Lessuggesties bij de Boekenweek 2010 / Lessuggestie 3 van 4
Roeien, vriendschap en het vinden van geluk N.a.v. Over het water van H.M. van den Brink.
Meest geschikt voor 5 havo/vwo of 6 vwo
Eén van de beroemdste boeken uit de wereldliteratuur, A la recherche du temps perdu van Marcel Proust, zou je kunnen omschrijven als een lange herinnering. Een hele lange herinnering, want het boek bestaat uit zeven delen en meer dan 3000 pagina’s. Volgens de verteller kwamen al die herinneringen naar boven door het eten van een enkel koekje, een zogenaamde Madeleine. Dat was, begin twintigste eeuw, goed opgemerkt door Proust. Modern hersenonderzoek toont aan dat van alle zintuigen de smaak en de geur het hevigst met herinneringen verbonden zijn. Daarnaast is inmiddels bewezen dat een herinnering in onze hersenen iedere keer als we hem oproepen opnieuw wordt opgebouwd in nieuwe hersencellen. Er is dus geen biologische ‘kluis’ waarin herinneringen worden opgeslagen. Een herinnering is dus niet te vertrouwen. Niemand reproduceert herinneringen volkomen authentiek. Altijd veranderen er dingen, of komen er dingen bij. Hoe vaker je een gebeurtenis vertelt, hoe minder hij nog te maken heeft met datgene wat er oorspronkelijk gebeurd is. Daarom is het beschrijven van herinneringen in verhalen een hachelijke onderneming voor wie de pretentie heeft een precieze beschrijving van een gebeurtenis te geven. Gelukkig is het precies weergeven van wat er historisch gezien is gebeurd ook niet een hoofddoel van literaire teksten. Ook dat had Proust door: zijn meesterwerk werd vooral beroemd door hoe hij zijn herinneringen beschreef, in een heel bijzondere stijl. En of het nou door Proust komt of niet: vele auteurs na hem schreven boeken vol met jeugdherinneringen. Het boek ‘Over het water’ van H.M. van den Brink, het boek dat deze les centraal staat, is daarvan een voorbeeld. Het boek sluit zo aan bij thema van de Boekenweek 2010: opgroeien in de letteren.
Dat er zoveel herinneringsliteratuur over de puberteit bestaat, komt waarschijnlijk doordat auteurs vaak op zoek zijn naar wat hen oorspronkelijk dreef, wat de bron is van de manier van leven die een volwassene leeft. Natuurlijk hoeft dit niet per se op het leven van een auteur zelf te slaan. Al het gezoek naar hoe het in hun jeugd precies is gegaan, heeft te maken met het geloof dat in de korte jaren van de puberteit de pure basis ligt van wat ze als volwassen mens zijn geworden. Daarbij speelt ook vaak de overtuiging een rol dat je met volwassen worden iets van de puurheid, van de essentie van wat je als kind wilt en wenst, verliest en vergeet. Zo ook de hoofdpersoon Anton in ‘Over het water’. Het is 1944. Anton blikt als zeventienjarige terug op een zomer in 1939, de gelukkigste tijd in zijn leven. Tijdens deze zomer was Anton met niets anders bezig dan de roeisport. Aanleiding
voor deze terugblik is het slopen van de sociëteit waarin zijn roeivereniging gevestigd was. Van den Brink beschrijft de wedstrijden die Anton samen met zijn vriend David roeit zo beeldend op, dat het soms lijkt of je bij hen in de boot bent gestapt. Een voorbeeld: ‘Dit keer hadden we de binnenbocht geloot, zodat we moesten starten terwijl de tegenstanders enkele meters voor ons lagen. Ik had me voorgenomen om ze nog voor de aanvang van de bocht te hebben ingelopen. Dan zou ik ze al zien op het moment dat ons voordeel begon. Maar in de eerste honderd meter leek het er niet op dat dat zou lukken. Mijn trage reactie had ik in paniek laten volgen door een jachtige voortzetting, de wieltjes onder mijn bank vlogen naar voren zodat ik nauwelijks de tijd had om rug en schouders op de haal voor
1
te bereiden. David, die nooit commentaar gaf, snauwde nu nijdig: “Rust, verdomme. Kop erbij!” Ik voelde schaamte door me heen golven. Als zelfs David het vertrouwen in me verloor, hoe moest ik mijn armen en mijn benen dan naar me laten luisteren? Met de moed der wanhoop herstelde ik me, en toen David even later “Ja, zo door” riep, kwam het gevoel van die ochtend weer een beetje terug. Bij het ingaan van de bocht, eigenlijk meer een kromming, zag ik rechts naast me eerst het roertje, snel daarna het taf en toen de slagroeier van een van de andere ploegen opdoemen, een dikke jongen met een knalrood hoofd, die ook opzij keek, met een kwaaie blik. Misschien was de voorwedstrijd toch geen vergissing geweest. Meteen daarna passeerden we de tweede ploeg en op het laatste rechte stuk, waar de dekschuiten langs de kant lagen en de tribune was geïmproviseerd, klonk gejuich en applaus toen we op de finish afstevenden. “En nu mooi varen,” zei David tussen twee ademstoten door. Ik probeerde uit te lengen. Met iedere haal vergrootten we de afstand tot de andere twee boten. Het applaus en gejuich nam in volume toe tot het ons helemaal omringde. Een claxonsignaal markeerde de finish. “Gefeliciteerd,” hijgde David.’ (p.92) Voor Anton is het roeien met David veel meer dan alleen een manier om aan zijn conditie te werken. In deze lessen ga je daarom onderzoeken waarom Anton juist is gaan roeien, wie hij daarvoor nodig heeft en wat het hem uiteindelijk heeft opgeleverd. Op de site www.leesmij.nu/leeswater vind je een filmpje dat naar aanleiding van ‘Over het water’ werd gemaakt. Om nog meer in de sfeer van dit boek te komen is het goed dit filmpje te bekijken.
Ouders
Volwassenen, je kunt er in de puberteit niet zonder. Al zou je het misschien wel willen. Van een speciaal soort volwassenen nemen pubers meestal wat meer afstand. Dat zijn de eigen ouders. Voor Anton lijkt het op zijn zachtst gezegd wat noodzakelijker dan voor de meeste jongeren om afstand te nemen van zijn ouders. Hij ervaart zijn ouderlijk huis als verstikkend. Hieronder een aantal passages waaruit dat blijkt. ‘Ik heb mijn vader nooit veracht om wie hij was, ik weet zelfs zeker dat ik van hem heb gehouden. Eerst omdat er een tijd, een korte tijd is geweest dat hij mij wel degelijk op kon tillen en op zijn schouders mee naar buiten heeft kunnen nemen en later omdat ik zag dat hij voor zichzelf al zoveel moed moest opbrengen om zichzelf daarbuiten overeind te houden dat er werkelijk niets overschoot voor kind en vrouw. Ik begreep al jong dat ik op mijzelf aangewezen was. Ik ben er een stille, in zichzelf gekeerde jongen door geworden, die zijn eigen spelletjes bedacht tussen de meubels en de kleden van de etagewoning en alleen kon winnen en verliezen van zichzelf.’ (p.14-15) ‘Ik weet niet hoe mijn vader het ondergaat, dat de hele wereld
nu tot stilstand lijkt gekomen. Stilstand bevalt hem in het algemeen, maar een verstoring van de normale gang van zaken niet.’ (p.21) ‘Na de eerste kennismaking met de rivier en roeiers had het me permanent en onweerstaanbaar naar het water getrokken. Eerst vooral in gedachten, want als klein kind verliet ik alleen het huis op zondag en ook al passeerden we af en toe de rivier, waarbij ik hals en hoofd verdraaide om geen ogenblik van zijn glinstering te missen, ik kan mij niet herinneren dat hij ooit weer het doel van een van onze uitstapjes geweest is. Als we al op stap gingen, dan was de bestemming bijna altijd een woning als de onze, met even kleine ramen en kleurloos meubilair, zodat de wereld buiten en binnen als je niet beter wist een exacte kopie vormden van elkaar waaruit je met geen mogelijkheid kon ontsnappen.’ (p.24)
Vragen
1. Geef in eigen woorden aan wat de kenmerken zijn van Antons thuissituatie. 2. Wat voor beeld krijg je van de vader als je bovenstaande fragmenten leest? Wat is het voornaamste verschil tussen zijn levenshouding en wat Anton wil in het leven? 3. Wat is de belangrijkste eigenschap die een vader moet hebben volgens Anton? 4. Waarom zou juist de rivier op Anton zo’n aantrekkingskracht uitoefenen? Anders gezegd: leg uit hoe Van den Brink de rivier als metafoor gebruikt in ‘Over het water’. Gebruik de informatie die je tot nu toe van het boek hebt.
Trainer
Ook andere volwassenen dan de ouders kunnen tijdens de puberteit een belangrijke rol spelen. Sommigen heb je nodig voor een gezonde ontwikkeling; volwassenen die je iets leren wat je zonder hen nog niet zou weten of kunnen. De roeitrainer Doktor Schneiderhahn is voor Anton zo’n belangrijke figuur. De Doktor selecteert hem uit een grote groep jongens om samen met David in training te gaan. Schneiderhahn herkent talent in Anton. In de onderstaande scène geeft Anton een goed beeld van deze man als leermeester. De scène speelt zich af na een roeitraining van David en Anton. ‘Ja, op de een of andere manier werd het ons die middag duidelijk dat Schneiderhahn geen trainer was geworden om zich te ontspannen, om dagelijks nog wat gezonde buitenlucht op te snuiven toen hij te oud was geworden om zelf nog het water op te gaan, als hij dat - en daar twijfelde ik eerlijk gezegd aan - vroeger al ooit had gedaan. Hij was een gedrevene, van
2
onze prestaties hing voor hem veel af. Maar wat dat was, werd me niet duidelijk en tot op de dag van vandaag kan ik het alleen vermoeden. Schneiderhahn was geen man van verantwoordingen en toelichtingen, het feit alleen al dat hij zich zo intens met ons bezighield, dat hij, die overduidelijk door zoveel besognes gekweld werd, ons belangrijk genoeg vond, dat de schema’s op tafel papieren vol betekenisloze cijfers zouden blijven, als wij niet meewerkten - dat alles maakte dat we niet anders konden dan ons onderwerpen aan zijn gezag. En daar rekende hij op.’ (p.69)
Vragen
5. Beschrijf in eigen woorden waarom Anton deze Schneiderhahn zo’n goede trainer vindt. 6. Waarom dwingt de vader geen gezag bij Anton af en Schneiderhahn wel, volgens jou? 7. Welke kwaliteiten moet een goede leermeester hebben, vind jij?
Vriendschap
Niet alleen volwassenen zijn belangrijk in een puberleven. De puberteit is ook een periode waarin de omgang met leeftijdgenoten een centrale plaats in ieders bestaan krijgt. Hoe je naar anderen kijkt, en vooral ook de vraag hoe anderen naar jou kijken, wordt belangrijker dan ooit. Het is voor Anton niet anders. Voor Anton is David een zeer bijzondere jongen. Hieronder een aantal fragmenten waarin hij hem beschrijft. ‘Waarom was ik zo anders dan het jaar ervoor? (…) Ik was door David van mijzelf gaan houden.’ ‘Als er nog iets anders was dan puur geluk dat me op avonden de stad invoerde, dan was het misschien de onzekerheid over de bestendigheid ervan. De mogelijkheid dat David weg zou gaan bleef me bezighouden.’ De zwarte krullen die over zijn voorhoofd en langs zijn oren naar beneden hingen en waar het water zich een weg doorheen kronkelde. Zijn wenkbrauwen, zijn brede voorhoofd en zijn zware kin, de dikke, beweeglijke lippen. Zijn trotse neus met aan weerszijden de ogen die altijd ironisch keken (…) David was, dacht ik, precies zoals David moest zijn. Op een andere manier kon je het niet zeggen. Alles aan hem had ik ook willen hebben.’ ‘We waren niet alleen een machine die zijn kracht probeerde op te voeren. Er was ook nog een schip in balans en op koers te houden en het schip vaart zijn leven, ook dat waren wij. Ik voelde David soms in mijn eigen armen beven. Ik zette me niet alleen tegen het water en de wind af, maar ook tegen hem. Het zou me niet gebeuren dat hij harder en langer doorroeide dan ik. (…) Ik deed het voor David en om mezelf niet voor hem te hoeven schamen. Waren we dan nog niet gelijkwaardig? Nee. In niets leken we op elkaar, in alles leek hij de meerdere.’
Vragen
8 a. Geef aan waarom David zo belangrijk is voor Anton. Noem minstens twee punten. b. Is de beschrijving van David door Anton betrouwbaar? Leg uit waarom wel/niet. 9. De vriendschap tussen David en Anton is niet gelijkwaardig. Beschrijf een drietal aspecten waaruit die ongelijkwaardigheid blijkt gezien de uitspraken in bovenstaande fragmenten. 10. Geef je oordeel over deze vriendschap tussen Anton en David. Hoe kan deze vriendschap Anton verder brengen in zijn ontwikkeling? Je mag hierbij ook gegevens uit eerder gelezen fragmenten in je antwoord betrekken. Denk aan de thuissituatie van Anton bijvoorbeeld.
Geluk
In boeken waarin de puberteit centraal staat, is het bijna altijd een thema: geluk. Personages zijn bezig met vinden van hun geluk of zijn enorm ongelukkig. Ook voor Anton is het vinden van geluk een onderwerp. In ‘Over het water’ wordt er expliciet over gesproken. Geluk vinden in het leven, het is een thema van deze novelle. Maar wat is dat ‘geluk’ in dit verhaal? Hoe komt ‘geluk’ voor in ‘Over het water’? Anton zegt er bijvoorbeeld het volgende over: ‘Geluk? Daarover hoor je niet te spreken. Een woord te veel en het is al lachwekkend. Twee woorden en het is verdwenen, weg. En toch voelt het niet breekbaar aan, het geluk van deze zomer. Het is van vlees en spieren, van zon en hout, van water en steen. Je kunt het vastpakken en er je hoofd op leggen. Ik houd het uren in mijn hand en het gaat niet weg.’ (p.10) Ook in een gesprek tussen David en Schneiderhahn in de aanloop naar een roeiwedstrijd wordt het begrip ‘geluk’ besproken. “Planning is de grondslag voor iedere mechanisch verlopende beweging,” doceerde hij. “Succes is te plannen.” “Maar geluk toch niet” wierp David tegen. “Je weet niet hoe sterk de tegenstanders zijn.” “Je kunt zoveel mogelijk factoren die het geluk belemmeren elimineren. Wat er dan overblijft is in ieder geval iets wat zich niet tegen geluk verzet.”
Vragen
11. Geef in eigen woorden een definitie van het geluk dat Anton ervaart. Vervang de poëtische taal door een meer zakelijkere toon. Iedereen moet zich kunnen voorstellen wat Antons geluk inhoudt.
3
12. Geef aan wat het verschil is tussen het geluk dat in het eerste fragment wordt besproken en het geluk uit het tweede fragment. 13. Kom nu tot een eigen definitie van ‘geluk’. Je mag deze in dezelfde poëtische taal als Anton schrijven, maar je mag ook een zo helder mogelijke definitie schrijven. Onderstaand fragment beschrijft een gedeelte van de laatste en belangrijkste roeiwedstrijd van het seizoen. Het citaat begint op een moment in de wedstrijd dat Anton en David achterliggen. Ze passen dan een roeitechniek toe die alleen in uiterste nood volgens Schneiderhahn gebruikt mag worden: de dubbele sprint. ‘De dubbele sprint is iets anders dan de eindsprint. Die is altijd maximaal, maar ook volgens de regels; het tempo gaat met de kracht mee omhoog. In een dubbele sprint worden alle regels terzijde geschoven. Ze zijn opgeheven, hij vindt plaats in niemandsland. Alleen het tempo telt, alleen daaraan mag je denken, dat voel je, in de hoop dat het lichaam meewerkt, uit zijn geheugen de kracht haalt die het eigenlijk niet meer heeft zichzelf vergeet in plaats van in te storten, als een bouwwerk waar een paal onderuit wordt getrokken. “Als het goed gaat, dan blijft het bouwwerk staan, dan gebeurt er een wonder. Maar het belangrijkste dat jullie over de dubbele sprint moeten weten is dit: doe hem niet. Heb hem niet nodig.” Ik keek weer opzij en zag de eerste vlaggenmast. “Dubbel” zei David. Elf halen. Ik schoot naar voren en smeet mijn schouders en mijn armen over mijn knieën en zette in, haalde door, merkte niet eens dat water mijn blad weer verliet, schoot als een katapult weer achter mijn handen aan naar voren - en David volgde. Ik weet niet of we sneller gingen maar ik weet dat het sneller voelde: de beweging waarin we belandden, die we zelf veroorzaakten voelde als de pure snelheid zelf. Tien. Negen. Het gejuich van de tribunes zwol aan tot een tunnel van geluid waarin we werden meegezogen en waarin de ene klank niet meer van de andere te onderscheiden was. Acht. Zeven. Ook beelden vloeiden in elkaar over, de vlaggen, de mensen, de spaken in een voorzitterswagen, worden strepen en flitsen, niet meer te onderscheiden geluid. Zes vijf. In dat laatste stadium is het ieder voor zich, ben je eenzaam. De tegenstanders zijn al verdwenen. Nu David nog. Vier. Drie. En ikzelf. Twee. Van de verhalen die David me heeft verteld is ook het raadsel van Achilles en de schildpad, van de pijl die op zijn doel afgaat, me bijgebleven. Achilles kan niet van de schildpad winnen en de pijl treft nooit de roos, hoe snel hij ook gaat, omdat hij steeds de helft, steeds de kleinere helft van de afstand die hem nog rest moet overbruggen. Beweegt hij of staat hij stil? Zo voelden de laatste halen voor de finish; alsof de laatste haal nooit zou komen. Alsof er geen verschil meer was tussen geluid en stilte, licht en donker, beweging en
stilstand, pijn en verlossing, alsof we kampioen waren geweest en het nog moesten worden. Op de top van de golf veranderde het water in ijs. (…) Ik doe mijn ogen open, kijk omhoog en zie David achter me staan. Zijn stevige benen met de dichte zwarte haren. Ik hoor zijn stem. Hij wil me overeind helpen. Maar ik sta zelf op. Dan lopen we samen in de richting van het gebouw, de trap staat er weer, en hij legt een arm om mijn schouder. De zon schijnt of hij nooit meer op zal houden. We zijn kampioen geworden zonder dat we gewonnen hebben.’
Vragen
14. In de inleiding van deze lessuggestie (pag.1) stond ook een beschrijving van een roeiwedstrijd. Dat was een van de eerste wedstrijden die Anton en David samen roeiden. Noem een aantal verschillen tussen de beschrijving van de eerste roeiwedstrijd en deze laatste en belangrijkste roeiwedstrijd. 15. De passage ‘Twee. Van de verhalen die … het water in ijs.’ is op te vatten als een beschrijving van moment waarin geluk zich voordoet. Vat in eigen woorden samen hoe zo’n geluksmoment er dus uitziet volgens Anton. Gebruik niet meer dan 25 woorden. Herken je zelf een dergelijk geluksmoment? Zo ja, geef een voorbeeld. 16. Anton spreekt in ‘Over het water’ steeds over zijn gelukkigste zomer ooit. Het verslag van deze laatste roeiwedstrijd, hij staat ook op de laatste pagina’s van het boek, kan dan ook als zijn ultieme gelukservaring worden gezien. Leg dit uit. Betrek in je antwoord het zinnetje ‘We zijn kampioen geworden zonder dat we gewonnen hebben.’.
Schrijfopdracht
17. Schrijf een geluksadvies aan Anton. Wat moet Anton volhouden in de rest van zijn leven om gelukkig te blijven? Probeer ook aan te geven wat mogelijke gevaren voor hem kunnen zijn om ongelukkig te worden. Zorg dat Anton aan het eind van jouw advies zin krijgt om zijn leven verder in te gaan.
4
Antwoorden 1. Een nogal saaie en kleurloze wereld, waarin alles altijd hetzelfde gaat. 2. Een (1) onzekere (2) bange man die het leven aan kan door (3) steeds hetzelfde te doen. Anton wil juist meer avontuur in het leven. 3. Hij moet zijn kinderen ondersteunen en ze niet alleen laten staan. 4. De rivier is in tegenstelling tot het leven bij Anton thuis in beweging. Hij stroomt langs de stad de wereld in. De rivier is voortdurend in verandering. Een volkomen tegenstelling met Antons leven. 5. Schneiderhahn heeft met David en Anton een gemeenschappelijk doel. Hij werkt werkelijk samen met de jongens om dit doel te bereiken. David en Anton vindt hij belangrijk. Hij laat merken hen bijzonder te vinden. 6. Uit de omschrijving blijkt dat de vader geen enkele steun kan bieden aan Anton. Uit niets blijkt dat deze man Anton bijzonder of belangrijk vindt. Bij Schneiderhahn is dit wel het geval. Aardig is het dat wanneer je het hele verhaal van ‘Over het water’ kent zowel de vader, een kantoorklerk, als Schneiderhahn hun leven in dienst van cijfers en regels stellen. Een mooie spiegeling in dit verhaal. 7. Eigen mening. 8 a. David is voor Anton belangrijk omdat (1) hij door David van zichzelf is gaan houden, (2) hij een voorbeeld krijgt voor wat hij wil zijn in het leven. b. A nton is zo vervuld van David, dat dit nauwelijks een objectieve beschrijving kan zijn. 9. Anton vindt (1) David helemaal perfect en wil hem zijn.(2) Ook vindt Anton David in alles de meerdere. Tot slot is Anton (3) voortdurend bang dat David zal verdwijnen.
10. Eigen mening. 11. Eigen mening. 12. Geluk in het eerste fragment heeft meer te maken met een heel tastbaar gevoel dat je krijgt als je in beweging bent, als je aan het roeien bent in dit geval. De tweede vorm van geluk is te omschrijven als ‘mazzel’, als een positief toeval, het omgekeerde van het hebben van pech. 13. Eigen mening. 14. (1) Er wordt veel meer gesproken tussen Anton en David. David geeft Anton zelfs kwaad aanwijzingen. Dat zie je in deze laatste wedstrijd helemaal niet meer. Anton heeft aan een woord genoeg (‘Dubbel’), (2) in de eerste wedstrijd is Anton zich nog zeer bewust van zijn omgeving. Dat is bij deze laatste race veel minder. Hij durft volledig in het roeien op te gaan. (3) De eerste wedstrijd wordt gewonnen, de tweede niet en dat lijkt ook totaal niet belangrijk. Het roeien zelf is het hoogst haalbare. 15 a. Het is een moment waarin de tijd lijkt stil te staan. Het leven gaat vanzelf en speelt zich haast buiten het normale bewustzijn af. Een mens gaat op in zijn omgeving. b. Eigen mening. 16. Het is een zomer waarin alles klopt en waarin alles verandert voor Anton. Hij ervaart vriendschap. Hij ervaart hoe het is om gewaardeerd te worden. Hij weet hoe het is om iets te kunnen, je grenzen te verleggen (zowel geestelijk als lichamelijk). 17. Eigen mening.
Colofon
Een uitgave van Stichting Lezen, Oxford House, Nieuwezijds Voorburgwal 328 G, 1012 RW Amsterdam Coördinatie en productie: Stichting Lezen i.s.m. Stichting CPNB Tekst: Twan Robben Januari 2009 Kijk ook op www.boekenweek.nl en www.lezen.nl
5