dat het weer gezellig wordt. Als ze me eindelijk vertrouwt -en dat bedoel ik letterlijk, want ze walgt met haar smetvrees eigenlijk van mij en mijn auto waar mijn hond haren in achterlaat en mijn kinderen hun hockeyspullen in laten slingeren- dan haal ik haar en Bastiaan op om bij Don thuis
in Den Bosch te gaan bridgen. Het duurt altijd even voordat Tineke uit de auto wil. Ze treuzelt, twijfelt, verzint smoesjes om toch niet te hoeven gaan. Het hoort allemaal bij haar ziektebeeld. Als we eenmaal binnen zijn, is het even kijken hoe de pet van Don staat. Is hij somber of nors dan laat ik hem geen bridgepaar vormen met Tineke. Dan wil ze de week erop helemaal niet meer mee. In dat geval speel ik dus met haar samen. En Bastiaan zijn houding hangt af van zijn medicijngebruik. Ach, zo hebben we allemaal wat, nietwaar?” Niet eng of gevaarlijk? Lammes krijgt vaak vragen over zijn vrijwilligerswerk bij Reinier van Arkel: Hoe zijn die mensen? Is dat werk niet eng of gevaarlijk voor vrijwilligers? “Je hebt als buitenstaander toch een
bepaald idee bij Reinier van Arkel en de mensen die daar komen. Dat had ik zelf ook toen ik me aanmeldde als vrijwilliger. Ik dacht: Straks krijg ik van die lui die ik helemaal niet aankan. Maar geloof me: het zijn gewone mensen, net als jij en ik, alleen zijn ze ziek geweest. En mentaal ziek-zijn heeft iets ongrijpbaars. Dat maakt het een beetje eng. Soms duurt hun herstel ook een leven lang. Hierdoor zijn deze mensen bijzonder in de omgang. Maar eng zijn ze niet. Gevaarlijk al helemaal niet.” Dag en nacht geld verdienen Het is nobel werk, concludeert Lammes.“Soms zeggen mijn vrienden van de golf- of hockeyclub: Wat knap dat je je vrijetijd hiervoor opoffert. Ik zeg dan: je zou zelf ook eens vrijwilligerswerk moeten gaan doen.
Het geeft je zoveel voldoening. En je gaat kleine dingen veel beter waarderen. Ik zie sommigen alleen bezig met geld verdienen. Ik was ook zo. Ik heb zelf in het bankwezen gewerkt en was ook dag en nacht bezig met de valutahandel. Maar nu kan ik niet goed meer tegen mensen die alleen maar carrière willen maken. Je weet namelijk nooit wat er op jouw pad komt. Ik viel uit met mijn nek. Tineke, Bastiaan en Don met geestelijke klachten. Daar hebben we allemaal niet om gevraagd. Het overkomt je. Ik durf hardop te zeggen dat ik door het vrijwilligerswerk een rijker mens ben geworden, terwijl ik er geen cent mee verdien.”
51
Uit het Meerjarenbeleidsplan: De zorg die de Reinier van Arkel groep biedt, is gebaseerd op de autonomie van mensen en op hun eigen verantwoordelijkheid voor het onderhouden van hun gezondheid, herstel bij ziekte en behoud van kwaliteit van leven bij chronische aandoeningen.
PSYCHIATER SKAG PETERS VAN DE CRISISDIENST
Op de crisisdienst van Reinier van Arkel groep is het een komen en gaan van mensen in psychische nood. Geen dag is hetzelfde, vertelt psychiater Skag Peters. “En als je denkt dat je alles gehad hebt, word je toch weer verrast.” De arts vertelt over de dagelijkse praktijk, de dilemma’s en de kracht van samenwerking.
Wie in psychische nood verkeert, komt bij de crisisdienst terecht. Er komen mensen ernstig verward, met zelfmoordplannen, erg angstig of depressief of juist uitzinnig en ontremd. Het hele scala aan psychiatrische en psychosociale problemen komt er dagelijks voorbij. Zo min mogelijk medicatie én met hulp van naasten Wie denkt dat cliënten hier direct worden plat gespoten om kalm te worden, heeft het mis. Skag Peters legt uit dat altijd met zo min mogelijk medicatie én met de nadrukkelijke hulp van naasten geprobeerd wordt iemands gemoedstoestand weer goed te krijgen. “Het liefst in de thuissituatie. Indien familie die zorg niet alleen aankan, bestaat de mogelijkheid van thuiszorg door een psychiatrische verpleegkundige. Werkt ook dat niet, dan kan iemand in deeltijdbehandeling komen. Pas als de situatie echt onhoudbaar of gevaarlijk is, kiezen we voor opname.” Het is erg rustig op de crisisdienst als Skag Peters de afdeling laat zien. In de wachtruimte bij de receptie wachten twee cliënten in stilte op hun afspraak bij een van de psychiaters. De een zit in zijn kraag weggedoken en frunnikt aan zijn mouw. De ander staart voor zich uit. Beiden zijn
52
in zichzelf gekeerd. De meeste cliënten komen op afspraak voor een gesprek met een van de vijf voorwachten van de crisisdienst of met de twee psychiaters Skag Peters of Peter Martens. Cliënten zijn hier allemaal vrijwillig. De gedwongen ‘crisisgevallen’ zijn opgenomen bij het Centrum Ouderen- en Ziekenhuispsychiatrie in het Jeroen Bosch Ziekenhuis of op Zilverlinden in Vught. De intakeruimte voor crisiscliënten ziet eruit als een doorsnee kantoor. De kast met medische hulpmiddelen als gaasjes, spuiten en handschoenen verraadt dat er soms meer gebeurt dan alleen praten. Skag: “De rust is ook betrekkelijk. Dat kan elk moment veranderen. Geen dag is hetzelfde. Ik weet niet wat ik over een uur doe of hier aantref. Misschien komt er zo wel iemand schreeuwend binnen of gooit iemand met stoelen. Ook dat komt voor.” Maar zelfs in tijden van crisis proberen psychiater en cliënt nog altijd samen tot een goed behandelplan te komen. Als de cliënt echt geen hulp wenst of een gevaar vormt voor zichzelf en anderen, kan een psychiater de regie overnemen en via een rechter iemand dwingen tot opname en een behandeling. “Sommige cliënten kun je echt geen eigen regie over hun behandeling geven. Zou je dat
‘Veiligheid van je cliënt of anderen. Dat is altijd de grens’
53
‘Het ene moment sta je in een politiecel te praten met iemand die de wereld moet redden van een intergalactische aanval en grote gaten in de vloer van zijn huis sloeg op zoek naar afluisterapparatuur. Een tijdje later ben je in een oude boerderij bij een vrouw die denkt dat de buurman in de kruipruimte verstopt zit en haar probeert te vergiftigen.’
wel doen, dan breng je de veiligheid van je cliënt of anderen in gevaar. Dat is altijd de grens.”
afdeling moeilijk hebben. Het liefst zou je willen dat de Reinier van Arkel groep altijd een goed geoliede machine is.”
Skag Peters houdt niet van gedwongen behandelingen, bekent hij. “Als de psychiater de regie overneemt van een cliënt, omdat er een gevaarlijke situatie bestaat en de cliënt zelf niets wil, dan is hij feitelijk de verbinding met iemand kwijt. Hoewel je als psychiater weet dat een gedwongen opname noodzakelijk is en uiteindelijk vaak ook het beste is voor de cliënt, voelt het voor mij toch alsof ik tegen de cliënt bezig ben. Daar baal ik van, ik wil er het liefst samen uitkomen.”
Bij de crisisdienst is 24 uur per dag, zeven dagen per week iemand bereikbaar voor een crisisgeval. Het meeste werk gebeurt binnen kantooruren, de hele dag komen aanmeldingen binnen van huisartsen, politie en anderen. Skag Peters: “Het ene moment sta je in een politiecel te praten met iemand die de wereld moet redden van een intergalactische aanval en grote gaten in de vloer van zijn huis sloeg op zoek naar afluisterapparatuur. Een tijdje later ben je in een oude boerderij bij een vrouw die denkt dat de buurman in de kruipruimte verstopt zit en haar probeert te vergiftigen. In de avonden, nachten en weekeinden zijn het vooral de voorwachten die keihard werken om 24 uur paraat te staan voor crisisgevallen.” Crisisdienstmedewerkers werken veel op locatie. Toch zul je Skag Peters of zijn collega’s niet in een dakgoot of langs de spoorlijn bij een suïcidale cliënt zien zitten. “Iemand die doordraait en anderen wat dreigt aan te doen, zijn bovenal zaak voor de politie. Acute psychische bijstand is dan zeker nodig, maar eerst moet politie de veiligheid herstellen. Naast het welzijn van de cliënt, staat de veiligheid van de crisisdienstmedewerkers voorop. We zijn getraind om mensen te kalmeren, agressie te beheersen en om er gezamenlijk uit te komen. Ons werk valt of staat met samenwerking.
Betrokkenheid Ruim 8,5 jaar werkt Skag Peters bij de crisisdienst van Reinier van Arkel. Hij is trots op het werk dat hij mag doen en voelt onder de collega’s van de crisisdienst een grote saamhorigheid. Skag Peters ervaart ook de keerzijde van die grote betrokkenheid. “Ik voel me enorm verantwoordelijk voor wat er binnen de hele Reinier van Arkel groep gebeurt. Dat komt ook omdat wij op de crisisdienst de gevolgen zien, als ze het op een andere
Er staan nieuwe ontwikkelingen op de rol voor de crisisdienst. Zo zal de crisisdienst op termijn verhuizen van de Bethaniestraat in Den Bosch, naar Zorgpark Voorburg in Vught. Daar komt een crisiscentrum met opname afdelingen met gespecialiseerde zorg. Nu zijn kliniek en crisisdienst nog gescheiden.
54
De impact Skag vertelt hoe hij jaren geleden na de eerste zelfdoding van een cliënt ’s nachts wakker had gelegen. “Je vraagt je dan af waar het mis is gegaan. Intussen heb ik meer gezien en meegemaakt. Het went nooit, maar ik kan er beter mee omgaan. Ik weet dat niet alles te voorspellen is. Bijzondere situaties zijn op de crisisdienst haast dagelijkse kost. Zelfdodingen gelukkig niet. Dat maken we ongeveer 1 à 2 keer per jaar mee. Je kunt het helaas niet altijd voorkomen. Ik kan voor veel mensen iets betekenen maar realiseer me dat het ondanks mijn inzet toch mis kan gaan. Dat is spijtig maar wel de realiteit. Bij zelfmoord spelen zoveel factoren een rol naast psychische ziekte, je kunt het nooit helemaal uitbannen.” De grote kracht van de crisisdienst is de flexibiliteit van de medewerkers en hun meelevend vermogen, stelt Skag Peters. “Dag en nacht staan ze in wisseldiensten klaar voor cliënten en voor elkaar. Hoewel ik al veel bizarre situaties heb meegemaakt, ben ik nooit over mijn grens gegaan”, vertelt de psychiater. “Die grens ligt zeker bij agressie. Als iemand mij fysiek wil beschadigen, dan houd ik het voor gezien. Dan is er namelijk geen samenwerking mogelijk. Ik blijf dan niet aandringen, dan is het de taak van de politie de veiligheid te herstellen. Pas dan kunnen we kijken of samenwerking weer mogelijk is of er redenen zijn voor een gedwongen traject.” Samen reflecteren Het werk gaat de crisisdienstmedewerkers niet in de koude kleren zitten. Er is dan ook elke dag ruimte om gebeurtenissen te delen en
Skag Peters is ook bezig met het opzetten van een centrum voor integrale psychiatrie. Dit centrum biedt reguliere, complementaire en alternatieve zorg. Alle behandelingen moeten na wetenschappelijk onderzoek effectief en veilig zijn. Je moet dan denken aan onder andere het toepassen van
reflecteren. “Dat is aan het begin van een werkdag. Tijdens de overdracht tussen collega’s worden alle cliënten van de dag en nacht ervoor besproken. Soms komen heftige zaken aan bod. Het is goed samen te bespreken wat je mee hebt gemaakt en hoe de behandeling is ingezet. We kijken kritisch naar elkaars werk. Allemaal in het belang van de cliënt. Uiteraard ook voor ons, om het werk vol te kunnen houden.” Lastig vindt hij de daderhulpverlening. “Als een kindermisbruiker tegenover me zit, heb ik daar zelf natuurlijk ook gevoelens bij. Ik verafschuw zijn daden, maar niet zijn persoon. Ik zal hem dus altijd helpen. Dat ben ik als arts ook verplicht. Het is niet aan mij om te veroordelen.” Ondanks een netvlies vol absurde psychische noodgevallen, wordt de arts toch nog wel eens verrast. “Een van mijn meest opmerkelijke cliënten was een man die zijn jas uitdeed en helemaal onder de kakkerlakken bleek te zitten. Niet alleen zijn sociale hygiëne liet te wensen over, ook geloofde de man heilig dat die kakkerlakken zijn voorvaderen waren die hem bijstonden op zijn pad. Op zo’n moment moet je ook naar de veiligheid van andere cliënten en het personeel kijken en de man met zijn ongedierte zo snel mogelijk het gebouw uit krijgen. Dat bleek al te laat. Een half jaar hebben we last gehad van kakkerlakken op de afdeling. De man hebben we gelukkig wel kunnen helpen. Zijn vervuilde huis werd compleet gereinigd en ontsmet. En hij werd gedwongen opgenomen en is een heel eind genezen. Tja, zo zie je. Als je denkt het meest bijzondere te hebben gehad, blijkt het altijd gekker te kunnen.”
running therapie, meditatietechnieken, bepaalde kruiden en voedingssupplementen. We gaan uit van de kracht en wensen van cliënten. De therapeutische relatie staat centraal. We zien de mens als geheel en kijken niet alleen naar de stoornis.
55
Wilfred Schipperen: Beleving, bereiding en genieten van eten en drinken zijn van belang voor welzijn cliënten
Drie keer per dag samen het geluk weer vinden Geluk zit hem in kleine dingen. Bijvoorbeeld lekker en gezellig samen koken en eten. Hoewel dit zo vanzelfsprekend lijkt, was het tot voor kort niet gebruikelijk bij de Reinier van Arkel groep dat de bereiding van voeding werd afgestemd op de wensen van de cliënt. Maar als de cliënt moet leren de regie over zijn eigen leven terug te krijgen, dan zul je als zorginstelling je werkwijze moeten aanpassen om dit mogelijk te maken. Luisteren dus naar wat de cliënt wil. Bij zijn dagelijkse wandeling over het zorgpark in Vught trekt cliënt Henk aan het vestje van Wilfred Schipperen. “Jij bent toch die directeur van het eten? Die het hier allemaal veranderd heeft? Nou, we eten voortaan elke dag lekker op de groep. Daar wou ik je voor bedanken.” De Bredase projectleider glimlacht na de enthousiaste reactie: “Ik heb het echt niet alleen gedaan. Sterker nog, het is dankzij de inzet van alle medewerkers van Reinier van Arkel veranderd. Maar het is natuurlijk geweldig zulke complimenten te horen. Ja, dat gebeurt vaker.” Twee jaar geleden werd de externe adviseur eten & drinken Wilfred Schipperen bij Reinier van Arkel aangesteld als projectleider Voeding. Hij moest in de praktijk gaan brengen wat iedereen wilde, maar waar geen concreet idee bestond hoe het moest gebeuren. Schipperen vertelt: “Iedereen is zich er steeds meer van bewust dat eten en drinken anders kan en beter moet. Maar hoe, was hier de grote
56
vraag. Ik ben begonnen met luisteren naar cliënten en medewerkers. Ik vroeg hoe de praktijk werkte, wat de wensen en de verwachtingen waren en hoe de ervaringen zijn? Toen ik dat in beeld had, heb ik aanbevelingen op papier gezet met kansen en mogelijkheden om mensen de regie op hun eigen leven terug te geven. Hierna heb ik samen met diverse medewerkers van Reinier van Arkel een visie ontwikkeld met een integrale aanpak voor voeding en welzijn. Het is een visie die past bij de wensen en behoeften van de specifieke doelgroep hier.” Beleving Een van de eerste concrete actiepunten vanuit Reinier van Arkel was het stoppen met de Kokerij en het aantrekken van een nieuwe cateraar: Hutten. Op maat geleverde maaltijden, afgestemd op dieet en zorg zijn hierdoor mogelijk geworden. Schipperen: “Eten en drinken zijn voor cliënten niet te scheiden van zorgverlening, behandeling, activiteitenbegeleiding en verdere service. Zij sluiten op elkaar
aan en beïnvloeden elkaar wederzijds. De persoonlijke aandacht en integrale benadering zeggen ook dat het mogelijk moet zijn diverse maaltijdconcepten naast elkaar in te zetten binnen Reinier van Arkel. Hutten maakt dit mogelijk.” Maar de visie op Voeding gaat veel verder dan alleen beter, gevarieerder en op maat geleverd voedsel, benadrukt Schipperen. “Het gaat om de beleving van cliënten en medewerkers. Welzijn en gezondheidsaspecten staan hierbij centraal. Als we naar welzijn kijken, moet je je afvragen of de medewerker zich ervan bewust is hoe cliënten hun maaltijd ervaren. Dan draait het niet alleen om de maaltijd op zich. Welvaart is het hebben van een moderne keuken en eetruimte. Welzijn is het samen lekker kunnen koken en eten. Eten en drinken wat de cliënt wil en waar hij het wil. Gezamenlijk, alleen of samen bereiden? Die mogelijkheden moesten er allemaal komen. En zijn er allemaal gekomen.” Veel communicatie: elke dag, overal, altijd Om de visie in de praktijk mogelijk te maken, moest de projectleider eerst zorgen dat de oude werk- en denkcultuur over voeding binnen Reinier van Arkel werd doorbroken. “De focus lag hierbij op de individuele werk-
nemer. Ik had werkgroepen ingesteld die ervoor zorgden dat de visie in het dagelijks bewustzijn van de medewerkers aanwezig was. Dat vraagt veel communicatie, elke dag, overal, altijd. Medewerkers gingen hierdoor actief meedenken hoe zaken anders en beter konden.” Om ervoor te zorgen dat de visie niet werd gezien als een zoveelste nieuwe regel, benadrukten de leden van het team Voeding overal de kwaliteiten ervan op relationeel, functioneel en technisch gebied. “Het moest bij mensen onder de huid gaan zitten, ze moesten het gaan voelen. En je zag het gebeuren: wie in de visie geloofde, kwam in beweging. Langzaamaan heb ik de hele organisatie zien veranderen. Je ziet nu hoe cliënten gezellig samen koken, gezamenlijk eten en voor de volgende maaltijden de ingrediënten uitzoeken en samen bestellen. Een ongelooflijke winst.” Weerstand op de werkvloer Hoewel de visie op Voeding van Reinier van Arkel de Well Being Award won in 2011, was niet iedereen direct enthousiast over het project. “Ik heb zeker ook weerstand gehad op de werkvloer. Ik hoorde medewerkers verzuchten dat ze er geen tijd voor hadden om anders met de maaltijden om te gaan. Of hun cliënten zouden het niet aankunnen. Denk aan psychotische en autistische cliënten. Velen wisten niet hoe ze het moesten gaan doen. Ik draaide dan
steeds hun denkwijze om: hoe wil je het gaan doen? Wat werkt goed voor medewerkers en cliënten? Ik ging dan kijken hoe we dat gingen realiseren. Je zag het vertrouwen groeien. Ook het feit dat we op alle afdelingen fysiek aanpassingen hebben gedaan, maakte dit laatste punt eenvoudiger. In totaal 60 keukens zijn aangepast aan de nieuwe manier van werken. Een investering van ruim een miljoen euro.” Het ene team is het andere niet, ondervond Schipperen. “Mensen met autisme zijn bijvoorbeeld individualistisch ingesteld. Daarnaast zijn ze vaak erg perfectionistisch. Omdat ze niet te veel prikkels kunnen hebben, moet je anders werken dan op andere afdelingen. Je moet haast zelf autistisch gedrag vertonen om daar iets uitgevoerd te krijgen, leerde de teamleider me. Dat klinkt heel gek. Misschien zelfs hard. Maar je moet écht in de huid van de cliënt kruipen om te begrijpen wat hij beleeft. Wie niet kan koken, wordt gestimuleerd toch mee te doen in het kookproces, bijvoorbeeld door groenten te wassen of de tafel te dekken. De grootste winst die we hier hebben behaald, is dat er voortaan gezamenlijk aan tafel gegeten wordt. Ook gaat het bestelproces voortaan in overleg.” Complimenten Het uitrollen van de visie op Voeding is nagenoeg voltooid. Alleen op de buitenlocaties (de
verschillende huizen buiten het zorgpark waar cliënten individueel of samen wonen, red.) zou Schipperen nog winst willen behalen. Verder werkt hij nog aan nieuwbouwplan Futura dat in de zomer van 2012 opengaat. “In het gebouw doen we fysieke aanpassingen om cliënten in beweging te krijgen. We hebben hiervoor vijf thema’s bedacht, voor elke etage één. Wie Hollandse kost wil, moet op de eerste etage zijn. Voor voedsel uit andere culturen steeds op een andere etage. Er zijn woonkeukens, zodat cliënten die niet zelf kunnen koken toch betrokken worden bij het groepsproces door te kijken. Een gastvrouw houdt het overzicht of iedere cliënt zit waar hij wezen wil.” Terugkijkend op het project maakt Schipperen zijn complimenten aan de organisatie en het personeel. “Er ligt een heldere, toekomstbestendige visie. De organisatie heeft zich bij de uitwerking ervan steeds kwetsbaar durven opstellen door kritisch naar de eigen werkwijze te kijken. Dat heeft uithoudingsvermogen en lef gevraagd. De verschillende werkgroepen die de visie op voeding onder de aandacht houden, maken dat Reinier van Arkel de regie over het project in eigen hand heeft. Ik kan me over een poosje met een gerust hart terugtrekken En natuurlijk kom ik na afloop nog een keertje gezellig eten hier.”
57
Meerjarenbeleidsplan 2012 - 2014 1. Inleiding De doelstelling van de Reinier van Arkel groep is het behandelen van mensen met psychiatrische ziektes en het bijdragen aan de kwaliteit van leven van onze cliënten door het bieden van goede zorg. Wij stellen ons ook ten doel onze medewerkers een inspirerende werkomgeving te bieden. Ons denken is gebaseerd op twee kernwaarden: autonomie en verantwoordelijkheid. Voor de cliënt betekent dit: nadruk op eigen verantwoordelijkheid voor genezing of herstel, zelfmanagement en (herstel van) sociale netwerken. Voor de professional betekent het: verantwoordelijk zijn voor eigen professionele ontwikkeling, flexibiliteit en mobiliteit. Werken op basis van vertrouwen met niet meer regels dan noodzakelijk. Voor de organisatie als geheel betekent het: samenwerking en ketenvorming, nadruk op bedrijfscontinuïteit en facilitering van professionals. Deze uitgangspunten worden in de verschillende onderdelen van dit meerjarenbeleidsplan tot uitdrukking gebracht. We gaan daarbij uit van eigen kracht: eigen kracht van cliënten, eigen kracht van medewerkers en de eigen kracht van de organisatie als geheel. Duurzaamheid en vitaliteit zijn daarbij belangrijke thema’s. Autonomie en verantwoordelijkheid komen ondermeer tot uiting in Het Nieuwe Werken en de Trust Rules. Dit benadrukt de noodzaak tot innoveren en leren. Kenmerkend voor het tijdsgewricht waarin dit meerjarenbeleidsplan uitgevoerd zal worden, zijn voortgaande individualisering en een groter beroep op de gezondheidszorg enerzijds en een toenemende behoefte aan kostenbeheersing anderzijds. De toenemende vraag naar gezondheidszorg vindt zijn oorzaken deels in de vergrijzing van de bevolking, maar ook in verbeterde diagnostiek en een breder zorgaanbod. De voortgaande individualisering brengt met zich mee dat steeds meer mensen – ook cliënten binnen de GGZ – zo veel mogelijk hun eigen leven willen inrichten. Hierdoor ontstaat een diversiteit aan ondersteuningsbehoeften om zo de regie over eigen leven te kunnen behouden. Wanneer een groter beroep op de gezondheidszorg samengaat met verwachte tekorten op de arbeidsmarkt en bezuinigingen vanuit de overheid, leidt dat ertoe dat wij ons werk nog beter en nog efficiënter moeten doen. Het betekent dat we kiezen welke zorg tot onze verantwoordelijkheid behoort en welke zorg beter door anderen verleend kan worden. De mogelijkheden die de cliënt zelf heeft, verliezen we daarbij niet uit het oog. Samenwerken met andere zorgverleners en afstemming met andere partijen zoals zorgkantoor, zorgverzekeraars en gemeente leiden tot een gezamenlijke agenda zodat de beschikbare middelen zo doelmatig mogelijk ingezet worden. 2. Missie en strategische hoofdlijnen De missie van de Reinier van Arkel groep luidt: De Reinier van Arkel groep is een aanbieder van gespecialiseerde zorg en diensten op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg en daaraan gerelateerde zorgvormen. Daarbij zijn de dialoog met de cliënt en
58
zijn omgeving en onze professionele standaarden de basis voor kwalitatief hoogwaardig handelen. De uitgangspunten voor onze zorg zijn: Ieder mens is uniek en in zichzelf van waarde. We kijken naar de hele mens: lichaam, geest, sociale omgeving en levensloop. Vanuit dit uitgangspunt krijgen we oog voor de unieke hulpbronnen die iemand zelf en in zijn omgeving heeft. De zorg die wij bieden is gebaseerd op de autonomie van mensen en op hun eigen verantwoordelijkheid voor het onderhouden van hun gezondheid, herstel bij ziekte en behoud van kwaliteit van leven bij chronische aandoeningen. We richten ons op het versterken van eigen kracht bij mensen met meervoudige en complexe problematiek. Werk, activiteiten en sociale contacten dragen in onze opvatting bij aan het herstel van mensen. We behandelen en begeleiden mensen daarom bij voorkeur in hun eigen omgeving en proberen klinische opnames zoveel als mogelijk te voorkomen. Van zorgverleners vraagt dit dat zij zich richten op het zo goed mogelijk toerusten van onze cliënten zodat zij hun leven kunnen vormgeven zoals zij dat zelf willen. Concreet betekent dit het volgende: • In een zo kort mogelijk tijdsbestek moet duidelijk zijn wat de hulpvraag is van degene die een beroep op ons doet en welke benadering daar het beste bij aansluit. • Behandelingen zijn gebaseerd op zorgprogramma’s. Zorgpaden zijn helder gedefinieerd: wat niet in een zorgpad is opgenomen doen we in beginsel niet, maar daar waar het echt nodig is, kan het. Wij geven helder aan wat cliënten van ons mogen verwachten: wanneer begint en eindigt een zorgpad en welke effecten mag de cliënt van de behandeling verwachten. Routine Outcome Monitoring (ROM) geeft inzicht in de effecten van die behandelingen. De resultaten van de behandeling worden met de cliënt besproken. Behandelaren zijn vaardig op het gebied van het interpreteren van ROMgegevens en het communiceren met de cliënt hierover. • Onze doelgroep bestaat uit mensen met ernstige, complexe psychische of psychiatrische problematiek. Behandeling zal in veel gevallen gericht zijn op genezing, maar kan ook gericht zijn op herstel en een zo goed mogelijk functioneren in de maatschappij. Behandeling van enkelvoudige stoornissen laten wij aan de eerste lijn over. Samen met andere partijen die ook bij de cliënt betrokken zijn, richten we ons ook op life style en (terugval)preventie. Wij beschouwen preventie vooral als een gericht onderdeel van onze werkwijze met als doel het tijdig signaleren van mogelijke risico’s bij individuele cliënten en specifieke risicogroepen en het adequaat daarop reageren. Wij vinden dat aandacht voor gezondheid en life style de kans op een succesvolle behandeling groter en het risico op terugval kleiner maakt. Deze benadering van preventie raakt ook aan het thema autonomie en verantwoordelijkheid van de cliënt voor zijn eigen gezondheid en levensstijl. Behandeling krijgt hierdoor een duurzaam karakter. Daar waar wij de eerste lijn kunnen versterken met onze specifieke kennis en ervaring, doen wij dat. Wij willen partij zijn in de ontwikkeling van de zogenaamde Basis-GGZ en richten daartoe een eerstelijnsvoorziening in.
•B innen de Reinier van Arkel groep kennen we een aantal specialismen waarvan twee bijzondere aandacht krijgen: traumabehandeling en de behandeling van adolescenten. Met betrekking tot deze twee specialismen wordt wetenschappelijk onderzoek gepleegd. 3. Samenwerking Omdat we naar de mens als geheel kijken ligt het voor de hand dat we nadrukkelijk zoeken naar effectieve manieren van samenwerken met onze partners: collega-zorgaanbieders, algemeen maat schappelijk werk, verslavingszorg, gemeenten, provincie, jeugdhulpverlening, onderwijsorganisaties, bedrijfsleven, woningcorporaties, thuiszorg en welzijnsorganisaties. 4. Cliënten en familie Wij benaderen cliënten met respect voor hun autonomie en met een beroep op hun eigen verantwoordelijkheid. De wensen van cliënten en openheid en eerlijkheid over datgene wat wij hen te bieden hebben, zijn leidraad in de communicatie tussen cliënt en behandelaar. Zorgprogramma’s en zorgpaden zijn helder omschreven. Begin en einde van behandeltrajecten zijn duidelijk gedefinieerd. Effecten van behandeling worden goed en helder aan de cliënt overgebracht. Ook de naaste omgeving van cliënten is van groot belang. Vaak vormen familieleden en andere naasten een belangrijke schakel in de behandeling. In de komende jaren is de familieraad gesprekspartner voor de Raad van Bestuur met betrekking tot onderwerpen die de zorg en de specifieke positie van familie en naasten betreffen. 5. Medewerkers, organisatie, kwaliteit en veiligheid Medewerkers Medewerkers zijn het talent en het kapitaal van de organisatie. Dat willen we behouden en laten groeien door vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid ruimte te creëren voor professionele en persoonlijke ontwikkeling. Tegelijkertijd hebben we te maken met krimpende budgetten. Dit betekent dat we in ons personeelsbeleid scherp blijven op de noodzakelijke formatie, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin. Toekomstgerichte formatieplaatsenplannen en functiedifferentiatie zijn de instrumenten die hierbij gehanteerd worden. Medewerkers kennen een grote mate van autonomie en nemen verantwoordelijkheid voor hun handelen. Ze leggen verantwoording af in een cultuur waar vertrouwen het uitgangspunt is, maar die wel in gedragsregels is ingebed: de Trust Rules. Ze beschikken naast hun professionele competenties over een breed scala aan vaardigheden: qua communicatie in het aangaan van een werkelijke dialoog; qua behandelen in het matchen en afronden; qua ondernemen in het verkennen van duurzame oplossingen en nieuwe hulpbronnen; qua samenwerken in het inschakelen of ondersteunen van andere disciplines en betrokkenen.
Het concept van het Nieuwe Werken krijgt in de komende jaren nader invulling waarbij HRM-beleid, ICT-ontwikkelingen en de visie op vastgoed elkaar zullen versterken. In het kader van het goed opleiden van medewerkers wordt het Leerhuis verder ontwikkeld. Organisatie De manier waarop wij zorg verlenen heeft invloed op zorgprocessen en op onze visie op innovatie. • toegankelijkheid, bereikbaarheid en logistieke processen zullen verder verbeterd worden. Grote deskundigheid wordt ingezet bij intake zodat snel duidelijk is waar iemand zorg moet ontvangen en welke zorg dat moet zijn. •W e gaan meer gebruik maken van de mogelijkheden die ICT biedt om de dienstverlening aan cliënten te verbeteren; •W e hebben een ambitieus meerjarenbeleidsplan informatisering op grond waarvan we e-health en domotica bij de behandeling en begeleiding van cliënten gaan uitbreiden. De voorgenomen ontwikkelingen op ICT-gebied zullen voor medewerkers het nieuwe werken verder faciliteren. •R OM wordt gebruikt als sturingsinstrument; de informatie die op grond van ROM verzameld wordt, wordt geïntegreerd in de behandeling. Geaggregeerde gegevens worden gebruikt om behandelprocessen te verbeteren. Kwaliteit en veiligheid Als gecertificeerde organisatie blijft aandacht voor kwaliteit van essentieel belang. Die kwaliteit betreft zowel de inhoud van de zorg als ook de ondersteunende processen. Het veiligheidsmanagementsysteem krijgt in de komende jaren steeds beter vorm en inhoud waardoor het aspect veiligheid een niet weg te denken onderdeel van ons denken en handelen wordt. 6. Financiën In de komende jaren zal er meer zorg verleend moeten worden met minder middelen. Op grond hiervan maken wij duidelijke keuzes met betrekking tot de zorg die wij willen bieden en met betrekking tot de middelen die bestemd worden om het primaire proces te ondersteunen. Beslissingen met betrekking tot onroerend goed zijn in lijn met het reeds ingezette vastgoedbeleid: een reductie van 15 à 20% van het aantal m2, het optimaal benutten van bestaande gebouwen en het maken van keuzes ten aanzien van het scheiden van wonen en zorg. Ondanks krimpende budgetten zal ook in de komende jaren geïnvesteerd worden in innovatie en scholing vanuit de overtuiging dat deze factoren belangrijke voorwaarden zijn om, nu en in de toekomst, goede zorg aan onze cliënten te kunnen blijven leveren.
59
Reinier van Arkel groep Postbus 70058 5201 DZ ‘s-Hertogenbosch Telefoon: (073) 658 51 11 E-mail:
[email protected] www.reiniervanarkelgroep.nl