Drie ontwerpen voor een Agroproductiepark in de haven van Amsterdam Zoektocht naar de mogelijkheden van de oprichting van een agroproductiepark in het zeehavengebied Westpoort van Amsterdam
Een coproductie van: Alterra ATO Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster
Onder redactie van: Drs. P.J.A.M. Smeets, Drs.Ing. F. Bethe en Ir. M.G.N. van Steekelenburg (Alterra) en Dr.ir. J. Broeze (ATO)
De rapportage is onderdeel van het thema “Transitie Duurzame Landbouw”, onderdeel “Vitale clusters”
InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster Postbus 20401 2500 EK Den Haag tel.: 070 378 56 53 internet: http://www.agro.nl/innovatienetwerk/ ISBN: 90 - 5059 – 167 - 1 Overname van tekstdelen is toegestaan, mits met bronvermelding. Rapportnr. 03.2.030 (serie achtergrondrapporten), Den Haag, april 2003
Voorwoord Ruimtelijke clustering van agro- en niet-agro activiteiten in zogenoemde agroproductieparken is een krachtig concept om in een dichtbevolkte stedelijke delta ruimte efficiënt te benutten, ruimtelijke kwaliteit te verbeteren, kringlopen te sluiten en last but not least logistieke stromen te kanaliseren. Het rapport “Agroproductieparken - perspectieven en dilemma’s” (InnovatieNetwerk, 2000) vormde het startsein voor een maatschappelijke discussie. Daar bleef het echter niet bij. In de Nota Agrologistiek (LNV en V&W, 2001) neemt het idee van clustering een centrale plaats in. Momenteel zijn op verschillende plaatsen initiatieven ontstaan om tot ruimtelijke clustering te komen. Bij de idee-ontwikkeling en de vormgeving van de ruimtelijke clusters speelt Wageningen UR een belangrijke rol. Medio 2002 zijn op initiatief van het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam (GHA) gesprekken gevoerd over het concept agroproductieparken en de mogelijke toepassing daarvan in de Amsterdamse haven. Dit concept sluit aan bij het GHA-beleid van duurzaamheid. Intensivering van ruimtegebruik en het sluiten van kringlopen zijn daarbij belangrijke aspecten. In deze rapportage wordt een eerste aanzet geven voor de uitwerking van een agroproductiepark voor de locatie Westpoort. De drie alternatieven die in dit rapport worden gepresenteerd hebben geleid tot een nuttige discussie tussen betrokkenen (ondernemers, overheden, kennisinstituten). Ook die resultaten treft u hier aan. Dit vormt een goede basis zijn om - samen met nog andere te betrekken partijen - de volgende fase in te gaan. Een fase waarin nog veel vragen moeten worden beantwoord en partijen moeten worden gemobiliseerd. Mijn dank gaat uit naar de initiatiefnemer van dit project, Dr. B. Breure (Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam) en de opstellers van het rapport Drs. P.J.A.M. Smeets, Drs.Ing. F. Bethe, Ir. M.G.N. van Steekelenburg (Alterra) en Dr.ir. J. Broeze (ATO). Dr.ir. J.G. de Wilt was vanuit InnovatieNetwerk bij dit project betrokken. Moge dit een eerst stap blijken naar de ontwikkeling van een “business concept” voor ruimtelijke clustering, met een voorbeeldwerking naar andere gebieden binnen en buiten Nederland. Dr. G. Vos, Directeur InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster
Agroproductiepark Amsterdam
i
Inhoudsopgave Voorwoord
i
Samenvatting
1
1.
Inleiding
3
2.
Introductie Westpoort als onderzoekslocatie
7
3.
Agroproductiepark Westpoort: gekozen uitgangspunt
9
3.1. Voorgestelde onderdelen van het park
9
3.2. Mogelijke koppelingen tussen delen van de APP
11
4.
Programma van eisen APP Westpoort
13
5.
Opties voor koppelingen en ruimtelijke varianten
15
6.
Variant 1: Coenhavenpark
17
7.
Variant 2: Afrikahavenpark
21
8.
Variant 3: Satellietpark
25
9.
Evaluatie van de ontwerpen: de workshop
29
9.1. De workshop
29
9.2. Kansen, bedreigingen en opmerkingen
30
9.3. Enkele globale conclusies ten aanzien van de workshop
32
9.4. Nadere analyse voor transportbesparing, ruimtelijke kwaliteit en regionale economie van de varianten
33
Bijlage A: Mindmap Workshop 28 januari 2003
35
Bijlage B: Literatuur
37
Bijlage C: Bronnen
39
Agroproductiepark Amsterdam
Samenvatting In dit rapport wordt een beeld geschetst van nieuwe mogelijkheden voor duurzame innovaties rondom de agro-gerelateerde bedrijvigheid in de haven van Amsterdam. Door geografische clustering van importeurs/producenten van diervoedergrondstroffen, intensieve veehouderij, glastuinbouw en mestverwerking zijn aanzienlijke financiële en energetische besparingen mogelijk. Daarnaast bieden warmte- en CO2-koppelingen met een afvalverbrandend bedrijf grote meerwaarde. Vanuit het concept ‘Agroproductieparken’ zijn een drietal ontwerpen uitgewerkt waarin diervoederproductie, intensieve veehouderij, slachterij, mestverwerking (‘organische kunstmestproductie’), glastuinbouw en groenteverwerking op verschillende schalen zijn geïntegreerd met bestaande bedrijvigheid in de haven: • • • •
import/productie van diervoedergrondstoffen; productie van CO2 en restwarmte uit afvalverwerking; kunstmestproductie; koelhuizen.
De drie ontwerpen verschillen ten aanzien van de mate van geografische integratie: • Het ontwerp ‘Coenhavenpark’ is (denkbeeldig) gepositioneerd bij (en direct gekoppeld aan) een importeur van de diervoedergrondstoffen en een kunstmestproducent. • In het ontwerp ‘Afrikahavenpark’ worden die bedrijven samen verplaatst naar de (nieuwe) Afrikahaven; het complex wordt boven op een logistiek centrum gebouwd. • In het ontwerp ‘Satellietpark’ staat het complex ‘op afstand’, op een locatie die logistiek aantrekkelijk ligt ten opzichte van de haven. In het geval van de studie is daarbij gekozen voor een werklocatie in de Flevopolder. Aldaar is de mestafzet (met name het residu van de mestverwerking) ook het meest eenvoudig lokaal te realiseren. Warmte- en CO2-koppelingen met de afvalverwerker liggen daar minder voor de hand. In een workshop zijn de drie ontwerpen bediscussieerd met verschillende stakeholders (waaronder vertegenwoordigers van bedrijven in de haven). Algemene conclusies van die workshop: • De meeste bedrijven en andere stakeholders waren positief over de ontwerpen. • Aan de ontwerpen in de haven kleven nog wel een aantal praktische bezwaren. • Geen van de bedrijven ziet zich op dit moment geroepen het actief het initiatief nemen de vervolgacties te gaan trekken; dus moet er nog een partij gezocht worden die een dergelijk initiatief daadwerkelijk wil ontwikkelen.
Agroproductiepark Amsterdam
1
• Ook het economisch perspectief moet helder worden uitgewerkt; daarvoor moet echter wel gekozen worden voor één concept. • Partijen zoals banken, projectontwikkelaars en overheden moeten ook in het proces binnenkort worden opgenomen. Afsluitend is geconcludeerd dat een vervolg op dit initiatief een basis moet vormen voor ‘business development’.
Agroproductiepark Amsterdam
2
1. Inleiding Het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam (GHA) heeft het initiatief genomen om samen met Alterra voor de haven van Amsterdam te zoeken naar perspectieven voor de oprichting van een zogenaamd agroproductiepark (ook wel als APP aangemerkt). Hierbij zijn vervolgens eveneens het ATO en het Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster (hier nader kortweg Innovatienetwerk genoemd) gevraagd mee te werken. Een agroproductiepark voor de haven van Amsterdam betreft op basis van principes uit de industriële ecologie (samenwerking binnen de industriële bedrijvigheid met de nadruk op materiaal- en energiestromen met als doel kringloopsluiting1) het zoeken naar enigerlei clustering van bestaande en/of nieuw te vestigen bedrijven met agrofood relaties. De ambitie van het project is om algemeen oriënterend te zoeken naar mogelijke oplossingen die ruimtelijk en voor de betreffende bedrijven verbeteringen (bedrijfseconomische, planologische, energetische, procestechnische, etc.) zouden kunnen opleveren. Daarbij gaat het zeker niet alleen om een mogelijke herstructurering van de bestaande bedrijvigheid, maar vooral ook om het verkennen van de meerwaarde van een eventuele uitbreiding met andere bedrijvigheid (uit dezelfde bedrijfskolom of daarbuiten). Daarbij wordt niet uitgesloten dat ook zal worden gekeken naar de mogelijkheden voor aansluiting met de regionaal reeds aanwezige agrarische productieconcentraties (met name van de primaire productie). In het havengebied van Amsterdam (Westpoort) spelen voortdurend diverse transformaties. Deze zijn het gevolg van interne bedrijfsontwikkelingen (zoeken naar benuttingmogelijkheden van reststromen, veranderende maatschappelijke oriëntatie) en externe veranderingen (veranderende regelgeving, marktontwikkelingen en de stedelijke ontwikkelingen van de aangrenzende gebieden). Er leven daarbij diverse vragen zoals: • Hoe kan capaciteit qua ruimte, energie of stofstromen in Westpoort optimaal benut worden, zowel ruimtelijk als in de tijd? • Hoe kunnen de ontwikkelingen voldoen aan het criterium van duurzaamheid (ecologisch en economisch) en in hoeverre blijft er flexibiliteit om adequaat te kunnen reageren op mogelijke veranderende externe omstandigheden? • Wat zijn de potenties in termen van kansen/bedreigingen voor bedrijven van ruimtelijke clustering?
1
Lambert, A.J.D. & Boons, F.A. (2002): Eco-industrial parks: stimulating sustainable development in mixed industrial parks, Technovation, 22 (8), pp. 471-484. Agroproductiepark Amsterdam
3
Het idee van de agroproductieparken is enkele jaren geleden via wat algemene concepten geïntroduceerd2 en wordt door overheden en andere actoren genoemd als één van de duurzame ontwikkelingsrichtingen voor de agrosector3,4. Een definitie van het begrip agroproductiepark is: “een gerichte ruimtelijke clustering van agro- en mogelijk niet-agro-functies met het oog op verbetering van ruimtelijke, ecologische en economische duurzaamheid, met daarbij voldoende oog voor andere duurzaamheidprincipes (dier- welzijn en –gezondheid, voedselveiligheid, marktgerichtheid)”. Voor intensieve agroproductievormen die in dit rapport worden behandeld komt deze verduurzaming feitelijk neer op: • transportbesparing; • intensivering van ruimtegebruik; • benutten van reststromen (materie en energie); • versterking van ketensamenwerking, met mogelijkheden voor onderscheidende productkwaliteit. Naast de bovenstaande algemene doelstellingen gelden voor de situatie van de Amsterdamse zeehaven tevens de volgende doelen en randvoorwaarden: 1. Bijdrage leveren aan het verminderen van de milieubelasting van de bedrijvigheid binnen en buiten de haven en zoeken naar een optimale benutting van beschikbare milieuruimte. 2. Zoeken naar mogelijkheden voor verbinden van bestaande en nieuwe vervoersstromen binnen de zeehaven van Amsterdam. Verder spelen de volgende, meer algemene, factoren een belangrijke rol: 3. De noodzaak voor een ingrijpende vernieuwing van de diverse dierlijke productieketens (als eerste initiatief voor met name de varkenshouderij destijds vertaalt in de Reconstructiewet: clustering van varkensbedrijven, beperking van veterinaire risico’s via een ruimtelijke zonering van de productiecapaciteit). 4. De voortgaande behoefte van schaalvergroting in diverse onderdelen van agroproductieketen: als voorbeeld de noodzakelijke groei van de capaciteit van de slachterijen (een rendabele onderneming praat al van een minimale jaarlijkse productiecapaciteit van enkele miljoenen dieren). 5. Nieuwe technologische ontwikkelingen in de agrosector (mestverwerking, voermengen).
2
J.G. de Wilt, H.J. van Oosten en L. Sterrenberg: Agroproductieparken: Perspectieven en dilemma’s, Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, Den Haag, 2000. 3 Visie Agrologistiek (ministerie van LNV, 2001): http://www.minlnv.nl/infomart/parlemnt/2001/par01358.pdf 4 In het kader van de ‘Reconstructiewet Concentratiegebieden’ spelen met name regionale en locale overheden een actieve rol bij het uitwerken van kansen voor innovaties op het gebied van de ruimtelijke inrichting. Agroproductiepark Amsterdam
4
In dit rapport worden de conclusies van een kortlopende studie naar de mogelijkheden weergegeven. Met de nadruk op kortlopend. Het is een eerste vingertoetsing van mogelijkheden zonder dat alle voorstellen zwaar leunen op achterliggende onderzoeksactiviteiten. In de eerste fase van het project zijn op basis van een inventarisatie van de aanwezige bedrijven in Westpoort met elk een specifieke bedrijfsvoering en bedrijfsdoelstelling van enkele varianten van agroproductieparken ontwerpen ontwikkeld. Deze fase is in samenwerking met het ontwerpbureau Urban Affairs en de freelance ontwerper Eric Frijters uitgevoerd. In de tweede fase zijn in een workshop deze ontwerpen met stakeholders uit het havengebied zelf, de keten, en andere betrokkenen nader bijgesteld en geëvalueerd. Deze workshop geeft daarmee een eerste voorzichtige indruk van draagvlak voor de drie gepresenteerde concepten en geeft daarnaast ook richtingen aan gewenst verdieping aan. De drie uitgewerkte concepten, de daarvoor vervaardigde ontwerpen en de reacties van betrokkenen op de ontwerpen worden in de volgende hoofdstukken toegelicht.
Agroproductiepark Amsterdam
5
Agroproductiepark Amsterdam
6
2. Introductie Westpoort als onderzoekslocatie De interesse van het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam voor het doordenken over potenties van de oprichting van een agroproductiepark wordt vooral gevoed door de aanwezigheid van een aantal bedrijven binnen Westpoort die reeds zijn gekoppeld aan agroketens (en daar soms zelfs een belangrijke rol reeds in spelen) of daarmee relatief eenvoudig verbonden kunnen worden. Het gaat met name om bedrijven als Cargill (verwerker van sojabonen en zonnebloemzaden tot halffabrikaat voor de voedingsmiddelenindustrie, waarbij de restproducten aan de veevoederindustrie worden geleverd), Amfert (kunstmestproductie), Reliant (energieopwekking) en Gemeentelijke Dienst Afvalverwerking (GDA). Daarnaast bevinden zich in het havengebied uiteraard diverse andere ‘plants’ die onderdelen vormen van agroproductieketens maar voor wat betreft schaal, huidige bedrijfslocatie en/of relevantie in koppelmogelijkheden minder op de voorgrond treden. Binnen Westpoort zijn de genoemde vier bedrijven deels gelegen in het Hemhavengebied (Cargill, Amfert en Reliant) of in het westelijk deel van Westpoort (GDA), waar nog ruimte is voor nieuwe vestigingen. Op dit moment zijn Cargill en Amfert grote spelers in de agromarkt. Amsterdam is momenteel de belangrijkste aanvoerhaven van agribulk van Nederland. Zo werd er door Cargill in 2002 circa 7 miljoen ton agribulk (o.a. soja, raapzaad, koolzaad, tapioca, fruitsappen) overgeslagen, bestemd voor de Nederlandse en Duitse markt, naast de eerder genoemde restproducten van de fabricage. De OBA bulk terminal slaat, naast grote hoeveelheden steenkool, eveneens 1,5 miljoen ton agribulk over. Amfert produceert kunstmeststoffen voor de West-Europese markt en slaat per jaar ongeveer 1,5 miljoen ton over. De belangrijkste grondstof is fosfaat, daarnaast worden kali en stikstof verwerkt. Qua ruimte lijken er grosso modo momenteel in principe voldoende mogelijkheden voorhanden om een APP te realiseren (uiteraard afhankelijk van de ruimtevraag en de exacte locatie). Binnen Westpoort is er gekozen voor de twee meest in aanmerking komende zoekgebieden: Hemhavengebied en Afrikahavengebied. Vooral vanwege de actuele locatie van bedrijven en vanwege de actuele lokale grondmarktsituatie. Het vigerend beleid in Westpoort leidt tot de volgende overwegingen (en dat zijn voor een deel aspecten die in een latere fase van detaillering uitwerking behoeven): • Wordt een APP beschouwd als een industriële of als een landbouwactiviteit? Agroproductiepark Amsterdam
7
• In het Bestemmingsplan moet wellicht de bedrijvenlijst en het bebouwingspercentage worden aangepast. De maximale bouwhoogte is nu beperkt tot 30 m in de Hemhavens respectievelijk 25 m in het Afrikahavengebied. • De mate van havengebondenheid van een APP zal van invloed zijn op de locatiekeuze. • Welstandseisen zullen van invloed zijn op de vormgeving van het gebouw. • Er moet rekening worden gehouden met milieueisen, in het bijzonder voor wat betreft geluid en geur.
Agroproductiepark Amsterdam
8
3. Agroproductiepark Westpoort: gekozen uitgangspunt
3 . 1 . Vo o r g e s t e l d e o n d e rd e l e n v a n h e t p a r k Vanuit een analyse van mogelijke dierlijke productieketens en van de aanwezige relevante bedrijvigheid zijn drie verschillende ontwerpen gemaakt voor een agroproductiepark gekoppeld aan de haven. In de ontwerpen zijn de volgende (agro)functies aanwezig verondersteld: • varkenshouderij (vermeerdering en mestvarkens); • mengvoerkeuken; • slachterij; • mestverwerking, productie van organische meststoffen. Afhankelijk van de locatie en/of het ontwerp kunnen daaraan de volgende functies worden toegevoegd: • glastuinbouw; • kippen; • vissen; • algenkweek, • champignonteelt, maar natuurlijk ook minder voor de hand liggende functies als sierplanten, boomteelt, restaurant, groothandel, worstenmakerij, pizzabakker, recreatiefaciliteiten, enz. Er is bij de uitwerking gekozen om de varkens centraal te zetten om de problemen en oplossingen zo scherp mogelijk te stellen. De huidige (ruimtelijke) problemen in de varkenssector zijn enorm (zie het reconstructie proces). Varkens kunnen een belangrijke rol vervullen in de industriële ecologie vanwege het feit dat ze veel soorten voedsel kunnen opnemen en tevens een hoge productie van warmte en CO2 hebben. Bij andere diersoorten (zoals kippen) zijn de stromen kleiner. Kippen hebben bijvoorbeeld wel het voordeel dat de mest droger is, en daarom makkelijker te verbranden. Ook een combinatie van dieren is in de uiteindelijke uitwerking denkbaar. Figuur 1 geeft de productieketen van het varken weer. Daaruit valt af te leiden dat een varken tijdens zijn leven gem. 57,5 (big) plus 237 kg (vleesvarken) krachtvoer consumeert. Aangezien een varkensplaats gemiddeld 3,15 maal per jaar plaats bied aan een varken wordt er per varkensplaats ca. 1000 kg krachtvoer geconsumeerd. Een Agroproductiepark Amsterdam
9
miljoen varkensplaatsen genereert dus een stroom van 1 miljoen ton krachtvoer, met daarnaast het krachtvoer voor de zeugen (150.000 ton). De mestproductie beslaat in totaal bijna 2 miljoen m3. Circa 10.000 ton hiervan is terug te winnen als mineralen.
Figuur 1: Voorbeeld van de dierlijke productieketen varken, gemaakt op basis van informatie van het Praktijkonderzoek Veehouderij in Lelystad. Met dank aan Ina Enting (getallen zijn globaal).
Agroproductiepark Amsterdam
10
3.2. Mogelijke koppelingen tuss en delen van de APP De beschreven functies worden vooral ook voorgesteld met het oog op de mogelijke synergie tussen bedrijven door de fysieke koppelingen: Koppeling tussen: • Cargill – varkenshouderij • Varkens – slachterij • Varkenshouderij/mestverwerking – Amfert • Mestverwerking – UNA/Reliant • Varkenshouderij – glastuinbouw • UNA/Reliant en/of AVI – glastuinbouw • AVI – glastuinbouw
Winstkans: Afzet veevoedergrondstoffen Geen transport van levende dieren Productie van hoogwaardige mest op basis van o.a. dierlijke mest Energieproductie uit mest Koppeling warmte en/of CO2 Koppeling warmte en/of CO2 Koppeling biomassa, voor lokale productie warmte en CO2
Koppelingsvorm transportband, -buis of binnenvaartschip directe koppeling in het park transportband of binnenvaartschip transportband of binnenvaartschip directe koppeling in het park met buisverbinding met transportband
Figuur 2: Mogelijke koppelingen tussen bedrijven en onderdelen in het agroproductiepark. Agroproductiepark Amsterdam
11
De gekozen schaal van de uitgewerkte ontwerpen is ingegeven door drie motieven: 1. Slachterij prefereert een bepaalde schaalgrootte in verband met efficiëntie en rentabiliteit (schaalvoordelen) van slachtinstallatie. 2. Het nemen van sommige maatregelen die interessant zijn vanuit duurzaamheidoogpunt wordt pas haalbaar bij een minimale schaalgrootte vanwege bijvoorbeeld de kosteneffectiviteit. 3. Significante bijdrage in de omzet van betrokken partijen binnen de keten. Allicht kunnen ook ontwerpen van een andere (kleinere) schaal de beoogde vormen van synergie opleveren, maar daarbij worden wel de verhoudingen tussen operationele winstkansen en investeringen geringer. Een eerdere studie van o.a. het ATO en Alterra5 naar voordelen van de voorgestelde koppelingen heeft aangetoond dat bij de hieronder genoemde omvang een forse besparing in operationele kosten haalbaar is (zie het onderstaande kader). Zie verder ook de publicatie VoorBeelden van Agribusinessparken6. Een denkbeeldig cluster ‘Foodpark’ omvat de volgende onderdelen (naar het studierapport Foodpark, van EET, 2002): • een miljoen mestvarkens (ligplaatsen) • 140 000 zeugen (+ biggen) • ruim 400 ha glastuinbouw • max. 100 km2 akkerbouw • gerelateerde (keten)functies (mestverwerking, slachterij, groenteverwerking, etc.) Door volumineuze stromen zoals mest en bijproducten niet uit het cluster te ‘exporteren’ zijn de volgende jaarlijkse transportbesparingen mogelijk: • 15 miljoen vrachtwagenkilometers; • 0.2 PJ energiebesparing ; • reductie CO2-uitstoot: 16 miljoen kg CO2 • besparing van transportkosten van 10 tot 20 miljoen Euro’s. Door koppeling van kassen met stallen (warmte, CO2, O2) zijn daarnaast nog veel grotere winsten mogelijk: • 7 PJ energiebesparing • reductie CO2-uitstoot: 500 miljoen kg CO2 • besparing van energiekosten van M€30. Deze besparingen zijn mogelijk bij verschillende ruimtelijke inrichtingsvormen van ‘Foodpark’: zowel bij clustering van de gebouwen op één locatie als bij een meer ruimtelijk gespreide inrichting (veehouderij en glastuinbouw in ‘miniclusters’).
5
Broeze, Jan, Herman Vedder (ATO), Silke Hemming, Bert Annevelink (IMAG), Marco van Steekelenburg (ALTERRA), Remy Jongboom, Bennie Berenschot (Rodenburg Fourages), Ton Capelle, Coen Hubers (Cebeco), Jan de Wilt (Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster) EET – FOODPARK, Agroproductietechnologie van de toekomst. KIEM20112. Eindrapportage maart 2003. 6 Eck, W. van, R. Groot, K. Hulsteijn, P.J.A.M. Smeets & M.g.n. van Steekelenburg (red.), 2002. VoorBeelden van Agribusinessparken. Wageningen, Alterra, Research instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-rapport 594. Agroproductiepark Amsterdam
12
4. Programma van eisen APP Westpoort Het programma van eisen is opgesteld op basis van een omvang van het agroproductiepark van 1 miljoen mestvarkenplaatsen. Programma van eisen
Omschrijving van een unit
Mestvarkens Om tot een voldoende massa te komen voor rechtstreekse levering van veevoer vanaf de aanvoer in de haven wordt uitgegaan van een cluster met ten minste plaats voor 1 miljoen mestvarkens. Dat is bijna 10% van het huidige totale aantal varkens in Nederland. Benodigd oppervlakte is inclusief logistieke ruimte. Mengvoerkeuken Deze verwerkt de per zeeschip aangevoerde voercomponenten, alsmede de bijproducten van de reeds in de haven zijnde voedselverwerkende industrie, tot veevoer. Benodigd voer APP: gem. 100 kilo per maand per varkensplaats is 100.000 ton voor opslag (± 200.000 m3) Vermeerderingsbedrijf Met plaats voor 130.000 zeugen, welke voldoende biggen werpen om 1 miljoen varkensplekken continue te voorzien. Benodigde oppervlakte is inclusief de biggen en logistieke ruimte.
Totaal voor APP Amsterdam 1 miljoen varkenspl.
unit 1 ha. 6.650 varkenspl. totaal: 150 units (160 ha) 200.000 m3 voor opslag. unit 1 ha, 4 meter hoog: 40.000 m3
totaal: 5 units: 130.000 zeugpl.
unit 1 ha. 2600 zeugen
totaal 50 units, (50 ha)
Slachterij annex vleesverwerking, keuring en opslag (koelbox) unit is 1 ha Mestverwerkende industrie; waar de mest wordt gescheiden in natte en droge fractie: Natte fractie Ca. 1.600.000 m3/jr. wordt ingedikt en afgezet in de akkerbouw -> (3 tot 4 binnenschepen in de vaart naar satelliet)
unit 1 ha, 4m hoog (40.000 m3)
totaal 10 units (10 ha) Maandelijkse opslag ca. 160.000 m3
totaal 4 units
Agroproductiepark Amsterdam
13
Droge fractie 500.000 m3/jr. wordt verbrand en vormt de basis voor kunstmest; methaan gaat naar de afvalverwerker, en de rest (biomassa) gaat als brandstof naar de energiecentrale. Opslag- en verwerkingscapaciteit zijn voor een maand noodzakelijk. Transport: import veevoer en export dunne fractie naar afzetgebieden in de akkerbouw: betekent per week enkele zeeschepen en minimaal 4 binnenschepen per dag. Programma van eisen: mogelijke aanvullende functies Glastuinbouw Met de stalwarmte van het genoemde aantal varkens kan een kas met een oppervlak tot ± 300 ha. worden verwarmd. Kippen 5 miljoen kippen voor vleesproductie Vissen Tilapia (leeft gedeeltelijk van de kippenmest) Afvalverwerking, voor verwerking reststromen
Energiecentrale, voor medegebruik methaan
Varkensbos: uitloopruimte voor varkens bij voldoende ruimte Akkerbouw, voor de afvoer van de dunne fractie
Algenkwekerij
Windmolenpark
Agroproductiepark Amsterdam
14
Maandelijkse opslag ca. 40.000 unit 1 ha, 4 meter hoog: (40.000 m3)
m3 1 unit nodig
zeeschip
4 binnenvaart schepen per dag
Omschrijving van een unit
Totaal
5. Opties voor koppelingen en ruimtelijke varianten ‘Traditioneel’ ketenonderzoek is in het algemeen gericht op het optimaliseren van een (lineaire) productieketens. Bij het concept van agroproductieparken wordt daaraan een extra dimensie toegevoegd: de productieorganisatie wordt beschouwd als een netwerk. Niet alleen de hoofdproducten worden in de analyse meegenomen, maar ook de bijbehorende nevenstromen. Juist voor de primaire productiefunctie is de omvang van de belangrijkste nevenstromen groot (denk o.a. aan mest, warmte en CO2). Onderstaand figuur laat zien dat juist de primaire productie centraal staat als gekeken wordt naar de omvang van de stromen.
Figuur 3: Schematische weegave van aspecten en onderdelen die komen kijken bij het ontwerpen van een APP. De besproken mogelijkheden van koppeling van onderdelen van een APP zijn inspiratiebron geweest voor de uitwerking van drie ruimtelijke varianten. De varianten zijn: 1. Coenhavenpark: inbreiding bestaand bedrijventerrein: het agroproductiepark wordt logistiek optimaal gepositioneerd t.a.v. aanvoer van veevoedergrondstoffen en afzet van mestproducten.
Agroproductiepark Amsterdam
15
2. Afrikahavenpark:oprichting van nieuw grootschalig APP bij de Afrikahaven, het park wordt gepositioneerd in de Afrikahaven; importbedrijven voor veevoedergrondstoffen en kunstmest worden ook verplaatst naar de Afrikahaven. 3. Satellietpark: APP op enige afstand van de haven zelf, het agroproductiepark wordt ontwikkeld op afstand (dat is buiten de haven), op een locatie die gunstig ligt ten opzichte van de haven.
Agroproductiepark Amsterdam
16
6. Variant 1: Coenhavenpark
Figuur 4: Schematische weergave variant Coenhavenpark met transportstromen. Kenmerken voor de geselecteerde vorm van “inbreiding”: • zeer intensief ruimtegebruik; • varkensketen (mengvoerkeuken, varkenshouderij en slachterij) in één gebouw; • koppeling van stal-kas; • aanvoer veevoedergrondstoffen en afvoer meststoffen via transportband. Op en naast de Coenhaven wordt ruimte gecreëerd voor een bedrijfsverzamelgebouw waarin alle functies worden gecombineerd:1 miljoen vleesvarkens, in een gebouw van minimaal 4 lagen. Inclusief slachterij, mestverwerking en mengvoerkeuken Ontwerp • Het gebouw meet 900 bij 600 meter en zal dan 10 verdiepingen hoog moeten zijn. • De onderste drie lagen met varkens kunnen in de drooggelegde havenbekkens worden gesitueerd. • Door trapsgewijze stapeling van de vloeren kan de zon diep doordringen in het gebouw. • Lichtinval door open atria, waarvan het onderste deel gevuld kan worden met (vis)water. • Het gebouw steekt 7 lagen boven maaiveld (ca. 20 meter)uit. Het idee is dat de onderste lagen bestemd zijn voor de varkens, het maaiveld en de een-na-bovenste laag voor logistiek en bovenin is de glastuinbouw geplaatst.
Agroproductiepark Amsterdam
17
• In de niet met water gevulde atria is ruimte voor het verbouwen van een aantal specifieke gewassen. • Boven op het gebouw is een kas gesitueerd van in totaal 50 ha. • Ook de gevels bestaan uit glas met groen (voordelen: lichtinval, transparantie). • De A10 loopt langs het gebouw, en door het gebouw transparant te maken en veel aandacht te besteden aan de architectuur ontstaat een imposante landmark met een PR-functie voor de moderne varkenshouderij. • De kunstmestproducent beheert het onderdeel dat de vaste fractie van
Figuur Figuur5:5: Impressie Impressieinterieur interieuratrium atriummet met onderaanzicht kasse. onderaanzicht kassen.
de mest omzet in kunstmest. • De sojaverlader bedient de mengvoerkeuken. • De varkens verwarmen het gebouw en laten met de CO2-productie de gewassen groeien.
Figuur 6: Doorsnede, met trapsgewijze stapeling van verdiepingen en kas als bovenste laag (inzet rechtsboven: situatietekening met noordpijl).
Agroproductiepark Amsterdam
18
Figuur 7: Schema van de stromen en stapeling programma van eisen.
Figuur 8: Coenhavenpark met grondbeslag van ca. 50 ha. Figuur 9: Schematische weergave van plaatsbepaling en stapeling variant Coenhavenpark.
Agroproductiepark Amsterdam
19
Figuur 10: Isometrie van het ontwerp, ingepast in de Coenhaven, inclusief “exploded view”.
Agroproductiepark Amsterdam
20
7. Variant 2: Afrikahavenpark
Figuur 11: Schematische weergave variant Afrikahavenpark met transportstromen.
Kenmerken van de geselecteerde vorm van de oprichting van een nieuw grootschalig bedrijventerrein: •
Intensief ruimtegebruik.
•
Varkensketen in een gebouw.
•
Stal-kas koppeling.
•
Stapeling van functies op een logistiek centrum.
•
Bedrijven aan de Coenhaven en de Mercuriushaven (Amfert, Cargill en Igma) worden verplaatst naar de Afrikahaven.
•
Aanvoer veevoedergrondstoffen en afvoer meststoffen via transportbanden.
•
Directe koppelingen met afvalverwerker: warmte + CO2.
Het APP zal een oppervlakte hebben van maximaal 200 ha, welke niet kadegebonden hoeft te zijn. Wel zijn er direct verbindingen met de 30 ha tellende nieuwe vestiging van de kunstmestfabrikant, sojaverwerker, mengvoerkeuken en mestverwerking. Daarnaast de slachterij op 1 ha, aangesloten op de reeds geplande installatie voor het koelen en keuren van vlees en voedsel. Er wordt in totaal 150 ha gereserveerd voor het “varkensbos onder de kas”, gestapeld op een logistiek centrum. Dit logistiek centrum hoeft niet per definitie een relatie met het APP te hebben.
Agroproductiepark Amsterdam
21
Figuur 12: Schema van de stromen en stapeling programma van eisen. Ontwerp • Uitgangspunt is de verplaatsing van de sojaverlader en de kunstmestfabrikant naar de Afrikahaven. • Grondbehoefte kunstmestfabrikant, sojaverwerker, mengvoerkeuken: 30ha en mestverwerking: ± 1 ha. • Slachterij: aansluiting bij nieuwe/geplande koelhuizen. • Gebouw wordt 150 hectare groot in de vorm van een varkenslandschap onder glasdak. • De varkensproductie vindt plaats in een enkele etage, met op specifieke plekken een uitbreiding tot meerdere lagen (33% dubbellaags).
Figuur 13: Impressie interieur varkensbos met onderaanzicht kassen
• Daarboven ligt een groot glasdak, waaronder de teelt van gewassen plaatsvindt.
• Het geheel rust op de dakconstructie van het logistiek centrum welke op deze locatie gepland was.
Agroproductiepark Amsterdam
22
Figuur 14: Doorsnede. Met kassen op varkensbos en met logistiek centrum daaronder. Inzet rechtsonder: situatieschets met noordpijl.
• Er wordt een directe verbindingslijn aangelegd met de plek waar de slachterij, keurstation en vleeskoelcel wordt aangelegd. • De varkens verwarmen de kas, en produceren CO2 voor teelt van de gewassen.
Agroproductiepark Amsterdam
23
Figuur 15: Afrikahavenpark, met een ruimtebeslag van ca. 150 ha.
Figuur 16: Schematische weergave van plaatsbepaling en stapeling variant Afrikahavenpark.
Figuur 17: Isometrie van het ontwerp, ingepast in de Afrikahaven, inclusief “exploded view”.
Agroproductiepark Amsterdam
24
8. Variant 3: Satellietpark
Figuur 18: Schematische weergave variant Satellietpark met transportstromen.
Figuur 19: Schema van de stromen en stapeling programma van eisen. Agroproductiepark Amsterdam
25
Kenmerken voor de geselecteerde vorm van satellietvorming: • Minimaal direct effect in de haven. • Allianties met bedrijven in de haven. • Primaire agrofuncties blijven in de agrarische gebieden. • Varkens in het landschap. • Andere focus bij clustering: mestafzet bij het park. • Agroproductiepark (mogelijk meerdere) vestigen op ‘satellietlocatie’ met gunstige ligging t.o.v. Amsterdam (bijvoorbeeld aan de rand van de Flevopolder). • Beperkte ontwikkelingen in de haven; o.a.: − installatie voor verwerking van mineralen uit verwerkte mest tot ‘kunstmestkwaliteit’. • Transport tussen haven en Agroproductiepark met binnenvaartschip. Ontwerp • Terrein van 1250 hectare bijv. bij Swifterbant, ten noordoosten van Lelystad. • Aanlegsteiger voor schepen met veevoedergrondstoffen en mestverwerking. • Aldaar de slachterij. • In het landschap liggen in een waaiervorm de langwerpige varkensproductie-eenheden. • De langwerpige productie-unit is taartvormig, waardoor de varkens in opvolgende
Figuur 20: Overzicht Satelliet, 1250 hectare varkensbos bij Swifterbant.
levensfase telkens meer uitloopruimte krijgen. • Het geheel is gesitueerd boven op het dak van een modulaire bebouwing, waarin varkens kunnen verblijven, maar ook champignon- en/of witlofkwekerij gehuisvest kunnen worden. • Mestresidue kan ook in de omgeving worden afgezet. • Er zijn exclusieve afspraken met de haven van Amsterdam voor de aanvoer van voer en de afvoer van de mest.
Figuur 21: Doorsnede landschap, met rechts het afmeren van schepen.
Agroproductiepark Amsterdam
26
Figuur 22: Principe van varkenslandschap met modulaire stallen/ruimtes onder landschap. Figuur 23: Door ribben te maken van geschakelde stallen ontstaat er een landschap, waar alle mest naar één plek wordt afgeleid (als ware het een aanrechtblad). Bron: Afstudeerwerk Eric Frijters.
Agroproductiepark Amsterdam
27
Agroproductiepark Amsterdam
28
9. Evaluatie van de ontwerpen: de workshop
9.1. De workshop Op 28 januari 2003 is door de eerder genoemde deelnemende partijen in het project een workshop georganiseerd met als doel het presenteren van de drie ontwerpen, discussie over verbetermogelijkheden en het peilen van de interesse van bedrijven en andere actoren voor verdere ontwikkelingen. Voorafgaand aan het project en aan de workshop hebben reeds twee overlegrondes plaatsgevonden rond het onderwerp met een deel van de aanwezigen. Vanuit het ingestoken proces bestaat daardoor reeds enige stabiliteit, vertrouwen en gezamenlijkheid in de meningsvorming. In een proces van joint fact finding moet regelmatig de discussie over de uitgangspunten herhaald worden om bij een groeiend aantal deelnemers dezelfde constructieve sfeer te realiseren: essentieel voor een voedend en innovatief onderwerp. Daarnaast wordt in twee parallelle groepen gezocht naar de voornaamste reactie op de drie ontwerpen. Deelnemers en groepsindeling: groep 1: Frans Bethe - Alterra Marco van Steekelenburg - Alterra Wim Brunnekreef - Nutreco Hans Koehorst - LTO Cees Langeveld - Amfert Jan de Wilt – Innovatienetwerk Arjan Simons - ATO Bram Breure - GHA Pito Dingemanse - GHA groep 2: Peter Smeets – Alterra Jan Broeze - ATO Chris Velzeboer - Cargill Michele Spangenthal - GHA Lex de Ridder - GHA Agroproductiepark Amsterdam
29
Jan Prins - Prinsenland BV Niels Lameyer - LTO Wil Sierhuis - GDA (AVI) Jochem Pleijsier – LNV I&H
9.2. Kansen, bedreigingen en opmerkingen Algemeen worden door de deelnemers de volgende kansen en bedreigingen herkend. Kansen voor de haven • Sterkere binding met de individuele bedrijven met het oog op de koppelingen. • Beperking beslag op beschikbare milieuruimte. • Pull-factor voor importeurs van andere veevoederingrediënten. • Park als reclamemiddel. • Verlaging congestiedruk. Kansen voor de bedrijven • Toegevoegde waarde • Versterking link met afnemers • Milieubesparingen • Kostenbesparing (congestie) • Voedselveiligheid • Ontwikkeling nieuwe technologieën Bedreigingen voor de haven • Varkensflat-syndroom. • Minder aantrekkelijk voor schone niet-agrarische bedrijven. • Vigerend beleid maakt de vrije keuze voor groot deel van ruimte om park beperkter. Bedreigingen voor de bedrijven • Grotere afhankelijkheid van de bedrijven van elkaar. • Gevoelige affichering met een grootschalige onderneming als Foodpark. • Kwaliteitsrisico’s door gebruik reststromen (bijvoorbeeld schadelijke stoffen in mest voor gewassen). Verdere opmerkingen • Hoe meer partijen: hoe complexer het verhaal wordt (koppelingen van ondernemingen, verschillende productiesoorten). • Winst in energie (wordt steeds grotere last voor glastuinbouwer).
Agroproductiepark Amsterdam
30
• Kwaliteit van de producten verandert niet. • Afzet: vervoer van hoogwaardige tuinbouwproducten per containerschip naar voorn. VS. • Vervoersstromen: ligt gunstig. Logistiek via schip heeft voorkeur! • Geur is een probleem in de huidige varkensgebieden; in Amsterdam moet daar zeker een oplossing voor komen. • Milieuvergunningen e.d. op complexniveau. • Planologisch gezien is het moeilijk glastuinbouw te realiseren. • Van bedrijven: wie bepaalt de koers. • Ketenverhaal behoeft meer verdieping, ook slachthuizen, logistiek enz beter een plaats geven in de ontwerpen. • Maatschappelijke acceptatie moet in de het proces altijd voorop staan, anders hoeven we er niet aan te beginnen. • Verdiepen in energieverhaal, er vallen vele koppelingen te bedenken. • Het concept APP is ook interessant als export product. • Architectuur als ‘wapen’ inzetten: door het gebouw uiterlijk aantrekkelijk te maken, kan de maatschappelijke acceptatie eenvoudiger worden. • Opschalen naar regio (bijv. Zaandam waar veel cacao te vinden is, maar ook Aalsmeer en schiphol). Aanvullende info over bestaande bedrijven en processen: • AVI heeft ook restproduct CO2. • AVI kan ammoniak gebruiken (mits voldoende geconcentreerd). • AVI: huidige benuttingrendement van warmte: 23%. Restwarmte is laagwaardig; zou goed passen bij warmtebehoefte van een kas: aansluiting op 70C net (=retournet). • Uitbreiding warmte-afzet-net AVI aan de nieuwe bedrijvigheid in de Afrikahaven. Bedrijfsstrategieën • Marktwerking valt als stimulerende factor weg. • Koers van de belangrijkste betrokken bedrijven Cargill en Amfert wordt in respectievelijk USA en in Israël bepaald. • Controleerbaarheid van duurzaamheidprincipes (handelsvrijheid vanwege haven). Over de varianten: • Variant 1: ligt dicht bij stadsverwarmingsnet, hier warmte aan te leveren. • Variant 2: bij uitbreidingsplan warmtenet Afrikahaven. • Twijfel Afrikapark: groot ruimtebeslag van net nieuwe ruimte (is hard voor gevochten). • Satellietpark: twijfel bij winst in logistiek, ecologie en de ruimtebesparing. • Sterk punt is dat er ruimte “beschikbaar” is in zowel variant 1 als bij 2. • Variant 1 en 2: mooie omvang voor glastuinbouwer van de toekomst. Agroproductiepark Amsterdam
31
• Structuurplannen Amsterdam (ontwikkeling op lange termijn): Coenhavenvariant is zeer hoogwaardige ruimtebenutting, maar vereist uitgekiende politieke timing. • Wijkermeerpolder als alternatieve locatie? • veevoedergrondstoffen en residu van mestverwerking als heen- en retourlading te combineren in variant 3. Persoonlijke meningen: • Uitdagende vormen van industriële ecologie. • kracht is de koppeling met de bedrijven. • Fysieke aanwezigheid van dierhouderij kan bedreiging zijn voor andere voedselverwerkende industrie. • “technisch is alles mogelijk”.
9.3. Enkele globale conclusies ten aanzien van de workshop 1. In de komende stappen van de initiële fase zal het bedrijfsleven zeer terughoudend opereren. Geprivatiseerde bedrijven zoals energieproducent en de afvalverwerker lijken meer mogelijkheden te hebben. Maar de overheid zal voorlopig een belangrijke rol moeten blijven spelen anders komt de innovatie niet echt van de tekentafel naar een concreet project. 2. De mogelijkheid om in een agroproductiepark superkwaliteit te produceren verdient meer aandacht. 3. Alle partijen aan tafel willen graag door in een volgende verdiepingsslag van het ontwerp. Die verdiepingsslag moet zich op de volgende thema’s richten: • nadere analyse waarmee er duidelijker een keuze tussen de ontwerpen kan worden gemaakt • de ontwerpen vragen om een sterkere bedrijfseconomische uitwerking (Financieel, maar ook welke organisatievorm is het meest geschikt gelet op de intrinsieke afhankelijkheden die ontstaan tussen de bedrijven) • voor de oprichting van een agroproductiepark is een goed op de situatie toegesneden businessplan nodig • en een goed plan in de tijd (vraag van planning en fasering in de tijd) • onderzoeken welke belemmeringen liggen in de vigerende relevante regelgeving (bestuurlijk en juridische aspecten) 4. Op basis van het plan voor de volgende fasen in het proces nog andere stakeholders gaan betrekken (draagvlak vergroting)
Agroproductiepark Amsterdam
32
9.4. Nadere analyse voor transportbesparing, ruimtelijke kwaliteit en regionale economie van de varianten De drie varianten voor een Agroproductiepark in de Amsterdamse haven zijn op verschillende effecten bekeken. 1. Coenhavenpark: het agroproductiepark wordt logistiek optimaal gepositioneerd t.a.v. aanvoer van veevoedergrondstoffen en de afzet van mestproducten, dus direct op of aan de Coenhaven, binnen de Amsterdamse Ring A10. 2. Afrikahavenpark: het park wordt gepositioneerd in de Afrikahaven; de al bestaande importbedrijven voor veevoedergrondstoffen en kunstmest worden ook verplaatst naar deze Afrikahaven. 3. Satellietpark: het agroproductiepark wordt ontwikkeld op afstand (dat is buiten de haven) op een locatie die gunstig ligt ten opzichte van de haven; dit kan bijvoorbeeld de Flevopolder zijn bij Swifterbant. Effecten op transportbesparing In ieder geval moet de besparing enorm zijn gezien het uitgangspunt in het huidige ontwerp dat er circa 1 miljoen varkensplaatsen worden geconcentreerd in de haven van Amsterdam. Dat betekent dat circa10 procent van alle veevoertransport, mesttransport en diertransport naar slachterij in het gehele land werkelijk van de weg zal worden gehaald! Dit betreft zowel binnenschepen als as-transport. Daarnaast wordt de distributie van het vlees, zowel in binnen- als in buitenland, aanzienlijk verkort door de locatie van de productie direct nabij grote bevolkingsconcentraties (Amsterdam, Randstad) alsmede nabij exportcentra als de haven zelf en Schiphol. Ook wordt vanwege de directe koppeling van de mestverwerking aan zowel het varkensbedrijf als aan de (kunst)mestfabrikant aanzienlijk bespaart op zowel de aanvoer van kunstmest via oceaanstomers vanuit andere delen van de wereld (bijv. Israël), alsmede ten aanzien van kunstmestvervoer naar de afzet in de (glas)tuinbouw en akkerbouw; de tuinbouw ligt dichter in de buurt en t.a.v. de akkerbouw gaat het om mestkorrels en niet om grotere (onbewerkte) meststromen. Ook als het totale ontwerp in delen worden gebouwd zal de besparing navenant zijn. Nog steeds levert dat een aanzienlijke besparing op. Voor de verschillende ontwerpvarianten ligt de besparing min of meer op hetzelfde niveau, al is er bij de variant Afrikahavenpark meer lokaal vervoer in de haven per vrachtwagen (bijv. biomassa naar afvalverwerker). De variant Satellietpark, kent vanwege de op afstand liggende primaire productie, wel aan- en afvoer van diverse binnenvaartschepen per dag die veevoer en (kunst)mest verschepen. Het natransport per vrachtwagen wordt echter in deze variant eveneens vermeden.
Agroproductiepark Amsterdam
33
Effecten op de ruimtelijke kwaliteit Nationaal: door de clustering van vele honderden bestaande varkensbedrijven en tientallen glastuinbouwbedrijven wordt het buitengebied, met name de zandgrondgebieden, verschoond hiervan. Als resultante, Alterra geeft dat ook wel de term Ruimtepomp, geeft deze verplaatsing een enorme impuls aan de ruimtelijke kwaliteit van de gebieden waar nu de varkensbedrijven huizen (vanwege de dichtheid van bedrijfsgebouwen, de architectuur, het feit dat de actuele concentratie van varkensbedrijven aldaar andere processen stremt). Lokaal: een dusdanig groots en uitzonderlijk programmatisch gebouw in de bestaande omgeving van de Amsterdamse haven, zal een enorme impact hebben. Variant 1 zal de meeste impact hebben, omdat het hier gaat om een gebouw van minstens 7 lagen hoog, pal naast de A10. Variant 2 is minder hoog, maar verder kan het zich meten met ontwerp van variant 1. Variant 3 heeft voor de haven geen grote impact, echter op de satelliet zal het landschap drastisch veranderen. Dit hoeft echter niet te leiden tot een verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit aldaar. Effecten op de regionale economie Variant 1 en 2 hebben een grote impact op de economie van Amsterdam, aangezien het plaatsen van een dergelijk bedrijf vele arbeidsplaatsen en toeleverende industrie zal betekenen. Tevens wordt voor een aantal bedrijven in de haven, het perspectief geboden om zich voor langere tijd aan de haven te binden wat voor de regionale economie ook positief werkt. De gebieden waar de varkensbedrijven weggaan zullen zich meer kunnen gaan richten op de ontwikkeling van andere waarden als natuur en recreatie, wat gunstig kan zijn voor de regionale economie aldaar.
Agroproductiepark Amsterdam
34
map workshop
nuari 2003
Bijlage B: Literatuur • Lambert, A.J.D. & Boons, F.A. (2002): Eco-industrial parks: stimulating sustainable development in mixed industrial parks, Technovation, 22 (8), pp. 471-484. • J.G. de Wilt, H.J. van Oosten en L. Sterrenberg: Agroproductieparken: Perspectieven en dilemma’s, Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster, Den Haag, 2000. • Visie Agrologistiek (ministerie van LNV, 2001): http://www.minlnv.nl/infomart/parlemnt/2001/par01358.pdf • Broeze, Jan, Herman Vedder (ATO), Silke Hemming, Bert Annevelink (IMAG), Marco van Steekelenburg (ALTERRA), Remy Jongboom, Bennie Berenschot (Rodenburg Fourages), Ton Capelle, Coen Hubers (Cebeco), Jan de Wilt (Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster) EET – FOODPARK, Agroproductietechnologie van de toekomst. KIEM20112. Eindrapportage maart 2003. • Eck, W. van, R. Groot, K. Hulsteijn, P.J.A.M. Smeets & M.G.N. van Steekelenburg (red.), 2002. VoorBeelden van Agribusinessparken. Wageningen, Alterra, Research instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-rapport 594.
Agroproductiepark Amsterdam
37
Agroproductiepark Amsterdam
38
Bijlage C: Bronnen De figuren 3, 5, 6, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 16 en 19 zijn gemaakt door Marco Vermeulen (Urban Affairs, Rotterdam) in samenwerking met Eric Frijters (free-lance ontwerper, Amsterdam), evenals de iconen uit de PVE-tabel. De figuren 2, 4, 11, 18, 20 en 21 zijn door Marco van Steekelenburg (Alterra) in samenwerking met Jan Broeze (ATO) gemaakt en de figuren 10, 17, 22 en 23 alleen door Eric Frijters. Figuur 1 is door Eric Frijters gemaakt in samenwerking met Marco van Steekelenburg. Alle figuren, met uitzondering van de laatste twee, zijn in opdracht van Alterra speciaal voor deze studie gemaakt tijdens een driedaagse ontwerpsessie in december 2002 en januari 2003 ten kantore van Urban Affairs in Rotterdam.
Agroproductiepark Amsterdam
39