De waarde van populaire televisie in onze zoektocht naar gemeenschapszin
juni 2012 Fiona Fortuin | 0460281
[email protected] masterscriptie Media en Cultuur, richting Televisie en Populaire Cultuur begeleider: Joke Hermes tweede lezer: Markus Stauff
Voor Joep Dohmen
2
De waarde van populaire televisie in onze zoektocht naar gemeenschapszin
Inhoudsopgave Inhoudsopgave..........................................................................3 Inleiding....................................................................................4 1. De roep om gemeenschapszin in Nederland.........................7 1.1 De Nederlander raakt ontworteld……………………….7 1.2 De verbindingsdenkers………………………………….9 2. De Nederlandse samenleving op televisie............................18 2.1 Een veranderend televisielandschap…………………...18 2.2 Gemeenschapszin op de Nederlandse televisie………...21 3. Verantwoording cases en methode......................................27 3.1 De keuze voor de NCRV en RTL4…………………….27 3.2 De Actor-Network Theory……………………………..28 4. Casus NCRV........................................................................33 4.1 De identiteit van de NCRV als deel van de NPO……...33 4.2 Gemeenschapszin in de NCRV programma’s………….35 5. Casus RTL4........................................................................ 42 5.1 De positie van RTL4 in het televisielandschap………..42 5.2 De identiteit van RTL4………………………………...44 5.3 Gemeenschapszin in RTL4 programma’s……………..44 6. Conclusie.............................................................................52 Literatuur.................................................................................61 Bijlagen 1. Analyse De Rijdende Rechter……………………………68 2. Analyse Achter de Voordeur…………………………….76 3. Analyse Van de straat……………………………………84 4. Analyse Diva’s Draaien Door……………………………94 5. Analyse Bonje met de Buren……………………………103 6. Analyse Het Spijt Me……………………………………112
3
Inleiding Eind 2010 las ik het boek Brief aan een middelmatige man (2010) van Joep Dohmen, hoogleraar wijsgerige ethiek aan de universiteit voor Humanistiek. In zijn vurige pleidooi voor een nieuwe publieke moraal spreekt Dohmen over de tragiek van het neoliberalisme. Volgens hem heeft het neoliberalisme van burgers pathologische afstammelingen van de Marlboro Man gemaakt: individuen die zelfbeschikking en niet-inmenging als hoogste goed ervaren (2010: 16). Nu de bittere bijsmaak van het neoliberalisme gaat overheersen, ontstaat de behoefte aan een nieuwe publieke moraal. Dohmen omschrijft een publieke moraal als een sociale houding. En zo stelt hij, een houding die niet is te leren via de media. Media bezitten volgens hem geen waarde op het vlak van moraliteit (idem: 55). In een college van Dohmen op 22 november 2010 naar aanleiding van zijn boek, vraag ik hem om een toelichting. Coaching-tv en zelfhulpboeken, het is volgens hem allemaal ‘verschrikkelijke rotzooi’. Televisie staat in het teken van leren doelen stellen, risico’s nemen en balans opmaken. Er is op televisie geen oog voor authenticiteit, context en relaties met anderen, aldus Dohmen.
Ik ben een vaste kijker van populaire televisie, met een voorliefde voor programma’s van de Nederlandse commerciële zender RTL4. Hoe kan het dat ik daarin zie wat Dohmen niet ziet, namelijk dat dergelijke televisieprogramma’s zoals coaching-tv en emo-tv wel degelijk dragers zijn van morele waarden en een antistof vormen tegen cynisme. Wanneer ik ‘s avonds op de bank de door Dohmen verguisde televisieprogramma’s bekijk, zie ik zelfs hoe deze programma’s een arena vormen voor politiek-filosofische vraagstukken en een referentiekader bieden voor een goed leven. Concreet, de nu zo actuele zoektocht van Dohmen en andere filosofen, essayisten en politici naar een nieuwe publieke moraal, zie ik op televisie worden voortgezet.
Dit onderzoek is dan ook geboren uit een verdediging van populaire televisie. Ik wil aantonen dat televisie wel degelijk waardevol kan zijn op het vlak van politieke filosofie, en in het bijzonder in onze hedendaagse zoektocht naar gemeenschapszin. Ik kies hierbij voor de essayvorm. Het actuele debat over het belang van 4
gemeenschapszin in een versplinterde Nederlandse samenleving kies ik als uitgangspunt. De centrale vraag in dit onderzoek luidt dan: wat is de waarde van populaire televisie in de hedendaagse zoektocht naar een nieuwe vorm van gemeenschapszin? Bij deze vraagt dringt zich echter een tweede op: kan televisie überhaupt van betekenis zijn in de zoektocht naar gemeenschapszin wanneer het medium zelf ook wordt beschouwd als versplinterd? Is daar nog wel ruimte voor dit soort vraagstukken? De vraag die er dan toe doet is: hoe speelt televisie binnen de context van een pluriform, neoliberaal bestel (en een pluriforme, neoliberale maatschappij) een rol in de zoektocht naar een hedendaagse vorm van gemeenschapszin?
In hoofdstuk één breng ik het debat in Nederland onder opiniemakers, politici en filosofen in kaart. Waarom is gemeenschapszin (of publieke moraal) juist vandaag de dag zo belangrijk? En welke vorm en inhoud van gemeenschapszin wordt geschikt geacht? Aan het debat besteed ik ruim aandacht, zodat ik door de bril van de belangrijkste denkers naar de te bestuderen televisieprogramma’s kan kijken. Dohmen komt in uiteenzetting van dit debat niet voor. Ik ben bang dat wij nimmer goede vrienden zullen worden. Zoals ook socioloog Harry Kunneman stelt: de verbindingspoging van Dohmen blijft steken in goede bedoelingen (Kunneman, 2007: 40). In zijn voorstel voor een nieuwe vorm van gemeenschapszin heeft Kunneman een verstrekkender verbinding tussen individuen voor ogen. Daarin staat hij niet alleen, in het eerste hoofdstuk breng ik Kunneman onder in de groep die ik ‘verbindingsdenkers’ noem. Filosofen in deze groep doen volgens mij boeiende voorstellen voor verbindingen in een maatschappij die is ingericht volgens de ‘verdeel- en heers’- ideologie van het neoliberalisme.
In hoofdstuk twee sla ik de eerste brug naar televisie. Daar stel ik de vraag waar op televisie nog over gemeenschapszin wordt gesproken en hoe de samenleving er wordt uitgebeeld tegen de achtergrond van het huidige televisielandschap. Is voor televisieomroepen gemeenschapszin een even zo actueel onderwerp als voor de denkers in hoofdstuk één? De wijze waarop ik tot antwoorden tracht te komen, zou Michel Foucault typeren als een archeologische methode. Vanuit het heden kijk ik naar de geschiedenis om betekenis te kunnen geven aan gemeenschapszin in relatie tot televisie anno 2011. 5
In hoofdstuk vier en vijf zet ik een volgende stap om antwoord te kunnen geven op de vraag wat de waarde is van populaire televisie in de zoektocht naar gemeenschapszin. Met de bril op waarmee ik het debat over de noodzaak van gemeenschapszin heb bestudeerd, zoek ik naar televisieprogramma’s buiten het kader van geijkte gemeenschapsbindende televisieprogramma’s zoals grote media- en sportevenementen, spelprogramma’s en kijkcijferkannonen waaronder Boer zoekt Vrouw en Ik hou van Holland waarin gemeenschapszin meer als een incidentele nationale rite wordt geconstrueerd. In plaats daarvan zoek ik naar concretere voorstellen voor gemeenschapszin in programma’s in het genre reality-tv. Welke vorm van gemeenschapszin bezitten deze programma’s en hoe wordt gemeenschapszin geconstrueerd? Ik gebruik de Actor-Network Theory van Bruno Latour voor de analyse van de gekozen programma’s. In hoofdstuk drie geef ik een omschrijving van deze methode die vooral buiten Cultural Studies bekendheid geniet. In dit hoofdstuk beargumenteer ik ook de keuze voor mijn cases NCRV (hoofdstuk vier) en RTL4 (hoofdstuk 5).
Tot slot kom ik in hoofdstuk zes tot een conclusie. De uitkomst van mijn analyse vergelijk ik met de voorstellen van de groep verbindingsdenkers uit hoofdstuk één. Waar zijn overeenkomsten en verschillen waar te nemen? Via deze vraag kan ik de waarde van populaire televisie in het debat over gemeenschapszin bepalen; wat voegt televisie concreet toe aan het debat? In dit onderzoek beperk ik me duidelijk tot populaire televisie in Nederland. Toch probeer ik in het slot mijn onderzoek breder te trekken. In de conclusie wil ik vanuit mijn bevindingen voorzichtig een standpunt innemen in het debat over publieke (informatie) versus commerciële (entertainment) televisie en hoe de betekenis van reality-tv programma’s lijkt te veranderen.
6
1. De roep om gemeenschapszin in Nederland In dit hoofdstuk staat centraal het actuele publieke debat in Nederland over het belang en de vorm van gemeenschapszin. Vanuit de vraag waar de behoefte aan gemeenschappelijkheid vandaan komt, beschrijf ik hoe een nieuw idee van gemeenschapszin zich zou kunnen vormen binnen de huidige contouren van onze maatschappij. Hierbij vind ik hulp van filosofen die ik groepeer als de verbindingsdenkers. Zij geven zicht op waar binnen de huidige maatschappelijke context verbinding mogelijk is en welke gemeenschappelijke waarden de potentie bezitten ons (opnieuw) te binden.
1.1 De Nederlander raakt ontworteld Waar komt de huidige behoefte aan gemeenschapszin vandaan? Dat is de belangrijkste vraag die gesteld moet worden eer ik de richting kan aangeven waar de groep verbindingsdenkers zich heen beweegt. Niet één, maar verschillende bronnen lijken deze behoefte te voeden. Hierbij spelen voornamelijk zichtbare veranderingen een rol. Een veel gehoord geluid is dat Nederlanders alles wat Nederland ooit was langzaam uit het straatbeeld zien verdwijnen en zich niet kunnen herkennen in wat daarvoor in de plaats komt: de Europese Unie krijgt het meer en meer voor het zeggen, de grenzen staan wagenwijd open, door de toegenomen immigratiestroom maakt de kaasboer op de hoek plaats voor een Turkse bakker en de taal die op straat wordt gesproken is steeds minder Nederlands.
Het zijn problemen waar vooral ‘de blanke Hollander’ mee heeft te kampen volgens Gerry van der List (chef kunstredactie van opinietijdschrift Elsevier en politiek wetenschapper) in kwaliteitskrant De Volkskrant. “Als je behoefte hebt aan gemeenschapszin, kun je als blanke man niet meer aarden in de grote stad. The present is a foreign country. Ik ben opgegroeid in Rotterdam. Als ik terug ga naar Delfshaven en Spangen herken ik niets meer. De massale immigratie heeft enorme veranderingen meegebracht waardoor autochtonen ontwortelen” (De Volkskrant, 5 november 2011). Aanleiding voor een interview met Van der List in het dagblad is zijn romandebuut Altijd november, dat hij opdraagt aan Henk en Ingrid, het fictieve, symbolische echtpaar dat in 2010 door PVV politicus Geert Wilders werd voorgesteld 7
als doorsnee Nederlands stel met modaal inkomen, twee kinderen en een auto voor het huis (De Telegraaf, 23 april 2010). Volgens Wilders raken juist deze mensen door de veranderende maatschappelijke ontwikkelingen ontworteld. Volkskrant redacteur Nausicaa Marbe noemt het boek van Van der List een politiek incorrecte roman, maar eigenlijk kun je het zo nauwelijks nog noemen. Sinds Paul Scheffer (NRC Handelsblad, 29 januari 2000) vanuit linkse hoek de multiculturele samenleving mislukt verklaarde, is politieke incorrectheid omgeslagen in opluchting: iedereen durft en kan eindelijk ‘de waarheid’ zeggen over onze maatschappelijke situatie, en dat geldt met name voor de politieke en culturele elite waar de Altijd november hoofdpersoon van vervreemd raakt. De politiek bevestigt de problemen van ‘de blanke Hollander’ zoals deze door Van der List worden beschreven en belooft ze uit de weg te helpen. Opvallend is daarin dat de politiek evenals Van der List voornamelijk de multiculturele samenleving als aanstichter van een verstoorde gemeenschap beschouwd.
De al eerder aangehaalde publicist Paul Scheffer voorzag in 2000 een maatschappelijke tweedeling en het ontstaan van een etnische onderklasse wanneer de elite nog langer het ‘multiculturele drama’ dat onder hun ogen plaatsvond, zou ontkennen. Dat ditmaal vanuit linkse hoek (Scheffer is lid van de Partij van de Arbeid) een waarschuwingsschot werd gelost, zorgde voor een doorbraak in het politieke en publieke debat. Veel van waar Scheffer toen voor pleitte, is nu in beleid omgezet: strengere inburgeringscursussen voor nieuwkomers, het verplicht stellen van het spreken van de Nederlandse taal en het kennen van de Nederlandse cultuur, tradities en geschiedenis (NRC Handelsblad, 18 november 2009; NRC Handelsblad, 10 november 2004). De huidige regeringsleider Mark Rutte noemt in de televisieuitzending van Uitgesproken (WNL, uitgezonden op 23-2-2011) de multiculturele samenleving een ‘begraven experiment’. In de regeringsnota van het kabinet Rutte (2010-2012) is opgenomen dat het tijd is dat ‘Nederland weer Nederlandser’ wordt (gedoogakkoord, 30 september 2010 1). De huidige minister Piet Hein Donner van integratie stelt dat een verplichtend integratiebeleid nodig is om te vookomen dat “de samenleving geleidelijk uit elkaar groeit, burgers langs elkaar heen gaan leven en uiteindelijk niemand zich meer thuis voelt in Nederland” (gedoogakkoord, 30 1
laatst gezien op 3-1-2012 http://www.parlement.com/9291000/d/pdfs/gedoog2010.pdf 8
september 2007: 7). Ook het beleid van de vorige kabinetten onder leiding van premier Jan Peter Balkenende was hier op gericht. Balkenende liet zich in zijn regeringsperiode (2002-2010) inspireren door het werk van Amitai Etzioni (1996), de belangrijkste vertegenwoordiger van de naoorlogse politiek-filosofische stroming communitarisme die stelt dat publieke moraal alleen kan worden gedragen in een op gemeenschappen georiënteerde samenleving. Onder leiding van Balkenende voerde de regering onder meer een verplichte inburgering in. Daarnaast werd een agenda voor ‘hedendaags burgerschap’ opgesteld gekoppeld aan een debat over normen en waarden, evenals een canon van de Nederlandse geschiedenis met als hoogtepunt een Nationaal Historisch Museum 2 (Volkskrant, 15 oktober 2004; NRC Handelsblad, 25 januari 2002; NRC Handelsblad, 26 juli 2002; De Volkskrant, 18 maart 2010).
Socioloog Jan Willem Duyvendak noemt deze manier van politiek bedrijven nativisme (2011): het ontwerpen van wet- en regelgeving vanuit het idee dat mensen die ergens heel lang wonen meer recht hebben op het land. Zij die zich hier later vestigen, moeten zich onze progressieve waarden eigen maken. Wie hier nieuw is, moet zich conformeren aan ‘onze’ waarden. Het gaat hier voornamelijk om van oorsprong links progressieve waarden die door ‘liberale, rechtse’ en populistische partijen zijn geadopteerd, zoals euthanasie, homo emancipatie en abortus (De Groene Amsterdammer, 4 januari 2012). Niet per se vanwege de inhoud, stelt Duyvendak, maar omdat ze populair zijn in Nederland. Daarin schuilt volgens Duyvendak precies het gevaar. Gemeenschapszin wordt zo in het politieke beleid opgevat als een uiterlijk herkenbare, homogene samenleving met een gedeeld historisch besef en set van gemeenschappelijke normen en waarden, die voor buitenstaanders geldt als aanpassingsregel.
1.2 de verbindingsdenkers: recht doen aan complexe ontwikkelingen Cultuurfilosofen, politiek filosofen, rechtsgeleerden en opiniemakers in Nederland spreken in hun publicaties over eenzelfde noodzaak voor gemeenschapszin. Zij kiezen hetzelfde vertrekpunt als de politieke leiders: een nieuwe publieke moraal is van belang om de samenleving opnieuw te kunnen hechten. Echter, in hun voorstellen 2
Inmiddels is het plan van een Nationaal Historisch Museum gestrand. De in 2011 staatssecretaris Halbe Zijlstra van Cultuur trok subsidie voor het museum in, nadat hij een jaar eerder al subsidie voor de bouw had stopgezet. 9
verschillen ze niet alleen radicaal met het gevoerde politieke beleid, maar ook onderling raken zij met elkaar in tegenspraak. Er lijkt dan ook geen eenduidige visie te bestaan hoe binnen de huidige maatschappelijke context gemeenschapszin kan worden gecreëerd. Toch zie ik ook overeenkomsten bij bepaalde filosofen en essayisten. Zij voorzien het huidige politieke beleid van repliek door te breken met de klassieke theorieën van de Verlichting waar de Westerse politiek zwaar op leunt en met de bestaande verticale (machts)relaties tussen overheid en burger. Het gaat hier om Bas Heijne, Harry Kunneman, David van Reybroek en voor een deel ook de reeds aangehaalde Jan-Willem Duyvendak. Ik noem hen de verbindingsdenkers. In hun theorieën onderscheiden zij zich nadrukkelijk van andere prominenten die het publieke debat over gemeenschapszin aanvoeren, waaronder Paul Cliteur en Dick Pels.
Zo meent rechtsgeleerde Paul Cliteur in zijn pamflet Moreel Esperanto dat een autonome ethiek nodig is om uit de impasse van het multiculturalisme te komen. Hij merkt op dat huidige maatschappelijke problemen ontstaan door een botsing van contrasterende opvattingen over wat goed is en rechtvaardig, zoals over abortus en de doodstraf. De huidige moraal komt immers voort uit de drie theïsmen (christendom, islam en jodendom) die door de grootste culturen in Nederland wordt aangehangen. Wat moreel slecht is, wijst Hij af (Cliteur, 2007: 71), afhankelijk van welke God op dat moment spreekt, Allah of JHWH. Om botsing te voorkomen kan een multiculturele samenleving zoals in Nederland niet langer teruggrijpen naar onze op het Christendom gebaseerde traditionele waarden en normen, zoals Balkenende in zijn regeringsperiode trachtte. We moeten op zoek naar een nieuwe publieke moraal opgebouwd met neutrale waarden die de Godsafhankelijke zeden overstijgen en die voor iedereen verstaanbaar zijn. Cliteur stelt een autonome ethiek voor 3 in lijn met het utilisme en Kantianisme, die zich baseert op de Rede. Hij combineert dit met een scherpere scheiding tussen kerk en staat naar het Franse model van de laïcité. Dit model is neutraal tegenover verschillende religies (Cliteur, 2007, 323). In praktijk zou dit voor Nederland betekenen dat er geen overheidssubsidie meer aan etnische 3
Kants ethiek wordt vaak beschouwd als tegenreactie op het utilisme, toch hebben ze volgens Cliteur ten opzichte van de religieuze ethiek wel degelijk overeenkomsten, namelijk dat beide transcendente kennis overbodig achten (Cliteur, 2007, 246), omdat de dingen zich richten naar onze kennis, hoe wij objecten kennen. En dus niet andersom. En hoewel Cliteur de kritieken op Kants ethiek kent, telt voor hem zwaarder dat hij moraal op eigen benen heeft weten te plaatsen (idem, 273).
10
groepen wordt toegekend, zodat de mogelijkheid wordt geschapen de burger aan te spreken op zijn staatsburgerschap (Cliteur, 2007: 324).
Dick Pels, socioloog en directeur van het wetenschappelijk bureau van de politieke partij Groen Links, beschouwt de huidige problemen in een bredere context dan Cliteur, namelijk die van een algehele cultuurcrisis. Het liberale autonomie denken in combinatie met de emancipatiepolitiek vanaf de jaren zeventig heeft ons tot egoïstische ‘monsters’ gevormd, zo stelt Pels (2011: 32). Monsters die zich niets aantrekken van gezag, die bemoeienis verafschuwen en zelfontplooiing en persoonlijke vrijheid als hoogste doel stellen zonder dat ze een precieze invulling aan de verworven vrijheid kunnen geven. Pels concludeert dat te veel autonomie leidt tot asociaal en amoreel gedrag, waardoor gemeenschappelijkheid onder druk komt te staan. Om die reden vraagt autonomie om begrenzing. Pels ziet een mogelijkheid in een beschavingsoffensief waarin vrijzinnigheid wordt gekoppeld aan paternalisme en relativering.
“Dat zo’n beschavingsideaal elitair wordt gevonden, moet ons niet deren. Integendeel: het wordt tijd dat progressieve partijen zich zelfbewuster profileren als een democratische elite, juist om vrijzinnige idealen te verdedigen tegen de zelfbenoemde woordvoerders van ‘het volk’.” (2011: 33)
Pels legt een uitdagende verbinding tussen van oudsher twee tegenpolen, toch lijken ze te veel haaks op elkaar te staan. Pels schetst enerzijds een overheid die als waakhond van de gemeenschappelijke mores optreedt, die van bovenaf met regerende wijsvinger de burgers leert begrenzen, reclames voor ongezond eten reguleert en isolatie van de huizen verplicht stelt. Uit deze verticale relatie tussen overheid en burger spreekt wantrouwen. Anderzijds beoogt Pels een overheid die de burger meer toelaat tot het centrum van de politieke macht, in de hoop de verticale afstand tussen overheid en burgers te doen verkleinen. Ik kan me echter moeilijk voorstellen dat op deze manier daadwerkelijk de kloof tussen overheid en burger wordt gedicht en politieke en maatschappelijke stabiliteit wordt gevonden. Zeker niet, zolang er geen daadwerkelijk contact tussen de belevingswereld van de burgers en de overheid wordt gemaakt.
11
streven naar een inclusieve democratie Om die reden is het pleidooi van David van Reybroek (2008) des te constructiever. Het hedendaags populisme wint steeds meer terrein. Maar in plaats van daar tegen te strijden, zou de democratie deze nieuwe stroming in moeten sluiten, is zijn opvatting. Natuurlijk kent het populisme een duistere kant die tegen de principes van de democratie indruist, maar het is evenwel een belangrijke spreekbuis van een groeiende groep burgers die zich miskend voelt; de lagere klassen die na de ontzuiling op zichzelf zijn aangewezen. Sinds zij niet meer tot een gemeenschap behoren waarbinnen lager opgeleiden zich politiek begrepen voelden en door de hoger opgeleiden binnen dezelfde groep cultureel werden gestimuleerd (Van Reybroek spreekt over volksverheffing), zijn de klassen na ontzuiling ver van elkaar verwijderd geraakt. Dat heeft niet alleen consequenties voor het politieke veld dat veranderd is in een diplomademocratie waar lager opgeleiden zichzelf niet in gerepresenteerd zien (Bovens en Wille, 2011). Reybroek spreekt ook van een maatschappelijk conflict (2008: 40), waarin de idealen, smaak en waarden van de hogere en lagere klassen te verschillend zijn geworden. Deze kloof kan volgens Van Reybroek gedicht worden ‘tot een eerbaar compromis’ (2008: 65), wanneer het populisme wordt toegelaten tot het politieke terrein. “Meer populisme betekent een diverse aanbod en een grotere keuzevrijheid”, zo stelt hij (2008: 64). Zo wordt eveneens de mogelijkheid geschept tot een verlicht populisme, dat het ideaal van wereldburgerschap verzoent met het verlangen van een sense of belonging (2008: 66).
Verheffing blijft voor Van Reybroek van belang om het lot van de lagere klassen te verbeteren, daarom pleit hij in combinatie met inclusieve democratie voor nieuwe ontmoetingen tussen hoger- en lager opgeleiden (2008: 56). “Op lokaal niveau zie je hoopgevende initiatieven die zich vaak aan de partijpolitiek onttrekken. Nieuwe vormen van buurtwerk brengen mensen samen die de afgelopen twintig jaar niet met elkaar spraken.” Daarin schrijft hij de elite- de hogere klasse- een actieve rol voor. Zij kunnen niet langer op de lagere klassen neerkijken- zo typeerde in september 2010 essayist/NRC Handelsblad verslaggever Anil Ramdas (‘Het Culturele Drama’, 9 september 2010) PVV stemmers nog als white trash- maar moeten deze groep tegemoet komen (Reybroek, 2008: 56).
Waar Van Reybroek naar streeft, wordt ook wel rationeel populisme genoemd: het 12
zoeken naar een synthese van rationeel en emotioneel denken. De al eerder aangehaalde socioloog Duyvendak gelooft ook in een verbinding tussen deze twee. Hoewel Duyvendak nativisme als schadelijk voor de samenleving beschouwd omdat het assimilatie in de hand werkt, ziet hij tegelijkertijd in dat het belang van belonging door de politiek niet ontkend kan worden en ook in het programma van links georiënteerde partijen een plek dient krijgen. Want, zo beweert hij, thuisgevoel is een existentiële emotie, maar het is niet zo dat alleen een bepaalde groep hier recht op heeft. Om dit gevoel los te koppelen van nativisme, wijst Duyvendak de weg naar ‘sentimentele politiek’, waar het principe van gelijkwaardigheid niet alleen in wetten worden vormgegeven, maar ook emotioneel (essay De Groene Amsterdammer, 4 januari 2012). Thuisgevoel wordt zo van ons allemaal, zonder dat we ons hoeven te gedragen als één grote familie. Hiermee brengt Duyvendak een correctie aan op zijn eerdere werk Het bange Nederland (Duyvendak et al, 2008), waarin hij stelt dat de politieke elite angst voor verlies van land en identiteit zaait om zichzelf een nieuwe missie toe te kunnen eigenen. Nu hij het belang van sentimentele politiek onderschrijft, lijkt hij deze gevoelens niet langer te ontkennen.
abstracte waarden vragen om inbedding in alledaagse realiteit Naast Van Reybroek en Duyvendak is Bas Heijne een invloedrijke denker die een soortgelijke verbinding maakt tussen reeds bestaande actoren in onze maatschappij. Volgens de Nederlandse publicist Heijne is het spreken over gemeenschap(szin) na de Tweede Wereldoorlog taboe geworden, omdat het te veel connotaties had met het fascisme (Heijne, 2011: 95). In een reactie op de gruwelijkheden van deze oorlog, zocht daarentegen de naoorlogse politiek naar universeel geldende principes om de verschillen tussen mensen te kunnen overstijgen: rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkwaardigheid. In de plaats van gemeenschapsdenken binnen geografische (nationale) grenzen, werd de wereld als één grote gemeenschap voorgesteld. In zijn Socrateslezing van 2011 noemt Heijne dit gekscherend het Michael Jackson humanisme: geef elkaar een hand, beschouw elkaar als broeders en maak een kring rond de wereld (NRC Handelsblad, 15 december 2011). Het spreken in ‘onwerkelijke abstracties’ (Heijne, 2011: 59) heeft de politiek echter buiten de belevingswereld van de burgers geplaatst. De ruimte die hierdoor vrij is gekomen tussen de politiek van de progressieve elite en de samenleving, is nu betreden door een nieuwe politieke beweging: het hedendaagse populisme die in Nederland zijn bekendste vorm kent in 13
de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders. Hedendaags populisme omschrijft Heijne zo als de politiek van de onderbuik die een stem geeft aan burgers die zich onbegrepen voelen en die de dogma’s van het naoorlogse Humanisme ontmaskert (Heijne, 2011: 105).
Heijne vindt de Verlichtingsprincipes rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkwaardigheid nog altijd waardevol. Er moet volgens hem echter wel een manier gevonden worden om deze abstracte waarden te kunnen vertalen naar de alledaagse realiteit waarin burgers, en in het bijzonder de lagere klassen, zich verkeren. Heijne roept de progressieve elite daarom op niet langer te ageren tegen het populisme, dat in zekere zin een hedendaagse vorm van Contraverlichting 4 is, maar op zoek te gaan naar een alledaagse inbedding van deze algemene principes binnen de mediale belevingswereld van de geïndividualiseerde samenleving, waar abstracte waarden zoals rechtvaardigheid en solidariteit met de dagelijkse realiteit samenkomen. We hoeven niet van elkaar te houden, maar we hebben wel een gemeenschappelijke taal nodig en een ruimte die wordt opengelaten om het onbekende toe te kunnen laten (Heijne, 2011: 138). Concreter: principes van het Verlichtingsdenken zijn belangrijk, maar moeten wel verbonden zijn met de praktijken van burgers, zodat zij zich erin kunnen herkennen en zich gehoord en gezien voelen. De rechtsstaat is nog altijd het belangrijkste goed, maar hij moet wel betrokken zijn. Vanuit die gedachte stelt Heijne zich een rechtsstaat voor die wijst op onverdraagzaamheid en onredelijkheid en die zich te midden van de burgers bevindt om de dialoog met burgers aan te gaan. De verhouding tussen overheid en burger wordt daarmee getransformeerd van verticaal naar horizontaal. Het gezag komt niet langer van bovenaf, maar vanuit de samenleving (idem: 76) en er bestaat geen rigide onderscheid meer tussen object en subject denken (idem: 109- 117), te vergelijken met het voorstel van Reybroek om naast rationeel ook emotioneel denken tot de politiek toe te laten. Want burgers “snakken naar emotie in een ontkerstende wereld waarin alles alleen nog maar in rationele of economische termen wordt gezien” Aan emotie zou evenveel waarden moeten worden gehecht als aan de ratio (idem:113).
In het debat over de noodzaak voor gemeenschapszin past ook het pleidooi van 4
De naam zegt het al, een beweging die zich verzet tegen het Verlichtingsdenken en emotie (versus 14
socioloog/filosoof Harry Kunneman binnen het verbindingsdenken. Een belangrijk aandachtspunt bij Kunneman is het einde van de paternalistische, sterk op consensus en gemeenschap gerichte theemutscultuur (Kunneman, 1998) van de jaren vijftig en zestig. Dit maatschappelijke keerpunt heeft het individu op een positieve manier bevrijd van verticale machtsverhoudingen (Kunneman, 1998: 13). Toch moet ook Kunneman tegenwoordig constateren dat we zichtbaar tegen de grenzen aanlopen van de cultuur die daarvoor in de plaats is gekomen; de cultuur van de dikke-ik, waar autonomie, het levensgeluk en de eigen ontwikkeling van het individu centraal zijn komen te staan. We maken geen onderdeel meer uit van een gemeenschap. Als we al met elkaar verbonden zijn, dan is dat hooguit als hulpbron. Het dikke-ik gedrag heeft niet alleen gevolgen voor de maatschappelijke verhoudingen, ook op economisch en planetair niveau laat het zijn sporen na: een niet te stillen consumptiedrift, organisaties die beheerst worden door controle en vooruitgang, een economische crisis veroorzaakt door moraalloze beleggingen en leningen, etcetera.
Hoewel Kunneman een schrijnend beeld schetst, stelt hij geen radicale omslag voor. Volgens hem bieden zich binnen de contouren van de huidige samenleving mogelijkheden aan om het leven en het werk van de dikke-ik weer een zinvolle bedding geven. Kunneman neemt nadrukkelijk afstand van de autonome ethiek van Cliteur, omdat volgens de filosoof deze ethiek moreel te arm is om als fundering van een nieuw publiek moraal te kunnen dienen daar autonomie geen morele verantwoordelijkheid voor de ander bezit (2007: 33). Toch is Kunneman ook in de veronderstelling dat autonomie onmisbaar is voor een vrij en goed leven (idem: 34). De uitdaging ligt daarom volgens hem in het terugbrengen van moraal in de publieke ruimte, zonder de autonomie van het individu al te veel aan te tasten. Hij stelt een andere invulling van het begrip voor, namelijk één waarin de relatie en afhankelijkheid met de ander besloten ligt (idem: 43). We moeten in gaan zien dat we elkaar nodig hebben. Volgens Kunneman ligt de rijkdom van het leven en de mogelijkheid tot een nieuwe publieke moraal voor een groot deel in de acceptatie van wederzijdse afhankelijkheid en in de insluiting van zingevingsvragen in zowel het privé- als wel het maatschappelijke leven (2009: 97-98, 104).
de Rede) centraal stelt. 15
Kunnemans theorie wordt door praktijkvoorbeelden bevestigd. In NRC Next van 5 december 2011 waarschuwt hoofdredacteur Rob Wijnberg voor de gevolgen van een volledig in economische termen gevoerd politiek beleid en het denken in marktwerking.
“Een wereld die louter bestaat uit rationele en materiële processen, zonder dat morele principes of affecties daar een rol van belang in spelen, beschrijft de wereld niet alleen onvolledig- ze beschrijft haar zelfs uitzonderlijk slecht. (...). De huidige bestuurlijke klasse is zo bevangen door de samenleving als economie en de mens als homo economicus dat zij door de jaarcijfers het morele doel niet meer ziet.” (NRC Next, 5 december 2011)
Een maand later in diezelfde krant (NRC Next, 24 januari 2012) is het bericht te lezen dat de op dat moment stakende schoonmakers niet blijken te staken voor salarisverhoging, maar voor maatschappelijke erkenning en eerherstel van hun werk, dat door het nu dominante ‘ efficiency’ onder druk is komen te staan. Zeer waarschijnlijk zou Kunneman dit nieuws aangrijpen om zijn standpunt te onderstrepen dat het weer mogelijk zou moeten zijn om vanuit onze eigen culturele achtergrond en waarden antwoord te kunnen geven op wat iemand een goede psychiater, leraar, politieman of manager maakt, buiten het feit om of de politieagent zijn bonnenquotum en of de manager de winstprognose met maximale efficiëntie haalt. Kunneman redeneert namelijk zo: wanneer zingeving en ethiek weer de ruimte krijgen, komt het verantwoordelijkheidsgevoel weer terug. Kunneman verbindt hier het premoderne praktische denken met moderne, op ratio gebaseerde, wetenschapsdenken; waar lokaliteit en het universele elkaar ontmoeten (2009: 104). Kunneman wijst dus omgevingen die dicht bij het individu staan (werk, maatschappelijke organisaties) aan als plekken waar moraal weer gerevitaliseerd kan worden. Hij stelt zo een zelfde idee van nabijheid voor als Reybroek en Heijne.
Daarbij biedt volgens Kunneman het postmoderne idee van een pluraliteit aan waarheden een uitgangspunt dat we niet uit de weg moeten gaan, zoals Cliteur in Moreel Esperanto (2007) voorstelt. Leerzame wrijving tussen verschillende individuele perspectieven en tussen individuele waarden, technisch-wetenschappelijke instrumentaria en maatschappelijke belangen leiden volgens Kunneman tot nieuwe inzichten en een horizon aan overstijgende waarden (2009: 77). 16
In dit hoofdstuk heb ik het actuele debat over de noodzaak van gemeenschapszin in kaart gebracht met daarin aandacht voor verschillende ideeën van politici, journalisten, essayisten, rechtsgeleerden en filosofen. In uiteenzetting van dit debat gaf ik ruim baan aan de vier toonaangevende denkers Bas Heijne, David van Reybroek, Harry Kunneman en Jan-Willem Duyvendak die ik groepeer als de verbindingsdenkers. Anders dan de voorstellen van andere prominente debaters zoals Dick Pels en Paul Cliteur, zoeken zij naar mogelijkheden voor verbinding binnen de huidige maatschappelijke contouren (multiculturalisme, individualisme en neoliberalisme) om de samenleving opnieuw te kunnen hechten. Zij zoeken als het ware van binnenuit naar een oplossing voor de problemen die burgers en de overheid ervaren. De hedendaagse vorm van gemeenschapszin die zij voorstellen laat zich in de kern omschrijven als een synthese van autonomie en gemeenschapsdenken, emotie en ratio, wederzijdse afhankelijkheid en horizontale ontmoetingen tussen overheid en burger zodat zij, en in het bijzonder de lagere klassen, zich weer gehoord en gezien voelen. Dit idee van gemeenschapszin wordt op sommige plekken in de praktijk toegepast. Zo zijn initiatieven zoals De Burenhulpcentrale 5 (actief in Den Haag) en de Eigen Kracht Centrale (landelijk) projecten die veel raakvlakken met bovengenoemde theorieën hebben. Met de voorstellen van de groep verbindingsdenkers in mijn achterhoofd, zoek ik naar de waarde van populaire televisie in onze zoektocht naar gemeenschapszin. In het volgende hoofdstuk zoek ik uit welke rol en plaats gemeenschapszin inneemt in het Nederlandse televisielandschap. Ik richt me dus nog op hetzelfde thema, maar begeef me dan op een ander terrein, namelijk dat van de televisiewetenschappen. Is gemeenschapszin daar een net zo actueel onderwerp?
5
Burenhulpcentrale zie http://www.burenhulpcentrale.nl/, Eigen Kracht Centrale zie 17
2. De Nederlandse samenleving op televisie In dit hoofdstuk staat centraal de betekenis van gemeenschapszin in het Nederlandse televisielandschap. Is voor televisieomroepen gemeenschapszin een even zo actueel onderwerp als voor de denkers in hoofdstuk één? Welke omroepen spreken over gemeenschapszin en hoe wordt in programma’s waarin wordt verwezen naar gemeenschapszin de samenleving uitgebeeld? Daarvoor is het nodig om eerst kort het huidige televisielandschap in kaart te brengen. Is gemeenschapszin eigenlijk niet in de jaren negentig al van het beeld geslagen door de komst van doelgroepprogrammering en een vanaf dan neoliberale bewindvoering? De wijze waarop ik tot antwoorden tracht te komen, zou Michel Foucault (Les mots et les choses, 1966) typeren als een archeologische methode. Vanuit het heden kijk ik naar de geschiedenis om betekenis te kunnen geven aan gemeenschapszin in relatie tot televisie anno 2011.
2.1 een veranderend televisielandschap In 2011 staan de Nederlandse publieke omroepen (NPO) aan de vooravond van een fusering (NRC Handelsblad, 3 -11-2011). De regering doorbreekt met dit politieke besluit het verzuilde omroepsysteem dat sinds het begin van televisie in 1951 in Nederland bestaat. Een verzuild bestel houdt in dat de verschillende omroepen, sinds 1988 te zien op drie netten, de levensbeschouwingen en politieke partijen (zuilen) die Nederland rijk is vertegenwoordigen. Eerder is door de overheid aangestuurd op samenwerking, onder meer door de toenmalige minister van Cultuur Hedy d’Ancona in 1992 en in 1995 door toenmalige staatssecretaris Aad Nuis (NRC Handelsblad, 14 mei 1995), maar niet eerder zullen de gevolgen zo verstrekkend zijn als nu. Het besluit valt kort na de roep om de zenders te herprofileren (ook wel herzuiling genoemd, onder meer De Pers, 8 september 2010), en een verdere verscherping van het programmeermodel in 2006 waar de verdeling in netten naar omroepen plaatsmaakte in een verdeling naar type programma’s: Nederland 1 voor breed en populair (amusement), Nederland 2 voor verdiepend en informatief en Nederland 3 voor jong en experimentele programma’s 6. Door een fusering zijn vanaf nu omroepen niet alleen gedwongen met haar programmering binnen het programmeermodel te denken, maar ook om op zoek te gaan naar de overeenkomsten met collega-omroepen. http://www.eigen-kracht.nl/nl beiden laatst bekeken op 20-11-2011 18
Sinds de aankondiging van deze wijzigingen in het publieke bestel is opnieuw de maatschappelijke betekenis van de NPO ter discussie komen te staan, waarbij de vrees wordt geuit voor verdere veralgemenisering van de NPO bovenop de al veel gehoorde angst voor vertrossing van de drie publieke zenders. De vrees bestaat dat zenders steeds meer op elkaar gaan lijken, leentjesbuur spelen met de commerciëlen en kijkcijfers boven inhoud zullen stellen (De Volkskrant, 25 juli 1998; Trouw, 1 april 2009; Elsevier, 16 juni 2010).
Deze discussie heeft zijn eigen hedendaagse articulatie, maar speelt zich af tegen de achtergrond van de klassieke morele angst voor populaire cultuur. Zowel het publieke debat als de wetenschap (voornamelijk effectenonderzoek) zijn sinds de intrede van televisie in de veronderstelling dat het medium de macht heeft om de kijker te corrumperen en dat kijkers niet het vermogen bezitten zich te verzetten (Crone, 2007: 9; Postman, 1985). Zo waarschuwden eind negentiende eeuw visionairs al dat een uitvinding zoals de televisie aanleiding zou zijn voor voyeurisme en exhibitionisme (Crone, 2007). Die aanname speelt volgens Crone een belangrijke rol in het maatschappelijk debat over televisie; hoe erover wordt gesproken, gedacht en geschreven. Zo wordt in het debat over de functie van de publieke omroep de rol van publieke televisie afgezet tegen de positie van commerciële televisie, waarbij de rol van publieke televisie wordt opgevat als verheffer van het volk (De Leeuw, 2003) en commerciële televisie wordt gezien als ‘manipuleerder van het gewone volk’ (Van Zoonen, 2003). Sinds de komst in de jaren tachtig, beschouwen tegenstanders commerciële televisie als de kracht om burgers te verzwakken en te vervlakken of zelfs, Adorniaans gesproken (1957), dom te houden. Dertig jaar na haar intrede tot het Nederlandse televisiebestel wordt commerciële televisie nog altijd zo beoordeeld. In 2008 deed publicist Marc Chavannes een oproep in NRC Handelsblad voor meer fatsoen op televisie, specifiek gericht op de publieke zenders die zich naar zijn mening te veel laat leiden door commerciële successen. “De nationale huiskamer is van Barend & Van Dorp overgegaan naar P&W. Dat is winst voor de publieke omroep. Mede door dat late avondsucces lagen de drie publieke netten ook in januari voor op RTL. Op het gevaar af de gezelligheid te verstoren, is er aanleiding voor de 6
Zie de Nederlandse Publieke Omroep. www.publiekeomroep.nl laatst gezien 12-3-2012 19
vraag hoe ver de publieke omroep zich moet laten leiden door kijkcijfers. Boer zoekt vrouw (KRO), Het mooiste meisje van de klas (TROS), Niehe zoekt boer (TROS), het is lekkere emo-tv, aardbeienkauwgom voor de ziel. Maar heb je daar een publieke omroep voor nodig?” (NRC Handelsblad, 9 februari 2008)
Om de huidige discussie over de rol van publieke televisie versus commerciële televisie nog beter te kunnen duiden, is het belangrijk om ook te spreken over bredere maatschappelijke veranderingen die mede de ontwikkeling van televisie in Nederland hebben bepaald. Zoals eerder aangestipt, is op het moment van intrede van het medium in 1951 Nederland opgedeeld in zuilen van verschillende politieke en levensbeschouwelijke stromingen. De gelieerde omroep vertegenwoordigt de zuil, is spreekbuis van de groep en laat de verschillende zuilen met elkaar kennismaken. Het medium vervult zo een belangrijke rol als binder van de samenleving (De Leeuw, 2003). Televisie wordt gepresenteerd als vrijetijdsbesteding voor het gezin, met de nieuwe technologie als openhaard van de huiskamer (Spigel, 1992). In Nederland wordt televisie door dan staatssecretaris Cals in de eerste uitzending geïntroduceerd als nieuw medium dat een belangrijke bijdrage mag gaan leveren aan het culturele leven. Sonja de Leeuw stelt in haar oratie in 2003 dat door de omroepverenigingen “een vorm van nationaal burgerschap wordt gearticuleerd, belicht door de lens van de eigen traditionele cultuur” (2003: 10).
Dat verandert in de decennia die volgen met de jaren negentig als meest ingrijpende periode. Een sterk geïndividualiseerde samenleving vertaalt zich dan in een versnipperd, gefragmenteerd televisielandschap. Televisie heeft niet langer de norm om een zo groot mogelijk publiek te bereiken en in het geval van Nederland onze cultuur en maatschappij als gemeenschappelijk te representeren (Lotz, 2007: 2). Doelgroepprogrammering maakt aan televisie als collectief medium een einde. Door maatschappelijke ontwikkelingen en technologische mogelijkheden is het gebruik ervan individualistisch geworden en de beleving particulier (Livingstone, 2009), naar het principe van de walkman-ego met keuzevrijheid en de bevrijding van paternalisme als belangrijkste drijfveren (Kunneman, 1996).
In diezelfde periode, met de jaren zeventig als beginpunt, manifesteren onderdrukte groepen en minderheden zich in maatschappelijke organisaties en wetenschappelijke 20
studies waaronder vrouwenstudies, genderstudies en etnische studies die de wereld bekritiseren vanuit hun recent verworven positie. Lyotard omschrijft deze periode als ‘het einde van de grote verhalen’ (Lyotard, 1979). De verschillende denkwijzes worden onverenigbaar, de postmoderne mens raakt zijn vertrouwen kwijt in de grote verhalen en daarmee zijn levensdoel. Lyotard ziet in het verlies van de grote verhalen de mogelijkheid tot positieve strijd tussen kleine verhalen. Filosoof Edward Said, die met zijn bekendste werk Orientalism (1978) aansluit bij het postmoderne denken, neemt daarvan in zijn laatste colleges aan de universiteit van Colombia afstand (2000, die vlak na zijn dood zijn gebonden in de essaybundel Humanism and democratic criticism, 2004). Hij stelt dat deze omslag van een gemeenschappelijke naar meerdere individuele, vaak tegenstrijdige wereldvisies vooral bezwaarlijke consequenties heeft. Doordat iedereen op zichzelf is teruggeworpen, substromingen in hun eigen maatschappelijke en wetenschappelijke hokken zijn gaan zitten met een onkritische houding naar zichzelf, zijn volgens Said de grotere, universele levensbeschouwingen en stromingen in hun kern aangetast. Er bestaat geen gezamenlijkheid meer. Said gaat daar in zijn laatste jaren alsnog naar op zoek door het adopteren van het idee van essentialisme dat in tegenstelling tot het postmodernisme gelooft in een universele waarheid die is verworven via inclusieve democratie en dialoog (2004).
Daarmee ben ik op het punt terecht gekomen waar de gedachte van Said aansluiting vindt bij het nu actuele debat in Nederland over de noodzaak van gemeenschapszin. Hoe kan nu, binnen de huidige context van een pluriforme, neoliberale maatschappij waar men het geloof in de gemeenschap en een groter iets is verloren en binnen de discussie over publieke versus commerciële televisie, populaire televisie dan toch een rol spelen in de zoektocht naar een hedendaagse vorm van gemeenschapszin zoals beschreven in het eerste hoofdstuk? Dat onderzoek ik door allereerst in kaart te brengen hoe in televisieprogramma’s tegenwoordig gemeenschapszin wordt benaderd. Welke betekenis wordt door de omroepen aan gemeenschapszin gegeven en hoe wordt de Nederlandse samenleving in televisieprogramma´s uitgebeeld?
2.2 gemeenschapszin op de Nederlandse televisie anno 2011 Zoals beschreven was televisie van oorsprong een gemeenschapsbindend medium totdat in de jaren negentig de aandacht verschoof naar doelgroepprogrammering. Voor publieke omroepen is het sindsdien niet meer vanzelfsprekend dat zij 21
gemeenschapszin tot hun takenpakket rekenen. Van de publieke omroepen noemen anno 2011 alleen de TROS en de KRO nog expliciet gemeenschapszin in hun missie. Daarom sta ik allereerst stil bij de programma’s van deze omroepen. Welke betekenis geven zij aan gemeenschapszin?
De TROS stelt in haar missie: “Als Nederland in hokjes is verdeeld, dan zijn wij het marktplein waarop iedereen samenkomt. Die rol vinden we heel belangrijk want gemeenschapszin is het fundament waarop onze samenleving rust. Wij zijn betrokken bij gewone mensen en de maatschappij. Dus maken we programma's die toegankelijk zijn en begrijpelijk. Programma's die eerder tot begrip leiden dan tot verwijdering.” 7 De TROS (opgericht in 1964) wordt beschouwd als de eerste vereniging in het publieke bestel die niet was aangesloten bij een zuil of politieke partij en de programma’s louter ter vermaak bracht. De TROS richt zich in haar programmering in grote lijnen op twee pijlers. De eerste is Nederlandstalige (volks)muziek en muzikanten, vaak in de vorm van spel, reality-tv of muziekfestivalregistraties zoals De Zomer Voorbij (met zanger Jan Smit), het spel Nick tegen Simon met het muziekduo Nick&Simon als teamleiders, Bananensplit gepresenteerd door Frans Bauer, Ali B op volle toeren met Nederlandstalige rapper Ali B als presentator en De beste zangers van Nederland. Een andere reeks TROS programma’s zijn te categoriseren als zogenaamde (hulp)programma’s waar de omroep burgers bijstaat als hen onrecht is aangedaan. Uit deze programma’s, en dan voornamelijk de programma’s waar Nederlandstalige muziek en muzikanten centraal staan, kan een vorm van constructie van gemeenschapszin gelezen worden die wordt gearcticuleerd via het tonen en representeren van een nationale, culturele identiteit. De TROS wil in haar programma’s het fictieve marktplein zijn voor de kijker. Niet zozeer het marktplein dat Socrates symboliseert als plek voor de dialoog tussen burgers om kennis van elkaar en de wereld te vergroten (en zo te sturen richting goed handelen, Taylor, 1998), maar eerder als fictieve verzamelplek voor collectieve beleving en ervaring van een nationale identiteit via herkenning van symbolen, de Nederlandse (muziek)taal en folklore. Het gaat hier vooral om het mobiliseren en herenigen van mensen. De TROS benadert de Nederlandse samenleving als een imagined community (Anderson 1991); een collectief van mensen (een natie) dat zichzelf als denkbeeldige 7
gevonden op www.tros.nl/overdetros/missionstatement. Laatst gezien 23-3-2012 22
(politieke) gemeenschap construeert. Anderson spreekt over een denkbeeldige natie, omdat de onderlinge verwantschappen onmogelijk visueel zijn vast te stellen en dus zijn ingebeeld (1991: 6). De omroep richt zich op de collectieve kijkervaring en keert zich af van de nu dominante opvatting, onder meer verwoord door John Hartley, dat “the proliferation of platforms has destroyed the unity of the imagined community”(2009: 24). Je zou kunnen stellen dat TROS daarmee een conventionele begrip van gemeenschapszin hanteert.
gemeenschapszin in KRO’s Boer zoekt vrouw Naast de TROS spreekt de publieke omroep KRO expliciet over gemeenschapszin in haar missie. “De KRO8 is een maatschappelijke mediaorganisatie die vanuit de katholieke traditie een humane samenleving nastreeft waarin mensen goed (kunnen) leven. De KRO werkt daarom aan een samenleving waarin gemeenschapszin bestaat, pluriformiteit en diversiteit gewaarborgd zijn, solidariteit gepraktiseerd wordt, respect bestaat voor cultuurverschillen en waar alles op de menselijke maat is ingericht.”
Programma’s van de KRO verbeelden de samenleving aan de hand van actuele maatschappelijke thema’s waaronder overgewicht (KRO’s XXL), acceptatie van homoseksualiteit (Uit de kast!), onbegrip voor elkaar op de middelbare school (Over de Streep), vermissing (Spoorloos) of universele thema’s zoals de liefde (Memories). Het zijn veelal programma’s waar de presentator (vaak Arie Boomsma) een individu of groep begeleidt en ondersteunt in het doen van een bekentenis of anderszins. Het meest populaire en veel besproken KRO programma is Boer zoekt vrouw met gemiddeld vier miljoen kijkers per uitzending. Het programma, dat elementen bezit van een realitysoap en een datingshow, is niet alleen vanwege het kijkcijfersucces uitermate boeiend wanneer het gaat om gemeenschapszin, maar ook vanwege de televisietekst. In Boer zoekt vrouw volgt presentatrice Yvonne Jaspers boeren in hun zoektocht naar ware liefde met het Nederlandse platteland (het boerenleven) als decor. Filosoof Eva-Anne Le Coultre zoekt een verklaring van de populariteit van Boer zoekt vrouw in ons verlangen naar normaal willen zijn (2012: 19). Het programma geeft een 8
gevonden op http://www.kro.nl/overdekro/mediagedragscode/waar-staat-kro-voor.aspx. Laatst gezien 2-4-2012 23
morele waardering aan samenleven en het reikt een norm aan van wat liefde is, hoe we als man en vrouw met elkaar om moeten gaan en wat een goede relatie is (2012: 36). De rol van presentatrice Jaspers in de zoektocht naar liefde is het zichtbaar maken van emoties (2012: 62) op haar authentieke en betrokken manier (2012: 37). Boer zoekt vrouw geeft daarmee volgens Le Coultre antwoorden op dillema’s waar burgers in een mediale, geïndividualiseerde samenleving mee worden geconfronteerd.
Wat echter nauwelijks door Le Coultre wordt besproken, maar wel belangrijk is om te benoemen wanneer het gaat om de constructie van gemeenschapszin, is het landschap waarin de zoektocht naar liefde wordt gehouden: het platteland. Boer zoekt vrouw verbeeldt het agrarische Nederland als ‘natuurlijk’ en ‘echt’. Het landschap bevestigt de ‘authentieke en pure’ presentatie van Jaspers en de ‘echte emoties’ van de kandidaten. Het programma biedt een gevoel van nabijheid (lokaliteit), maar neemt evenwel de kijker mee terug naar een Nederland dat onaangetast lijkt door maatschappelijke en globale ontwikkelingen zoals in een stad waar de dillema’s waar Le Coultre over spreekt juist zo actueel zijn. Of zoals Joost Zwagerman zegt: “Nederlanders hunkeren naar dat programma, omdat het laat zien wat we kwijt zijn geraakt” (gevonden in Le Coultre, 2012: 45). In die zin bevestigt Le Coultre dat de belevingswereld van de kijkers en de representatie van de Nederlandse samenleving op televisie niet op elkaar aansluiten.
Naast bovengenoemde televisieprogramma’s van de KRO en de TROS zijn meer programma’s aan te wijzen die een soortgelijke constructie van gemeenschapszin geven. Ik denk daarbij aan grote sportevenementen en Ik Hou van Holland, het spelprogramma dat sinds 2008 door RTL4 wordt uitgezonden. Deze programma’s zijn media-events die kijkers insluiten tot een (imaginair) collectief waar bepaalde gemeenschappelijke waarden worden gevierd (Reijnders, 2006: 25). Ik Hou van Holland past daarnaast in zekere zin ook binnen het nativistisch denken zoals uitgelegd in het eerste hoofdstuk. In Ik Hou van Holland wordt de Nederlandse culturele identiteit geconcretiseerd en gevisualiseerd door quizvragen over onze geschiedenis, gewoontes en de Nederlandse spelling en de symbolisering van wat wij als kijkers als ‘typisch’ Nederlands herkennen zoals tulpen, molens, klompen en Delfts blauw. Het programma reageert daarmee op de behoefte aan een duidelijk omlijnde Nederlandse identiteit in een tijd van culturele verwarring. Er wordt een 24
claim gelegd op wat Nederlands is en de kijker wordt aangesproken op zijn Nederlands zijn. Lisanne Hoornweg (2010) schrijft over de receptie van het programma: “Het Nederlandse gevoel dat ontstaat door het kijken naar Ik hou van Holland geeft de informanten een prettig gevoel. Ze hebben het gevoel deel uit te maken van een bepaalde groep en hechten veel waarde aan hun Nederlanderschap.” Ik hou van Holland doet daarmee een beroep op de herinnering van de kijker hoe Nederland voor de periode van multiculturalisme moet zijn geweest. De 19de eeuwse filsoof Ernest Renan (1990) stelt dat herinnering een belangrijke rol speelt in het vormen van nationale identiteit, waarbij beeltenissen de nationale symbolen vormen. Het zijn niet de landsgrenzen, taal of religie die een natie bij elkaar houden, maar saamhorigheid gebaseerd op een gedeeld historisch besef (een bron van trots). In Ik hou van Holland wordt het historisch besef getoetst en zo geherarticuleerd.
Ik heb in dit hoofdstuk het Nederlandse televisielandschap in kaart gebracht. Maatschappelijke en media ontwikkelingen lijken sterk met elkaar vervlochten. Televisie maakt zijn intrede in een verzuild Nederland als gemeenschapsbindend medium. Wanneer onze maatschappij geïndividualiseerd raakt, verandert televisie in een medium voor doelgroepen (de zogenaamde doelgroepprogrammering) 9. Het mag dan ook eigenlijk niet verwonderen dat in de huidige context van een neoliberale, pluriforme maatschappij, slechts twee (KRO en TROS) van de in totaal twintig publieke omroepen in hun missie over gemeenschapszin spreken. In programma’s van deze twee omroepen wordt de Nederlandse samenleving grotendeels afgebeeld als een herinnering (Boer zoekt vrouw) of als een homogene imagined community (TROS programma’s), waarbij herkenning van de Nederlandse cultuur en het landschap belangrijke rollen spelen. Ik moet constateren dat tv-programma’s waarin op uitgesproken wijze gemeenschapszin ter sprake komt, een idee van gemeenschapszin wordt verbeeld dat haaks staat op de voorstellen van de groep verbindingsdenkers en hoe ik die voorstellen denk terug te zien op televisie. Sterker, het betreft hier een herinnering aan de traditionele rol van televisie als binder van de samenleving zoals deze in de jaren vijftig aan het medium werd toegekend. De programma’s leggen geen relatie met de hedendaagse Nederlandse samenleving en kunnen zo weinig waardevol zijn in de zoektocht naar gemeenschapszin binnen de huidige maatschappelijke 9
Echter wel met de kanttekening doelgroepprogrammering in Nederland nog altijd binnen de lijnen van een verzuild bestel plaatsvindt. 25
contouren. Ik besluit dan ook afstand te nemen van de geijkte gemeenschapsbindende televisieprogramma’s als vormgevers van gemeenschapszin en richt mij op wellicht minder voor de hand liggende programma’s om mijn standpunt inzichtelijk te maken, namelijk reality-tv programma’s. Daarmee veronderstel ik dat televisie zich niet alleen ‘aanpast’ aan maatschappelijke situaties (verzuiling, individualisme), maar ook van waarde kan zijn in het bijstellen of veranderen van maatschappelijke processen. In mijn verdere zoektocht naar de waarde van populaire televisie in onze zoektocht naar gemeenschapszin richt ik mij op programma’s van twee omroepen, de publieke omroep NCRV en de commerciële zender RTL4. In het volgende hoofdstuk onderbouw ik deze keuze en introduceer ik de Actor-Network-Theory van Bruno Latour, de methode waarmee ik de programma’s analyseer.
26
3. verantwoording casus en methode In dit hoofdstuk licht ik mijn keuze toe voor RTL4 en NCRV als cases voor mijn onderzoek. Hoe wordt in de programma’s van deze omroepen gemeenschapszin geproduceerd? De Actor-Network Theory dient hierbij als analytisch kader. Deze methode biedt mij de mogelijkheid om gericht op de constructie van gemeenschapszin de verschillende relaties in kaart te brengen.
3.1 De keuze voor NCRV en RTL4 Mijn onderzoek naar de waarde van televisie in de zoektocht naar een nieuwe vorm van gemeenschapszin heeft als uitgangspunt het gedachtegoed van de groep verbindingsdenkers zoals uiteengezet in het eerste hoofdstuk. In hoofdstuk twee kwam ik tot de conclusie dat omroepen die heden ten dage over gemeenschapszin spreken een conventionele invulling aan het begrip geven. Tegenover deze geijkte gemeenschapsbindende programma’s wil ik programma’s zetten die een meer contemporaine constructie van gemeenschapszin bezitten. Ik doel op programma’s in het genre reality-tv waar de samenleving wordt uitgebeeld op kleinere (micro) schaal zoals die van een woonwijk, het gezin, of de werkomgeving. Het zijn tevens programma’s waarin morele en politiek filosofische vraagstukken worden behandeld; vragen over hoe we met elkaar zouden moeten samenleven en welke gemeenschappelijke waarden ertoe doen. Deze programma’s worden uitgezonden door publieke en commerciële omroepen en zie ik in het bijzonder terug bij twee omroepen: NCRV en RTL4. Om de waarde van deze televisieprogramma’s in de zoektocht naar een nieuwe publieke moraal te kunnen vaststellen, kies ik daarom de publieke omroep en de commerciële zender allebei als casus. Van allebei de omroepen bestudeer ik drie programma’s uitgezonden in 2011. Van de NCRV zijn dat Achter de Voordeur, De Rijdende Rechter en Van de Straat. Van RTL4 kies ik voor Diva’s Draaien Door, Het Spijt Me en Bonje met de Buren. Op het eerste gezicht (thema, mise-en-scène) behelzen deze programma’s deze vraagstukken. Hoe wordt dat nu op kleine schaal (het programma) tastbaar gemaakt? Ofwel, als in programma’s van de NCRV en RTL4 een nieuwe vorm van publiek moraal is waar te nemen, hoe wordt deze dan geconstrueerd? De Actor-Network Theory bestudeert samenlevingen op microniveau en is daarom nuttig voor mijn onderzoek. 27
3.2 De Actor-Network Theory De Actor-Network Theory (ANT) geniet vooral buiten Cultural Studies bekendheid, in het bijzonder in lokale onderzoeken op het terrein van sociologie, geografie, antropologie en economie. De Actor-Network Theory is afkomstig van Bruno Latour. Latour behoort tot de groep denkers die vanaf de jaren zestig terrein wint met het idee van een practical turn: het inzicht dat een praktijkgerichte theorie een uitweg biedt voor schijnbaar onontkoombare categorieën zoals subject en object, macro en micro, individu en groep en inhoud en context (Stern, 2008: 188). Binnen het idee van praktijkdenken gaat Latour echter nog een stap verder. In de jaren tachtig neemt hij met zijn Actor-Network Theory afstand van het postmoderne idee dat buiten taal niets zou afspelen (onder meer aangehangen door Richard Rorty en Jacques Derrida) en doorbreekt het dominante wetenschappelijke object - subject denken, waar een onderscheid wordt gemaakt tussen mens (subject) en natuur (object) Als alternatief introduceert Latour de term ‘netwerken’ waar niet langer dit onderscheid geldt (1994: 91-93).
Kortweg is ANT een ‘theorie’ over hoe je iets bestudeert en wordt daarom vaker ingezet als methode. De theorie is niet geïnteresseerd in de essentie van iets (structuren en verbanden), maar in het ontstaan van een netwerk: hoe mensen en nietmensen in relatie met elkaar staan en hoe zij samen tot nieuwe associaties van waarheid komen (1994: 125). Met zijn Actor-Network Theory wil Latour aantonen dat wetenschap het beste kan worden begrepen ‘as a diverse set of practices that depends for its success on the development, and maintance, of complex networks of forces’ (Kennedy, 2010: 83). ANT bestudeert de samenleving op microniveau als een collectief van mensen en niet-mensen. Het netwerk bestaat uit mensen, organisaties, teksten, dingen en tekens die met elkaar geassocieerd zijn. Alle actoren bezitten volgens Latour agency: het vermogen om de wereld om hen heen te kunnen veranderen (1994: 17). Zo stelt hij onder meer dat technologie ons denken en handelen en onze kijk op bijvoorbeeld de waarheid stuurt. De actoren tezamen, subject en object, zorgen voor een gebeurtenis of een verandering. Het gaat Latour dan ook niet zozeer om de identiteit (van de individuele) actoren, maar om de relatie tussen hen.
Latour gebruikt het begrip translatie om de relatie tussen actoren aan te kunnen 28
duiden. Translatie is datgene wat plaatsvindt tussen de actoren, dus in hun onderlinge relatie. Er vindt geen eenzijdige overdracht plaats (van bijvoorbeeld informatie), maar alle actoren ondergaan in het proces van verandering een transformatie die zowel een overdracht als een verandering bezitten (1994: 30). Een netwerk is dan in principe een leeg kader dat pas vorm krijgt wanneer translatie tussen actoren plaatsvindt. Dat zijn de momenten waarop het proces van associaties van waarheid en werkelijkheid aanvangt. Op een bepaald moment wordt het proces van translatie beschouwd als punt waarop de verschillende actoren tot overeenstemming komen dat het betreffende netwerk het verdedigen of creëren waard is (1994). Concreet voor mijn onderzoek betekent dit dat als de constructie van gemeenschapszin in de televisieprogramma’s plaatsvindt in de interactie tussen actoren, die zichtbaar zal zijn als een nieuwe betekenis voor alle betrokken partijen. De relaties die de actoren aangaan vormen uiteindelijk het netwerk waar in het geval van mijn onderzoek gemeenschapszin tot stand komt.
Actor-Network Theory binnen Cultural Studies In Nederland wordt de theorie onder meer aangehangen door Peter-Paul Verbeek, hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek aan de Universiteit Twente. Hij pleit voor een posthumanistische ethiek waar ook technologie deel vanuit maakt. Hij stelt dat de bemiddelende rol van technologie in ons handelen en onze ervaringen zulke grote implicaties heeft voor de ethiek, dat de morele dimensie van technologie niet langer kan worden genegeerd bij het beantwoorden van ethische vraagstukken (Verbeek, 2006: 42-43). Maar het is vooral Jan Teurlings die laat zien hoe nuttig ANT voor mijn onderzoek kan zijn. Met zijn onderzoek naar de productie van de Belgische datingshow Blind Date (2004) voegt hij de methode toe aan het veld van Cultural Studies. Zo toont Teurlings aan dat ANT Cultural Studies de mogelijkheid biedt om niet alleen het ‘wat’ te bestuderen, maar ook het ‘hoe’.
Teurlings beschouwt een netwerk als een plek waar machtsrelaties en conflicten overvloedig zijn (Teurlings, 2004: 68/69), ze maken volgens hem integraal deel uit van het netwerk. De ene actor is in zijn optiek meer bij machte om zijn translatie tot realiteit te maken dan de ander. Of in de woorden van Teurlings: “ANT favours the meticulous description of the mechanics through which actors try to keep a network together” (idem: 73). Daarnaast geeft Teurlings de meerwaarde aan van ANT binnen 29
Cultural Studies, door aan te tonen dat de methode niet alleen representaties als belangrijke betekenisdragers aanmerkt, maar ook laat zien hoe representaties in staat zijn andere actoren te mobiliseren in het netwerk (idem: 88). De focus ligt dus meer op relationaliteit, waar mijn groep verbindingsdenkers eveneens op wijst, zij het op een minder technische manier. De vraag doet er dan toe hoe tezamen een idee van gemeenschapszin wordt geschapen, of in termen van ANT: welke tijdelijke overeenkomst met betrekking tot gemeenschapszin wordt gesloten die de betrokken actoren bereid zijn te ondersteunen?
ANT in relatie tot de productie van gemeenschapszin Voor mijn onderzoek is het van belang dat ik mij binnen het netwerk denken richt op de productie van gemeenschapszin door de aanwezige actoren. Het begrip translatie is voor mij interessant, omdat het inzichtelijk kan maken hoe in interactie tussen actoren (personen, dingen) een idee van gemeenschapszin kan ontstaan. In een netwerk kan waarheid bestaan, er is dan overeenstemming bereikt (de waarheid geldt dan voor hen allemaal). Maar deze waarheid is veranderlijk en van tijdelijke aard. Hoe wordt in de tv-programma’s naar een waarheid over omgangsnormen en gemeenschappelijke waarden toegewerkt waar iedereen in gelooft? Wie bezit translatie en hoe komt translatie tot uiting in macht- en conflictsituaties? Ook is het belangrijk in mijn onderzoek binnen de ANT methode te letten op het gebruik van strategieën om tot overeenstemming over een idee van gemeenschapszin te komen. Eerst zal ik de gekozen programma’s binnen een groter netwerk plaatsen, waar actoren als kijkcijfers, het profiel van de zender en netmanagment een rol spelen. Die netwerken breng ik als profiel in kaart. Daarna beschouw ik de gekozen televisieprogramma’s op microniveau als netwerk waarin deelnemers, presentatoren, omgeving en hulpmiddelen als actoren worden benaderd. Deze analyse van gemeenschapszin in de programma’s via ANT verdeel ik in categorieën, om zo de verschillende niveaus waarop naar gemeenschapszin wordt gewerkt te kunnen onderscheiden en ook om de manieren waarop gemeenschapszin wordt geproduceerd te kunnen destilleren. Een analyse aan de hand van categorieën biedt bovendien houvast en structuur. Deze keuze dwingt mij wel tot de vraag welke categorieën van belang zijn en waarom.
Omdat mijn vraagstuk er één is van politiek filosofische aard op het gebied van televisiewetenschappen, doe ik er goed aan om de categorieën samen te stellen die op 30
beide gebieden betrekking hebben. Hoe werken nu beide velden gezamenlijk naar gemeenschapszin toe? Wat is gemeenschapszin, wat is ervoor nodig om tot gemeenschapszin te komen en wie is daarbij betrokken? Maar ook: wat wordt in beeld gebracht, wat is de rol van de presentator hierin? Dit is dus het moment dat politieke filosofie (zoals in het eerste hoofdstuk uiteengezet) en televisie daadwerkelijk worden verbonden. Elke categorie is onderverdeeld in thema’s. Deze thema’s fungeren in mijn analyse als eerste zoekfunctie. Komen de thema’s voor in de tv-programma’s en zo ja, hoe en in welke context? Deze thema’s geven mij de mogelijkheid om antwoord te geven op de abstractere vragen waaronder de in de programma’s getoonde relatie tussen individu en groep. Ik ben tot de volgende indeling van categorieën gekomen:
verhouding individu-samenleving In deze categorie zoek ik antwoord naar de rol van het individu ten opzichte van de groep en vice versa en de relatie tussen individuen. Dit is tevens het gebied waar conflictsituaties zich zullen voordoen en waar strategieën worden ingezet om tot een gemeenschappelijke taal te komen over wat gemeenschapszin inhoudt. De thema’s waarop ik in de programma’s zoek om antwoord te kunnen geven op bovenstaande vragen zijn: vrijheid, begrenzing, in- en uitsluiting, conflict, translatie, overeenstemming.
(morele) waarden In deze categorie geef ik antwoord op de vragen: Hoe wordt gesproken over morele waarden? Aan welke waarden wordt belang gehecht, welke (persoonlijke) waarden worden verworpen? Deze en bovenstaande categorie zijn nauw met elkaar verweven. Immers, de ideale manier van samenleven kan niet zonder gedeelde waarden. Het zal mij dan ook niet lukken om deze categorieën strikt gescheiden te houden. Ik breng hier in kaart welke waarden in de programma’s worden benoemd door individuen en welke waarden na translatie als gemeenschappelijk worden geadopteerd.
televisietekst De vraag die in deze categorie centraal staat is: welke rol speelt de televisietekst in de de constructie van gemeenschapszin? Onder televisietekst reken ik de rol van de camera, toevoeging van beeldmateriaal aan de mise-en-scène (de realiteit) en de voice-over. In deze categorie zoek ik naar format, camerastandpunten, de 31
aanwezigheid van een voice-over en het gebruik van materiaal ter ondersteuning van uitspraken door personen.
mise-en-scène Deze categorie dient antwoord te geven op vragen met betrekking tot enscenering: wat dient als decor voor de programma’s? Op welke locaties zijn de programma’s opgenomen en welke rol speelt het decor of de locatie in de constructie van gemeenschapszin? De trefwoorden die mij sturen naar antwoorden zijn: locatie, studio, decor.
de rol van de presentator De rol van de presentator is in dit onderzoek misschien wel één van de meest interessante. De presentator is deelnemer van het netwerk in het televisieprogramma die zich op beide helften bevindt: die van het televisienetwerk (presentator, beroemdheid, gezicht van het programma) en die van de fysieke wereld (individu, persoonlijke waarden, eigen netwerk). Hoe opereert de presentator tussen deze twee netwerken? Blijven deze netwerken van elkaar gescheiden of lopen ze in elkaar over? En welke rol speelt de presentator in de constructie van gemeenschapszin? Om hier antwoord op te krijgen, zoek ik allereerst op de thema’s: interviewtechniek en vragen, betrokkenheid, persoonlijke waarden presentator, positie presentator in het netwerk.
32
4. Casus NCRV In de casus NCRV richt ik mij op programma’s van de omroep uitgezonden in het jaar 2011. Hoe is daarin een vorm van gemeenschapszin geconstrueerd? De NCRV is niet geheel vrij in de ontwikkeling en uitzending van televisieprogramma’s. De omroep is afhankelijk van het beleid van de NPO (Nederlandse Publieke Omroep), de netprofielen en het algehele televisielandschap. Binnen deze kaders tracht de NCRV een positie in te nemen van waaruit zij programma’s ontwikkelt. Een beschrijving van de visie en identiteit van de NCRV maakt het waarom van de programma’s die de omroep uitzendt inzichtelijk. Daarbij is het relevant om de context waarbinnen deze programma’s ontwikkeld worden mee te nemen. In 4.2 schets ik dit kader; de eisen vanuit de NPO en de netprofielen waarbinnen de NCRV zich dient te bewegen. Hoe wordt vervolgens gemeenschapszin in specifieke NCRV programma’s geproduceerd? In de conclusie koppel ik de uitkomsten van deze casus en die van RTL4 aan de voorstellen van de verbindingsdenkers uit hoofdstuk 1. Welke overeenkomsten en verschillen zijn aan te merken. Ook plaats ik dan mijn analyse in de bredere context van het debat over publieke omroep versus commerciële televisie.
4.1 De identiteit van de NCRV als deel van de Nederlandse Publieke Omroep De Nederlandse Christelijke Radio Vereniging (NCRV), opgericht in 1924 voor het uitzenden van radioprogramma’s, zendt sinds 1951 ook programma’s uit op de Nederlandse televisie. Tijdens een verenigingsraad in 2011 zegt George Harinck (Hoogleraar Geschiedenis, directeur Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland) over de identiteit van de omroep: “Wat de NCRV vandaag doet is niet iets nieuws; het is wat haar eigen traditie haar leert” (gevonden in NCRV Beleidsplan 2010-2015: 8). Wanneer de uitgangspunten van de NCRV nu (anno 2011) en de start in 1951 worden vergeleken, is inderdaad opvallend dat in de missie van NCRV weinig is gewijzigd. Bij de start van de NCRV op televisie in 1950 beschrijft de omroep de taak van televisie die van een ‘opvoedingsproces op gang brengen, waarin (...) men elkaar leert volwassen en mondig deel te nemen aan de menselijke samenleving” (aangehaald in Crone, 2007: 96) door middel van geestelijke verrijking, culturele ontwikkeling, voorlichting en informatie (idem: 96). Zestig jaar na oprichting van de televisietak van de 33
oorspronkelijke radiovereniging, spreekt de NCRV nog altijd van een actieve rol die zij via televisie in de samenleving wil vervullen. De NCRV wil “mensen aansporen zich in elkaar te verdiepen en hun horzion te verbreden” (missie NCRV op www.ncrv.nl, laatst gezien 4-5-2012).
De NCRV richt zich op drie pijlers: opinie en debat, levensbeschouwing en human interest. De omroep geeft aan zich in deze tijd (vanaf 2010) in haar programma’s meer te zullen richten op ‘maatschappelijke betrokkenheid’ (NCRV Beleidsplan 2013-2015, 2010: 10). Deze ambitie wil de NCRV waarmaken door in het maken van programma’s “de onderwerpen te [bekijken] door de bril van ‘gewone’ mensen” (idem: 12). De NCRV programma’s uit 2011 die ik nader zal bekijken, zijn te scharen onder de pijler human interest: Achter de voordeur, De Rijdende Rechter en Van de straat. De NCRV in haar jaarverslag 2011: “Het draait in deze programma’s om de oprechte aandacht voor de verhalen van gewone mensen. Kijkers en luisteraars kunnen zich er aan spiegelen en er troost en inspiratie uit putten” (NCRV Jaarverslag 2011: 14).
De NCRV opereert binnen de Nederlandse Publieke Omroep. Dat houdt in dat zij met haar specifieke missie en taakopdracht dient te voldoen aan de richtlijnen van de Mediawet en een bijdrage dient te leveren aan een pluriform bestel. De richtlijnen zoals opgesteld in het beleid van de NPO zijn kwaliteit, invloed, kijktijdaandelen, doelgroepen, kernwaarden, speerpunten en budgetten. Daarnaast moet een programma sinds de invoering van het programmeermodel, zoals al kort uitgelegd in het vorige hoofdstuk, voldoen aan de eisen van de netprofielen. Binnen dit kader onderscheidt de NCRV zich van andere omroepen “als verhalenvertellers met een maatschappelijke visie” (NCRV Jaarverslag 2011: 9).
De Nederlandse Publieke Omroep stelt zes maatschappelijke domeinen centraal: nieuws, opinie, samenleving, expressie, kennis en amusement. Human interest valt onder het domein samenleving waaronder wordt verstaan “het aanbod dat raakt aan de normen, waarden en overtuigingen in de samenleving en aan de daarmee verbonden levensstijlen en tradities. Levensbeschouwing en religie, maatschappelijk engagement, maar ook de cultuur van alledag en de individuele ervaringen van mensen en hun onderlinge relaties (Concessiebeleidsplan NPO 2010-2016, 2010: 15). 34
De NCRV zegt in haar jaarverslag dat het kijkaandeel van de omroep mede is gedaald door de sterke weekendprogrammering van RTL4 (Jaarverslag NCRV 2011: 27). Daarmee wordt RTL4, zij het impliciet want de NPO probeert zich in haar missie nadrukkelijk te onderscheiden van commerciële televisie, als concurrent van de NPO gezien. Programma’s van de NCRV dienen dus zowel inhoudelijk aan de eisen van de NPO kwaliteitsmaatstaven te voldoen als voldoende kijkcijfers te behalen. Elk programma-idee dient te worden ingetekend bij de betreffende netcoördinator. Voor elk van de drie netten is één netmanager aangesteld. Deze manager beoordeelt het programma-idee op doelstellingen van het netprofiel: of ze voldoen aan het gewenste bereik en passen binnen het netprofiel. De omroep bepaalt dus niet meer zelf welke programma’s zij uitzendt en wanneer deze worden uitgezonden.
4.2 Gemeenschapszin in de NCRV programma’s Welke voorstellen van samenleven worden nu gedaan in de gekozen programma’s? Hoe wordt hier gemeenschapszin geconstrueerd? Drie programma’s zijn volgens de Actor Network Theorie geanalyseerd: De Rijdende Rechter, Van de Straat en Achter de Voordeur. Van elk programma heb ik drie afleveringen bestudeerd. Daaruit is het volgende op te maken met betrekking tot gemeenschapszin. Voor een meer gedetailleerde analyse verwijs ik naar de bijlage.
De Rijdende Rechter Sinds 1995 zendt NCRV het programma De Rijdende Rechter uit (elke dinsdag op Nederland 1 om 22.20 uur). In De Rijdende Rechter wordt een conflict tussen twee partijen- vaak tussen buurtgenoten, werkgever-werknemer of verkoper-klant, civiele zaken dus- voorgelegd aan rechter Mr. Frank Visser. Zijn uitspraak is bindend, ofwel rechtsgeldig, mits beide partijen hiermee akkoord gaan. In tegenstelling tot wat deze omschrijving doet vermoeden, is het niet het streven van de rechter om tot een uitspraak te komen waar alle partijen in mee stemmen. De Rijdende Rechter streeft naar dialoog, niet naar het oplossen van conflicten via rechterlijke wegen.
In de afleveringen brengt de rechter in zijn rol naar voren dat veel voorkomende conflicten zoals geluidsoverlast ten diepste conflicten zijn van tegenstrijdige opvattingen over omgangsnormen. Vanuit dit idee spreken zowel meester Frank Visser als presentatrice Jetske van den Elsken in een morele taal met de betrokken 35
partijen. Zij bemiddelen tussen de conflicterende partijen (de eiser en verweerder) en zijn de stem van waarden die door hen essentieel worden geacht willen de partijen daadwerkelijk via de dialoog tot een oplossing kunnen komen: zelfredzaamheid, verdraagzaamheid, begrip, inlevingsvermogen en spijtbetuiging. Rechter en presentator doen een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de partijen en daarmee indirect op die van de burger. Aanvankelijk een vraag van politiek filosofische aard, namelijk een kwestie met betrekking tot de vrijheid van het individu en het algemeen recht (liberalisme met bescherming van eigendom versus collectiviteit/vrijheid- begrenzing), wordt in De Rijdende Rechter behandeld op het grensgebied met zorgethiek. Een vraagstuk over wat goed en fout is en rechtvaardig wordt verbonden aan een idee van hoe samen te leven.
Macht wordt in De Rijdende Rechter horizontaal gepositioneerd. Het gezag van meester Frank Visser daalt neer tot de leefwerelden van de betrokken partijen. Samen met hen bekijkt hij de zaak vanuit beide perspectieven (met elke partij het standpunt verwoordend in de eigen leefomgeving) en op de plaats van het conflict. Daarbij krijgt zijn gezag een andere invulling. Hoewel de rechter in twee van de drie afleveringen vanuit zijn hoofdfunctie een geldende uitspraak doet, is in De Rijdende Rechter de voornaamste rol van mr. Visser die van bemiddelaar en moreel educator.
Concluderend wordt in De Rijdende Rechter onder translatie verstaan het moment dat de actoren tezamen inzien dat een rechter het laatste middel zou moeten zijn in het oplossen van een conflict. Mr. Visser zet met zijn titel als rechter het door het format gevormde netwerk in beweging. Hij brengt de deelnemers (de twee ruziënde partijen) in interactie met elkaar door in de ruzie te bemiddelen. Hij bemiddelt tussen de partijen op locatie, zo stuurt hij deelnemers aan op betrokkenheid tot de zaak en de ander. Visser en de presentatrice streven naar overeenstemming in een waarheid over samenleven. De rechter stelt zich in interactie met de andere actoren op als rechter in moraal. Hij stuurt de actoren richting overeenstemming over wat samenleven inhoudt door te spreken in een morele taal over wat goed en slecht gedrag is. Tijdens de hoorzitting wordt mr. Visser zijn oordeel over geobjectiveerd door de wetboeken op tafel. De presentatrice ondersteunt deze functie van mr. Visser in het netwerk. Zij stelt aan de twee ruziënde partijen morele vragen en complimenteert hen wanneer zij uiting geven aan de waarden verantwoordelijkheid, inlevingsvermogen en begrip. Zo wordt 36
getracht de deelnemers aan te sporen tot goed gedrag.
Achter de Voordeur In Achter de Voordeur vindt ook bemiddeling plaats, zij het met een ander doel en in een andere vorm. In dit NCRV programma is de bemiddelaar een interviewer die niet zichtbaar in beeld komt en streeft naar emotionele verbondenheid tussen buurtbewoners in een willekeurige wijk in Nederland. Achter de Voordeur is een programma dat sinds 2008 elk jaar door de NCRV wordt uitgezonden op Nederland 1. In dit programma staat het levensverhaal van een buurtbewoner en de ontmoeting tussen deze persoon en twee buurtgenoten centraal. Het betreft vaak een onalledaags, uitzonderlijke verhaal dat niet bekend is bij de buurtbewoners: verhalen rondom ziekte, dood, voor- en tegenspoed verteld door jong, oud, allochtoon en autochtoon. Een interviewster trekt namens de NCRV samen met een cameraman een woonwijk in om aldaar te polsen hoe de relatie (het contact) tussen buren is (NCRV noemt het zelf ‘onderzoeken’) en ontmoetingen te stimuleren.
In Achter de Voordeur is het de NCRV zelf die een voorstel doet voor samenleven op micro niveau. Het uitgangspunt van het programma is een visie op de huidige situatie in Nederland, bijvoorbeeld zoals in aflevering van 14-6-2011 door de voice-over: “Buren hebben nog maar weinig contact met elkaar. We weten niet eens meer wie er vier huizen verderop woont.” Alleen een geografische verbondenheid (wonen in zelfde land, wijk, straat) wordt onvoldoende bevonden. De relatie tussen individu (buurtbewoner) en de wijk (de buurtgenoten) dient ook emotioneel te zijn. Om tot een emotionele verbondenheid te komen, stimuleert en bemiddelt de NCRV ontmoetingen. Samenleven in dit programma wordt in termen van vrijheid-begrenzing voorgesteld als het openstellen van je eigendommen (huis) en leven (ervaring, levensverhaal) om de ander toe te kunnen laten. Deze houding leidt tot een verrijking, namelijk tot een emotionele relatie met de omgeving. Het netwerk streeft niet in de eerste plaats naar gezamenlijkheid, maar naar onderlinge relaties; relaties tussen individuen op kleine schaal.
Hierin speelt de interviewer een cruciale rol. De gastheer/vrouw van het programma stelt diens huis open, buurtgenoten gaan op de uitnodiging in, maar de interviewer is de aanjager van contact en bemiddelaar tussen de buurtgenoten. Zij is de onzichtbare 37
aanwezige die namens de NCRV spreekt. Alleen haar hand komt in beeld wanneer ze de huissleutels aanneemt van de gastheer/vrouw en wanneer ze de sleutels overhandigt aan buurtbewoners. Aan de sleutel hangt dan het NCRV logo. Daarmee wordt de suggestie bekrachtigd dat de interviewer namens NCRV bemiddelt in een ontmoeting tussen buurtgenoten. Zij spreekt buurtbewoners aan op hun nieuwsgierigheid. Nadat interesse in de onbekende gastheer/vrouw is gewekt, begeleidt de interviewer de buurtbewoners door het huis en zo door het levensverhaal van de gastheer/vrouw.
Net als in De Rijdende Rechter wordt aan de onderlinge relatie tussen individuen voorwaarden en eigenschappen gesteld; kwetsbaarheid, openheid, wederzijds begrip/kennis van elkaar en een bepaalde mate van gemeenschappelijkheid. Het zijn (morele) waarden die samenhangen met de onderlinge relatie tussen de buurtbewoners en het netwerk waartoe ze behoren. Niet alleen stelt de gastheer/vrouw zijn huis open, door de voice-over en in dialogen wordt tevens de nadruk gelegd op het belang van openheid in het slagen van een ontmoeting/contact.
Ik kan dan stellen dat translatie in Achter de Voordeur tot stand komt in het netwerk dat door de NCRV is gecreëerd en waarin de NCRV zelf de belangrijkste rol speelt. In Foucaultiaanse zin (1989) is de NCRV de onzichtbare macht die ‘gewone mensen’ uitnodigt zich open te stellen voor anderen. Door een open houding en kwetsbaarheid te tonen krijgen de actoren toegang tot de gemeenschap die de NCRV voor ogen heeft. Meerdere actoren zet de omroep in werking om de personen tot overeenstemming te laten komen: de dvd met het levensverhaal van de gastheer/vrouw, de sleutels, de voice-over (die het belang van een gezond netwerk verwoordt) en de bemiddelende interviewster sturen buurtgenoten in hun idee wat samenleven op kleine schaal (de wijk) betekent. In de interactie van deze actoren ontstaat een netwerk waarin mensen aan elkaar zijn verbonden door een open houding, kwetsbaarheid en wederzijds begrip.
Van de Straat Van de Straat kan beschouwd worden als de doorstart van het programma Family Matters, dat sinds 2008 door de NCRV werd uitgezonden maar in 2010 werd gestaakt nadat de toenmalige presentator/coach Keith Bakker werd beschuldigd van seksueel 38
misbruik van zijn clienten. Van de Straat richt zich op het coachen van probleemjongeren.
Van de Straat kan net als Achter de Voordeur beschouwd worden als een poging om ontwrichte netwerken opnieuw samen te brengen. In Van de Straat staat het onderlinge contact tussen individuen en de relatie tussen individu en de groep centraal. Het oorspronkelijke idee van gemeenschapszin als een homogene gemeenschap (zowel uiterlijk als in normen), is in het programma getransformeerd tot een idee van onderling samenleven; van mens tot mens en van mens tot groep. Vanuit de verschillen wordt in de onderlinge relatie gezocht naar verbintenis. Zo wordt in Van de Straat gewerkt naar een relatie tussen individuen die zich laat omschrijven als één waar het individu de verantwoordelijkheid draagt voor zichzelf en de ander. Elk individu heeft zijn eigen achtergrond (levensverhaal) maar is verbonden aan de ander, in dit geval de groep. Aan deze relatie zijn verschillende waarden verbonden die het morele handelen van de deelnemers (personen) sturen en worden zo in zekere zin gepresenteerd als voorwaarden voor een stabiel netwerk (‘gezonde samenleving’). Zo wordt er waarde gehecht aan het uiten van emoties (over falen, ervaringen), spijtbetuiging, eerlijkheid, verantwoordelijkheid (eigen verantwoordelijkheid en naar de ander/groep toe), plichtsbesef en vertrouwen (in jezelf en de ander). Psycholoog Kas Stuijf verwoordt deze waarden en brengt ze over naar de deelnemers.
Deze (voor)waarden worden daarnaast verbonden aan een door de psycholoog aangereikte manier van leven. Via opdrachten en (groeps)gesprekken brengt hij de deelnemers het belang mee van structuur (regels, regelmaat, rituelen), respect tonen aan de ander/de omgeving, een notie van wederzijdse afhankelijkheid en kwetsbaarheid (emoties, openheid) durven tonen en delen. Net als in De Rijdende Rechter wordt ook in Van de Straat betekenis gegeven aan gemeenschapszin op het snijvlak van zorgethiek en specifieker voor Van de Straat: op het snijvlak van psychologie. Regels en verplichtingen (vrijheid versus begrenzing) in het maatschappelijke verkeer worden verdiept met een niet-contractueel vastgestelde overeenkomst over samenlevingsvormen en manier van onderling contact.
Deze aanpak is verwant aan het dominante idee van normen en waarden, toch zijn er ook verschillen. Grofweg is een publieke moraal opgebouwd uit normen en waarden. 39
Waarden zijn die omgangsvormen waar in een cultuur naar wordt gestreefd, normen zijn de in praktijk toegepaste ongeschreven regels. Zoals Smalbrugge stelt in zijn betoog dient moraal volgens hem slechts om mensen in het gareel te houden. Moraal dwingt de mens tot aanpassing en leven volgens de mainstream. (Smalbrugge, 2007, 82). Smalbrugge pleit voor moraal die voortkomt uit een ontmoeting (relationaliteit) of ervaring. In Van de Straat gebeurt iets soortgelijks. Vanuit de context (de deelnemers en de omgeving, situatie) en de persoonlijke verhalen wordt gezocht naar overeenstemming in moraal. Kas Stuyf is in zijn functie als psycholoog bij machte om zijn idee van waarden te laten domineren, toch wordt op voorhand zijn gezag niet direct geaccepteerd. De eerste afleveringen worden de regels die hij de groep oplegt, overtreden. Eigenbelang (wel telefoon) weegt dan nog zwaarder dan groepsbelang (samenleven volgens bepaalde regels en waarden). Vanuit de kennis die Stuyf in de loop van het programma opdoet over de deelnemers, werkt de psycholoog toe naar overeenstemming hoe als groep met elkaar te leven. Dan valt op dat in hun denken en handelen de ander steeds meer betrokken raakt en ook de druk en de verwachtingen van de groep naar het individu groter worden. Waar eerder diegene die zich aan de regels hield, uit de groep werd gesloten, voelt later de meerderheid zich in de steek gelaten wanneer een deelnemer (Malika) niet participeert. In Van de Straat wordt zo moraal niet als een vaste set van waarden en normen van bovenaf gegeven, maar wordt er samen met de instantie (de psycholoog) vanuit de context en door strijd gestreefd naar overeenstemming over omgangsvormen en normen met daaraan verbonden de voorwaarden zoals hierboven beschreven.
Translatie in Van de Straat staat zo voor een gezamenlijk idee van groepsbesef met ruimte voor een eigen identiteit. Om hierover tot overeenstemming te komen, is in het programma in de eerste plaats voor een landhuis als decor gekozen die als gezamenlijke, gedeelde ruimte dient voor de deelnemende personen. Gedurende de periode dat de deelnemers zich in dit huis begeven, stuurt presentator/psycholoog Stuyf aan op participatie. Hij zet aan tot translatie en gebruikt daarvoor verschillende actoren waaronder regels, een contract en opdrachten. In Van de Straat wordt de translatie vooral uitgebeeld als een strijd tussen persoonlijke waarden, waarin psycholoog Stuyf bemiddelt en aanstuurt naar een notie van gezamenlijkheid. Ook hier is een term van Foucault van toepassing: de macht van het weten en specifieker: de macht van het psychiatrisch weten (Foucault, 1984). Stuyfs voorsprong in kennis 40
ten opzichte van de andere deelnemers deelt hij via de camera met de kijker. De psycholoog is door zijn kennis van de psychologie (van individuele en groepsprocessen) meer bij machte om de actoren te sturen en bepaalde actoren met elkaar in interactie te laten gaan. Hij bezit de macht om voorwaarden op te stellen waar deelnemers aan moeten voldoen om in de groep te worden in gesloten. Deze voorwaarden zijn plichtsbesef, verantwoordelijkheid, eerlijkheid en kwetsbaarheid.
conclusie De NCRV streeft er met haar programma’s naar mensen te verbinden. De programma’s hebben geen specifieke doelgroep, maar richten zich op een breed publiek: een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking. In deze poging tot verbinden benadert de omroep in elk van de drie bestudeerde programma’s de mens vanuit zijn eigen leefwereld. Wanneer in de programma’s gemeenschapszin wordt geproduceerd, en na analyse kan ik met zekerheid stellen dat dat het geval is, wordt gemeenschapszin in alle gevallen gekoppeld aan nabijheid. Gemeenschapszin wordt niet uitgebeeld als de verbintenis en solidariteit tussen bewoners van een land, een cultuur, religie of afkomst, maar als een contextuele overeenkomst in onderling contact.
In alle drie de programma’s worden instanties horizontaal ingezet voor bemiddeling in het onderling contact. De instanties communiceren in een morele taal met betrokkenen in een poging deze taal gemeenschappelijk te maken. Deze morele taal bevat voorwaarden en waarden in omgang met elkaar: verantwoordelijkheid, begrip, inlevingsvermogen, openheid. Ook bemiddelen de instanties in perspectieven, verhalen en emoties en scheppen vanuit hun morele taal een kader voor gemeenschapszin. In het volgende hoofdstuk richt ik mij op RTL4. Hoe construeert deze commerciële zender een idee van gemeenschapszin in haar programma’s?
41
5. Casus RTL 4 In de casus RTL 4 richt ik mij op drie programma’s van de zender uitgezonden in het jaar 2011. Hoe is daarin een vorm van gemeenschapszin geconstrueerd? RTL 4, oorspronkelijk RTL Veronique genaamd, is de eerste commerciële zender in het Nederlandse omroepbestel. In 5.1 schets ik de positie van RTL 4 binnen het Nederlandse televisiebestel, in 5.2 komt de identiteit (visie) van de zender aan de orde. Met de vraag hoe gemeenschapszin in RTL 4 programma’s wordt geproduceerd, sluit ik de casus af. In de conclusie koppel ik de uitkomsten van de twee cases aan de voorstellen van de verbindingsdenkers uit hoofdstuk 1. Ook plaats ik dan mijn analyse in de bredere context van de waarde van de publieke omroep versus commerciële televisie.
5.1 De positie van RTL4 in het Nederlandse televisielandschap In 2009 bestond RTL4, en daarmee commerciële televisie in Nederland in het algemeen, twintig jaar. Voor het omroepblad VARA TV Magazine was dat aanleiding om veertien tv-recensenten te vragen naar het beste van de commerciële programma’s tot nu toe. De talkshow Barend & van Dorp werd verkozen tot beste commerciële product. Maarten Reesink, verbonden aan de opleiding Media en Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam, zei over de talkshow tegen de VARA: “Pas nu het Pauw & Witteman maar niet wil lukken hun niveau te halen, besef je hoe goed ze eigenlijk waren.” (VARA TV Magazine, nr 43, 20 oktober 2009). Van de top vijf zijn drie programma’s uitgezonden door RTL4, met naast Barend & van Dorp ook Gooische Vrouwen en het RTL Nieuws.
Met RTL Veronique werd in Nederland voor het eerst een commerciële zender toegelaten op de Nederlandse kabel. Door vanuit Luxemburg uit te zenden, wist de zender de toen geldende Mediawet met een verbod op commerciële televisie te omzeilen. In 1989 gaf de Raad van State een akkoord aan de zogenaamde U-bocht constructie van RTL Veronique, terwijl een jaar eerder de poging van Joop van den Ende om van TV10 de eerste commerciële zender op Nederlandse bodem te maken door de regering werd tegengehouden.
42
RTL Veronique werd aanvankelijk opgericht als jongerenzender, maar veranderde in 1990 onder de nieuwe naam RTL4 10 haar positie richting familiezender. De grote presentatoren van TV10 zoals André van Duin en Ron Brandsteder stapten over naar RTL4 en vestigden met hun aanwezigheid de naam van RTL4. Sinds dat moment wordt RTL4 beschouwd als koploper van de commerciële zenders in Nederland, zoals ook wordt bewezen door de aanwezigheid van drie RTL programma’s in de top 5 van beste commerciële televisie. In 1996 wordt RTL4 ondergebracht bij moedermaatschappij RTL Nederland met het dan inmiddels ook door RTL opgerichte RTL5. Later worden vanuit dit bedrijf ook RTL7 (in 2005) en RTL8 (in 2007) opgericht. Buiten RTL Nederland bevinden SBS6 (sinds 1995), Veronica (sinds 2003, onderdeel van SBS Broadcasting) en NET5 (sinds 1999, onderdeel van SBS Broadcasting) zich als commerciële zenders in het Nederlandse televisielandschap. Van deze zenders wordt SBS6 als grootste concurrent beschouwd. SBS6 richtte zich net als RTL4 in het begin op jongeren, maar is zich in de loop der tijd eveneens als familiezender gaan profileren.
Kijkcijfers en marktaandeel zijn voor commerciële televisiezenders een belangrijke graadmeter voor het bepalen van hun positie. Deze bekeken over het jaar van mijn onderzoek, 2011, is te concluderen dat RTL4 de best bekeken commerciële zender van de Nederlandse televisie. Het marktaandeel van moederbedrijf RTL Nederland is dat jaar gestegen van 28,3 % naar 30,2 %, terwijl dat van SBS daalde van 19,7 % naar 19,3 %. Het zenderaandeel lag dat jaar op 35,2 % en is daarmee het hoogste jaarcijfer sinds 1997. Specifiek RTL4 behaalde in de doelgroep familie een zenderaandeel van 20,2 % en is daarmee het hoogste sinds 14 jaar. Het populaire The Voice of Holland sluit met 3,8 miljoen kijkers de top 3 best bekeken programma’s, alleen Nederland 1 scoort met Boer Zoekt Vrouw en het Acht uur Journaal hoger. In de top best bekeken programma’s komt RTL4 vijf keer voor en is als enige commerciële televisie in de top 10 aanwezig, naast Nederland 1 en Nederland 3 (RTL Nederland, 1 januari 2011 11). Van de publieke omroep beschouwt RTL4 Nederland 1 als concurrent. “Er is veel meer concurrentie hè. In een klein landje als Nederland beconcurreren tien relatief
10 11
gevonden op http://beeldengeluidwiki.nl/index.php/RTL_V%C3%A9ronique gevonden op
http://www.rtl.nl/(/service/rtlnederland/pressroom/)/service/rtlnederland/components/pressroo m/persberichten/2012/01_januari/2011_recordjaar_rtl_nederland.xml 43
grote zenders elkaar. En drie zitten er in dezelfde hoek en dezelfde sfeer, Nederland 1, SBS 6 en RTL 4”(interview programmadirecteur Erland Galjaard in De Volkskrant, 12 april 2010).
5. 2 De identiteit van RTL4 Daar RTL4 geen jaarverslagen levert, is een omschrijving van de zender het beste te geven aan de hand van interviews met programmadirecteur Erland Galjaard in de landelijke kwaliteitspers. Waar staat RTL4 volgens hem voor en wat heeft hij met de zender voor ogen? Sinds Galjaard in 2006 als programmadirecteur is aangesteld, kan over het algemeen worden gesteld dat de zender zich met haar programma’s richt op het gezin middels de pijlers amusement in de vorm van spel en talentenshows en maatschappij met programma’s zoals Bonje met de Buren, Uitstel van Executie, Obese en Een Dubbeltje op z’n kant. In verschillende interviews (Trouw, 21 oktober 2011, De Volkskrant 12 april 2010; NRC Handelsblad, 23 april 2011) geeft Galjaard te kennen vernieuwing en producties van Nederlandse makelij belangrijk te vinden. Inhoudelijk richten de programma’s van RTL4 zich op onderwerpen passend bij de tijdsgeest. Het zijn programma’s die gaan “over de problemen waarmee onze kijkers te maken kunnen krijgen.” (Trouw, 21 oktober 2011). In een interview met NRC Handelsblad zegt Galjaard: “Ik denk dat een zender als RTL 4 van oudsher dichter bij kijkers staat dan de publieke omroep" (NRC Handelsblad, 23 april 2011). Samenvattend beoogt RTL4 met haar programma’s gezinsleden bij elkaar te brengen voor de televisie, zodat zij een gezamenlijke televisie-avond beleven. Ook tracht zij een weerspiegeling en herkenningspunt te zijn van wat er leeft in de maatschappij, door actuele maatschappelijke thema’s als onderwerp voor haar programma’s te kiezen.
5.3 Gemeenschapszin in RTL4 programma’s Vanuit bovenstaande kennis van het waarom van RTL4 programma’s, zet ik in dit deel de stap naar het hoe: hoe wordt in de programma’s een notie van samenleven (gemeenschapszin) geconstrueerd? En welke voorstellen voor samenleven worden gedaan? De volgende programma’s uit 2011 heb ik met de Actor-Network-Theory bestudeerd: Bonje met de Buren, Het Spijt Me en Diva’s Draaien Door. Dit zijn drie verschillende programma’s (maatschappelijk, emo-tv, amusement) die toch elk op een eigen manier zich binnen het politiek filosofische vraagstuk naar gemeenschapszin 44
begeven. Voor een meer gedetailleerde analyse verwijs ik naar de bijlage.
Diva’s Draaien Door In Diva’s Draaien Door, een reality-tv programma dat sinds 2011 door RTL4 wordt uitgezonden, schieten de drie diva’s Patricia Paaij, Tatjana Simic en Patty Brard middenstanders te hulp die met tegenslagen kampen of zich met hart en ziel inzetten voor de zaak en daardoor zichzelf vaak wegcijferen. De diva’s bieden deze mensen hun (volgens de dames) welverdiende rust door ze enkele dagen erop uit te sturen. De vrouwen nemen de organisatie of het bedrijf voor die dagen over en zetten in die tijd een project op, zoals het opknappen van een opvanghuis, golfclubhuis of de opnames van een lied.
Diva’s Draaien Door is een ontmoeting van twee verschillende leefwerelden: een leefwereld van luxe (die van de diva’s) en de leefwereld van de middenklasse (vaak middenstanders). In opzet kan daarmee het programma worden geschaard tot de traditionele hulpprogramma’s waar vanuit een paternalistische benadering de goedbedeelden hulp bieden aan de minderbedeelden. Toch heeft Diva’s Draaien Door een andere aanpak. Het programma doorbreekt de topdown benadering. Tussen de twee leefwerelden vindt een horizontale ontmoeting plaats van wederzijdse afhankelijkheid. In het slagen van het project zijn beiden van elkaars inzet afhankelijk en iedere partij daarnaast van zijn eigen netwerk. In deze ontmoeting tussen de verschillende leefwerelden wordt een verschil in perceptie en waarden nadrukkelijk naar voren gebracht. De presentatrices representeren het luxeleven in AmsterdamZuid. De middenklasse representeert het leven van de middenstanders. Hoewel de wrijving tussen deze verschillende waarden en perspectieven op het leven scherp wordt aangezet, wordt eveneens zichtbaar gemaakt dat in interactie wederzijds begrip ontstaat. Het verhaal achter de plukken stof in de slaapkamer (in aflevering 1) wordt inzichtelijk gemaakt en de presentatrices verruilen hun korte jurken, stiletto’s en lagen make-up van de eerste dag voor platte schoenen en spijkerbroeken. Hoewel de twee leefwerelden een manier dienen te vinden waarop ze elkaar kunnen versterken, stellen de presentatrices zich wel dominant op in het overbrengen van (voor)waarden voor een goed leven en de relatie met de ander. De belangrijkste waarden die door de presentatrices worden aangehangen zijn (gezamenlijke) inzet (en daarmee verantwoordelijkheid) voor een gezamenlijk doel en structuur. Onder structuur wordt 45
verstaan de balans tussen werk en ontspanning, ofwel de balans tussen zelfzorg (jezelf, het gezin) en de zorg voor anderen.
Terugkomend op het netwerkdenken binnen Diva’s Draaien Door. In het programma wordt elk individu in een netwerk geplaatst dat bestaat uit familie, vrienden en vrijwilligers. Dat gebeurt ook bij de presentatrices. Ook hun positie wordt binnen een netwerk geplaatst. Daar wordt niet zozeer in dialogen de aandacht op gevestigd, dit netwerk wordt zichtbaar wanneer zij werken aan het project. De presentatrices zijn in de uitvoering van deze plannen afhankelijk van hun eigen netwerk dat bestaat uit bevriende bekende Nederlanders, vrienden en kennissen. Dit netwerk moeten zij inzetten om het project te doen slagen. De waarde van het netwerk en de relatie (afhankelijkheid) van een individu van zijn netwerk wordt zo in beeld gebracht. Daarnaast verbindt het format en de voice-overtekst de presentatrices ook persoonlijk aan het project. Het slagen van het project is mede afhankelijk van de kracht en medewerking van hun eigen netwerk, zoals ik reeds hierboven hebben uitgelegd. Maar ook worden hun eigen leefwereld en persoonlijke inzet- hun achtergrond, eigenschappen en karakter- in het programma betrokken.
Ik kan zo stellen dat in Diva’s Draaien Door wordt gestreefd naar een netwerk waarin translatie een overeenkomst wordt bereikt over de betekenis van onderlinge relaties tussen individuen en leefwerelden. Het netwerk dat door het format en de enscenering wordt gekaderd is een netwerk waar de gebruikelijke hiërarchie in klassen is omgekeerd. De rijkere bevolkingslaag daalt naar beneden naar de lagere middenklasse om te worden ontnuchterd. Translatie ontstaat in het netwerk in de ontmoeting tussen de verschillende klassen waar door cameravoering de aandacht wordt gericht op verschillen tussen de deelnemers. De deelnemers worden geconfronteerd met waarden van de andere actoren. Tegelijkertijd wordt het individu door het format afhankelijk gemaakt van zijn netwerk. Alleen met hulp van anderen kunnen deelnemers hun leefomstandigheden verbeteren. In translatie hebben de drie presentatrices een dominante rol. Zij sturen andere deelnemers aan op structuur, inzet en verantwoordelijkheid. Dat gebeurt anders dan in de andere bestudeerde programma’s door een persoonlijke betrokkenheid en participatie in het netwerk. De presentatrices nemen actief deel aan het netwerk. In interactie met actoren zoals regels, cameravoering en de voice-over sturen zij de deelnemers naar overeenstemming over 46
wat samen leven inhoudt. De betekenis van gemeenschapszin in dit netwerk laat zich zo omschrijven als wederzijdse acceptatie en afhankelijkheid en een gezamenlijke inzet voor een groter iets dat het belang van het individu ontstijgt.
Bonje met de Buren In Bonje met de Buren trekken de RTL4 presentatoren John Williams en Natasja Froger erop uit om burenruzies in het land op te lossen. Burenruzies zijn volgens het programma veel voorkomende conflicten tussen mensen. Bonje met de Buren wordt sinds 2010 door RTL4 uitgezonden.
Net als in De Rijdende Rechter vormt in Bonje met de Buren het netwerk zich rondom een conflictsituatie. RTL 4 maakt met dit programma inzichtelijk dat achter burenruzies vaak onbekendheid met de andere leefwereld (de tegenpartij) schuilgaat. Het conflict komt mede voort uit een gebrek aan kennis van elkaar. De gescheiden leefwerelden die tot dan toe slechts geografisch met elkaar verbonden zijn (de leefwerelden delen dezelfde ingang, wonen in dezelfde flat) ervaren de overlast hierdoor als een inbreuk op hun leven. Een ontmoeting tussen de leefwerelden waar kennis en waarden worden uitgewisseld, lost volgens het programma een deel van het conflict op. In het programma staat dan ook centraal het in contact brengen van de conflicterende partijen om ervaringen en achtergronden uit te wisselen. De presentatoren Froger en Williams brengen als bemiddelaars de ruziënde buren met elkaar in contact.
In hun bemiddeling gebruiken zij een eigentijdse benadering van Aristoteles retorica (2004): de welbekende samentrekking van logos, ethos en pathos. In het programma wordt op deze drie wijzen het conflict door de presentatoren benaderd. Onder logos valt de bemiddeling, het contract, de uitwisseling van kennis, lezing deskundige en ook de praktische benadering van het conflict (vloerisolatie, herinrichting van huis). Ethos in Bonje met de Buren komt tot uitdrukking in de rol van de presentatoren. Zij tonen zich betrokken bij het conflict en, en dit is misschien nog het meest interessant, beschikken autoriteit in het conflict door hun status als presentatoren. In tegenstelling tot de psycholoog of vloerdeskundige die vanuit hun beroep op autoriteit kunnen rekenen, bezitten de presentatoren autoriteit om hun bekendheid. Vanuit deze positie worden zij in het netwerk toegelaten als bemiddelaars. Pathos houdt nauw verband 47
met ethos. De presentatoren tonen begrip (emotie), inlevingsvermogen en maken naar de tegenpartij elk standpunt invoelbaar. Deze drie benaderingen (strategieën) tezamen dienen de partijen tot overeenstemming te laten komen: de bereidheid tot het beëindigen van het conflict en de bereidheid tot een ‘normale manier’ van omgang met elkaar. Elk stadium (logos, ethos, pathos) wordt van belang geacht, de drie tezamen kunnen tot conflictoplossing leiden. Door de presentatoren wordt herhaaldelijk benadrukt dat alleen de weg van de praktische oplossing bewandelen, niet tot beëindiging van het conflict leidt.
In conflictbemiddeling wordt meerdere malen gesproken over een normale omgang tussen buren. Normaal gedrag wordt in het programma omschreven als: verdraagzaamheid, onderling contact, respectvol en kwetsbaarheid. Samen met verantwoordelijkheid, begrip en inlevingsvermogen hangen deze waarden nauw samen met de rol van de presentatoren. In de bemiddeling tussen de conflicterende partijen spreken zij een morele taal. De presentatoren benadrukken daarnaast veelvuldig het belang van verantwoordelijkheid en eigen initiatief in de gesprekken. Bemiddeling vindt plaats in de eigen belevingswerelden van de conflicterende partijen. De presentatoren bezoeken de partijen thuis en spreken voor een gesprek tussen beide partijen af op neutraal terrein in de buurt (vaak een café of buurthuis). Zo tracht het programma een verbinding te leggen tussen deze leefwerelden.
Ik kan zo stellen dat het netwerk dat in Bonje met de Buren wordt gevormd net als Achter de Voordeur en De Rijdende Rechter sterk is gericht op normalisering. In translatie wordt gezocht naar een gezamenlijke betekenis van samenleven. De rol van de presentatoren is daarin doorslaggevend. In hun bemiddeling tussen de ruziënde partijen, sturen zij aan op een bepaald gedrag in de omgang met elkaar dat door hen als normaal wordt bevonden. Actoren waaronder een contract, eventuele deskundigen en de voice-overtekst die de achtergronden van de deelnemers schetst, sturen in de interactie de deelnemers richting een idee van samenleven binnen wettelijke en zelf overeengekomen (huis)regels. Aan gemeenschapszin wordt dan de betekenis gegeven van verdraagzaamheid, begrip en openheid. Door de mise-en-scène (de leefwerelden van de deelnemers) kan echter alleen worden gesproken over gemeenschapszin op microniveau. De situatie waarin mensen samenleven is in het programma beperkt tot leefomgeving van de deelnemers. 48
Het Spijt Me Na meer dan tien jaar bracht RTL4 in 2011 Het Spijt Me terug op televisie. Waar van 1993 tot 1999 het programma vanuit de studio werd gepresenteerd door Caroline Tensen, is het nieuwe Het Spijt Me een locatieprogramma gepresenteerd door John Williams (ook van Bonje met de Buren).
Ook in Het Spijt Me staat een voorval tussen twee personen centraal, echter betreft het in dit programma een conflict tussen vrienden of familie. Door het voorval is het contact verstoord geraakt of verbroken. Het streven is om dit contact te herstellen. Daarvoor wordt door de spijtbetuiger een derde partij aangetrokken, presentator John Williams van Het Spijt Me. Namens de persoon die spijt wil betuigen, bemiddelt Williams tussen de twee partijen. In zijn bemiddeling gaat de presentator niet zozeer op zoek naar wat de twee partijen gemeenschappelijk hebben. Vanuit de achtergrond van de deelnemers en de context waarbinnen het voorval plaatsvond, zoekt hij naar een opening voor herstel van de relatie.
Een belangrijk moment in deze bemiddeling is Williams confrontatie (het overvallen, verrassen) van de partij die om vergeving wordt gevraagd. Het programma kiest voor een verrassingsbezoek. Door het bezoek niet aan te kondigen, dient op een onverwachtse, onvoorbereide situatie ingespeeld te worden waar men doorgaans op intuitie is aangewezen. Zo dwingt het programma als het ware de deelnemer die vergeving wordt gevraagd om vanuit diens eerste emoties te reageren. Via de emoties bemiddelt vervolgens Williams in het herstel van contact. De emotie moet als opening functioneren naar het herstel van de relatie. De presentator meldt dan dat de persoon een uur de tijd heeft om tot een beslissing te komen het excuus te aanvaarden of niet. Dat is het moment dat naast de emotie ook ratio (bezinning) de ruimte krijgt.
In een poging van de persoon die spijt wil betuigen en John Williams om deze relatie te herstellen, worden opvattingen gearticuleerd over omgangsvormen en normen, de waarde van relaties met anderen (vriendschap en familie) en het belang van spijtbetuiging. In het programma bemiddelt de presentator tussen deze perspectieven en waarden. Tegelijkertijd geeft de presentator in zijn contact met de partijen zijn eigen perspectief op het conflict en de betrokken partijen. Voor omgang met elkaar 49
worden zo door alle drie de partijen voorwaarden geschept. De belangrijkste voorwaarden zijn dialoog, openheid, verantwoordelijkheid en redelijkheid. Toch ligt de autoriteit (de deelnemer met de meeste translatie) bij de presentator die namens het programma aanwezig is. Zijn gezag (als bemiddelaar, stem van waarden) komt voort uit zijn functie als presentator. Zo benadrukt Williams herhalend dat ten alle tijden in een verzoening de verantwoordelijkheid ligt bij de betrokken partijen.
Ik kan nu stellen dat in Het Spijt Me een soortgelijke translatie plaatsvindt als in Bonje met de Buren. In Het Spijt Me is echter gekozen voor een nog kleiner netwerk. Het netwerk beperkt zich tot de privésfeer van de deelnemers. Net als in Bonje met de Buren wordt gezocht naar een gedeelde notie van wat samenleven inhoudt. Het format en de presentator spelen in translatie de belangrijkste rollen. Het format bezit een confrontatie met deelnemers, waardoor zij vanuit hun intuïtie dienen te besluiten wel of niet tot het netwerk toe te treden. De presentator stelt zich op als bemiddelaar tussen persoonlijke waarden, waarbij hij oordeelt over gedrag. Hij stuurt zo in translatie de deelnemers richting een notie van gewenst gedrag in onderling contact. Hij wordt daarin ondersteund door de voice-over tekst die eveneens het gedrag van de deelnemers beoordeeld. Andere actoren waaronder bloemen en de dvd met de boodschap hebben de rol om interactie tussen deelnemers te stimuleren en de deelnemers tot overeenstemming te laten komen wat samenleven inhoudt. In het geval van Het Spijt Me worden openheid, verantwoordelijkheid en redelijkheid als voorwaarden gesteld om gemeenschapszin mogelijk te kunnen maken.
conclusie Met haar programma’s beoogt RTL4 een weerspiegeling en herkenningspunt te zijn van wat er leeft in de maatschappij, door actuele maatschappelijke thema’s als onderwerp voor haar programma’s te kiezen. In de bestudeerde programma’s wordt gemeenschapszin geconstrueerd als overeenstemming van voorwaarden voor onderling contact. Over deze voorwaarden worden in horizontale ontmoetingen tussen verschillende mensen (leefwerelden) gesproken. Uitwisseling van achtergronden en persoonlijke waarden is zogezegd het fundament van gemeenschapszin. Vanuit de dialoog ontstaat verdraagzaamheid, begrip en overeenstemming over hoe samen te leven binnen de wettelijke en zelf overeengekomen (huis)regels. Veel besproken waarden zijn verantwoordelijkheid, respect, begrip en inlevingsvermogen. Er wordt 50
echter alleen over gemeenschapszin op microniveau gesproken, in een situatie van nabijheid waar mensen direct met elkaar in contact staan. In dit proces naar gemeenschapszin bezitten de presentatoren vanuit hun functie als presentator (en niet als instantie) en als persoon (bekende Nederlander, persoonlijke achtergrond) het gezag om als bemiddelaar op te treden. Hun perspectieven op samenleven worden in de bemiddeling ingezet om tot een gezamenlijke morele taal (kader) te kunnen komen. Gemeenschapszin wordt zo geconstrueerd als kader voor onderling contact, en eerder als een richtlijn dan een instructie.
51
6. Conclusie Ik ben nu aangekomen bij de conclusie, de plek waar ik antwoord geef op mijn hoofdvraag: wat is de waarde van populaire televisie in de hedendaagse zoektocht naar een nieuwe vorm van gemeenschapszin? Het antwoord is tweeledig. Allereerst geef ik antwoord op de waarde van televisie specifiek gericht op een politiekfilosofische vraagstuk over samenleven anno 2011. Daarvoor breng ik de uitkomst van mijn onderzoek naar programma’s van RTL4 en de NCRV samen met de voorstellen van de groep uit hoofdstuk 1 die ik verbindingsdenkers heb genoemd. Vervolgens beantwoord ik dezelfde vraag, maar dan vanuit het huidige televisielandschap zoals in hoofdstuk 2 in kaart gebracht. De vraag luidt dan: hoe speelt televisie binnen de context van een pluriform, neoliberaal bestel (en een pluriforme, neoliberale maatschappij) een rol in de zoektocht naar een hedendaagse vorm van gemeenschapszin? Voordat ik daarop antwoord, geef ik een resumé van de stappen die tot deze uitkomst hebben geleid.
Populaire televisie, en in het bijzonder reality-tv, is regelmatig het mikpunt van kritiek van tv-recensenten, wetenschappers en filosofen. Het is aardbeienkauwgom voor de ziel, onfatsoenlijk (NRC Handelsblad, 9 februari 2008) en het corrumpeert de kijker (Crone, 2007; 9). Geef ze eens ongelijk. Aan de oppervlakte lijkt het inderdaad een handig hulpstuk voor de Marlboro Man, zoals deze in mijn inleiding door filosoof Joep Dohmen wordt geschetst. Maar dit is ook een beperkte visie op populaire televisie. Zeker in onze zoektocht naar een nieuwe publieke moraal is naar mijn idee televisie de plek waar de zoektocht zich grotendeels manifesteert. Vanuit dezemisschien wel naïeve- gedachte besloot ik om tegen de grote tv-critici en filosofen in Nederland op te boksen. Het actuele debat over het belang van gemeenschapszin in een versplinterde Nederlandse samenleving koos ik als uitgangspunt. Wat is de waarde van populaire televisie in de zoektocht naar een hedendaagse vorm van gemeenschapszin? Bij deze vraagt dringt zich echter een tweede op: kan televisie überhaupt van betekenis zijn in de zoektocht naar gemeenschapszin wanneer het medium zelf ook wordt beschouwd als versplinterd? Is daar nog wel ruimte voor dit soort vraagstukken?
52
Allereerst bracht ik het debat in Nederland onder opiniemakers, politici en filosofen in kaart. Waarom is gemeenschapszin juist vandaag de dag zo belangrijk? En welke vorm en inhoud wordt geschikt geacht? De voorhoeders van het debat uiten bezorgdheid over de huidige samenlevingsvorm in Nederland. Er wordt gesproken over een cultuurcrisis veroorzaakt door multiculturalisme, individualisering en neoliberale politieke bewindvoering. In deze crisis is gemeenschapszin naar de achtergrond gedrukt door egocentrisch, lomp gedrag van individuen. Het contact tussen burgers onderling en de overheid is verloren gegaan, waardoor Nederlanders zich anno 2011 wees voelen in eigen land. In uiteenzetting van het debat viel mijn aandacht op een aantal filosofen die ik heb gegroepeerd onder de naam verbindingsdenkers. Zij hebben met elkaar gemeen dat zij met het oog op revitalisering van gemeenschapszin zoeken naar verbindingen binnen de contouren van de hierboven geschetste huidige maatschappelijke context. Binnen het linksrechts denken waar ons politieke bestel op drijft, zoeken zij naar verbinding tussen de rationele (universele, abstracte) politiek van links en de sensitieve (emotie) politiek van rechts. Ze zien de uitdaging om populisme niet weg te wassen, maar juist in het politieke spectrum te betrekken, zodat de ontstane kloof tussen overheid en burger en de elite en de lagere klassen mogelijk kan worden gedicht met een taal die voor iedereen verstaanbaar is. De top-down benadering van de overheid naar de burger wordt vervangen door een horizontale en er wordt gezocht naar begrenzing van de expansiedriftige autonomie van de individuele burgers om zo het contact tussen burgers te herstellen.
In hoofdstuk twee sloeg ik de eerste brug naar televisie. Daar stelde ik de vraag waar op televisie nog over gemeenschapszin wordt gesproken en hoe de samenleving er wordt uitgebeeld tegen de achtergrond van het huidige televisielandschap. Televisie in Nederland anno 2011 wordt gekenmerkt door een neoliberale bewindvoering bij zowel de commerciële als de publieke omroepen. Binnen dit televisielandschap rekenen de twee publieke omroepen KRO en TROS specifiek gemeenschapszin tot hun takenpakket. Door deze omroepen wordt gemeenschapszin echter in conventionele termen benaderd. De programma’s richten zich op beleving en versterking van culturele identiteit bij grote media-events, kijkcijferkanonnen en (spel)programma’s zoals Boer zoekt vrouw waar de Nederlandse samenleving wordt verbeeld als een homogene imagined community. 53
Deze vorm van gemeenschapszin komt niet overeen met de voorstellen van de verbindingsdenkers. Sterker, het betreft hier een herinnering aan de traditionele rol van televisie als binder van de samenleving zoals deze in de jaren vijftig aan het medium werd toegekend. De programma’s leggen geen relatie met de hedendaagse alledaagse Nederlandse samenleving en zijn, zo kwam ik tot de conclusie, daardoor weinig waardevol in de zoektocht naar gemeenschapszin binnen de huidige maatschappelijke contouren. Ik neem dan ook afstand van de geijkte gemeenschapsbindende televisieprogramma’s als vormgevers van gemeenschapszin en richt mij op wellicht minder voor de hand liggende programma’s om mijn standpunt inzichtelijk te maken, namelijk reality-tv programma’s. Ik heb in totaal zes programma’s bestudeerd (uitgezonden in 2011) volgens de Actor-Network Theory van Bruno Latour. In de keuze voor de te analyseren programma’s heb ik mij beperkt tot de twee omroepen RTL4 en de NCRV, een commerciële en publieke, zodat ik met mijn onderzoek naar de waarde van televisie in de zoektocht naar nieuwe vormen van gemeenschapszin mogelijk ook een toevoeging kan leveren aan het eveneens actuele publieke debat over de angst voor veralgemenisering en vercommercialisering van het Nederlandse bestel. Tot de selectie geanalyseerde programma’s behoren De Rijdende Rechter, Achter de Voordeur en Van de Straat van de NCRV en Diva’s Draaien Door, Bonje met de Buren en Het Spijt Me van RTL4. Wat is dan nu de waarde van deze televisieprogramma’s in onze zoektocht naar gemeenschapszin bekeken met de bril van de groep verbindingsdenkers?
De belangrijkste voorstellen van de verbindingsdenkers om onze samenleving opnieuw te hechten, komen terug in de geanalyseerde programma’s. Net als de verbindingsdenkers richten de programma’s zich niet op een specifieke doelgroep en maken ze geen onderscheid in links en rechts denken. Inhoudelijk benaderen ze personen (deelnemers van het programma) vanuit hun eigen leefwerelden (of: belevingswereld) of netwerk. Van daaruit wordt gezocht naar een verbinding met de ander. Zo wordt elk individu in relatie gebracht met de ander (of de groep), waaruit een notie van wederzijdse afhankelijkheid en begrenzing is af te leiden. Ook wordt in alle programma’s rationeel en emotioneel denken aan elkaar verbonden. Er wordt een poging gedaan tot het spreken van een gemeenschappelijke morele taal. Een morele taal waaruit geput kan worden in de omgang met elkaar, wordt concreet gemaakt door 54
de mensen zelf en vanuit een situatie die voor hen van belang is. Bovendien wordt het gezag van instanties horizontaal ingezet. Televisie brengt zodoende deze nieuwe theorie over gemeenschapszin in praktijk. De televisieprogramma’s fungeren als laboratorium voor de zoektocht naar nieuwe vormen van gemeenschapszin. Ze toetsen de voorstellen aan de werkelijkheid en maken (leer)processen zichtbaar. Populaire televisie toont op deze momenten niet alleen een weerspiegeling van maatschappelijke situaties (multiculturalisme, individualisme, neoliberalisme), met haar programma’s neemt ze ook actief deel aan maatschappelijke processen.
Maar meer dan bij de verbindingsdenkers wordt in de programma’s gemeenschapszin beschouwd als een contextueel construct. Specifieker: als een tijdelijk contextueel construct. Hier speelt het ANT begrip translatie een rol. Vanuit de belevingswerelden vindt translatie (interactie) plaats van particuliere opvattingen van samenleven om zo tot tijdelijke gemeenschappelijke overeenkomst te kunnen komen over wat samenleven inhoudt. Meer dan de verbindingsdenkers wordt in de televisieprogramma’s gemeenschapszin beperkt tot een microniveau waarop mensen samen leven: de privésfeer, werk of de buurt. Er wordt geen relatie gelegd met de buitenwereld (landelijk, universeel). Vanwege de vluchtigheid, tijdelijkheid en de beperkte radar zou deze vorm van gemeenschapszin zich kunnen laten omschrijven als een platte vorm van gemeenschapszin. Toch is de vorm van gemeenschapszin die in de programma’s wordt geconstrueerd ook niet geheel willekeurig en particulier. Gemeenschapszin wordt er vormgegeven als een mondelinge strijd tussen leefwerelden over hoe we samen dienen te leven, maar ook over wat goed leven inhoudt. Translatie wordt in alle programma’s gestimuleerd via bemiddeling van instanties of presentatoren. Tezamen schetsen zij een kader van abstracte, universeel geldende voorwaarden zoals verantwoordelijkheid, respect en openheid voor onderling contact.
Daarnaast wordt meer dan in de theorieën van de verbindingsdenkers de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de burger. In zijn betoog Moeten wij van elkaar houden? (2011) spreekt Bas Heijne zijn sympathie uit voor het door mij bestudeerde programma De Rijdende Rechter. Hij roemt de rol van meester Frank Visser in het programma, omdat Visser zich als rechter onder de mensen begeeft. Zo geeft hij rechterlijke macht een gezicht en gaat hij met mensen in dialoog. Wat Heijne 55
echter niet benoemt, is dat de functie van Visser als rechter in het programma een geheel andere invulling krijgt. Zijn rol als rechter is hier die van bemiddelaar om de twee conflicterende partijen in dialoog met elkaar te krijgen. Hij zet daarbij zijn gezag in om op de (morele) verantwoordelijkheid van de burgers zelf te wijzen, niet om het recht te doen spreken.
Na analyse kan ik vervolgens stellen dat de twee omroepen in hun benadering van een eigentijdse vorm van gemeenschapszin niet veel van elkaar verschillen. Twee verschillen zijn wel duidelijk aanwijsbaar. Zo maakt RTL4 in haar programma’s meer ruimte vrij voor emoties. Het is zelfs zo dat in programma’s van de commerciële zender emoties worden ingezet om een mogelijke opening naar rationeel denken te forceren. Daarnaast is opvallend dat de NCRV in haar programma’s instanties (de omroep zelf, een rechter en een psycholoog) tussen personen laat bemiddelen. Het gezag van deze instanties wordt zo ingezet om de dialoog tussen personen (partijen) te bevorderen. Gewone mensen verhouden zich tot de omroep en haar ambassadeurs vergelijkbaar met de relatie tussen schoolkinderen en hun meester. In RTL4 hebben in de eerste plaats de presentatoren de rol van bemiddelaar. Zij oefenen geen gezag uit vanuit een maatschappelijke functie of beroep, maar vanuit hun bekendheid of sterker: vanuit hun mens zijn. In programma’s van RTL4 is de relatie tussen de presentatoren en de deelnemers egalitair. In de NCRV programma’s is meer sprake van een morele hiërarchie tussen presentatoren en de deelnemers. Met deze constatering wijk ik af van de theorie van David Marshall die de positie van beroemdheden in onze samenleving beschrijft als “ a voice above others, a voice that is channeled into media systems as being legitimately significant” (2004: x).
De vraag die aan deze conclusie is verbonden is hoe televisie binnen de context van een pluriform, neoliberaal bestel (en maatschappij) een rol speelt in de zoektocht naar gemeenschapszin. Hierboven toon ik aan dat er geen significant verschil bestaat tussen commerciële en publieke programma’s met betrekking tot de waarde van deze programma’s in de zoektocht naar gemeenschapszin. Wat kan ik nu met deze conclusie toevoegen aan het publieke debat over de waarde van publieke versus commerciële televisie en het daarin klassieke vurige verlangen entertainment (pulp) en informatie te scheiden? Boeiend is het gegeven dat alle door mij geanalyseerde programma’s (commercieel én publiek) behoren tot het genre reality-tv, een genre dat 56
zoals gezegd in het publieke debat regelmatig het mikpunt is van kritiek. Reality-tv heeft sinds de jaren negentig een vogelvlucht genomen. Door een toename en verbreding van het genre is het moeilijk om nog een duidelijke definitie te geven. In het algemeen kan reality-tv worden omschreven als televisie waar werkelijke gebeurtenissen gedramatiseerd worden gebracht. Volgens Hermes en Reesink zijn er ruwweg drie formats te onderscheiden: emotie-tv, de real life soap en de docusoap (2003: 223). De door mijn bestudeerde programma’s behoren grotendeels tot het subgenre emo-tv, een format waar emoties van mensen en hun (levens)verhalen een belangrijke, zo niet de belangrijkste rol spelen (idem: 225-226). Niet alleen in het Nederlandse publieke debat wordt veel kritiek geuit op specifiek emo-tv, ook buiten de grenzen en binnen het internationale veld van televisiestudies heeft het genre genoeg opponenten. Zij zien reality-tv als een genre dat zich bij uitstek leent voor propaganda van neoliberalisme en het ‘ik-denken’. Zo beschouwt Nick Couldry reality-tv als de kwade genius van het neoliberalisme, of zoals in zijn woorden: “the secret garden of neoliberalism” (Couldry, 2008: 12). Naar aanleiding van de populariteit van het genre poneert Jon Dovey de term First Person Media waarmee hij waarschuwt voor de te zware aandacht voor individuele subjectieve ervaringen in media die ten kosten gaat van de objectieve stem van belangeloze experts (Dovey, 2000: 25). Reality-tv omschrijft hij daarbij als “spaces filled by voices and celebrating their own freakishness” (idem: 4).
Daartegenover staan wetenschappers waaronder Laurie Ouellette, James Hay en Peter Dahlgren die een positievere waarde aan populaire televisie en in het bijzonder reality-tv toekennen. Zij tonen aan dat mijn onderzoek niet op zichzelf staat. Dahlgren spreekt over populaire televisie in relatie tot politiek als plek voor “images and symbols that express and evoke emotion, that we use not least in shaping our indivudal and collective identities, our sense of who we are, what is right, important and so forth. These can certainly be pertinent for how politics operate and what political views emerge” (2008: 190). Oullette en Hay geven aan reality-tv de functie van een ‘cultural technology’ (2008: 15); een hulpstuk in het leven van de burger die binnen een neoliberale staat op zichzelf is teruggeworpen. Reality-tv programma’s dienen volgens hen zo als handboek voor burgers die zelf vorm moeten geven aan het leven. 57
Vanuit dit standpunt van Ouellette en Hay wil ik nu een volgende stap zetten. Realitytv kan niet langer meer specifiek als een uitvloeisel van het neoliberale gedachtegoed worden getypeerd (Couldry) of als een hulpstuk voor de middenklasse in een neoliberale maatschappij (Ouellette en Hay). Sterker nog, een nieuwe tak binnen reality-tv lijkt zelfs afstand te nemen van het neoliberale denken. Mijn onderzoek toont aan dat vanuit de functie van reality-tv als hulpstuk voor het individu een handreiking wordt gedaan naar relationaliteit. In de programma’s wordt het individu nog altijd als vertrekpunt gekozen, maar personen worden nu geplaatst binnen een netwerk (familie, werk, leefomgeving) van wederkerigheid en afhankelijkheid. Met de door mij bestudeerde programma’s is er althans in Nederland een verschuiving waar te nemen in onderwerpen: van make-over programma’s en opvoedprogramma’s vindt een verschuiving plaats naar reality-tv waar relaties centraal staan die afstand nemen van de notie dat het leven een onderneming is (waar ook Ouellette en Hay de nadruk op leggen 2008: 7). De boodschap verschuift van verantwoordelijkheid nemen voor jezelf (zelfactualisatie) naar verantwoordelijkheid nemen ten opzichte van en voor de ander (familie, omgeving). De door mij geanalyseerde programma’s sluiten in dat opzicht aan bij het gedachtegoed van filosoof Charles Taylor en het communitarisme van Amitai Etzioni. Taylor stelt dat zuiver individualisme een illusie is (1989: 11) en spreekt daarom liever over relationele autonomie (idem: 15). Taylor benadert daarnaast moraal niet van buitenaf, maar ontologisch: moraal ontstaat vanuit intuïtie, de eerste reactie bij bijvoorbeeld een ervaring (idem: 40) en wordt van daaruit geneutraliseerd. Dat maakt moraal niet direct een fictief gegeven. Morele intuïties fungeren volgens Talyor als “onze toegangspoort tot de wereld waarin ontologische aanspraken waarneembaar zijn en rationeel kunnen worden besproken en ontleend” (idem: 45). Precies dit proces van persoonlijk naar een publiek moraal dat Taylor beschrijft, wordt in de door mij geanalyseerde programma’s zichtbaar gemaakt, en in het bijzonder door RTL4.
Het communitarisme van Etzioni beschouwt de samenleving als een gemeenschap van gemeenschappen. Deze politiek filosofische stroming plaatst personen in samenlevingsverbanden waaronder werk, school en maatschappij en legt de nadruk op verantwoordelijkheid van burgers en het belang van participatie (Etzioni, 1998: 9). Etzioni is binnen het communitarisme een belangrijke spreker. Zijn boek The New Golden Rule (oorspronkelijk uit 1996) is een inspiratiebron voor verschillende 58
politieke leiders waaronder oud-premier Jan Peter Balkenende in Nederland, president Barack Obama van de Verenigde Staten en de nu zittende premier van Engeland David Cameron. Etzioni stelt een nieuwe publieke moraal voor, ofwel: een nieuwe gouden regel. De oude ‘wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ wordt vervangen door “respect and uphold society’s moral order as you would have society respect and uphold your autonomy” (1998: xviii). Gemeenschapszin is dan geen contract meer dat rationeel wordt uitgevoerd door burgers, maar een set van gedeelde waarden waar burgers emotioneel mee verbonden zijn (idem: 85). Daarin wordt niet voorbijgegaan aan het individu. Het individu wordt in het proces naar een nieuw publiek moraal beschouwd als “the ones to make social choices as aggregates of individuals, if not simply of their own” (idem: 94). Vandaar dat Etzioni veel belang hecht aan morele dialogen waarbij bemiddeling van instituten zoals vrijwilligersorganisaties en debatcentra van belang worden geacht (idem: 102). Vanuit morele dialogen op kleine schaal wordt getracht de stap te zetten naar megalogue gesprekken op nationaal niveau (idem: 106) waar een publieke moraal concreet wordt. Het voorstel van Etzioni komt overeen met de aanpak van de bestudeerde programma’s waar ook bemiddeling plaatsvindt in morele gesprekken op microniveau. Deze vorm van reality-tv lijkt zo een handreiking te doen naar het gedachtegoed van het communitarisme. Dit zou geen al te verrassende constatering mogen zijn. Zoals gesteld is het communitarisme in Nederland wijdverbreid geraakt door het politieke beleid in Nederland onder leiding van Balkenende van 2002 tot 2010. Zijn regeerperiode staat bekend om de nadruk op waarden en normen in onze samenleving (NRC Handelsblad, 25 september 2004; Tegenlicht, 26 september 2004).
Het blijkt moeilijk om vanuit deze constateringen een standpunt in te nemen in het debat over publieke versus commerciële televisie. Wel kan ik voorzichtig stellen dat met deze uitkomst het standpunt van Laurie Ouellette (2004) wordt onderstreept dat een onderscheid maken tussen publieke televisie en commerciële televisie in termen van informatie versus entertainment achterhaald is. Ouellette zou dan ook liever de functie van de publieke omroep willen willen omschrijven als popular cultural justice: maak geen onderscheid in vormen (genres) en beschouw entertainment niet als ondergeschikte, maar kijk waar specifieke maatschappelijke groepen door de commerciële zenders worden genegeerd (2004). Mijn onderzoek voegt daaraan toe dat reality-tv bij uitstek een genre is dat maatschappelijke en politieke thema’s weet te 59
verbinden met grote publieksgroepen. Zo heb ik met deze scriptie aan kunnen tonen dat televisie maatschappelijke en politieke processen inzichtelijk en verstaanbaar maakt, zonder te vervallen in een te simplistische interpretatie van deze maatschappelijke processen. Daarnaast heeft populaire televisie specifiek in het maatschappelijke debat over de noodzaak van gemeenschapszin de rol van laboratorium, waar abstracte ideeën in praktijk worden gebracht. Daarmee is populaire televisie belangrijk voor ons allemaal. En zo zouden we televisie dan ook moeten waarderen.
60
Literatuur
wetenschappelijke boeken
Anderson, Benedict. Imagined communities: reflections on the origin and spread of nationalism. Londen: Verso, 1991. Aristoteles. Retorica. Groningen: Historische Uitgeverij, 2004. Botton, Alain de. Religie voor atheisten, een heidense gebruikersgids. Amsterdam: Uitgeverij Atlas, 2011. Bovens, Mark, en Anchrit Wille. Diplomademocratie, over de spanning tussen meritocratie en democratie. Amsterdam: Promotheus, 2011. Cliteur, Paul. Een Moreel Esperanto. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2007 Coultre, Eva-Anne le. Echte boer zoekt dito vrouw. Amsterdam: Babel & Voss Uitgevers, 2012. Crone, Vincent. De kwetsbare kijker; een culturele geschiedenis van televisie in Nederland. Amsterdam: University Press, 2007. Dohmen, Joep. Brief aan een middelmatige man. Pleidooi voor een nieuwe publieke moraal. Ambo, Amsterdam: 2010. Dovey, Jon. Freakshow. First Person Media and Factual Television. Londen: Pluto Press, 2000. Duyvendak, Jan Willem, Ewald Engelen, en Ido de Haan. Het bange Nederland Pleidooi voor een open samenleving. Amsterdam: Bert Bakker, 2008. Duyvendak, Jan Willem. The Politics of Home. Nostalgia and Belonging in Western Europe and the United States. Basingstoke: Palgrave Macmillan, 2011. Etzioni, Amitai. The new Golden Rule. Community and morality in a democratic society. New York: Basic Books, 1998. Foucault, Michel. De woorden en de dingen: Een archeologie van de menswetenschappen. Meppel: Boom, 2006. Foucault, Michel. Geschiedenis van de waanzin. Meppel: Boom, 1984. Hartley, John. Uses of Television. Londen en New York: Routledge, 1999. Heijne, Bas. Moeten wij van elkaar houden? Het populisme ontleed. Amsterdam: De Bezige Bij, 2011. 61
Hermes, Joke, en Maarten Reesink. Inleiding televisiestudies. Amsterdam: Boom, 2003. Kunneman, Harry. Van theemutscultuur naar walkman-ego, contouren van postmoderne individualiteit. Amsterdam: Boom, 1996. Kunneman, Harry. Voorbij de dikke-ik, Bouwstenen voor een kritisch humanisme. Amsterdam: Uitgeverij SWP, 2005. Latour, Bruno. Wij zijn nooit modern geweest. Amsterdam: Uitgeverij Van Gennip, 1994. Latour, Bruno. Reassembling the social, an introduction to the Actor-NetworkTheory. Oxford: Oxford University Press, 2005. Lotz, Amanda. The Television Will Be Revolutionized. New York: New York University Press, 2007. Lytorard, Jean-Francois. The Postmodern Condition, a report on knowledge. Manchester: University Press, 1984 (eerste druk 1979) . Marshall, David. Celebrity and power. Fame in contemporary culture. Minnesota: University of Minnesota Press, 2004. Ouellette, Laurie. Viewers like you? How public tv failed the people. New York: Columbia University Press, 2002. Ouellette, Laurie, en James Hay. Better Living Through Reality TV. Television and Post-Welfare Citizenship. Malden: Blackwell Publishing, 2008. Pels, Dick. Het volk bestaat niet. Leiderschap en populisme in de mediademocratie. Amsterdam: De Bezige Bij, 2011. Postman, Neil. Amusing ourselves to death. New York: Penguin Books, 1985. Reybrouck, David van. Pleidooi voor populisme. Amsterdam: De Bezige Bij, 2011 (eerste druk Amsterdam: Querido, 2008). Said, Edward. Orientalism. London: Penguin, 1978. Said, Edward. Humanism and democratic criticism. New York: Columbia University Press, 2004. Smalbrugge, Matthias. Het goede Leven, over schijn en schaduw van het moderne leven. Tielt: Uitgeverij Lannoo, 2008. Spigel, Lynn. Make Room for TV: Television and the Family Ideal in Postwar America. Chicago: University of Chicago Press, 1992. Taylor, Charles. Bronnen van het zelf. Rotterdam: Lemniscaat, 2007. 62
Taylor, Christopher. Socrates. Rotterdam: Lemniscaat, 1998.
wetenschappelijke artikelen, proefschriften
Adorno, Theodor W, ‘Television and the Patterns of Mass Culture.’ Rosenburg, B e.a (red). Mass Culture the popular arts in America. New York: The Free Press, 1957: 474-488. Dahlgren, Peter. ‘Television and popular civic cultures: public sphere perspective. Carpentier, Nico e.a. (red.). Democracy, journalism and technology: New developments in an enlarged Europe. Tartu: Tartu University Press, 2008: 185-2002. Couldry, Nick. ‘Reality TV, or the secret theater of neoliberalism’, Review of Education, Pedagogy, and Cultural Studies, nr 30.1 (2008): 3-13. Duyvendak, Jan-Willem. ‘Knellende familiebanden, pleidooi voor een sentimentele politiek.’ De Groene Amsterdammer, 4 januari 2012. Hartley, John. ‘Less popular but more democratic? Carrie, Clarkson and the dancing Cru.’ Jinna Tay, Graeme Turner (red). Television Studies after TV. Understanding Television in the Post-Broadcast Era. Abingdon: Routledge, 2009: 21-31. Kennedy, Duncan. ‘Knowledge and the political: Bruno Latour’s political epistemology.’ Cultural Critique, nr. 74 (2010): 83-97. Kunneman, Harry. ‘Dikke autonomie en diepe autonomie; een kritisch-humanistisch perspectief.’ E.Wit (red.) De autonome mens. Nieuwe visies op gemeenschappelijkheid. Amsterdam: SUN, 2007: 31-64. Leeuw, Sonja de. ‘Hoe komen wij in beeld? Cultuurhistorische aspecten van de Nederlandse televisie.’ Utrecht: Faculteit der Letteren, 2003 (oratie). Livingstone, Sonia. ‘Half a century of television in the lives of our children and families.’ The Annals of the American Academy of Political and Social Science, nr 625 (2009): 151-163. Pels, Dick. ‘Naar een vrijzinnig paternalisme.’ Socialisme & Democratie, nr 7/8 (2011): 31-36. Reijnders, Stijn. G. Rooijakkers en Liesbeth van Zoonen. ‘Global entertainment and local celebration. Appropriations of the Idols TV programme in Dutch festivity culture.’ European Journal of Cultural Studies, nr 9 (2006): 123-140. Renan, Ernest. ‘What is a Nation?’. Bhabha, Homi K (red). Nation and narration. London: Routledge, 1990: 8-22. 63
Stern, David. ‘The practical turn.’ The Blackwell Guide to the Philosophy of the Social Sciences. Turner, Stephen en Paul Roth (red). Malden: Blackwell Publishing, 2003: 185-206. Teurlings, Jan. Dating Shows and the Production of Identities: Institutional Practices and Power in Television Production. Proefschrift. Universiteit van Amsterdam, 2004. Verbeek, Peter Paul.‘Moraliteit voorbij de mens, over de mogelijkheden van een posthumanistische ethiek’. Krisis, nr 1 (2006): 42-57. Zoonen, Liesbeth van. ‘Identiteit en burgerschap in populaire cultuur.’ Amsterdam: Amsterdam University Press, 2003 (oratie).
(journalistieke) artikelen en lezingen
Balkenende, Jan Peter. ‘Samenleving mag geen optelsom van culturen zijn.’ NRC Handelsblad, 25 januari 2002. Benjamin, Jan. ‘Omroepen alsnog akkoord over fusies.’ NRC Handelsblad, 3 november 2011. Chavannes, Marc. ‘Kijkcijfers, fatsoen en publieke omroep; opklaringen.’ NRC Handelsblad, 9 februari 2008. Geel, Jessica van, en Sheila Kamerman. ‘Een succesvolle toekomst als voorwaarde; Kabinet wil toelatingseisen en inburgering verzwaren om komst van 'nieuwe Nederlanders' tegen te gaan.’ NRC Handelsblad, 18 november 2009. Heijne, Bas. ‘Militant Humanisme, Socrateslezing 2011’. NRC Handelsblad, 15 december 2011. Laatst gezien 13 maart 2012 via http://www.nrc.nl/heijne/2011/12/15/socrateslezing-2011/ Maas, Jonathan. ‘Bestel schreeuwt om profilering; wie ziet nog het verschil tussen programma's van omroep Max en NCRV?’. Trouw, 1 april 2009. Marbe, Nausicaa. 'Als je behoefte hebt aan gemeenschapzin, kan je als blanke man niet meer aarden in de grote stad.' De Volkskrant, 5 november 2011. Moerland, Rene. ‘Etzioni, het stokpaardje van Balkenende.’ NRC Handelsblad, 25 september 2004. Nauta, Hans. 'Wij nemen welbewust risico's met nieuwe programma's'. Trouw, 21 oktober 2011. Ockhuysen, Ronald. ‘De kopieermachine van Hilversum.’ De Volkskrant, 25 juli 1998. 64
Onkenhout, Paul. 'Flops op televisie, die krijg je altijd om je oren'. De Volkskrant, 12 april 2010. Ramdas, Anil. ‘Het culturele drama.’ Deburen, 9 september 2010. Laatst gezien 3 januari 2012 via http://www.deburen.eu/nl/nieuws-opinie/detail/het-culturele-drama Scheffer, Paul. ‘Het multicultureel drama.’ NRC Handelsblad, 29 januari 2000. Schravesande, Freek. ‘Het recht om huppelend naar je werk te gaan.’ NRC Next, 24 januari 2012. Sommer, Martin. ‘Geschiedenis plotseling weer interessant.’ De Volkskrant, 15 oktober 2004. Timmermans, Sebastiaan. ‘Verplicht konijnen knuffelen; maatschappelijke stage vrijwilligerswerk voor scholieren.’ De Volkskrant, 18 maart 2010. Verbaak, Coen. ‘Ik heb een natuurlijke angst voor camera's; RTL 4 is niet alleen maar gezelligheid’. NRC Handelsblad, 23 april 2011. Wieringa, Peter. ‘Drie sjofele mannen aan een tafel, het leek een parodie; televisie terug naar de verzuiling.’ De Pers, 8 september 2010. Wijnberg, Rob. ‘Geld zij met Ons.’ NRC Next, 5 december 2011. Wijtzes, Liesbeth. ‘De publieke omroep is ongelooflijk overbodig.’ Elsevier, 16 juni 2010. Laatst gezien op 2 februari 2012 via http://www.elsevier.nl/web/Opinie/Vrouwvan-de-Wereld/268368/De-Publieke-Omroep-is-ongelooflijk-overbodig.htm ‘Kabinet: fatsoen moet je doen.’ NRC Handelsblad, 26 juli 2002. ‘Omroepen kritisch over plannen Nuis.’ NRC Handelsblad, 17 mei 1995. ‘Dit is entertainment, de commerciele canon.’ VARA TV Magazine, 20 oktober 2009 (nr 43). ‘PVV doet het voor Henk en Ingrid.’ De Telegraaf, 23 april 2010. Laatst gezien op 2 februari 2012 via http://www.telegraaf.nl/binnenland/6585702/__PVV_doet_het_voor_Henk_en_Ingrid __.html?sn=binnenland,buitenland
televisieprogramma’s
Achter de Voordeur. NCRV. 14 juni 2011. Achter de Voordeur. NCRV. 28 juni 2011. Achter de Voordeur. NCRV. 19 juli 2011. 65
Bonje met de Buren. Aflevering 1. RTL4. 1 september 2011. Bonje met de Buren. Aflevering 2. RTL4. 8 september 2011. Bonje met de Buren. Aflevering 4. RTL4. 22 september 2011. ‘De waardenfluisteraar van Balkenende’. Tegenlicht. VPRO. 26 september 2004. Diva’s Draaien Door. Aflevering 1. RTL4. 1 september 2011. Diva’s Draaien Door. Aflevering 4. RTL4. 22 september 2011. Diva’s Draaien Door. Aflevering 7. RTL4. 13 oktober 2011. ‘Er is aan het wegdek gerommeld’. De Rijdende Rechter. NCRV. 8 februari 2011. ‘Een ongeschikte vloer’. De Rijdende Rechter. NCRV. 12 februari 2011. ‘Grote overlast door esdoorn van de buren.’ De Rijdende Rechter. NCRV. 13 september 2011. Het Spijt Me. Aflevering 1. RTL4. 27 oktober 2011. Het Spijt Me. Aflevering 4. RTL4. 17 november 2011. Het Spijt Me. Aflevering 6. RTL4. 1 december 2011. Van de Straat. Aflevering 1. NCRV. 14 december 2011. Van de Straat. Aflevering 2. NCRV. 21 december 2011. Van de Straat. Aflevering 3. NCRV. 28 december 2011. Van de Straat. Aflevering 4. NCRV. 4 januari 2012. Uitgesproken. WNL. 23 februari 2011.
overige bronnen
Gedoogakkoord VVD-CDA-PVV. Den Haag, 2010. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2010/09/30/gedoogakkoord-vvd-pvv-cda.html
Integratienota van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties‘Integratie, binding, burgerschap’. Den Haag, 2011. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/integratie/documenten-enpublicaties/notas/2011/06/16/integratienota.html
NCRV Beleidsplan 2010-2015. Gevonden op 6-6-2012 http://www.ncrv.nl/data/files/Ontwerp_Beleidsplan_NIEUW.pdf 66
NCRV Jaarverslag 2011. Gevonden op 6-6-2012 http://www.ncrv.nl/data/files/jaarverslag_2011_def_online.pdf
Concessieplan NPO 2010-2016. Gevonden op 6-6-2012 http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2010/03/01/concessiebeleidsplan-npo-2010-2016.html
67
Bijlage 1. Analyse De Rijdende Rechter (NCRV)
Sinds 1995 zendt NCRV het programma De Rijdende Rechter uit, dat sinds de hervorming van het publieke bestel naar zenderprofilering een plek heeft op Nederland 1 (elke dinsdag om 22.20 uur).
In De Rijdende Rechter wordt een conflict tussen twee partijen- vaak tussen buurtgenoten, familieleden, werkgever-werknemer of verkoper-klant, civiele zaken dus- voorgelegd aan rechter Mr. Frank Visser. Zijn uitspraak is bindend, ofwel rechtsgeldig, mits beide partijen hiermee akkoord gaan. De volgende vier afleveringen van De Rijdende Rechter in 2011 zijn geanalyseerd volgende de Actor-Network Theorie: ‘Er is aan het wegdek gerommeld’(uitgezonden op 8 februari), ‘Een ongeschikte vloer’ (uitgezonden op 12 april) en ‘Grote overlast door esdoorn van de buren’ (uitgezonden op 13 september).
verhouding individu en de ander Het netwerk van De Rijdende Rechter is er één die is ontstaan vanwege een conflict tussen verschillende partijen. De deelnemers zijn de eiser, verweerder, andere betrokkenen bij het conflict, meester Frank Visser, een deskundige en presentator Jetske van den Elsken. Het idee van De Rijdende Rechter komt van televisieproducent Erik Latour. "Conflicten blijven vaak veel te lang bestaan. Mensen komen er zelf niet uit, omdat iedereen altijd gelijk wil hebben. Het is boeiend om te zien hoe een rechter dat oplost." (gevonden op www.eerstehulpbijrecht.nl/rijdende-rechter, laatst gezien op 18-5-2012). In tegenstelling tot wat deze omschrijving doet vermoeden, is het niet het streven van de rechter om tot een uitspraak te komen waar alle partijen in mee stemmen. Het belangrijkste moment van translatie is eerder dat eiser en verweerder inzien dat een rechter het laatste middel zou moeten zijn in het oplossen van een conflict. De Rijdende Rechter streeft naar dialoog, niet naar het oplossen van conflicten via rechterlijke wegen.
Van de vier door mij bestudeerde uitzendingen, is eenmaal duidelijk sprake van 68
translatie. Meester Visser hoeft in de uitzending van 11 april 2011 (“Een ongeschikte vloer”) niet tot een uitspraak te komen. In de uitzendingen van 8 februari 2011 (“Er is aan het wegdek gerommeld”) en 13 september 2011 (“Grote overlast door esdoorn van de buren”) lijkt de uitspraak van mr. Visser voor een opening tot gesprek te zorgen. Na het vonnis spreken de partijen in gesprek met presentatrice Van den Elsken af alsnog in gesprek te gaan, maar of een volgende samenkomst daadwerkelijk plaatsvindt, is onbekend.
Hoe worden de conflicterende partijen aangestuurd tot een dialoog? En welke rollen hebben hierin de deelnemers? Het programma opent met presentatrice Van den Elsken in de studio. Zij omschrijft kernachtig het conflict dat in de uitzending centraal staat. Vervolgens geeft elke partij (eiser-verweerder) zijn kant van het verhaal. Elk doet dat op eigen terrein. In de uitzending van 8 februari in de zaak mevrouw Fehling versus de gemeente Frankeradeel (‘Er is aan het wegdek gerommeld’) vertelt Fehling vanuit een stoel in haar woonkamer over de geasfalteerde berm voor haar huis en haar verdenkingen van vriendjespolitiek tussen de gemeente en haar buurman mijnheer Herrema (de betrokken derde partij), verdedigt de wethouder het standpunt van de gemeente (‘er is geen vriendjespolitiek en de weg is niet verbreed’) vanuit het gemeentehuis en vertelt buurman Herreman zijn kant van het conflict op zijn erf. De partijen dienen in alle bestudeerde afleveringen van De Rijdende Rechter hun eigen standpunt te verwoorden. De eiser en verweerder, indien er een tegeneis is gesteld, dienen zelf hun eis uit te spreken en te beargumenteren. Dit gebeurt dus niet via een advocaat. Beide partijen zijn aanwezig wanneer mr. Visser de zaak op locatie bekijkt (bijvoorbeeld bij het bestuderen van een scheef gelegde vloer of een esdoorn van de buren die voor overlast zorgt). Bovendien ontmoeten de partijen daarna elkaar nog eens op neutraal terrein tijdens de hoorzitting en in de studio te Zaandam, waar presentatrice Van den Elsken hen interviewt en alwaar mr. Visser aan het einde van de uitzending zijn uitspraak over de zaak doet- indien nodig natuurlijk. Tevens kan de wijze waarop zowel mr. Visser als de presentatrice zich in het conflict mengen dialoog bevorderend werken. Zij stellen kritische vragen, geven advies, bieden alternatieve perspectieven en complimenteren spijtbetuigingen.
Dan de rol hierin van meester Frank Visser. Zoals eerder gezegd, stuurt hij partijen eerder aan op een dialoog dan dat hij in zijn rol het recht laat spreken. De functie van 69
Mr. Visser is eerder die van bemiddelaar (het in contact brengen van de partijen en ze in gesprek laten raken) en adviseur om zo tot overeenstemming te komen, dan die van rechtspreker. Mr Visser gebruikt zijn gezag (macht om een bindend vonnis uit te spreken) pas wanneer de partijen er op de andere voorgestelde manieren niet uitkomen, maar van translatie is dan geen sprake. Hij is in De Rijdende Rechter een morele educator.
In zijn rol als rechter bestudeert hij de zaak, weegt hij standpunten en bekijkt het conflict vanuit moreel oogpunt. Mr. Visser betrekt bij elke zaak een deskundige, aan hem laat hij het objectieve/feitelijke oordeel over. Zo zegt Mr. Visser in de uitzending van 22 november: “Dan nu eerst eens objectiveren.”, waarna hij het woord geeft aan de deskundige. Ook stuurt hij aan op een ontmoeting en gesprek tussen partijen zonder tussenkomst van hemzelf. Allereerst door op locatie de twee partijen bij elkaar te brengen. Vervolgens leidt hij de hoorzitting die eveneens wordt gehouden in de plaats waar het conflict zich afspeelt. In de hoorzitting biedt mr. Visser mogelijkheden om tot een oplossing te komen zonder uitspraak. In de zaak ‘Herrie bij de bovenburen’ (uitzending 22 november) stelt hij meerdere scenario’s voor: de onderbuurvrouw verhuist en krijgt daarbij hulp van de woningcorporatie, er komt een beleid over geluidsoverlast of het overlastgevende gezin verhuist. Geen van beide partijen hebben fiducie in deze opties, waarna mr. Visser de hoorzitting afsluit: “Het einde van het liedje is dus dat ik mag zeggen hoe het moet worden opgelost, want de meest voor de hand liggende oplossing zit er niet in.” En hoewel het zonder vonnis niet altijd lukt om de partijen in gesprek te laten komen, spoort hij in alle vier de afleveringen wel daarop aan. In de uitzending 22 november 2011 voordat hij de hoorzitting beëindigt: “Maar ik zou het wel prettig vinden dat voor die tijd een poging wordt ondernomen tot bemiddeling, want dat zou toch het allerbeste zijn.” En in de uitzending van 8 februari: “Maar dat, zo is gebleken, is natuurlijk niet het echte probleem. Dat is de ruzie tussen Fehling en Herrema. Die ruzie kan niet worden opgelost - en ik zeg het maar eens over uw hoofden heen richting de kijker (hier spreekt Visser dus direct de kijker aan!)- door de gemeente erbij te betrekken. Fehling en Herrema moeten samen in gesprek komen. Met een buurtbemiddelaar, de dominee of de burgemeester. Maar ze moeten hier samen uitkomen. Wat ik maar wil zeggen: blijven zeuren en een harde kop helpen niet, er moet een gesprek komen.” Wanneer het wel lukt, zoals in de zaak Middag-Muts (uitzending 12 april) , dan stelt mr. Visser: 70
“Het is belangrijk dat dit gebeurt. Soms moet een rechter erbij komen om het weer op gang te helpen. Dat is dan maar de moraal van het verhaal.” Visser spreekt hier in een belerende morele toon. Maar in plaats van vanuit zijn gezag deze toon van bovenaf (paternalistisch) in te zetten, spreekt hij op gelijke hoogte met de andere deelnemers in een morele toon.
morele waarden Uit bovenstaande is reeds op te maken dat bepaalde (morele) waarden en moreel handelen van belang zijn in het netwerk van De Rijdende Rechter. In dit netwerk van conflicterende partijen wordt toegewerkt naar het beëindigen van dit conflict door de partijen met elkaar in dialoog te laten treden. Bepaalde waarden worden hierin als essentieel aangemerkt, wil het netwerk ook daadwerkelijk via de dialoog tot een oplossing kunnen komen. Dit zijn, zoals ook hierboven aangestipt, eigen verantwoordelijkheid en verantwoordelijkheid naar de ander, verdraagzaamheid, begrip, inlevingsvermogen en spijtbetuiging. Dit zijn waarden die via de belangrijkste actoren, mr. Frank Visser en presentatrice Van den Elsken, worden gecommuniceerd in hun poging beide partijen (eiser en verweerder) met elkaar in gesprek te laten komen. Een voorbeeld uit de uitzending van 8 februari.
Visser: “Mijnheer Herrema, wat is er aan de hand tussen jullie? Dit gaat niet goed?” Herrema (betrokkene): “Nee, ze heeft iets met mij. Ik niet met haar. Misschien wil ze verkering, ik weet het niet.” Visser: “Dat is een ander programma. Boer zoekt Vrouw.” Fehling (eiser): “Hij kan alleen maar vloeken.” Visser: “Hoe moet het nu verder?” Fehling: “Ik hoef niet verder met deze man.” Visser: “U zult wel moeten, het is uw buurman. (...) Laten we het drama beeindigen. Vandaag is verrassende informatie bij me binnen gekomen. Dat neem ik mee en laat dan weten wat ik van de zaak vind. Maar dat, zo is gebleken, is natuurlijk niet het echte probleem.”
rol presentator Presentatrice Jetske van den Elsken begeeft zich elke aflevering in de studio, zij is dus niet op locatie aanwezig. In de studio leidt zij de zaak in en ontvangt dan de partijen aan de desk voor een interview. Nadat voor de kijkers thuis de opnames zijn getoond 71
van de ontmoeting op locatie tussen de rechter en de twee partijen, interviewt de presentatrice wederom de eiser en verweerder aan een desk in de studio. Dan zijn zij vaak vergezeld met een betrokken familielid die ook aan het woord wordt gelaten. Na de uitspraak van mr. Visser komt Van den Elsken brengt voor een laatste keer de partijen bij elkaar. Zij vraagt dan kort naar de reactie op de uitspraak.
In haar interviews (gesprekken) bevraagt presentatrice Jetske van den Elsken vaak de emotionele kant van het conflict voor beide partijen, complimenteert zij partijen die fouten toegeven of spijt betuigen, verwoordt zij het perspectief van de tegenpartij, stuurt ze aan op een gesprek tussen de partijen en brengt ze ook idee van redelijkheid en verantwoordelijkheid in het gesprek. In interactie met andere deelnemers in het netwerk kan gesteld worden dat Van den Elsken in translatie mr. Visser ondersteunt in zijn morele boodschap. Ze stelt geen neutrale vragen om een zo objectief mogelijk beeld van de zaak te krijgen, maar bevraagt de partijen met een morele/ethische ondertoon. In de uitzending van 8 februari vraagt zij aan mevrouw Fehling hoe het komt dat ze het gevoel heeft te worden weggepest. De wethouder ontkent dan de aantijgingen van Fehling, waarop Van den Elsken zich aan Fehling richt: “Hoort u dat mevrouw Fehling, volgens de wethouder is dat niet waar?” De presentatrice stelt zich hier op als bemiddelaar. De partijen spreken niet rechtstreeks tot elkaar, maar via haar geven ze hun visie op de zaak en reageren ze op elkaar. Maar Van den Elsken neemt ook een duidelijke stellingname, zij verwoord de waarden van het te creëren netwerk. In de uitzending van 12 april over de zaak tussen de familie Muts en firma Middag over een verkeerd gelegde vloer, blijkt dat de eisende partij Muts (ze willen een nieuwe vloer) een dag nadat de vloer was opgeleverd direct rechtsbijstand hadden ingeschakeld. Van den Elsken vraagt daarom aan de familie Muts: “waarom hebben jullie niet gelijk face to face gezegd ‘het bevalt me niet’?” (..) “ Want achteraf niet spijt van?”, “Waarom zit u er gelijk zo bovenop?” en “Ik zou denk ik eerst bellen, praten en als je er dan niet uitkomt...” In de uitzending van 13 september 2011 over de zaak Stroom tegen gemeente Enkhuizen- de buurman van de familie Stroom- over een esdoorn die overlast biedt, richt Van den Elsken zich op mijnheer Stroom: “Ik vind het een prachtige boom, maar u heeft er veel last van? (...) “Hoe vaak voelt u ergernis?” Aan verweerder Fred Petersen van de gemeente Enkhuizen vraagt ze om inlevingsvermogen: “Begrijpt u het probleem?” Waarop hij antwoordt: “Ja, vervelend. Maar deze emotie heb ik niet eerder geproefd, dat wordt nu pas duidelijk.” En: “Van 72
de brieven weten we, niet van de emotie daarachter.” Petersen geeft hiermee aan dat hij emoties ook vindt tellen in het conflict.
Na het blok waarin te zien is dat mr. Visser samen met de partijen de zaak op locatie bekijken en bespreken, komt men terug in de studio waar Van den Elsken het interview vervolgt. In het geval van de zaak Fehling is dan ook de partner van mevrouw Fehling aanwezig en haar buurman mijnheer Herrema. Wanneer de partner van Fehling aan Van den Elsken vertelt dat Herrema vlak nadat zij naast hem kwamen wonen vloekend aan de telefoon hing omdat stenen de weg blokkeerde, reageert de presentatrice. “Ah, u bent dus ook niet zo’n lieverdje” over Herrema. En ook (wanneer Herrema erkent dat hij door zoiets “link” kan worden. “Mevrouw Fehling kan dat als vervelend ervaren.” En vraagt aan de partner van Fehling: “Heeft haar dit veranderd?” Waarop wordt geantwoord: : “Ja, het maakt haar triest. Ze is angstig, niet vrolijk.”
Tegelijkertijd brengt Van den Elsken met haar vragen de complexiteit van een zaak naar voren, door zich in te leven in de standpunten van beide partijen en ook de emotionele schade die beide partijen voelen via vragen inzichtelijk te maken. Wanneer beide partijen via haar hun standpunten belichten, blijkt er geen eenduidig goed of fout of een duidelijke waarheid te zijn. Zo vraagt ze geregeld aan de partijen: “maar begrijpt u ook haar standpunt?” (uitzending 22 november 2011), “Begrijpt u het probleem?” (13 september 2011). De complexiteit van ogenschijnlijk trivale zaken wordt in latere uitzending nog meer benadrukt met het toevoegen van een nieuwe actor: de tribune. Een vaste groep kijkers geeft in twee blokken zijn mening over de kern van de zaak en legt de vele perspectieven op een zaak bloot. Om iets uitgebreider op zo’n gesprek in te gaan een stuk transcriptie uit de uitzending van 13 september, het moment dat de presentatrice voor de eerste keer met de twee partijen aan de desk staat.
presentatrice: “Hoe vaak voelt u ergernis?” eiser: “Elke dag” presentatrice: “Dat is nogal wat. Ook ‘s nachts?” eiser: “Ja hoor.” presentatrice aan betrokken familielid: “U hebt daar minder last van. Maar begrijpt u de 73
wanhoop? Ik zag uw vader. Ik zag dat hij er zelfs emotioneel van werd.” betrokken familielid: “Ja, hij heeft het er moeilijk mee. Hij heeft hem veel geholpen.” presentatrice aan verweerder: “Begrijpt u het probleem?” verweerder: “Ja, het is vervelend. Maar deze emotie heb ik niet eerder geproefd. Wat nu naar voren komt, wordt pas nu duidelijk.” eiser: “Ik heb dit al in de briefwisseling bekendgemaakt. Ik voel me niet serieus genomen.” presentatrice: “Sterker, hij is er niet door geholpen.” verweerder: “Van brieven weten we, maar niet van de emotie daarachter.”
televisietekst De Rijdende Rechter werkt met een vaste programmastructuur waar opnames in de studio en op locatie elkaar afwisselen. De presentatrice introduceert rechtstreeks de zaak aan de kijker via de camera. Buiten dit moment in het begin van de uitzending wordt tussen het netwerk in het programma en de kijker geen verbinding gemaakt. Zo is er geen voice-over die, zoals in de andere bestudeerde NCRV programma’s, de verbinding legt tussen de beelden, de tekst van de deelnemers en de kijker. Wel spreekt meester Visser eenmaal rechtstreeks de kijker aan. In aflevering van 8 februari zegt hij: “Die ruzie kan niet worden opgelost - en ik zeg het maar eens over uw hoofden heen richting de kijker- door de gemeente erbij te betrekken. Mevrouw Fehring en de heer Herrema moeten samen in gesprek komen.” Dit is het moment dat meester Visser een waarde direct naar de kijker communiceert. Vanaf de aflevering van 12 april is een nieuw element aan het programma toegevoegd, de tribune. In de studio nemen elke uitzending een vast groep kijkers zitting op de tribune. Zij zijn daarmee een extra actor in de zaak. De presentatrice vraagt naar hun mening over de desbetreffende zaak. Echter, er is uiteindelijk maar één uitspraak die telt, zo legt Van den Elsken uit, en dat is die van meester Frank Visser. Deze nieuwe actor is geen toevoeging aan het netwerk dat zich verplaatst tussen de studio en op locatie, maar is een toevoeging aan de televisietekst. De tribune heeft voornamelijk de functie om de complexiteit (zoveel mensen, zoveel meningen) inzichtelijk te maken.
mise-en-scène Het programma is opgenomen in de studio en op locatie. Op locatie worden de partijen in hun eigen leefomgeving gevraagd naar hun perspectief op het conflict. Ook 74
zijn de partijen genoodzaakt zich naar de leefomgeving (het conflict is vaak fysiek aanwijsbaar, zoals een scheefliggende vloer, de esdoorn en het wegdek) van de tegenpartij te bewegen, door samen met meester Visser, de deskundige en de tegenpartij aanwezig te zijn bij de vloerinspectie, de wegdekinspectie en het bekijken van de esdoorn. Op locatie vindt op neutraal terrein in de omgeving van waar het conflict zich afspeelt de hoorzitting plaats. Deze beelden zijn eerder opgenomen. Na de ontmoeting op locatie, ontmoeten de partijen elkaar wederom in de studio. Zij gaan met elkaar in gesprek via presentatrice Van den Elsken. In de studio doet meester Visser ook zijn uitspraak. In de montage wisselen de twee ontmoetingsmomenten elkaar af, zij zijn niet chronologisch in beeld gebracht.
Concluderend wordt in De Rijdende Rechter onder translatie verstaan het moment dat de actoren tezamen inzien dat een rechter het laatste middel zou moeten zijn in het oplossen van een conflict. Mr. Visser zet met zijn titel als rechter het door het format gevormde netwerk in beweging. Hij brengt de deelnemers (de twee ruziënde partijen) in interactie met elkaar door in de ruzie te bemiddelen. Hij bemiddelt tussen de partijen op locatie, zo stuurt hij deelnemers aan op betrokkenheid tot de zaak en de ander. Visser en presentatrice Jetske van den Elsken streven naar overeenstemming in een waarheid over samenleven. De rechter stelt zich in interactie met de andere actoren op als rechter in moraal. Hij stuurt de actoren richting overeenstemming over wat samenleven inhoudt door te spreken in een morele taal over wat goed en slecht gedrag is. Tijdens de hoorzitting wordt mr. Visser zijn oordeel over omgang geobjectiveerd door de wetboeken op tafel. De presentatrice ondersteunt deze functie van mr Visser in het netwerk. Zij stelt aan de twee ruziënde partijen morele vragen en complimenteert hen wanneer zij uiting geven aan de waarden verantwoordelijkheid, inlevingsvermogen en begrip.
75
2. Analyse Achter de Voordeur (NCRV) Achter de Voordeur is een programma dat sinds 2008 elk jaar door de NCRV wordt uitgezonden op Nederland 1. In dit programma staat het levensverhaal van een buurtbewoner en de ontmoeting tussen deze persoon en twee buurtgenoten centraal. Het betreft vaak een onalledaags, uitzonderlijke verhaal dat niet bekend is bij de buurtbewoners: verhalen rondom ziekte, dood, voor- en tegenspoed vertelt door jong, oud, allochtoon en autochtoon. Een interviewster trekt namens de NCRV samen met een cameraman een woonwijk in om aldaar de relatie (het contact) tussen buren te polsen (NCRV noemt het zelf ‘onderzoeken’) en ontmoetingen te stimuleren. Ik heb drie afleveringen met in totaal zes verhalen van Achter de voordeur geanalyseerd volgens de Actor-Network Theory: aflevering 14-6-2011, aflevering 28-6-2011 en aflevering 19-7-2011. Elke aflevering duurt 25 minuten, in die tijd komen twee ontmoetingen tot stand.
de verhouding tussen individu en de ander Wie nemen deel aan het programma (de actoren) en vormen zo in Achter de Voordeur het netwerk op microniveau? Dat zijn de interviewer die namens de NCRV aanwezig is (dat is onder meer op te maken uit het moment dat zij, de interviewer, sleutels overhandigt waar het logo van de omroep aanhangt.), de mensen in de wijk die in elk verhaal centraal staat, buurtbewoners, twee buurtbewoners die ingaan op de uitnodiging het huis van een buurtgenoot te bezoeken en de gastheer/vrouw van het te bezoeken huis. De deelnemers nemen elk een eigen positie en rol in het netwerk in. Translatie is het moment van ontmoeting tussen drie buurtgenoten waar gezamenlijkheid, openheid en begrip ertoe doen. Via strategieën wordt naar deze vorm van ontmoeting toegewerkt.
De belangrijkste strategie die wordt ingezet voor translatie loopt als een rode draad door het programma: het appelleren op nieuwsgierigheid. Op verschillende contactmomenten met de interviewer wordt een beroep gedaan op nieuwsgierigheid: of ze nieuwsgierig zijn aangelegd (afl 19-7/2), wie de persoon (gastheer/vrouw) zou kunnen zijn (alf 19-7/2) en of ze een bezoek willen brengen aan het huis van de gastheer/vrouw (alle afleveringen). “Wat weet je van hem? Wat voor man denk je dat 76
hij is, als je zo naar foto kijkt?”(afl 14-6/1) “Ben je een beetje nieuwsgierig?” (aflv 19-7/2). Via deze vragen wordt vanuit de in de kern passieve emotie nieuwsgierigheid interesse gewekt voor de ander. Ook nadat buurtgenoten ingaan op het aanbod het huis van de gastheer/vrouw te bezoeken, blijft het aanspreken op de nieuwsgierigheid van de buurtgenoten een belangrijk element. Tijdens de rondleiding door het huis vormen objecten hints over het levensverhaal van de gastheer/vrouw. Deze hints maken de buurtbewoners nieuwsgierig naar de betekenis, nieuwsgierigheid wordt zo als middel ingezet om de persoon in het levensverhaal van de gastheer/vrouw te trekken. Niet alleen biedt nieuwsgierigheid de opening tot interesse voor een ander, maar ook voor bemiddeling en brengt de deelnemers uiteindelijk tot een ontmoeting met elkaar. Na dat de interesse in de onbekende gastheer/vrouw is gewekt, begeleidt de interviewer de buurtbewoners door het haar en zo door het levensverhaal van de gastheer/vrouw. Ook bemiddelt ze tussen hen waarop het tot een ontmoeting komt. “Zijn jullie nieuwsgierig naar hoe het nu precies zit?” De buren reageren: “Ja, nou wil ik het ook wel weten ook.”. Interviewster: “Dat kan, beneden ligt een dvdtje met haar verhaal” (19-7/1).
Ook het uitnodigen van twee buurtgenoten voor een bezoek aan het huis van de gastheer/vrouw, kan als strategie worden aangemerkt. De twee - vaak ook voor elkaar onbekende- buren delen gedurende het bezoek de opgedane indrukken in huis en hun emoties bij het horen van het levensverhaal van hun buurtgenoot. Door in te gaan op de uitnodiging kiezen ze indirect voor insluiting in het netwerk, ofwel: voor participatie. Zij tonen zich bereid tot een ontmoeting en het verhaal van een ander aan te horen. Via bemiddeling door de interviewer en de rondleiding door het huis vindt er een eerste interactie plaats tussen de actoren.
De belangrijkste factoren die een ontmoeting mogelijk maken zijn dan nieuwsgierigheid, bemiddeling en openheid. Via deze emotie, strategie en waarde wordt naar een ontmoeting toegewerkt. Deze ontmoeting gaat, zoals eerder aangestipt, verder dan de geografische relatie van de buurtgenoten. Er wordt gestreefd naar een emotionele verbintenis tussen de deelnemers via (levens)verhalen. Aan deze relatie worden in het programma echter wel voorwaarden en eigenschappen toegekend; kwetsbaarheid, openheid, wederzijds begrip/kennis van elkaar en een bepaalde mate van gemeenschappelijkheid. Het zijn (morele) waarden die samenhangen met de 77
onderlinge relatie tussen de buurtbewoners en het netwerk waartoe ze behoren.
De gastheer/vrouw in Achter de Voordeur is de wijkbewoner die zijn huis openstelt. Deze persoon speelt een onmisbare schakel in het netwerk. Binnen het domein van de gekozen Actor-Network Theory, bezit van de buurtbewoners de gastheer/vrouw de meeste translatie. Kort gezegd streeft het programma naar een ontmoeting/relatie van buurtbewoners die verder reikt dan de geografische relatie (ze wonen allen in dezelfde wijk). Voor het slagen van een dergelijke ontmoeting wordt een deel van de verantwoordelijkheid bij de gastheer/vrouw gelegd. “Wil en Lia gunnen de buren een kijkje in hun leven.” (afl 28-6/verhaal2), “Owen Venloo geeft zijn buren de kans elkaar beter te leren kennen.” (aflv 14-6/1). De gastheer/vrouw toont in het netwerk als eerste bereidheid tot een ontmoeting en hoewel de gastheer/vrouw zijn huis openstelt zonder daarbij aanwezig te zijn, bezit hij/zij ook meer dan de andere deelnemers een mate van agency. Zo kijkt de gastheer/vrouw naar het bezoek via een monitor in een geparkeerde auto vlakbij het huis. Op beeld is te zien hoe de gastheer/vrouw daar op reageert. Voor de kijker zijn dan al de eerste stappen naar een emotionele relatie zichtbaar.
(morele) waarden De waarden die in het programma in relatie tot samenleven (een ontmoeting) worden gebracht zijn kwetsbaarheid/openheid, begrip voor elkaar (via kennis), gemeenschappelijkheid. Deze waarden worden in zekere zin als voorwaarden gesteld voor een gezond netwerk. Zo wordt in het programma openheid als voorwaarde gesteld voor een ontmoeting. Niet alleen stelt de gastheer/vrouw zijn huis open, door de voice-over en in dialogen wordt tevens de nadruk gelegd op het belang van openheid in het slagen van een ontmoeting/contact. De gastheer/vrouw stelt zich ook open en kwetsbaar op door het vertellen van zijn levensverhaal. Deze openheid leidt vervolgens tot begrip, geuit door de bezoekende buurtbewoners gedurende de rondleiding door het huis en het bekijken van de dvd, maar ook rechtsstreeks naar de gastheer/vrouw toe wanneer de ontmoeting tot stand komt. Dat is het moment dat zowel begrip als emoties worden gedeeld.
Met de dvd wordt het levensverhaal verteld van de gastheer/vrouw door middel van 78
archieffoto’s/beelden, voice-over, interviewvragen en het verhaal van de gastheer/vrouw zelf. De dvd wordt door de bezoekende buren op de bank van de gastheer/vrouw bekeken. De dvd lijkt de emotionele relatie tussen de buren te moeten stimuleren. Die emotionele relatie wordt zichtbaar gemaakt wanneer beelden van de dvd worden onderbroken met shots van de reacties van buurtbewoners op de dvd. “Ik heb er een brok van in mijn keel” (afl 28-6/1). “Ik schrik ervan, ik ben er stil van. Lia is altijd vrolijk. Wat moeten ze het moeilijk hebben.” (afl 28-6/2). “Och, germ.” (afl 14-6/2), “Knap dat je zoiets doet!” (afl 19-7/1. “Ik ben er helemaal emotioneel van. Bewonderingswaardig he?”, “Nooit geweten, maar ik heb wel zoiets van hier ga ik vaker komen.” en “Dat je het dan toch red, en een weg eruit vindt.” Heel knap dit, wanneer je iets negatiefs weet om te buigen naar iets positiefs.”(19-7/2) (afl 16-7/2). Tijdens de ontmoeting wordt eveneens begrip gedeeld. “Je bent een dappere vrouw.” (28-6/2) “Je kunt gewoon aanbellen als er iets is.” (28-6/2). In de aflevering over Geran Rooijakkers (14-6/2) bezoekt een oorspronkelijk uit Afghanistan afkomstige buurtbewoner het huis van de laaggeletterde. Nadat hij haar levensverhaal heeft gehoord, deelt hij met haar zijn begrip. “Ik kan me dit goed voorstellen, hoe moeilijk het is. Ik ben blij jou te leren kennen.” Ook hij heeft op late leeftijd een taal (Nederlands) moeten leren. Door de openheid van Geran Rooijakkers hebben de twee een gemeenschappelijke factor kunnen ontdekken. En vaker wordt de aandacht gericht op de waarde van gemeenschappelijkheid en indirect gezamenlijkheid. In de aflevering van 14-6/1 over Owen Venloo reageert een buurtgenoot op zijn levensverhaal. “Ik had ook wilen studeren, maar daar was geen geld voor.” In de ontmoeting vindt een uitwisseling plaats over Nat King Kole, Owen Venloo en een buurtgenoot blijken beide fan te zijn. De uitzending wordt afgesloten met een beeld waar zij samen een lied van de soulzanger zingen.
Wanneer in de aflevering 19-7/2 met Mark Westfa de interviewer de buren door zijn huis begeleidt, zien zij gitaren in de woonkamer staan. De interviewer zoekt naar een mogelijke overeenkomst door te vragen “Zijn jullie een beetje muzikaal?”. Daarop antwoordt de buurman: “Een beetje.” De interviewer vraagt hem een stukje te spelen. De buurman gaat daar op in. Op dat moment ziet de kijker Mark in de auto zitten. Hij lacht en zegt: “Ja, pak een gitaar. Heb je buren die muziek maken en dan weet je dat niet.” In het laatste shot zien we hoe de gastheer samen met zijn buren op de bank het lied Hotel California spelen. 79
de rol van de presentator Wie is de interviewer die namens NCRV de wijk ingaat? Zij is de onzichtbare aanwezige, maar wel meer tastbaar dan de voice-over die ook namens NCRV spreekt. Alleen haar hand komt in beeld wanneer ze de huissleutels aanneemt van de gastheer/vrouw en wanneer ze de sleutels overhandigt aan buurtbewoners. Aan de sleutel hangt dan het NCRV logo. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat de interviewer namens NCRV bemiddelt in een ontmoeting tussen buurtgenoten. De interviewer is op locatie, ze houdt interviews met buurtbewoners en met de gastheer/vrouw. Ze polst hoe buurtbewoners denken over de wijk, nodigt buren uit een kijkje te nemen in het huis van de gastheer/vrouw, begeleidt de twee buren door het huis en brengt ze tenslotte in (fysiek) contact met de gastheer/vrouw. Ofwel: de interviewer is als actor in het netwerk diegene die de andere subjectactoren stimuleert, mobiliseert en bemiddelt. In de vragende vorm (wil je? Zou je?) nodigt ze buurtbewoners uit voor een bezoek, nodigt ze uit voor het bekijken van de dvd met het levensverhaal en vraagt ze of de buren elkaar willen ontmoeten. Andere actoren ondersteunen haar in haar rol, waaronder de dvd en objecten die als hints dienen. Ze begeleidt de deelnemers door het huis. “Wat verwachten jullie ervan?” (14-6) “Al benieuwd wie hier nu woont?” (14-6). Ze bemiddelt verder tussen de buren door hen via vragende, nieuwsgierig makende en uitnodigende conversaties over te halen tot een ontmoeting. “En, kennen jullie de buren ook goed?” “wat weet je van hem? wat voor man denk je dat het is als je zo naar de foto kijkt?”, “Ben je een beetje nieuwsgierig aangelegd?” “(19-7/2). Na kijken van de dvd onthult de interviewer dat de gastheer/vrouw heeft meegekeken. “Linda heeft al die tijd meegekeken. Zal ik haar erbij halen?” (afl 28-6/1). “Ik heb de sleutel van het huis. Je kan bij hem binnen kijken.” (19-7/2), “Willen jullie meer over hem weten? Dan kun je de dvd over hem bekijken.” (19-7/1). Ook speelt zij een rol wanneer het levensverhaal van de gastheer/vrouw wordt verteld. Zij stelt dan de vragen die de emotionele kant van de levenservaringen belichten. “Vond je het wel leuk?”(...) “Ben je daar achteraf boos over?” (afl 14-6/2). Ze stelt vragen, nodigt uit, maar ze wordt nergens dwingend of confronterend.
80
mise-en-scène Het programma is niet in de studio, maar op locatie opgenomen. Elk verhaal speelt zich af in een door de redactie gekozen straat in een Nederlandse wijk. Eerst zijn beelden te zien van de omgeving, daarna geldt het huis van de gastheer/vrouw als belangrijkste set. De keuze voor deze setting kan gelezen worden als de persoonlijke leefomgeving van een willekeurige inwoner van Nederland. Het programma geeft daarmee een beeld van de Nederlandse samenleving op kleine schaal. De genodigden zijn daarbij niet op hun eigen terrein, maar op dat van de nog onbekende gastheer/vrouw. Het huis is zo naast de interviewer de verbindende factor tussen de twee buren en de gastheer/vrouw en het geeft tegelijkertijd letterlijk een inkijkje in het leven van de persoon.
televisietekst Het programma heeft een vast format: een traject dat wordt doorlopen beginnende met interviews met wijkbewoners op straat, uitnodiging bezoek aan buurtgenoot, huisbezoek met twee buurtgenoten, buurtgenoten bekijken in het huis van de gastheer/vrouw van dvd met diens levensverhaal, ontmoeting tussen de drie buurtgenoten. Dit patroon kan beschouwd worden als de meta-strategie om tot gemeenschapszin te komen. Kort gezegd betekent dit in het geval van Achter de Voordeur een emotionele verbondenheid tussen mensen waarbij de belangrijkste waarden kwetsbaarheid, openheid en begrip zijn en waar gestreefd wordt naar een bepaalde mate van gemeenschappelijkheid. In de andere categorieën geef ik hiervan een uitgebreidere uitleg.
En wat is precies de rol van de voice-over in het netwerk? De voice-over heeft een dubbele positie. Deze spreekt zowel de kijker aan als de twee bezoekende buurtbewoners wanneer zij de dvd bekijken. De voice-over begeeft zich dus in het fysieke netwerk van buurtbewoners en daarbuiten wanneer deze het woord richt aan de televisiekijker. Hij (de voice-over is een mannelijke verteller) neemt in het begin van het programma een stelling die de actualiteit en relevantie van het programma onderstreept. “Elke voordeur staat voor een verhaal.” “Bestaat het ouderwetse buurtgevoel nog? We kennen iedereen en letten een beetje op elkaar? We gaan op onderzoek uit in Amersfoort, de Kepplerstraat.” (aflevering 28-6-2011) “Buren hebben nog maar weinig contact met elkaar. We weten niet eens meer wie er vier 81
huizen verderop woont.” (aflevering 14-6-2011).
De voice-over duidt en beoordeelt het levensverhaal van de gastheer/vrouw en de ontmoeting. In het geval van duiding van het levensverhaal, is dit niet alleen naar de kijker toe maar ook naar de twee buurtbewoners die de dvd bekijken op uitnodiging van de interviewer. De dvd bevat het levensverhaal van de gastheer/vrouw. Deze wordt verteld aan de hand van gesprekken met de interviewer, foto’s uit het privéalbum en een voice-over tekst. In deze tekst stuurt de voice-over zowel de kijker als de bezoekende buren een richting op hoe het levensverhaal geïnterpreteerd zou moeten worden. Zo zegt hij over Linda (afl ?): “ Linda timmert stevig aan de weg.” “Ze is succesvol als fotomodel”. “Maar dan slaat het noodlot toe.” “Na het ongeluk staat Linda bewuster in het leven.” “Geran kreeg op school niet de aandacht die ze nodig had.” (...) “Geran liep rond met een groot verhaal. Kleine woorden kon ze wel lezen, maar boodschappen doen was al een probleem.” (14-6) “Ondanks alles heeft Antoinette nergens spijt van.” (afl 19-7, afl1)
Ik kan dan stellen dat translatie in Achter de Voordeur tot stand komt in het netwerk dat door de NCRV is gecreëerd en waarin de NCRV zelf de belangrijkste rol speelt. In Foucaultiaanse zin (1989) is de NCRV de onzichtbare macht die ‘gewone mensen’ uitnodigt zich open te stellen voor anderen. Door een open houding en kwetsbaarheid te tonen krijgen de actoren toegang tot de gemeenschap die de NCRV voor ogen heeft. Meerdere actoren zet de omroep in werking om de personen tot overeenstemming te laten komen: de dvd met het levensverhaal van de gastheer/vrouw, de sleutels, de voice-over (die het belang van een gezond netwerk verwoordt) en de bemiddelende interviewster sturen buurtgenoten in hun idee wat samenleven op kleine schaal (de wijk) betekent. In de interactie van deze actoren ontstaat een netwerk waarin mensen aan elkaar zijn verbonden door een open houding, kwetsbaarheid en wederzijds begrip.
Ook kan ik stellen dat de NCRV met dit programma als doel heeft een netwerk te creëren; een netwerk dat heeft bestaan, maar verloren is gegaan. Zo is uit analyse van de drie afleveringen en de omschrijving van Achter de Voordeur op te maken. Daarin zegt de NCRV: “Nederlanders maken nauwelijks meer tijd voor een praatje met de buren. Maar wat kunnen de mensen die bij je in de straat wonen eigenlijk voor je 82
betekenen? Weet jij wie je buurman écht is? En klopt het wel wat je van hem denkt? In “Achter de voordeur” nemen buren een kijkje in elkaars huis en elkaars leven en dat levert vaak bijzondere ontmoetingen op.” (www.achterdevoordeur.nl, laatst gezien 2-6-2012). Het (ideale) netwerk zoals het programma dit voor ogen heeft, is er een waar buren met elkaar in contact staan, elkaar ontmoeten, kennis over elkaar hebben en er wederzijds begrip bestaat. Wanneer daar overeenstemming over is bereikt, is er sprake van translatie in Achter de Voordeur. De NCRV zegt dus eigenlijk met dit programma dat buurtgenoten die met elkaar verbonden zijn via de locatie (zij delen dezelfde wijk waar ze wonen) onvoldoende is. De relatie tussen individu (buurtbewoner) en de wijk (de buurtgenoten) moet meer omhelzen dan het groeten van elkaar op straat, deze dient ook emotioneel te zijn. De NCRV stimuleert ontmoetingen, onderstreept onderling contact en bemiddelt hierin. Samenleven in dit programma wordt in termen van vrijheid-begrenzing voorgesteld als het openstellen van je eigendommen (huis) en leven (ervaring, levensverhaal) om de ander toe te kunnen laten. Deze houding leidt tot een verrijking, namelijk tot een emotionele relatie met de omgeving. Het netwerk streeft niet in de eerste plaats naar gezamenlijkheid, maar naar onderlinge relaties; relaties tussen individuen op kleine schaal, in hun persoonlijke leefomgeving. Achter de Voordeur creëert zo een netwerk waar mensen niet alleen geografisch met elkaar zijn verbonden (wonen in zelfde straat, stad, land), maar ook emotioneel via verhalen.
83
3. Analyse Van de straat (NCRV) Van de straat kan beschouwd worden als de doorstart van het programma Family Matters, dat sinds 2008 door de NCRV werd uitgezonden maar in 2010 werd gestaakt nadat de toenmalige presentator/coach Keith Bakker werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn cliënten (overigens niet de deelnemers van het toen lopende seizoen). Dit programma is net als Van de straat gericht op het coachen van probleemjongeren. Essentiele verschillen zijn echter wel dat Family Matters (de programmatitel impliceert het al) het gezin als basis en kader koos voor het oplossen van de problemen en locaties buiten Nederland werden gekozen voor de therapieën. Van de Straat richt zich meer op de positie van de deelnemers binnen verschillende maatschappelijke velden: werk, sociaal leven, gezin, naaste omgeving en de eigen identiteit van de deelnemers. De vijf deelnemers werken in tien dagen (in acht afleveringen) aan hun problemen, zowel individueel als in groepsverband. Dat doen zij samen met Kas Stuyf, in het programma psycholoog en coach genoemd, en zijn team. Hij (Kas wordt door de voice-over bij zijn voornaam genoemd) probeert de jongeren weer op het rechte pad te krijgen. Ik heb vier van de 8 afleveringen nauw geanalyseerd, van de overige vier afleveringen zijn notities gemaakt. Uit deze analyse is het volgende op te maken. Aflevering 1, 14-12-2011, afl 2, 21-12-2011, afl 3, 2812-2011, afl 4, 4-1-2012. Ik kies dus voor één aflevering extra, welke buiten mijn te onderzoeken periode valt. Ik maak deze uitzondering omdat in Van de Straat de afleveringen niet op zichzelf kunnen staan, maar de acht afleveringen in totaliteit de ontwikkeling in kaart brengt.
verhouding tussen individu en de ander Het netwerk in Van de Straat bestaat uit vijf probleemjongeren met ieder een eigen probleem waar hij/zij in het programma aan tracht te werken. Dan de coach/psycholoog Kas Stuyf, zijn doel is deze vijf jongeren op het rechte te pad te krijgen. Bij bepaalde opdrachten voor de probleemjongeren zijn enkele collega’s van Stuyf betrokken. In afwezigheid van de coach, begeleiden zij de jongeren. Het programma heeft een voice-over, maar deze behoort niet tot het netwerk dat in Van de Straat wordt getoond. De voice-over tekst is namelijk alleen gericht op de televisiekijker. Wel speelt deze een rol in de duiding van het netwerk en de waarden 84
die daarbinnen worden aangehangen. Daarover later meer.
Elke jongere is daar aanwezig om aan zijn eigen probleem te werken. Persoonlijke problemen zijn dan ook in eerste instantie dat wat zij gemeenschappelijk hebben, wat ze bindt. Naast het oplossen van de problemen, dient translatie gezocht te worden in de overeenstemming over omgangsvormen waar via de volgende strategieën naartoe wordt gewerkt: regels, rituelen, groepsgesprekken en groepsopdrachten.
De dagen dat de vijf deelnemers samen met Kas Stuyf en zijn team werken aan de problemen zijn ingedeeld aan de hand van rituelen: elke ochtend wordt er gesport, waarna het ochtendgesprek plaatsvindt, dan wordt er individueel een opdracht gemaakt. ‘s Middags werkt de groep aan een gezamenlijk project: het bouwen van een schuur voor het opleidingsinstituut voor hulphonden. In de avond is er eveneens een groepsgesprek. Stuyf houdt daarnaast één op één gesprekken met de deelnemers. Het zijn zogenaamde dagelijkse rituelen die zorgen voor structuur en houvast in het leven. Specifiek voor Van de straat kunnen rituelen ook worden ingezet om zo de individuele deelnemers via een vast patroon daadwerkelijk te laten deelnemen aan de therapie, maar ook aan het groepsproces. Buiten deze dagelijkse rituelen, worden nog enkele rituelen gehouden. In aflevering vier vraagt Stuyf de deelnemers ritueel afscheid te nemen van hun “innerlijke terrorist” door het briefje waarop een vervelende eigenschap staat opgeschreven te verbranden. In de camera, gericht aan de kijker, legt Stuyf uit: “Mensen hechten waarden aan rituelen. Het is eerder een begin dan een oplossing. Dat je een streep kunt trekken, daarin kunnen rituelen heel belangrijk zijn.”
Op de eerste dag vraagt Stuyf de deelnemers een contract met regels te ondertekenen. Geen telefoons, geen internet, geen drugs en geen intiem contact. Alleen deelnemer Malika stemt direct in met het inleveren van haar mobiele telefoon, de anderen gaan in onderhandeling. Stuyf gaat akkoord met het inleveren van de simkaart, de telefoons mogen de deelnemers bij zich houden om muziek te kunnen luisteren. Aan de kijker, want gericht in de camera, legt Stuyf uit dat het ingaan op de eisen van de deelnemers een test is in verantwoordelijkheidsgevoel. “Zodat ze ervaren wat het is om met verantwoordelijkheid om te gaan. Ik verwacht dat ze dat niet kunnen. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Als ze zelf, als groep, tot dat inzicht komen, zien ze in dat ze een 85
probleem hebben.” De voice-over in het begin van aflevering drie bevestigt dit: “Ze hebben een totaal gebrek aan verantwoordelijkheid. Nu moet het roer definitief om.” Wanneer de regels worden overtreden, wordt de groepsdynamiek zichtbaar. De meerderheid van de groep keert zich tegen de regels. Zij die zich wel aan de regels houdt, Malika, wordt gezien als verrader, omdat ze de kant van de coach kiest (“Je wil alleen maar dat wij onze telefoons inleveren, omdat je zelf zo stom bent geweest dat te doen” Charel tegen Malika) en wordt zo uit de groep gesloten. Wanneer Malika in het busje onderweg naar het gezamenlijke project vraagt of de anderen de telefoons weg willen doen, wordt ze genegeerd. In de avondsessie ontstaat er confrontatie over het “telefoonvraagstuk” tussen Charel en Malika, waarop Malika uit het groepsgesprek wegloopt. Stuyf gaat haar achterna en samen bedenken ze een oplossing welke later aan de groep wordt voorgelegd. Daarmee kiest Stuyf een duidelijke kant (die partij die de regels aanvaard). Uiteindelijk gaat de groep gaat akkoord. Afsluitend vraagt de coach aan Malika en Charel om excuses aan elkaar te maken. Dat weigeren ze. Ook Malika weigert nu te luisteren naar de groepsleider. Later in beeld is te zien dat de meiden het met elkaar uitspreken, echter niet in aanwezigheid van Stuyf. Dat kan zijn dat ze het leiderschap van Stuyf nog niet accepteren en weerstand bieden.
Elke dag vinden twee groepsgesprekken plaats. Elk gesprek wordt gevoerd aan de hand van een thema over emoties. Zo worden in de groepsgesprekken de thema’s angst (afl 3), agressie (afl 4) en de vraag wat de deelnemers praktisch en emotioneel willen bereiken (afl 1) behandeld. In het eerste groepsgesprek moeten de deelnemers dat voor elkaar bedenken door zich in de ander te verplaatsen. In aflevering 3 interviewen de deelnemers in subgroepen elkaar over het thema angst. Deelnemer Joey vertelt deelnemer Rogier dat hij bang is voor afwijzingen. Deelnemer Malika adviseert haar mede-deelnemer Charel om op zoek te gaan naar haarzelf. Dan komt de groep bij elkaar om wat onderling is gezegd met psycholoog Stuyf te bespreken. De groepsgesprekken blijken de plek te zijn om de waarde van het uiten en delen van emoties te communiceren door coach Stuyf. Deze waarde wordt door de voice-over ondergeschreven naar de kijker toe.
Emoties tonen worden belangrijk geacht. In de groepsgesprekken en opdrachten stuurt hij daar dan ook naartoe. In de camera, gericht op de kijker, vertelt Stuyf in 86
aflevering drie over deelnemer Rogier. “Hij durft niet over zijn emoties te spreken.” en “Je ziet dat hij ontzettend hard vecht zijn emoties onder controle te houden. Je ziet dat hij letterlijk bijna stikt.” Later: “Het is een taaie strijd om bij zijn gevoelens en verdriet te komen.” Deze observaties worden door de voice-over benadrukt en legt tegelijkertijd een verband met de ademhalingsproblemen van Rogier. “Ook Rogier heeft een verleden van buitensporig geweld en agressie, maar als Kas daar naar vraagt, krijgt hij meteen weer ademhalingsproblemen.” En ook met betrekking tot deelnemer Bram vertelt de voice-over. “Bram heeft als enige geen brief geschreven, maar daar neemt Kas geen genoegen mee. Hij zal een brief moeten schrijven en zijn gevoelens onder ogen moeten zien. Alleen zo zou hij zijn verdriet kunnen verwerken.”
Het uiten van emoties is belangrijk om je mentaal sterk te voelen, zo lijkt de boodschap te zijn. Deze wordt zowel gecommuniceerd door Stuyf naar de deelnemers en de kijker als de voice-over naar alleen de kijker toe. In aflevering drie bij het voorlezen van de excuusbrief, zegt de voice-over over deelnemer Joey : “Joey is als eerste aan de beurt. Tot nu toe heeft hij nog weinig emotie getoond.” Achteraf deelt de coach zijn observatie met de kijker: “Wat echt knap was dat Joey brak, dat hij emoties durfde te laten zien. Ik denk niet dat wij ons kunnen voorstellen hoe heftig dat voor hem was, dat hij dit heeft gedaan. Het is bewonderingswaardig.” Nadat Malika haar brief aan haar pleegouders heeft voorgelezen, legt Stuyf zijn hand op haar schouders. Dan brengen ook de deelnemers zelf hun sympathie uit voor hun mede groepsleden wanneer zij emoties tonen. Joey reageert in aflevering vier in de camera: “Je kon zien dat ze heel erg oprecht was.” De voice-over over Rogier: “Rogier heeft tot nu toe steeds zijn gevoelens onderdrukt, maar nu is er geen ontkomen meer aan.” Nadat Rogier zijn brief heeft voorgelezen, reageert Joey in de camera: “Het is mooi om te zien dat hij eindelijk eens zijn gevoelens toonde.”
Ook worden de groepsgesprekken gebruikt om deelnemers tot verantwoording te roepen voor gedrag dat ze daarvoor hebben vertoond. Zo wordt Malika in aflevering vier aangesproken op haar respectloze gedrag naar de andere groepsleden en Stuyf toe wanneer ze niet deelneemt aan de ochtendgym. Ze wordt er op gewezen dat ze in haar gedrag geen rekening houdt met de andere groepsleden, die verder wel aanwezig zijn. 87
In de (groeps)opdrachten wordt de verantwoordelijkheid naar anderen toe benadrukt, in dit geval de groep. Eveneens wordt via deze opdrachten wederom het belang gecommuniceerd van het uiten van emoties naar elkaar toe. De groepsopdrachten zijn gekoppeld aan het thema van het groepsgesprek dat daarvoor plaatsvond of daarna zal plaatsvinden. Na het groepsgesprek over angst in aflevering drie, krijgt de groep de opdracht met tweetallen op een parcours een quad te berijden. De bestuurder is geblinddoekt en moet zodoende vertrouwen op de aanwijzingen van de bijrijder.
Aan deze opdracht weigert deelnemer Charel mee te doen. Ze zit op de grond, huilt. Stuyf knielt naast haar en zet de groep als middel in om haar over te halen. “Wil je het niet proberen? Anderen vonden het leuk, er is veel gelachen toch?” (...) “Het is toch ook leuk? Iedereen die het heeft gedaan, heeft enorm gelachen. Toch jongens?” (...) “Jongens, wat vinden jullie?” Hij vraagt de groep niet alleen wat hun ervaring is met de opdracht, hij spreekt de overige deelnemers ook aan als groep. Door de deelnemers als groep aan te spreken, tracht hij Charel die zich dan buiten het groepsproces houdt weer in te sluiten. Charel staat op. Stuyf: “Oké, dat is de spirit. Hadsikidee!”. Dan volgt een shot van Charel op de quad. De groep wordt op zo’n moment door de coach ingezet om de verantwoordelijkheid van een individu naar de groep bloot te leggen. Dit idee van verantwoordelijkheid wordt in de loop van de afleveringen overgenomen door de deelnemers. In hun denken en handelen neemt dan ook de groep (de ander) een plek in. De druk en de verwachtingen van de groep naar het individu worden groter. Waar eerder diegene die zich aan de regels hield, uit de groep werd gesloten, voelt nu de meerderheid zich in de steek gelaten wanneer een deelnemer (Malika) niet participeert. In de vierde aflevering is te zien dat deelnemer Malika zich niet bij de sportactiviteit voegt. Charel geeft commentaar, gericht op de kijker. “Dat ze dan niet doorzet. We doen dit met zijn allen. We zijn allemaal moe, gesloopt.” (...) “Het deed me veel dat ze er niet bij was.”
Deelnemer Bram geeft ook commentaar: “We doen dit in teamverband, maar ook om aan jezelf te werken. Als je op het teamverband terugkomt, dan laat je de anderen zomaar stikken.” Niet deelnemen aan de activiteiten wordt dan niet meer beschouwd als weerstand bieden, maar een gebrek aan verantwoordelijkheid naar de groep en de persoon zelf. 88
Naast de opdrachten, dient de groep aan een gezamenlijk project te werken: het bouwen van schuur voor opleidingsinstituut hulphonden voor lichamelijk beperkten. Dit gezamenlijke project is een strategie; het stuurt de deelnemers naar een besef van wederzijdse afhankelijkheid om iets te kunnen doen slagen en het dient om het groepsproces te stimuleren. In de eerste aflevering blijven de twee deelnemers Joey en Malika achter in tempo. Door hun minimale bijdrage aan het groepswerk, vallen zij buiten de groep. In de derde aflevering luidt de voice-over het groepswerk in met “Er bloeien vriendschappen op.” Joey en Malika zijn in beeld gebracht. Joey richting de kijker: “We snappen elkaar. Onze problemen zijn niet hetzelfde, maar toch kunnen we elkaar advies geven, met elkaar praten en elkaar aanvullen.” Hier vindt ook een deel van de translatie plaats: er vindt een wederzijdse acceptatie plaats. De deelnemers zien vanuit hun verschillen de waarde van de ander die daarin een rol kan vervullen, bijvoorbeeld de rol van gesprekspartner of adviseur zoals in het geval van Malika en Joey.
morele waarde Welke morele waarden zijn nu essentieel om het netwerk te creëren, welke zijn bekeken vanuit Van de Straat nodig om samen te leven? De belangrijkste waarden die via de opdrachten, regels, rituelen en gesprekken (de strategieën) worden gecommuniceerd, zijn hierboven al voor een groot deel genoemd. Het gaat dan om verantwoordelijkheid (naar jezelf en de groep), respect, wederzijdse afhankelijkheid en kwetsbaarheid (emoties) durven tonen en delen. Een waarde die echter nog niet aan bod is gekomen, maar zeker het bespreken waard is, is spijtbetuiging. Meerdere keren wordt door zowel coach Stuyf als de voice-over via opdrachten en gesprekken de nadruk gelegd op deze waarde.
In de eerst aflevering vraagt Stuyf na een voorval tussen Malika en Charel om excuses aan elkaar te maken. Dat weigeren ze. Later in beeld is te zien dat de meiden het met elkaar uitspreken, echter niet in aanwezigheid van Stuyf. Dat kan zijn dat ze het leiderschap van Stuyf nog niet accepteren en weerstand bieden. Later verandert dat. In aflevering drie vertelt deelnemer Malika dat ze op straat iemand in elkaar heeft geslagen. Na haar bekentenis vraagt Stuyf of ze spijt heeft van wat ze heeft gedaan. Malika zegt dat ze daar spijt van heeft. “En verdriet”. Kas legt daarop zijn hand op haar schouder. Met deze lichamelijke toenadering uit Stuyf zijn waardering voor 89
Malika’s spijtbetuiging en het uiten van emoties. In een één op één gesprek met Malika wordt haar nogmaals naar spijt gevraagd. Het gaat dan over haar tijd in het pleeggezin. Ze vertelt: “ Het was een fijne plek, goede mensen en toch heb ik ze pijn gedaan. Vijftien jaar toen ben ik uit huis geplaatst, op straat heb ik rondgezworven.” Dan stuurt Stuyf het gesprek naar het hebben van spijt. “Wat vind je er nu van, hoe je hen hebt behandeld. Want het spijt je wel als ik je zo zie? Wat vind je van hen?” (...) “Wat betekenen ze voor jou?” Malika daarop: “Ik heb hun leven kapotgemaakt.” Stuyf: “Zou het niet veel makkelijker zijn wanneer je op ze afstapt en zegt ‘lieve papa en mama het spijt me, willen jullie me vergeten?’ Maar dat durf je niet te vragen he? Want je vindt het te erg wat je hebt gedaan?”
Ook in aflevering drie krijgt de groep de opdracht een excuusbrief te schrijven aan iemand waar ze spijt aan willen betuigen. Wederom wordt het belang van spijtbetuiging benadrukt, tegelijkertijd wordt waardering getoond voor het uiten van emotie. Niet alleen nu door de voice-over en coach Stuyf, maar ook door de deelnemers zelf. De brieven worden in het daaropvolgende groepsgesprek aan elkaar voorgelegen. Spijtbetuiging is het durven tonen van fouten en een uitdrukking geven aan je falen, de kwetsbare kant. Daarnaast bezit spijtbetuiging ook een bereidheid tot een herstel van de relatie na een conflict en geeft daarmee uitdrukking aan de notie van een afhankelijkheidsrelatie.
rol presentator Kas Stuyf heeft in het programma een dubbele rol. Hij is de coach/psycholoog van de deelnemers, maar heeft voor de kijker eveneens de rol van presentator. Stuyf is in het netwerk van deelnemers aan de tiendaagse coaching de opdrachtgever, de gespreksleider, het luisterend oor en de adviseur in moraal. Deze rollen vervult hij vanuit de titel psycholoog. Toch levert die titel niet direct gezag op binnen de groep, maar werkt hij aan zijn machtspositie om tot translatie te komen via de kennis die hij opdoet. In zijn observaties doet Stuyf meer kennis op over de deelnemers dan op dat moment de deelnemers over zichzelf hebben. Die kennis zet de coach in bij de opdrachten en deelt hij met de kijkers thuis door zich op de camera te richten in de zogenaamde commentaarblokken. Zo laat Stuyf blijken dat hij meer weet over de deelnemers dan zijzelf. Dat zijn de momenten dat de coach het gedrag en de houding van de deelnemers inzichtelijk maakt, maar zich tegelijkertijd als presentator van het 90
programma opstelt. Het zijn de momenten waar de kijker direct wordt aangesproken. Aan de kijker, want gericht in de camera, legt Stuyf uit dat het ingaan op de eisen van de deelnemers een test is in verantwoordelijkheidsgevoel. “Zodat ze ervaren wat het is om met verantwoordelijkheid om te gaan. Ik verwacht dat ze dat niet kunnen. Ik weet het eigenlijk wel zeker. Als ze zelf, als groep, tot dat inzicht komen, zien ze in dat ze een probleem hebben.” Met behulp van strategieën weet hij de deelnemers in overeenstemming te brengen met zijn waarheid: zijn idee van goed leven, dat is mentaal weerbaar zijn en verantwoordelijkheidsgevoel hebben naar jezelf en anderen. Via de bovengenoemde strategieën geeft hij ook waarden aan deze manier van leven aan: eerlijkheid, spijt betuigen, emoties delen.
televisietekst In de televisietekst zijn twee elementen als belangrijk aan te merken: de aanwezigheid en betekenis van de camera, en de voice-over. De camera in Van de Straat registreert niet alleen, maar is ook het communicatiekanaal naar de kijker toe. Zowel Kast Stuyf als de deelnemers spreken op bepaalde momenten rechtstreeks in de camera. Daarmee wordt de geslotenheid van het netwerk doorbroken en wordt de kijker bij het netwerk in beeld betrokken. Dit gebeurt in zogenaamde commentaarblokken, momenten waarop de deelnemers en coach Stuyf hun ervaringen delen met de kijker. Het zijn ervaringen die niet worden gedeeld met de andere groepsleden. Daarnaast deelt de coach ook zijn observaties van de deelnemers met de kijker alvorens deze met de deelnemers zelf te delen. In aflevering vier Charel geeft achteraf commentaar in de camera op de quad opdracht: “ Toen ik aan het rijden was, vond ik het toch wel leuk. Stiekem.” En Stuif in aflevering drie over diezelfde opdracht, maar dan met betrekking tot deelnemer Rogier: “Rogier komt bijna niet vooruit met de quad, want hij wil het zo goed doen, dat hij bang is dat hij een fout maakt. In het echte leven is dat ook zo. Hij vindt het zo belangrijk dat hij de juiste keuzes maakt, dat hij stil blijft staan.” In aflevering vier deelt Charel haar indruk van Rogier met de camera, nadat Rogier voor het eerst sinds de therapiesessies zijn emoties toonde: “Het was de eerste keer dat ik hem zo zag. Ik schrok ervan, hij is dus niet alleen maar mister cool.”
De voice-over in Van de Straat slaat een brug tussen het netwerk en de kijker. Daarnaast duidt en beoordeelt hij (de voice-over is een mannelijke stem) de vijf jongeren en de situaties voor de televisiekijker. In de eerste aflevering introduceert hij 91
de deelnemers als volgt: “ Ze maken een zootje van hun leven. Drugs, agressie... Het roer moet om. Onder leiding van Kas Stuyf en zijn team gaan ze tien dagen aan de slag om aan hun problemen te werken.” In aflevering vier maakt de voice-over voor de kijker duidelijk dat het gedrag van Malika ongeoorloofd is. Vlak daarvoor is dan te zien dat Malika niet aan de groepsactiviteit deelneemt. “Malika komt niet zomaar weg met haar ongemotiveerde houding. In het ochtendgesprek krijgt ze de wind van voren van Kas.”
mise-en-scène Van de Straat vindt plaats op een boerderij in het oosten van Nederland. Deze boerderij en diens omgeving zijn de belangrijkste settings van het programma, alleen voor de groepsopdracht reizen de deelnemers af naar een verderop gelegen setting; het grondgebied van de stichting waar ze dan voor werken. De groepsgesprekken worden gehouden in een halve kring in de woonkamer. Groepsopdrachten worden zowel binnen als buiten gehouden. Buiten is dan specifiek een akker, uitgestrekt landschap. De één op één gesprekken tussen Stuyf en een deelnemer worden gehouden op fauteuils in de hoek van de woonkamer. De mis-en-scene beperkt zich zodoende tot een kleine, overzichtelijke leefomgeving, een omgeving waar de deelnemers aan elkaar zijn overgeleverd.
Ik kan zo stellen dat translatie in Van de Straat staat voor een gezamenlijk idee van groepsbesef met ruimte voor een eigen identiteit. Om hierover tot overeenstemming te komen, is in het programma in de eerste plaats voor een landhuis als decor gekozen die als gezamenlijke, gedeelde ruimte dient voor de deelnemende personen. Gedurende de periode dat de deelnemers zich in dit huis begeven, stuurt presentator/psycholoog Stuyf aan op participatie. Hij zet aan tot translatie en gebruikt daarvoor verschillende actoren waaronder regels, een contract en opdrachten. In Van de Straat wordt de translatie vooral uitgebeeld als een strijd tussen persoonlijke waarden, waarin psycholoog Stuyf bemiddelt en aanstuurt naar een notie van gezamenlijkheid. Ook hier is een term van Foucault van toepassing: de macht van het weten en specifieker: de macht van het psychiatrisch weten. Stuyfs voorsprong in kennis ten opzichte van de andere deelnemers deelt hij via de camera met de kijker. De psycholoog is door zijn kennis van de psychologie (van individuele en groepsprocessen) meer bij machte om de actoren te sturen en bepaalde actoren met 92
elkaar in interactie te laten gaan. Hij bezit de macht om voorwaarden op te stellen waar deelnemers aan moeten voldoen om in de groep te worden in gesloten. Deze voorwaarden zijn plichtsbesef, verantwoordelijkheid, eerlijkheid en kwetsbaarheid.
93
4. Analyse Diva’s Draaien Door (RTL4) In Diva’s Draaien Door schieten de drie diva’s Patricia Paaij, Tatjana Simic en Patty Brad middenstanders te hulp die met tegenslagen kampen, of zich met hart en ziel inzetten voor de zaak en daardoor zichzelf vaak wegcijferen. De diva’s bieden deze mensen hun volgens de dames welverdiende rust door ze enkele dagen erop uit te sturen. De vrouwen nemen de organisatie of het bedrijf voor die dagen over en zetten in die tijd een project op. In het najaar van 2011 zond RTL4 acht afleveringen uit van Diva’s Draaien Door, drie daarvan zijn door mij bestudeerd: aflevering 1 uitgezonden op donderdag 1 september, aflevering 4 uitgezonden op 22 september 2011 en aflevering 7 uitgezonden op donderdag 13 oktober.
verhouding individu- de ander In tegenstelling tot wat de programmaopzet van Diva’s Draaien Door doet vermoeden, nemen de zogenaamde diva’s in hun periode van aanwezigheid op de werkvloer niet de gehele organisatie over. Elke aflevering van Diva’s Draaien Door draait om een project; het opknappen van een opvanghuis of clubhuis, het maken van een magazine en de opnames van een lied. Toch is van een take-over programma (een tijdelijke gehele overname van een bedrijf of huishouden zoals in programma’s als John Beerens Salon Takeover, Home Takeovers) geen sprake. Daarvoor zijn de presentatoren te veel afhankelijk van de rol en de deelname van de andere groep betrokken mensen die de actie mede helpen slagen. In dit hulpprogramma komen twee netwerken bij elkaar, die van de presentatrices en van die van de betreffende organisatie/bedrijf. Om het project te doen slagen, zijn de presentatrices en de organisatie/bedrijf beide afhankelijk van hun eigen netwerk en van elkaar. In Diva’s Draaien Door betekent dit dat de in waarden en overtuigingen verschillende leefwerelden (netwerken) een manier dienen te vinden waarop de twee elkaar versterken. De rol van de drie presentatrices is hierin duidelijk dominanter. Zij brengen bepaalde waarden vanuit hun eigen netwerk over naar de betrokken personen van de organisatie of het bedrijf, vaak onderschreven door een voice-over tekst.
Welk voorstel wordt in het programma gedaan in relatie tot de vraag hoe we samen dienen te leven en welke gemeenschappelijke waarden zijn hiervoor noodzakelijk? 94
Ten eerste plaatst dwingt het format het individu zich te verhouden tot zijn netwerk. Deze opzet duidt een afhankelijkheidsrelatie aan. De personen (in de bestudeerde aflevering gaat het steeds om twee personen die erop uit worden gestuurd, twee collega’s, twee partners) die een middenstandsbedrijf/organisatie runnen worden in een netwerk geplaatst, afwisselend door de voice-over van het programma of door uitspraken van de presentatrices. De voice-over in aflevering 1: “Er werken maar weinig vrijwilligers, een terugkerend klusje is het uitwassen van poeplappen van de vogels.” De voice-over in aflevering 4: “Er is geen tijd voor vakantie en geld voor personeel is er niet. Ze zijn afhankelijk van de steun van vrijwilligers.” Ingrid, medeeigenaar van een door brand getroffen golfclub in Dongen tegen de diva’s: “We putten energie uit mensen die hier staan. Het zijn allemaal zulke schatjes, ze hebben ons zo geholpen. iedereen heeft zo hard meegewerkt. Dat maakt ons ook weer zo sterk. Oké, je staat met niets, maar je krijgt zoveel terug.” (aflevering 4) Patty Brad in aflevering 4: “We zijn hier niet voor niets. We kunnen jullie geen weken geven, maar wel een paar dagen. En dat allemaal met de steun van jullie goede vrienden.” Het netwerk van de eigenaren bestaat uit vrijwilligers, familie en vrienden. Zij helpen bij het opknappen van het pand of het uitvoeren van een opdracht zoals in aflevering 7 (maken van tijdschrift en lied).
Ook de presentatrices worden door het format geplaatst in een netwerk. Daar wordt niet zozeer in dialogen de aandacht op gevestigd, dit netwerk wordt zichtbaar gemaakt met de camerabeelden wanneer zij werken aan de het project. In aflevering 1 is het plan gevat het opvanghuis voor dieren op te knappen door ‘de troep’ op te ruimen, nieuwe hokken te plaatsen en een grondige schoonmaak. In aflevering 3 wordt het noodgebouw van een golfclub opgeknapt en in aflevering 7 werken de presentatrices samen met schoolverlaters uit Rotterdam aan een magazine en de opnames van een lied. De presentatrices zijn in de uitvoering van deze plannen afhankelijk van hun eigen netwerk dat bestaat uit bevriende bekende Nederlanders, vrienden en kennissen. Dit netwerk moeten ook zij inzetten om de actie te doen slagen. De waarde van het netwerk en de relatie (afhankelijkheid) van een individu met zijn netwerk wordt zo in beeld gebracht. Zanger Frans Duijts, bekende van Patty Brard, heeft een sloopbedrijf, en wordt om die rol ingezet. Patricia Paaij vraagt een bevriende kunstenaar een welkomsbord te maken, Tatjana Simic doet een beroep op een vriend die bij een interieurbedrijf werkt en ook zet zij haar partner in voor klussen. De twee 95
verschillende netwerken ontmoeten elkaar in de gezamenlijke acties. Gedurende de afleveringen wordt regelmatig op deze samenwerking gewezen door de voice-over. Bijvoorbeeld in aflevering 4: “Samen met de vaste vrijwilligers gaan de diva’s in overleg voor een plan van aanpak.”
Diva’s Draaien Door is zodoende ook een ontmoeting tussen twee leefwerelden en de verschillende perspectieven op wat leven is. In deze ontmoeting richt de camera en de voice-over de meeste aandacht op de verschillen. Onderweg in een Range Rover (waarop wordt ingezoomd) naar de plaats van bestemming bekijken de presentatrices op een laptop een dvd. Deze geeft een introductie van de plek en de mensen waar zij naartoe reizen. Ook de kijker krijgt deze dvd te zien. Beelden hiervan worden voor de kijker onderbroken voor een reactie op beeld van de presentatrices op dat wat is getoond of gezegd. In aflevering 1 luidt de voice-over tekst: “Vandaag gaan de diva’s naar het piepkleine gehucht Eck en Wiel. In de vogelopvang De Regenboog wordt Marjolijn dagelijks overspoeld door uit het nest gevallen vogels en andere zielige dieren. Ze steekt al haar tijd in de opvang en werkt tot diep in de nacht.” Daarop reageren de diva’s in beeld: “O nee, hokken schoonmaken.” Bij het zien va beelden van de dieren en uitwerpselen, wordt voor de kijker de reactie getoond van de presentatrices. “Oh bah”, waarbij ze de handen voor de mond houden en wegkijken. De presentatrices komen in alle drie de afleveringen op de bestemming aan in korte jurken, hoge hakken en ruim in de make-up. Een close-up is te zien van een hak in de modder (aflevering 4). Na aankomst in aflevering 1 gaan de presentatrices met het netwerk van de eigenaren aan de slag. De voice-over dan: “Patricia mag zich omkleden in de stoffige slaapkamer.” gevolgd door een close-up van plukken stof. Patricia Paay: “Het geeft niet, ik doe het wel, maar dit vind ik ongelooflijk, dat je kunt slapen met stof.” De zogenaamde diva’s representeren in uiterlijk en in waarden vrouwen die zeer zijn gesteld op het uiterlijk, ontspanning en hygiëne en waarde hechten aan materiele zaken. Ook het andere netwerk bekijkt vanuit diens perspectief naar de ontmoeting. Een vrijwilliger van de opvang in aflevering 1 over de komst van de presentatrices: “Ik zie ze hier nog niet zo snel rondlopen. Ik denk wel dat ze het eng vinden. Ik hoop wel dat ze er keihard voor gaan om ons hier te helpen”
In deze ontmoeting blijft het echter niet bij het aanduiden van de verschillen. Na de eerste dag dragen de presentatrices spijkerbroeken, platte schoenen en minder make96
up. Ze dragen daarbij, wanneer het werk dat vraagt, vaak een overall of handschoenen. Door kennisoverdracht over de situatie ontstaat begrip voor de leefwereld en waarden van de eigenaren of betrokkenen. Dit wordt door de camera in beeld gebracht door gesprekken tussen de twee leefwerelden in beeld te brengen. In aflevering 1 spreekt Patricia Paaij met de dochter van de eigenaar van de opvang. Hester vertelt: “Mam doet alles voor mens en dier. Naast de opvang werkt ze ook voor kinderen in Bangladesh en draait ze nachtdiensten voor mensen met een terminale ziekte.” Paaij reageert: “Ze is een engel.” (...) “Nu begrijp ik ook de stoflagen in haar slaapkamer. Zij concentreert zich zo op andere dingen. Het helpen van dieren, mensen, ze staat iedereen bij. Het is gewoon een engeltje, ik ben blij dat we hier zijn.” De presentatrices zoeken toenadering en tonen begrip voor de andere leefwereld nadat uitwisseling van kennis heeft plaatsgevonden.
(morele) waarden Zoals hierboven reeds opgemerkt, vindt er in elke aflevering in de ontmoeting van twee leefwerelden een wrijving van waarden plaats. Deze waarden worden over en weer naar elkaar uitgesproken. Echter, in alle drie de afleveringen stellen de presentatrices zich dominanter op in het overbrengen van (voor)waarden voor een goed leven en de relatie met de ander. Zij bezitten in het netwerk meer translatie dan de andere deelnemers in de overdracht van waarden. De belangrijkste waarde die door de presentatrices wordt aangehangen is inzet (en daarmee in zekere zin ook verantwoordelijkheid). In aflevering 1 zegt Paaij naar de eigenaren van het opvanghuis: “We gaan er alles aan doen, echt waar.” Simic in de camera in aflevering 4: “Wat ik mooi vond om te zien, de jongste vrijwilligers hebben zo hard gewerkt. Dan breekt je hart.” Brard voegt daaraan toe: “Daar mogen Amsterdamse kinderen een voorbeeld aan nemen. Ze staan te timmeren, ze doen alles.” In aflevering 7 heeft Paaij een gesprek met één van de leerlingen van de Wijkschool. Op de vraag wat zij wil worden, antwoord ze: rijk.
Paaij: “Hoe ga je dat worden?” leerling: “Ik weet niet, hoe heeft u dat voor elkaar gekregen?” Paaij: “Ik ben niet rijk. Dat denken veel mensen, maar dat is niet zo. Ik ben een tijdje rijk geweest, maar ik kan je vertellen dat was niet mijn gelukkigste periode. Waar ben je goed in? Je moet beginnen met iets te willen. Denk niet dat je door ronddwarrelen er komt. Je moet 97
dingen afdwingen, focus.”
In dezelfde aflevering spreekt Brard enkele leerlingen toe. “Werken is ook je droom achterna gaan. Niet beginnen met werken bah. (...) regel één is durf te zeggen wat je graag wil en ga er dan achteraan. En denk nooit dat het onbereikbaar is, want dat is het niet.” En: “Je zult wel vaker dingen moeten doen in je leven tegen je zin in.”
In het programma leveren de presentatrices niet alleen commentaar op de situatie of de andere leefwereld, maar ook op elkaar. Daaruit spreekt eveneens de waarde inzet/verantwoordelijkheid naar anderen. In aflevering 1 zegt Patty Brard over Patricia Paaij: “Altijd die Patricia met tututut en tututu (maakt beweging van make-up opdoen), maar als het puntje bij paaltje komt, trekt ze een overall aan, handschoenen en pakt dooie muizen vast, geeft ze kuikens te vreten aan een ooievaar. Ze doet het maar gewoon.” En andersom: “Patty trekt veel naar zich toe, dat weten we nu wel. Maar ze regelt het wel heel goed.” Tatjana over Patty Brard: “Ze kan goed praten, het goed verwoorden.” Deze uitspraken worden echter rechtstreeks in de camera uitgesproken en niet met de andere deelnemers gedeeld. Op andere momenten worden wel rechtstreeks waarden naar elkaar overgebracht of door de voice-over ingebracht. In aflevering 7 Simic naar Brard: “Vandaag moet je wel een beetje beschaafd zijn Pat, er zijn kinderen bij.” De voice-over in aflevering 1 over Brard: “Patty wil zo snel mogelijk aan tafel zitten voor een plan van aanpak. Ze ergert zich groen en geel aan het getreuzel van de andere diva’s.” Brard over Simic: “Die heeft ook nog geen spons aangeraakt.” In aflevering 4 komt het tot een conflict tussen Simic en Brard. Ook dit conflict is ontstaan door een verschil in opvattingen over samenwerken en verantwoordelijkheidsgevoel naar het project toe. Brard: “Maar het moet wel zo zijn dat we altijd met de neus in dezelfde goede richting staan. Het maakt niet uit wie wat gebeld heeft, we doen allemaal ons best.” (...) “Ik heb het gevoel dat het een wedstrijd wordt wie het meeste regelt, daar heb ik geen zin in.” Simic reageert hierop: “Overal is er commentaar op.” Waarna Brard na een omhelzing uitlegt: “wat het is, als de stress groter wordt dan kan ik er niet goed tegen. (...) “Als het in overleg gaat, gaat alles goed. We vechten voor hetzelfde goal.”
Daarnaast brengen de presentatrices het belang van structuur in het leven over. Zo zegt Patty Brard in aflevering 1: “De essentie vinden wij dat je onderscheid moet 98
maken, structuur brengen tussen je huis en je goede hart.” Patricia Paaij voegt daaraan toe: “Je moet het nu gaan scheiden.” Tot deze structuur behoort volgens hen een balans tussen werk en ontspanning, ofwel: een balans tussen zorg voor jezelf en de ander. Patricia Paaij in aflevering 1: “Het is een aparte familie. Een man die zich volkomen wegcijfert, zij die alleen maar bezig is met andere mensen, beestenopvang en alles. Dan heb je een aantal kinderen die volledig in hun eigen ding zitten. De een is arts, de ander sport. Frappant, maar ik denk ook dat komt omdat er geen huiselijkheid is. Maar jongens, je bent er ook nog eens met elkaar.” In aflevering 7 zegt Tatjana Simic naar coach Zoe: “Je doet altijd je ding. Maar ook moet je soms durven los te laten. Dat de wereld door draait als je er even niet bent. Lijk het je niet heerlijk, even weg. Knop op nul. Je denkt dat alles instort als je weggaat?” De voiceover onderschrijft regelmatig deze notie van leven en doet zo in translatie met andere deelnemers die van de diva’s sterker doen overkomen. In aflevering 7: “Zoe en Roy zijn dag en nacht betrokken. Het is hoog nodig dat zij er eens tussenuit gaan.” Op abstracter niveau heeft deze waarde aan balans tussen werk en ontspanning raakvlakken met het verschil tussen de beide leefwerelden: de presentatrices worden geportretteerd in een luxe omgeving in Amsterdam-Zuid, een Range Rover en luxe hotels waar ze na een dag werken aan het project uitrusten tegenover de leefwereld van de werkende middenklassers die draait om de hulp aan anderen (dieren, kinderen, eigen bedrijf).
rol presentator De presentatrices zijn in drie verschillende rollen betrokken bij het project (de actie, opdracht, schoonmaak, runnen van een bedrijf): als presentator, bekende Nederlander en als persoon. Als presentator leiden zij het programma en brengen de diva’s structuur aan. Ze zijn het gezicht van Diva’s Draaien Door en leiden de projecten. In elke aflevering maken de presentatrices een plan van aanpak, maken een inventarisering, brengen de situatie in kaart en verdelen de taken. Vaak worden de taken in tweetallen (van elk netwerk één). Brard in aflevering 1: “Kunnen jullie dat met Tatjana doen?” Later zit diezelfde Tatjana in een graafmachine samen met vrijwilliger Jan.
De rol van bekende Nederlander spelen zij in contact met onbekende derden, zoals in contact met bedrijven en klussende mannen. In beeld wordt getoond dat Tatjana Simic 99
met twee bouwvakkers op de foto gaat (aflevering 4), Patty Brard belt naar een schoonmaakbedrijf in aflevering 1: “Hallo je spreekt met Patty Brard, nu ben je zeker heel erg blij.” Ook de voice-over benadert de presentatrices in hun rol als bekende Nederlanders. In aflevering 4: “Tatjana is al jaren gespecialiseerd in het overhalen van buurmannen.” Deze tekst bevat een verwijzing naar de rol van Simic in de film Flodder waarmee zij doorbrak.
Met de rol van persoon doel ik op de persoonlijke betrokkenheid bij het project en de aanwezigheid en rol van hun persoonlijke achtergrond in het netwerk. Het slagen van het project is mede afhankelijk van de kracht en medewerking van hun eigen netwerk, zoals ik reeds hierboven hebben uitgelegd. Maar ook worden hun eigen leefwereld en persoonlijke inzet; hun achtergrond, eigenschappen en karakter in het programma betrokken. Wie zijn zij? En is het belangrijk om te weten wie ze zijn? De voice-over tekst verondersteld bij de kijker kennis van de presentatrices. In aflevering 2: “De diva’s hebben in hun turbulente leven heel veel ervaring opgedaan. En die zetten ze nu in om andere mensen te kunnen helpen.” Wie iets van de achtergrond van ze weet, vat deze tekst mogelijk op als verwijzing naar het faillissement van Brard, de drie scheidingen van Paaij en de emigratie van Simic op jonge leeftijd vanuit het toen communistische Kroatie naar Nederland. In de auto onderweg naar de Wijkschool in Rotterdam vertelt Simic: “Ik wou dat ik vroeger op school zelf een luisterend oor had gehad. Ik moest werkelijk alles verbergen wat er thuis gebeurde. In het communistische systeem toen had je niet zoiets als dit.” (...) Mijn vader was aan de drank. En ook verschrikkelijk jaloers, naar vrouw en kinderen. Vanaf mijn elfde mocht ik niet meer buitenspelen.” (aflevering 7)
mise-en-scène Het programma speelt zich af in Amsterdam-Zuid en op locatie alwaar het bedrijf of de organisatie zich bevindt waar de presentatrices hulp bieden. Daarnaast worden scenes opgenomen in de Range Rover, het hotel waar de presentatrices overnachten en het hotel van de hardwerkende mensen die een paar dagen erop uit zijn gestuurd. De decors ondersteunen zo de verschillen in leefwerelden die elkaar treffen en die samen een project moeten volbrengen. Of anders gezegd: het project wordt gesitueerd in de persoonlijke omgevingen van beide netwerken, waardoor vanuit deze persoonlijke leefwerelden een connectie met het gezamenlijke project tot stand komt. 100
televisietekst De leader ademt een James Bond achtige sfeer. De programmatitel is geschreven in diamanten (luxe), de presentatrices houden verschillende objecten vast alsof het wapens zijn: bezem, strijkbout, schoonmaakmiddel, EHBO koffer, theepot. De volgende interpretatie kan zijn: de presentatrices komen vanuit hun luxe leven in actie voor schoonmaak, een klus (herstel) en ontspanning.
De voice-over heeft als functie in het programma het duiden en beoordelen van de situatie en de ontwikkeling en heeft zo een belangrijke rol in translatie. Hij geeft richting aan hoe de interactie tussen beide leefwerelden is te interpreteren en hij geeft richting in hoe het gedrag en de leefsituatie van de deelnemers is te beoordelen. Bijvoorbeeld in aflevering 4 duidt de voice-over de situatie van de eigenaren van de golfclub: “Nu zitten ze in een veel te klein gammel noodgebouw. Als het regent moeten de meeste leden buiten staan. Het ziet er niet uit en het heeft absoluut niet de luxe die de leden verwachten. Zij zijn nu overgestapt naar een andere golfclub. Bij Vossehol komt veel te weinig geld binnen om de boel draaiende te houden. Marcel en Ingrid werken dag en nacht en zitten er helemaal doorheen.” In aflevering 1 duidt de voice-over de situatie van de presentatrices aan alvorens zij naar de bestemming reizen: “Vlak voor vertrek in het sjieke Amsterdam Zuid is er iets vreselijks aan de hand. Patricia heeft haar nagel gebroken.” De voice-over geeft daarmee ook een indruk van het leven van de presentatrices, zoals ik deze hierboven reeds heb beschreven. In enkele situaties bevestigt de voice-over de observaties van de presentatrices en geeft zo eveneens een oordeel over de situatie. De voice-over is hiermee de actor die uitspraken van de diva’s dominant maakt. In aflevering 1: “Wat begon met de opvang van konijntjes en vogeltjes, liep volledig uit de hand. Het is er een troep en vies.”
Ik kan zo stellen dat in Diva’s Draaien Door wordt gestreefd naar een netwerk waarin translatie een overeenkomst wordt bereikt over de betekenis van onderlinge relaties tussen individuen en leefwerelden. Het netwerk dat door het format en de enscenering wordt gekaderd is een netwerk waar de gebruikelijke hiërarchie in klassen is omgekeerd. De rijkere bevolkingslaag daalt naar beneden naar de lagere middenklasse om te worden ontnuchterd. Translatie ontstaat in het netwerk in de ontmoeting tussen 101
de verschillende klassen waar door cameravoering de aandacht wordt gericht op verschillen tussen de deelnemers. De deelnemers worden geconfronteerd met waarden van de andere actoren. Tegelijkertijd wordt het individu door het format afhankelijk gemaakt van zijn netwerk. Alleen met hulp van anderen kunnen deelnemers hun leefomstandigheden verbeteren. In translatie hebben de drie presentatrices een dominante rol. Zij sturen andere deelnemers aan op structuur, inzet en verantwoordelijkheid. Dat gebeurt anders dan in de andere bestudeerde programma’s door een persoonlijke betrokkenheid en participatie in het netwerk. De presentatrices nemen actief deel aan het netwerk. In interactie met actoren zoals regels, cameravoering en de voice-over sturen zij de deelnemers naar overeenstemming over wat samen leven inhoudt. De betekenis van gemeenschapszin in dit netwerk laat zich omschrijven als wederzijdse acceptatie en afhankelijkheid en een gezamenlijke inzet voor een groter iets dat het belang van het individu ontstijgt.
102
5. Analyse Bonje met de Buren (RTL4) In Bonje met de Buren trekken de RTL4 presentatoren John Williams en Natasja Froger erop uit om burenruzies in het land op te lossen. Burenruzies zijn volgens het programma veel voorkomende conflicten tussen mensen. De voice-over leidt elke aflevering in met de volgende tekst:
‘In elke straat is er wel één, een burenruzie. En in sommige gevallen is de situatie volledig geëscaleerd. Natasja Froger en John Williams bekijken de standpunten en nemen het elk op voor één van de buren en proberen hen samen weer door één deur te laten gaan. Samen met de buren wordt er gezocht naar een oplossing, maar daar moeten ze wel voor openstaan.’
In het najaar van 2011 gingen zes van de zeven afleveringen over geluidsoverlast, volgens het programma de nummer één van de burenruzies. De andere conflictsituatie die dat seizoen werd behandeld betrof overlast van een boom. De presentatoren horen de situatie aan van beide partijen, brengen de ruziënde buren bij elkaar en bemiddelen tussen hen en andere betrokkenen (vaak instanties). In het najaar van 2011 werd Bonje met de Buren uitgezonden op de donderdagavond om 20.30 uur. Elke aflevering duurt 45 minuten. Drie afleveringen zijn door mij bestudeerd: aflevering 1 op 1 september 2011, aflevering 2 uitgezonden op 8 september 2011 en aflevering 4 uitgezonden op 22 september 2011.
verhouding individu en de ander In Bonje met de Buren vormt het netwerk zich rondom een conflictsituatie. Een dergelijke situatie ontstaat door irritaties of overlast van vaak triviaal ogende, kleine zaken. Een boom in de tuin, een blaffende hond, het draaien van muziek, een nieuw geplaatst hek, zo tonen de visuals van Bonje met de Buren. Toch hebben deze kleine zaken volgens het programma vaak de grootste gevolgen voor de relatie tussen de buren: ruzies, scheldpartijen en hevige emoties, zo beelden eveneens de visuals in de introductie van het programma uit. De ruziënde buren worden door de presentatoren Froger en Williams met elkaar in contact gebracht. Zij stellen het netwerk samen en trachten dit netwerk om te vormen tot een conflictloze.
De deelnemers worden als partijen benaderd. Elke presentator kiest voor een partij, 103
luistert naar diens standpunt in de zaak en biedt ondersteuning. In het begin van elke aflevering is het conflict dat wat de deelnemers met elkaar in relatie brengt. In de eigen leefomgeving (thuis op de bank) laten Froger en Williams zich inlichten over het conflict. Ieder krijgt één kant van het conflict te horen. De deelnemer geeft vanuit diens belevingswereld zijn perceptie op het conflict. In aflevering één staat het conflict centraal tussen de in een flat wonende Mirjam en haar onderbuurman Wim. Volgens Wim zorgt zijn buurvrouw voor geluidsoverlast. Op de bank in haar woonkamer vertelt Mirjam aan Natasja Froger haar beleving van het conflict. Dit en de andere inventariserende gesprekken tussen presentator en een partij zijn op abstracter niveau te omschrijven als een perspectief op waarden en omgangsnormen. Wat betekent voor deze persoon samenleven met de ander en welke set van waarden worden hierbij van belang geacht? In deze gesprekken worden bepaalde vrijheden en begrenzingen verondersteld en omgangsvormen goed en afgekeurd. Zo zegt Mirjam in haar gesprek met Natasja het volgende: “Maar ik had zoiets van, om zoveel geluidsoverlast gaat het niet.”, “Dan krijg ik een brief over buurtbemiddeling, of ik daar aan mee wilde werken. Dat wil ik wel he? (vraagt bevestiging aan Froger), om het beter te maken.”, “Dat ie tegen het plafond begint te bonzen, echt heel asociaal.” Tegenpartij Wim (de partijen worden bij hun voornaam genoemd) vertelt in zijn persoonlijke leefomgeving (staand in zijn huis) het volgende aan Williams: “Dan staat Hazes zo’n beetje in mijn huiskamer te schreeuwen”. En voorbeelden uit de andere afleveringen: “Ik heb nog voorgesteld om aan de overkant bij elkaar te komen.” (aflevering 2), “Als wij visite hebben, na tienen dan houden we het een stuk rustiger. Ook als we in de tuin zitten, dan doen we het rustig aan. Zij niet, zij zet alle ramen open en dan gaat ze roepen en tieren en gillen.” (aflevering 4), “Het is een gehorige woning, maar het ligt er ook aan met wie je leeft, een muis of een olifant. In dit geval is het een olifant.” (aflevering 4).
Buiten de gesprekken met Froger of Williams om geven de conflicterende partijen elk ook hun standpunt over fundamentele vraagstukken van politiek filosofische aard rechtstreeks in de camera, richting de kijker. “Dit is geen hutje op de hei, toch wil je gewoon je eigen leven leiden.” (aflevering 1), “Ik vind het vervelend dat wij belemmerd worden in het dagelijks leven.” (aflevering 1), “Als je haar tegenkomt, zegt ze niets.” (aflevering 1, over omgangsnormen), “Dit is een achterbaks verhaal, ik kan er niet tegen. Open communicatie zou veel meer helpen.” (aflevering 2, betreft 104
perceptie en omgang). Dit zijn de momenten in translatie dat ook de kijker betrokken wordt.
De partijen komen vervolgens tot een ontmoeting op neutraal terrein op aanraden van de presentatoren. Deze gesprekken, waar elke partij zijn perspectief op de ruzie deelt met de ander en de presentatoren, beperken zich ook dan niet tot een bespreking van het conflict, maar worden opgetild naar een abstracter niveau over een idee van samenleven. Zo ontstaat een dialoog over waarden en omgangsnormen. In het eerste contact tussen de buren Mirjam en Wim in aanwezigheid van de presentatoren: “Ik wil dat je ons met rust laat.” “Je ziet het verkeerd, ik wil met rust gelaten worden.” “Ik heb de kinderen vaak horen huilen, dan is mevrouw er niet” (aanname dat Mirjam haar kinderen alleen thuis laat). In aflevering 2, wanneer de drie conflicterende partijen op neutraal terrein bij elkaar komen, worden verschillende waarden en aannames uitgewisseld. “Ik wil niet thuis op mijn tenen lopen omwille van jou. Ik heb al een keer gevraagd, kan het wat stiller nu we een kind hebben. Zij heeft rust nodig. Eerst leek je dat te begrijpen, maar nu bel je meteen de woningbouw.” “Jullie moeten weg. Je kan daar niet met zijn drieën wonen.” en “Er is veel respect weg.”
Het bij elkaar brengen van de conflicterende partijen om ze dit gesprek te laten houden, kan als strategie worden aangemerkt. Dit eerste contact moet een opening bieden naar het volgende stadium: die van een volgende ontmoeting, dan in de vorm van een activiteit of gezamenlijke opdracht. In de tweede ontmoeting van de conflicterende partijen staat dan niet het conflict centraal, maar de personen die betrokken zijn bij de ruzie; ze vertellen elkaar over hun persoonlijke achtergrond, wie ze zijn en wat ze doen. In aflevering één gaan de partijen een dagje naar de Apenheul (Froger: “We zouden heel graag mee willen, maar de bedoeling is dat jullie elkaar beter leren kennen”), in aflevering twee krijgen de partijen een groepsessie en training onder leiding van psycholoog Kas Stuyf en in aflevering vier vindt een tweede ontmoeting plaats tijdens een diner. Deze ontmoeting heeft tot doel kennis van elkaar op te doen, inzicht in elkaars leven te krijgen en zo begrip en respect bij beide partijen voor elkaar te ontwikkelen. “Hij heeft verteld over zijn werk, privé, vroeger, ik sta er nu wel positiever in ja.” (...) “Hij heeft veel verteld, dan krijg je een andere kant te zien dan alleen de boze buurman.” (aflevering 1). 105
Naast deze twee ontmoetingen wordt door de presentatoren ook gezocht naar een praktische oplossing van het conflict en wordt indien nodig andere betrokken partijen (woningcorporatie, gemeente) in het netwerk toegelaten, vaak voor een feitelijke toevoeging. In de verschillende afleveringen wordt een goed geïsoleerde vloer gelegd, een appartement heringedeeld en wordt er gezocht naar een meer geschikte woonruimte. Daarnaast bezoeken in aflevering twee de presentatoren de Utrechtse wethouder Wonen voor een uitleg over de criteria bij urgentieverklaringen. Hij legt zo de wetgevende kant van de zaak uit. En in aflevering één observeert een kinderpsycholoog het gedrag van een van de boven wonende kinderen met een spraak- en taalprobleem. De kinderpsycholoog wordt ingezet om het gedrag van het kind (“met een gebruiksaanwijzing”) inzichtelijk te maken (kennisoverdracht) voor de onderbuurman die kritiek uit over de opvoedvaardigheden van de moeder.
Deze drie benaderingen ( strategieën) tezamen dienen de partijen tot overeenstemming te laten komen: de bereidheid tot het beëindigen van het conflict en de bereidheid tot een ‘normale manier’ van omgang met elkaar. Indien hier draagvlak voor is, wordt dit symbolisch bezegeld door het tekenen van een contract die beide partijen door de presentatoren krijgen overhandigd. De inhoud van het contract (de regels die erin staan opgesteld) worden niet vermeld. Afsluitend heffen de partijen samen met de presentatoren een glas champagne.
(morele) waarden Wat wordt in het programma verstaan onder een normale omgang tussen buren? Op meerdere momenten in Bonje met de Buren wordt gesproken over ‘normaal’ in relatie tot gedrag en de omgang met anderen. Over dit normale gedrag wordt gesproken via de communicatie over waarden; waarden die fundamenteel zijn om de omgang en het contact normaal te laten verlopen. Wanneer deelnemers gedrag vertonen dat zij goedkeuren, worden zij daar door de presentatoren voor gecomplimenteerd. Wat onder normaal wordt verstaan, komt in aflevering twee het meest duidelijk naar voren. In deze uitzending wordt de hulp ingeroepen van psycholoog Kas Stuyf. De voiceover: “Hij gaat proberen de buren op een normale manier met elkaar om te laten gaan.” Hij geeft een agressietraining, laat ze hun gedachten op papier zetten en geeft een opdracht in complimenten. Normaal gedrag wordt dan omschreven als: verdraagzaamheid, onderling contact, respectvol en kwetsbaar. Stuyf: “Wat ik hoop is 106
dat we op het laatst genoeg kwetsbaarheid kunnen laten zien dat we de situatie in de flat vredig kunnen houden.”
Deze waarden samen met verantwoordelijkheid, begrip en inlevingsvermogen hangen nauw samen met de rol van de presentatoren. Zij zijn namelijk voor een groot deel de stem (de vertolkers) van deze waarden in de gesprekken met elkaar en de partijen. In ANT termen zijn zij de deelnemers in het netwerk die de meeste translatie bezitten om de andere deelnemers opnieuw te mobiliseren en te overtuigen dat het idee dat zij hebben van normaal gedrag ook de zijne zou moeten zijn. Na het eerste, inventariserende gesprek tussen presentator en een partij, ontmoeten de presentatoren elkaar of in de camper waarmee zij naar de locatie zijn gereden, of op een plek buiten vlakbij de ruziënde buren (speeltuin, bankje in park). Zij delen dan de opgedane indrukken met elkaar. In aflevering één zegt Natasja Froger tegen John Williams: “Zoals ze op mij overkomt is ze gewoon een heel beschaafd, net meisje die een ongelooflijk oude zeur van een buurman heeft.” De nadruk wordt regelmatig gelegd op het belang van respect. Wanneer dit afwezig is, zoals in aflevering 2 (Williams oppert dat respect belangrijk element is dat ontbreekt in relatie buren) en in aflevering 4 zegt hij: “Dat er respect naar elkaar wordt geuit. Je hoeft geen vrienden te worden, maar wel dat er respect is.”
Kennis van elkaar en zo begrip voor elkaar is één van de pijlers waar een goede relatie tussen buren volgens Williams op rust. In aflevering 4 vertelt Sandy aan Williams dat zei niet de naam weet van de buurvrouw met zij ruzie heeft. Williams: “Ik ben flabbergasted. Dit zegt al genoeg.” Goed gedrag wordt door de presentatoren aangemoedigd en beloond met complimenten. In aflevering 2 Froger naar Jean-Pierre: “Ik vond het goed dat je uitsprak wat je dwars zat. En dat je je op momenten wist in te houden.” Williams naar Justin: “Je bent meer met anderen bezig dan je denkt en weet. Dat vind ik een mooie eigenschap. Je denkt aan een ander.” Jean-Pierre: “Ik heb wel eens voorgesteld om hier tegenover aan de overkant bij elkaar te komen.” Williams reageert: “heel goed.”
De presentatoren benadrukken veelvuldig het belang van verantwoordelijkheid en eigen initiatief in de gesprekken. “Wat hebben jullie gedaan om tot een oplossing te komen? Ben je nog wel eens gaan praten?” (John Williams in gesprek met partij, 107
aflevering 2), “Waarom ben je niet naar hun toegestapt van jongens wat er gisteren is gebeurd, dat kan echt niet.” (aflevering 2), “Maar de woningbouw is toch niet de enige oplossing?”(aflevering 2), “Dacht je toen wel, nou dat had ik best iets zachter kunnen doen?”(aflevering 1).
rol presentator Naast de stem van waarden zijn de presentatoren ook bemiddelaar in het conflict. In deze bemiddeling verwoorden zij de dialoog als de belangrijkste sleutel tot conflictoplossing. In aflevering 1 vraagt buurman Wim aan Williams: “Wat kan ik doen?” Williams: “praten met haar, één op één.” Natasja Froger in aflevering 3:“Jij bent niet een makkelijke prater en jij niet. Maar daar moet je het wel mee doen.”, “We laten jullie beter kennis met elkaar maken, zodat jullie elkaar in de toekomst beter begrijpen.” (aflevering 3), “Met het gesprek tussen de twee moeten we wel goed coachen, want ze kunnen alle twee niet goed praten.” (aflevering 3), “Maar het is nog altijd jullie die het fundament hebben gelegd. Want er zal nog steeds geluid doorheen komen, al is het de beste vloer van de wereld.” (aflevering 1), “Maar het aller belangrijkste is dat jullie met elkaar gaan praten en blijven praten maar daarnaast zeggen de mensen ook, al leggen we er zo’n dikke vloer in, het zijn oude huizen, die krijg je nooit helemaal geluidsdicht.” (aflevering 4). “Er wordt hier in elk geval raar gecommuniceerd, laat ik het netjes zeggen.” (aflevering 2)
De presentatoren beoordelen en bekritiseren situaties, gedrag en uitspraken en reiken alternatieve manieren aan. “Je bent bang, zeg je, maar ik hoor ook dat je met een bezem tegen het plafond bonst. dat vind ik niet echt bang overkomen. Snap je.” (aflevering 3), “Die vloer is niet alleen het probleem. Laten we alsjeblieft niet schijnheilig doen naar elkaar, sorry voor de woordkeuze.” (aflevering 3). Indien de presentatoren het noodzakelijk achten, betrekken zij een deskundige bij de conflictbemiddeling. Zij vragen naar de emotionele kant van het conflict en tonen inlevingsvermogen. “Dit is toch geen leefbare situatie. Je huis ontvluchten terwijl thuis je rustpunt moet zijn.”(...) “Jeetje, ik word hier heel verdrietig van, dus ik kan goed begrijpen dat jij dat ook wordt.” (aflevering 4). “Goh, dat moet moeilijk voor je zijn geweest. Maar dan kan ik me goed voorstellen dat wanneer...” (aflevering 1). 108
De functie van de presentatoren is ook om in de bemiddeling uitspraken te verduidelijken (“Ik moet hier even voor Jean-Pierre opkomen. Hij bedoelt dat sympathiek naar jullie.” aflevering twee) en de complexiteit van een conflict tot uiting te brengen. In aflevering komt Williams terug naar Froger na zijn eerste gesprek met buurman Wim: “Wat zei je ook alweer, net meisje en oude zeur?” Froger: “Dat is het dus niet, ik zie het nu al aan je gezicht.” En ook: “Het is moeilijker dan ik dacht.” (aflevering 4).
mise-en-scène Bonje met de Buren is een op locatie geschoten programma. De presentatoren zijn eerst te zien in de camper, rijdend naar de plek van bestemming: in die straat van Nederland waar het conflict van deze aflevering centraal staat. De camper is gedurende het programma de plek waar de presentatoren hun indruk van het conflict met elkaar delen. Daar worden uitzonderingen op gemaakt, dan is een speeltuin of park als plek gekozen. Verder zijn belangrijke locaties de woningen van de deelnemers en het neutrale terrein: een locatie in de buurt van de conflicterende partijen waar het eerste bemiddelingsgesprek plaatsvindt.
televisietekst In het begin van elke aflevering tonen graphics het beeld dat burenruzies op veel plekken in Nederland voorkomen. In visuals is de kaart van Nederland te zien waar punaises de (vele) locaties aanwijzen waar volgens het programma burenruzies plaatshebben. Deze visuals beelden ook uit dat de burenruzies vaak veroorzaakt worden door triviaal ogende, kleine zaken: een boom in de tuin, een blaffende hond, het draaien van muziek, een nieuw geplaatst hek. Toch hebben deze kleine zaken volgens het programma vaak de grootste gevolgen voor de relatie tussen de buren: ruzies, scheldpartijen en hevige emoties, zo beelden eveneens de visuals in de introductie van het programma uit.
Bonje met de Buren maakt gebruik van een voice-over tekst. De voice-over legt een brug tussen het netwerk en de kijker, leidt elke aflevering in, slaat bruggen tussen scenes, introduceert de deelnemers, duidt de situatie aan, spreekt voor de deelnemers en is eveneens een stem van de belangrijkste waarden. Zo speelt de voice-over een ondersteunde rol in de interactie tussen presentatoren en de deelnemers. De voice109
over beoordeelt en bevestigd de indrukken van de presentatoren. “En daar bleef het niet bij, de buurman stond om de haverklap op de stoep.” (aflevering 1), “Natasja licht John in over de chronisch klagende buurman.” (aflevering 1)“Wim is een doorgewinterde ingenieur.” (aflevering 1)“Mirjam woont hier inmiddels twee jaar en probeert haar kinderen een stabiele jeugd te bezorgen, wat niet altijd eenvoudig is.” (aflevering 1), “Janneke heeft een moeilijke tijd achter de rug.” (aflevering 4). Voor de kijker geeft de voice-over aan hoe de situatie volgens hem is te interpreteren. “Beide partijen zijn niet onredelijk.” (beoordeling van situatie, aflevering 1), “Justin woont hier al vijf jaar en volgens hem is de boel geëscaleerd toen de buren een kind kregen. Sindsdien lijkt iedereen op scherp te staan.” (beoordeling situatie, aflevering 2), “Janneke en Sandy schreeuwen naar elkaar. Uit onmacht maar ook door gebrek aan kennis. Ze weten niet eens hoe de woningen zijn ingericht.” “Het blijkt niet zo simpel te zijn.” (aflevering 2). En: “Geen van beide partijen gelooft dat dit de oplossing is.” (aflevering 4)
Ook geeft de voice-over verschillende keren aan dat ook de woonomstandigheden van de deelnemers een rol spelen in het conflict. De voice-over in aflevering 2: “Deze vrijgezellenappartementen zijn 32 vierkante meter groot en bestaan uit een woonkamer met keukenblok, badkamertje en slaapkamer.” Door gebruik van het woord badkamer met het verkleinwoord geeft de voice-over aan dat het naar zijn idee een te kleine ruimte is. In aflevering 4 stelt de voice-over iets soortgelijks: “Deze woningen zijn eigenlijk niet geschikt voor dubbele huishoudens.” De voice-over spreekt de kijker van het programma aan. De voice-over tekst kan beschouwd worden als stem van het programma, naast de twee presentatoren.
Ik kan zo stellen dat het netwerk dat in Bonje met de Buren wordt gevormd net als Achter de Voordeur sterk is gericht op normalisering. In translatie wordt gezocht naar een gezamenlijke betekenis van samenleven. De rol van de presentatoren is daarin doorslaggevend. In hun bemiddeling tussen de ruziënde partijen, sturen zij aan op een bepaald gedrag in de omgang met elkaar dat door hen als normaal wordt bevonden. Actoren waaronder een contract, eventuele deskundigen en de voice-overtekst die de achtergronden van de deelnemers schetst, sturen in de interactie de deelnemers richting een idee van samenleven binnen wettelijke en samen overeengekomen (huis)regels. Aan gemeenschapszin wordt dan de betekenis gegeven van 110
verdraagzaamheid, begrip en openheid. Door de mise-en-scène (de leefwerelden van de deelnemers) kan echter alleen worden gesproken over gemeenschapszin op microniveau. De situatie waarin mensen samenleven is in het programma beperkt tot leefomgeving van de deelnemers. Opvallend hier is de rol van de presentatoren. Zij zijn een stem van deze waarden en bemiddelen tussen de conflicterende partijen. De strategieen die zij daarvoor gebruiken zijn te beschouwen als een eigentijdse benadering van Aristoteles Retorica: logos, ethos en pathos. In het programma wordt op deze drie wijzen het conflict benaderd. Onder logos valt de bemiddeling, het contract en de uitwisseling van kennis. Ethos is in Bonje met de Buren komt tot uitdrukking in de rol van de presentatoren. Zij tonen zich betrokken bij het conflict en, en dit is misschien nog het meest interessant, beschikken autoriteit in het conflict door hun status als presentatoren. In tegenstelling tot de psycholoog of vloerdeskundige die vanuit hun beroep op autoriteit kunnen rekenen, bezitten de presentatoren autoriteit om hun bekendheid. Vanuit deze positie worden zij in het netwerk toegelaten als bemiddelaars.
111
6. Analyse Het Spijt Me (RTL4) Na meer dan tien jaar bracht RTL4 in 2011 Het Spijt Me terug op televisie. Waar van 1993 tot 1999 het programma vanuit de studio werd gepresenteerd door Caroline Tensen, is het nieuwe Het Spijt Me een locatieprogramma gepresenteerd door John Williams (ook van Bonje met de Buren). Williams heeft meer dan Tensen in de jaren negentig een bemiddelende rol tussen de deelnemers van het programma. De presentator ontvangt niet langer de deelnemers in studio, maar bezoekt ze in hun leefomgeving. Het Spijt Me brengt mensen tot elkaar voor een verzoeningspoging. In het najaar van 2011 zijn zes afleveringen van Het Spijt Me uitgezonden. Elke aflevering opent met de voice-over tekst: “Ruzie met een familielid of een bekende heeft vaak een enorme impact op iemands leven. Hoe vaak gebeurt het niet dat je het spijt me wilt zeggen maar dat je het niet meer durft, terwijl dat soms alles is dat nodig is. John Williams zet in Het Spijt Me alles op alles om mensen weer bij elkaar te brengen.” Drie afleveringen heb ik bestudeerd: aflevering 1 uitgezonden op 27-102011, aflevering 4 uitgezonden op 17-11-2011 en aflevering 6 uitgezonden op 1-122011. In elke afleveringen worden twee verzoeningspogingen gedaan.
verhouding individu en de ander In Het Spijt Me staat de relatie tussen twee of meer mensen centraal. Door een voorval is deze relatie verbroken of beschadigd. In een poging van de spijtoptant (vanaf hier noem ik de spijtbetuiger zo) en John Williams om deze relatie te herstellen worden opvattingen gearticuleerd over omgangsvormen en normen, de waarde van relaties met anderen (vriendschap en familie) en het belang van spijtbetuiging. In Het Spijt Me wordt gestreefd naar herstel van een relatie, ofwel herstel van contact. Een excuus (en de acceptatie daarvan) is de opening tot een gesprek en zo tot herstel. In aflevering 2 zegt Angelique: “Ik wil haar niet a la minuut terug, maar wel de kans dat ze naar mijn verhaal wil luisteren.” En in aflevering 4 interpreteert ook Natasja haar sorry als zodanig: “Ik wil een gesprek met haar, geen oude koeien uit de sloot halen. Maar ik wil haar vertellen dat ik veranderd ben.”
Een tweede moment van translatie is ook aan te merken, die verband houdt met de 112
eerste: de overeenstemming over voorwaarden voor contact, ofwel de omgang tussen mensen. De voorwaarden die naar voren worden gebracht zijn: dialoog, openheid, verantwoordelijkheid en redelijkheid. Dit gebeurt binnen het netwerk waar de volgende deelnemers betrokken zijn: één die spijt betuigt en daarom toenadering zoekt naar de andere partij, presentator John Williams, betrokkenen (omgeving die in het complot zitten), een dvd met een boodschap, een bos bloemen, en de persoon die overvallen wordt met de spijtbetuiging en daarmee indirect wordt gevraagd om insluiting van het netwerk.
Op verschillende manieren wordt naar een herstel van het contact toegewerkt. In Het Spijt Me geeft elke partij (de spijtoptant en de persoon die wel/niet vergeving biedt) zijn perspectief op het voorval, in elke aflevering gebeurt dat in diens eigen leefomgeving. De spijtoptant wordt thuis geinterviewd door presentator John Williams, de andere partij wordt of thuis of op het werk bezocht. Zo vindt er voor de kijker een uitwisseling plaats van perspectieven en ook een uitwisseling van noties van omgangsnormen. Tussen de partijen vindt een uitwisseling hierover plaats via presentator Williams.
In de gesprekken met de partijen wordt het voorval binnen een context geplaatst, namelijk door de achtergrond van de partijen te schetsen: de leefsituaties en geschiedenis van beide partijen en van mogelijk betrokkenen. Dit gebeurt door de vragen van de presentator en de voice-over tekst. Elke ruzie of voorval wordt zo beschouwd als contextgebonden. De voorstellen of vragen van Williams zijn onder meer die in aflevering 1 in gesprek met Carla over de ruzie met haar zoon: “Oke, maar iemand verandert niet voor niks het slot op de deur. (...) Begin bij het begin. Hoe was je band met je zoon?” Tegen Jacqueline in aflevering 1 (tweede verhaal) die al 20 jaar haar vader niet heeft gezien: Zullen we eens bij het begin beginnen. Voor jezelf ook, om het verhaal te begrijpen.” Williams stelt ook vervolgvragen om inzicht in de context te krijgen. In aflevering 1: “Heb je hem nooit kwalijk genomen? Jij wil contact, maar hoe zit dat andersom?” In aflevering 4: “En toen?” Hoe was het voor jou toen?” en “Waarom klikte het meteen zo?”
De voice-over geeft inzicht in de achtergrond van de partijen en beoordeelt deze situatie. Daarmee heeft de voice-over als actor in het netwerk de rol die de kijker in 113
zijn interactie met het programma stuurt in diens interpretatie van de leefsituatie en in diens beoordeling van de omgang tussen de twee deelnemers. Zoals in aflevering 1: “De relatie met haar moeder is slecht. Jacqueline draait op voor het huishouden en de zorg voor haar jongste broer.” In aflevering 4: “Angelique trouwde in de jaren negentig. Ze kregen twee kinderen. In het begin konden ze hun geluk niet op, maar het stel krijgt dan ernstige problemen. Man Rene is drugsverslaafd. Angelique vindt het vreselijk, maar besluit te vechten voor haar relatie.” Dat het voorval vanuit twee perspectieven wordt benaderd en in context geplaatst, biedt ruimte voor complexiteit, al zij dat wel in beperkte mate. In beperkte mate, omdat de presentator uiteindelijk als bemiddelaar tussen de twee partijen zijn indruk summier (samengevat en vanuit zijn perspectief) overbrengt. Toch moet ik ook hier een kanttekening bij plaatsen. Hoewel de presentator deze complexiteit naar de andere partij reduceert tot zijn indruk van de persoon en het gesprek, draagt hij als bemiddelende presentator de verantwoordelijkheid voor de uitwisseling van deze perspectieven en zo voor herstel van de relatie. Over de rol van John Williams ga ik later uitgebreider in.
In de gesprekken tussen Williams en de andere deelnemers in het netwerk vindt een articulatie plaats van voorwaarden voor contact tussen mensen. In aflevering 1 vertelt Carla over haar besluit de sloten te veranderen: “Dit is mijn manier om te laten weten dat dit zo niet langer kan.” Haar zoon vertelt tegen Williams: “In die periode ontmoette ik mijn vriendin. Vanuit mijn werk ging ik vaak naar haar toe en dat vond zij [zijn moeder, FF] niet zo leuk. Daar is wat voor te zeggen, maar ze had de sloten veranderd. Dat was voor mij iets, dat doe je niet. Zeker niet bij je eigen zoon. Dat je een punt wilt maken oké, maar niet zo.” In aflevering 1 in het tweede verhaal spreekt een vader zich uit over verantwoordelijkheid bij het ouder worden. “Op een gegeven moment, als je 18 bent ofzo, dan zou je een eigen mening moeten hebben.” In aflevering 4: “Ik vind persoonlijk dat iemand een tweede kans verdiend.”, “Hoe ze reageerde op ons. Niet zoals een moeder zich hoort te gedragen. Dat ze voor haar vriend kiest in plaats van haar kinderen. Dat vind ik slecht.”, “In die veertien jaar was ik wel vaker zo’n type die zich met de opvoeding bemoeide. Wel goed bedoelde adviezen, maar dit was de druppel. Ik nam geen blad voor de mond. Anita heeft te veel gepikt van mij denk ik.”, “Anita is iemand die zichzelf opzij duwt, ze luisterde goed.” en “Ze is gewoon te goed voor deze wereld. Ik achteraf niet altijd tegen haar. Dat raakt me.”, “Ze is een lieve meid met een uitgesproken mening. Ik was misschien 114
zachter dan nu, maar iedereen voedt zijn kinderen op zijn eigen manier op. Zij en ik ook. Zij had altijd een mening en dat was ik zat. Ik deed het nooit goed.” (...) Ze kon het altijd een beetje lullig zeggen. Trek je een keer je mond open omdat je het zat bent en dan loop je zo weg. Dan heb ik ook zoiets van prima.” In aflevering 6 staat de verbroken vriendschap tussen Kimberly en Angela centraal. William introduceert de ruzie als volgt: “Kimberly zei altijd: verkies nooit je partner boven je beste vriendin. Dat heeft ze wel gedaan. Ze heeft haar relatie met haar beste vriendin Angela beëindigt met een smsje. Daar heeft ze nu spijt van en wil haar graag terug.” In een gesprek met Kimberly, zegt zij: “Ik heb haar op een oneerlijke manier aan de kant gezet.” In het gesprek daarop met Angela, geeft zij haar idee van wat contact inhoudt: “Als vriendin zijnde doe je dat gewoon niet. Ik zou altijd voor haar klaarstaan. Ik ben op mijn hart getrapt. Zo laat ik me niet door vrienden behandelen.” en: “Ik heb altijd gezegd, laat ze naar mij toekomen. Maar ik kreeg een sms of een mail. Daar hou ik niet van. Kom naar me toe. Sta voor de deur en zeg ik wil praten.” De belangrijkste voorwaarden die in deze gesprekken naar voren komen zijn redelijkheid (versus onredelijk gedrag dat wordt afgekeurd) en verantwoordelijkheid dragen: voor gedrag en naar de ander toe (de rekenschap die men naar elkaar doet bij het aangaan van de verbintenis).
Een andere belangrijke strategie voor het herstel van contact is het appèl op gevoel. Een andere strategie, die van confrontatie, is hiermee nauw verbonden. Het moment waarop presentator John Williams met de aanwezige actoren bloemen en de boodschap namens de spijtoptant de andere partij bezoekt, wordt beschreven door de voice-over als confrontatie (aflevering 1 en 4). In deze confrontatie wordt over ‘een complot’ (alle afleveringen) met betrokkenen gesproken. Dit zijn mensen in de omgeving van de persoon die wel op de hoogte zijn van de komst van Williams, in sommige gevallen in contact staan met de presentator om de ontmoeting mede tot stand te kunnen brengen, maar dit verborgen houden voor de persoon die wordt geconfronteerd met de komt van Williams.
De confrontatie (het overvallen, verrassen) lijkt tot doel te hebben deze persoon op diens emoties aan te kunnen spreken. Door het bezoek niet aan te kondigen, dient op een onverwachtse, onvoorbereide situatie ingespeeld te worden waar men doorgaans 115
op intuitie is aangewezen. Door deze benaderingskeuze dwingt het programma als het ware dus de deelnemer die om vergeving wordt gevraagd vanuit diens eerste emoties te reageren. In het gesprek dat Williams dan aangaat stelt de presentator vragen over gevoel (of dit aanwezig is), en benadrukt de emoties van de spijtbetuiger zoals in aflevering 1: “Herken je haar nog? Gek eigenlijk he?” Vader: “Ja heel triest, maar het leven loopt gewoon zo. Er gebeurt nu niets, nu ik haar zo zie.” “Dat maakt het eigenlijk nog verdrietiger.” Wanneer Williams de boodschap heeft getoond: “Dit is 15 seconden, maar het heeft een half uur geduurd voordat we het erop kregen. Ze heeft alleen maar gehuild.” Vader: “Ik denk dat ik in het begin ook veel tranen heb gelaten. maar ik wil nu geen ellende meer naar me toe trekken. En dat zie ik zo weer gebeuren.” en ook: “Zoals ik het nu voel wil dat niet. Ik wil er best over nadenken, maar het gevoel is er niet.” In aflevering 6 vraagt Williams na de confrontatie aan Angela: “Jullie waren als zussen voor elkaar. Wat als je haar ziet?”, “Je was alles voor haar. Is dat helemaal weg?” en “Ik had een boos iemand verwacht. Maar misschien is dit nog wel pijnlijker. Je bent verder gegaan. Er is geen gevoel meer.” En in aflevering 6 (tweede verhaal) na het tonen van de boodschap: “Je had een hele goede band toch? Je was papa’s kind toch?”.
Wanneer de boodschap op een laptop wordt bekeken, zijn in elke aflevering de gezichten van de ontvangers in close-up in beeld gebracht. Via de emoties bemiddelt vervolgens Williams in het herstel van contact. De emotie moet als opening functioneren naar het herstel van de relatie. De presentator meldt dan dat de persoon een uur de tijd heeft om tot een beslissing te komen het excuus te aanvaarden of niet. Dat is het moment dat naast de emotie ook ratio (bezinning) de ruimte krijgt. Williams in aflevering 6: “Ik weet dat je bikkelhard bent, dat heb je al een paar keer gezegd, maar toch wil ik je vragen of je als je erover na hebt gedacht, met hem wilt afspreken. Op een speciale plek, de voetbalclub. Daat zitten je vader en ik te achten. Als je zijn verhaal wilt horen.” En in aflevering 4: “Ik neem de bloemen mee. Als het goed voelt, dan wil ik met je afspreken op de plek waar de bom is ontploft, dat is bij de manage. Maar neem even de tijd.”
De bloemen en de spijtbetuiging zijn op symbolisch niveau actoren die worden ingezet in de strategie van bemiddeling. Beiden dienen de opening tot een gesprek te stimuleren. Wanneer Williams een persoon confronteert, legt hij de aandacht op de 116
bos bloemen. “Niet schrikken. Ik ben John Williams van Het Spijt Me. Ik heb een prachtige bos bloemen van iemand voor jou.” (aflevering 4) Nadat de confrontatie overgaat in een gesprek, blijven de bloemen in beeld. De presentator zet de woorden ‘het spijt me’ in als sleutel naar een gesprek/een dialoog tussen de twee partijen. “Ze heeft spijt. Wil je deze dame, jouw dochter, niet meteen 100 procent maar een kansje geven om je beter te leren kennen? En vooral om het spijt me te zeggen?” (aflevering 1), “Natuurlijk wil ze je weer in haar leven, maar ze wil ook een kans om het uit te leggen. En dat jij maar kijkt wat je er mee doet. Ze wil ook vertellen waarom ze bepaalde keuzes heeft gemaakt, wat het keerpunt was. Wil je haar op zijn minst aanhoren?” (aflevering 4) en “Ze wil heel graag spijt me zeggen. Ze is verdrietig dat er geen contact meer is, maar ziet er tegenop om op je af te stappen. Daarom nu via deze weg. Wat is er gebeurd? Mag ik zitten?” (aflevering 6)
(morele) waarden De belangrijkste waarde waarover in Het Spijt Me wordt gesproken in relatie tot omgang met elkaar is verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid kan op meerdere wijzen worden opgevat: schuld bekennen, inzet, wederzijdse verantwoordelijkheid en bereidheid. Door de voice-over en de presentator worden de deelnemers op hun verantwoordelijkheid gewezen. In aflevering 1 stelt de voice-over: “Vanavond gaat het om Carla die door haar eigen stomme fout haar zoon al zeven jaar niet meer heeft gezien.” Daarin wordt voornamelijk de eigen inzet voor herstel van de relatie belangrijk geacht. “Wat heb je daarna geprobeerd?” (aflevering 1), “Had je niet tegen haar kunnen zeggen, mama laat het los, je raakt ons niet kwijt.” (aflevering 1), “Wat waren de pogingen van jou om je vader beter te leren kennen?” (aflevering 1), “Waarom heb je toen niet aangeklopt?” (aflevering 1), “Ik ga aanbellen bij Angelique. Zij heeft al negen jaar haar eigen dochter niet gezien. Door haar eigen schuld.” (aflevering 4), “ Ïn moeilijke tijden is het heel fijn dat je kunt terugvallen op één van je beste vriendinnen. Zo’n vriendin is Natasja. Maar door haar eigen bemoeizucht is er een gigantische ruzie ontstaan tussen haar en haar vriendin.” (introductie Williams aflevering 4), “Heb je daar zelf weleens in die tijd sorry voor gezegd?” (gesprek in aflevering 4), “Als het je zo raakt, dan sta ik ervan te kijken waarom je dan niet meer hebt ondernomen.” (gesprek aflevering 4), “Heb je geprobeerd contact te zoeken?” (gesprek aflevering 6) en “Waarom niet samen gekomen, geen toenadering gezocht?” (aflevering 6). 117
Andere waarden die worden aangeraakt in het programma zijn respect, kwetsbaarheid acceptatie en begrip. De waarde respect wordt gearticuleerd door de presentator. Meerdere malen in de afleveringen benadrukt hij het belang van deze waarde in onderling contact. Zo stelt in aflevering 1 Williams in de camera: “Wat een respect heb ik voor haar. En wat een oerkracht dat ze na alles nog steeds haar vader wil zien.” en “Allereerst. Het is zo knap dat je er zo uit bent gekomen. Je hebt al één van je twee kinderen terug.” (aflevering 4) Kwetsbaarheid krijgt een stem wanneer (eveneens) de presentator complimenteus is naar de spijtoptant die bekent fouten te hebben gemaakt, bekentenissen aflegt en openheid geeft. Bijvoorbeeld in aflevering 4, wanneer Williams zijn indruk van Anita deelt met de kijker. “Hoe bedoel je metamorfose. Wat ik knap vind van haar, is dat ze het allemaal zo goed kan verwoorden. En wat voor persoon ze is. Een ding is zeker, dat Natasja met een hele andere Anita heeft te maken.”
rol presentator In de gesprekken van Williams met de partijen geeft hij zijn perspectief op het voorval. Hij is zodoende als actor een invloedrijke speler in de interactie tussen de spijtbetuiger en de persoon die wordt geconfronteerd met de spijtbetuiging. Williams bemiddelt tussen de partijen door niet alleen de boodschap over te brengen - namens beide partijen te spreken- en de twee partijen weer met elkaar in contact te laten komen, maar ook door zijn eigen perspectief op het conflict en de situatie te geven. In aflevering 1: Er zit veel verdriet, net als bij jou. wat betreft Emy, die is absoluut niet blij met je.” En ook: “Hij zei iets wat ik heel verdrietig vond, hij voelde niets meer voor jullie. Maar ik denk dat het ook grootspraak was, dat hij het gevoel heeft weggestopt.” In aflevering 4: “Ik ga er niet omheen lullen. Ze is erg teleurgesteld, nog steeds. En heeft het eigenlijk al afgesloten. Het is erg vervelend, ik weet hoe hard je aan jezelf hebt gewerkt, maar jouw dochter die voelde zich heel erg in de steek gelaten en zit er nog steeds mee. Ik heb wel iets bij me. Ze heeft iets ingesproken. Dat wil ik laten zien.”
Wanneer Williams rechtstreeks de kijker aanspreekt in de camera, worden op deze momenten de kijker betrokken tot het netwerk. Op deze momenten stuurt Williams als moreel educator niet alleen de fysieke deelnemers richting gewenst gedrag, maar 118
spreekt hij ook de kijker aan in een specifieke morele taal over wat goed en slecht wordt geacht. “Ik kan ook niet zeggen dat ik hem niet begrijp. Je moet hem rustig de tijd geven, het is nogal wat.” (aflevering 1). “k heb na zitten denken over wat Angelique heeft verteld. Het is heel sterk dat ze haar drugsverleden heeft achtergelaten, maar het blijft natuurlijk wel zo, een feit dat je als dochter voelt dat je moeder je in de steek heeft gelaten en gekozen heeft voor de drugs. Het is een moeilijk verhaal” (aflevering 4) “Nou, een ding is duidelijk. Anita was het bemoeizuchtige van Natasja zat. De vraag is nu, gaat Anita geloven dat ze veranderd is.” (aflevering 4) en “Onverschillig vond ik hem. Maar af en toe zag ik wel momenten van verdriet. Misschien wil ik het zien he. Dat heet hoop.” (aflevering 6)
mise-en-scène Elke verzoeningspoging begint met een introductie van John Williams in de straat van de persoon die spijt betuigt. Vanaf dat punt loopt Williams naar de voordeur, alwaar hij aanbelt. In elke aflevering vraagt Williams of hij binnen mag komen. Een gesprek met de spijtoptant vindt plaats in de woonkamer op de bank of aan de keukentafel. Na het gesprek rijdt Williams in de auto naar de andere partij om namens de persoon excuses aan te bieden. Na de confrontatie met de boodschap, wachten Williams en de spijthebber op een locatie die vaak een relatie heeft met het conflict: een voetbalkantine of een manage. De opnames vinden dus plaats in de persoonlijke omgeving van de persoon die spijt betuigt en de persoon die wordt geconfronteerd met de spijtbetuiging.
televisietekst Het Spijt Me heeft een vast format. Elk verhaal begint met John Williams in een straat in Nederland waar hij een nieuw verhaal introduceert. Hij belt aan bij de persoon die het programma heeft ingeschakeld, waarna hij reist naar de plek waar de confrontatie met de andere betrokkene zal plaatsvinden. Op een plek in de omgeving vindt al dan niet de ontmoeting plaats tussen de twee gebroken deelnemers. Het format geeft de deelnemers de ruimte ieder zijn perspectief te geven op het voorval, maar kiest ook voor een confrontatie met de betrokkene die om vergiffenis wordt gevraagd. Zowel de presentator als de voice-over spreken rechtstreeks de kijker aan. Deze wordt op die manier betrokken bij het netwerk. De kijker wordt als deelnemer van het netwerk aangesproken, die van passieve toeschouwer. In Het Spijt Me dienen privé 119
foto’s van de deelnemers ter ondersteuning van wat door de deelnemers wordt gezegd. In interactie (translatie) tussen de deelnemers en ook de kijker sturen zij de kijker vooruit. Het betreffen foto’s die de kijker vaak een vooruitblik geven op de situatie. De foto’s tonen de ontwikkeling die deelnemers hebben doorgemaakt sinds zij het contact met de andere partij hebben gebroken. Het zijn foto’s van vakantie en bruiloften.
Daarnaast beschrijft en beoordeelt de voice-over de situatie en spreekt in gevallen namens de deelnemers. Zoals in aflevering 1: “Martijn brengt steeds meer tijd met Emy door en minder met zijn moeder. Hij woont nog wel altijd thuis en Carla is het zat dat hij gaat en staat waar hij wil.” (aflevering 1), “Van de een op de andere dag stopt ze en herstelt ze de band met familie en kinderen. In eerste instantie hebben ze weer contact, maar ineens verandert dat.” (aflevering 4), “Angela is zeer resoluut, ze kan haar moeder niet vergeven. Aan John de zware taak dit nieuws te vertellen.” (aflevering 4) en “Vlak hierna gaan Kimberly en haar vriend uit elkaar. Ze heeft haar vriendin dan hard nodig.” (aflevering 6).
Ik kan dan nu stellen dat in Het Spijt Me een soortgelijke translatie plaatsvindt als in Bonje met de Buren. In Het Spijt Me is echter gekozen voor een nog kleiner netwerk. Het netwerk beperkt zich tot de privésfeer van de deelnemers. Net als in Bonje met de Buren wordt gezocht naar een gedeelde notie van wat samenleven inhoudt. Het format en de presentator spelen in translatie de belangrijkste rollen. Het format bezit een confrontatie met deelnemers, waardoor zij vanuit hun intuïtie dienen te besluiten wel of niet tot het netwerk toe te treden. De presentator stelt zich op als bemiddelaar tussen persoonlijke waarden, waarbij hij oordeelt over gedrag. Hij stuurt zo in translatie de deelnemers richting een notie van gewenst gedrag in onderling contact. Hij wordt daarin ondersteund door de voice-over tekst die eveneens het gedrag van de deelnemers beoordeeld. Andere actoren waaronder bloemen en de dvd met de boodschap hebben de rol om interactie tussen deelnemers te stimuleren en de deelnemers tot overeenstemming te laten komen wat samenleven inhoudt. In het geval van Het Spijt Me worden openheid, verantwoordelijkheid en redelijkheid als voorwaarden gesteld om gemeenschapszin mogelijk te kunnen maken.
120