1
2
De Koperen Tuin: de schat van Roodbaard De aandacht voor het werk van Simon Vestdijk is in 2013 niet meer dat wat het geweest is. Ik veer op bij het horen van zijn naam als in de boekenrubriek van de TROS-nieuwsshow op zaterdagochtend zijn naam valt. Tijdens het lezen van NRC-Handelsblad ligt de schaar klaar. Vestdijk komt voor in bijzondere bloemlezingen. Denk aan Hunebedden in de Nederlandse literatuur3, waarin Anton onder leiding van meneer Roemer op schoolreisje gaat naar Drenthe. 4 Hij was tenslotte ook een observator, die de indrukken van stad en land doorgaf aan de lezer. Naar aanleiding van het boek dat uitkwam over leven en werk van de tuinarchitect Roodbaard, heb ik gezocht naar het effect dat het park de Prinsentuin op de jonge bezoeker maakte. Mijn conclusie is dat het effect van een landschapspark op de bezoeker maakte, zeker voldeed aan de bedoeling van de tuinman. “De mens is wordt vrij geboren, en is alom geketend”, zegt Rousseau aan het begin van Du contrat social. Maar in het weekend is de mens vrij en gaat wandelen in de woeste natuur, die inspirerend is, uitdagend en het beste in de mens bovenhaalt. In de daarop volgende werkweek kunnen we dan weer vol energie aan de slag. Zo’n wandeling wordt vaak bepaald door… inderdaad paaltjes van een bepaalde kleur. Zo blijft de tijd waarbinnen we de oermens in onszelf uitlaten begrensd tot 110 minuten, indien we de gele paaltjesroute volgen. Voor meer avontuur gelieve u voor rood te kiezen, want dan bent u wel 135 minuten onderweg. Natuurlijk begint en eindigt u op de voor uw mobiele vriend aangelegde parkeerplaats, waar tevens gelegenheid is voor het veroveren van voedsel.
1
Roodbaards Rijkdom door Els van der Laan-Meijer en Willemieke Ottens is een uitgave van Stichting Bonas, Museumpark 25, 3015 CB Rotterdam. ISBN: 978-90-76643-55-7 2
De koperen tuin; Nijgh en Van Ditmar, Rotterdam 's-Gravenhage, 1950
3
Hunebedden in de Nederlandse literatuur: Meppel 2003 ISBN: 90-6053-39-25 4
Terug tot Ina Damman, Amsterdam 1990; pag. 102-104
Kan de wandeling niet bar genoeg zijn, met op het pad gevallen takken, een verleidelijke paddenstoel, modderplassen en vreemde geluiden vanuit het dichte struweel, want primitief leven is zuiver leven, om zo vulling te geven aan onze behoefte om –oer- te zijn; het hoogtepunt is toch het ijsje of de pannenkoek tot slot. “Ik hou van de natuur, maar ik moet er wat bij te drinken hebben”, wisten we al van Willem Kloos. De natuur is er voor alle mensen, maar de beleving van die natuur wordt lang niet door iedereen op de zelfde manier ingevoeld. Het is echt een burgerlijk genoegen. Het is de burger die de avontuurlijke paden opgaat en in het achterhoofd houdt dat verdwalen weliswaar mogelijk is, maar nooit kan leiden tot een grotere vertraging dan bij de NS usance is; het is de burger die van zijn tuin een reservaat maakt voor planten en dieren van de Rode Lijst; het is de burger die Natuurmonumenten tot de grootste vereniging heeft gemaakt, maar het ook de burger die na het griezelen in het bos de veiligheid opzoekt van horeca en parking.
5
Veiliger dan het bos is het park: natuur bij huis. Een park als “De Koperen tuin”. Daar in Leeuwarden werd door de hovenier en tuinarchitect Lucas Roodbaard een “barok opgehoogd” park aangelegd, waar een rotswand, zo schrijft Vestdijk, van kunstmatige rotsen een niet al te strenge drempel vormden naar een klein dal. In dit dal, weten wij, speelde zich een spel af van hoop en liefde, eindigend in het ongeneeslijke verdriet van Nol Rieske. Wat heeft Roodbaard nu gedaan om van openbaar groen een “heiligdom van jaren her” te maken? Het recept luidt: men neme bomen die schaduw geven, paden die kronkelen, waterpartijen zo diep dat zij alleen te doorwaden zijn door heel lange mensen, een theekoepel, bruggetjes van hout en nooit en te nimmer een doorkijk op de omliggende stad. Het is de landschapsstijl, tegenhanger van de formele stijl waarbij een balans gezocht werd tussen meetkundige lijnen en symmetrie, veelal afgescheiden door haagjes van buxus. Het is de liniaal versus het vraagteken. Glooiende lijnen en een natuurlijke uitstraling werden gecombineerd met een ruïne of een schuilplek van een kluizenaar. Roodbaard was naast hovenier ook (portret)schilder. Toch is zijn kunstzinnige kijk op tuinen en parken niet geheel ontsproten aan zijn genie.
5
Restaurant "De koperen tuin" gezien vanaf de Noordersingel. Bron: Beeldbank Leeuwarden
Hij kon putten uit de moeder aller ideeënboeken: ” Het Magazijn der Tuinsieraden”, van Gijsbert van Laar. Afbeeldingen van Chinese pagodes tot Griekse tempelresten inspireerden Roodbaard en zijn collega’s. De teksten van Van Laar waren al een romantekst op zich: “In een somber Bosch van waar eenige kromme paden ons onverwacht op een ongeregeld Plein brengen, kan men de begraafplaats van een oud Filosoof of Herder van dien tijd plaatsen, welkers afbeeldsel de Term behelst. De plaats zijner rust is eenvoudig, het zand opgehoogd en met graszoden gedekt, men kan er een paal of vierkant van oud hout bij plaatsen, met een vers verrijkt.” Zo kon de tuinman bij zijn opdrachtgever aankomen met een plaatje en een praatje. Wie waren de opdrachtgevers? Roodbaard bood zijn particuliere opdrachtgevers de luxe van getemde natuur. Op gronden buiten de stad was het in de negentiende eeuw relatief goedkoop een
buitenverblijf te bouwen of een bestaand buiten naar de laatste mode te verfraaien. De lucht was er fris en het water drinkbaar. In de tuin werd de wandelaar vereid tot verbeelding. De tuinarchitect gebruikte zijn “usual suspects”: de aanleg van een waterpartij was één. Water is immers de spiegel van de ziel. Kijkend vanuit het huis diende men de illusie te hebben een kronkelend beekje te zien stromen. Als tweede item werd gewerkt met zichtassen, die, gericht op een kerktoren of een landelijk weids uitzicht, het landgoed verlengden tot aan de horizon. Als aankleding misstond een tempeltje of grot natuurlijk niet.
6
De stedelijke overheid was een andere grote opdrachtgever. De burgers van de stad die niet zo fortuinlijk hadden belegd in specerijen of hout,waren aangewezen op het stadspark. Nieuwe parken konden worden aangelegd op de voormalige bolwerken van de stad. De stad met zijn muren en verdedigingswallen was als concept verouderd. De wallen knelden en hielden de groei van de stad tegen. Ze waren bovendien militair gebied en dus niet vrij te gebruiken door de stad. Een mooi en toepasselijk voorbeeld is Leeuwarden. In 1819 schenkt koning Willem I de Prinsentuin7, gelegen op het voormalig bolwerk, aan de stad op voorwaarde dat het park een wandelpark voor haar inwoners moest worden. 6
Bron: Beeldbank Leeuwarden. Plattegrond van Leeuwarden, gedrukt van de koperplaat van de plattegrond van Blaeu (documentidentificatienummer THAD033-035), doch in details verbeterd en vernieuwd (o.a. de Prinsentuin). De gebouwen in opstand getekend. Buiten de stadsgracht verder uitgewerkt, de singels met bomen beplant en de legenda uitgebreid. 7
De hele geschiedenis van de Prinsentuin is te lezen op de website van het Historisch Centrum Leeuwarden , Groeneweg 1, 8911 EH Leeuwarden. Het prachtlievende hof in de strenge vestingstad door drs. R.L.P. MulderRadetzky en drs. G.P. Karstkarel.
Die parken werden volgens de laatste mode aangelegd en kregen een natuurlijk aanzien. Er werden glooiingen aangebracht. De wandelaar kon zijn verlangen naar uitzicht bevredigen. Open stukken werden afgewisseld door gesloten boomgroepen, die gevarieerde tinten boden. In de open stukken plantte men vaak een solitaire boom, waardoor diepte gesuggereerd werd. Rododendrons, de feodale struiken bij uitstek, en azalea’s werden veelvuldig aangeplant, maar ook had men belangstelling voor exotische gewassen, die niet winterhard waren. Om die reden werd er vaak oranjerie gebouwd, waarin de kuipplanten ’s winters gestald werden. Welke indruk maakte zo’n park nu op zijn bezoeker? Aan de hand van Vestdijk kijken we door de ogen van de jongen Nol naar de Prinsentuin. “Toen mijn moeder mij voor het eerst naar de Tuin meenam, was het alweer zo’n warme zomermiddag. ………. Zij had een rijtuig besteld…… Nadat wij een buitengewoon brede, gewelfde brug waren afgerateld…. Kort daarop kwam er een koelte aanglijden. Werkelijke koelte dit keer, tegelijk met een grauw standbeeld, en kettingen tussen paaltjes, en een Gotisch gebouw…… en toen waren we bij de Tuin. geholpen door de koetsier, klom ik van de bok, en wierp een blik in het stille, groene singelwater, waar de Tuin als een overgroeide burcht uit verrees.” 8 Het burgerkind mag in het park genieten van de koelte. Weg uit de stad waar het warm is en luchtjes hangen. Water en hoge bomen zorgen voor de verkoeling van de mens. In een atmosfeer die het denken weer mogelijk maakt treedt de burger in het park. Bij de keuze van de bomen was al rekening gehouden met een snel effect. Populieren en wilgen zijn snelle groeiers en leveren snel de beschutting, schaduw en luwte waarin meer waardevolle bomen als iep, kastanje en beuk kunnen opgroeien. “Het hek, waarvoor wij stil hadden gehouden en waar bezoekers kaartjes kochten bij een groen geverfd hokje, leek er gedrochtelijk laag bij, wat happerig en slokkerig, als een vlak boven de waterspiegel gelegen tandenrijke bek van een zeemonster. Ter weerszij van het hek stonden twee verweerde pilaren. ……. Wij bestegen de weg. die splitste zich in tweeën, en nog eens en nog eens, telkens links en rechts van een zware beuk of uitgebloeide kastanje. …
9
8
De Koperen Tuin; Rotterdam 1950; pag. 14-15
9
Bron: Beeldbank Leeuwarden; Fotografische Documenten; Prinsentuin, met op de heuvel de koepel
Nols fantasie wordt door een hekje al voldoende geprikkeld. Hij zet de kartellijn van het hek om tot de contouren van een krokodil en die wordt, om het nog enger te maken, op zijn beurt zelfs een zeemonster. Hij ziet verweerde pilaren, die wel oud lijken en alles wat komen gaat binnen het hele park, maar waarschijnlijk besteld zijn uit Het Magazijn der Tuinsieraden. daarna beleeft Nol het effect van de zich splitsende paden. Het park wordt zo ‘’eindeloos’’. “Schaduwrijker kon men zich al geen tuin op glooiend verbrede stadswallen voorstellen. Onder de bomen was het niet alleen groen en koel, maar hier en daar zwart; daar moest het haast wel koud zijn, meende ik, en op de plekken waar armdikke klimopstammen kronkelden rondom beuken, gebarsten van de ouderdom en door ijzeren hoepels omringd, zeker ook vochtig. daar naderden de olmen, de machtige schaduwwerpers van onze eigen straat, tientallen ervan, niet enkel maar langs de wegen, doch ook op grasperken, waar men lopen mocht. De weg die ik volgde, hield niet op met stijgen…………”10 Park en stad zijn gescheiden. Wie het park binnen treedt heeft een stap gemaakt, een beslissing genomen en betaald. Eenmaal binnen verlies je het gevoel voor tijd. Betonnen palen, lijken het restant van kerk of tempel. Bomen en planten lijken ouder dan ze zijn. Klimop groeit in een paar jaar tijd inderdaad tot armdikke vertakkingen die wurgend om een boom draaien. Leven en dood in één beeld opgenomen. Waar straten in de stad rechttoe rechtaan leiden naar school of kantoor, daar verleiden de paden van het park je tot een dromerig stijgen en dalen. Na elke bocht volgt een nieuwe uitdaging. De aanleg van het padenstelsel werd dan ook vooraf op de tekentafel zorgvuldig uitgewerkt. De Prinsentuin die lang en smal is, kreeg van Roodbaard de dimensie van een echt bos, waar verdwalen niet denkbeeldig was.
11
Langs bonte bloemen en hardgroen lommer, oude vervallen priëlen en bankjes ‘’overal waren bankjes’’ bereikt Nol eindelijk het hoogste punt: ‘’De heuvelkam, die ik nimmer geheel uit het oog had verloren, en die op een afstand kartelig had geleken, ofschoon in grote trekken horizontaal.’’12
10
De Koperen Tuin; Rotterdam 1950; pag. 16-17
11
Bron: Beeldbank Leeuwarden; Leeuwarden Prinsentuin
12
De Koperen Tuin; Rotterdam 1950; Pag. 18
Met Nol ervaren we de rijkdom van het park. Kleuren en objecten, van alles veel. Het park wordt zo een totaalervaring. ‘’Wat zich aan mijn voeten openbaarde was de meest verrassende, meest charmante, meest chinezige dalkrater, die men zich denken kan. …… Midden in het dal lag een vijver, omgeven door borders met rode bloemen en zilveren tuinbollen. Een rustieke brug van berkenstammen, wat vermolmd in zijn bovenste delen, doch buitengewoon lang, -zo lang dat hij op een sterk buiten zijn oevers getreden vijver berekend scheen te zijn,- leidde naar een enorme, vooral enorm hoge houten tent met een gebogen achterwand,………”13 Een ander aspect van de invloed van een park is het historisch/geografische. Door de beplanting in combinatie met water en een brug waant Nol zich even in het verre China. Welk beeld zou Nol van China gehad hebben? ‘’Schuin voor mij lag het oude park, eenzaam, barok opgehoogd, door vermaak ontheiligd, en toch een heiligdom van jaren her. Doordat de singel een flauwe bocht maakte, was het hoofdgebouw onzichtbaar.’’14 Het slotkoor juicht. De Koperen Tuin is de begraafplaats van Nols herinneringen en daarmee geheiligd. Zo is het oneindig meer geworden dan een tuin waar een orkest eens speelde.
15
KM, 14 februari 2013 13
De Koperen Tuin; Rotterdam 1950; Pag. 18-19
14
De Koperen Tuin; Rotterdam 1950; pag. 300-301
15
Bron: Beeldbank Leeuwarden Fotografische Documenten FDPRTUINA125 Prinsentuin. Leeuwarden Prinsentuin Originele waterverftekening Fries Museum (TPA nr.47-5). Eelkema, Eelke Jelles (schilder, tekenaar) Dikken, Harry (fotograaf) 1795 - 1839 Fotoreproductie uit 1967 van een waterverftekening uit begin 19e eeuw