DE KOPEREN VLINDER Een stuk in drie delen van William Golding Versie 24 oktober 2001 - vertaling Ellen Wesselingh
KARAKTERS MAMILLIUS KAPITEIN (VAN DE WACHT) POSTUMUS KEIZER PHANOCLES EUPHROSYNE SERGEANT BEDIENDEN, ETC.
AKTE I Scene I. De villa van de KEIZER op het eiland Capri. Alles is groots maar bijzonder smaakvol uitgevoerd. Misschien zelfs wel iets té smaakvol--dat geldt in ieder geval voor de buste van een brutaal kijkende jongeman, midden achterin, die opvalt als enig teken van een buitenwereld waar het leven menens, echt en bloederig is. De buste staat onder een uitzicht naar de hemel. Toegangen: Rechts, naar de diepten van de villa. Links, naar buiten. De architect heeft slim aan de binnenzijde gesuggereerd welk een luisterrijke voordeur het zomerhuisje van de KEIZER heeft. Helder zonlicht. Tijd: Namiddag ergens in de derde eeuw A.D. Niets of niemand maakt het specifieker. Het is een generieke plaats, met uitzondering van de buste. MAMILLIUS, een man of nog een jongen?--ligt op zijn buik op een bank rechts van het Midden. Hij worstelt met een literaire compositie. MAMILLIUS:
OFFICIER:
MAMILLIUS:
"Blindeer de vijf heldere ramen in mijn geest, Mijn ziel ligt stijf uitgestrekt in haar bed. Beken het lichaam in haar. Haal neer dat beest--" Haal neer dat beest... (Ziet de buste--Springt op, gooit er een cape overheen en keert terug naar zijn bank.) "Beken het lichaam in haar. Haal neer dat beest." Haal neer--haal neer dat beest-(Pauzeert. Dan komt de inspiratie.) "Hoe lang--" (OFFICIER VAN DE WACHT is hoorbaar op de achtergrond.) Halt. In lijn. Linkse draai. Naar rechts--richten! Wacht en gewapende manschappen--zet af--de speer! Op de plaats--rust! (KAPITEIN VAN DE WACHT komt links op. Stopt. Trekt zijn zwaard. Blijft in rusthouding staan. MAMILLIUS doet alsof hij alleen is, maar elke keer als hij zich richting deur beweegt springt de KAPITEIN in de houding en ontspant pas weer als hij zich wegdraait. Zeg mij, Kapitein, moeten we dit onzinnige spelletje blijven spelen? pagina 1 van 43
KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN:
MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN:
MAMILLIUS: KAPITEIN:
POSTUMUS: KAPITEIN: POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS:
Spelletje, heer? De manier waarop je je voeten beweegt. Het is geen spelletje, heer. Regels. En zonder die regels zou het keizerrijk wankelen. Zeker, heer. Dat zou pas opwindend zijn. Zeker, heer. Ik ben een nieuweling op het keizerlijk toneel, Kapitein. Vertel eens, spring je ook zo op en neer als mijn grootvader in de buurt is? O nee, heer. Wij moeten altijd paraat staan als de Keizer in zicht komt. En als Generaal Postumus--(kijkt naar het doek over de buste dat hij vergeten was en die hij nu achteloos verwijdert)--en als Generaal Postumus in zicht is? Neen, heer. Twintig passen voor Generaal Postumus--maar we maken het wat meer voor de Generaal, omdat hij discipline zo belangrijk vindt. Ik ben Keizer noch Generaal Postumus; je kunt je ontspannen voor zover dat stijve uniform het toelaat. Het spijt mij, heer. Dat zijn de regels. Afstand maakt hier geen verschil. "Indien aangesproken door een lid van de Keizerlijke Familie moeten officieren van de wacht in de houding staan totdat zij mogen inrukken of totdat het Keizerlijk Personage buiten redelijke twijfel aangeeft dat de officier in kwestie niet langer het onderwerp van aandacht is." Hoe dit mij verveelt! Hoe verveeld moet jij wel niet zijn! Neen, heer. Ik ben het gewend. Er is maar één Keizerlijke Familie. Ja, heer. Maar de regels zijn hetzelfde in de nabijheid van de vestaalse maagden en bij publieke executies. Dus ik ben een Keizerlijk Personage. Ja, heer. Maar net, heer. Maar net? Hoe dichtbij moet ik komen voordat je dat verschrikkelijke sprongetje maakt? Vijf schreden, heer. Omdat ik een bastaard ben? (geschokt) O nee, heer. U bent geen bastaard, heer. U bent de buitenechtelijke kleinzoon van de Keizer, heer. Zeg me, hoe ontslaat een Keizerlijk Personage een officier van zijn dienst? De Keizer doet het met één vinger, ongeveer zo, heer. Excuseer me heer, ik ben hier niet voor U. Ik heb de wacht opgeroepen omdat Generaal Postumus komt om de Keizer vaarwel te zeggen. U bent niet meer dan een ongeluk, heer. Een wat? Ehh--wat ik bedoelde was--nou ja--ik bedoelde zeker niet wat U waarschijnlijk dacht dat ik bedoelde. (Ziet Postumus naderen.) Excuseert U mij, heer. Wacht en manschappen met wapens! In de houding! Schouder de speren! (POSTUMUS KOMT OP.) (Tegen de Kapitein). Neem Uw positie met de wacht en op de plaats rust. Heer. (Brengt een saluut en verdwijnt. Stem van een afstand) Wacht. Houd uw wapens! Op de plaats rust! Stilte daar achterin. Heb jij hem dat laten doen? Als je het over de Kapitein hebt, die doet alles volgens het boekje, Postumus. Ik heb het niet over de Kapitein, jij jonge idioot. Die andere zaak. Iemand heeft ze laten pagina 2 van 43
MAMILLIUS: POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS: MAMILLIUS: KEIZER:
POSTUMUS: MAMILLIUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER:
POSTUMUS: KEIZER:
POSTUMUS: KEIZER: MAMILLIUS: POSTUMUS: KEIZER: MAMILLIUS: POSTUMUS: MAMILLIUS: KEIZER: POSTUMUS: MAMILLIUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER:
gaan. Heb jij dat gedaan? Ik ben te verveeld om ook maar iets te doen. Geef me een direkt antwoord! (Balt zijn vuist.) Heb je ze geholpen om te ontsnappen of niet? Laat me gaan! Laat me gaan! Ik zal terugkeren naar Sybaris. Ik zal klagen bij mijn grootvader. Ik waarschuw je, Postumus. Ik waarschuw je. Denk niet dat je hiermee weg komt, Mamillius. Ik weet hoe groot de invloed is die je op hem hebt-Een verheffende invloed. Grootvader! (KEIZER KOMT OP.) Aha, daar ben je, Postumus. Afscheid aan het nemen van Mamillius? Ik ben zo blij dat jullie het goed met elkaar kunnen vinden. Kom, zet jullie neder en drink een glas wijn met mij. Caesar--(Keizer stopt hem met een gebaar en wenkt de slaven om het vertrek te verlaten). Iemand gaf hen een boot. Wie was het? Heeft hij het gedaan? Ik heb geen boot. Nee, natuurlijk niet. Zou je er een willen hebben? Caesar! Hij begrijpt het niet, weet je. Mamillius, er is iets verschrikkelijks gebeurd. De rechtsstaat is getart. En ik ben voor gek gezet. Niks zou dat kunnen bewerkstelligen. Niks zal dat kunnen bereiken. Jij bent mijn Aangewezen Opvolger, Postumus. Leid je vloot naar Tripoli en breid het Keizerrijk uit. Ga en breng de zegen van de beschaving naar de Sahara. Dat zal ik doen, en ik hoop de keizerlijke opvolging waardig te zijn. Maar deze drie mannen--ik moet zeker zijn dat mijn werk hier klaar is. De Aangewezen Opvolger, Mamillius, doet Capri aan om de Keizer te eren, en heeft, ook al omdat de wind tegen zat, enige dagen besteed aan het onderzoeken van het Keizerlijk Huis om onbetrouwbare personen te vinden, waarvan hij er drie vond. De executies zouden hedenmiddag plaats vinden. Maar ze zijn ontsnapt. Wat is hun misdaad? Het waren Christenen. Postumus is zo ongeveer de enige die de goede oude Romeinse gebruiken bewaakt. Waarom zou hij denken dat ik er iets mee te maken had? Het Christendom is zo vreselijk vulgair. Ik geef niets om vulgariteiten. Mijn orders waren zodanig, dat alleen een lid van het Keizerlijk Huis ze van een boot had kunnen voorzien. Misschien hebben ze er een gestolen. Dat kan ik mij niet voorstellen, jij wel? En daarom concludeer ik---dat ik er een gegeven heb? (POSTUMUS staat op.) (intervenieert). Postumus, de jongen heeft zojuist gehoord van je Christenen. Waar is hij de laatste dagen geweest? In Arcadia met de Muze van de poëzie. Postumus, jij en ik weten zoveel meer dan hij. Wij leven in een andere wereld--de echte. Accepteer mijn geruststelling om de gedachte die in je hoofd spookt tot stilzwijgen te brengen. De jongen is een ambteloos persoon, en
pagina 3 van 43
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER:
POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: OFFICIER: KEIZER: OFFICIER: KEIZER: OFFICIER: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KAPITEIN: KEIZER:
zal dat blijven. Toch, Mamillius? Zeker, Grootvader. Hij geeft niet om publieke zaken--niet waar, Mamillius? Neen, Grootvader. Heb ik je ooit bedrogen, Postumus? Ja. Maar in zaken van belang? Misschien niet. Of indien U dat wel heeft gedaan, Caesar, dan heeft U dat zeer slim verborgen gehouden. Komkom, Postumus, je bent te intelligent om bedrogen te worden; dus je kunt mijn geruststellingen aanvaarden. (Pauze) (plots). Tegenwind of niet, ik moet vertrekken, anders blijft er niets van het seizoen over. Je gelooft me dus op mijn woord? Ik sta achter Uw belangen-Omdat het ook jouw belangen zijn. Laat de jongen Uw gezelschap zijn zolang hij onbelangrijk blijft. Zeker. En zoek uit wie die Christenen een boot gegeven heeft. Het onderzoek kan niet in betere handen zijn. Tot ziens, mijn Aangewezen Opvolger. Keer terug met de gebruikelijke lauweren aan je zwaard. Ik zal mijn best doen. Een laatste slok voor je gaat? Nee, nee. Tot ziens dan. Onze gedachten zijn bij jou en je dappere mannen. En onthoud, Postumus, ik zal je informeren over alles dat hier gebeurt. Ik zal mezelf wel geïnformeerd houden. Tot ziens, Caesar, voor het moment. (POSTUMUS AF.) Tot ziens! Tot ziens! (achtergrond). Wacht in de houding! Schouder de speren! Presenteer--speer! (FANFARE) Tot ziens! Tot ziens! De dood of de gladiolen! Maar bij voorkeur gladiolen, natuurlijk! (achtergrond). Schouder--de speren! Zet af de speer. Draai rechtsom--ingerukt mars! Dat was een aangrijpend moment, niet, Mamillius? Tot ziens! Tot ziens! (op afstand). Presenteer--speer! (FANFARE) Mijn zegen enzovoort. Tot ziens! Hoeveel vandaag? (Richt zijn aandacht op de verzoekschriften) Zie hem gaan, Mamillius. Het is een schitterend ritueel. Kijk hem, Mamillius. Mamillius! (chagrijnig). Caesar? Doe verslag van zijn vertrek, wil je? Je zou toch een of twee keer kunnen zwaaien. Probeer hartelijke droefnis en jongensachtige onstuimigheid te combineren. De Aangewezen Opvolger staat op het punt de kade op te gaan. (ver weg). Presenteer--speer! (FANFARE op afstand) Het is zwaar voor eenieder met enig muzikaal benul om diezelfde fanfare steeds weer te horen. Niet dat het Postumus wat uitmaakt, weet je. Zolang de instrumenten maar niet vals spelen en de maat houden, is hij gelukkig. pagina 4 van 43
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS:
KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS:
KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
De Aangewezen Opvolger staat op het punt aan boord te gaan. Waarom wuif je niet? Waarom zou ik? Weg jij, laat mij het maar doen. (KEIZER zwaait een laatste keer.) Daar. Dat zal het 'm wel doen. En nu deze verzoekschriften. Help je me daarmee? Ik heb er een paar bekeken. Ze vervelen me. Ze vervelen mij ook. Vergeet hem, Mamillius. Postumus zal voorlopig weg blijven. Ik zal me niet op mijn gemak voelen tot hij van het eiland af is. Daar. Eindelijk, hij zit in zijn boot. Die zal hem naar de vloot brengen. Hoe vredig is alles! Te vredig. Nu reeds? Laat eens denken, hoe kan ik je vermaken. (Hij steekt een vinger op. In de villa begint een EUNUCH te zingen. MAMILLIUS luistert een poosje.) Nee. (KEIZER stopt EUNUCH.) Zelfs Uw beroemde zingende eunuch is niet meer wat het was. (droogjes). Hij zou het met je eens zijn, Mamillius. Is er een keizerlijk recept om verveling te genezen? Miljoenen mensen zouden denken dat de kleinzoon van de keizer--zelfs al is hij van de koude kant--perfect gelukkig moet zijn. Ik ben door mijn bronnen van geluk heen. Een uur geleden had je zin om me te helpen met deze verzoekschriften. Dat was voordat ik ze gelezen had. Denkt de hele wereld dan aan niets anders dan attenties aftroggelen? Schrijf nog een paar van je prachtige verzen. Ik was bijzonder dol op je eierschaalgedichten. Ze spraken de fijnproever in mij aan. Ik heb ontdekt dat iemand al eerder op dat idee was gekomen. Ik zal niet meer op eierschalen schrijven. Probeer de andere Kunsten. Declamatie? Gastronomie? Je bent te verlegen voor de een en te jong voor de ander. Ik dacht dat U instemde met mijn belangstelling voor de kookkunst. Je praat, Mamillius, maar je begrijpt het niet. Gastronomie is niet een deugd van de jeugd maar de oproeping ervan. De Vader van zijn Land is graag ondoorgrondelijk. En ik verveel me nog steeds. Als je niet zo geweldig doorzichtig was dan zou ik sennathee voorschrijven. Ik ben vervelend gewoontjes. Een vrouw? (verontwaardigd). Ik mag hopen dat ik meer beschaving heb dan dat! (DE KEIZER barst uit in een schaterlach.) Ben ik zo grappig? Het spijt me. Mamillius, je bent zo wanhopig bij de tijd dat je je niet durft te amuseren uit angst dat men je ouderwets vindt. Het probleem is dat ik dat niet eens wil, Grootvader. Er is niets nieuws onder de zon. Alles is al eens uitgevonden, geschreven, alles is al eens gedaan. Heb je wel eens van China gehoord? pagina 5 van 43
MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS:
KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS:
Nee. Ik moet zo'n twintig jaar geleden voor het eerst van China gehoord hebben. Ik dacht dat het een eiland was, voorbij India. Het zou Postumus jaren kosten om er te komen met zijn vloot. Van tijd tot tijd druppelt er vreemde informatie binnen. Weet je, Mamillius, dat China een rijk is dat groter is dan het onze? Wat een onzin. In tegenspraak met zichzelf. Maar evengoed waar. Sterke verhalen. Ik probeer je te laten zien hoe groots en opwindend het leven is. Ontdekkingsreizen interesseren me niet. Blijf dan maar thuis en amuseer een eenzame oude man. Dank U dat U me toestaat Uw clown te zijn. Jongen, ga je bemoeien met een goed bloederig gevecht! Ik laat dat soort zaken liever over aan Uw officiële opvolger. Postumus is een ongevoelige ploert. Hij kan alle gevechten krijgen die hij wil. Overigens, een veldslag lijdt tot vervlakking en ik vind het leven al vlak genoeg. De Vader van zijn Land kan niets meer doen voor zijn kleinzoon. Ik ben het nietsdoen zat. Nu al? Ben ik zo dom geweest? Wees voorzichtig, Mamillius. Een voorwaarde van onze ongewone vriendschap is dat jij je vingers niet brandt. Ga door met nietsdoen. Ik wil dat je een lang leven hebt, zelfs al ga je uiteindelijk dood aan verveling. Wees niet te ambitieus. Ik heb geen honger naar macht. Zorg ervoor dat Postumus daarvan overtuigd blijft. Laat het uitzicht op Leiderschap aan hem. Hij houdt er wel van. Maar U zou willen dat-Nee. U zou willen dat-Stil jij! --dat ik de gouden rand van Uw purperen toga erf. Wat denk je wel niet? Heb je dan geen geschiedenis bestudeerd? Als zijn spionnen je horen dan zouden wij geen van beiden nog zes maanden te leven hebben. Zeg zoiets nooit meer hardop! Dat is een bevel! (Pauze) Luister. Ik luister. Niet naar mij. Hoor je niets? Ik hoor niets. Nee, toch wel. Een geluid als het kloppen van een hart. Het is inderdaad het kloppen van een hart, Mamillius--duizend harten. Ze kunnen de zeilen niet hijsen, maar Postumus heeft haast. Op elk schip is een trom aanwezig met een slaaf die het ritme aangeeft. Ze zijn veroordeeld tot het ritme van de trom zoals ik dagelijks veroordeeld ben tot die genadeloze verzoekschriften. Het leven is er niet om de mens gelukkig te maken, Mamillius. Wat moet ik met slaven? Niks in de praktische zin natuurlijk; maar je onverschilligheid naar hen toe geeft aan dat je niet van de mensheid houdt. En U? Ik accepteer de mensheid. Ik vermijd de mensheid. pagina 6 van 43
KEIZER:
Doe dat niet, Mamillius. We moeten Postumus ervan overtuigen je een klein gouverneurschap te geven. Egypte? MAMILLIUS: Griekenland, als het dan toch moet. KEIZER: Ik ben bang dat Griekenland reeds bezet is--er is zelfs een wachtlijst voor. De romeinse passie voor tweedehands cultuur. MAMILLIUS: Egypte dan. KEIZER: Een deel van Egypte. Mamillius, het is voor je eigen bestwil dat je gaat. Als je terugkeert zul je niets dan mijn as en een paar monumenten voor mij vinden. Wees gelukkig, al is het maar om een oude ambtenaar de eer te bewijzen! MAMILLIUS: Wat heeft Egypte om mij gelukkig te maken? Er is niets nieuws meer te vinden, zelfs niet buiten Afrika. KEIZER: Dan heb ik nieuws voor je! Het zijn twee van je beoogde onderwerpen. Je kunt ze maar beter even bekijken. (MAMILLIUS neemt het verzoekschrift aan en draait het zo, dat hij het in het licht van de ondergaande zon kan bekijken.) MAMILLIUS: Nee! Dat kan niet waar zijn! Maar Grootvader--wat bedoelt hij? KEIZER: Ik had gehoopt dat jij het me uit zou leggen. MAMILLIUS: Maar dat diagram! Grootvader, het is onbehoorlijk! (Giechelt.) KEIZER: Wees voorzichtig Mamillius--je houdt er ouderwetse ideëen op na-MAMILLIUS: Nee--kijk! Kijk! (Ze lachen samen.) MAMILLIUS: Toch zou het een soort schip kunnen zijn. KEIZER: Ik heb dezelfde indruk. Deze is tenminste geletterd, hoewel wat inconsistent. MAMILLIUS: Hij is gek! KEIZER: Dat zijn ze regelmatig. MAMILLIUS: Gewelddadig? KEIZER: Soms. MAMILLIUS: Ik weet wat hij wil. KEIZER: Wat? MAMILLIUS: Hij wil zeeslagje spelen met Caesar! (Ze lachen.) KEIZER: Heel goed Mamillius--heel goed! Ja, hij wil zeeslagje spelen! Zullen we eens kijken? MAMILLIUS: Ja, graag, Grootvader. KEIZER: Mooi. (MAMILLIUS luidt de bel. KAPITEIN KOMT OP.) MAMILLIUS: Kapitein-KAPITEIN: Heer? MAMILLIUS: De Keizer gaat--wat gaat U eigenlijk doen Grootvader? KEIZER: Een audiëntie verlenen, Kapitein. KAPITEIN: Caesar! (Neemt met getrokken zwaard plaats achter de zetel van de KEIZER.) MAMILLIUS: (koel en officieel). De Keizer verleent audiëntie aan de indieners van een veroekschrift-wie zijn zij, Grootvader? KEIZER: Phanocles en Euphrosyne. MAMILLIUS: --aan de indieners Phanocles en Euphrosyne. VOORGANGER: (achtergrond). De Keizer staat de indieners Phanocles en Euphrosyne toe hem te pagina 7 van 43
naderen! Wat moet ik doen? Doe alsof je geïnteresseerd bent in iets. (VOORGANGER KOMT OP met PHANOCLES na hem. Terwijl de VOORGANGER spreekt glipt PHANOCLES langs hem en kijkt de ruimte rond zoekend naar de KEIZER.) VOORGANGER: Caesar: De indieners Phanocles en Euphrosyne! (VOORGANGER kan geen van beiden vinden.) PHANOCLES: Caesar! Caesar! KEIZER: Dus jij bent Phanocles? PHANOCLES: Een Alexandrijn, Caesar. (EUPHROSYNE KOMT OP met het model balancerend op haar hoofd. DE VOORGANGER, tevreden met het feit dat hij de indieners heeft afgeleverd, trekt zich terug.) KEIZER: Mamillius--Mamillius! MAMILLIUS: Caesar? KEIZER: Aha! Ik geloof dat je geïnteresseerd bent. MAMILLIUS: Ja, Caesar. KEIZER: Je houdt mijn zetel in de gaten, Kapitein, niet mijn gasten. KAPITEIN: Caesar! KEIZER: En jij Phanocles? PHANOCLES: Phanocles, Caesar--de zoon van Myron, een Alexandrijn. KEIZER: Zoon van Myron, de Bibliothecaris? PHANOCLES: Ja, Caesar. KEIZER: Ik herinner me hem. Heeft je vader de vertaling afgemaakt? Hij was bij de letter B toen ik zo'n veertig jaar geleden wegging. PHANOCLES: Hij is zeven jaar geleden overleden, Caesar. Hij is tot de F gekomen, maar het was te veel voor hem alleen. KEIZER: En ga jij zijn levenswerk afmaken? PHANOCLES: Ik was een assistent, Caesar--toen--gebeurde er iets. Kijk, Caesar. (Hij realiseert zich dat hij het model niet in zijn handen heeft, kijkt rond, en ontdekt het op Euphrosyne's hoofd. Met enige moeite slaagt hij erin het op te stellen op een paar draagbare schragen.) KEIZER: En jij wil zeeslagje spelen met Caesar? PHANOCLES: Ik ben tegengewerkt, Caesar, van hoog tot laag. Ik heb mijn tijd en belastinggeld verspild, zeiden ze, en ik was aan het rondscharrelen met zwarte magie, zeiden ze, en ze lachten me uit. Ik ben een arme man, en toen het laatste geld van mijn vader op was--ik heb een beetje van hem geërfd weet U--niet veel--en toen ik dat uitgegeven had--wat moeten we doen, Caesar? Er was tegenwerking en spot, onbegrip, woede, vervolging-KEIZER: Hoeveel heeft het je gekost om me vandaag te spreken? PHANOCLES: Drie goudstukken. KEIZER: Dat lijkt me redelijk. Ik zit niet Rome. PHANOCLES: Het is alles wat ik had. KEIZER: Mamillius, regel dat Phanocles niets verliest met zijn bezoek. Mamillius! MAMILLIUS: Caesar. KEIZER: En deze dame? Is ze je vrouw? PHANOCLES: Ze is mijn zuster. KEIZER: Je zuster? PHANOCLES: Euphrosyne, Caesar. Een vrije vrouwe en maagd. MAMILLIUS: KEIZER:
pagina 8 van 43
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: KEIZER: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: MAMILLIUS:
PHANOCLES: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
Dame, laat ons uw gelaat zien. Caesar! Ze-Je moet jezelf aanpassen aan onze westerse gebruiken, Phanocles. We hebben geen onbeleefde intenties, dame. Bescheidenheid is een juist ornament van maagdelijkheid. Maar laat ons uw gezicht zien, opdat wij weten tegen wie wij spreken. (EUPHROSYNE laat met duidelijke tegenzin de sluier zakken.) Dame, uw naam doet u eer aan. Mijn zuster! Phanocles, je brengt ons het tiende wereldwonder! Maar Heer, ik heb nog niets uitgelegd! "De sprakeloze welsprekendheid van schoonheid." Dat heb ik eerder gehoord. Heeft een beeldhouwer uw zuster gezien? Beeldhouwer? Ze moet worden vastgelegd als Aphrodite! Daaah! Vergeef mij, Caesar--ze is te bescheiden--te gevoelig--ze--ze-Beheers je. We willen jou en je zuster geen kwaad doen. Mamillius, ze zijn onze gasten. Oh ja, Grootvader! Mijn model-Dus jij bent ook een beeldhouwer? Phanocles en de dame Euphrosyne zijn de gasten van de Keizer! (Tijdens de volgende conversatie wordt EUPHROSYNE verwijderd met zoveel mogelijk ceremonieel als het gezelschap te bieden heeft.) Mijn model! Pas goed op haar. Ga met hen, dame. Wees gelukkig, dame. Jij ook, Phanocles. Vaarwel tot later! Je spreekt in gedichten. Nu, Phanocles, kom bij mij zitten. Een glas wijn om haar--en jouw--aankomst te vieren. Een toost op schoonheid! Maar mijn model! Mijn werkende model! Ik voel met je mee, mijn beste Phanocles, en wees gerust dat je problemen over zijn. Allemaal voorbij. Je zult al het marmer en brons krijgen dat je nodig hebt. Marmer is onbruikbaar. Goud, misschien. Warm, vleeskleurig albast. Nee, nee. Schenk hem geen aandacht, Phanocles. Brons. Mijn jongen, je maakt me zo gelukkig! Ik verheug me met jou. Hoe klinkt haar stem? Mijn zusters' stem? Hoe spreekt ze? Ze spreekt zelden, Heer. Ik kan me haar stem niet herinneren. Er zijn tempels gewijd aan objecten van mindere schoonheid! Ze is mijn zuster! Heb je haar uitgehuwelijkt? Is ze verloofd? Nee, Caesar. Maar als je zo arm bent, Phanocles, dan kun je toch rijk worden door een goed huwelijk te sluiten? pagina 9 van 43
PHANOCLES: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: PHANOCLES:
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES:
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES:
(uitdrukkingsloos). Welke vrouw zou ik moeten trouwen, Caesar? Heeft ze een ambitie? Mijn beste Mamillius, een schone vrouwe is haar eigen ambitie. Zij is alle reden in de wereld voor poëzie! (bozig. Springt op). Ik kan U niet volgen, Caesar. Ik kan mannen niet begrijpen. Wat is het belang van het koppelen van individuen als er een oceaan van oneindige relaties aan onze voeten ligt? Leg dat eens uit. Als je een steen loslaat zal hij vallen. Ik hoop dat we je nog volgen. Elke substantie heeft affiniteiten van een eeuwige en onveranderlijke natuur met elke andere substantie. Een man die dat begrijpt--deze heer hier-Mijn kleinzoon, de Heer Mamillius. Heer, weet U veel van de wet? Het is mijn lot dat ik een Romein ben. Daar dan! U kunt zich vrij bewegen in de wereld van de wet. Ik kan mij vrij bewegen in de wereld van substanties en krachten omdat ik het universum benader met de intelligentie van een rechter. Net zoals U die de wet kent macht heeft over mij omdat ik de wet niet ken, zo kan ik overweg met het universum. Verward, onlogisch, en extreem overmoedig. Vertel me, als je zo praat zeggen mensen wel eens dat je gek bent? Altijd, Caesar. Daarom heb ik mijn connectie met de Bibliotheek verbroken. Aha. Ben je een beeldhouwer? Nee. Ben ik gek? Ik denk van wel. Het universum is een mechanisme. Ben je een magiër? Magie bestaat niet. Je zuster is het levende bewijs en de belichaming van magie. Dan staat zij boven de wetten der Natuur. Dat zou heel goed kunnen. Is er sprake van poëzie in jouw universum? Zo praten ze allemaal, Caesar--poëzie, magie, religie-(grinnikt). Wees voorzichtig, Griek. Je spreekt tegen de Hogepriester van Jupiter. Gelooft Caesar in de taken van de Hogepriester? Ik verkies het deze vraag niet te beantwoorden. Heer Mamillius, gelooft U in Uw hart dat er een irrationele en onvoorspelbare kracht in de poëzie is die sterker is dan Uw papierrollen? Hoe saai moet jouw leven zijn! Saai? Mijn leven speelt zich af in een conditie van extatische verbazing! Toch ben ik berooid. Zonder Uw hulp zal ik sterven. Daarmee kan ik het universum veranderen. Ben je een Christen? Caesar--ik zweer het--ik ben bereid aan U te offeren wanneer U dat wilt-Dus je gelooft in de Goden? Het--het kan mij niet schelen, Caesar, zoals ik denk dat het U niet uitmaakt, tesamen met alle geschoolde en weldenkende mensen. Maar je bent geen Christen? Hoe kan die tegenstrijdige mix van hysterische geloven een man als mij aantrekken? pagina 10 van 43
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
PHANOCLES:
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES:
KEIZER: PHANOCLES:
KEIZER:
Vergeef me, Phanocles, maar ik wil zeker zijn. Ik begin oud en seniel te worden. Executies maken me overstuur. Executies? Je ging het universum veranderen. Ga je het verbeteren? Hij is gek, Caesar. Phanocles, in mijn ervaring zijn veranderingen maar zelden verbeteringen geweest, omdat het universum niets voor niets wenst te geven. Toch vermaak ik je voor mijn-voor je zusters' belang. Wees bondig. Wat wil je? Met dit schip zult U beroemder worden dan Alexander. Eenieder van de rijke mannen die ik benaderd heb had die roem kunnen krijgen als ze het hadden gewild. Caesar! Ach ja. Je schip. Wat is haar naam? Ze heeft geen naam. Een schip zonder naam? Bedenk een naam, Mamillius. Het schip interesseert mij niet. Amphitrite, Grootvader, met Uw permissie-Ik zie je bij het diner en dan gaan we verder met je opleiding. Ik zal er voor zorgen dat onze gast verzorgd wordt. Doe dat. Mamillius! Grootvader--? Het spijt me dat je je zo verveelt. Verveeld? Ik, verveeld? O ja, natuurlijk ben ik dat. Heel, heel, heel erg. (MAMILLIUS AF.) Ze is onzeewaardig, platbodemig, slecht wendbaar en met bomen als die van een korenschuit. Wat betekenen die ornamenten? Hebben die een religieuze betekenis? Nauwelijks, Caesar. Dus je wilt toch zeeslagje met me spelen? Als ik niet gecharmeerd was van je onschuld zou je veronderstelling me mishagen. Ik heb drie speeltjes voor U, Caesar. Dit is nog maar de eerste. Man, ik heb voor het equivalent van minstens drie audienties geprobeerd om je te begrijpen. Wat wil je nou? Heeft U ooit water in een pot zien koken? Dat heb ik. Daarbij komt veel stoom vrij dat ontsnapt. Als de pot gesloten is, wat gebeurt er dan? Dan zou de stoom niet kunnen ontsnappen. De pot zou barsten. De kracht die de stoom uitoefent is gigantisch. (geïnteresseerd). Echt? Heb je ooit een pot zien barsten? Voorbij Syrië leeft een stam van wildemannen. Ze hebben een land geërfd vol met natuurlijke olie en vlambare dampen. Als ze willen koken dan leiden ze de dampen door pijpen naar ovens naast hun huizen. Het vlees dat deze inboorlingen eten is taai en het moet gedurende lange tijd gekookt worden. Ze zetten een bord omgekeerd op een zware pot. De stoom bouwt druk op in de pot zodat de stoom het vlees intrekt en het snel door en door kookt. Doet de stoom de pot niet barsten? Dat is het ingenieuze van het ding. Als de druk te groot wordt dan wordt het bord omhoog geduwd en ontsnapt de stoom. Stoom kan een gewicht optillen waar een olifant niet aan kan tippen. (opgewonden). En de smaak, Phanocles! Het zal doortrokken zijn van de stoom! De hele prachtige intentie van de etenswaren wordt behouden door magie! pagina 11 van 43
PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER:
Nu, in een schip--Laat me de lamp in het model aansteken. (let niet op hem). Ik ben altijd een primitieveling geweest waar het vlees aangaat. Om vlees te proeven in haar heerlijke eenvoud zou een terugkeer zijn naar de ervaringen van de jeugd die de tijd heeft vervaagd. Er zou een houtvuur moeten zijn, een gezonde moeheid in de ledematen, een robuuste rode wijn; en indien mogelijk, een notie van risico--(pauze). Phanocles, we staan aan de vooravond van een enorme ontdekking. Hoe noemen de inboorlingen hun combinatie van pot en bord? (gedeprimeerd). Een hogedruk koker. Hoe snel kun je er een voor me maken? Of als we gewoon een bord omgekeerd over een ander bord zetten--Vis, denk je? Of gevogelte? Ik denk dat men in het algemeen de intensificatie het best opmerkt bij vis. Caesar! We gaan nu dineren en dan formuleren we een aktieplan. (DE KEIZER klapt in zijn handen. BEDIENDE KOMT BINNEN.) Maar mijn boot, Caesar! (PAUZEERT) Amphitrite? Ik zou je alles kunnen geven wat je wilt, Phanocles. Maar kom, laat ons dineren. Als de wind faalt, wat gebeurt er dan met een boot? (PAUZEERT--haalt de schouders op en volgt de BEDIENDE.) (toegeeflijk--hij is nu minzaam, de waarde van PHANOCLES inziend). Ze wacht op de volgende wind. De meester laat de wind komen. Offers en zo. Toga! (BEDIENDE begint met het wisselen van togas, rozenwater, etc., met de hulp van een andere SLAAF.) Maar als hij nou niet in de god van de wind gelooft? Dan neem ik aan dat hij geen wind krijgt. Maar als de wind het laat afweten tijdens een crisis voor Uw oorlogsschepen? De slaven roeien. En als ze moe worden? Dan krijgen ze slaag. Maar als ze zo moe zijn dat slaan geen zin meer heeft? Dan worden ze overboord gegooid. Jullie hebben de Socratische methode. (PHANOCLES kreunt.) Jullie zijn moe en hongerig. Wees niet bang voor jezelf of je zuster. Jullie beiden zijn me zeer dierbaar geworden en je zuster zal mijn beschermelinge zijn. Ik denk niet aan haar. (verwonderd). Wat wil je dan? Ik heb geprobeerd het te vertellen. Ik wil U een oorlogsschip bouwen naar het voorbeeld van Amphitrite. Een oorlogsschip is een dure onderneming. Ik kan je niet behandelen alsof je een gekwalificeerd scheepsbouwer bent terwijl je maar een bibliothecaris bent. Geef me dan een romp--maakt niet uit wat. Voor mijn part geeft U me een oude korenschuit, en voldoende geld om haar om te bouwen. Natuurlijk, mijn gewaardeerde Phanocles, alles wat je wilt. Ik zal de benodigde orders geven. In feite is het de tweede boot die ik in de afgelopen tijd weggeven heb. Nu, laat ons dineren. En mijn andere uitvindingen? De hogedruk koker? pagina 12 van 43
PHANOCLES: KEIZER:
Nee. Iets dat ik explosief heb genoemd. Iets dat uiteenspat? Hoe vreemd! Wat kan dat nou voor nut hebben? Wat is dan de derde uitvinding? PHANOCLES: Dat houd ik in reserve om U te verrassen. KEIZER: (opgelucht). Doe dat. Bouw je schip en je klapper en verras me dan met de derde uitvinding. Maar allereerst de hogedruk koker. En nu gaan we dineren. PHANOCLES: Zal ik mijn werkende model meebrengen, Caesar? KEIZER: Amphitrite? Nee, nee. Het totaal bezien denk ik niet. Kom, Phanocles. PHANOCLES: Ik kan de machinerie uitleggen-KEIZER: De wielvormige apparaten? PHANOCLES: Ik noem het peddel-wielen--een manier van voortbewegen. Die bol in het midden is een stoomketel. KEIZER: Een hogedruk koker? Een klein hogedruk-PHANOCLES: O nee! Caesar! Probeer het alstublieft te begrijpen. Dit is geen frivoliteit. Mijn doel is het herscheppen van de toekomst van de mensheid. KEIZER: Grote goden. Dan kan ik je beter meteen een officieële positie geven. Stel je voor dat ik je benoem tot mijn Directeur-Generaal van Experimentele Studies--zou je dat willen? PHANOCLES: Ik? Caesar's Directeur-Generaal? Om alleen maar te experimenteren? KEIZER: Alles wat je hart begeert, mijn vriend. Maar nu gaan we dineren. VOORGANGER: De Keizer gaat dineren! (KEIZER af.) PHANOCLES: (in extase, terwijl hij volgt)...wij laten het experiment: (PHANOCLES AF. Trompetten op achtergrond. DE KAPITEIN is van de wacht af met de trompetten. Hij komt van het podium af, onderwijl zijn zwaard in de schede bergend. Pauzeert. Kijkt in de koker. AMPHITRITE gaat lopen--Piep! Piep! tjukka, tjukka, Phoo! Phoo! DE KAPITEIN springt achteruit. Trekt zijn zwaard.) KAPITEIN: Schildwacht! Laat de wacht uitrukken! (DOEK)
AKTE II Scene: Zelfde als Akte I. We zien PHANOCLES terwijl hij berekeningen aan het maken is met behulp van een draagbaar telraam dat EUPHROSYNE voor hem vasthoudt. Hij heeft ook een soort van kijkinstrument waarlangs hij van tijd tot tijd naar zee tuurt, en verder aantekeningen, documenten, resultaten, etc. op tabletten. Dit alles wisselt af met de krampachtige frasering van de openingslezing. ZEEMAN: PHANOCLES: ZEEMAN:
PHANOCLES:
(ZEEMAN komt binnen.) Directeur-Generaal Phanocles, Heer. Wat wil je? Met de complimenten van de Kapitein, Heer, en ik vraag uw permissie om te mogen rapporteren dat het magische schip klaar is om uit te varen. (PHANOCLES KNIKT. ZEEMAN AF.) (tegen EUPHROSYNE). Is er iets ontoegankelijker dan frivoliteit? Hoe kan ik het explosief hier demonstreren? Iets dat "uiteenspat"! Ik heb weer geprobeerd het uit te leggen. Ik heb het logisch en precies verteld; maar hij is als een--ik kan niet zeggen hoe hij is;--hoe ze allemaal zijn. Help me. In deze gekke strijd tussen mannen zijn jij en ik de enigen die niet gek zijn; en toch schijn ook jij deze mensen soms te begrijpen. Zou de jonge Heer Mamillius het begrijpen, denk je? Euphrosyne, zorg dat ze het begrijpen, de hitte, de ongebreidelde krachten, de plotselinge expansie--(Pauzeert. Zij schudt haar pagina 13 van 43
KAPITEIN: PHANOCLES: KAPITEIN: PHANOCLES: KAPITEIN:
PHANOCLES: KAPITEIN:
PHANOCLES: KAPITEIN: PHANOCLES: KAPITEIN: PHANOCLES: KAPITEIN: PHANOCLES:
PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES:
MAMILLIUS: PHANOCLES:
MAMILLIUS: PHANOCLES:
hoofd). Waarom moet ik mijn tijd verspillen aan hen? Kon ik ze maar opzij schuiven--of ze mijn nieuwe hemel en aarde laten zien! (KAPITEIN KOMT OP.) Directeur-Generaal--Phanocles! Wat wil je? Er staat een doodskist voor u buiten de deur. Ah, ja, ja. Waarom wachten ze? Laat het onmiddelijk binnenbrengen. De Keizer kan hier elk moment zijn. Dat kan ik niet doen, Phanocles. Als de Keizer zo'n ding de villa binnen wil laten brengen dan is dat zijn recht. Daar komen geen moeilijkheden over. "De wacht zal de wapens neerleggen en een berustende houding aannemen"--en zo verder. Maar waar zijn mijn instructies? Stel nou dat het een lijk is? Een lijk? Stel je de schande voor die ik te verduren krijg als ik de wapens zou neerleggen en een berustende houding aannemen terwijl mijn manschappen een lijk naar binnen sjouwen. Voordat de kist binnen komt moet het lichaam onderzocht worden, en in mijn bijzijn. (Het begint PHANOCLES te dagen.) Je wilt de kist-Ik zal uiteraard mijn respect tonen bij het verrichten van deze droeve taak. Kijk dan als je zonodig moet. Maar schiet alsjeblieft op! Met uw permissie. Ja, ja--Kapitein!--Raak de vlinder onder geen voorwaarde aan. (KAPITEIN AF.) (achtergrond). Wacht en manschappen met wapens---in de houding! Draai uw speren! Macht in handen van de mens. Hoe zal ik het hem duidelijk maken? Wees genadig, Euphrosyne! Wat is een eed? Jij zou de verbinding kunnen zijn! Jij kunt voor ons kiezen--een nieuwe hemel en aarde, of opnieuw armoede en frustratie. (MAMILLIUS KOMT OP. Hij kijkt peinzend naar EUPHROSYNE.) Heer Mamillius!--(tegen EUPHROSYNE). Als je me nou eens zou helpen, Euphrosyne! (PHANOCLES nadert MAMILLIUS.) Heer Mamillius, wat gebeurt er als de bliksem inslaat in een boom? Als de boom in buurt staat van de Keizerlijke Bezittingen, dan brengt mijn grootvader een offer--Hoe ongelooflijk onwetend ben je toch, Phanocles! Zoiets weet je toch wel? Euphrosyne! Leg hem uit dat-Ja, laat je zuster het uitleggen. Nee, nee--natuurlijk doet ze dat niet. Er is een eed... Wat bedoelt hij, Euphrosyne? Laat ons alstublieft, Heer--(Hij ziet de VIER SLAVEN). Ah! (BINNENKOMST VIER SLAVEN met een object dat zoveel van een lijkkist weg heeft als spelers en publiek willen geloven.) Rustig--voorzichtig.... Hierheen. Laat die kant zakken. Hij moet in deze richting staan. (Hij stuurt de slaven weg en inspecteert het verschrikkelijke ding met toewijding.) Hoe verschrikkelijk! Dame, u zou niet in zulk gezelschap gezien moeten worden. Heer, er is niets te vrezen. (PHANOCLES haalt het deksel eraf en onthult het zwart-gele projectiel dat op zijn poot staat. Het heeft de grootte van een man of nog iets meer. Het ziet er verschrikkelijk uit.) Een nieuwe god! Heer, dit is mijn explosief. Het hele mechanisme moet met een katapult weggeschoten pagina 14 van 43
MAMILLIUS: PHANOCLES:
MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS:
PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS:
PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES:
MAMILLIUS:
worden naar dat wat men wil vernietigen. Dit zal uw Rijk onoverwinnelijk maken. Het is niet mijn Rijk! Dit hier is een veiligheidspin. De luchtdruk zorgt dat het wegdraait--als deze stang een solide object raakt dan verhit een drukgolf het explosief tot het ontbrandingspunt. Wat gebeurt er dan? Kan je zuster het me vertellen? De hitte veroorzaakt een snelle expansie. Dus wat gebeurt er met het mechanisme? Het wordt groter. Nee! Kleiner? Nee! Dan, Phanocles, zou het logischerwijze van dezelfde grootte blijven, wat zonde is. Elke verandering zou beter zijn. Het mechanisme verandert--in damp. Je bent dus toch een tovenaar. Laat het me zien, ooit--maar niet nu. Ik heb een boodschap voor je. De Keizer is vertraagd door ernstige keizerlijke bezigheden. Vertraagd? Je bedoelt dat hij niet komt? Maar mijn stoomschip! Ze ligt daar in de baai te wachten! Hij zou haar komen bekijken! Niemand zou iets kunnen zien in deze klamme mist, Phanocles. We krijgen onweer. Is je zuster bang van onweer? Dit is--dit zou--een van de grootste gebeurtenissen in de geschiedenis worden--en hij stelt het uit--hij tekent--voor zaken--! Phanocles, ik herinner me zojuist de tweede helft van mijn grootvaders' boodschap. Hij wil dat je de noordvleugel van de villa inspecteert; voorzichtig; alleen, Phanocles. Hij wil speciaal dat jij zelf gaat. Om welke reden--? Reden? Maar goed--een Keizer geeft niet altijd een reden.... Inderdaad. Hij heeft niet per sé een reden nodig. Wat moet ik daar doen? Doen? Gewoon daar blijven, neem ik aan. (tegendraads). Hij heeft me Directeur-Generaal van Experimentele Studies gemaakt. Elke architect, elke aannemer, elke kolenboer-Hij vraagt je--alsjeblieft--om het aantal tegels van de verschillende grootten in de gangen te berekenen. (PHANOCLES merkt op dat het iets maar ook niets te betekenen kan hebben!) (houdt aan)--en geef hem je commentaar als je iets vindt...elke significante wiskundige relatie. Maar mijn schip--mijn explosief--mijn zuster-Ik zal overal voor zorgen. Het is zijn Keizerlijke Wens, Phanocles. Dit is ridicuul! Ik ben verloren, Heer. Mensen laten mij in de steek. (Gaat, monkelend.) Significante wiskundige relaties...Alle wiskundige relaties zijn significant! (PHANOCLES AF. MAMILLIUS slaakt een zucht van verlichting, kijkt steels in de richting van de appartementen van de KEIZER, en beweegt zich dan behoedzaam richting EUPHROSYNE.) Zijn ze, Dame? Maar niet alle menselijke relaties. Ik heb geprobeerd U te volgen. Wist U dat? Wist U? (Ze knikt.) Heb ik U lastig gevallen? Het lijkt er wel op. Ik kan deze curieuze en obsessieve belangstelling niet verwarren met de betovering van de blinde god. Maar een glimp van U wanneer U over de lanen schreidt--zelfs de wetenschap als ik pagina 15 van 43
EUPHROSYNE: MAMILLIUS:
EUPHROSYNE: MAMILLIUS:
EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE:
MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS:
EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS:
de lange gangen doorloop dat U ligt te slapen achter deze of gene muur--... ik had een voordracht voorbereid, maar nu U naast mij staat ben ik sprakeloos. Dit kan geen liefde zijn; en toch kan ik niet rusten. Ik heb poëzie geschreven--Griekse, natuurlijk--en de mensen wiens oordeel waarde heeft vinden het goed. Maar Uw magie past niet in verzen. Ik heb geschreven en uitgewist tot de was smolt. De pijn, de frustratie--mijn verbijstering--laten zich alleen vangen in een kille druppel waarheid-- "Euphrosyne is prachting maar stom". Stilte en mysterie zijn genadeloze wapens. Houd op een Egyptische Sfinx te zijn. Wordt een gezicht, een stem met accent, woordgrappen--met een lach en een mening; word een gewone vrouw, en verover me voor Uw rijk, of laat me vrij! Geen woorden? Moet onze ontmoeting zo halfslachtig zijn? (Pauze) Oh, Dame, heb medelijden! Ik heb geprobeerd eerlijk te zijn--(Ze kijkt hem plots aan.)--een vreemd lager-middel-klasse woord om te horen in een Keizerlijke villa! Uw broeder kan dit mechanisme veranderen in damp. Kan hij mij ook veranderen? Ik zou bijna willen dat hij het kon! (Loopt naar het projectiel.) Nee! U sprak! Euphrosyne--U sprak tegen mij! U zei "Nee!" Wat heb ik gedaan? (Hij heeft de verhoging verlaten en is naar haar toegestapt. EUPHROSYNE is weer in stilte verzonken, schudt alleen haar hoofd. Na een tijdje haast MAMILLIUS zich terug naar de verhoging.) (begint op te staan). Nee! (kronkelend van vreugde). O ja! (Zijn handen betasten vrolijk het explosief, terwijl hij zijn ogen op EUPHROSYNE gericht houdt. Ze loopt radeloos heen en weer tussen hem en de verhoging.) De vlinder--de koperen vlinder! Het staat buiten Uw wereld! U zult ons allemaal ombrengen! Rust er een vloek op? Ja--Nee. Kijk. Het is een geluksmunt. Hij heeft de bliksem in dit metalen ei gestopt. Hebt U ooit een geluksmunt gedragen? Alle mannen dragen er een--om het boze oog of koorts te bezweren. Zolang de geluksmunt daar zit zal de bliksem niet ontwaken; maar als mijn broeder het hele mechanisme wegschiet met een katapult dan vliegt de vlinder eraf. Als je hem dan aanraakt dan ontwaakt de bliksem, de villa omverwerpend en in zee stortend. Alleen een aanraking? Schrijf Uw gedichten, Heer. Laat de bliksem voor wat hij is. U bent...tot mij doorgedrongen. U heeft mij een eed doen breken-U bent zo schoon-Niet meer dan U. Hoe onwetend was ik, te denken dat het horen van Uw stem mij van U zou genezen! Euphrosyne! U zei, "Niet meer dan U"! (Pauzeert) Achtervolg ik U? We achtervolgen elkaar. Daar, de waarheid. We zijn een prachtig onontdekt land. Laat me Uw gelaat nogmaals zien. Ik moet gaan. Laat me langs! Ik zal U zien--ik moet U zien! Ons rondspoken geeft me het recht om U te zien. U bent een prins. Ik? Een prins? Ik ben een bastaard en een stroman! (Pauzeert) En daarom: wat heb ik te verliezen? Laat me Uw gelaat zien. Kom hier. Dichterbij. Uw gehoorzaamheid is prachtig en breekt mijn hart. Ontsluier Uw gelaat. (Ze ontsluiert haar gelaat en ze kijken elkaar aan. Ze is verblindend.)
pagina 16 van 43
EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE:
MAMILLIUS:
EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE:
MAMILLIUS:
KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS:
Ik ben verloren. Ik word vermoord door goedheid. Waarom sprak U niet? Waarom heeft U dit voor mij verborgen gehouden? Mijn eed. Euphrosyne, U bent een persoon. U hebt meer van de wereld gezien. U heeft een geschiedenis achter U. Er zijn dingen die U leuk vindt-Mijn stem en mijn gezicht waren om U te genezen. Begint U mij te beminnen? Wat zou het uitmaken als ik ja zei? We zullen tesamen blijven. Nee. Mijn grootvader is de Keizer-Hij zal U geen vrije vrouwe geven tegen haar wil. Uw eed? Laat de Keizer die kwijtschelden. Nee. Uw bent uw broeders pupil. Ik wind hem om mijn vinger. En verder zou hij het nooit wagen-(opstandig) Spreek niet zo! Mijn broeder is een groot man. Zijn naam zal langer bestaan dan die van Caesar! Een tovenaar! Een grappenmaker! Wie bent U, met Uw rijmelarijen, om zo van hem te spreken? Hij zegt, "Laat dit en dit gebeuren"--alsof hij het laat gebeuren--Hij zou de sterren kunnen ketenen! Ik zou hem kunnen ketenen! Mag hij tegels tellen tot hij scheel ziet! (plotseling angstig). Ga weg. Laat me alleen. Ik wil niets met U te maken hebben. U bent wreed, als alle anderen; U wilt hem kwaad doen en vernederen--misschien zelfs wel vermoorden. Wij mogen dan uit een andere wereld komen, ik en mijn broeder...Uw tovenaar! Hij is onwetend op een bepaalde manier--maar U! (Ze barst in tranen uit.) Euphrosyne--vergeef me! Ik dacht niet na bij wat ik zei, en hoeveel pijn het U zou doen-wat ik zei was bedoeld als grapje, Euphrosyne--een grapje! Ik dacht grappig te zijn! (Pauze) O... Zijn we nu weer vrienden? Dat wil ik--meer dan wat ook, want de eed is verbroken. Maar we zijn zo verschillend. Op de een of andere manier heb ik nooit kunnen lachen om grappen zoals andere mensen doen. Ik denk niet dat ik gevoel voor humor heb. Ik hou van je zoals je bent, dus-(Entree KEIZER.)--aanbiddelijk ernstig, zelfs wanneer je gelukkig bent, en je bent nu gelukkig, niet? Alsjeblieft, alsjeblieft, zeg dat je gelukkig bent! Nou, Mamillius, ik heb nieuws voor je. Euphrosyne--(ze snikt) Huilende? Wat een bullebak! Ik heb niks gedaan! Ik had het niet over jou, Mamillius. Vertel mij het geheim van succes in de liefde. Neem een besluit. Het is onweerstaanbaar. Goede genade...te oordelen naar de bijna hysterische lelijkheid van het ding en de sterfelijke boventonen van het omhulsel, moet ik wel concluderen dat dit een van de uitvindingen van mijn Directeur-Generaal is. Het ding verandert in damp. (PHANOCLES KOMT OP.)
pagina 17 van 43
PHANOCLES:
KEIZER: PHANOCLES:
KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS:
Caesar! Volgens een ruwe berekening zijn er elfduizend tegels in de noordvleugel. Ik heb ze niet exact kunnen tellen. (DE KEIZER wacht verdere uitleg af.) Maar, Caesar, dit is een grote dag in de wereldgeschiedenis. Wanneer dit ding wordt afgeschoten met de katapult die ik beneden bij de kade heb laten plaatsen, dan vliegt de koperen veiligheidspin los. Dan, in contact met een solide object---Dan gaat het af. Dat doet me eraan denken, Phanocles--de demonstratie is afgelast. (een uitbarsting). Afgelast? Mijn demonstratie? Wat voor zaken--welk recht--ik ben tot de top opgeklommen--ik kom van nergens met dit hoofd en deze handen--ik benader de hoogste der mensen, en U bent net als de anderen! Waar zal ik iemand vinden die het begrijpt? In deze--deze mierenhoop van blinde en onverschillige mensheid--tussen deze oorlogen en--en catastrofes...Vannacht was er een maansverduistering. Ik kon het niet zien, maar de slaaf beschreef het me--de stille beweging, die onvermijdelijk voortgaande koperen schaduw....Oh, de majestueuze afstanden! Ze zijn echt. We groeien er in op. Ze zijn het ware imperium van de geest--en het lichaam....Maar van al die mensen ben ik de enige--ik alleen--helemaal alleen--ik heb geen broeder--de mieren--er is niets. Niets. Niemand.... (Tijdens deze preek doet de KEIZER meer en meer zijn best om er keizerlijk uit te zien. Hij doet dit waarschijnlijk door te zijn, niet door te doen. EUPHROSYNE houdt PHANOCLES vast, trekt hem weg, haar beide handen op zijn linkerarm. Ze staat versteend gericht naar de KEIZER. De enormiteit van de gebeurtenis is tot MAMILLIUS doorgedrongen, hij is zich er onmiddelijk van bewust dat de rauwe knieën van PHANOCLES aan hem te danken zijn. Hij ziet de verandering in zijn grootvader lang voordat PHANOCLES het door heeft.) Mamillius. Caesar? Er is nieuws uit Tripoli. Van Postumus? Hij heeft zijn campagne afgebroken. Hij heeft zijn legers bij de haven samengebracht en hij is bezig de kust te ontdoen van schepen, van vissersboot tot trireme. Hij is het heldendom zat. Nee, Mamillius. Hij is een realist, en realisten zijn altijd bang. Postumus? Bang? Hij is bang voor jouw invloed. Postumus--bang voor mij? Je bent te intelligent om niet te weten waarom; en te onervaren om het gevaar waarin we ons bevinden in te schatten. Maar hij denkt dat ik een incompetente idioot ben! Hij heeft gelijk, natuurlijk. Maar hij weet ook dat incompetentie en dwaasheid een aantal van mijn voorgangers er niet van hebben weerhouden mijn positie in te nemen. En hij heeft gehoord--denk ik--dat des Keizers' favoriete kleinzoon belangstelling heeft gekregen voor schepen en oorlogstuig. Wat moeten we doen? Ik zal naar Tripoli gaan om hem ervan te overtuigen dat ik nog immer de Keizer ben en dat jij niet de volgende wenst te zijn. Maar dat is buitengewoon gevaarlijk! Mijn beste Mamillius, bekommer je je eindelijk om anderen? Waar moet dit eindigen? Ik zal met U mee gaan. Wees gezegend, mijn kind!--wil je je keel afgesneden hebben? Mijn keel? pagina 18 van 43
KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES:
Ik denk niet dat Postumus je het privilege om zelfmoord te plegen zal toestaan. Ik ben een man. Officieel. En daarom zal ik met U mee gaan naar Tripoli. Wanneer vertrekken we? Zodra deze klamme mist overwaait. Tegen de avond. Ik--we moeten daar zijn voordat Postumus vertrekt. Als Postumus zich verplaatst, dan doet hij dat met duizelingwekkende snelheid. Hij was bij zijn laatste visite hier twee dagen eerder dan ik hem verwacht had. Ik zal de man spelen. Wat een curieuze vervoeging!. Maar passend. Je bent veranderd, en ik ben verrukt. Maar wees voorzichtig, Mamillius. We hebben te maken met een buitengewone actieman. Ik zal U verbazen. Dat heb je reeds gedaan. (Alsof hij hem voor het eerst opmerkt.) Ah, Directeur-Generaal, daar ben je eindelijk. Juist de man die ik nodig heb voor advies en informatie. Ik ga mij nu gaan voorbereiden. Phanocles, let goed op Euphrosyne. Je voorbereiden? Wij gaan in het leger. (MAMILLIUS AF.) Wat bedoelde hij daarmee? Is het je opgevallen, Phanocles, dat de normale menselijke communicatie-methoden vandaag een beetje ontoereikend lijken? Dat zie ik al mijn hele leven, Caesar. Je bent een filosoof. Hoe jammer dat we de demonstratie hebben moeten afblazen! Nu zal ik je hogedruk koker maar moeten proberen als ik terug ben. Mijn hogedruk koker? Was je vergeten dat we vanavond gezamenlijk zouden dineren en je hogedruk koker uitproberen? Politiek, de regering, noodgevallen in de dynastie....Stem nooit in met het Keizerschap, Phanocles. Om een dienaar van alle onderdanen te zijn is ongetwijfeld een lovenswaardig streven maar zo rusteloos, rusteloos....Hoe snel zal je stoomschip ons naar Tripoli brengen? Mijn--? Amphitrite. Mijn stoomschip! Ze is natuurlijk klaar. (PHANOCLES maakt een onbestemd geluid.) Je moet nu aan boord gaan, Phanocles, en haar klaarmaken voor de reis. Tripoli is niet echt een majestueuze afstand, maar ver genoeg. Ze zal U twee keer zo snel brengen als Uw snelste schip, Caesar! Oh...Caesar! Ik heb een onredelijk vertrouwen in je, Directeur-Generaal. Dat is natuurlijk dom. Ga nu. Maar laat je zuster nog een momentje blijven. Oh--en Phanocles-Caesar? Haal dit object weg, wil je? Mijn explosief? Vaporiseer het, als je zonodig wilt. Zou je dat snel kunnen doen? (lachend). Ik zou de villa vernietigen, Caesar. Laat me het op de katapult bij de kade laden. Dan, als U vertrekt met Amphitrite-Doe dat. Mannen--neem het mee terug naar de kade! (DE VIER SLAVEN KOMEN BINNEN. Ze pakken het projectiel in en verwijderen het
pagina 19 van 43
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES:
KEIZER:
gedurende de volgende conversatie.) Twee keer zo snel? Minstens, Caesar. Ik moet bekennen dat ik een misschien kinderlijk genoegen koester in de gedachte om van alle mensen juist Postumus met angstwekkende snelheid te naderen. Ons stoomschip zal hem de wind uit de zeilen nemen, Phanocles. Ja, Caesar. Ik zal nu gaan, Caesar. (Pauzeert bij de deur.) Caesar--hoe ver is het naar Tripoli? Ongeveer drie dagen zeilen in dit seizoen. In de winter is het natuurlijk veel meer--tot acht dagen aan toe--of rampzalig veel korter. Pardon, Caesar...mijlen? Wat? Naar Tripoli, Caesar. Mijlen naar Tripoli? Je bent een verbijsterend mengsel van genialiteit en onwetendheid. Je weet toch wel dat we Tripoli niet over land kunnen bereiken? Er moet een vaste afstand zijn. Ik begrijp niet waarom we ons nu met zo'n academische vraag bezig moeten houden. Zeg je kapitein klaar te zijn om te vertrekken als de mist is opgetrokken. Je hebt toch een kapitein? Ja, Caesar. Je hebt hem zorgvuldig gekozen, neem ik aan? Ja, Caesar. Een gelukkig en religieus man? Dat weet ik niet. In wat voor een avontuur stort ik mij! Aan land, Phanocles, hoewel ik de Hogepriester van Alle Vaders ben, zou ik de eerste moeten zijn om toe te geven dat de werking van zijn wonderbaarlijke natuur vaak onbegrijpelijk willekeurig en duister zijn; maar eenmaal omringd door water....We moeten ampele maatregelen nemen, want regelmatige offers zullen noodzakelijk zijn. (gaande.) We zullen daar twee keer zo snel aankomen als Uw schepen het kunnen, Caesar. (PHANOCLES AF. KEIZER richt zich tot EUPHROSYNE.) Nog steeds bang en stil na al die weken, Euphrosyne? Kom! Ben je nu nog niet gewend aan ons onpretentieuze kleine optrekje? In Rome--ha, Rome! Daar zou je wel eens geïmponeerd kunnen zijn, kind. Rome is een echt intimiderend symbool van de Keizerlijke Macht. VOORGANGER KOMT OP aan de rechter kant; steekt over naar links, en signaleert met zijn vinger.)
SCHILDWACHT (achtergrond). Wacht--treedt aan! : KEIZER: Maar hier, vredig en met een minimum aan ceremonieel-(VOORGANGER AF rechts.) --waar ik niet meer ben dan een willekeurige landheer, kun je ons toch zeker wel accepteren als de vriendelijke en ongekunstelde mensen die we zijn? OFFICIER: (achtergrond). Links-rechts links-rechts links-rechts--halt! In een lijn--draai rechtsom! Neem de wapens op. KEIZER: Vergeef me deze vasthoudendheid, Euphrosyne; maar het geluk van die stralende jeugd, mijn kleinzoon, is me zeer dierbaar. Wat is jouw mysterie? EUPHROSYNE: Ik kan het U niet vertellen.
pagina 20 van 43
KEIZER: EUPHROSYNE: KEIZER:
EUPHROSYNE:
KEIZER: EUPHROSYNE: KEIZER: EUPHROSYNE: KEIZER: EUPHROSYNE: KEIZER: EUPHROSYNE: KEIZER: EUPHROSYNE: KEIZER:
VOORGANGER:
Laat me eens raden dan? Deze opmerkelijke man die zich voordoet als je broeder--ben je in werkelijkheid zijn vrouw? Nee. Wat verberg je? Kijk me aan. (Pauze) Kind, je bent bang van me. Dat is verschrikkelijk. Kun je niet begrijpen wat een vernedering dat is? Ik leer nu, voor de eerste keer, dat de jeugd en charme, de armen en de hulpelozen, niet de man zien, maar de funktie. Ze zien mij niet als de ultieme bewaker van het recht--en misschien ook vergeving. Ze horen slechts de fanfares, ze worden verblind door het purper en goud. Ik smeek je, kind--voor zijn bestwil, maar ook voor het mijne--zie in wat een oneindige macht er ligt in de zachte wang van een vrouw! Verneder mij niet. Vergeef me, Caesar. Ik wil het U vertellen--maar ik heb de moed niet. We hebben zo lang in angst geleefd, mijn broer en ik; hier hebben we tenminste een soort van vrede gevonden in Uw vriendelijkheid...maar vreemde nieuwe dingen zijn gebeurd--je zou het wonderen kunnen noemen-Wat voor wonderen? Doel je op je broeder's ingenieuze speeltjes? O nee, Caesar. Mijn broeder is een groot man, maar nog steeds maar een man.... Ga door. Ik durf niet. Maar waarom? Omdat U Caesar bent. Dus ik ben waardeloos, hoewel ze me Vader van het Land en Hogepriester van alle goden gemaakt hebben? En uiteindelijk ben ik zelf ook een god. (in doodsangst). Wees genadig! Laat me nu gaan--alstublieft, Caesar! (PAUSE) O. Ik zie het. Of misschien denk ik het te zien. (bijna onhoorbaar). Ja, Caesar. (PAUSE) Nu, waar waren we ook al weer mee bezig? Vreemd hoe een recente conversatie, met al haar implicaties, zo uit mijn gedachten kan verdwijnen! Zoals ik al zei, mijn lieve Euphrosyne, je zult wel wennen aan ons kleine optrekje. Je mag nu gaan, en ons vaarwel wensen als we vertrekken. Je zult de Kapitein van de Wacht wel horen, zelfs in de vrouwenverblijven. Hij is een uitstekend soldaat. (EUPHROSYNE AF. DE KEIZER houdt zich bezig met documenten. Drukte. Slaven met baggage passeren. De VOORGANGER is onder hen, hij kondigt MAMILLIUS aan, omdat hij hem begeleidt en als aan de grond genageld is.) Caesar--de Heer Mamillius. (VOORGANGER AF. MAMILLIUS KOMT OP. Hij is gekleed in wat hij als een echt krijgskostuum beschouwt. Te beginnen van onderaf: de zolen van zijn schoenen zijn 7,5 centimeter hoog. Hij heeft ze van een Grieks drama en het is een goed idee als je eraan gewend bent. MAMILLIUS is er echter niet aan gewend, dus hij beweegt zich voort alsof hij stukken bestrating meeneemt. Het rood en blauwe leder van de laarzen komt tot net onder zijn knieën, maar wordt aan de voorzijde verhuld door koperen scheenplaten die over de knieën uiteenlopen in noppen en punten. Die zijn effectief en decoratief indien ze gescheiden worden door de romp van een paard, maar MAMILLIUS houdt niet van paarden, en heeft er zeker geen bij zich. Hij zorgt er voor een ruimte tussen te laten, want als hij dat niet doet dan raken ze elkaar en laten los met een onverwachte melodieuze tjing. Het is maar goed dat sporen nog niet uitgevonden waren. Boven de scheenplaten draagt hij een korte rok met rode en blauwe strepen, gedeeltelijk verborgen door de koperen gevechtsuitrusting, met daaroverheen een riem waar een lang zwaard aan hangt--veel langer dan een Romeins zwaard. Boven de riem draagt hij weer een koperen kuras, zwaar gedecoreerd. Tussen al deze decoraties zit een medusakop dat het midden houdt tussen verbazing over waar het zich bevindt en pagina 21 van 43
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS:
KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS:
dodelijke boosheid op zichzelf. De mouwen zijn bedekt met afbladderende pantsering en de rechter arm houdt een helm ter grootte van een duikhelm tegen de heup. MAMILLIUS kan de Bacchanalen van Euripides wel dromen en deze helm heeft drie helmtekens in plaats van één--elk met pluimen eraan. MAMILLIUS komt zo nonchalant als mogelijk voorwaarts, gegeven zijn kostuum. Als hij niet zo geciviliseerd zou zijn dan zou hij waarschijnlijk fluiten. Zijn rood/blauw gestreepte omhulling rijkt tot waar zijn sporen zouden zijn indien hij ze zou hebben. Het kost enige tijd voordat de KEIZER zijn ogen kan geloven. In de tussentijd probeert MAMILLIUS zichzelf ervan te overtuigen dat zijn plotselinge gedachte over zijn eigen belachelijkheid onzin is.) Wel, Grootvader, ik ben er klaar voor. (Pauze.) Heeft niemand je het belang van de kleur uitgelegd? Kleur, Grootvader? Dat bijna keizerlijke paars. O, dat heb ik bijzonder zorgvuldig uitgezocht, Grootvader. Geen sprankje paars te bekennen. Alleen rood/blauwe strepen. Dat was bijzonder tactvol van je, Mamillius. Hoeveel mensen hebben dit ... dit statiegewaad gezien? Alleen de vakmensen die het gemaakt hebben, Grootvader. Ik heb het zelf ontworpen. Ik wilde U verrassen. Dat ben je in geslaagd. (met wat meer zelfvertrouwen). In feite heb ik het al enige tijd. Ik neem aan dat dat ding een helm moet voorstellen? (de draad kwijt). Ding? U wilt toch niet-Zet het op. Dit? Dat. Nee, Grootvader. Ik krijg er hoofdpijn van. Heb je het gedragen? Ooit? Alleen als ik alleen was, Grootvader--misschien is het voor een zeereis toch niet zo-Zet het op! (MAMILLIUS zet de helm op. DE KEIZER verliest bijna zijn zelfbeheersing. Hij lacht in zichzelf voor wat MAMILLIUS een eeuwigheid lijkt. Hij krimpt in elkaar en lijkt, zo dat al mogelijk is, nog belachelijker. Dit steekt de KEIZER zodanig aan, dat hij in schaterlachen uitbarst.) U behandelt me als een kind! Ik geef toe dat het kostuum een ongelukkige keuze is; maar er huist een man in! (Deze laatste opmerking, tesamen met het feit dat MAMILLIUS vrijwel in zijn uitrusting verdwijnt, doet de KEIZER weer in een proestbui uitbarsten.) Ben ik zo grappig? (Er gebeurt iets vreemds. MAMILLIUS begint te grinniken, te giechelen en barst dan in lachen uit. Terwijl hij dit doet, groeit hij. Het was OK in mijn eentje, Grootvader, maar met publiek--!(Beiden lachen nu.) Kun je zitten? Ik heb het nooit geprobeerd. Probeer het nu. Wat een idioot ben ik geweest! Daar! Achilles kan wel buigen. Als Postumus je nu kon zien! Het kan me niet schelen als Postumus me uitlacht. pagina 22 van 43
KEIZER:
Hij heeft geen humor. Weet je, Mamillius, ik heb zojuist een idee gekregen. Dat prachtige kostuum van je is de echte reden voor zijn terugkeer. MAMILLIUS: Maar niemand wist het! KEIZER: Mijn beste man! Zijn agent slaapt onder je kussen. MAMILLIUS: Dat hebt U me nooit verteld. KEIZER: Ik heb een ouderwets geloof in de beschermende kracht van onwetendheid. Maar dat gaat niet langer op. MAMILLIUS: Moet ik opstaan? KEIZER: Blijf zitten waar je zit en verroer je niet. MAMILLIUS: (zet zijn helm af en legt hem op schoot). Ik moet teruggaan en al dit metaal afleggen en bij mijn speelgoed zetten. Of misschien bij mijn gedichten. KEIZER: Je moet me je gedichten geven zodat ik ze kan bewaren. MAMILLIUS: Dat zal ik doen--alles behalve één. Wat heb ik te verbergen voor een man die me zo heeft gezien? Ik vraag me af of de mist aan het optrekken is? (Hij beweegt zich onhandig naar het midden van de achterwand en kijkt door de deur.) KEIZER: Je moet de helm aan iemand opdragen. MAMILLIUS: Aan niemand anders dan Mars! (Zet de helm op de buste.) KEIZER: Wees voorzichtig! MAMILLIUS: Hoe prachtig hij eruit ziet! Generaal Postumus--in de houding! Pr-r-resenteer speer! KAPITEIN: (achtergrond). Wacht en manschappen met wapens-KEIZER: Zie je, Mamillius? Je hebt een automatische reactie in de miliaire geest teweeggebracht. MAMILLIUS: Wacht en manschappen met wapens-KEIZER: Nee, nee. Je moet er geen grappen over maken. MAMILLIUS: Presenteer speer! KAPITEIN: (achtergrond). Wacht en manschappen met wapens--presenteer speer! (POSTUMUS KOMT OP. DODELIJKE STILTE.) KEIZER: (komt bij positieven). Welkom thuis, Postumus! Je hebt ons de moeite bespaard om je op te zoeken. MAMILLIUS: Hullo, Postumus. POSTUMUS: Mamillius in gevechtstenue. MAMILLIUS: Slechts voor de show, Postumus. Ik wil geen Keizer zijn. POSTUMUS: Je zult geen Keizer zijn. Kapitein, ontsla de wacht. KAPITEIN: (achtergrond). Heer! Wacht! Zet neer de speer. Draai rechtsom--ingerukt mars! POSTUMUS: Waar zijn uw andere manschappen? KEIZER: Er zouden er een of twee in de tuinen moeten zijn, Postumus. Waarom vraag je dat? (VOORGANGER KOMT OP.) VOORGANGER: Generaal.... POSTUMUS: Zie er op toe dat het leven buiten deze kamer normaal doorgaat. KEIZER: Ja. Doe dat, kamerheer. (VOORGANGER AF.) Wat kunnen we nog meer doen om je thuis te doen voelen? Ik deduceer uit je gedrag, Postumus, dat je je ergens zorgen over maakt. Laat ons openhartig zijn. Wat is er? POSTUMUS: Luister. (Leest op) "Schepen en wapens worden gebouwd of omgebouwd en vervoerd naar het eiland Capri zodat de Keizer ze kan inspecteren. Hij en de Heer Mamillius zijn aan het experimenteren met methoden om op grote schaal voedsel te vergiftigen." KEIZER: Ik neem aan dat dit refereert naar de hogedruk koker. MAMILLIUS: U hebt iemand omgekocht om de Keizer te bespioneren! KEIZER: Nee, nee, Mamillius. Een man met schitterende vooruitzichten als de Aangewezen pagina 23 van 43
POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: POSTUMUS: PHANOCLES: POSTUMUS:
MAMILLIUS: POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS: KEIZER:
MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: POSTUMUS: PHANOCLES: POSTUMUS: PHANOCLES: POSTUMUS: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: POSTUMUS: PHANOCLES: POSTUMUS: PHANOCLES: MAMILLIUS:
Opvolger heeft het niet nodig om voor wat dan ook te betalen. "De Heer Mamillius bevindt zich in een staat van grote opwinding--" Postumus--ik zweer je-Kijk naar jezelf! (PHANOCLES KOMT OP.) Caesar! Ze wilden me niet toelaten op de pier-Wie wilde dat niet? Soldaten. Waar wilde je heen? Naar mijn stoomschip. Dus jij bent Phanocles. Blijf waar je bent! Caesar, U heeft misschien een uitleg die aanvaardbaar is voor mij--ik zie nu ook wel dat niemand deze jongen met zijn wapens serieus moet nemen--maar er zijn me teveel vreemde zaken gaande. Onder deze omstandigheden voelde ik het als Aangewezen Opvolger mijn taak om terug te keren. U bent te oud aan het worden om de verantwoording te nemen, Caesar. We moeten een regentschap instellen, waarbij ik de regent zal zijn. Maar Postumus! Je kunt toch niet echt denken dat Caesar zo dom zou zijn om de opvolging te wijzigen om mij! Jij mag denken van niet. Maar hij zou een brug over de Adriatische zee bouwen om je te plezieren. En jij noemt jezelf een realist! Ik neem geen risico's, zelfs niet met gekken, Mamillius. Het zouden gekken kunnen zijn met uitzonderlijk veel mazzel. Ken jezelf. Je bent de dwaasheid van een oude man. Je wilde mijn affectie niet, Postumus, dus je hebt het nooit gemist. Ik ben misschien zo dom geweest te denken dat ik van zijn gezelschap kon genieten zonder een enorm schandaal te veroorzaken, ik heb toch de wijsheid gehad om jou als de beste man aan te wijzen om het Keizerrijk te besturen--hoe onsympathiek ik je persoonlijk ook mag vinden. Laat de Griek uitleggen wat er gebeurd is. Heer--ik ben de omstandigheden van het leven zelf aan het veranderen.... Hij heeft een afwijkende manier van spreken, Postumus. Mijn schip, Heer--dat is niet bedoeld om U kwaad te doen. Ik ga de einden van de wereld bijeen brengen. Er zullen geen slaven meer zijn, maar kolen en ijzer. En de mens zal vliegen! Natuurlijk. Denk aan het probleem van communicatie, Heer. U bent een soldaat. Wat is Uw grootste probleem? (verontwaardigd). Ik heb geen probleem! Maar als U een probleem had? Er als eerste zijn. Ziet U, Heer? Het is hetzelfde voor iedere soldaat. Communicatie. (instemmend). Ja, inderdaad. Het zou zo moeilijk mogelijk gemaakt moeten worden. Mijn schip zou mensen bevrijden! Mijn schip zal-Je hebt geen schip. Ik heb orders gegeven haar te verbranden. Mijn stoomschip verbranden! U hebt haar verbrand!--O, Caesar! Ik weet niet wat voor spelletje U speelde, Caesar, maar zoals ik al zei, ik neem geen risico. Al mijn werk...al mijn denkwerk.... Je hebt nog altijd je explosief, Phanocles. pagina 24 van 43
POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES:
KEIZER: POSTUMUS: PHANOCLES: POSTUMUS: PHANOCLES: POSTUMUS: PHANOCLES: KEIZER: POSTUMUS: PHANOCLES: POSTUMUS: KEIZER:
SERGEANT: POSTUMUS: SERGEANT: POSTUMUS: SERGEANT: POSTUMUS: SERGEANT: POSTUMUS: SERGEANT: KEIZER: SERGEANT: POSTUMUS: SERGEANT:
Explosief? Hij heeft een nieuw soort projectiel op de katapult bij de kade geladen. Ik heb het ding gezien. Wat is het? Hij laat het in een soort damp veranderen. Leg het uit, Phanocles. Mijn schip.... Ja. Leg het uit, Phanocles, om mij te vermaken. We moeten duidelijkheid hebben over je uitvindingen, Phanocles. Ze baren de Aangewezen Opvolger zorgen. Zijn projectiel maakt gaten, Postumus--als een soort spade. Handig! Hoe kan ik het uitleggen, Caesar? Jullie zijn net kinderen! Leg het ons dan uit alsof we kinderen zijn. Groot ei valt op de grond en doet--boem! Vlammen en rook, en groot, groot gat! Aardbeving! Vulkaan! Vijand rent weg....ik kan het niet, Caesar! Zo tegen volwassenen te spreken-Ik zei spreek tegen ons als kinderen--niet als babies met wapens....Je moet consideratie tonen, Postumus. Dat grote gat--kun je dat ook doen met een stadsmuur? U hebt mijn schip verbrand! Als je me niet met respect bejegend dan zal ik jou ook laten verbranden. Zou je ook een groot gat in deze villa kunnen maken? Ik zou de hele villa kunnen vernietigen. En een heel leger? Als ik het explosief groot genoeg zou maken. Phanocles, wat zeg je nu in hemelsnaam allemaal? Het is belangrijk dat je serieus en eerlijk blijft. En dat was het wapen dat je zeewaarts had gericht, op mijn schepen! Ik had de katapult op een rots gericht. Zie je wel, allemaal leugens! Maar we zullen spoedig de waarheid weten. Jij, Griek, mee. En ik zal de jongen ook meenemen, Caesar--als voorzorgsmaatregel. Ik verbied hem met je mee te gaan, en ik smeek je na te denken over wat je doet, Postumus. Voor de laatste keer, niemand probeert je te misleiden! Deze dingen zijn wat ze lijken--onschuldige werktuigen om het werk te vergemakkelijken-(COMMOTIE OP DE ACHTERGROND) (achtergrond). Generaal...Generaal Postumus-Wat was dat? Wie is daar? (achtergrond). Heer! Heer! (trekt zijn zwaard). Jullie blijven waar je bent. Hier ben ik, man. (BLOEDENDE SERGEANT KOMT OP.) De manschappen, Heer! Het is verschrikkelijk, Heer! Wie heeft je gestuurd? Wie is je officier? De officier is dood, Heer. Verdronken. Doe verslag, Sergeant. We waren op het andere schip, Heer--niet het uwe. Andere schip? Ja, Caesar. Onze schepen waren vooruitgelopen op de Vloot. We kregen order om het magische schip te verbranden, dus we gingen langszij-Je doet verslag aan mij, Sergeant! Het boarden was simpel, Heer. De Kapitein schreeuwt "Spanen uit!" en de roeispanen gingen uit, recht en zo strak als een weg. We kregen het commando--"Aanvallen!" en we pagina 25 van 43
PHANOCLES: POSTUMUS: SERGEANT: PHANOCLES: SERGEANT:
POSTUMUS:
SERGEANT: POSTUMUS:
KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: POSTUMUS:
SERGEANT: POSTUMUS: SERGEANT: POSTUMUS: SERGEANT:
POSTUMUS:
rennen allemaal over de spanen naar het magische schip. Er was nauwelijks bemanning aan boord voor een schip van dat formaat, en we sloegen ze op het hoofd en dat was het.... Ik had die mannen getraind...nu is er niemand meer die het kan! Maak je verhaal af! Wat is er met mijn manschappen gebeurd? Wel, Heer, we staken haar in brand, zoals U verordonneerd had--en toen brandde ze als een vulkaan! Toen heb je haar laten zinken? Ja, Heer--maar niet nadat ze ontwaakte en gek werd. Ze leefde, Heer--ik zweert het! De paar die ontsnapten en nog kunnen praten zullen mijn verhaal ondersteunen. Toen de vlammen greep op haar kregen schreeuwde ze vanuit haar grote bronzen buik naar ons, en de houten wielen gingen rond. Ze bewoog, Heer--ik zweer U dat ze dat deed-vanzelf--bewoog door het water zonder roeiers of wind! Die wielen kregen ons te pakken, Heer, en wij brandden ook en toen begon ze te draaien, sneller en sneller en at ons schip op, net als een gigantische haai, Heer! Overal in zee waren mannen aan het verdrinken en verbranden en ik schreeuwde--we schreeuwden allemaal-(leiderschap tonend). Compagnie Sergeant Pyrrhus, Leidend Sergeant van een Compagnie in het onoverwinnelijke Romeinse Leger van Generaal Postumus--IN DE HOUDING! (DE SERGEANT blijft gedurende enkele seconden in de houding staan.) Dat is beter! Nou op de plaats rust en vertel me hoeveel er ontsnapt zijn. (stilletjes). Niet veel meer dan een dozijn, Heer--die nog kunnen vechten, bedoel ik...ze hebben wel wat brandwonden, de meesten--ik ben de oudste. (grimmig). Ik snap het. Ik ben blij dat je veilig bent, Sergeant. (Draait zich naar PHANOCLES.) Dus jij ging de omstandigheden van het leven zelf veranderen, he? En dat heb je gedaan ten koste van tweehonderd van mijn mannen. Ik zal je laten berechten door hun kameraden. Zij weten het beste hoe dat wat er nog van jouw leven over is te veranderen. (Hij draait zich naar de KEIZER.) En U, Caesar, U zat niet in een complot met deze Griekse monstruositeit--of met deze kleine buitensporige bastaard! Natuurlijk niet! U wilde slechts laten zien hoe woest Uw speeltje er in zulke prachtige wapenen uit zou zien--en nog wel met purperen franje! Postumus, ik kreeg zojuist een idee. Ik begin het te begrijpen. Je bent--hoe zal ik het zeggen?---aan het bluffen. (EUPHROSYNE verschijnt in de deurpost, ongezien, en blijft staan luisteren.) We hebben helemaal geen trommels gehoord. Je bent gescheiden van de rest van de Vloot. Je had maar twee schepen, en die zijn nu gezonken. Je hebt je gehaast, Postumus--om er als eerste te zijn--met angstwekkende snelheid-Wat zou dat? De Vloot zal hier binnen enkele uren zijn, ik heb genoeg manschappen om de kade te bezetten en U heeft niet eens een wacht!--schepen die gek worden-wapentuig--explosieven--wat het ook mag zijn! Sergeant! Heer? Kun je die katapult richten? Ik heb vijftien jaar 'daan met de Marcus Zeven, Heer. Draai hem weg van de zee. Richt hem landinwaarts. Richt hem op deze villa, als je toch bezig bent-Heer-(EUPHROSYNE die op het podium gekropen was, verdwijnt nu stilletjes.) Ben ik de draad kwijt, Heer? Een groot gat, zei je toch, Phanocles? Vlammen en rook?
pagina 26 van 43
PHANOCLES: POSTUMUS: SERGEANT: POSTUMUS: SERGEANT:
POSTUMUS: KEIZER: MAMILLIUS: POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS:
MAMILLIUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS:
KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS: MAMILLIUS:
Dit is een nachtmerrie.... Nee. Laten we het draaien, Sergeant. We zullen wachten met afvuren tot de Vloot arriveert. We zullen alle troepen laten delen in de vreugde. Heer. In de tussentijd, houd de wacht binnen gehoorsafstand en houd je zwaard getrokken. Ja, Heer. (SERGEANT AF. POSTUMUS kalmeert wat, nu hij de zaken weer onder controle heeft.) U kent me, Caesar. Dat dacht ik, ja. Ik ken hem, Grootvader. Hij is bang. Ik? Bang? Jij bent degene die bang moet zijn, Mamillius. Ik ga je arresteren. Probeer het maar. Denk je dat je me kunt verslaan in een gevecht? Postumus--Phanocles had gelijk. Dit is een nachtmerrie. Noch ik noch de jongen willen dat je iets overkomt. Jij bent de Aangewezen Opvolger. Wat wil je nog meer? Jullie kunnen je beter voorbereiden om met mij naar Rome te zeilen. En wat de jongen betreft--hij staat onder arrest. Geef me je zwaard. (MAMILLIUS trekt zijn zwaard.) Kom het maar halen. Postumus! Dit is openlijke rebellie! Is het mogelijk dat hij wil dat ik hem ruïneer? Als U verstandig bent, Caesar, dan kunnen we de hele zaak afwerken met een minimum aan ophef. Wat is je voorstel? Stem in met de arrestatie van de jongen. En dan? Dan kunt U in Uw villa blijven en zal ik naar Rome vertrekken met een door U ondertekende aanstelling als Regent--of mede-heerser, als U de ouderwetse vormen prefereert En dan? Hoezo, en dan? De jongen. U realiseert zich toch zeker, Caesar---dat hij snel zou sterven--of misschien langzaam.... Hij zal eerst een eerlijk en onbevooroordeeld proces krijgen. Wat denk je van mijn gezondheid? Goed, voor uw leeftijd. Wat zou je ervan denken nadat ik zo'n document had getekend? Eerlijk gezegd interesseert me dat niets. De zorg voor mijn gezondheid zou ongetwijfeld aan anderen overgelaten worden. Ik zou, misschien, nog een maand te leven hebben. Ik ben een heerser, en een Romein. Griek, mee naar de kade. Nee, Phanocles--kom achter mij staan. Nounou, Mamillius! Ik en mijn agent hebben je onderschat. Des te slechter voor jou. Ik ben van plan nog langer te leven. Kijk naar buiten, Mamillius. Wat zie je daar? Water. pagina 27 van 43
POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS: MAMILLIUS: POSTUMUS: KEIZER: POSTUMUS:
MAMILLIUS: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
Kijk naar de horizon. Schepen. Mijn schepen, Mamillius. Negenduizend man. Lafaard! Omdat ik mij indek? Vermaak jezelf maar. Als mijn manschappen landen dan vegen we dit eiland schoon met brute kracht. Je hebt minder dan twee uur te leven. Laat ons tot een overeenkomst komen. Voordat hij zijn speelgoedzwaard trok had dat gekund. Maar waarom zou ik nu nog argumenteren? Mijn schepen doen dat voor me. (POSTUMUS AF.) Wat moeten we doen? Ik neem aan dat Phanocles ons nu niet even door de lucht naar Rome kan transporteren? Nee, Caesar. Dan gaan we eten en drinken en ons stilletjes amuseren. Ik zou geen hap door mijn keel kunnen krijgen. Ik kan zo helder denken onder het eten. Misschien kunnen we nog iets gedaan krijgen. Mamillius, Phanocles en--en misschien het meisje. Of nee. Niet het meisje. Ik denk aan haar veiligheid, Mamillius. Haar zal niets overkomen als ze in de vrouwenverblijven blijft. Phanocles, Directeur-Generaal van Experimentele Studies, de afgelaste demonstratie gaat alsnog door. We gaan je hogedruk koker proberen! (Hij slaat de gong.) (DOEK)
AKTE III Scene: Zelfde. PHANOCLES, afstandelijk en broedend op iets. MAMILLIUS, bij de muur, kijkend over de kade. MAMILLIUS:
PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES:
MAMILLIUS: PHANOCLES:
Hij heeft het wapen naar ons opgeheven als een kwade vinger. Ik kan zijn schepen bij het dozijn vanaf de horizon naar ons toe zien kruipen. Als de wind draait kunnen we ze horen. Kunnen jouw ideëen ze niet doen omkeren? (Geen antwoord van PHANOCLES.) Euphrosyne is ten minste veilig. Als ik nobel en dapper was dan zou dat een geruststelling voor me zijn. Help me dood te gaan! Maar mij maakt het misselijk. Zij is gelukkig, en als ik zeker was van onsterfelijkheid dan zou ik haar met me mee willen nemen--ook de dood in. Hoor je dat, Phanocles? Ik hou mezelf voor dat ik van je zuster hou, en toch wil ik dat ze doodgaat. (Pauze) Ah, maar stel je voor dat ze erop zou staan om met mij te sterven! Hoe mooi! Maar ik zou dat natuurlijk niet toe kunnen staan....Zou het Phanocles? Ik moet zeggen, voor een Griek ben je verbazingwekkend zwijgzaam. Wat heb ik gedaan om mezelf in deze positie te krijgen? Je hebt een verzoekschrift geschreven. Probeer het bij Postumus. Een petitie. Een redelijk verzoek van de ene man aan de andere. Ik heb nooit iets anders gevraagd dan goede wil en begrip. Toch is de Keizer van de wereld bezig daarbinnen, aan het eten uit een speeltje waarvan ik nooit dacht dat het ooit de moeite van het maken waard zou zijn. En daar beneden ligt de vinger van een gek aan de trekker die ik zelf gemaakt heb. We bouwen op het geloof in de goedheid van de mens en de fundamenten storten onder ons ineen. We openbaren aan hem de bewegingen van de sterren, de begrijpelijke wonderen van de schepping--en hij begraaft zijn hoofd in het vuil gelijk een hond! Je bent zo groots en slim, Phanocles-Ik ben een gek! pagina 28 van 43
MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS:
PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS:
PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS:
PHANOCLES: MAMILLIUS:
PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
Al die kosmische intelligentie....Kun je die schepen niet tegenhouden? (vriendelijk). Nee. Nee! Omdat er een echt groot man tegenover ons staat daar op de kade--een groot leider--een groot generaal....En nu zal hij die grootsheid voor altijd en eeuwig bewijzen door ons de strot af te snijden! Ja. En jij kunt niets doen? Nee. Dit is zijn eiland. Ik kan wonderen laten zien, Heer; ik kan ze niet maken. Het zwaard is machtiger dan de pen? Ja, Heer. Denk dan toch na, man! Welke hoop hebben we nog behalve jou? De Keizer misschien? Hij denkt aan niets anders dan de hogedruk koker! "Zolang er nog tijd is," zei hij. Hij zei, "Dit kan de fine fleur van dé ervaring van je leven zijn." Phanocles, ik ben toegewijd aan de Kunsten, maar dat is gastronomie toch niet! Help Uzelf, Heer. Ik kan U niet helpen. We gaan het universum veranderen! Ik ben er niet toe in staat. Hoe? Kom hier. Stel je voor dat jij de Aangewezen Opvolger zou zijn--stel je jezelf zo eens voor. Het is fout dat hij me verdenkt...nou ja, misschien heb ik domme gedachten gehad over hoe het zou zijn als Keizer, maar niet, niet-Niet buitensporig? Precies. (Pauzeert) Als we hem begrijpen dan kunnen we hem misschien verslaan. Denk na, man. Jij bent hem. Je kijkt naar de villa. Je denkt: "De ouwe man is seniel aan het worden. De Griek is een magiër. De jongen is totaal hulpeloos." Nu, Phanocles, wat zou je volgende stap zijn? Als ik Postumus was? Ja. (Pauze) Ik zou wensen dat ik Phanocles was! (Trots) (een opgewonden en geëmotioneerde KEIZER KOMT OP.) Phanocles--mijn lieve, lieve Phanocles! Wees de eerste om me te feliciteren! Het werkt! Grootvader--wat moeten we doen? Doen, mijn jongen? We moeten er eentje van goud maken! Met Postumus? Ah! De Aangewezen Opvolger. Ik was hem glad vergeten. We zullen nu met Postumus afrekenen. Wat een ongelooflijke ondekking is het toch! Ik moet zitten.... Maar, Grootvader-We moeten onderhandelen. Een borrel, Phanocles? Ik zal niet meer drinken. Ik ben bij zinnen en zal zo sterven. Wil je dan niet genieten van wat je laatste uur zou kunnen zijn? De mensheid is gek geworden, Caesar, hoe kan het anders dat de Keizer een oude man is die in een fantasiewereld leeft, en toch over de wereld heerst? Wat is er nog meer in het leven dan deze voorstellingen die jij fantasie noemt? Neem je in acht, Phanocles! Ik ga niet debatteren. Het leven is een persoonlijke zaak. Alexander vocht zijn oorlogen niet, totdat ik hem ontdekte toen ik zeven was. Toen ik een baby was, was het leven puntvormig; maar ik duwde, schreeuwde, zag, rook, proefde, hoorde, dat ene punt tot hele paleizen van pagina 29 van 43
PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: KEIZER:
historie! U bent nietszeggend. Je kiest ervoor om me niet te begrijpen. Denk je dat jouw hogedruk koker voor het stillen van een grote honger was? Als ik nu een boek zou lezen--bijvoorbeeld de Eclogues--dan zit ik niet ineens in een Romeinse Arcade; nee. Ik word de jongen, die ik was toen ik het voor het eerst las. Een povere opbrengst voor lezen. Denk je dat? Het meest kostbare ding in het leven is een geheugen. Toen ik de vis van jouw koker proefde, werd ik me bewust van honderden subtiele percepties die de tijd heeft afgestompt; en plotseling kwam alles weer terug--ik was weer jong! Ja--ja! Ik lag boven haar. Ze was glad en geheimzinnig; en ze trilde een beetje. Ik leefde zo intens--het voelde als een triomf, overheersing, macht, verkrachting! Ik sloeg toe als een leeuw--ik had haar! Ze was mijn. Mijn eerste forel. Grootvader! Voor de laatste keer--Gaan wij sterven zonder er iets aan te doen? Laat ons eerst toosten op onze gezondheid, Mamillius. Ik geef je--de hogedruk koker! De meest Prometheaanse uitvinding van allemaal! Ik kan U niet begrijpen, Caesar. U bent niet gek, maar U praat wel zo. Je hebt het over de Keizer! Voor nog een uur. Je bent schaamteloos! We gaan dood. Het klinkt banaal, Phanocles, maar mag ik je er even aan herinneren dat we altijd dood gaan? Ik had nog zoveel willen doen.... Ach ja--je speeltjes. Maar je persoonlijke machinerie--die hefbomen en catapulterende spieren--je dacht toch niet dat die onoverwinnelijk waren? Caesar, ik heb het universum veroverd, en nu hebben de mieren mij verslagen. Wat is er fout met de mensheid? Mannen. Een stoomschip, of elk ander machtig ding, in de handen van een man, Phanocles, is als een scherp mes in de handen van een kind. Er is niets mis met het mes. Er is niets mis met het stoomschip. Er is niets mis met 's mans intelligentie. Het probleem is zijn natuur. De laatste les. Intelligentie is de hele man. U bent uiteindelijk toch een gek, Caesar. Jij--jij! hoe durf je te spreken als-Stil, Mamillius. Mijn vriend heeft iets aan mijn leven toegevoegd. Nog zo'n belediging, en ik zal iets van zijn leven aftrekken! De Keizerlijke waardigheid is bij mij in goede handen. En dan nu naar onze diplomatie. Wat valt er te doen? Onderhandelen. Met wat? Hij heeft de manschappen. Wij hebben de intelligentie. Zat je te lachen, Phanocles? Ik, Heer? Ik dacht dat je zat te lachen. Ik ben blij dat je niet lachte, Phanocles. Vergeef me, Grootvader--wat zei U ook al weer--? Laat hem onderhandelen vanuit een machtspositie en hij zal fouten maken die je zullen verbijsteren. Mensen onderschatten intelligentie altijd, nietwaar? pagina 30 van 43
PHANOCLES: KEIZER: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: KEIZER: MAMILLIUS: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: KEIZER: KAPITEIN: MAMILLIUS: KEIZER:
KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: KEIZER: KAPITEIN: MAMILLIUS: KAPITEIN: KEIZER: KAPITEIN: KEIZER: KAPITEIN: KEIZER: KAPITEIN: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
KAPITEIN:
Jazeker, Caesar. (KAPITEIN KOMT OP.) Ah, Kapitein. Ben je gekomen voor het nachtelijk wachtwoord? Nee, Caesar. Excuseer mij, Caesar-Kapitein! Heer? Wij bevinden ons in een groot gevaar. Dus het is waar, Heer? Maak je geen zorgen, Kapitein. De Vader des Lands is in gevaar! De verdediging van de Vader des Lands zou ik-Zou je de villa kunnen verdedigen? Heer, ik zou haar verdedigen tot de dood erop volgt. Wat een verbazingwekkend egocentrisch sentiment! Zou je haar succesvol kunnen verdedigen? Nee, Caesar. Misschien zou de Kapitein een boot voor ons kunnen zoeken. Heb je ooit bootvluchtelingen gearresteerd zien worden? Het is misschien wel de meest vernederende vorm van arrestatie. Overweeg het volgende. Er is een snelle boot--niet de jouwe, Phanocles. En er is een kleine boot--een jol. De vluchtelingen roeien. Ze worden overduidelijk ingehaald. Ze kunnen zich nergens verschuilen. Ze worden gedwongen over hun roeispanen te liggen en tenslotte worden ze in de achtervolgende trireme geladen als muilezels. Nee, Mamillius. Laat ons niet nog meer vernederingen ondergaan door te proberen per boot te ontsnappen. De Kapitein is op andere wijze bruikbaarder. Excuseer mij, Heer--en Caesar. Maar-De Keizer verordonneert je iets. Ja, Heer--maar-Wel, Kapitein? De dame, Heer. Euphrosyne! Ik geloof dat de dame de zuster van de Directeur-Generaal voor Experimentele Studies is, Caesar? Wat is er met haar? Ze kwam naar de kwartieren van de wacht, Caesar, in een staat van grote opwinding--en ze had een ongelooflijk verhaal te vertellen over een rebellie-Over Postumus? Caesar, is het waar dat hij--? Het is waar. In dat geval, Caesar, wil ik U opnieuw mijn loyaliteit bewijzen. Ik ben zeer verheugd, Kapitein. Als we deze dag overleven dan zal ik je zo hoog promoveren dat je er duizelig van wordt. Waar is de dame nu? Het belangrijkste is dat ze veilig is, Mamillius, en dat gaan we nu regelen. Nu, Kapitein, jij moet een boodschap van mij overbrengen naar de Aangezen Opvolger. Zeg hem dat ik een voorstel heb. Bijvoorbeeld, de machtsoverdracht kan beter in Rome gebeuren, in de Senaat. Zeg hem, Kapitein, dat ik het besturen moe ben, niet het leven. Voeg daar aan toe dat de aanwezigheid van de Heer Mamillius daarbij van vitaal belang is. Caesar! pagina 31 van 43
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: KAPITEIN: KEIZER: KAPITEIN: MAMILLIUS: KEIZER: KAPITEIN: KEIZER: EUPHROSYNE:
MAMILLIUS: EUPHROSYNE: KEIZER: EUPHROSYNE:
MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: PHANOCLES: MAMILLIUS: PHANOCLES: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: PHANOCLES:
Is dat alles? Zeg hem, Kapitein, dat wij nog een keer moeten overleggen, voordat hij permanente schade toebrengt aan zijn vooruitzichten op een probleemloze regeerperiode. Wat doet mijn aanwezigheid in Rome er nou toe? Wijs hem er op, Kapitein, dat de aanwezigheid van de Heer Mamillius in vrijheid mijn onderdanen er van zou overtuigen dat mijn proclamatie vrijwillig zou zijn. Caesar! Neem de boodschap als Kapitein en keer terug met goed nieuws als Kolonel. Caesar! Ja, Caesar! Maar de dame, Heer--zij is buiten.... Euphrosyne! Laat haar gaan. Caesar! Okee, manschappen--laat haar binnen komen. (EUPHROSYNE KOMT OP, nog steeds in dromenland.) Mijn kind, waar ben je geweest? Er is overal gevaar behalve in de vrouwenverblijven. Ik kwam hier al eerder terug, Caesar, toen de twee soldaten tegen U spraken. Ik bleef lang genoeg in de deur staan om te begrijpen dat er iets verschrikkelijks is gebeurd en dat U en mijn broeder en de jonge Heer in groot gevaar zijn...en toen...gebeurde er iets met me. Waar ben je heen gegaan? Naar beneden, naar de kade. Mijn kind, wat is er in je gevaren? Je hebt een heel groot risico genomen. Een jong meisje, als jij, alleen--tussen al die soldaten! Er was geen gevaar, Caesar--ze zouden nooit denken dat ik kwaad zou doen. Niemand had oog en oor voor iets anders dan de doden en de stervenden. Er was geen spoor van het schip van mijn broeder--alleen wrakstukken en rook, en dode mannen in rijen aan de waterkant.... Oh, Euphrosyne--hoe vreselijk voor je! Ik voelde niets. Ze leken wel een plaatje van dode mannen...(verbaasd). Weet je, Mamillius, ik kon aan niets anders dan jou denken-Hou je zoveel van me? Niets dan jou. Zij waren dood of stervende--en--en ik kon aan niets anders denken dan aan jou! Oh, Mamillius! (stort in). Grootvader--wij houden van elkaar! Voor we sterven wil ik met haar trouwen. Onmogelijk! Wat? Zeg het hem, Euphrosyne. Vandaag zullen we sterven en zijn al onze eden afgezworen. Moet ik? Dit is het moment voor de waarheid. Wat was je eed? (citerend). "Mij niet bezig te houden met frivole conversatie met ongoddelijken; en mijn vergankelijke schoonheid niet aan heidense wellustelingen tonen." Aan wat? (herhalend).--aan heidense wellustelingen. Oh....Heiden? Mensen van het land? Waarom zou je hen vrezen? Het is simpel, als alle tragedieën. Ze is een Christen. Is dat alles? Alles? Weet je wat Generaal Postumus heeft gedaan met de Christenen die hij in Clusium vond? En heb je enig idee van hoe ik door het halve Keizerrijk ben gedreven omdat ze die bijgelovige onzin niet op wilde geven? Zij is onder mijn hoede. Ik ben voor pagina 32 van 43
de wet verantwoordelijk voor haar--zelfs waar ze in gelooft. MAMILLIUS: Laat haar geloven wat ze wil! Je hebt mij ook. EUPHROSYNE: U bent een prins. MAMILLIUS: Mijn keel is al half doorgesneden--wat voor een prins is dat nou? Grootvader--zorg dat ze me trouwt! KEIZER: Zij is een vrije vrouwe voor de wet, en technisch gesproken een crimineel. Dit is een enigszins gecompliceerde situatie. MAMILLIUS: Verander dan de wet! KEIZER: Ben je Postumus en zijn naderende Vloot dan vergeten? Het effect van een wettelijke verandering zou alleen lokaal zijn. MAMILLIUS: De wijziging die ik wil is lokaal. (Tegen EUPHROSYNE) Je houdt van me. Wil je van religie veranderen voor mij? EUPHROSYNE: Nee! Nooit! MAMILLIUS: Ik hield van je toen je niets anders was dan een vorm waarmee mijn geest kon spelen. Ik hield van je voordat ik je stem had gehoord of je gelaat gezien. Op dezelfde wijze, wat er ook zal komen, ik zal de onbekende toekomst omhelzen. KEIZER: Wacht! Geloof me, ik zou er geen bezwaar tegen hebben als het huwelijk privé was. Ik weet dat Christenen slechte filosofen zijn maar goede ambtenaren. Ik zie geen reden waarom een Christen geen goede vrouw zou zijn. EUPHROSYNE: Caesar, vergeef me! U begrijpt het niet. Hij is een deel van de wereld die voor mij verboden is. Wij Christenen moeten de wereld herscheppen. Het is een voorwaarde van ons geloof. Ik kan geen "Ja" zeggen. U bent een heiden--iemand die gelooft in de oude goden-MAMILLIUS: Maar ik geloof niet in de oude goden! PHANOCLES: Geen intelligent man gelooft erin! KEIZER: Maar er blijft toch iets over. Wij--zij--geloven niet in Jupiter, Phanocles, maar het is een voorwaarde van ons bestaan dat wij voorwenden te geloven. Een voorgewend geloof is beter dan helemaal geen geloof. PHANOCLES: Nee! KEIZER: Zeker wel! PHANOCLES: En er is altijd iets om in te geloven, Caesar. Ik geef U de namen van mijn nieuwe goden: Recht, Verandering, Oorzaak en Gevolg, Redelijkheid--en Redelijkheid is de grootste. U zou deze goden moeten hebben in plaats van de oude. KEIZER: Weet je, Mamillius, ik vermoed dat Phanocles ons allen zal overleven. Zijn goden en die van Generaal Postumus hebben te veel overeenkomsten om over te vechten! MAMILLIUS: Vertel me over jouw goden, Euphrosyne. Klinken ze zo koud als de zijne? EUPHROSYNE: Er is maar een God. MAMILLIUS: Denk je dat hij ons kan redden van die schepen? EUPHROSYNE: Als Hij dat wil. MAMILLIUS: Als het zijn wil zou zijn, dan is hij wel wat laat. De eerste schepen varen de haven binnen. Postumus zijn handen moeten jeuken om je explosief naar ons te schieten, Phanocles. Wat gaat er gebeuren? Zullen we allemaal dood gaan? PHANOCLES: Nee, Heer. Het kan de villa niet bereiken. MAMILLIUS: Weet je dat zeker? PHANOCLES: Ik weet het zeker. Het ergste wat er kan gebeuren is een gat in het aangezicht van de klif een paar meter onder waar U nu staat. MAMILLIUS: Ik neem aan dat hij het ding zal afschieten? KEIZER: Hij zal de verleiding niet kunnen weerstaan. Maar niet voordat hij een mooi publiek heeft. pagina 33 van 43
MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER:
EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: KEIZER: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS:
EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: KEIZER:
EUPHROSYNE: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
En dan? Als we aannemen dat onze waarde Phanocles weet waar hij het over heeft, dan zouden wij allen nog moeten leven nadat zijn machinerie zich in onze kliffen geboord heeft. Onze beste hoop ligt dan in de boodschap die ik de Kapitein heb meegegeven. Postumus kan het niet nalaten ons te vertellen dat hij een realist is die geen gok waagt. Op de een of andere manier moeten we hem er van overtuigen dat hij het safe speelt door jou te laten leven, Mamillius. Ik zal niet voor hem kruipen, Grootvader! Nee, dat zie ik wel. Euphrosyne, ik ben bang dat ik jou grotendeels verantwoordelijk moet houden voor deze verbazingwekkende verandering in mijn kleinzoon--een verandering die het leven verdient--niet de dood. Hij zal naar jou luisteren. Wat adviseer jij? Bidden. Hoe? Voor wat? Voor God. Ah, maar welke god? Bedoel je jouw God? Wat anders? Dan moet jij bidden, Euphrosyne! Geen god kan een gebed van jou weerstaan! Ik durf niet. Maar Hij kiest wie Hij wil--tenminste, dat zeiden ze.... Bidt, mijn lieve Euphrosyne--uit liefde voor mij! Ik hou van je, wat er ook gebeurt. Als het een zonde is om van een heiden te houden, dan zal ik graag boete doen! En ik hou van jou! We hadden elkaar moeten vinden--onze levens doorbrengend--open naar elkaar, als baatzuchtige geliefden....Mijn zaken zijn jouw zaken, mijn huis jouw huis--mijn leven jouw leven! Ik heb niets om je terug te geven. Jezelf! Ik had niets dan mijn God.... Ik wil je goden delen! Als dat zou kunnen! Als jij gelooft dan is dat genoeg voor mij. Jouw goden zullen mijn goden zijn! Mijn God zal Uw God zijn. Goed dan. Uw God zal mijn God zijn. Kus me. (Ze omhelzen elkaar.) Wees gezegend, mijn kinderen. Vanwege die verachtelijke man daar beneden heb ik niet het hart om een langere speech te houden. Ik zou van jullie geluk moeten genieten.... (De man van de aktie). Grootvader--bid! Omdat jij voorstelt Christen te worden, Mamillius, zou het beter zijn indien jij dat deed. Maar hoe? Euphrosyne.... Nee.... (filosofisch). Ja, Euphrosyne. Hij heeft gelijk. Het gebed is het toegeven van menselijke zwakte, en daarom, hoewel we misschien niet geloven in het object van ons bidden, zouden we er tenminste aan moeten toegeven. Tot wie moeten wij bidden? Wie anders dan God? Ach ja, natuurlijk. Jij hebt daar geen probleem mee, is het niet? Een vrouwelijk antwoord--maar vergeeflijk onder de omstandigheden. Grootvader--U bent Jupiter's Hogepriester. Hmmm...ja. pagina 34 van 43
MAMILLIUS: KEIZER:
Schiet op, Grootvader--bid! Mijn lieve jongen! Te denken dat ik tot nu heb moeten wachten om te zien dat je diep religieus bent! Mooi. Laat ons onze waarschijnlijke nederlaag aanvaarden met het gebruikelijke ceremonieel. Sta op, Phanocles. PHANOCLES: (Verdoofd). Caesar, ik heb U mijn god genoemd. De Rede. KEIZER: Ik denk dat we voor dit moment genoeg goden hebben. Sta op, Phanocles. PHANOCLES: De Rede had ons misschien een uitweg kunnen bieden. Als ik nou maar had vertrouwd en gesmeekt had om-MAMILLIUS: (Fel). Als je niet opstaat voor Jupiter, Phanocles, doe het dan voor de Keizer. PHANOCLES: (Staat op). Caesar! KEIZER: Breng me de schaal, Mamillius. Nu de lamp. Zou jij dit moeten doen? Ik denk het niet. Phanocles, plaats de lamp op de tafel--Wierook.... MAMILLIUS: (Fluisterend tegen de knielende EUPHROSYNE). Ben je aan het bidden, Euphrosyne? EUPHROSYNE: Toen ik hen zag--ze waren als in een plaatje--maar waarom lijken ze zo gruwelijk als ik alleen al aan hen denk? We moeten bidden voor God's genade voor de stervenden! MAMILLIUS: Maar daar gaat het helemaal niet om. Ik wil dat wij leven! EUPHROSYNE: (Met smekende blik). Probeer het, lieve Mamillius--probeer te bidden! Hij is de God van de Liefde! KEIZER: (bezig met zijn rituelen, stilletjes tegen PHANOCLES). Kijk, Phanocles--zo gaat het altijd met een jonge religie. Ik twijfel er niet aan of het Christendom zal met de tijd een formele etiquette krijgen, zoals alle anderen....Wierook, Phanocles. Giet water over mijn handen. (PHANOCLES doet dat.) Met beleid, Phanocles. Het wassen is slechts symbolisch. (Hij maakt het af.) (MAMILLIUS' aandacht is onzeker verdeeld tussen EUPHROSYNE en de KEIZER en zijn eigen pogingen tot stil bidden.) Zijn we allemaal gereed? (Pauzeert) Laat elke ongunstige uitlating afwezig zijn. Laat elke goddeloze tong stil zijn! (Gespannen pauze) Alle Vaders.... PHANOCLES: (met een grote schreeuw) Grote Caesar! Vergeef me mijn gekte! De Rede is de enige god! (Een korte gespannen stilte) KEIZER: Ik betwijfel of je gekte een excuus is voor heiligschennis, Phanocles. PHANOCLES: Maar de koperen vlinder....Denk na....We kunnen Postumus dwingen zichzelf te vernietigen door zijn eigen hand!... (MAMILLIUS, die opmerkt dat EUPHROSYNE is gestopt met bidden en erg geschokt, trekt zijn zwaard, en rent naar PHANOCLES.) MAMILLIUS: Ik zweer dat ik je afmaak als je nog één geluid maakt! (PHANOCLES zwicht.) KEIZER: Laat hem, Mamillius. Hij is gekalmeerd. Ik ben bekend met de uitbarstingen van religieuze hysterie en ik zie dat het over is. Phanocles, ik beloof je dat je zo meteen je god van de Rede mag aanroepen zoveel het je belieft, maar we moeten voorrang geven aan Jupiter. Onder de omstandigheden, Mamillius, zou je nog een keer willen assisteren? We hoeven alleen de rituele wasbeurt te herhalen....(MAMILLIUS giet het water.) Zijn we gereed? Grote Jupiter, Aller Vader, Heer van hemel en aarde, accepteer dit offer van ons en aanhoor ons gebed. Oh, Dirigent van Zielen, behoed ons voor het gevaar! Oh, Heer van de Bliksem, Donderaar, vernietig onze vijanden! (Er klinkt een angstwekkende en weerkaatsende explosie. DE KEIZER staat aan de grond genageld. EUPHROSYNE jammert het uit en staat ook aan de grond genageld. Eigenlijk staat eenieder min of meer aan de grond genageld.) MAMILLIUS: Donder! Grootvader! was het aan de juiste kant? Grootvader--er is iets mis--U bad tot Jupiter! Er is daar beneden niets anders dan rook--ik kan niets zien--(kijkt naar pagina 35 van 43
EUPHROSYNE). Een mirakel! Maar wiens mirakel? Nee, nee, nee, nee, nee! Ik kan nu wat zien--daar waar de soldaten stonden, ze zijn allemaal verdwenen! De omheiningen op de kade branden-PHANOCLES: Onmogelijk! Het vuurmechanisme was foolproof--tenzij iemand het-(MAMILLIUS verlaat de muur en rent naar EUPHROSYNE.) MAMILLIUS: Euphrosyne, mijn geliefde--we zijn gered! Jupiter heeft onze vijanden vernietigd! EUPHROSYNE: Het was onze God! Hij leidde mijn hand-MAMILLIUS: (ongelovig). De God van de Liefde?--Mensen treffend met de bliksem? EUPHROSYNE: Maar Hij is ook de God van de Veldslagen! KEIZER: Geen wolkje. Geen wolkje te bekennen.... MAMILLIUS: (triomfantelijk). Verlaat Jupiter, Grootvader! Grootvader--hoorde U dat? Liefde en Oorlog op één altaar! Dit is onbegrijpelijk! (Hij keert gelukzalig terug naar de muur van de klif. Tijdens de volgende dialoog neemt EUPHROSYNE de koperen vlinder van haar jurk en houdt hem met panische angst tegen haar borst.) Waarom! Het standbeeld van Hercules ligt in stukken naast zijn voetstuk! En de bomen-hoe vreemd....De rook is vrijwel opgetrokken....Maar er is niemand meer--en waar zijn de trappen--en de boten die ernaast waren aangemeerd? PHANOCLES: Het zou niet kunnen gebeuren, Caesar. Ik ben er zeker van! MAMILLIUS: Er zijn een paar bomen omgevallen, en er hangen een paar tegen elkaar aan.... PHANOCLES: (tegen zichzelf). De enige verklaring! MAMILLIUS: Er rent daar een man-PHANOCLES: Een of andere gek heeft het verwijderd-MAMILLIUS: Grootvader, er komt een man de trappen van de villa opgerend-KEIZER: Zijn er wolken? MAMILLIUS: Geen wolkje aan de lucht! Alleen rook beneden aan de kade-PHANOCLES: Maar wie--wie zou er mee geknoeid hebben? Welke gek--? MAMILLIUS: Hij komt me bekend voor-PHANOCLES: (tegen MAMILLIUS)--tenzij de Aangewezen Opvolger zelf-MAMILLIUS: Nee, zeker niet Postumus--Nee maar, het is onze Kapitein. PHANOCLES: Ik ben geen rancuneus man, maar dat zou toch een soort van gerechtigheid zijn-MAMILLIUS: Phanocles! Je kunt lachen! (We beginnen bij PHANOCLES het effect te zien van een grimmige grap die tot hem begint door te dringen.) PHANOCLES: De Aangewezen Opvolger zelf! MAMILLIUS: --die niet! Het is onze Kapitein. Hij zal ons vertellen wat er gebeurd is! PHANOCLES: (nog steeds genietend van zijn eigen gedachte). Hij zou toch minstens de verwijdering verordonneerd kunnen hebben...(grinnikt hol). Goddelijke vergelding! MAMILLIUS: (zwaaiend). Kapitein! Kapitein! PHANOCLES: (alledrie de aanwezigen met medelijden overziend). Hoe kunnen zij niet in goden geloven! (KAPITEIN KOMT OP.) KAPITEIN: Caesar! Ik heb geprobeerd om Uw boodschap aan de Aangewezen Opvolger over te brengen--maar ik werd tegengehouden. En nu is hij dood, Caesar--ze zijn allemaal dood, of stervende-KEIZER: Wie--is--er--dood? KAPITEIN: Generaal Postumus, de Aangewezen Opvolger, Caesar! PHANOCLES: MAMILLIUS:
pagina 36 van 43
KEIZER: KAPITEIN:
De Aangewezen Opvolger? --en zijn officieren, Caesar. Het was...ik wil er eigenlijk niet over praten. Er zijn geen regels die hier van toepassing zijn--Het was een mirakel--de hand van God-KEIZER: God? KAPITEIN: Ons Aller Vader--laat zijn naam gehuldigd worden! De Donderaar--Jupiter....ik moet vanaf het begin beginnen--Ze stonden allemaal bij de Marcus Zeven en lachten, Caesar. De betreurenswaardige Generaal bukte om het koord los te maken; en toen was er een soort van--er was een soort van witte knal, Caesar, en een rookstorm golfde eruit. Ze werden uiteen gereten--en temidden van hen de betreurenswaardige Generaal die niets anders achterliet dan zijn helm, die op de zuidvleugel van villa neergekomen is. Er is niets over van zijn uitmuntende officieren, Caesar. En wat de kade betreft, Caesar--er is een rokend gat waar eens de kade was! (LANGE pauze) KEIZER: Kapitein, ga naar de verdwaalden en--ongelovige soldaten die de kade op komen. Vertel ze dat Jupiter, ons Aller Vader, de Aangewezen Opvolger heeft vernietigd voor hun ogen vanwege de zonde die hij heeft begaan door tegen de Keizer te rebelleren. KAPITEIN: Caesar! (Pauze) Heil Caesar! (KAPITEIN AF. EUPHROSYNE bezwijmt. De koperen pin valt uit haar hand. MAMILLIUS vangt haar op en troost haar. PHANOCLES stormt naar voren en graait naar de pin.) MAMILLIUS: Euphrosyne, mijn geliefde, heb je dat gehoord? Het is zoals ik zei--we leven nog. Jupiter--ik bedoel onze God--heeft ons beschermd. We hebben niets meer te vrezen! (EUPHROSYNE heeft haar ogen geopend. Ze glimlacht--ziet dan PHANOCLES staan, als aan de grond genageld, over haar heen gebogen met de koperen vlinder in zijn hand.) PHANOCLES: Mijn intelligente zuster....Dit was precies berekend! We danken ons leven aan-EUPHROSYNE: Nee, Phanocles--nee! Ik werd geleid in alles wat ik deed. Het was als in een droom....ik had geen angst, geen twijfels....ik probeerde niet eens mij te verbergen--al die dode mannen hadden niets met mij van doen. God heeft ze vernietigd! MAMILLIUS: Wat is dat, Phanocles? PHANOCLES: De veiligheidspin, Heer--wat ik U probeerde uit te leggen. MAMILLIUS: Hoe kwam ze daar aan? PHANOCLES: God mag het weten! (EUPHROSYNE staat op het punt in vreugdetranen uit te barsten terwijl MAMILLIUS haar in zijn armen neemt.) Wat heb ik U gezegd, Caesar? Hier is de koperen vlinder--de veiligheidspin! KEIZER: (ver weg). Ik moet mijn voorstelling van het universum aanpassen.... MAMILLIUS: Droog je tranen. Kijk op. De zon is voor ons opgekomen. PHANOCLES: Ze heeft hem eraf gehaald, dus zodra hij het wapen afvuurde explodeerde het! KEIZER: Het is misschien wel juist dat ons Aller Vader speciale zorg besteedt aan zijn eigen Hogepriester--maar dat heeft hij nooit eerder gedaan! PHANOCLES: Zo ziet U maar weer, Caesar, Oorzaak en Gevolg gaan nog steeds op. KEIZER: (zich eindelijk richtend naar PHANOCLES). En jij, Phanocles--jij met je praat over Recht en Verandering en Rede--jij durfde te suggereren dat het universum een machine is! PHANOCLES: Maar kijk dan toch, Caesar! Ik was juist bezig U uit te leggen-KEIZER: Jij hebt me niets meer te vertellen. Waar blijf je nou met je logica als de goden hun werk doen? PHANOCLES: Ik...ik weet het niet. pagina 37 van 43
KEIZER:
PHANOCLES: EUPHROSYNE: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS:
KEIZER: MAMILLIUS: EUPHROSYNE: KEIZER: EUPHROSYNE: KEIZER: EUPHROSYNE: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER: MAMILLIUS: KEIZER:
Wij zijn hulpeloos--veroordeeld tot de dood--met slechts een sprankje hoop. En toch, uit deze kristalheldere hemel, heeft zijn toorn jouw machine geraakt, en de gekozenen zijn uitverkoren. Ik...Ja, Caesar. (Hij is verslagen.) (Eindelijk gelukkig). Laat me nooit meer gaan! Hoe zou ik kunnen? Blijf naar me kijken! Waar anders zou ik kunnen kijken? Mamillius-Grootvader? Ze hadden toch gelijk. Wie? Gewoon ze. De simpele, oude vrouwen. De gekke filosofen en de fanatieke priesters-zelfs de wilde in de woestijn met zijn stuk hout. Ze hadden toch gelijk. En ik had ongelijk. Hopeloos ongelijk--Postumus sprak meer waarheid dan hij wist. Het is tijd voor een regentschap. Grootvader! Ja? Postumus is dood. Wie is de volgende Aangewezen Opvolger? Wie anders dan jij? Caesar! Elke man kan verandering bewerkstelligen--en toch is verandering het enige dat geen man in de hand kan houden. Daarom, Mamillius, is leiderschap noodzakelijk, maar nonsens. Je zult een slechte Keizer zijn--Wat maakt het uit als de goden het overnemen? Ik zal de grootste der Keizers zijn! Herinner me niet te snel aan mijn dwaasheid! --met Keizerin Euphrosyne aan mijn zijde-Dat was ik vergeten--stop--stop! Nee, Grootvader, U kunt ons net zo min onder controle houden als verandering. Haar god mag dan misschien wel, of niet, uit de heldere hemel neergedaald zijn, hij is haar God, en haar God zal mijn God zijn. Ik heb het gezworen. Kom met mij, mijn Aangewezen Keizerin! Wacht! Waarop, Grootvader? Om zijn zegening te ontvangen, Mamillius. We hebben toch gelijk. Door de liefde te vertrouwen, vertrouwden wij op God. Is dat niet wat U bedoelde? Deed ik dat? Oh, maar U maakte alles zo duidelijk! Er is een tijd van huilen, van vreugde, en van trouwen. Hoe simpel is het leven toch! Bedoel je dat je mijn kleinzoon wilt trouwen? Ja, ik wil! En jij, Mamillius? Ik wil, ik wil! Als mijn zegening betekent dat jullie mijn liefde meenemen in de toekomst, dan zijn jullie al gezegend. Maar de gedachte aan die toekomst is vreemd benauwend. Maar waarom, Grootvader? De toekomst is nu aan ons. U hebt daarvoor gezorgd, en wij verlangen er naar die te veranderen. Dat is wat me benauwt. Ik moet ondersteuning zoeken; maar wie weet waar! Laat me nu alleen en kom over een uur terug. pagina 38 van 43
MAMILLIUS: Dank U, Grootvader. Heil en--voor een uur--vaarwel, Caesar! Kom, Euphrosyne. EUPHROSYNE: (Kust de Keizer, doet dan een stap terug. Ze spreekt intens geëmotioneerd.) Laat God onze genadige Keizer redden! MAMILLIUS: Hou je echt van me? EUPHROSYNE: Dat heb ik toch gezegd. MAMILLIUS: Zeg het nogmaals! EUPHROSYNE: Ja, ja, ja! KEIZER: Wacht, ik smeek je, Mamillius! MAMILLIUS: Nee, Grootvader--nee, nee, nee! Heil, en voor even--vaarwel, Caesar! Nu, waar waren we? Oh ja--(tegen EUPHROSYNE) Zeg me, hou je echt en zielsveel van mij?... (En weg zijn ze.) KEIZER: Dit is het einde hoe dan ook. PHANOCLES: Maar we zijn gered! Nu kunnen we doorgaan! De obstakels zijn uit de weg geruimd door, door-KEIZER: Ons Aller Vader. PHANOCLES: Nu kunnen we een groter stoomschip bouwen, Caesar. (DE KEIZER begint boos te worden. De gebeurtenissen van de dag beginnen hun tol te eisen. Er is een ongewone bereidwilligheid in zijn boosheid, en later, in zijn boosheid en opwinding, een vleugje hysterie.) KEIZER: Een groter stoomschip! Phanocles, zoon van Myron, Directeur-Generaal van Experimentele Studies--heb je gehoord wat hij heeft gezegd? PHANOCLES: Ze is maar een meisje. KEIZER: Slimme man, gestudeerde man, genie--wat een idioot ben je! PHANOCLES: Ik? KEIZER: Er hangt geen andere dood over hen dan die ons allen wacht--haar God zal zijn God zijn! Hij meent het en zij meent het ook--en wat is een Keizerrijk voor een mooie vrouw? PHANOCLES: Maar Caesar-KEIZER: Zie je in wat je hebt gedaan? PHANOCLES: Ik heb niets gedaan. KEIZER: Jij hebt niets gedaan! Een stoomschip dat een halve vloot tot wrakhout maakt--een explosief dat een half leger uit elkaar klapt--en nu--nu--net als ons Aller Vader het zich verwaardigd zich persoonlijk met mijn opvolging te bemoeien--nu! Een Christelijke Keizer! PHANOCLES: Het is niet mijn fout dat ze een Christen is! KEIZER: Waarom ben je hier heen gekomen? PHANOCLES: Om U te zien. KEIZER: Je kunt de elementen bedwingen maar niet je zuster? Wat heb ik gedaan dat ik daar op mijn leeftijd nog voor moet boeten? PHANOCLES: Als U aan mijn uitvindingen gewend bent, Caesar, dan lijkt de oude wereld een slechte droom. KEIZER: Maar ik hou van de oude wereld! Wat heeft de jouwe te bieden? Een grote knal! Wielen als de tanden van een haai! Onrust, beroering, koorts, ontwrichting, verstoring, wilde experimenten en katastrofe! (DE KEIZER voelt bijna zijn weg naar een stoel en zet zichzelf erin.) Dit is een delirium! PHANOCLES: Moet ik Uw arts halen? KEIZER: Hebben we dan gedroomd, Phanocles? Ben jij mijn indigestie? PHANOCLES: Nee.
pagina 39 van 43
KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
Laat me...een experiment doen. Dit voelt als een mok, en je ziet, hoewel mijn hand beeft, dat ik recht kan schenken. Waanideëen, vernietiging, ruïnes, vlammen, een goddelijke interventie--stoomschepen en uiteenklappers.... Caesar--Caesar! Voelt U zich nu beter, Caesar? Beter. Droeviger. Wijzer. Boem. Dreun. Caesar....De--de hogedruk koker....Mjam, mjam! De Prometheaanse hogedruk koker-Forel. Golven schitterend water en watervallen van de hoge zwarte rotsen. Muziek! Alleen de harp....(MUZIEK) (Pauze) De wereld komt terug--de oude wereld die deze wereld is. Natuurlijk....Er is geen ander. Forel, Caesar.... Deze plengoffer aan de Donderaar-Denk aan de hogedruk koker-Ik ben weer tot mijzelf gekomen. Nu, Phanocles--hoe kan ik je belonen? Zoals het Caesar belieft. Ik was er zeker van dat U uiteindelijk het nut van mijn uitvindingen zou inzien, Caesar. Ik zal er één van puur goud laten maken. Of zou zilver toepasselijker zijn? Er is een prima toepassing voor jouw ingenieusiteit, mijn beste Directeur-Generaal. Misschien de beschikking over meer arbeiders en een grotere boot-Wie had het over boten? Ze was zo snel.... Goddeloze snelheid! Heeft U geen emplooi voor een snelle boot, Caesar? Je zult me wel oud vinden--maar ik prefereer een trage boot. We zullen niets dan trage boten hebben in de toekomst. Maar Caesar! Trouwens, heb je er wel eens aan gedacht hoe oneerlijk ze was voor de slaven? Ze zou hen overbodig gemaakt hebben. Nou, daar heb je het. Het leven van een roeiende slaaf is hard, Phanocles, maar beter dan niets. Jij hoeft niet over dat soort dingen na te denken, maar ik ben verantwoordelijk voor het welzijn van alle klassen. Jouw snelle boten zouden tot een grote groep werklozen geleid hebben, en ik heb het hart niet dat te laten gebeuren. Er is werk genoeg op een stoomschip-En verder kun je de weg niet vinden zonder wind als sterren en zon onzichtbaar zijn. Ik had gedacht aan een instrument dat naar het Noorden wijst. Wat zou dat nou voor nut hebben? Niemand wil daarheen. U heeft er niet aan gedacht-Voor de toekomst niets dan trage boten. Het is Onze Keizerlijke Wil, Phanocles. Ik buig. Wat we verder ook doen, we moeten aan de slaven denken. Wij hebben hen onder onze hoede. Misschien komt er een dag, Caesar, dat de mensen vrij zijn omdat ze zelf niet meer in slavernij geloven-Jij werkt met de perfecte elementen, en daarom ben je politicologisch gezien een idealist. Er zullen altijd slaven zijn, ook al heten ze misschien anders. Wat is slavernij anders dan de overheersing van de zwakken door de sterken? Hoe kun je hen gelijk stellen? Of ben je zo dom om te denken dat iedereen gelijk geboren wordt? pagina 40 van 43
PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES:
KEIZER: PHANOCLES:
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES:
Mijn explosief maakt de sterken zwak. Jouw explosief is nog verontrustender dan je schip. Zeker, het heeft--onder Jupiter--mij vandaag gered, en daarmee de vrede in het Keizerrijk. Maar het heeft de wereld een genadeloze leider gekost die een half dozijn mensen omgebracht zou hebben en daarmee honderd miljoen mensen gerechtigheid. De wereld heeft een goede deal verloren. Nee, Phanocles. Geen exposieven meer....Je hogedruk koker....daarvoor zal ik je belonen. Caesar--U zult mij hiervoor vorstelijk belonen-Waarvoor? Herinnert U zich nog de derde grote uitvinding die ik achterhield om U te verrassen? Hier is zij. Voorzichtig, Phanocles! Zet het neer! Zet het neer, zei ik! Maar Caesar-Ga weg! U heeft niets te vrezen. Kijk, Caesar--raak het aan als het U belieft. Niets met damp--geen stoom--geen lawaai? Nu, hoe gaat U mij belonen? Het heeft niets te maken met--(wijst naar boven). Alleen met de stilte. Kijk. Ik zie niets dan twee stukken papier. Neem ze. Gedichten? Ben jij een dichter? Dat is ongelooflijk! Mamillius heeft de verzen geschreven. Ik had het kunnen weten! Sophocles--Aeschylus--Hoe ontwikkeld is die jongen toch! Dit zal hem wereldberoemd maken. Lees de beide gedichten, Caesar, ze zijn exact gelijk. Ik heb een goedkope en stille methode om boeken te vermenigvuldigen uitgevonden. Ik noem het drukkunst. Drukkunst? Denk na. Hoeveel wiskundeboeken zijn er verloren gegaan die met deze methode gered hadden kunnen worden? Hoeveel astronomie, geneeskunde als U wilt--landbouw en veeteelt, essentiële vaardigheden-Maar dit is een tweede hogedruk koker! Met deze methode kunnen een man en een jongen duizend copieën van een boek maken in één dag. We zouden honderdduizend copieën van de werken van Homerus weg kunnen geven! Een miljoen als U wilt. Een dichter zal zijn werken als warme broodjes verkopen--"Koop mijn fijne rijpe lofzangen!" (Hij is bijzonder opgewonden.) Een openbare bibliotheek in elk dorp! Phanocles--beste Phanocles! Misschien is de wereld nog niet te oud om te leren. Tienduizend copieën van de liefdesgedichten van Catullus! Honderdduizend van de werken van Mamillius-Encyclopedieën! Een auteur in elke straat, Caesar! We zullen de mensheid bevrijden door haar gefrustreerde verlangen naar zelfexpressie te bevrijden. Zelf-expressie! (hij is plotseling voorzichtig). Was dat de eerste koele avondbries die ik in mijn nek voelde? Phanocles, we moeten zeer voorzichtig zijn. Laat ons deze uitvinding beoordelen voordat hij uit elkaar klapt-Hoe kan de drukkunst nou uit elkaar klappen? pagina 41 van 43
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES:
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES:
Zelf-expressie. Is er wel genoeg genialiteit om dat aan te kunnen? Laat de geschiedenis U overtuigen, Caesar. In onze bibliotheek in Alexandrië staan meer boeken dan een man in zeven levens kan lezen. Dat zou suggereren dat er al meer dan genoeg boeken zijn. Hoe vaak wordt er een Horatius geboren? Kom, Caesar--de natuur is overvloedig. Maar stel nou dat we alle boeken zouden schrijven? Elke man zal verleid worden tot het oprichten van een klein maar onuitwisbaar monument voor zichzelf-Interessante biografieën-Dagboek van een Provinciale Gouverneur....Ik bouwde Hadrianus' Muur.... Leerboeken dan-Boeken over boeken over boeken-Geschiedenis-Begrijp je het dan niet, jij buitengewone man? Er worden minder grote historici geboren dan dichters! Maar iedere man die zo bang is voor de toekomst dat hij slechts kan denken aan het verleden zal slechts ruwe contouren tekenen. En elk persoon dat denkt dat zijn leven van cosmische importantie is zal ons een beschrijving van het gevecht van minuut tot minuut geven. Ik was Nero's Grootmoeder. Ik was de min van de kleine Prins Mamillius-Ik zie een nieuwe hemel en een nieuwe aarde! De hoeveelheid informatie zal groeien, zwellen, zal een stortvloed worden. Er zullen galerijen en mijnen van boeken zijn-stapels en piramiden! De plafonds zullen omhoog komen, ze zullen barsten-Rapporten, Caesar--een onafgebroken stroom van feiten! Rapporten! Wie zal ze lezen? Jij niet! Ik zal ze lezen. Rapporten--militair, marine, hygiëne--ik zal ze allemaal moeten lezen! Politiek, statistiek, economie, theologie-(pauzeert). Laat mijn eunuch voor mij zingen.... (DE EUNUCH zingt weer. DE KEIZER betast een pilaar, merkt nu de exquise schoonheid van de nacht op. EEN VROUW ontsteekt de lampen. De muziek, de sterren, de poelen van licht, allen kalmeren hem. Het stuk vervaagt, langzaam en zacht zoals de dag weggegleden is.) Vergeef me, Phanocles-Wat is er te vergeven, Caesar? U hebt niets gedaan. Ik heb het gesteente aangeraakt om het visioen uit te bannen. Ik ben te oud voor deze verschrikkingen.... Verschrikkingen, Caesar? De vergezichten die je me hebt laten zien zijn te fantastisch. Ik zie geen vergezichten en ik voel geen verschrikkingen. Natuurlijk niet. Jij bent een oerkracht, Phanocles--meer dan alleen een man. Niets zal jou stoppen. Ik kan je alleen maar afleiden. Want jij zult onvermijdelijk doorgaan met je vooruitstrevende dingen tot je maker de knop omdraait en je metabolisme krakend tot stilstand komt. U bedoelt tot ik dood ga. Hoe prachtzaam en de expressie voorbij is de schoonheid van de gewone wereld! Zul je het uitwissen, vraag ik mij af, zoals ik de dauw van deze vrucht wis? Ik zou het veranderen. Maar om mij te behagen--als een huwelijksgift aan je zuster--zou je jouw bezeten brein niet bezig willen houden met, bijvoorbeeld, tuinieren? Waarom niet, Caesar? Ik heb vaak gedacht dat de opbrengst van de aarde schandalig laag pagina 42 van 43
KEIZER: PHANOCLES: KEIZER: PHANOCLES: KEIZER:
is. Ik heb een aantal listen bedacht-Ik begrijp je, jij ontembare man. Nu, Phanocles, ik zal je belonen voor je hogedruk koker. Ik ben in Caesar's handen. Zou je ambassadeur willen zijn? In mijn liefste droom heb ik niet zo'n gedistingeerde positie bereikt, Caesar! Ik zou niet meer dan Uw afbeelding zijn! Het zou een nogal lange reis zijn, maar een bijzonder interessante voor een onderzoekende geest als jij. Kom, laat ons genieten van de koele avondlucht. Ja....Je kunt je explosief en je drukkunst meenemen. Ik zal je Buitengewoon Afgezant en Gevolmachtigde maken. Phancoles, mijn beste vriend--ik wil dat je de langzame boot naar China neemt.... (DOEK)
pagina 43 van 43