Zoektocht naar de schat van Hendrik Hanssen
Introductie Hallo, mijn naam is Giel. Ik ben 62 jaar oud. Vroeger was ik een ontdekkingsreiziger. Ik heb veel reizen over de wereld gemaakt en daarbij allerlei schatten gevonden. Graag wil ik jullie het verhaal van mijn eerste, en grootste, ontdekking vertellen. Dit verhaal speelt zich 52 jaar geleden af, ik was toen 10 jaar oud. Ik heb dit verhaal geschreven vlak nadat ik de schat gevonden had. Ik wilde het doorvertellen, maar mijn vader en moeder wilde dat ik het geheim hield. Ik heb dat jarenlang gedaan, tot nu. Afgelopen weken zijn er sporen opgedoken van een bende die op zoek is naar de schat. Om te zorgen dat de schat niet in de verkeerde handen valt moeten jullie dezelfde reis maken als ik gedaan heb. Op deze manier kunnen jullie de schat vinden voordat de bende dit doet. Ik hoop dat jullie willen helpen met het vinden van de schat. In ruil daarvoor zal ik jullie het verhaal vertellen van hoe ik zelf de schat gevonden heb. Jullie moeten echter wel tonen dat jullie waardig zijn om de schat te vinden. Hiervoor moeten jullie dezelfde puzzels en raadsel oplossen als ik 52 jaar geleden moest. Als jullie alle puzzels juist oplossen zullen jullie erachter komen waar de schat verborgen ligt. Veel Succes! Groeten, Giel
2
Inhoudsopgave Introductie.....................................................................................................2 Dag 1: Hendrik Hanssen (Nederland)...........................................................4 Dag 2: Rome (Italië)...................................................................................15 Dag 3: New York (VS)................................................................................25 Dag 4: De Chinese Muur (China)...............................................................35 Dag 5: Jâkalélé (Kenia)...............................................................................45 Dag 6: Aboriginals (Australië)....................................................................53 Dag 7: Rio de Janeiro (Brazilië).................................................................63
3
Dag 1: Hendrik Hanssen (Nederland) Vannacht mocht ik van opa lekker lang op blijven. Papa en mama zijn uit eten en ik mag bij opa Jan logeren. Voor het slapen gaan had opa nog een spannend verhaal verteld over zijn avonturen in de jungle. Vroeger, voordat mama was geboren, was hij namelijk ontdekkingsreiziger. Hij reisde heel de wereld over om verborgen schatten te ontdekken. Toen mama werd geboren is hij gestopt met rondreizen. Nu vertelt hij aan iedereen wat voor een spannende avonturen hij heeft meegemaakt. Vannacht heeft opa het verhaal van de gouden drakentand verteld. Hij had samen met zijn oude vriend Tonnie een reis door de Argentijnse jungle gemaakt. Tijdens deze reis waren ze vijandige indianenstammen tegengekomen en hadden ze moeten rennen voor hun leven. Uiteindelijk hadden ze in een oude ruïne de gouden drakentand gevonden. Opa had dit verhaal al vaker verteld, maar dat vond ik niet erg. Want het bleef een spannend verhaal. Na het verhaal van opa viel ik meteen in slaap. Ik had een droom dat ik zelf ontdekkingsreiziger was. Ik was samen met opa op zoek naar een schat. Midden in de nacht werd ik wakker. Ik keek de kamer rond en zag dat de deur open stond. In de deuropening stond opa. “Giel, ben je wakker?”, vroeg opa. “Wat is er?”, vroeg ik, nogal slaperig. “Heb je zin om een avontuur te beleven?”, vroeg opa. “Natuurlijk!”, zei ik plotseling klaarwakker, “Wat gaan we doen?” “Kleed je snel aan dan gaan we naar Tilly” Na al die spannende verhalen van opa kon ik niet wachten om zelf op avontuur te gaan. Ik trok daarom zo snel als ik kon mijn kleren aan en sprong in de auto. Buiten was het donker en het regende ook nog eens 4
pijpenstelen. Ik keek naar de druppels die over het raam naar beneden gleden. “Wie is Tilly?” vroeg ik aan opa. Opa dacht even na, “Tilly Berk, ook wel tante Til, is een oude vriendin van opa. Ze heeft mij al vaak geholpen bij het vinden van schatten.” “Geholpen, waarmee dan?”, vroeg ik. “Tilly is een voodoo priesteres”, antwoordde opa, “Voodoo is een oude Afrikaanse religie. De priesters van deze religie hebben magische krachten.” “Magische krachten, bedoelt u dat ze kunnen toveren?” Vroeg ik ongelovig. “Ik zou het niet toveren willen noemen, maar het zijn wel krachten die jij en ik niet hebben.”zei opa geheimzinnig. De rest van de rit naar Tilly zat ik vol spanning te bedenken wat de krachten van de voodoo priesteres zouden kunnen zijn. Zou ze vuur kunnen spugen? Of misschien kan ze vliegen? Voordat ik het wist waren we bij het huis van Tilly. Tilly woonde in een oude bakkerij. Het zag er een beetje uit als een spookhuis. Aan de buitenkant was het helemaal begroeid met klimop. Het enige wat je kon zien was de voordeur en een klein raampje op zolder. Opa stapte uit en ik volgde hem. “Woont Tilly hier?” vroeg ik aan opa, bang voor het antwoord. “Ja” antwoordde opa eenvoudig, gevolgd door “Ssst”. Opa klopte op de voordeur, omdat er geen bel te vinden was. Na vijf seconden ging de deur langzaam open en we hoorden een krakende stem die zei: ”Kom binnen, ik ben boven.” Opa stapte vol vertrouwen naar binnen, trillend stapte ik achter hem aan. 5
Binnen was het erg donker, er was erg weinig licht. Het enige wat er brandde was een bijna gedoofd haardvuurtje en twee kleine olielampjes. Achter ons was de voordeur alweer vanzelf dicht gegaan, waardoor het nog donkerder leek. Ik pakte gauw opa's hand vast. Gelukkig konden we de trap snel vinden en samen liepen we naar boven. Boven aangekomen konden we net zoveel zien als beneden. Een dun straaltje maanlicht scheen door het kleine raampje naar binnen. Dezelfde stem als eerst zei: “Neem plaats, doe alsof je thuis bent.” “Maar ik zie niks”, zei ik. “Oh sorry,”, zei de stem, ”Ik zal het licht aan doen.”. Er klonk een klik van een lichtknop en middenin de kamer ging een lamp aan. Het licht was zo fel dat het even duurde voordat ik weer goed kon zien. Maar wat ik toen zag was bijna niet te geloven. Alle muren van de kamer waren bedekt met schappen die vol stonden met oude boeken , potjes en flessen. Op ieder potje en op iedere fles zat een sticker met wat er in zat: Flierefluitekruid, Braakbessen, Droomdrank, Troepsoep en nog veel meer. Ik had er nog nooit van gehoord. Er was ook een open haard waar een ketel in hing. Het vuur onder de ketel leek al uren uit te zijn, maar er kwam nog steeds een borrelend geluid uit de ketel. Middenin de kamer stond een tafel. Op deze tafel stond een enorm grote schaal. In deze schaal zat een smerig uitziende drank. Er kwam een paars kleurige rook vanaf die rook naar sinaasappel. Aan deze tafel stonden twee bankjes. Op een van de bankjes zat een oude vrouw. De oude vrouw had spierwit haar. Het haar droeg ze in een knotje bovenop haar hoofd. Ze had kleren aan die al jaren uit de mode waren en er uit zagen alsof ze nog nooit gewassen waren. Opa omhelsde de oude vrouw en groette haar als een oude vriendin die hij jaren niet had gezien. 6
“Hallo Til, leuk je weer te zien!” “Hallo Jan, goed dat je zo snel langs kon komen.” antwoordde de oude vrouw, die Tilly bleek te zijn. Toen de omhelzing voorbij was wees opa naar mij: ”Dit is mijn kleinzoon, Giel” Ik stak mijn hand uit naar Tilly en zei: “Hallo” “Hallo Giel, goed dat je mee wilde komen. Ik ben Tilly.”, zei ze terwijl ze mijn hand schudde. Tilly wees naar een van de bankjes en zei: “Neem plaats.” Ze zette de grote schaal op een tafeltje in de hoek van de kamer en ging op het bankje tegenover ons zitten. Tilly begon met opa te praten over de avonturen die ze vroeger beleefd hadden. De meeste verhalen kende ik al, omdat opa ze aan mij verteld had. Ik herkende het verhaal van de gouden drakentand, het diamanten zwaard en de verzonken stad. Terwijl opa en Tilly aan het praten waren vroeg ik me af wat voor een magische krachten deze rare, oude vrouw zou kunnen hebben. Ik kon me niet voorstellen dat deze vrouw zou kunnen vuurspugen, of vliegen. Zou ze misschien onzichtbaar kunnen worden? Dat zou wel handig zijn voor iemand die er zo opvallend uit ziet. Plotseling begon Tilly tegen mij te praten: “En Giel, hoe is het met jou?” “G-goed, mevrouw Berk” stamelde ik, overvallen door de plotselinge vraag. “Zeg maar Tilly, hoor!” zei ze, en ze ging verder: “Je vraagt je natuurlijk af waarom jullie hier zijn? Als het goed is heeft Jan je al verteld dat ik een voodoo priesteres ben?” “Ja, en dat u magische krachten heeft!” zei ik 7
“Haha!”, lachte Tilly en ze vertelde verder: “Je zou het magische krachten kunnen noemen, maar ik noem het helderziendheid. Voodoo priesters kunnen in de toekomst kijken en soms zelfs met doden praten.” Even was het stil in de kamer. Buiten was het gestopt met regenen en het enige wat ik kon horen was het borrelen van de pan boven het gedoofde haardvuur. Tilly ging verder: “Afgelopen nacht heb ik een droom over jou gehad.” “Over mij?” vroeg ik verbaasd. “Ja” zei Tilly en ze vertelde haar droom: “Mijn droom begon met jou en Jan die samen op een plein in een grote stad stonden. Jullie waren op zoek naar aanwijzingen naar de schat van Hendrik Hanssen. Jullie bestudeerden een oude fontein in het midden van het plein. Waarschijnlijk vonden jullie waar je naar zocht, want jullie renden ineens het plein af een smal steegje in. Daar eindigde het eerste deel van mijn droom” Tilly pauzeerde even om een slok water te nemen. “Daarna droomde ik dat jullie door een donkere grot dwaalden die plotseling stopte. De grot eindigde in een vlakke muur met in het midden een handvormig gat. Jouw hand paste precies in het gat. Toen je jouw hand in het gat stak schoof de hele muur aan de kant. Achter de muur was een enorme kamer gevuld met gouden munten, diamanten en andere sieraden, de schat van Hendrik Hanssen. Voordat jullie naar binnen liepen schrok ik wakker.” “Toen heb ik meteen Jan gebeld en hem mijn droom verteld. En nu zitten jullie hier.” Ik wist even niet wat ik moest zeggen. Toen vroeg ik: “Wie was Hendrik Hanssen?” “Hendrik Hanssen”, zei opa Jan, “was een piraat die leefde rond 1650. Hij 8
was de meest gevreesde piraat van alle zeven wereldzeeën.” Opa vertelde toen het volgende verhaal: “Hendrik groeide op op het eiland Sri Lanka in de Indische oceaan. Op dit eiland woonden bijna alleen maar piraten, en het duurde dus niet lang voordat Hendrik een baantje op een piratenschip had als dekzwabber. Door hard werken, en door een aantal gemene streken, werkte Hendrik zich al snel op tot kapitein van zijn eigen schip, het volksschip Jetta. Met zijn eigen schip voer hij over alle wereldzeeën. Overal waar hij kwam beroofde hij de mensen die er woonden.” “Dit stopte plotseling toen Hendrik een vrouw tegen kwam. Hij werd verliefd en ze kregen een zoontje, Hans. Hendrik werd op slag een ander mens en stopte met plunderen en roven. De schatten die hij verzameld had heeft hij verborgen in een schatkamer. Hendrik heeft de schatkamer zo gemaakt dat deze alleen geopend kan worden door de jongste man van zijn familie.” “Nadat de schat verborgen was is Hendrik nog 1 keer de wereld rond gevaren. Deze keer heeft hij aanwijzingen naar de bergplaats van de schat verstopt. Hij wilde niet dat iemand die het niet verdiende de schat kon vinden.” Na dit verhaal bleef het even stil. “Maar wat heeft dit met mij te maken?”, vroeg ik. “Nou,”, zei Tilly “We zijn er vorige week achter gekomen dat jouw vader familie van Hendrik is. En de enige die de schatkamer kan openen is het jongste familielid van Hendrik. Dit betekend dat jij op dit moment de enige in de wereld bent die de schatkamer van Hendrik kan openen.” “Cool”, zei ik. “Maar wat was de stad waar we de eerste aanwijzing vonden?” Tilly gaf me een blaadje en zei: “Dit zag ik in een eerder visioen. Het leidt jullie naar de eerste aanwijzing. Maar het is geschreven in geheimtaal, 9
misschien dat je het samen met Jan kunt ontcijferen.” Aandachtig keek ik naar het blaadje dat Tilly me gaf, er stond tekst op, maar ik kon het niet lezen. Ik gaf het blaadje door aan opa, die meer van dat soort dingen af weet. Voor het eerst sinds Tilly begon met vertellen keer ik rond in de kamer. De ketel in de open haard stond nog steeds te borrelen. Op een van de planken was een boek omgevallen tegen een pot waar iets in zat dat op hersenen leek. Ik keek door het kleine raampje naar buiten. Ineens zag ik dat er iemand door het raampje naar binnen keek. “Waaah! Wie is dat?”, riep ik, terwijl ik naar het raam wees. Opa en Tilly keken verschikt naar het raam. Toen de figuur buiten zag dat ze naar het raam keken trok hij snel zijn hoofd terug. Maar opa Jan had al gezien wie het was en hij rende snel naar beneden. Ik hoorde de voordeur open gaan, maar op hetzelfde zag ik, door het kleine raampje, een auto met piepende banden langs het huis rijden. Even later hoorde ik de deur weer dicht gaan en opa liep terug naar boven. “Wie was dat?”, vroeg ik vol spanning aan opa. “Dat… was stoffige Peter.”, zei opa terwijl hij nog nahijgde van het rennen. “Stoffige Peter? Wat een rare naam.”, zei ik. Nadat opa was uit gehijgd vertelde hij het volgende: “Stoffige Peter is een lid van de 'Bende van Vijf'. Dit is een bende die oude ruïnes plundert en de schatten verkoopt om zo zoveel mogelijk geld te verdienen. Hierbij maken ze vaak misbruik van de gastvrijheid van de lokale indianen stammen.” “Stoffige Peter heeft zijn naam te danken aan zijn vroegere beroep. Voordat hij bij de bende kwam was hij archeoloog. Over de hele wereld deed hij opgravingen naar oude ruïnes. Na een opgraving zaten zijn kleren altijd vol met stof, daar komt zijn bijnaam vandaan. Hij vond echter dat hij te weinig 10
geld verdiende als archeoloog, daarom is hij bij de bende gegaan. Nu is hij de geschiedenis expert van de bende.” Plotseling werden Tilly's ogen groot van schrik. “Maar als stoffige Peter ons heeft afgeluisterd. Dan weet de 'Bende van Vijf' dat Giel de sleutel is om de schatkamer van Hendrik te openen.” “Dat klopt”, zei opa Jan serieus, “en dat betekent dat hij nergens meer veilig is, totdat de schat is gevonden.” “We moeten de politie bellen, die kunnen Giel beschermen.” zei Tilly. “Nee,”, antwoordde opa, “die geloven ons nooit. En zelfs als ze ons geloven, kunnen ze Giel toch niet beschermen tegen de 'Bende van Vijf'. Het enige wat we kunnen doen is de schat vinden, voordat de bende dat doet.” “Cool!”, riep ik, “Ik ga met opa op avontuur!” “Hohoho, niet zo snel”, zei opa, “Ik zal dit eerst met jouw vader en moeder overleggen. En dat gebeurt morgenvroeg pas. Maar inmiddels is het al veel te laat. Dus het wordt hoog tijd dat jij terug naar bed gaat, Giel” Nadat we afscheid hadden genomen van tante Til stapten we in de auto. Ik kon mijn ogen niet meer open houden en viel in de auto in slaap. Opa Jan heeft mij naar mijn bed getild, want de volgende morgen werd ik wakker in mijn eigen bed. Ik werd wakker van geruzie beneden in de kamer. Ik hoorde de stemmen van papa en mama en die van opa Jan. Waar ze het over hadden kon ik niet verstaan, dus kroop ik uit bed en de tap af om te kunnen horen waar ze het over hadden. Ik was alleen vergeten dat de onderste tree van de trap kraakte. Dus toen ik onderaan de trap kwam en de trap kraakte stopte het geruzie in de kamer. De deur werd open gedaan en mama zei: “Eindelijk wakker Giel? We hadden het net over jullie avontuur van afgelopen nacht.” 11
“Jan zei dat jullie een schat moeten zoeken.”, zei papa, ”En dat jij de enige bent die de schatkamer open kan maken.” “Dat klopt, “, zei ik, “en we moeten snel zijn, want de 'Bende van Vijf' zit achter ons aan.” “Eigenlijk vinden we het niet zo'n goed idee.”, zei mama, “Dat jij alleen met opa een schat gaat zoeken. Maar papa en ik kunnen niet mee, wij moeten werken. Vind je het niet eng om alleen met opa op pad te gaan?” “Nee hoor,”, antwoordde ik, “ik ben al 10 en ik kan heel goed voor mezelf zorgen.” Papa en mama keken elkaar eventjes aan. Mama zuchte en haalde haar schouders op. Papa knikte en zei: “Goed dan, ga maar gauw je spullen pakken, dan kunnen jullie gaan.” Ik rende zo snel als ik kon naar boven en stopte wat kleren in een rugzak. Niet teveel, want ik moest de rugzak zelf dragen. “Vergeet je schone onderbroek niet!”, riep mama door het trappengat. Snel stopte ik nog een paar schone onderbroeken in de tas en deed de tas dicht. Ik liep snel de trap af naar beneden. Toen ik klaar was stond opa al bij de auto klaar met zijn tas met spullen. Voordat ik de auto in stapte gaf opa mij het blaadje van Tilly en een boek over geheimschriften. Hij zei: “Probeer jij dit geheimschrift onderweg maar op te lossen.” We stapten in en zwaaiden nog een keer naar papa en mama en toen zijn we vertrokken. We reden naar het dichtstbijzijnde treinstation. Toen we bij het station waren aangekomen had ik het geheimschrift opgelost. We kochten een treinkaartje en namen de eerste trein richting???
12
De code die ik van Tilly kreeg staat hieronder. Volgens opa Jan kan de code eenvoudig opgelost worden met behulp van het codewiel. Knip de twee cirkels uit en leg ze over elkaar zodat de buitenste A gelijk ligt met de binnenste 2. Zoek daarna iedere letter uit de code in de binnenste cirkel en schrijf de letter uit de buitenste cirkel er bij. Het codewiel staat op de laatste bladzijde van dit boekje.
T 8
2 Z 8
A K K I T 8 B F 2 C
ZKAB
7
I
S
3 B
N K C 8 B I C I C
I 8 2 E I B
13
Dag 2: Rome (Italië) In de trein naar Rome hebben opa Jan en ik lang zitten praten. Opa wist heel veel over Rome te vertellen. Ook wist opa veel af van de vele fonteinen in de stad. Volgens de droom van Tilly konden we bij een fontein de eerste aanwijzing vinden naar de schat. Bijna ieder plein in Rome heeft een eigen fontein. Zo is er de Trevifontein, die geluk brengt als je er een muntje in gooit. Maar de fontein die wij zochten moest oud zijn. Hij moest als bestaan toen Hendrik Hanssen leefde, dus rond 1650. Toen waren er nog niet zoveel fonteinen. Ook moest het een fontein zijn die Hendrik mooi zou vinden. Er waren een aantal fonteinen die oud genoeg waren. Een daarvan was de Barcaccia-fontein. Deze fontein was gebouwd na een grote overstroming in de stad Rome. Hij heeft de vorm van een boot die in het water ligt. Omdat Hendrik piraat was zou hij een fontein met een boor dus wel mooi vinden. Deze fontein zou dus de eerste zijn die we gingen bekijken. Daarna hebben we het gehad over de 'Bende van Vijf' die achter ons aan zaten. Opa vertelde het als volgt: “De 'Bende van Vijf' is een mysterieuze bende. Ze plegen over de hele wereld overvallen en stelen daarbij vaak de schatten van onschuldige mensen. Echter zijn er nog nooit getuigen gevonden van de dingen die zij doen.” “Wie zitten er in de 'Bende van Vijf'?”, vroeg ik. Opa antwoordde: “Niemand weet precies wie er in de bende zitten. Er zijn drie leden van de bende bekend. Dit zijn stoffige Peter, die ons bespiedde toen we bij Tilly waren, pistolen Paula en Jozef, beter bekend als 'de Generaal'.” “Wie zijn Paula en Jozef, ”, vroeg ik, “en waaraan kan ik ze herkennen?” 14
“Pistolen Paula is de wapenexpert van de bende. Zij zorgt ervoor dat de bende altijd tot de tanden toe bewapend is. Overigens heeft zij zelf geen wapen nodig, ze is zo lelijk dat ze mensen dood kan laten schrikken. Ze is te herkennen aan haar zwarte haren en volle zwarte wenkbrauwen. Meestal heeft ze een korte broek en een rode blouse aan. Daarnaast is ze ook nog behoorlijk dik.” “En het laatste bekende lid van de bende is Jozef. Hij wordt 'de Generaal' genoemd omdat hij altijd bevelen uitdeelt aan de rest van de bende. Hij heeft ook de uitstraling van een echte generaal. Met zijn grote lengte ,bijna 2 meter, en blonde haren is hij een gevaarlijk persoon.” “Waarom zijn er maar drie leden bekend?”, vroeg ik, “Het heet toch de 'Bende van Vijf', zin er geen vijf leden dan?” “Iedereen vermoed dat er wel vijf leden van de bende zijn. Maar niemand weet wie de andere twee leden zijn. Als de bende iemand overvalt of ergens iets steelt zijn er meestal geen getuigen. En als er wel getuigen zijn zorgt de bende dat ze onherkenbaar zijn en dat er nooit meer dan drie leden te zien zijn.” Daarna hebben we nog even over wat andere dingen gepraat, totdat ik op een gegeven moment naar de wc moest. De wc in de trein was bezet, dus wachtte ik even. Toen de deur open ging schrok ik me een hoedje. Er liep een lange blonde man naar buiten. Zou dit Jozef zijn? Gelukkig had hij mij niet gezien. Om te zorgen dat ik niet op viel ben ik toch maar naar de wc gegaan. Toen ik klaar was op de wc liep ik snel terug naar opa. Ik vertelde hem wat ik gezien had. Opa sloop naar voren door de trein en keek het volgende treinstel in. Verschrikt sloop hij weer terug. “Dat is Jozef.”, zei hij, “We moeten hem kwijt proberen te raken in Rome.”. Enkele minuten later reed de trein het centraal station van Rome binnen. 15
Toen de trein gestopt was zijn we zo snel mogelijk naar de metro gegaan, om Jozef kwijt te raken. We zagen dat hij ons achtervolgde, maar in de drukte raakte hij ons toch kwijt. Snel stapten we de metro in. Toen de deuren dicht gingen zagen we Jozef op het perron boos naar ons kijken. Toen de metro op het juiste station was aangekomen stapten we uit en liepen richting de Barcaccia-fontein. De fontein zag er inderdaad uit als een bootje dat in het water lag. Er stroomde wat water uit een aantal gaten in de boot. “Is dit de fontein?”, vroeg ik aan opa. “Ja, dit is hem.”, antwoordde hij, terwijl we samen dichter naar de fontein toe liepen. Rondom de fontein stond een hekje om te voorkomen dat iemand de fontein zou beschadigen. Ook liep er politie op het plein om de toeristen in de gaten te houden. “We moeten wachten totdat de politie weg is voordat we de fontein beter kunnen bestuderen.”, zei opa. En samen wachtten we totdat de carabinieri, de Italiaanse politie, van het plein waren weggelopen. “Kom op Giel, kijk snel of je iets raars aan de fontein kunt zien.”, zei opa tegen mij terwijl hij onder het hekje door kroop. Ik kroop achter opa aan en samen bestudeerden we de fontein. De fontein was een oude Romeinse fontein met allerlei vreemde ronde kronkelige lijnen erop. Na een kwartier zoeken wilde ik bijna stoppen toen ik iets raars zag. Tussen alle kronkelige lijnen op de fontein stonden een aantal rechte lijnen. Het viel op omdat het ook een iets andere kleur had. Het leek wel een symbool met twee gekruiste H's. “Opa, is dit het?”, riep ik naar opa. Opa was aan de andere kant van de fontein bezig en rende naar mij toe. Hij bestudeerde het symbool van dichtbij. “Twee gekruiste H's,”, mompelde opa “Dit moet het symbool van Hendrik Hanssen zijn.” 16
“En nu?”, vroeg ik aan opa. “Het lijkt wel alsof het symbool kan draaien”, zei opa terwijl hij het symbool probeerde te draaien. Er leek echter geen beweging in te zitten. “Probeer jij het eens, Giel”, zei hij tegen mij. Ik stak mijn hand uit en pakte het symbool vast.. Er gebeurde iets vreemds, want het symbool leek bijna vanzelf te draaien. Nadat het symbool helemaal omgedraaid was kwam het los van de fontein. Achter het symbool zat een gat. Ik stak mijn hand in het gat en voelde een koker. Ik pakte de koker uit het gat en keek er nieuwsgierig naar. Het was een mooi versierde koker met de twee gekruiste H's er op. Ik wilde de koker net open maken toen opa plotseling zei: “Snel, maak het gat weer dicht, Jozef heeft ons gevonden.”. Ik keek om en aan de andere kant van het plein zag ik Jozef aan komen lopen. Hij had ons nog niet gezien. Snel deed ik het gat weer dicht en met de koker stevig in mijn hand rende ik achter opa aan het plein af. Toen Jozef ons zag wegrennen kwam hij achter ons aan. Met zijn lange benen kwam hij steeds dichterbij. Gelukkig renden we snel wat smalle steegjes in waardoor hij wat werd afgeremd. Na nog een aantal smalle steegjes door gerend te hebben riep ik tegen opa: “We moeten ergens schuilen! Ik kan niet meer.” “Nog een klein stukje, hier om de hoek is een cafeetje waar we kunnen schuilen!” riep opa terug. Opa liep iets voor mij en liep al de hoek om. Toen ik de hoek om rende was opa nergens meer te zien. Opeens werd ik een klein cafeetje in getrokken door opa. Achter mij deed een oudere vrouw net op tijd de deur dicht. Jozef kwam al om de hoek gerend. Gelukkig had hij mij niet het cafeetje binnen zien gaan. We keken hoe hij voorbij rende en bij de volgende straat de hoek om rende. 17
Nadat Jozef voorbij was gerend keek ik voor het eerst rond in het kleine cafeetje. Het was donker in het cafeetje, maar ik zag een aantal tafels met stoelen staan. Verder stond er een gezellig uitziend barretje met een aantal barkrukken. De vrouw die de deur achter mij dicht deed gaf mij een hand en zei: “Hallo, ik ben Josefien” “Hallo, ik ben Giel”, zei ik terwijl ik haar hand schudde. “Jullie zien er hongerig uit, willen jullie iets te eten?”, vroeg Josefien. “Ja, graag”, zeiden opa en ik in koor. We hadden sinds we vanochtend vertrokken waren uit Nederland al niets meer gegeten. Toen ze naar de keuken liep zag ik dat Josefien mank liep. Haar linker been en arm kon ze slecht bewegen. Terwijl ze de keuken in liep gingen opa en ik aan een tafeltje zitten. “Laat nu maar eens zien wat je uit dat gat gehaald hebt.”, zei opa. Ik gaf de koker aan opa. Die maakte de koker open en haalde er een stuk oud uitziend papier uit. Hij rolde het stuk papier uit op de tafel waar we aan zaten. “Het lijkt wel of dit stuk papier door midden is gescheurd. De tekst die hier op staat lijkt een puzzel, maar zonder de andere helft van het stuk papier kunnen we hem niet oplossen.” “Waar zou de rest van de puzzel zijn?”, vroeg ik. Opa draaide het stuk papier om. “Aha, hier staat wat.” Op de achterzijde van het stuk papier stond het volgende raadsel: “Zoek je de rest van deze puzzel dan moet je gaan, naar de stad waar de straten vol water staan. Aan het belangrijkste plein van deze stad, staat een gebouw dat een geheim bevat. Op de gevel is de tijd zien in het blauw, 18
zoek naar de klank van een lach, verborgen in dit gebouw.” Terwijl opa het raadsel voorlas kwam Josefien net terug het café in. Achter haar aan kwam een man de keuken uit met een groot bord in zijn handen. “Dit is Willy, mijn ehh... vriend”, zei Josefien, “Hij is de chef van dit café en maakt de lekkerste pizza's van Rome.” Willy zette het bord tussen ons in op tafel en ik rook de lekkerste pizza die ik ooit geroken had. Ineens kreeg ik ontzettend veel honger. De pizza was al in stukken gesneden, dus opa en ik begonnen meteen te eten. Het was de lekkerste pizza die ik ooit gegeten had en misschien zelfs de lekkerste pizza van Rome. “Dus jullie gaan naar Venetië?”, vroeg Josefien. “Venetië?”, vroeg ik met een mond vol pizza. “Ja, ik heb net meegeluisterd naar jullie raadsel.”, zei Josefien. “En de straten vol water verwijzen natuurlijk naar Venetië.” “Dat klopt”, zei opa terwijl hij een stuk pizza doorslikte, “Venetië is beroemd geworden door zijn vele kanalen.” “Zeg Willy,”, vroeg Josefien, “weet jij wat het belangrijkste plein van Venetië is?” Willy dacht even na en zei toen: “Dat moet het San Marco plein zijn.” “Natuurlijk!”, zei Josefien, “Het plein met de beroemde kerk van San Marco. Maar wat de tijd in het blauw betekend weet ik niet.” Opa en Willy dachten diep na. Niemand leek te weten wat er met de blauwe tijd bedoeld werd. Ondertussen at ik gewoon door. Toen de pizza op was zei opa: “Mmm, dat was lekker. Maar helaas moeten we weer gaan, voordat Jozef ons hier vind.” Josefien wees ons naar de achteruitgang van het café, voor het geval Jozef nog in de straat liep. We mochten de scooter van Willy lenen zodat we zo 19
snel mogelijk de stad uit konden zijn. Buiten de stad aangekomen besloten we de scooter te laten staan en de bus naar Venetië te nemen. Dit was sneller en veiliger dan met de scooter. In Venetië aangekomen gingen we direct naar het San Marco plein. We bleven op onze hoede, omdat we er niet helemaal zeker van waren dat we Jozef kwijt waren. Op het plein aangekomen las opa nog een keer het raadsel. “Hmm, blauwe tijd, wat zou Hendrik daarmee bedoelen?” Ik keek het plein rond. De kerk van San Marco stond aan een uiteinde van het plein. Daarnaast stond een grote klokkentoren. Verderop langs het plein stond een gebouw met een grote klok op de voorgevel. Bovenop het gebouw stond een grote bel met twee klokkenluiders. De klok was blauw en versierd met de twaalf sterrenbeelden. “Kijk daar,”, riep ik tegen opa, “een blauwe klok en twee klokkenluiders. Dat moet de blauwe tijd zijn.” Opa keek om naar het gebouw. “Ja, dat moet het zijn, laten we naar binnen gaan.” We liepen naar de voordeur van het gebouw toe. Daar aangekomen bleek dat deze op slot zat. We draaiden ons om. “Wat doen we nu?”, vroeg ik aan opa. “We moeten op zoek naar een andere ingang.” zei opa terwijl hij het plein over keek. Ineens zagen we aan de andere kant van het plein een lelijke vrouw met zwart haar en een rode blouse lopen. Opa pakte mijn hand vast en zei: “Snel, deze kant op.” En hij trok me mee een steegje in langs het gebouw met de klok. “Wie was dat?”, vroeg ik aan opa toen we in het steegje waren. 20
“Dat was pistolen Paula, van de 'Bende van Vijf'.”, antwoordde opa. “Hoe hebben ze ons gevonden?”, vroeg ik. “Ze moeten spionnen hebben die hebben doorgegeven waar we zijn.” , zei opa terwijl we verder het steegje in liepen, op zoek naar de ingang van het gebouw met de klok. Aangekomen bij een zijdeur van het gebouw probeerde opa of deze open was. De deur bleek open en samen liepen we naar binnen. Net voordat we binnen waren zag ik aan het einde van de steeg de forse verschijning van pistolen Paula de hoek om komen. Ze had ons gezien! Binnen in het gebouw deed opa de deur achter ons op slot. “Snel op zoek naar de aanwijzing!”, zei opa. We liepen beide een andere kant op om zo snel mogelijk het hele gebouw doorzocht te hebben. Terwijl ik een zijgang in rende hoorde ik een enorme dreun tegen de deur. Dat moest Paula zijn die probeerde door de deur te breken. Gelukkig was het een stevige deur die het gewicht van Paula tegen kon houden. Terwijl ik rond liep dacht ik na over het raadsel. Het raadsel zei dat de aanwijzing verborgen was bij de klank van een lach, wat zou dit betekenen? De klank van een lach: “HaHa”. En toen schoot het me te binnen. Ik riep naar opa: “We moeten het logo van Hendrik zoeken!” “Het logo van Hendrik?” vroeg opa. “Ja, de twee gekruiste H's”, antwoordde ik, “HaHa, de klank van een lach” “Natuurlijk!”, riep opa, “dat ik daar zelf niet op gekomen ben.” Toen we wisten waar we naar zochten duurde de zoektocht niet lang meer. “Kom hier, Giel!”, riep opa, “Ik heb het gevonden.” Ik liep naar de plaats waar opa's stem vandaan kwam. Links, rechts en toen een grote deur door. Ik stond middenin een grote balzaal met aan een kant een grote open haard. Opa stond naast de open haard naar een plek op de 21
muur te wijzen: “Hier is het logo van Hendrik. Ik heb al geprobeerd het te openen, maar het lukt me niet. Probeer jij het eens.” Ik liep naar het logo toe en zodra ik het logo aanraakte leek er iets te klikken in de muur. Er ontstond een gat in de muur op de plek waar het logo stond. En in het gat lag dezelfde koker als we in de fontein gevonden hadden. Opa pakte de koker en zei: “We openen hem later wel, nu moeten we gaan voordat Paula door de deur breekt.” Snel liepen we naar de hoofdingang. Gelukkig zet er een kijkgaatje in de deur waardoor we naar buiten konden kijken. Toen we naar buiten keken zagen we dat Jozef ons voor de deur stond op te wachten. “Niet deze deur, zoek een andere deur”, zei opa en we liepen snel verder, op zoek naar een andere deur. Al snel hadden we een andere deur gevonden. Gelukkig was deze niet op slot en we liepen naar buiten. De deur kwam uit op een steegje. Aan een kant van het steegje zagen we stoffige Peter aan komen. De hele 'Bende van Vijf' was op zoek naar ons! Snel liepen we de andere kant op. Na enkele keren linksaf en rechtsaf te slaan dachten we dat we de bende afgeschud hadden. We liepen naar de haven van Venetië en zochten daar een cafeetje. In dat cafeetje hebben we de tweede koker geopend. Uit de tweede koker kwam een soortgelijk blad als wat er in de eerste koker zat. Toen we de twee bladen naast elkaar legden zagen we dat het een puzzel was. Door de puzzel op te lossen kwamen we erachter wat onze volgende bestemming was.
22
Los de woordzoeker op door de dikgedrukte woorden uit de onderstaande tekst weg te strepen in de woordzoeker. Hendrik Hanssen was een beroemde piraat. Geboren en opgegroeid op het eiland SriLanka. Begonnen als dekschrobber en later opgeklommen tot kapitein van het volksschip Jetta. Hij is berucht geworden door zijn vele rooftochten over de zeven wereldzeeën. Bij zijn rooftochten stond zijn trouwe knecht Iwan altijd aan zijn zijde. Tijdens zijn rooftochten heeft hij veel schatten buit gemaakt. Deze schatten bestaan uit goud, zilver en diamanten. Hendrik stopte met zijn rooftochten nadat hij zijn vrouw Vera leerde kennen en ze een zoon, Hans, kregen. Zijn schatten heeft hij verborgen in een schatkamer. Om de schatkamer te vinden heeft hij aanwijzingen verspreid over de hele wereld. Volg alle aanwijzingen en open de schatkamer en de schat zal van jou zijn.
D W A A N W I J Z I N G E N E
A E N U E R L E N H E H A W R
A I K S C H A T K A M E R E I
B L N S S T S T O P T E N R K
E A E M C W I A D I T U N E D
R N C H H H E N D R I K E L I
U D H A A E R T E A G O U D A
C I T N T E G O R A S I W Z M
H A N S S E N O B T T S Y E A
T J G Z I L V E R B Z E V E N
N I W A N K A P I T E I N E T
V O L K S S C H I P A R O N E
E Z N M V E R B O R G E N , N
R I S R I L A N K A D V R A A
A R O O F T O C H T E N K M ! 23
Dag 3: New York (VS) Onze tweede bestemming was Amerika. Omdat we al in Venetië, een havenstad, waren namen we de boot naar New York. Tijdens de boottocht bleven we op onze hoede, om er zeker van te zijn dat we niet gevolgd werden. Maar de bende van vijf was niet aan boord, of ze hadden zich erg goed verstopt. Onderweg op de boot ontmoette ik een meisje, Kimberly. Omdat er verder weinig kinderen op de boot waren speelden we vaak samen. Kimberly had lange blonde haren en een vrolijke glimlach, vooral als ze een foto van zichzelf maakte. Vaak speelden we spelletjes als tikkertje of verstoppertje aan boord van het schip. Maar we zaten soms ook uren met elkaar te kletsen. Zo hadden we het over de kinderen die op school in onze klas zaten, terwijl wij lekker op een boot aan het varen waren. En over de mensen aan boord van het schip, de rare man van kamer 5D met de haakneus, en de vrouw van 7A die de allerlelijkste kat van de wereld had. Ook had ik Kimberly verteld van onze zoektocht naar de schat van Hendrik Hanssen. Ze vond het erg spannend en wilde ons graag helpen in New York. Tijdens een spelletje verstoppertje op de laatste dag van onze reis naar New York gebeurde er iets dat onze reis veel spannender zou maken. Kimberly had zich verstopt en ik moest haar zoeken. Ze had waarschijnlijk weer een nieuwe verstopplek gevonden, want ik kon haar nergens vinden. Toen ik haar na een kwartier zoeken nog niet kon vinden riep ik dat ze uit moest komen, want ik had geen zin meer om te zoeken. Toen Kimberly terug kwam zag ik dat haar kleren smerig waren en dat ze spinnenwebben in haar haar had. Ze zei: “Je gelooft nooit wat ik net gezien heb” 24
“Wat dan?”, vroeg ik. “De lelijkste vrouw aan boord van het schip.”, antwoordde ze. “Dat kan niet, die hadden we al gezien, die zat in hut 3C. Die met het kunstgebit.”, zei ik. “Deze is nog lelijker. Kom maar mee, dan laat ik het zien.”, zei ze terwijl ze een gangpad in liep. Ik liep achter Kimberly aan naar het einde van de gang. Daar klom ze op een tafel, zodat ze net bij het luchtrooster kon. Ze opende het rooster en klom het luchtkanaal in. “Zat je daar verstopt!”, riep ik, “Dat is niet eerlijk, daar mag je helemaal niet komen.” “Ssst”, zei Kimberly, “Kom nu maar.” Ik klom achter Kimberly aan het luchtkanaal in. Kimberly kroop voor me uit door het luchtkanaal heen. Gelukkig had ze een zaklamp bij zicht, anders hadden we niets kunnen zien. Het luchtkanaal zat vol met spinnenwebben en was waarschijnlijk nog nooit schoon gemaakt, vandaar dat de kleren van Kimberly zo smerig waren. Het was maar een klein stukje door het luchtkanaal totdat we bij een ander luchtrooster aan kwamen. “Kijk daar”, zei Kimberly. Het luchtrooster kwam uit in het ruim van het schip. Dit was een plek waar de passagiers van het schip normaal niet mochten komen. Het ruim was een grote ruimte waar al het eten voor de reis opgeslagen lag. Het eten was verpakt in grote kratten die gelabeld waren met wat erin zat en voor welke dag het was. Tussen de kratten zaten drie personen rond een kleine lantaarn. Omdat de lantaarn weinig licht gaf kon ik niet meteen zien wie het waren. Ze waren waarschijnlijk iets geheimzinnigs aan het doen, want ze overlegden om 25
fluistertoon met elkaar: “Weet iemand dat wij hier zitten?”, vroeg een krakerige vrouwenstem “Nee, niemand vermoed dat zij aan boord zijn geslopen”, antwoordde een mannenstem. “Goedzo” zei een derde mannenstem die vervolgde: “Morgen komen we aan in New York. Zodra we daar zijn zullen we het plan uitvoeren. Iedereen weet nog wat ze moeten doen?” De twee andere figuren knikten instemmend. “Oké, dan nu terug naar onze schuilplaats tot morgenvroeg.”, beëindigde de derde man het gesprek. Terwijl hij opstond scheen hij met de lamp op de andere twee zodat ik kon zien wie het waren. Het waren stoffige Peter en pistolen Paula! Ik schreeuwde het bijna uit van schrik, maar gelukkig hield Kimberly net op tijd een hand voor mijn mond. Een beetje verward keek ze me aan: “Ken je hun?”, vroeg ze op fluistertoon aan mij terwijl ze haar hand van mijn mond weg haalde. “Dat zijn de leden van de bende van vijf waar ik je over verteld heb”, antwoordde ik ook op fluistertoon. “We moeten opa Jan waarschuwen.” En we kropen zo snel, maar ook zo stil mogelijk het luchtkanaal uit. Toen we het luchtkanaal uit waren zei Kimberley: “Maar ik had wel gelijk hé, zij is de lelijkste vrouw aan boord” Ik knikte instemmend en samen renden we naar de hut van opa en mij. Daar aangekomen vertelden we opa wat we gezien hadden. Opa was geschrokken door wat we hem verteld hadden, maar dacht meteen verder aan de volgende dag. “Het plan van de bende zal zijn om Giel te ontvoeren.”, zei opa, “We moeten jou ongemerkt van boord krijgen.” 26
En samen met Kimberly verzonnen we een plan om de bende om de tuin te leiden. Kimberly zou zich vermommen als mij en zo samen met opa van boord gaan. Ik zou stiekem aan de andere kant van de boot met een roeibootje van boord gaan en naar land peddelen. Kimberly zou haar moeder het plan vertellen en na afloop zouden we elkaar weer ontmoeten in het appartement van Kimberly. Zo gezegd, zo gedaan. De volgende morgen toen we aangemeerd waren kwam Kimberly naar onze hut en verkleedde zich als mij. Ze deed een shirt en broek van mij aan en zette een van mij petten op zodat haar blonde haren niet te zien waren. Ik sloop ondertussen naar de roeiboten aan de achterkant van het schip en liet er een te water. Ik roeide naar de kust en ging naar het appartement van Kimberly. Toen ik daar was aangekomen moest ik een tijdje wachten voordat Kimberly en haar moeder aan kwamen lopen. “Waar is opa?”, vroeg ik aan Kimberly. “Die neemt een andere route, om zeker te zijn dat hij niet achtervolgd werd.” Samen met Kimberly en haar moeder ging in het appartement in. Binnen vertelde Kimberly wat er gebeurd was. Het ging precies zoals we gepland hadden. Toen Kimberly en opa van boord gingen werden ze tegengehouden door de bende. Ze wilden Kimberly meenemen, maar toen ze haar petje afzetten en zagen dat ik het niet was schrokken ze. Kimberly rende toen hard naar haar moeder toe. De bende ging direct op zoek naar mij, maar omdat ik al van boord was konden ze me niet vinden. In de daardoor ontstane drukte kon opa ongemerkt van boord glippen. Toen Kimberly klaar was met het verhaal zei ik: “Pfoe, dat was spannend. Bedankt dat je me gered hebt.” “Geen probleem”, zei Kimberly, en met een knipoog: “Als je maar aan me 27
denkt als je de schat vind!” Op dat moment werd er aangebeld. Opa was aangekomen bij het appartement van Kimberly. Nadat hij binnen was gekomen zijn we begonnen met het oplossen van de rest van het raadsel. De uitkomst van de puzzel zei dat de schat in de kelder van het stadhuis van Nieuw Amsterdam lag. Nieuw Amsterdam was de naam die New York had voordat het verkocht werd aan de Britten. “Hoe komen we er achter waar het oude stadhuis stond?”, vroeg opa. “De stadsbibliotheek,”, zei Kimberly, “daar hebben ze oude plattegronden van de stad.” “Goed idee Kimberly!”, zei opa, “Daar gaan we heen. Weet jij waar het is?” “Jazeker”, zei Kimberly, “Ik kom er erg vaak.” “Jij, een boekenworm?”, vroeg ik ongelovig. “Nee hoor,”, zei ze, “ze hebben daar ook Donald Ducks.” Nadat We bij Kimberly gegeten hadden en Kimberly met haar moeder had overlegd dat ze mee ging naar de stadsbibliotheek gingen we op weg. We namen een taxi, omdat dat de makkelijkste manier van reizen in New York is. Na een tijdje kwamen we aan bij de stadsbibliotheek van New York. Dit was een enorm grote bibliotheek met tien duizenden boeken. We gingen naar de afdeling met plattegronden. Na een tijdje zoeken tussen alle oude plattegronden vonden we een kaart van Nieuw Amsterdam omstreeks 1650, de tijd dat Hendrik Hanssen leefde. Op de kaart stond duidelijk aangegeven waar vroeger het stadhuis stond. “Hoe weten we nu waar dit is?”, vroeg ik, “Alles is nu toch anders?” Maar hier had opa een slimme oplossing voor. Hij pakte een kaart van New York zoals het nu was en legde de twee kaarten precies over elkaar heen. 28
Door nu de twee kaarten tegen het licht te houden kon opa precies zien welk gebouw op de plek van het oude stadhuis stond. “Aha! Het Empire State Building staat precies op de plek waar het stadhuis stond”, zei opa. “Het Empire State Building?”, vroeg ik, “Wat is dat?” “Dat is een van de eerste wolkenkrabbers in de wereld.”, antwoordde Kimberly, “En lange tijd het hoogste gebouw van de wereld.” “Wow, een wolkenkrabber,”, zei ik, “ ik ben nog nooit hoger dan de 5e verdieping geweest.” “Maar wij moeten in de kelder zijn.”, zei opa. Ik was wel een beetje teleurgesteld dat we niet naar boven hoefden. Maar omdat we toch dichterbij de schat van Hendrik waren, gingen we toch vol goede moed op pad naar het Empire State Building. Deze keer namen we geen taxi, maar we liepen door de stad. Bij het Empire State gebouw aangekomen vroegen we aan de portier waar de kelder was, omdat we daar in moesten zijn. “In de kelder mag niemand komen.”, zei de portier, “Waarom willen jullie daar heen?” “Wij doen een onderzoek naar Nieuw Amsterdam.”, loog opa, “En daarom zijn we op zoek naar de kunstwerken die in het oude stadhuis stonden.” “Oh, maar dat kan wel”, antwoordde de portier, “Alles wat vroeger in de kelder stond is verplaatst naar een museum op de bovenste verdieping.” “De bovenste verdieping?”, vroeg ik, “dan mogen we dus toch naar boven!” En we namen de lift naar de bovenste verdieping. De reis naar boven duurde wel erg lang. Onderweg moesten we twee keer overstappen op een andere lift, omdat 1 lift niet helemaal naar boven kon. 29
Boven aangekomen volgden we de bordjes museum om bij de oude stadsschatten van Nieuw Amsterdam te komen. Onderweg konden we soms door een raam naar buiten kijken. Het uitzocht was ongelofelijk. “Kijk, daar woon ik”, zei Kimberly terwijl ze naar het gebouw wees waar we eerder waren. “En je kunt vanaf hier zelfs het Vrijheidsbeeld zien”, zei opa, “Dat is het grote beeld van die dame die een fakkel vast houd.” Bij het museum aangekomen kocht opa drie kaartjes zodat we naar binnen konden. “Kijk goed of je het teken van Hendrik ziet”, zei opa. “Het teken van Hendrik?” , vroeg Kimberly. “Ja, dat zijn twee H's die elkaar kruisen.”, antwoordde ik. En ik liet haar de puzzel van de eerste dag zien waar het logo ook op stond. Samen liepen we door het museum. Onderweg waren er veel officiële papieren te zien van de stad Nieuw Amsterdam. Toen we het hele archief door gelopen waren kwamen we bij de kunstschatten van Nieuw Amsterdam aan. Hier stonden beelden van oude zeehelden en andere belangrijke personen uit Nieuw Amsterdam. Ook waren er veel kunstwerken die gestolen waren van de indianen. Er stonden oude vredespijpen en zelfs totempalen. Achteraan in het museum stonden de schatten die piraten gestolen hadden en later teruggevonden waren. “Hier moet het tussen staan”, zei opa. We gingen erg langzaam door de ruimte heen, om er zeker van te zijn dat we niets zouden missen. In de ruimte lagen oude schatkaarten, lege schatkisten en zelfs een houten been dat van een piraat geweest was. Achteraan in de ruimte stond een schatkist met als bijschrift 'De onopenbare schatkist'. Volgens het opschrift was het een kist die nog nooit door iemand geopend was. En niemand wist waar de kist vandaan kwam. 30
“Kijk daar!”, riep Kimberly, die als eerste bij de schatkist was, “Het logo van Hendrik!” Opa was als eerste bij Kimberly: “Ja, dat is het logo!” “Maar hier staat dat de kist onopenbaar is.”, zei Kimberly teleurgesteld. “Dus wat moeten we nu?” “Laat Giel het eens proberen.”, zei opa geheimzinnig terwijl hij aan de kant ging staan. Langzaam liep ik naar de schatkist toe. Ik vond het toch best raar dat nu alles om mij draaide. Zou ik echt een onopenbare schatkist kunnen openen? En waarom ben ik dan zo bijzonder? Toen ik bij de kist stond stak ik mijn hand uit naar het logo van Hendrik Hanssen. Voorzichtig raakte ik het logo aan. Even leek er niets te gebeuren. Maar toen klonk in de kist een klik en de kist sprong open. Nieuwsgierig keken we met z'n drieën in de kist. In de kist lagen enkele gouden munten, vast een deel van de schat van Hendrik, en… “Pffft…, weer een puzzel”, zei ik, “Hoeveel van deze dingen moeten we nog oplossen?” “Totdat we de schat hebben gevonden.”, zei opa. Nadat we de kist leeg gemaakt hadden maakten we hem weer zorgvuldig op slot. Daarna zijn we naar het appartement van Kimberly gegaan om de volgende puzzel op te lossen.
31
Hieronder staat de puzzel die in de kist zat in het empire state building. Deze zin is dubbel versleuteld. De zin is eerst versleuteld met hetzelfde codewiel als de eerste dag. Daarna is de code ook nog omgezet naar Code alfabet. Om de code op te lossen moet eerst de code worden ontcijferd en daarna het codewiel gebruikt worden. Het codewiel moet ingesteld worden met A (buiten) = P (binnen).
A B C D E F G H I J K L M A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z N O P Q R S T U V W X Y Z 0 1 2 3 4 5 6 7
- . 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 - .
32
8
9
w 9
H
6
P P 2 S 6 U A 6 2 Y
Y R
6
1 M 6 2 9N 9
2
W 9
G V V B
33
Dag 4: De Chinese Muur (China) Nadat we de puzzel opgelost hadden bleek dat we naar China moesten. Omdat dat bijna aan de andere kant van de wereld lag zijn we met een vliegtuig naar Peking gegaan, de hoofdstad van China. De vlucht duurde wel 12 uur. Maar omdat ik erg moe was van de avonturen van de voorgaande dagen heb ik het grootste gedeelte geslapen. Omdat we de halve wereld over gevlogen zijn waren we er vrij zeker van dat de 'Bende van Vijf' ons niet gevolgd was. Daarom hoefden we niet de hele tijd om ons heen te kijken of we achtervolgd werden, maar konden we genieten van de mooie stad Peking. Om bij de Chinese muur te komen moesten we een busreis maken. Echter duurde het nog een aantal uren voordat de eerste bus vertrok, daarom hebben we een tijdje door Peking gewandeld. Onderweg hebben we een aantal souvenirs gekocht voor de thuisblijvers. Voor papa had ik een Boeddha beeldje gekocht, en voor mama een doosje echte Chinese Thee. Onderweg in de bus heeft opa mij verteld over de Chinese geschiedenis. Zo vertelde hij dat ze vroeger ninja's hadden in China. Dit zijn oude krijgers die zich bijna ongezien voort kunnen bewegen. Ze moesten vroeger de moeilijkste klussen van de keizer opknappen. Ook vertelde hij dat de Chinese muur het grootste bouwwerk dat ooit door mensen is gemaakt, de muur is wel 6000 kilometer lang. Het is ook het enige menselijke bouwwerk dat vanaf de maan te zien is. De muur was ooit gebouwd om de chinezen te beschermen tegen andere landen die ze wilden aanvallen. “Maar als de muur 6000 kilometer lang is,”, vroeg ik aan opa, “hoe moeten we dan ooit de volgende aanwijzing vinden?” “Nou,”, antwoordde opa, “als we geluk hebben was Hendrik een beetje lui. We beginnen vooraan en hopelijk vinden we dan snel een aanwijzing.” 34
“Pff, dat hoop ik ook.”, zei ik, “Ik hoop niet dat we de hele muur moeten afzoeken.” Er zaten veel andere mensen bij ons in de bus. De meeste waren toeristen die op vakantie waren en een kijkje wilden nemen bij de Chinese muur. Deze waren gemakkelijk te herkennen aan hun zomerse kleding en grote camera die ze om de nek hadden hangen. Daarnaast zaten er ook een aantal chinezen in de bus, vooral mensen die op weg waren naar hun werk. Tussen de chinezen zat ook een vrouw die nogal opviel. Haar haar was bruin, terwijl de meeste chinezen zwart haar hebben, ze had een Russisch uiterlijk en ze keek heel geheimzinnig uit haar ogen. Ze zat helemaal achterin de bus en zag eruit alsof ze een erg belangrijke opdracht had. Een aantal keer keek ze naar mij, maar zodra ik naar haar keek keek ze snel de andere kant op. Bij de muur aangekomen stapten bijna alle mensen uit de bus. Er bleven een aantal chinezen zitten, die moesten nog verder. De geheimzinnige vrouw stapte ook uit de bus, maar toen iedereen uitgestapt was zag ik haar nergens meer. De groep mensen die uit de bus gestapt was deelde zich op in twee groepen. De groep chinezen liepen een kant op. De meesten liepen naar hun standjes waar ze souvenirs verkochten van de Chinese muur. De groep toeristen liepen de andere kant op, naar de muur toe. Wij liepen met de groep toeristen meer naar de muur. De Chinese muur werd terecht de grote muur genoemd. De muur was wel 6 meter breed en 8 meter hoog. Bij de muur stonden veel chinezen klaar om de toeristen, tegen betaling, een rondleiding over de muur te geven. Veel toeristen namen een gids en kregen een rondleiding rondom de muur. Opa en ik besloten ook om met een gids op pad te gaan, omdat die ons kon helpen bij het vinden van de volgende aanwijzing. Onze gids was een vrouw die zicht voorstelde als Mia Loesh. 35
“Hallo Mia,”, zei opa, “Wat kun je ons vertellen over de muur?” “Ik weet alles van de muur,”, zei Mia, “Dus zeg maar wat jullie willen weten.” “Nou Mia,”, zei opa, “Wij zijn vooral geïnteresseerd in wat er rond de muur gebeurde rond 1650.” “1650? Die vraag krijg ik bijna nooit, maar gelukkig weet ik daar ook het één en ander vanaf.”, antwoordde Mia en ze begon te vertellen. Over wie de keizer toen was en welk deel van de muur rond die tijd gebouwd was. Tijdens het vertellen kreeg ik het idee dat ik op school zat. Mia klonk alsof ze lerares was. Toen ik daarom vroeg bleek ze dat ook te zijn. Mia was inval leerkracht op de lokale basisschool. Maar als er niet genoeg werk was als inval lerares deed Mia rondleidingen bij de muur. “Aha, dit vinden jullie vast interessant.”, zie Mia toen we langs een bepaald stuk muur liepen. “Dit stuk muur is in 1651 vernield en opnieuw gebouwd.” “Oh, dat is interessant,”, zei opa. “Weet je ook wie het vernield en herbouwd heeft?” “Dat weet niemand zeker.”, antwoordde Mia, “Er worden allerlei verhalen verteld, zo is er een verhaal dat het een piraat was die de muur heeft herbouwd. Maar dat is maar een verhaal dat niemand geloofd.” “Maar wij wel,” fluisterde opa tegen mij, “hier moet het zijn. Ga jij zoeken, dan houd ik Mia bezig.” Terwijl opa met Mia aan het praten was over het verhaal van de piraat die hier de muur vernield zou hebben, ging ik op zoek naar de volgende aanwijzing. Het stuk muur waar we waren zag er anders uit dan andere stukken muur. Het leek wel alsof er een deur in de muur zat. De muur was ook beschadigd, alsof iemand had geprobeerd de deur te openen. Maar zo te zien was het nog niemand gelukt. 36
Inmiddels wist ik hoe de verbergplekken van Hendrik werkten, dus ging ik op zoek naar de twee H's. Al snel had ik onderop de deur het teken van Hendrik gevonden. Ik stak mijn hand uit naar het teken. Maar toen ik het aanraakte gebeurde er niets. Ik trok mijn hand terug en raakte het teken opnieuw aan, weer niets. Ik keek om naar opa die nog druk in gesprek was met Mia. Ik zwaaide naar hem om aan te geven dat het niet werkte. Hij stopte met praten en liep naar mij toe. Mia liep achter hem aan. “Het werkt niet.”, zie ik tegen opa, “Hier staat het teken, maar als ik het aanraak gebeurt er niets.” “Hmm, dat is raar.”, zei opa en hij liep naar de deur toe om hem zelf te bekijken. “Jullie zijn geen gewone toeristen, hé?” vroeg Mia. “Nee, dat klopt.”, zei ik en ik vertelde haar het verhaal van de schat van Hendrik Hanssen. Toen ik klaar was met vertellen zei Mia: “Nu snap ik waarom jullie zo geïnteresseerd waren in die piraat. Laat mij eens kijken naar de muur.” En ze liep naar de plaats waar de deur zat toe. Na de deur en de muur eromheen bekeken te hebben zei ze: “Kijk hier, er staan ook een aantal Chinese tekens naast de deur. Het zijn de nummers 3, 2, 4 en 1.” “Misschien moet ik die in de juiste volgorde aanraken.”, zei ik terwijl ik weer naar de deur toe liep. Nadat Mia mijn de juiste volgorde had aangewezen raakte ik één voor één de Chinese tekens aan. Nadat ik de vier had aangeraakt klonk er een bekende klik in de muur. De deur in de muur ging open en er werd een kleine ruimte zichtbaar. Opa pakte een zaklamp en scheen de ruimte rond. Achterin stond een klein kistje. Opa pakte het kistje en opende het. In het kistje zat een vel opgerold 37
papier en veel losse stukjes papier. Opa pakte het vel papier uit het kistje en gaf het kistje met de losse stukjes aan mij. Opa wilde net het vel papier uit rollen toen er iemand vanachter de muur tevoorschijn sprong. Deze persoon was helemaal in het zwart gekleed, daarom konden we niet meteen zien of het een man of vrouw was. “Geeft het kistje aan mij, anders vallen er gewonden.”, zei ze terwijl ze gevaarlijk met het zwaard rondzwaaide. Haar stem klonk vrouwelijk en een beetje Russisch. “Toe maar,”, zei opa terwijl hij het vel papier onder zijn trui verborg, “geef haar het kistje maar.” Ik gaf het kistje aan de zwart geklede vrouw. Ze griste het kistje uit mijn handen en verdween weer achter de muur. Toen we met zijn drieën om de muur heen keken was ze al nergens meer te zien. “Wie was dat?”, vroeg ik. “Dat was een ninja,”, zei Mia, “maar waarom wilde ze het kistje hebben?” “Ze is vast lid van de 'Bende van Vijf'”, zei opa. “Ze zal wel opdracht gekregen hebben om ons te volgen en de volgende aanwijzing af te pakken.” Opa haalde voorzichtig het vel papier onder zijn trui vandaan. “Gelukkig kunnen ze niets met het kistje zonder dit vel papier.” Op het vel papier stond dat de stukjes papier in het kistje een puzzel waren die ons naar de volgende aanwijzing zouden leiden. Verder stond op het blaadje dat we naar het dorpje Jâkalélé moesten, maar dat de puzzel ons zou wijzen in welk land dat is. “We moeten het kistje terug hebben.”, zei ik tegen opa, “Maar hoe doen we dat?” “Dat weet ik ook niet,”, zei opa, “ik ben nog nooit een ninja tegengekomen.” 38
“Misschien dat ik jullie kan helpen.”, zei Mia, “ik ken iemand die alles van ninja's af weet.” Samen met Mia gingen we op zoek naar een oude karate meester. Ze kende hem omdat ze vroeger met haar vader bij hem op bezoek was geweest. De karate meester woonde erg afgelegen. Toen we bij zijn huis kwamen kon je zien dat hij groene vingers had, de tuin was namelijk erg goed onderhouden. Bij de voordeur aangekomen klopte Mia op de deur. “Hier woont de oude karate meester Cha Hoen.”, zei Mia, “Hij is de bekendste karate trainer in China en kent alle ninja's.” De voordeur van het huisje ging zonder geluid open. In de deuropening verscheen het vriendelijke gezicht van Cha Hoen. “Welkom Mia, leuk je weer eens te zien”, zei Cha, “Wat brengt jullie hier?” “Wij zijn op zoek naar een ninja”, zei Mia, “Ze heeft iets van ons gestolen.” “Aha, dan zijn jullie aan het juiste adres, kom binnen.” zei Cha terwijl hij de deur verder open deed. Toen we allemaal binnen zaten rond de grote houten tafel in het midden van de kamer begon opa ons verhaal te vertellen. Hoe we op zoek waren naar de schat en hoe we uiteindelijk in China waren aangekomen. En hoe we de geheime ruimte in de chinese muur gevonden hadden. Ten slotte vertelde opa over de ninja die ons kistje gestolen had. “Een vrouwelijke ninja zei je?”, zei Cha, “Kun je me nog meer over haar vertellen?” “Ze was helemaal in het zwart gekleed, en haar stem klonk Russisch.”, riep ik. “De meeste ninja's zijn in het zwart gekleed, dus dat zegt niet zoveel.”Zei Cha, “maar er zijn niet veel Russische ninja's.” 39
Cha dacht even na: “Hmm, een vrouwelijke Russische ninja. Ik denk dat ik weet wie dat is. Wacht even, dan zoek k even wat op.” En Cha stond op en liep naar een andere kamer toe. Even later kwam hij terug met een map in zijn hand. “Ik houd graag bij wat mijn leerlingen doen nadat ze bij mij les gehad hebben. In deze map zit alles wat ik heb over Annetka.” Cha vertelde dat Annetka een leerling van hem was. Ze kwam uit Rusland en was een van zijn beste leerlingen. In de map die hij had zaten foto's van haar en een aantal krantenknipsels. Daarin stonden dingen die zij gedaan had. Een aantal keer was zij gelinkt met de 'Bende van Vijf'. “Dit moet haar zijn.”, zei opa, “Waar kunnen we haar vinden?” “Als zij in China is blijft zij altijd bij een vriendin van haar in Peking. Het adres zit ook in de map.” antwoordde Cha. Opa nam het adres over op een los blaadje. Ook mochten we een foto van haar meenemen, zodat we wisten hoe ze er uit zag. Daarna vertrokken we snel weer, zodat we Annetka konden tegenhouden voordat ze het kistje aan de rest van de bende had gegeven. In Peking aangekomen gingen we zo snel mogelijk op zoek naar het adres van Annetka. Gelukkig kende Mia de weg in Peking en hadden we het adres snel gevonden. De vriendin van Annetka woonde op de tweede verdieping van een flatgebouw in het centrum van Peking. Er brandde licht in het appartement. We zaten op een bankje voor het appartement te wachten toen Mia ineens zei: “Kijk daar, er komt iemand naar buiten!” De voordeur van het gebouw ging open en er liepen twee vrouwen naar buiten. Een van de twee vrouwen leek erg op de foto die opa bij zich had. We wachtten totdat ze de straat uit gelopen waren en toen liepen we nar de voordeur toe. 40
Opa haalde een tasje onder zijn jas vandaan. “Deze heb ik ooit gekregen van een vriend van mij die slotenmaker is.”, zie hij terwijl hij het tasje opende. In het tasje zaten allerlei tangetjes, schroevendraaiers en ander klein gereedschap. Binnen no time had opa het slot van de voordeur van het flatgebouw open. We stapten alle drie naar binnen, terwijl we achterom keken of niemand ons gezien had. Binnen gekomen namen we de trap naar de tweede verdieping. Bij de deur van het appartement van de vriendin van Annetka deed opa het zelfde. Toen de deur open was zei hij tegen Mia: “Blijf jij op de uitkijk staan, dan gaan wij naar binnen.” Samen met opa liep ik het appartement in. We hoefden niet lang te zoeken naar het kistje. Het kistje stond midden op de eettafel. De puzzelstukjes waren eruit gehaald en Annetka was bezig geweest om de puzzel op te lossen. Ze had de puzzel al bijna helemaal opgelost. Opa en ik wilde net kijken wat de oplossing was, toen Mia plotseling het appartement binnen stapte en zei: “Ze komen er aan, we moeten wegwezen hier.” Ik deed samen met Mia snel alle puzzelstukjes in het kistje terwijl opa naar een uitgang uit het appartement zocht. Ik deed net het kistje dicht toen opa vanuit de slaapkamer riep: “Hierheen, snel!” Snel liepen we naar de slaapkamer. Opa had het raam open gedaan en stond op de brandtrap die aan de buitenkant van het flatgebouw hing. Zo snel als we konden klommen Mia en ik ook door het raam naar buiten. Toen we halverwege de brandtrap waren hoorden we een schreeuw vanuit het appartement: “Wie is er hier binnen geweest!” Toen we net allemaal onderaan de trap waren zagen we het hoofd van Annetka uit het raam bovenaan de brandtrap komen. “Jullie daar, staan blijven!”, riep ze terwijl ze door het raam naar buiten klom. 41
“Snel. Deze kant op.”, zei Mia, “Ik weet een plek waar we kunnen schuilen.” Opa en renden achter Mia aan de hoek om. Vlak voordat ik de hoek om liep keek ik achterom. Ik zag Annetka van bovenaan de trap in 1 keer naar benden springen. “Een vriendin van mij woont hier vlak bij.”, riep Mia buiten adem door het rennen. Zo snel als we konden renden we door de smalle straatjes van Peking. Ik had het kistje met de puzzel bij me en kon daardoor niet zo hard rennen. “Geef die maar aan mij”, zei opa en hij nam het kistje van mij over. Iedere keer als we af sloegen keek ik even achterom. Annetka bleef ons achtervolgen. Ineens zei Mia: “Kom op, hier naar binnen.” Opa en ik renden achter Mia aan een deur door. Snel deden we de deur achter ons dicht. Muisstil bleven we achter de deur staan totdat we Annetka voorbij hoorde rennen: “Stop! Staan Blijven!”. Toen we zeker wisten dat Annetka voorbij was liepen we verder het huis is. In de woonkamer zat een vrouw op de bank. Mia stelde haar voor: “Dit is mijn vriendin, Kia Lein.” Opa en ik gaven Kia een hand en stelden ons voor. “Zouden wij even gebruik mogen maken van jouw eettafel?”, vroep opa aan Kia. “Natuurlijk!”, zei Kia, “doe alsof je thuis bent.” Toen zijn we met z'n vieren aan tafel gaan zitten om de puzzel op te lossen en er achter te komen waar we de volgende dag heen moesten.
42
De volgende aanwijzing is te vinden in Jâkalélè. Om uit te vinden waar Jâkalélè ligt moeten jullie de puzzel op lossen. Het ontbrekende land is het land waar Jâkalélè ligt.
43
Dag 5: Jâkalélé (Kenia) Na een vliegreis van bijna 2 dagen zijn we eindelijk aangekomen in Nairobi, de hoofdstad van Kenia. De vorige dag zijn we te weten gekomen dat de volgende aanwijzing te vinden was in het dorpje Jâkalélé. Het enige dat we van dit dorpje weten is dat het in Kenia ligt. Daarom beginnen we onze zoektocht in de hoofdstad Nairobi. Nadat we uit het vliegtuig gestapt waren en onze bagage gevonden hadden liepen we de stad in. Opa was al eerder in Nairobi geweest en we gingen op zoek naar een kennis van hem. Deze kennis woonde in een buitenwijk van de stad. Om niet met de bagage te hoeven slepen namen we een tuktuk. Het verkeer in Nairobi was een grote chaos. De weg uit de stad was een vierbaans weg waar soms wel 8 auto's naast elkaar reden. Er reden grote vrachtwagens en stadsbussen naast brommers en fietsers. Er reed zelfs een paard-en-wagen midden op de weg. En overal zag je tuktuks rijden in alle kleuren van de regenboog. De bestuurder van onze tuktuk was een oud mannetje met grijs haar. Hij manoeuvreerde de tuktuk dwars door het verkeer heen. Af en toe deed ik van schrik mijn ogen dicht, in de hoop dat we levend aan zouden komen. Na 15 minuten kwamen we aan bij het huis van de kennis van opa. Het was een zelfgebouwde hut van golfplaten en oude houten planken. Opa klopte aan. Even later werd er open gedaan door een klein kaal mannetje die er nog ouder uit zag dan onze tuktukchauffeur. Opa gaf hem een hand en zei “Hallo Ricko, lang niet gezien!” Even leek Ricko Opa niet te herkennen, maar toe zei hij: “Jan! Oude vriend goed je weer eens te zien. En wie heb je nu weer mee genomen?”. Opa wees naar mij en zei: “Dit is mijn kleinzoon, Giel. Hij is de jongste avonturier in de familie.”. 44
Ricko schudde mijn hand en daarna liepen we achter hem aan zijn huis in. Het huis van Ricko stelde niet veel voor. In de woonkamer stond een gammele tafel met vier stoelen. De kleine keuken had een oven die met hout gestookt moest worden. Omdat we zo snel mogelijk de volgende aanwijzing wilde vinden begon opa meteen het verhaal van de schat aan Ricko te vertellen. Na afloop van het verhaal sprong Ricko op en liep naar de andere kamer. We hoorden dat er van alles verschoven werd. Toen Ricko terug kwam had hij een oude landkaart in zijn hand die hij op de tafel legde. “Ik ben zelf nog nooit in Jâkalélé geweest, ”, zei Ricko, “maar op deze kaart moet het zeker staan.”. Met z'n drieën speurden we de kaart af op zoek naar Jâkalélé. Opeens zag ik het dorpje op de kaart en ik wees het aan: “Daar ligt het!” Opa en Ricko keken naar de plek die ik aanwees. “Dat is midden in de jungle.”, zei opa, “Hoe moeten we daar komen?” Ricko dacht even na en al snel had hij een oplossing: “De enige manier om daar te komen is door te landen met een parachute. Weet je nog hoe dat moet, Jan?” Opa dacht even na. “Het is wel lang geleden, maar als het moet dan doen we het.”, zei hij. Daarna vroeg opa aan mij: “Je durft toch wel uit een vliegtuig te springen, Giel?” “Parachutespringen?”, vroeg ik, “Natuurlijk! Maar we hebben geen parachute bij ons.” Gelukkig kende Ricko iemand die les gaf in parachutespringen. We zouden vertrekken van een kleine landingsbaan had net buiten de stad. Met een tuktuk reden we er heen. 45
Daar aangekomen stond er al een vliegtuig voor ons klaar. De piloot, die bij het vliegtuig stond te wachten, zei: “De parachute ligt al klaar in het vliegtuig. Jullie kunnen daar omkleden.” We namen afscheid van Ricko, hij ging niet mee omdat hij niet durfde te vliegen, en we stapten het vliegtuig in. De piloot steeg op en wij trokken ons parachutespringpak aan. We gingen een tandemsprong maken, dit betekend dat we samen met 1 parachute zouden springen. De vlucht naar het dorpje duurde erg lang, maar gelukkig was er veel te zien. We vlogen over de savanne waar we een kudde zebra's zagen lopen. Ook was er een leeuwin die net een zebra had gevangen en deze samen met een aantal kleine leeuwtje aan het opeten was. Hoe verder we vlogen hoe meer bos er was. Ook waren er steeds andere dieren te zien. Er waren giraffen en olifanten die vruchten uit de bomen plukten. En toen we echt boven de jungle vlogen zag ik een roedel apen door de boomtoppen slingeren. Opeens zei de piloot: “We naderen het Jâkalélé, maak jullie klaar om te springen.” Opa controleerde nog een laatste keer de parachute en we maakten onze pakken aan elkaar vast. Toen opa de deur van het vliegtuig open deed kreeg ik toch kriebels in mijn buik. In de verte zagen we Jâkalélé al liggen. Het dorpje bestond uit een tiental zelf gemaakte rieten hutten met in het midden een open plek. We vlogen eerst een keer over het dorpje heen om te kijken waar we konden landen. De open plek midden in het dorp leek wel geschikt. Toen we voor de tweede keer over het dorpje vlogen sprongen we uit het vliegtuig. “Woehoe!!”, riep ik nog, maar door de wind die langs onze oren suisde was het niet te horen. We vielen steeds harder omlaag naar het dorpje toe. Plotseling deed opa de parachute open. Rustig zweefden we verder naar de 46
open plek. Terwijl we rustig landden stonden er al een groot aantal mensen te kijken. We deden ons parachutespringpakken uit en stopten de parachute terug in de rugzak. De meeste mensen die stonden te kijken durfden niet naar ons toe te komen. Behalve één jongetje met een wilde bos haar. Hij kwam vanuit een van de hutten rond het plein naar ons toe gelopen. Hij stak zijn hand uit naar mij en zei: “Ik ben Tiwon, hoe heet jij?” Ik schudde zijn hand en zei “Giel”. “Hallo Giel, wil je spelen?”, vroeg Tiwon. Ik keek even opzij naar opa. Die knikte en zei: “Ga maar, ik ga naar het dorpshoofd en vraag of hij weet waar de aanwijzing is.” En hij liep naar het grootste gebouw van het dorpje. Ik liep met Tiwon mee naar zijn hut. Daar aangekomen bleek dat hij samen met zijn vader, moeder en zusje in een hut woonde. Hij sliep samen met zijn zusje op een bed in de woonkamer. De hele woonkamer was net zo groot als mijn eigen slaapkamer thuis. Ik een hoekje had hij een bureautje waar hij allerlei gereedschappen had liggen. Hij vertelde mij dat hij de onderhoudsmonteur van het dorp was. Als iemand iets kapot had moest hij het komen maken. Hij had dezelfde ochtend nog het konijnenhok van de buurvrouw gerepareerd. Na de rondleiding door Tiwon's hut gingen we naar buiten om daar in de jungle te spelen. Tijdens het spelen vertelde ik Tiwon waarom wij in zijn dorp waren. Hij luisterde vol interesse naar het verhaal over de schat van Hendrik. Ik vertelde hem ook over het logo van Hendrik, de twee gekruiste H's. “Hee, die heb ik al eens eerder gezien!”, riep Tiwon. Verbaasd zei ik: “Echt waar? Waar dan?” “In een grot waar ik wel eens in gespeeld heb. Kom maar mee, dan laat ik 47
het je zien.”. En samen liepen we door de jungle op zoek naar de grot van Tiwon. Het was erg lastig de grot van Tiwon te vinden. Hij was er pas twee keer eerder geweest en wist niet precies waar de grot was. Maar uiteindelijk kwamen we bij de grot uit. Voordat we de grot ingingen maakte Tiwon een fakkel van een houten stok en wat hars van een boom. “Het is erg donker binnen, zo kunnen we straks wat zien.”, legde Tiwon uit. De ingang van de grot was verborgen achter een grote struik. We moesten door de struik heen om bij de ingang te komen. De ingang was erg klein, dus moesten we kruipen om de grot binnen te komen. Eenmaal in de grot konden we weer staan. In de grot was het erg donker, maar gelukkig had Tiwon net een fakkel gemaakt. Door twee vuursteentjes tegen elkaar te tikken maakte hij de fakkel aan. Toen de fakkel goed brandde konden we de hele grot zien. De grot was erg groot van binnen. De vloer was bedekt met een dikke laag zand. De muren waren rotsig en er zaten op sommige plekken scheuren in. “Kom op,”, zei Tiwon, terwijl hij verder de grot in liep, “hier is het.” Ik liep achter Tiwon aan. We liepen naar de muur achteraan in de grot. Op deze muur was een grote muurtekening gemaakt. Tiwon liep naar de rechterkant van de muur toe en wees naar een plek onderaan op de muur. “Kijk hier,”, zei Tiwon, “Is dit het teken dat je bedoeld?” Ik liep ook dichter naar de muur toe en keek naar de plek waar hij naar wees. In de rechter onderhoek van de muur stond inderdaad het teken van Hendrik Hanssen, de twee H's. “Dit moet de aanwijzing zijn”, zei ik. Ik nam een paar stappen terug om de hele muur te kunnen zien. De muurtekening zag er uit alsof deze geschreven is in geheimtaal. Er stonden allerlei tekens op die ik niet 48
herkende. “Kun jij lezen wat er staat?”, vroeg Tiwon. “Nee, ik ken de meeste tekens niet,”, antwoordde ik, “maar mijn opa kan het misschien wel lezen.” Ik pakte het stuk papier en potlood dat ik altijd bij me had. “Als jij bijschijnt dat teken ik de muurtekening over.”zei ik tegen Tiwon. Terwijl Tiwon de muur belichtte, tekende ik de muurtekening na. Plotseling hoorden we een gerommel in de verte. Terwijl ik de laatste tekens na tekende werd het gerommel steeds luider. De hele grot begon te trillen. Toen er stukken van het dak van de grot naar beneden begonnen te vallen kropen we snel de grot weer uit. De hele grot stond op instorten! Ik kroop als eerste naar buiten en Tiwon kroop achter mij aan. Toen ik uit de grot was draaide ik me om om Tiwon te helpen en net op tijd was hij de grot uit. De hele grot stortte achter hem in elkaar. Maar in plaats van naar de grot stond Tiwon met open mond naar de lucht te kijken. Ik draaide me om en zag een helikopter vlak over de jungle vliegen. De deur van de helikopter stond open en ik zag het lelijke hoofd van Paula naar buiten kijken. “De Bende van Vijf! Hoe hebben ze ons gevonden?”, riep ik. “Kom op Tiwon, we moeten opa waarschuwen.” Tiwon stond nog vol verwondering naar de helikopter te kijken. Hij had nog nooit zo iets gezien. Ik trok hem aan zijn mouw mee en samen renden we naar het dorp. In het dorp waren de meeste dorpsbewoners angstig hun hut in gegaan. Opa en het dorpshoofd waren naar buiten gekomen om te kijken wat het lawaai veroorzaakte. Ik rende naar opa en hijgend vertelde ik hem dat de helikopter van de Bende van Vijf was. “De Bende van Vijf!”, riep opa, “We moeten maken dat we weg komen!” 49
Hij keek naar het dorpshoofd en die zei: “Kom mee, ik weet hoe jullie ongezien weg kunnen komen.” Hij riep een aantal sterke mannen bij zich en gezamenlijk liepen we over een slingerpaadje het dorp uit. Achter ons hoorden we de helikopter rondjes vliegen over het dorp. Via het slingerpaadje kwamen we bij een kleine beek uit. Het beekje was volledig overgroeid waardoor het niet vanuit de lucht te zien was. De sterke mannen haalden twee kano's onder een aantal struiken uit en opa en ik sprongen allebei met een van de sterke mannen in een kano. Opa nam gauw afscheid van het dorpshoofd terwijl ik tot ziens zei tegen Tiwon. De sterke mannen begonnen te roeien en al snel konden we Tiwon en het dorpshoofd niet meer zien. Ik vroeg aan opa hoe het gesprek met het dorpshoofd gegaan was. Het dorpshoofd had verteld dat er lang geleden wel eens een piraat in het dorp was geweest. Maar niemand wist waarom hij in het dorp was en wat hij daar kwam doen. Toen vertelde ik het verhaal van de grot aan opa. Die was erg blij om te horen dat we de aanwijzing hadden kunnen redden voordat de grot ingestort was. Ik liet hem het blaadje met de muurtekening zien. Na een behoorlijke tijd roeien kwamen we aan bij een open plek langs de beek. Hier legden de sterke mannen aan en we stapten uit de kano. Omdat het donker begon te worden hebben we snel een slaapplek gemaakt. Toen die klaar was hebben we de puzzel verder opgelost. Toen we wisten waar we de volgende dag naar toe moesten gaan gingen we slapen in onze zelf gebouwde hut. Ondanks dat het wel spannend was om in een hut te slapen vielen we toch snel in slaap.
50
Los de onderstaande rebus op om uit te vinden waar de volgende aanwijzing ligt.
51
Dag 6: Aboriginals (Australië) Tijdens de overnachting in onze zelfgebouwde hut werd ik middenin de nacht plotseling wakker. Vier sterke handen grepen mijn handen en voeten vast en twee andere handen bedekten mijn mond, zodat ik geen geluid kon maken. Het was een heldere nacht. In het maanlicht herkende ik de gezichten van mijn ontvoerders. Het waren Jozef, Paula en Peter. Annetka was er ook, maar zij haalde iets uit opa's rugzak. De puzzel die we afgelopen nacht hadden opgelost! Ondanks mijn tegenstribbelen waren we snel het dorpje waar we sliepen uit. Daar stopten we. Paula en Peter hielden mij vast terwijl Jozef mijn handen en benen vastbond. Ze plakten een stuk plakband over mijn mond heen, zodat ik niet kon schreeuwen en ze deden een blinddoek om zodat ik niet kon zien waar we heen gingen. Tenslotte kreeg ik een spuitje zodat ik langzaam in een diepe slaap viel. Ik merkte nog net dat ik in een auto gelegd werd, maar daarna kan ik me niets meer herinneren. Hoe lang ik toen heb geslapen weet ik niet, het zou dagen kunnen zijn. Tussendoor werd ik 1 keer bijna wakker, volgens mijn zaten we toen in een vliegtuig. Echter gaf iemand mij weer een spuitje waardoor ik direct weer in slaap viel. Toen ik daarna weer wakker werd zat ik vastgebonden aan een stoel met mijn blinddoek nog steeds om. Omdat ik niets kon zien probeerde ik of ik iets kon horen. Behalve wat vage stemmen op de achtergrond was er niets wat ik kon horen. Het klonk alsof ik in een afgesloten kamer zat en er op de gang mensen aan het praten waren. “H-Hallo, is daar iemand?”, vroeg ik voorzichtig. “Aha, onze kleine vriend is eindelijk wakker geworden.”, zei een mannenstem. Hij ging verder: “Die blinddoek mag nu wel af”. En hij haalde de blinddoek van mijn hoofd af. Ik moest even wennen aan het licht. Maar naar een aantal keer met mijn 52
ogen knipperen kon ik rondkijken in de kamer waar ik zat. Het was een lege kamer met een deur en twee stoelen, op 1 zat ik en op de andere zat stoffige Peter. “Hoe gaat het met Giel?” vroeg Peter. “G-Goed,”, stamelde ik, “Waar zijn we?” “We zijn in Australië,”, zei Peter, “vlakbij waar de laatste aanwijzing moet zijn.” Even was het stil. Ze hadden mij, zonder dat iemand het wist, naar Australië vervoerd. Niemand wist waar ik was. Mijn ouders en opa zouden enorm ongerust zijn. “En waar is opa Jan?”, vroeg ik. “Die is waarschijnlijk nog in Afrika naar jou aan het zoeken.”, zei Peter. “Maar maak je geen zorgen, zodra we de schat hebben gevonden laten we jou ook weer gaan.” “Waarom hebben jullie mij ontvoerd dan?”, vroeg ik. “Omdat we zonder jou de schatkamer niet kunnen openen.”, zei Peter, “Je hebt zelf toch ook gehoord wat Tilly zei?” Hierna bleef het even stil. Na een halve minuut stond Peter op en zei: “Ik ga de anderen zeggen dat je wakker bent. Dan kunnen we verder met ons plan.” En hij liep het kamertje uit. Ik hoorde dat hij op de gang met een aantal andere mensen stond te praten. Dat moet de bende van Vijf zijn. Na enkele minuten geroezemoes op de gang ging de deur van het kamertje weer open. Paula en Jozef stapten naar binnen, gevolgd door een man die ik niet meteen hekende. De man leek de baas te zijn, want zelf Jozef, die de generaal genoemd werd, stapte aan de kant. De onbekende man stapte op mij af: “Hallo Giel, goed dat wij elkaar nu eens in het echt zien.” Toen de man in het licht stapte kon ik hem beter bekijken. Het was een man van rond de 60 met zwarte haren. Hij leek wel een beetje op Paula, 53
misschien waren ze familie. Toen herkende ik hem ineens, hij leek op een man die samen met opa op een foto stond. Deze foto had ik vaak gezien, het was de foto die gemaakt was toen opa de gouden drakentand gevonden had. “Jij ben Tonnie, de vriend van opa!”, riep ik. “Bijna goed,”, zei Tonnie, “Ik was inderdaad ooit vrienden met Jan. Maar dat is nu niet meer.” Tonnie vertelde hoe hij en opa altijd samen de wildste avonturen beleefd hadden en daarbij vele grote schatten ontdekt hadden. Ze waren onafscheidelijk en deden alles samen. Dat was totdat Jan oma Connie ontmoet had. Ineens wilde Jan niet meer op avontuur. Hij ging samenwonen met Connie en ze kregen kinderen. Tonnie was daar niet blij mee. Daarom had hij een bende van vijf lotgenoten verzameld en samen waren ze verder gaan zoeken naar schatten. “Maar de grootste schat, die van Hendrik, hebben we nooit kunnen vinden.”, zei Tonnie terwijl hij mij aankeek, “tot nu.” Ondertussen waren Peter en Annetka ook het kamertje binnen gelopen zodat de hele 'Bende van Vijf' om mij heen stond. “We zijn vlak bij de Droomrots,” ging Tonnie verder, “de heilige rots van de Aboriginals. En met jouw hulp hebben we straks de laatste aanwijzing in handen en dan de schat.” “En als jullie de schat hebben laten jullie mij gaan?”, vroeg ik aan Tonnie. “Haha, nee natuurlijk niet.”, riep Tonnie, “We kunnen geen getuigen achterlaten.” Ik zag dat Peter verschrikt naar Tonnie keek. Even leek het of hij iets wilde zeggen tegen Tonnie, maar hij deed het toch niet. Tonnie draaide zich om en liep naar de deur toe. Toen hij bij de deuropening stond zei hij tegen Jozef: “Maak die jongen maar los, hij kan toch niet uit deze ruimte 54
ontsnappen.” En terwijl Jozef mij losmaakte van de stoel liep de rest van de bende door de deur de kamer uit. Nadat hij mij losgemaakt had liep Jozef ook de kamer uit en hij deed de deur achter hem op slot. Toen ik alleen in de kamer was sprong ik overeind en ging ik meteen op zoek naar een uitgang. Helaas zaten er geen ramen in de kamer. De enige in- en uitgang was de deur die Jozef achter zich op slot had gedaan. Toen besloot ik maar om aan de deur te luisteren of ik kon horen wat de bende van plan was. Met mijn oor strak tegen de deur kon ik een gesprek tussen Peter en Tonnie horen. “We zouden hem toch laten gaan als we de schat hadden?”, zei Peter tegen Tonnie. “Dat kunnen we niet doen,”, zei Tonnie, “Hij heeft gezien wie er bij onze bende horen, dus moeten we hem laten verdwijnen.” “Maar hij is pas tien jaar.”, zei Peter. “Dat is dan jammer voor die jongen, maar we kunnen hem echt niet laten gaan.” zei Tonnie. En daarmee was het gesprek afgelopen. Het laatste wat ik door de deur hoorde was Tonnie die zei: “Jozef, bewaak jij de deur, dan gaan wij bij de rots kijken.” Daarna werd het stil achter de deur. Het enige wat ik af en toe hoorde was Jozef die voor de deur stond. Ik keek nog een keer rond ik het kamertje, om zeker te weten dat er geen andere uitgang was dan de deur. Er was een piepklein raampje net boven de deur. Maar deze was zo klein dat zelfs ik er niet doorheen paste. En zelfs als ik er doorheen paste dan zou Jozef me nog steeds zien. Ik besloot om maar op de stoel in het midden van de kamer te gaan zitten en af te wachten wat er zou gebeuren. Ik was al een tijdje aan het wachten toen ik ineens iets hoorde buiten de kamer. Ik stond op en liep naar de deur toe om te horen wat er aan de hand was. Buiten de deur hoorde ik Peter en 55
Jozef praten: “Hey Jozef, Tonnie zei dat je hem moest helpen bij de rots.”, hoorde ik Peter zeggen. “Dat is vreemd, tegen mij zei hij dat ik Giel moest bewaken.”, antwoordde Jozef. “Dat doe ik wel,”, zei Peter, “Tonnie zei dat het dringend was. En je weet hoe hij wordt als je hem laat wachten.” “Oké, dan ga ik meteen”, zei Jozef, “hier is de sleutel.” Ik hoorde door de deur heen dat Jozef wegliep en Peter zijn plaats bij de deur innam. Ze moeten iets gevonden hebben als Jozef naar de rots moest komen. Daarna hoorde ik een tijdje niets. Ik wilde bijna weer gaan zitten toen ik hoorde dat de deur van het slot werd gehaald. De deur ging open en ik zag Peter in de deur opening staan. “Komop Giel, de rest is weg.”, zei Peter, “Nu kunnen we ontsnappen.” “Waarom zou ik jou geloven?”, vroeg ik aan Peter, “Jij hebt me ontvoerd.” “Daar hebben we nu geen tijd voor. We moeten nu gaan voordat Jozef terug is.” Ik vertrouwde Peter niet helemaal, maar ik wilde wel graag weg uit het kleine kamertje. Daarom ging ik toch maar met hem mee naar buiten. Toen ik naar buiten stapte moest ik even wennen aan de volle zon die scheen. Toen ik gewend was en rond keek zag ik dat we midden in een zanderige steppe stonden. In de verte zag ik een grote rode rots, dat moest de droomrots zijn. “Kom op Giel, zie je die hutten in de verte?”, zei Peter, “Die zijn van de Aboriginals. We gaan bij hun schuilen.” Heel in de verte kon ik een groepje hutten zien staan. Het zag er uit als een primitief dorpje. 56
“Wie zijn de Aboriginals?”, vroeg ik aan Peter terwijl ik met hem naar hun dorpje toe liep. “Dat zijn de oorspronkelijke inwoners van Australië”, antwoordde Peter, “Zij willen ons misschien helpen als we vertellen wat we komen doen.” “Waarom heb je me vrij gelaten?”, vroeg ik daarna aan Peter. “De bende wil jou laten verdwijnen. Maar daar wil ik geen deel aan nemen.” Al snel waren we in het Aboriginal dorp. Samen met Peter liepen we naar de grootste hut van het dorp, omdat daar waarschijnlijk het dorpshoofd woonde. Toen we binnen kwamen zat het dorpshoofd op een grote troon in het midden van de hut. Naast hem op een kleinere troon zat zijn dochter. Ze werden voorgesteld als Hinkel en Fladderie. Hinkel zat als een norse oude man op zijn troon. Hij wilde ons meteen in de cel gooien. Hij had namelijk gehoord dat er buitenlanders bij hun heilige rots gezien waren en hij dacht dat wij dat waren. Echter vertelden wij hem snel dat dat de bende was. Peter vertelde Hinkel over de bende en dat ze waarschijnlijk achter ons aan kwamen. Nadat Hinkel het hele verhaal van Peter gehoord had vroeg hij aan mij of het verhaal klopte. Ik vertelde mijn eigen verhaal aan Hinkel. Toen ik Hinkel vertelde dat de bende mij ontvoerd had en dat ik op zoek was naar mijn opa geloofde hij mij. “Ik denk dat ik een erg leuke verrassing voor jou heb, Giel”, zei Hinkel. Op dat moment kwam er een van de Aboriginals de hut binnen met de mededeling dat er vier gevaarlijk uitziende personen aan kwamen lopen. Hinkel zei tegen zijn dochter dat zij ons mee moest nemen naar hun huis en ons de verrassing moest laten zien. We liepen achter Fladderie aan door de achteruitgang van het dorpshuis zodat de bende ons niet zou zien. Het huis waar Hinkel en Fladderie woonde was een heel normale hut. Het 57
had een woonkamer en twee slaapkamers, een voor Hinkel en een voor Fladderie. We gingen zitten aan de tafel in het midden van de hut. We kregen een kopje thee om tot rust te komen. “Wat is de verrassing waar Hinkel het over had?”, vroeg ik aan Fladderie. “Ohja, wacht even, dan ga ik hem halen.”, zei ze terwijl ze de hut uit liep Even later kwam ze terug de hut in. Er liep iemand achter haar aan de hut in. Het was opa Jan! “Opa!”, riep ik, “Hoe heb je ons gevonden?” Opa vertelde toen over hoe hij wakker werd en dat ik weg was. Dat hij sporen buiten de tent vond die van grote mensen waren geweest. Hij bedacht toen dat ik waarschijnlijk ontvoerd was door de bende. En de bende was waarschijnlijk op zoek naar de volgende aanwijzing. Gelukkig wist opa waar de droomrots was. “Ik ben ook al bij de rots geweest.”, zei opa, “En ik heb gevonden waar de aanwijzing is. Maar we hebben jou nodig, Giel, om het geheime luik in de rots te kunnen openen.” “Zodra de bendeleden weg zijn kunnen we weer naar de rots toe.”zei Fladderie. Ik vertelde opa toen wat er met mij gebeurd was. Hoe ik ontvoerd was en dat Peter mij had geholpen om te ontsnappen. En dat Tonnie de leider van de bende van vijf was. Toen ik klaar was met mijn verhaal kwam Hinkel de hut binnen. Hij had de bendeleden weggestuurd en gezegd dat als ze nog bij de rots kwamen hij ze gevangen zou zetten. Daarna zijn we met zijn 5-en naar de heilige rots gegaan. Omdat opa wist waar we heen moesten ging hij voorop. Toen we bij de juiste plek aankwamen zag ik het symbool van Hendrik al staan, de twee gekruiste H's. Omdat ik nieuwsgierig was naar de laatste aanwijzing raakte ik gauw 58
het symbool aan. Er ontstond een kleine opening in de rots waar ik net mijn hand in kon steken. Ik stak mijn hand in het gat en voelde rond of er iets in lag. In een hoekje van het gat voelde ik een rol papier. Ik haalde de rol uit het gat. Toen ik de rol uitrolde bleek het weer een puzzel te zijn. “Gelukkig is dit de laatste”, zuchtte ik. “Geef die maar aan ons.” riep een stem achter ons ineens. Ik keek om en achter ons stond Tonnie met de andere bendeleden. “Ik had jullie verboden om hier te komen!”, riep Hinkel, “Mannen grijp ze!” Van achter de rots kwam een grote groep Aboriginals tevoorschijn. Ze hadden pijl en boog bij zich die ze op de bendeleden richtten. Even dacht Tonnie nog aan terugvechten, maar toen hij zag hoeveel Aboriginals er waren besloot hij zich over te geven. “Zo, van hen hebben jullie geen last meer”, zei Hinkel, “we zullen morgen de politie bellen zodat die ze in de cel kunnen gooien.” Daarna gingen we met zijn allen terug naar het dorpshuis. Daar hebben opa en ik de laatste puzzel opgelost.
59
Vul de antwoorden op de vragen in en vind uit wat de laatste bestemming is.
60
1.
Wat was de naam van de fontein in Rome waar de eerste aanwijzing gevonden was?
2.
Wat is de naam van de knecht van Hendrik?
3.
Wat is de hoofdstad van Kenia?
4.
Wat was de voornaam van de piraat die de schat verborgen heeft?
5.
Wat is de naam van de vrouw van Hendrik?
6.
Wat is de naam van het schip van Hendrik?
7.
Wat is de achternaam van Hendrik?
8.
Wat is de naam van de zoon van Hendrik?
9.
Wat is het 4e land waar een aanwijzing verborgen was?
10.
Hoe heet het eiland waar Hendrik geboren is?
11.
In welk beroemde gebouw in China lag een aanwijzing?
12.
In welke stad in Italië lag de eerste aanwijzing?
13.
Welke kleur had de klok in Venetië?
14.
Wat is het 2e land waar een aanwijzing verborgen was?
15.
Wat is het 3e land waar een aanwijzing verborgen was?
16.
Hoeveel wereldzeeën zijn er?
17.
Wat is het eerste land waar een aanwijzing verborgen was?
18.
In welk dorp in Kenia was de aanwijzing?
19.
Hoe heten de oorspronkelijke inwoners van Australië?
20.
In welke stad in Amerika lag de aanwijzing? 1 2 3
4 5
6 7 8 9 10 11 12
13 14 15 16 17 18 19 20
61
Dag 7: Rio de Janeiro (Brazilië) Volgens de aanwijzing kon de schat gevonden worden in Rio de Janeiro. Om daar te komen namen opa, Peter en ik vanuit Australië het vliegtuig. In de droom van Tilly was de schatkamer te vinden in een rots, we zouden dus op zoek moeten naar een rots. En omdat Hendrik zijn aanwijzingen altijd op bijzondere plekken verstopte zouden we op zoek gaan naar de hoogste berg van Rio de Janeiro. Toen we stonden te wachten totdat het vliegtuig vertrok klonk er een nieuwsbericht over de radio. De radiostem zei dat de 'Bende van Vijf' was opgepakt. Ze waren in Australië door een Aboriginal stam opgepakt en later door de politie gevangen gezet. De bende van vijf was een beruchte schatroversbende die bijna honderd schatten gestolen had. We waren erg blij om dit te horen. Dit betekende dat het plan van Hinkel gelukt was en de bende in de cel zat. Hierdoor konden we een stuk relaxter naar Rio de Janeiro reizen. Al gauw konden we het vliegtuig in. Onderweg raakten we aan de praat met Peter. Omdat opa en ik overal de bende waren tegengekomen vroegen we aan Peter hoe dat kon. Peter vertelde over de vele spionnen die Tonnie over de hele wereld had. Ook had Annetka, de ninja, ons vaak achtervolgd. Ook vroegen we aan Peter hoe het kon dat hij wist dat we bij Tilly zaten, de eerste nacht. Hij vertelde ons dat Tonnie al lang op zoek was naar de schat van Hendrik Hanssen. Ook was hij er kort geleden achter gekomen dat ik een afstammeling van Hendrik was. Daarom had Peter de opdracht gekregen om Tonnies vroegere vriend Jan te gaan volgen. Daarna hadden opa en Peter het over vroeger. Hoe ze elkaar wel eens tegen waren gekomen bij een opgraving. En dat Peter vroeger een relatie had met Tilly. Peter had er zelfs voor gezorgd dat Jan en Tilly elkaar voor de eerste keer ontmoetten. Ik vond het gepraat over vroeger maar saai. Daarom viel ik al gauw in slaap. 62
Toen ik wakker werd waren we al begonnen aan de afdaling richting het vliegveld van Rio de Janeiro. Nadat we waren uitgecheckt en onze bagage hadden opgehaald zijn we de stad in gelopen. Het was er enorm druk. Overal liepen mensen in de meest vreemde outfits. Veel mensen hadden een pak aan met veren erop en zelfs een verentooi. Omdat we niet precies wisten waar we heen moesten besloten we eerst iets te gaan drinken op een terrasje. Na een tijdje zoeken vonden we een vrij tafeltje op een terrasje. Aan het tafeltje naast ons zaten twee oudere mannen. Opa bestelde een kop koffie en Peter en ik een glas cola. Opa begon een gesprek met de twee oude mannen aan het tafeltje naast ons. Ze stelden zich voor als Pietro en Gersus. Ze woonden al hun hele leven in Rio de Janeiro en konden ons dus waarschijnlijk wel helpen. “Waarom is het zo druk hier?.”, vroeg opa aan Pietro en Gersus. “Het is carnaval in Rio.”, zei Pietro. “Het grootste feest van het jaar.”, vulde Gersus aan. “Wat is de carnaval in Rio?”, vroeg ik. “Het is vier dagen lang feest,”, zei Gersus, “Om de lente te verwelkomen.” “Er zijn in de hele stad overal feesten,”, zei Pietro, “En het hoogtepunt is de optocht.” Daarna vertelden ze over de optochten van vorige jaren en hoe die ieder jaar groter werden. Ook vertelden ze over de feesten waar ze ieder jaar heen gingen. Het leukste feest was in Café José, het stamcafé van Pietro en Gersus. Als wij zin hadden in een feestje moesten we zeker langs komen. Toen vroeg Gersus aan ons: “Maar waarom zijn jullie in Rio als jullie niet voor de carnaval komen?” “Wij zijn op zoek naar de grot in de hoogste berg van Rio.”, zei opa. 63
“Hmm, de hoogste berg van Rio.”, zei Pietro, “Zeg Gersus, is dat niet de suikerberg?” “Ja, dat moet de suikerberg zijn.”, zei Gersus, “Maar ik heb nooit iets gehoord over een grot in de suikerberg.” “De suikerberg?”, vroeg Peter, “Waar is die?” “Als je hier de straat uit kijkt,”, zei Pietro, “zie je daar in de verte die berg met dat grote beeld er op. Dat is de suikerberg.” “Natuurlijk, het Christusbeeld.”, zei opa, “Waarom heb ik dat niet zelf bedacht.” Het Christusbeeld was een bekende toeristische trekpleister in Rio. Het beeld stond bovenop de Suikerberg. Vanaf het beeld heb je een prachtig uitzicht over Rio de Janeiro. “De schat moet ergens in die berg verborgen zijn.”, zei opa, “Kom op Giel, we zijn er bijna.” Samen met Peter gingen we op pad naar de berg. Onderweg kwamen we nog veel meer feest vierende mensen tegen. Bij sommige cafés was het zo druk dat de mensen op straat stonden. Nadat we het centrum van Rio de Janeiro uit waren werd het iets rustiger. Maar het was nog steeds erg druk. Er waren namelijk erg veel toeristen die bij het Christusbeeld wilden gaan kijken. Om bovenop de berg te komen moesten we eerst een treintje naar boven nemen. Deze kwam uit op een berg vlak bij de suikerberg. Vanaf die berg ging er een kabelbaan naar de suikerberg waar het beeld op stond. Om bij het beeld te komen moesten we ook nog trap met 222 treden op. Uitgeput kwamen we boven aan. Vooral Peter was moe, hij was geen echte wandelaar. De meeste toeristen bovenop de berg waren alleen geïnteresseerd in het beeld en natuurlijk het geweldige uitzicht over Rio. Daardoor konden wij 64
rustig rondkijken of we ergens een grot zagen. Bovenop de berg was geen grot te vinden. Daarom probeerden we te zien of we langs de bergwand een grot konden zien. Er was langs de bergwand ook nergens een grot te zien. Het enige wat langs de bergwand te zien was was een groep bergbeklimmers. Maar onderaan de berg was een dik oerwoud. Opa dacht dat de ingang van de grot daar misschien wel was. “Maar hoe komen we dan beneden?”, vroeg ik aan opa. “Wacht hier maar even,” zei opa, “ik heb een idee.” en hij liep naar de andere kant van de bergtop. Samen met Peter stond ik naar het uitzicht over de stad te kijken. Vanaf de berg was de hele stad te zien. Ook kon je overal in de stad de mensen die zich verkleed hadden voor de carnaval zien lopen. Ineens hoorde ik Opa roepen vanaf de andere kant van de berg: “Giel, Peter, kom. We kunnen hier naar beneden!” Snel liepen Peter en ik naar de andere kant van de bergtop. Toen we om de berg heen liepen zagen we dat opa met een man stond te praten. De man had een klimgordel aan. “Deze man gaat ervoor zorgen dat wij veilig beneden komen.”, zei opa Hij stelde zich voor als Martijn. Martijn was in het dagelijks leven boodschappenbezorger. Maar in het weekend was hij bergbeklimmer en hij was met zijn team van bergbeklimmers de suikerberg aan het beklimmen. Opa had hem gevraagd of hij ons kon helpen om naar beneden te komen. Eerst wilde hij niet helpen, omdat hij het te gevaarlijk vond voor iemand van 10 om van de berg naar beneden te klimmen. Maar opa had hem toch weten te overtuigen, door te zeggen dat ik al parachute gesprongen had en dus nergens bang voor was. Opa ging als eerste naar beneden. Hij kreeg een klimtuig aan en klom langs 65
de bergwand omlaag. Daarna was het mijn beurt. Ook ik kreeg een klimtuigje aan. Ik werd aan een touw vast gemaakt en moest naar beneden klimmen. Het eerste stuk was het engste, omdat ik de rand over moest. Maar aan het einde van de afdaling vond ik het zelfs leuk. Nadat ik beneden aan gekomen was en ik mijn klimtuig uit gedaan had was het de beurt aan Peter om naar beneden te klimmen. Toen we alle die beneden stonden en we Martijn hartelijk bedankt hadden voor zijn hulp zijn we op zoek gegaan naar de grot. Het oerwoud onderaan de berg was erg dichtbegroeid. Peter en opa moesten vaak kruipen om onder de laaghangende takken door te kunnen. We hadden besloten om linksom om de berg heen te lopen. Toen we bijna halverwege de berg waren riep Peter ineens: “Kijk daar, een grot.” Opa en ik keken om en er was inderdaad een kleine opening in de berg te zien. De opening was verscholen achter een grote boom waardoor op en ik hem niet gezien hadden. “Komop dan, laten we gaan kijken.”, zei opa terwijl hij zijn zaklamp te voorschijn haalde en richting de grot liep. De ingang van de grot was erg klein en opa en Peter pasten maar net naar binnen. Maar binnenin was de grot erg groot. De grot leek onder de hele berg door te lopen. Volgens de droom van Tilly was de schatkamer aan het einde van de grot. Omdat opa de zaklamp had liep hij voorop verder de grot in. Peter en ik liepen achter hem aan. De grot werd steeds kleiner. Er leek maar geen einde aan de grot te komen, maar ineens leek de grot op te houden. Aan het einde van de grot stond een muur die het einde van de grot betekende. “Volgens de droom van Tilly moet er een gat zijn waar jouw hand in past.”, zei opa. 66
Met de zaklamp speurde hij de muur af. “Daar!”, riep ik toen ik het gat zag. Ik liep naar de muur toe en stak mijn hand in het gat. Het duurde even voordat er iets gebeurde. Maar ineens leek de hele grot in te gaan storten. Er was een enorm kabaal omdat de muur opzij schoof. Achter de muur werd een enorm grote kamer zichtbaar. We konden weinig zien met het kleine zaklampje dat opa bij zich had. Gelukkig hingen er een aantal fakkels aan de muur die opa aan stak. Toen de fakkels goed brandden konden we eindelijk zien wat er in de kamer lag. In de kamer lagen enorme bergen met gouden en zilveren munten. Tussen de munten lagen diamanten en andere edelstenen verborgen. “Het lijkt wel het geldpakhuis van Dagobert.”, zei ik tegen opa. “Inderdaad, je zou er bijna in gaan zwemmen.”, zei opa. Opa was net uitgepraat toen Peter met een luide “ Joehoe!!” een sierlijke duik nam in de dichtstbijzijnde berg gouden munten. Opa en ik keken elkaar aan en moesten even lachen. Toen volgden we het voorbeeld van Peter en we sprongen achter hem aan de berg gouden munten in. Na een aantal keer van een grote berg munten af te zijn gegleden deed Peter een bommetje. De gouden en zilveren munten vlogen alle kanten op, sommige vlogen zelfs tegen het dak aan. Maar het ging niet helemaal goed want Peter riep heel hard : “AAUWIEE!”. Toen hij uit de berg munten naar boven kwam bleek dat hij door een grote diamant in zijn kont was geprikt. Opa en ik proesten het uit van het lachen. Nadat we het zwemmen moe waren klommen we uit de berg munten. “Wat doen we nu met de schat?”, vroeg ik aan opa, “We kunnen toch niet alles meenemen?” “Dat klopt,”, zei opa, “we nemen zoveel mee als we kunnen dragen en de rest gaan we later op halen.” 67
Dus deden we alle drie onze zakken vol met munten. Opa had ook een rugzak bij die hij ook vol met munten deed. Toen we alle drie klaar waren liepen we de schatkamer uit. Ik stak mijn hand weer in het gat in de muur zodat die weer dicht ging en er niemand anders de schatkamer in kon komen. We liepen de grot uit en gingen naar de stad toe. We wilden de munten die we hadden meegenomen laten controleren of ze echt waren. Gelukkig kende Peter de lokale museumdirecteur die veel verstand had van oude munten. Dus gingen we op zoek naar het stedelijk museum van Rio. Bij het museum aangekomen deed de directeur zelf open. “Hallo Peter, leuk je weer eens te zien.”, zei hij. “Waaraan dank ik dit genoegen?” “Hallo Fransisco, dit zijn Giel en zijn opa Jan.”, zie Peter, “Zij hebben een schat gevonden en willen weten of deze echt is.” Opa en ik gaven hem een hand. Fransisco was een oudere man met grijzend haar. Hij was invallend directeur van het museum. Normaal was hij de penningmeester, maar omdat de echte directeur, Paulo, op vakantie was moest Fansisco invallen. We gaven een gouden munt aan Fransisco zodat hij die kon controleren. Hij nam de munt mee naar een kamer achterin het museum waar een microscoop stond. Met behulp van de microscoop bestudeerde hij de munt. “Deze munt is 100% echt.”, zei Fansisco nadat hij hem bestudeerd had. “Hij komt uit Sri Lanka en is onderdeel van de schat van Hendrik Hanssen.” We waren alle drie enorm blij dat de munt echt was. We hadden dus echt de schat van Hendrik gevonden. “Dat is goed nieuws,”, zei opa, “en een goede reden voor een feestje.” “Ja, een feestje,”, riep ik, “Kunnen we dan iedereen die ons geholpen heeft 68
uitnodigen?” “Natuurlijk,”, zei opa, “hoe meer mensen er komen, hoe gezelliger het is.” “Maar waar zullen we het feest houden?”, vroeg Peter. Ik dacht even na. Toen bedacht ik me weer wat Pietro en Gersus gezegd hadden: “Bij café José, dat was het leukste feest van Rio de Janeiro.” Zo gezegd, zo gedaan. Bij café José zaten Pietro en Gersus al biertjes te drinken. Toen we hen vertelden dat we de schat hadden gevonden en een feestje wilden geven hielpen ze ons graag met het organiseren ervan. In ruil voor 10 gouden munten konden we heel café José gebruiken voor ons feest. We nodigden iedereen uit die ons tijdens de zoektocht geholpen had. Een voor een kwamen ze binnen bij het feestje. Tante Tilly kwam samen met papa en mama als eerste aan bij het feestje. Ik had papa en mama lang niet gezien en gaf ze allebei een dikke knuffel. Ze waren erg blij me weer te zien en erg nieuwsgierig naar het hele verhaal. Ik had alleen geen tijd om het te vertellen, want de volgende gasten kwamen binnen. Er stopte een grote blauwe jeep voor de deur. Uit de jeep stapten Josefien en Willy, de café eigenaren uit Rome. Ze hadden voor iedereen pizza meegenomen, dus dat werd smullen. Daarna kwamen Kimberley met haar moeder binnen. Kimberley had een cadeautje voor me. Ze had het petje nog dat ze op had toen ze als mij verkleed was. Ik was erg blij dat ik het petje terug kreeg, ik had het namelijk van oma gekregen. Na Kimberley stapten Mia Loesh, Kia Lein en Cha Hoen naar binnen. Mia had ook een verrassing, want ze had voor iedereen mini Tuc's en cheesedippers meegenomen. Toen stapte Ricko naar binnen. Hij zei kort hallo tegen opa en mij en liep daarna direct naar het tafeltje waar tante Tilly stond. Daar heeft hij de hele 69
avond met haar staan kletsen. En volgens mij zijn ze zelfs samen naar huis gegaan. Daarna kwamen Hinkel en Fladderie binnen. Ook zij hadden weer een verrassing, ze hadden namelijk voor iedereen kipnuggets van de McDonalds meegenomen. Meteen daarna kwamen Martijn en Fransisco binnen. Martijn had een grote krat met boodschappen bij zich zodat iedereen kon eten en drinken. Fransisco had goed nieuws voor ons, hij was er namelijk achter gekomen dat de munten wel €1000,- per stuk waard waren. Het werd een groot feest in café José. We waren bijna compleet. De enige die nog ontbrak was Tiwon. Tegen het einde van de avond, toen het feestje bijna afgelopen was kwam hij binnen. “Ik dacht dat jullie wel van een feestje hielden.”, zei Tiwon. Gelukkig waren er nog wat kipnuggets en cheesedippers over zodat ook Tiwon mee feest kon vieren. Het feest ging door tot laat in de nacht. Maar om 12 uur moest ik naar bed. Ik ben met papa en mama naar het hotel gegaan en daar in een enorm diepe slaap gevallen.
70
71