De koek en de kruimels
etnische en nationalistische mobilisatie tijdens de Surinaamse verkiezingscampagne 2005
Door Anne Blanksma Begeleiding: drs. Liza Nell, Prof. dr. Meindert Fennema, en drs. John Jansen van Galen Scriptie voor de studie Politicologie Afstudeerrichting Politieke Theorie en Gedrag Universiteit van Amsterdam Februari 2006
Met medewerking van:
VOORWOORD Het is ongelofelijk, maar het zit erop. Toen ik meer dan een jaar geleden met dit onderzoek begon wist ik eigenlijk niet zo goed waar ik aan begon. Wat begon als idee om het schrijven van mijn scriptie te koppelen aan een reis naar Suriname groeide na enthousiaste gesprekken met Surinaamse en Nederlandse wetenschappers uit tot een onderzoeksproject compleet met subsidies, institutionele samenwerking en het inhuren van externe vertalers. Het heeft me heel wat kopzorgen gekost, een hele hoop ervaring en natuurlijk dit eindresultaat: mijn scriptie. Ik hoop van harte dat iedereen die dit onder ogen krijgt – met name degenen die hebben meegewerkt aan de realisering ervan – tevreden is met het resultaat. Dit voorwoord zou geen voorwoord zijn als ik de rest van deze pagina niet zou gebruiken om zo veel mogelijk mensen te bedanken die hebben bijgedragen aan dit eindresultaat. In de eerste plaats noem ik Liza Nell, die mij - eerst vanuit Nederland en de laatste maand tijdens gesprekken aan de Waterkant in Paramaribo – adviseerde, aanhoorde, moed insprak en als eerste begeleider mijn scriptie zal beoordelen. Mijn tweede begeleider Meindert Fennema ben ik ook veel dank verschuldigd. Meindert investeert in je, als je bereid bent in je studie te investeren. Jack Menke van de Stichting Wetenschappelijke Informatie in Paramaribo moet vaak gedacht hebben na een gesprek over de voortgang van mijn onderzoek: hoe kan die jongen beginnen aan een onderzoek terwijl hij zijn theorie en onderzoeksmethode nog niet op orde heeft? John Jansen van Galen was bereid in verschillende gesprekken zijn enorme kennis over Suriname met mij te delen en heeft al mijn scriptieversies gelezen en van commentaar voorzien. Als begeleiders op afstand wil ik danken: Paul Tjon Sie Fat en Renske Doornspleet. Paul dat hij mijn eindeloze geklaag in Suriname heeft aangehoord en voor zijn uiteenzettingen over de betekenis van etniciteit in Suriname, Renske voor haar adviezen en verhelderende gesprekken toen ik terug uit Suriname kwam en echt niet wist waar ik moest beginnen met het schrijven van mijn scriptie. De transcripties van campagnebijeenkomsten zijn gemaakt door studenten van Jack met wie ik vaak stad en land moest afreizen om bijeenkomsten te bezoeken, die soms op het laatste moment niet door bleken te gaan. Naast vertalers voor mijn onderzoek waren het leeftijdsgenoten bij wie ik soms eens goed mijn hart kon ophalen. Jennifer de Goede, Kirtie Algoe, Jerice Djanam, Verouchka Sastro, Dana Wardi, Saskia Wip, Annelies Aside en Angela Bendt bedankt! Ik wil bedanken voor samenwerking bij de Stichting Wetenschappelijke Informatie: Martin Sastroredjo, Wonnie Boedhoe, Jerry Egger en Jasper Kunst. Voor hulp bij de statistiek van hoofdstuk 4: Rachid Azrout en Otto Schmidt, voor de oriënterende gesprekken die ik hield in Nederland: Humprhey Lamur, Ruben Gowricharn, Hans Ramsoedh, Rick Derveld en Edo de Vries Robbé en in Suriname: Marten
-1-
Schalkwijk, Derryck Ferrier en Maurits Hassankhan. Tenslotte dank ik De Ware Tijd voor het beschikbaar stellen van hun archief en het NCDO, het Instituut Migratie- en Etnische Studies, de Universiteit van Amsterdam en het AUV-Fonds voor de subsidies. U wordt allen bedankt! Rest mij u van harte succes te wensen met het lezen van mijn scriptie. Als u na het lezen vragen of opmerkingen heeft kunt u mij altijd mailen op:
[email protected]. Amsterdam, 10 februari 2006 Is getekend, Anne Pieter Stanislaw Blanksma
-2-
INHOUDSOPGAVE 1
2
3
4
5
6
INLEIDING...................................................................................................................................... 5 1.1
HOOFD- EN DEELVRAGEN .......................................................................................................... 7
1.2
SCRIPTIE OPBOUW.................................................................................................................... 8
THEORETISCH KADER ................................................................................................................ 9 2.1
ETNICITEIT ALS STRATEGIE ........................................................................................................ 9
2.2
ETNICITEIT EN DEMOCRATIE .................................................................................................... 11
2.3
PACIFICATIEDEMOCRATIE ........................................................................................................ 13
2.4
ETNISCHE MOBILISATIE ........................................................................................................... 15
2.5
ETNICITEIT EN NATIEVORMING ................................................................................................. 16
2.6
NATIONALISTISCHE MOBILISATIE .............................................................................................. 17
HISTORISCHE CONTEXT ........................................................................................................... 20 3.1
ETNICITEIT IN SURINAME ......................................................................................................... 20
3.2
VERBROEDERINGSPOLITIEK..................................................................................................... 24
3.3
NATIONALISME IN SURINAME ................................................................................................... 26
3.4
ETNICITEIT EN NATIONALISME IN VOORGAANDE VERKIEZINGEN .................................................. 29
3.5
CONCLUSIE ............................................................................................................................ 31
AANLOOP NAAR DE VERKIEZINGEN ...................................................................................... 33 4.1
DEELNEMENDE PARTIJEN EN COMBINATIES .............................................................................. 33
4.2
COMBINATIEVORMING ............................................................................................................. 35
4.3
KANDIDAATSTELLING .............................................................................................................. 37
4.4
CONCLUSIE ............................................................................................................................ 38
ETNISCHE MOBILISATIE ........................................................................................................... 40 5.1
CONCURRENTIE BINNEN NIEUW FRONT .................................................................................... 40
5.2
INTRA-ETNISCHE CONCURRENTIE............................................................................................. 42
5.3
ETNISCHE MOBILISATIE VAN DE A-COMBINATIE ......................................................................... 44
5.4
CHINEZEN ZONDER EIGEN PARTIJ ............................................................................................ 46
5.5
ETNISCHE MOBILISATIE DOOR MULTI-ETNISCHE PARTIJEN .......................................................... 48
5.6
CONCLUSIE ............................................................................................................................ 49
NATIONALISTISCHE MOBILISATIE .......................................................................................... 51 6.1
MYTHES EN SYMBOLEN ........................................................................................................... 51
6.2
HET ETNISCH TABOE ............................................................................................................... 52
6.3
CREOOLS NATIONALISME ........................................................................................................ 54
6.4
HET BUITENLAND .................................................................................................................... 55
-3-
7
6.5
NIEUW FRONT ALS PACIFICATIEPARTIJ ..................................................................................... 56
6.6
CONCLUSIE ............................................................................................................................ 58
CONCLUSIE................................................................................................................................. 59
GERAADPLEEGDE BRONNEN........................................................................................................... 63 BIJLAGE 1: VERANTWOORDING METHODOLOGIE ....................................................................... 68 BIJLAGE 2: INSTRUCTIES VOOR MAKEN VAN TRANSCRIPTIE ................................................... 72 BIJLAGE 3: TRANSCRIPTIES BEZOCHTE CAMPAGNEBIJEENKOMSTEN .................................. 73 BIJLAGE 4: BIJEENKOMSTEN IN KRANTENVERSLAGGEVING DOOR DE WARE TIJD............. 74 BIJLAGE 5: DEELNEMENDE PARTIJEN EN PARTIJCOMBINATIES AAN DE VERKIEZINGEN... 77 BIJLAGE 6: VERKIEZINGSUITSLAG NATIONALE ASSEMBLEE SURINAME 2005 ...................... 78
Figuren en tabellen FIGUUR 1:
HET ETHNIC-OUTBIDDING MODEL ......................................................................................... 12
TABEL 1:
SURINAAMSE BEVOLKING NAAR ETNICITEIT IN 2004.............................................................. 23
TABEL 2:
COMBINATIES EN PARTIJEN NAAR ETNISCHE KIEZERSACHTERBAN IN PARAMARIBO OP 25 MEI 2005. ................................................................................................................................ 34
TABEL 3:
TRANSCRIPTIES EN KRANTENVERSLAGEN VAN CAMPAGNEBIJEENKOMSTEN PER DISTRICT....... 70
-4-
1
INLEIDING
“Het wordt nu tijd dat wij ons aandeel (sic!) van de nationale koek opeisen”1. Aan het woord is Caprino Alendy, één van de politieke leiders van de A-combinatie, waarin drie partijen die zich richten op marrons2 zijn verenigd. Met de nationale koek bedoelt Alendy de macht die voortvloeit uit regeringsdeelname, met ‘ons’ marrons die, volgens hem, door de huidige politieke elite nog steeds worden onderdrukt. In een openhartig kranteninterview zegt Ronny Brunswijk, een andere leider van de A-combinatie, het met een andere metafoor nog duidelijker: hij wil dichter bij de eetpot zitten. Brunswijk: “Als je dichter bij de pot zit, dan ruik je de geur en kan je een bordje mee-eten”3. En over zijn achterban: “Onze mensen zeggen: ‘gaan jullie dan maar. Ook al wordt het onze laatste teleurstelling, dan zijn het in ieder geval onze eigen mensen die uit de pot mee-eten’.” De metafoor van de koek wordt ook gebruikt door een kaderlid van Pertjajah Luhur (PL), die mij uitleg gaf over de campagnestrategie van haar partij in het district Commewijne. De koek is volgens haar binnen de Nieuw Front combinatie waar haar partij deel van uitmaakt niet eerlijk verdeeld. Creolen en Hindostanen bezetten van oudsher de sleutelposities in de politiek, het wordt volgens haar tijd dat ook Javanen hiervoor in aanmerking komen. Om dit te bereiken voert PL een campagne om een laaggeplaatste eigen kandidaat met voorkeurstemmen binnen te krijgen. Veel concurrentie in Commewijne ondervindt PL daarbij van de Nationale Partij Suriname (NPS) die een populaire kandidaat heeft die bovendien heeft gezorgd voor gronduitgifte aan verschillende personen. ‘Vies’ noemt mijn informant het dat sommige Javanen stemmen op de creoolse NPS, terwijl Javanen toch al door hen in Nieuw Front worden vertegenwoordigd?4 In de metafoor van de koek komen in deze beide fragmenten verschillende karakteristieken van de Surinaamse politiek tot uitdrukking. Ten eerste de in Suriname heersende praktijk van patronagepolitiek. Regeringsdeelname garandeert banen, subsidies en andere gunsten voor de achterban van politieke partijen. Brunswijk zegt het niet met zoveel woorden, maar hier doelt hij op: hij vindt het tijd worden dat zijn achterban ook meeprofiteert van deze patronagepolitiek. Ten tweede blijkt in deze fragmenten de rol van etniciteit in de verkiezingen. In Suriname is campagne voeren op basis van etnische identiteit nog steeds één van de meest succesvolle manieren om een deel van de koek te claimen. Dit lukt beter naarmate een partij geloofwaardiger kan maken dat haar (etnische) achterban wordt achtergesteld. Etnische representatie wordt dan gezien als legitiem onderdeel van maatschappelijke emancipatie (zie Sedney 1997). Zowel patronagepolitiek als etnische representatie liggen onder vuur. Deze kritiek wordt in het Surinaamse politieke bestel het meest duidelijk verwoord door de Nationale Democratische Partij 1
De Ware Tijd 09-05-05, ‘Caprino Alendy: “de nationale koek moet eerlijk verdeeld worden”’ Nakomelingen van gevluchte slaven die zich destijds dorpsgemeenschappen stichtten in het binnenland van Suriname. Door de bouw van een stuwmeer in Brokopondo en als gevolg van de binnenlandse oorlog in de jaren 80 wonen er momenteel ook veel marrons in Paramaribo. 3 De Ware Tijd 29-03-05, ‘Dichter bij de eetpot’ 4 Gesprek na afloop van PL voorbereidende vergadering voor NF massameeting Commewijne, 04-05-05 2
-5-
(NDP). Deze partij, met haar wortels in de militaire dictatuur van de jaren 80, zet zich in publicaties en speeches af tegen wat zij noemt de ‘etnische vriendjespolitiek van de oude partijen’. De verdeeldheid van de Surinaamse politiek naar etniciteit, moet volgens de partij vervangen worden door eenheid op basis van een sterk nationaal bewustzijn. Deze eenheid wordt volgens de partij niet alleen bedreigd door binnenlandse etnische partijbelangen, maar ook door buitenlandse (neokoloniale) inmenging in de Surinaamse politiek. De rivaliteit tussen de NDP5 en de traditionele politieke partijen gebundeld in de Nieuw Front combinatie vormt vanaf 1987 de belangrijkste tegenstelling in de Surinaamse politiek. Etniciteit en nationalisme staan centraal in mijn scriptie. Beide begrippen worden in analyses van de Surinaamse politiek vaak gebruikt, maar blijken vaak lastig af te bakenen. In wetenschappelijke publicaties (zie Dew 1978 en 1994) over de Surinaamse politiek worden bevolking en politieke partijen meestal onderverdeeld in etnische groepen: creolen, Hindostanen, Javanen, marrons (of bosnegers), inheemsen (of indianen), Chinezen en de Europeanen6. Etniciteit is in deze publicaties het vertrekpunt van analyse. Wat etniciteit eigenlijk is wordt vaak niet nader beschreven. Dit geldt ook voor het begrip nationalisme. Zowel in wetenschappelijke publicaties (zie Marshall 2003) als in populaire analyses wordt vaak beredeneerd dat de invloed van etniciteit in de Surinaamse politiek langzaamaan afneemt. Suriname zou bezig zijn met een proces van natievorming waar etnische identiteit langzaam plaats maakt voor een nationale identiteit. Maar wat is een natie? En wat is nationalisme? In mijn scriptie probeer ik een bijdrage te leveren aan het wetenschappelijk debat over de rol van etniciteit en nationalisme in Suriname. Dit doe ik allereerst door in mijn theoretisch kader deze begrippen af te bakenen. Ik beschouw ze in de eerste plaats als maatschappelijke strategieën die door politieke elites worden gehanteerd om groepen mensen aan zich te binden. De verschillende vormen van etnische en nationalistische mobilisatie die ik in mijn theoretisch kader onderscheid probeer ik in de laatste drie hoofdstukken van mijn scriptie met data te staven. Ik heb daarvoor verschillende campagnebijeenkomsten van Surinaamse partijen bezocht en een inhoudsanalyse gemaakt van het dagblad de Ware Tijd7. Mijn keuze om het gebruik van etniciteit en nationalisme in een verkiezingscampagne te onderzoeken ligt na de uitleg van mijn benadering van deze begrippen voor de hand. Verkiezingscampagnes draaien immers om politieke elites die proberen kiezers aan zich te binden. Data over de rol van etniciteit in verkiezingscampagnes geeft daarnaast inzicht in een ander onderwerp dat sociale wetenschappers al een aantal decennia bezig houdt. Dit is de vraag of etniciteit (of etnische partijen) een gevaar vormt voor democratische stabiliteit. Hoewel mijn scriptie dit onderwerp slechts zijdelings behandelt zal ik in mijn conclusie aandacht besteden aan de implicaties van mijn bevindingen voor dit debat.
5
Vanaf 2000 ook door de afsplitsing van de NDP: DNP2000 De spelling van etnische groepen is nogal verwarrend. Het laatste Groene Boekje (2005: 103-104) heeft de volgende regels: 1 de naam van een bevolkingsgroep of een lid daarvan schrijven we met een hoofdletter als hij is afgeleid van een aardrijkskundige naam of als het om een specifiek volk gaat (dus: Javanen, Hindostanen), 2 een overkoepelende term voor etnische groepen schrijven we met een kleine letter (dus: inheemsen, creolen), 3 als de benaming gebaseerd is op een (geloofs)overtuiging schrijven we geen hoofdletter (dus: hindoes, moslims). 7 Zie bijlage 1 voor een uitgebreide verantwoording van mijn onderzoeksmethode. 6
-6-
1.1
Hoofd- en deelvragen
De hoofdvraag die ik in deze scriptie probeer te beantwoorden is: Hoe gebruiken politieke partijen etniciteit en nationalisme als strategie om kiezers te mobiliseren tijdens de verkiezingscampagne 2005 in Suriname? Nadrukkelijk stel ik niet de vraag naar de invloed van etniciteit en nationalisme. Dit zou alleen wetenschappelijk beantwoord kunnen worden in een vergelijkende studie (door de tijd of met andere landen) met vergelijkbare meetinstrumenten. Mijn scriptie probeert in de eerste plaats een antwoord te geven op de vraag hoe deze begrippen in Surinaamse context begrepen kunnen worden. Voorzichtig zal ik concluderen met enkele opmerkingen hoe deze rol sinds de invoering van het algemeen kiesrecht is veranderd en welke implicaties dit heeft voor het wetenschappelijk debat over de invloed van etniciteit op democratische stabiliteit. De hoofdvraag heb ik opgedeeld in de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke rol hebben etniciteit en nationalisme vanaf 1948 in de Surinaamse politiek gespeeld? De rol van nationalisme en etniciteit in de huidige Surinaamse politiek is niet te begrijpen zonder een historische context. In 1948 werd in Suriname het algemeen kiesrecht ingevoerd, etniciteit en nationalisme speelden vanaf dat moment een rol in de oprichting, legitimatie en mobilisatie van politieke partijen. De specifieke context van etniciteit in Suriname is de door de kolonisator geconstrueerde plurale samenleving door massamigratie (slavernij en contractarbeid) uit verschillende werelddelen. Nationalisme heeft in Suriname betekenis in de specifieke context van de (ex)koloniale verhouding met Nederland. 2. Wat is de rol van etniciteit en nationalisme in de positionering van partijen (combinatievorming en kandidaatstelling) in aanloop naar de verkiezingen van 2005? Het kiesstelsel in Suriname (combinatie representatieve vertegenwoordiging en districtenstelsel) en het tot stand komen van een kieslijst (vaak een combinatie van meerdere partijen) leiden ertoe dat partijen al maanden voor de verkiezingen belangrijke strategische keuzes moeten maken. In de onderhandelingen over de vorming van combinaties, de invulling van de kandidatenlijst en het bekend maken van vice-president- en presidentskandidaat proberen partijen zich zo gunstig mogelijk te positioneren om zetels te kunnen behalen tijdens de verkiezingen. 3. Op welke manier appelleren politieke partijen tijdens hun verkiezingscampagnes aan etniciteit in uitspraken en/of gebruik van symbolen? In de manier waarop politieke partijen zich tijdens de verkiezingscampagne presenteren kunnen zij op verschillende manieren appelleren aan etniciteit. Dit kan in speeches door een duidelijk appel op etnische loyaliteit, door het gebruik van etnische symbolen of tradities, door afzetten tegen andere
-7-
etnische groepen etc. De mate waarin etnische mobilisatie succesvol kan worden ingezet hangt af van verschillende factoren die ik bespreek in mijn theoretisch kader. 4. In hoeverre maken politieke partijen in hun campagnevoering gebruik van nationalisme in uitspraken en/of symbolen? Het nationalisme in Suriname is vooral bekend als het nationalisme van de NDP waarmee zij zich afzet tegen Nederland. Hoewel ik bij het benantwoorden van deze vraag veel aandacht zal besteden aan de nationalistische strategie van de NDP analyseer ik ook bij de andere partijen welke ideeën zij hebben over de Surinaamse natie en hoe zij hier in hun campagne vorm aan geven.
1.2
Scriptie opbouw
Bij de opbouw van mijn scriptie heb ik de volgorde van mijn deelvragen als uitgangspunt genomen. Het tweede hoofdstuk heeft een meer algemeen karakter. In dit hoofdstuk presenteer ik mijn theoretisch kader waarin ik de begrippen etniciteit en nationalisme probeer af te bakenen. In de manier waarop deze begrippen in de bestaande wetenschappelijke literatuur worden gedefinieerd blijken veel overeenkomsten te zitten in de manier waarop ze worden gebruikt als strategieën om mensen te mobiliseren door het doen van een appèl op een gemeenschappelijke identiteit. Hoofdstuk drie behandelt de eerste deelvraag. Ik geef een korte schets hoe etniciteit en nationalisme in Suriname vanuit haar historische context kunnen worden begrepen. De laatste drie hoofdstukken vormen het hart van mijn scriptie waarin ik mijn onderzoeksresultaten presenteer. Hoofdstuk vier gaat over de aanloop naar de verkiezingen en de wijze waarop partijen zich zo goed mogelijk proberen te positioneren om zetels te kunnen bemachtigen (deelvraag 2). Hoofdstuk vijf en zes zijn gewijd aan de data die ik heb vergaard over respectievelijk etnische en nationalistische mobilisatie tijdens campagnebijeenkomsten van partijen. Hier komen de laatste twee deelvragen aan bod. In de conclusie kom ik terug op mijn hoofdvraag en probeer ik mijn onderzoeksresultaten te plaatsen in het licht van mijn theoretisch kader.
-8-
2
THEORETISCH KADER
Wat is etniciteit? Als je dit vraagt aan een marron in Paramaribo zal hij waarschijnlijk weinig moeite hebben om antwoord te geven. Als hij zichzelf als voorbeeld neemt zal hij zeggen dat hij marron is omdat zijn ouders marron zijn, hij zal wijzen op de cultuur waar hij deel van uitmaakt, of uitleggen hoe je een marron op basis van fysieke kenmerken kunt onderscheiden van bijvoorbeeld creolen. Het wordt ingewikkelder als hij vertelt dat hij eigenlijk twee etnische identiteiten heeft, in de stad is hij marron, maar in zijn geboortedorp is hij aucaner, die verschillen van bijvoorbeeld sarramacaners, een marronstam die in een ander gebied van Suriname woont. Het wordt nog ingewikkelder als hij vertelt dat veel marrons eigenlijk liever bosnegers worden genoemd, terwijl ze door creolen vroeger boslandcreolen werden genoemd om te benadrukken dat ze samen met de stadscreolen eigenlijk behoorden tot één etnische groep: de creolen. Dit voorbeeld geeft aan hoe etniciteit op het eerste gezicht een eenvoudig begrip lijkt, terwijl de betekenis vertroebelt als je er langer over nadenkt. Dit geldt ook voor het begrip natie. Kun je spreken over een Surinaamse natie? En wie behoren daar dan toe? Iedereen die woont in het land Suriname of alle afstammelingen van hen die geleden hebben onder koloniale onderdrukking? En Surinamers die geëmigreerd zijn naar Nederland, behoren zij ook tot de Surinaamse natie? Ten slotte: hoe verhouden de verschillende de verschillende Surinaamse etnische gemeenschappen zich tot de natie Suriname? Is er sprake van één nationale Surinaamse cultuur? In dit hoofdstuk probeer ik zowel de begrippen etniciteit, natie en nationalisme zo goed mogelijk af te bakenen. In elke paragraaf bespreek ik kort welke vragen mijn theoretisch kader oproept voor mijn toepassing in Suriname. Ik eindig met twee paragrafen (2.4 en 2.6) waarin ik verschillende strategieën beschrijf die Surinaamse politieke elites kunnen aanwenden om etniciteit en nationalisme in hun campagne in te zetten.
2.1
Etniciteit als strategie
Als we spreken over etniciteit, dan hebben we het over etnische identiteit. Deze twee kunnen als synoniem worden beschouwd (Vermeulen 1984: 15). Etnische identiteit is een sociale identiteit waarmee men zichzelf en anderen kan identificeren als lid van een bepaalde groep. Een sociale identiteit is bijvoorbeeld man zijn, christen of arbeider. Etnische identiteit onderscheidt zich hiervan door de overtuiging dat men biologisch afstamt van een gemeenschappelijke groep. Karakteristieken van een etnische groep kunnen onder andere zijn: het delen van somatische kenmerken (huidskleur, haartype etc.), het spreken van een gemeenschappelijke taal en het hebben van een gemeenschappelijke geschiedenis, cultuur en/of religie (idem: 15, Baud et al 1994: 4). Aanvankelijk werd etniciteit vooral gezien als een statisch begrip. Ieder individu behoort tot een etnische groep hetgeen overerfbaar is. Etniciteit is volgens deze visie het sterkst bij geïsoleerde
-9-
gemeenschappen waar de etnische identiteit nog het meest ‘puur’ is. Deze benadering van etniciteit werd later de primordialistische school genoemd. Als reactie hierop werd in de jaren 70 een meer dynamische definitie van etniciteit ontwikkeld die dominant is geworden. Etniciteit volgens deze structuralistische school ontstaat bij de interactie van verschillende (etnische) groepen8. Etniciteit is in deze visie “de ideologie waarin etnische verschillen gestalte krijgen” (Baud et al 1994: 6). Etniciteit is dus gebaseerd op exclusiviteit: het is een manier om ‘wij’ te onderscheiden van ‘zij’ in situaties waarin mensen met een verschillende achtergrond met elkaar in contact komen (Eriksen 2002: 19-35). De manier waarop groepen zich in dergelijke ‘ontmoetingen’ etnisch definiëren is volgens de structuralistische school dynamisch en steeds open voor verandering. Veel mensen hebben overigens een keuze om zichzelf etnisch te plaatsen omdat zij eigenschappen bezitten volgens welke ze bij verschillende etnische groepen kunnen worden ingedeeld (Chandra 2001: 7). De structuralistische school is kritisch over de aannames van de primordialistische school over homogeniteit en interne sociale cohesie van etnische groepen. Volgens de structuralisten leidt dit tot een onderschatting van pluriformiteit binnen en een overschatting van de kloof tussen etnische groepen. De structuralistische school legt de nadruk op nog een belangrijke karakteristiek van etniciteit. Dat is dat etniciteit niet los kan worden gezien van sociale, politieke en economische processen (idem: 7). Etnische identiteitsvorming is vaak een strategie van mensen om in een bepaalde maatschappelijke context te komen tot collectieve actie. Mensen gaan zich pas identificeren als etnische groep als er sprake is van een gemeenschappelijk belang. Om deze reden zal de vorming van een etnische identiteit eerder plaats vinden als de etnische scheidslijn samenvalt met andere scheidslijnen in de bevolking, zoals economische positie of vestigingspatronen (Baud et al 1994: 911). Etnische identiteit is dan ook vaak een etiket waar verschillende belangen achter schuil gaan, behalve een (vermeende) gemeenschappelijke oorsprong. Een voorbeeld zijn indianen in Latijns Amerika en het Caribische gebied. Uiteenlopende groepen mensen hebben zich succesvol etnisch kunnen definiëren als indianen. Indianen als etnische groep wordt geassocieerd met een preColumbiaanse oorspronkelijkheid, koloniale uitbuiting en onderdrukking. In Amerika en bij veel internationale organisaties erkenning is erkenning voor deze ‘traditionele gemeenschappen’. Het is daarom voor groepen ook strategisch interessanter geworden om zich als indiaan te identificeren. Hiermee kunnen ze aanspraak maken op rechten (idem, 13-46). Het strategisch gebruik van etniciteit is natuurlijk aan grenzen gebonden. De vorming van een etnische identiteit is afhankelijk van structurele kenmerken in de bevolking. Objectieve kenmerken als huidskleur, gedeelde cultuur of verwantschap vormen het fonds aan structurele kenmerken die bij de formulering van een etnische identiteit kunnen worden aangewend. Met strategisch gebruik van etniciteit bedoel ik dan ook niet dat etniciteit volgens een vooropgezet plan wordt verzonnen. Wel dat de vormgeving en afbakening van etnische identiteit manipuleerbaar is en plaats vindt in een sociale ruimte waarin zich actoren bewegen die belang hebben bij een bepaalde definitie. Etniciteit gaat dus niet alleen om objectieve, maar vooral om (subjectieve) gepercipieerde gemeenschappelijke achtergrond en kenmerken. Zo worden tradities van etnische groepen vaak verondersteld eeuwen oud
6
Voor een uitgebreide beschrijving van het verschil tussen de primordialistische en structuralistisch opvatting van etniciteit, zie: Chandra 2001
- 10 -
te zijn. Tradities staan symbool voor de continuïteit van de etnische groep. Antropologen hebben echter vastgesteld dat veel tradities van relatief recente datum zijn (zie Hobsbawm e.a. 1983). Tradities worden strategisch eeuwenoud voorgesteld om met terugwerkende kracht te dienen als legitimatie voor een huidige opvatting van etniciteit. Etniciteit heeft dus een natuurlijke neiging door de leden van de etnische groep als primordiaal te worden beschouwd. In Suriname is de vraag hoe etniciteit volgens deze structuralistische visie kan worden beschouwd. De opdeling van de samenleving in verschillende etnische groepen lijkt uit te gaan van een primordialistische visie op etniciteit. Behoren tot een bepaalde etnische groep lijkt in Suriname vast te liggen bij geboorte. Of is er in bepaalde gevallen ook sprake van een keus om je etnisch te identificeren? Zijn de opvattingen over etniciteit in de loop van tijd veranderd? En hoe gaan politici om met etniciteit in de verkiezingscampagne?
2.2
Etniciteit en democratie
Het bestaan van etnische scheidslijnen in een bevolking wordt door veel wetenschappers gezien als problematisch voor de ontwikkeling van een stabiele democratie (Smith 1965, Rabushka en Shepsle 1972, Lijphart 1977). Ten grondslag aan de problematisering van etniciteit ligt het idee dat een homogene samenleving (natie) vooraf gaat aan democratisering. Een multi-etnische samenleving zou makkelijk ten prooi vallen aan verdeeldheid, onderling wantrouwen, raciale conflicten of erger: burgeroorlog (zie bijv: Snyder 2000). Plurale samenleving, ontstaan door gedwongen en vrijwillige massamigratie
onder
leiding
van
een
koloniale
heerser,
hadden
volgens
verschillende
wetenschappers dan ook weinig perspectief op democratische stabiliteit na onafhankelijkheid (Furnivall 1956, Smith 1965). Het centrale mechanisme waardoor etniciteit zou leiden tot democratische destabilisatie wordt beschreven in het ethnic-outbidding model. Dit model gaat uit van een bevolking die bestaat uit verschillende etnische groepen. Verdere vooronderstellingen zijn dat de etnische bevolkingsgroepen homogeen zijn en tegengestelde belangen hebben. Etniciteit dus volgens de primordialistische school. De eerste stap in het model is dat er een coalitie bestaat waarin partijen van verschillende etnische groepen samen regeren. In figuur 1 zijn de partijen aangegeven als A en B, de tegengestelde ideale uitgangspunten zijn aangegeven op de issuelijn; partij A staat idealiter op de issuelijn op punt A, partij B idealiter op punt B. Door de samenwerking zullen volgens het model rivaliserende etnische partijen ontstaan die de regerende partij (van dezelfde etnische groep) beschuldigen de belangen van hun achterban te verkwanselen in de coalitie. Hierdoor dwingt de rivaliserende partij de regerende partij minder makkelijk compromissen te sluiten (zie stap 2 in figuur 1). Het innemen van een extremere etnische positie is volgens het model de enige manier om steun te werven in de bevolking. Dit kan snel leiden tot etnische polarisatie wanneer twee partijen die concurreren binnen hetzelfde electoraat elkaar proberen te overtroeven in etnische mobilisatie (zie stap 3). Het model voorspelt een instabiele democratie omdat als het etnisch bieden eenmaal begonnen is, het vrijwel onmogelijk is om een stap terug te zetten naar gematigder verhouding met de partij(en) van andere etnische afkomst.
- 11 -
AB
A1
A
B
Stap 1: Centristische positie van multi-etnische coalitie
B1
A
A1 A2
B
Stap 2: Ondermijning van multi-etnische coalitie door rivaliserende partijen
B1 B2
A
B
Stap 3: Oude en nieuwe partijen proberen elkaar (etnisch) te overbieden
Bron: Bewerking Horrowitz 1985, zoals overgenomen door Chandra 2005: 236-238
Figuur 1:
Het ethnic-outbidding model
Volgens de Amerikaanse politicoloog Kanchan Chandra berust het ethnic-outbidding model op verkeerde vooronderstellingen. Het uitgangspunt dat etnische groepen homogeen zijn en tegengestelde belangen hebben komt volgens Chandra voort uit een verouderde opvatting van etniciteit volgens de primordialistische school. Het bestaan van etnische partijen beredeneerd vanuit de structuralistische school leidt volgens haar tot positievere uitkomsten over de kansen voor stabiele democratie. Het vertoonde gedrag van etnische partijen tijdens verkiezingen is volgens Chandra dan ook veelal dat eerst een etnisch bod wordt uitgebracht waarna de partij een minder extreem standpunt inneemt (2005: 238). Het eerste wat een dempende werking kan hebben op het etnisch profileren van partijen is een veelheid aan etnische groepen en partijen. Als geen enkele partij een meerderheid kan vormen is zij gedwongen op een gegeven moment een samenwerking (coalitie) aan te gaan met andere politieke partijen. De tweede dempende werking is dat er een veelheid is aan (potentiële) scheidslijnen in een bevolking. Deze kunnen zowel zijn op basis van etniciteit als op andere gronden (vestigingspatronen, sociaal-economische positie etc.). Als deze scheidslijnen voldoende door elkaar lopen (crosscutting cleavages) voorkomt dit de vorming van permanente meerderheden omdat partijen die mobiliseren op een bepaalde dimensie kunnen worden beconcurreerd door partijen die mobiliseren volgens scheidslijnen in een andere dimensie. Dit idee van crosscutting cleavages komt overeen met een structuralistische visie op etniciteit. Etnische identiteit kan volgens deze visie op verschillende gronden (lees: langs verschillende scheidslijnen) worden geformuleerd (idem: 239). De mate waarin crosscutting cleavages in de formulering van etnische identiteit in een politiek systeem een rol spelen hangt volgens Chandra af van de institutionalisering van deze scheidslijnen. Als bepaalde etnische scheidslijnen door de overheid zijn geïnstitutionaliseerd is het waarschijnlijker dat etnische mobilisatie zich volgens deze scheidslijnen zal afspelen. Institutionalisering van etnische - 12 -
scheidslijnen kan bijvoorbeeld gebeuren door het toekennen van subsidies of door het geven van inspraak of macht op basis van een bepaalde etnische afkomst. Politici die deze geïnstitutionaliseerde (etnische) scheidslijnen benadrukken in hun verkiezingscampagnes kunnen hun kiezers concrete beloning beloven. Politici die niet-geïnstitutionaliseerde (etnische) scheidslijnen benadrukken moeten eerst beloven de scheidslijn op basis waarvan zij mobiliseren te institutionaliseren alvorens zij hun achterban kunnen belonen. Geïnstitutionaliseerde (etnische) scheidslijnen zijn volgens Chandra daarom aantrekkelijk voor politici om te gebruiken om kiezers te mobiliseren. Naarmate de institutionalisering meer rekening houdt met een minder statische opvatting van etniciteit is er volgens Chandra minder kans op etnisch conflict. Etniciteit kan dan makkelijker worden geformuleerd en geherformuleerd. Als etniciteit echter te statisch is geïnstitutionaliseerd is er volgens Chandra meer kans op (ééndimensionale) ethnic-outbidding tussen politieke partijen (idem: 239-243). In de Surinaamse verkiezingscampagne is dus de vraag of de verkiezingsstrijd voldoet aan een campagne zoals je die zou verwachten van het ethnic-outbidding model, waarin polarisatie zich vooral afspeelt tussen partijen die verschillende etnische groepen vertegenwoordigen, of dat zij beter kan worden begrepen volgens etnische campagnevoering zoals Chandra deze beschrijft.
2.3
Pacificatiedemocratie
Een andere wetenschapper die stelt dat etniciteit geen gevaar hoeft te zijn voor democratische stabiliteit is de invloedrijke Nederlandse politicoloog Arend Lijphart. Eind jaren 60 ontwikkelt hij een theorie waarmee hij een verklaring probeert te geven hoe politieke stabiliteit in Nederland samengaat met een (verzuilde) diep verdeelde samenleving. Zijn analyse is dat dit komt omdat politieke partijen die elkaars vijanden waren op straat, samenwerkten in coalitieregeringen. Of met andere woorden: het gebrek aan horizontale loyaliteiten in de bevolking (de verzuiling) wordt gecompenseerd met verticale loyaliteit van bevolkingssegmenten aan hun politieke elites in combinatie met horizontale loyaliteit tussen segmentelites (in coalitieregeringen). In Nederland noemde Lijphart dit pacificatiedemocratie (1968). In een volgende studie werkte hij dit model verder uit voor andere landen en beredeneert hij dat zijn theorie9 ook opgaat voor diep verdeelde samenlevingen naar etniciteit (1969). Lijphart breekt hiermee met wetenschappers voor hem die de plurale samenleving analyseerden als product van koloniaal bestuur. In plaats daarvan veralgemeniseert hij plurale samenlevingen tot diep verdeelde samenlevingen en geeft institutionele oplossingen voor maximale politieke stabiliteit. In plaats van het tegengaan van etniciteit in politieke representatie zou etniciteit volgens Lijphart juist tot uitdrukking moeten komen in de zetelverdeling in het parlement. Op deze manier kunnen politieke partijen spreken namens bevolkingsgroepen die zij vertegenwoordigen wat hun een grote mate van legitimatie verschaft. Om deze reden is Lijphart een groot voorstander van een
9 In zijn Engelse publicaties noemt Lijphart zijn theorie consociational democracy, dit wordt door sommige wetenschappers – waaronder publicaties van Lijphart in de jaren 90 – in het Nederlands weer vertaald als consensus democratie. Ik wil mij zoveel als mogelijk uitdrukken in het Nederlands. Ik heb de voorkeur voor de term pacificatiedemocratie omdat het benadrukt dat wordt samengewerkt om strijd te voorkomen. De term consensusdemocratie legt meer de nadruk op een ander aspect van de theorie van Lijphart: de manier waarop beslissingen in een pacificatiedemocratie tot stand komen: door middel van compromissen.
- 13 -
kiesstelsel volgens evenredige vertegenwoordiging (1977: 38-41). Het stemming maken tegen andere etnische groepen/politieke partijen wordt geremd door wat Lijphart ziet als belangrijkste karakteristiek van zijn model: deelname van de grootste politieke partijen (die dus de grootste bevolkingsgroepen representeren) aan coalitieregeringen (idem: 25-36). Regeringsdeelname garandeert macht voor alle bevolkingsgroepen en dwingt de politieke elites tot samenwerking en compromissen. Twee andere karakteristieken van pacificatiedemocratie zijn extra garanties voor minderheidsgroepen tegen overheersing door een (parlementaire) meerderheid. Dit is ten eerste groepsautonomie om bepaalde zaken als bevolkingsgroep zelf te regelen, met name op het gebied van onderwijs en cultuur (2004: 97). Ten tweede vetorecht van partijen op bepaalde onderwerpen die voor hun (etnische) achterban gevoelig liggen (1977: 36-38). Met zijn model bestrijdt Lijphart het standpunt dat stabiele democratie kansloos is in een plurale samenleving. Een nationale identiteit is volgens Lijphart niet noodzakelijk voor democratie. Een zekere mate van loyaliteit die de etnische groep overstijgt noemt hij wel als gunstige voorwaarde. Als voorbeelden hiervan noemt hij nationalisme, maar ook nationale symbolen zoals het hebben van een koningshuis (idem: 81-83). In plaats van een machtsevenwicht tussen partijen is er in pacificatiedemocratie ook de mogelijkheid van machtsevenwicht binnen een partij tussen verschillende etnische groepen. De voorwaarden die Lijphart noemt voor pacificatiedemocratie gaan in dit geval op voor de interne dynamiek van deze multi-etnische partijen. In de positionering van kandidaten binnen deze partijen is het belangrijkst dat er een evenwichtige invulling wordt gegeven van de posten naar etniciteit. Autonomie wordt binnen dergelijke partijen nagestreefd door in de partijorganisatie structuren in te bouwen
binnen
welke
verschillende
etnische
groepen
hun
eigen
inspraak
en
beinvloedingsmechanismen hebben (Bogaards 2002). De theorie van pacificatiedemocratie heeft veel weerklank gekregen in de politieke wetenschap en wordt met name veelvuldig toegepast bij het ontwerpen van nieuwe constituties. Er zijn echter ook veel kritieken op geschreven. Zo had de Nederlandse politicoloog Meindert Fennema in 1976 een felle polemiek met Lijphart in Acta Politica over diens theorie. Fennema wond zich (onder meer) op over de passieve volgende rol die Lijphart de massa toedichtte tegenover de pacificerende leidende rol van partijpolitieke elites. Geïnspireerd door het marxisme riposteerde Fennema dat het precies andersom lag: de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen werden in eerste plaats gecreëerd en in stand gehouden door elites, omdat elites hun achterbannen zo in hun greep hielden konden
zij
juist
niet
emanciperen.
Fennema
beschouwde
pacificatiedemocratie
als
onderdrukkingsmechanisme en als inherent anti-democratisch. Een andere kritiek is van de al eerder genoemde Chandra en gaat over de manier waarop Lijphart het begrip etniciteit gebruikt. Volgens Chandra gaat de theorie over pacificatiedemocratie onterecht uit van etniciteit volgens de primordialistische school waardoor de theorie te weinig rekening zou houden met de herformulering van etniciteit tijdens het politiek proces (2001: 8). In een reactie erkent Lijphart dat zijn aanvankelijke opvattingen over etniciteit aansloten bij de toen gangbare opvatting volgens de primordialistische school. Hij houdt echter staande dat het consociational model uit de voeten kan met een structuralistische opvatting van etniciteit. De les van de structuralistische school is volgens Lijphart dat bij het tot stand komen van constituties en wetgeving geen
- 14 -
formuleringen moeten worden gebruikt van de op dat moment geldende opvattingen over etniciteit. Als voorbeeld hiervan noemt Lijphart de Libanese grondwet. Deze grondwet garandeert machtsevenwicht tussen etnische groepen door vast te leggen dat verschillende regeringsposten, waaronder de president, moeten worden toegekend aan kandidaten van een bepaalde etnische afkomst. Lijphart grijpt de kritiek van Chandra aan om een pleidooi te houden voor een kiesstelsel volgens proportionele representatie. Juist dit stelsel geeft de mogelijkheid om etniciteit steeds opnieuw te definiëren (2001: 11-13). Een kritiek die Chandra niet formuleert maar wel uit haar argumentatie is te herleiden is dat het pacificatiedemocratie bijdraagt aan institutionalisering van etnische scheidslijnen. Dit geldt met name voor de voorwaarde in deze theorie dat (etnische) bevolkingsgroepen autonomie krijgen op bepaalde beleidsterreinen. De Surinaamse politiek is vaak geanalyseerd volgens de pacificatiedemocratie theorie van Lijphart (Dew 1972 ; Hoppe 1976). Dit geld met name voor de periode 1958 – 1967 (zie paragraaf 3.2), maar het wordt soms ook nog aangehaald om de huidige politieke situatie in Suriname te analyseren (zie Dew 1994). De vraag is in hoeverre deze theorie toepasbaar is op de Surinaamse politiek. Een probleem van de theorie van Lijphart is dat ze normatief is: de theorie schrijft voor hoe partijen zich zouden moeten gedragen voor om politieke stabiliteit te garanderen. In Suriname is dit een legitimatie voor partijen die zich etnisch organiseren. Juist dit ligt in Suriname in toenemende mate onder vuur.
2.4
Etnische mobilisatie
Etniciteit in mijn scriptie onderzoek ik als mobilisatiestrategie tijdens de verkiezingscampagne. Met mobilisatie bedoel ik alle manieren waarop politieke partijen en politieke combinaties tijdens de verkiezingscampagne mensen proberen te beïnvloeden om op hen te stemmen. Bij de strategische keuzes die partijen maken in hun verkiezingscampagne lijkt allereerst van belang in hoeverre partijen zich oriënteren op één etnische groep of dat zij proberen mensen uit verschillende etnische groepen aan zich te binden. Dit is het onderscheid tussen mono- en multi-etnische partijen. Mono-etnische partijen kunnen extremere posities innemen in hun etnische mobilisatie omdat zij alleen rekening hoeven te houden met de cohesie van de eigen etnische achterban. Mijn verwachting is dat zij zich in hun etnische mobilisatie vooral zullen bezig houden met de afbakening wie tot de eigen etnische groep behoren. Dit kan enerzijds door te appelleren aan een etnische identiteit door dit te benoemen in speeches, taalgebruik, refereren aan etnische mythes, kledingstijl, incorporeren van etnische tradities, gebruik muziek, religieuze symbolen etc. Anderzijds kan dit worden gedaan door zich af te zetten tegen andere etnische groepen (inter-etnische mobilisatie). Dit kan expliciet gebeuren door gebruik van negatieve stereotypen en uitlatingen over andere etnische groepen, personen of organisaties. Het kan ook impliciet door negatieve uitspraken over zaken waarvan iedereen weet dat dit gerelateerd is aan etniciteit. Hoewel mono-etnische partijen zich in de afbakening van hun etnische identiteit vooral zullen willen onderscheiden van andere etnische groepen verwacht ik dat zij zich in hun verkiezingscampagne vooral zullen richten tegen politieke
- 15 -
partijen die zich op dezelfde kiezersmarkt bewegen (intra-etnische concurrentie). Aanvallen op politici en politieke partijen zullen naar mijn verwachting vooral plaats vinden tussen traditionele en rivaliserende partijen die mobiliseren binnen dezelfde etnische kiezersgroep. Dit kan een proces van ethnic-outbidding in gang zetten waarbij etnische spanningen toenemen. Multi-etnische partijen hebben minder ruimte om zich etnisch te profileren omdat zij andere etnische groepen die ook tot hun achterban horen daarmee tegen zich in het harnas kunnen jagen. Zij zullen zich naar mijn verwachting gedragen als pacificatiepartijen en vooral bezig zijn met het tot uitdrukking brengen van de verscheidenheid aan etnische groepen binnen de partij. In de etnische mobilisatie ligt daarbij naar mijn verwachting vooral nadruk op de evenredigheid van aandacht in de mobilisatie van de verschillende etnische groepen. Het onderscheid tussen mono- en multi-etnische partijen kan het zicht belemmeren op strategische overwegingen van partijen om in verschillende situaties etniciteit op een andere manier in te zetten. Zo kan een overwegend mono-etnische partij in bepaalde gevallen proberen ook andere etnische groepen aan te trekken. Dit kan wanneer de eigen etnische groep in een bepaalde omgeving onvoldoende eigen machtsbasis heeft. Een partij kan ook beslissen een andere (kleinere) etnische groep te accommoderen omdat die niet beschikt over een eigen etnische partijorganisatie. Als een overwegend mono-etnische partij in bepaalde gevallen probeert ook leden van een andere etnische groep aan te trekken spreek ik van het ‘inbreken’ bij andere etnische groepen. Zo accommodeert de overwegend creoolse NPS in Suriname sinds haar oprichting in 1949 een grote groep Chinezen. Multi-etnische partijen kunnen zich in bepaalde gevallen ook meer gaan gedragen als monoetnische
partijen.
Dit
kan
gebeuren
als
zij
campagnevoeren
op
plaatsen
waar
de
bevolkingssamenstelling etnisch homogener is. Zij hoeven dan minder rekening te houden met etnische gevoeligheden van hun achterban van een andere etnische afkomst.
2.5
Etniciteit en natievorming
Etniciteit wordt in de context van de plurale samenleving vaak gezien als tegenhanger van nationalisme. Etniciteit wordt dan beschouwd als bron van verdeeldheid, nationalisme als mogelijkheid voor integratie. Dit idee is bijvoorbeeld terug te vinden bij de Surinaamse psycholoog en jurist Edwin Marshall die zijn proefschrift in 2003 over het Surinaams nationalisme de normatieve ondertitel ‘natievorming als opgave’ meegaf. In de wetenschappelijke literatuur worden etniciteit en nationalisme ook voorgesteld als begrippen die in elkaars verlengde liggen. De Britse antropoloog en filosoof Ernest Gellner bijvoorbeeld definieert nationalisme als het politieke streven natie en staat te laten samenvallen (1994: 9). Hij gaat er hierbij vanuit dat het etnische groepen zijn die vorm geven aan dit streven. Deze stelling blijkt uit het volgende citaat van Gellner die ook aangeeft dat nationalisme en een multi-etnische samenleving, volgens hem, slecht samen gaan: “Kortom, het nationalisme is een theorie van politieke legitimiteit, die als eis stelt dat etnische en staatkundige grenzen elkaar niet mogen overlappen” (idem: 9). De natie definieert Gellner met een culturele en een voluntaristische definitie. Mensen behoren tot een zelfde natie als zij een zelfde cultuur delen en wanneer zij elkaar
- 16 -
erkennen als behorende tot dezelfde natie (idem: 16). Deze definities lijken op de manier waarop ik in de eerste paragraaf etniciteit heb gedefinieerd volgens een objectieve en subjectieve benadering. Een tweede bekende definitie is korter en legt nog meer nadruk op de natie als sociale constructie. De Amerikaanse historicus Benedict Anderson definieert naties als verbeelde politieke gemeenschappen (1987: 15). Volgens Anderson zijn naties ‘verbeeld’ omdat leden van naties een beeld hebben van een gemeenschappelijke (nationale) identiteit terwijl ze elkaar nooit allemaal hebben ontmoet. De natie heeft dus net als etniciteit te maken met een collectief beleefde identiteit. Het verschil met etniciteit is dat naties inherent politiek zijn, een natie streeft naar een eigen staat. Dus een etnische groep die een eigen staat nastreeft noemt zichzelf een natie. Natie en staat zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Naties zijn het product van een nationalistische ideologie (Eriksen 2002: 104) die dient als legitimatie voor staatsgezag. De natie kan zowel worden gevormd door een staat die van bovenaf een nationalistische ideologie propageert om daarmee bestaande (of beoogde) staatsgrenzen te legitimeren, als van onderaf om legitimatie te verschaffen aan het streven om een eigen staat te stichten. Hoewel naties betrekkelijk modern zijn (vanaf eind 18e eeuw), hechten nationalisten aan een traditionalistisch beeld van de natie. Een belangrijk doel van de nationalistische ideologie is een gevoel van continuïteit met het verleden te creëren (idem: 104). Vaak worden hierbij tradities geherintroduceerd die ontleent zijn aan (veronderstelde) voorouders van de huidige leden van de natie. Ook nationale mythes en symbolen worden gebruikt om de gemeenschappelijke oorsprong, cultuur en lotsverbondenheid te verbeelden. Een natie wordt verbeeld in interactie met andere naties. Naties moeten zich steeds bewijzen. Strijd tussen naties, of het nou is in oorlogen of voetbalwedstrijden, dient steeds om de interne cohesie en het bestaansrecht van de natie te herbevestigen. Veel nationale mythes beschrijven het ontstaan van de eigen natie als een pijnlijke confrontatie met andere naties (idem: 110-111). In Suriname lijkt nationalisme vooral te worden geassocieerd met één etnische groep: de creolen. Zij worden vaak gezien als de ‘dragers van een nationaal besef’10 in Suriname. Mensen van andere etnische groepen wordt door creoolse nationalisten vaak verweten dat zij te veel zouden vasthouden aan hun etnische identiteit en daarmee een slechte dienst bewijzen aan natievorming in Suriname. De vraag is of deze interpretatie, waarbij het nationalisme van de creolen wordt gezet tegenover de etnische politiek van andere etnische groepen, een goede analyse geeft van natievorming in Suriname.
2.6
Nationalistische mobilisatie
Het idee dat nationalisme inherent etnisch is kan niet anders dan leiden tot pessimisme over nationalistische bewegingen in multi-etnische samenlevingen. Volgens een dergelijke visie leidt nationalisme tot vijandschap tussen etnische groepen en strijd om de staatsmacht. In veel landen overlappen etnische en nationalistische identiteit inderdaad (met name in Europa). Zo identificeren 10
Eersel (1964), zoals geciteerd door Marshall (2003: 247)
- 17 -
veel autochtone Nederlanders zich überhaupt niet etnisch, omdat zij dit als synoniem beschouwen aan hun nationaliteit. Deze onbewuste koppeling tussen etnische en nationalistische identiteit zou in Nederland belemmerend kunnen werken voor integratie van etnische minderheden. Het gaat hier echter nog slechts om een De reden dat dit wel vaak gebeurd is dat beide identiteiten elkaar kunnen versterken, nationalisten kunnen bij hun mobilisatie relatief makkelijk gebruik maken van bestaande etnische identiteiten. Om minstens twee redenen is dit in postkoloniale multi-etnische samenlevingen vaak geen optimale nationalistische strategie. Ten eerste omdat veel van deze samenlevingen bestaan uit meerdere etnische groepen, waarvan niet één een meerderheid heeft. Met andere woorden: een etnische groep kan in dergelijke samenlevingen nooit op democratische wijze zijn wil opleggen aan andere groepen binnen de bestaande staatsgrenzen. Ten tweede ging staatsvorming in postkoloniale samenlevingen per definitie vooraf aan natievorming. Met de soevereiniteitsoverdracht van het moederland is er voor het onafhankelijk geworden land een grote behoefte aan een ideologie die de onderdanen van de (bestaande) staat als gemeenschap samenbindt. Nationalisten in dergelijke samenlevingen zien zich dus gesteld voor de taak om van de verdeelde (etnische) samenleving een eenheid te smeden. Bij het tot stand brengen van een nationale identiteit (natievorming) in multietnische samenlevingen kunnen vier nationalistische (mobilisatie)strategieën worden onderscheiden: 1 etnisch nationalisme, 2 het cultiveren van de etnische verscheidenheid in een multi-etnisch nationalisme, 3 het tegengaan van etniciteit als sociale categorie in het openbare leven en 4 het versterken van de interne cohesie door af te zetten tegen het buitenland. De eerste nationalistische strategie stelt impliciet de cultuur van één etnische groep centraal in de formulering van een nationale identiteit en stelt deze als norm voor alle burgers om zich aan te assimileren. Deze strategie komt overeen met de hierboven geschetste opvatting dat etnische en nationalistische identiteit samenvallen. Deze vorm van nationalisme wordt vaak ontwikkeld vanuit de etnische groep die op dat moment dominant is in het staatsapparaat. Door de cultuurelementen van de eigen etnische groep te herformuleren als nationaal kan de status-quo worden gelegitimeerd (Eriksen 1993: 116). Deze strategie heeft zoals gesteld het probleem dat zij hoogst waarschijnlijk niet wordt geaccepteerd door andere (grote) etnische groepen. De tweede nationalistische strategie neemt het multi-etnische karakter van de samenleving als gegeven en stelt dit centraal in de formulering van een nationale identiteit. Het vreedzaam samenleven van verschillende etnische groepen en de veelkleurigheid van de samenleving worden als nationale trots gepresenteerd. Deze vorm van nationalisme past goed in een omgang met etnische verscheidenheid volgens het consociational model. In de nationale symboliek die bij deze vorm van nationalisme wordt gebezigd staat het evenwicht in de presentatie van alle door de staat erkende etnische groepen centraal. Op nationale feestdagen bijvoorbeeld presenteren alle etnische groepen zich één voor één op folkloristische wijze. Door een eigen plek binnen dergelijke nationale symboliek worden leden van de etnische groep deel gemaakt van een nationale identiteit en wordt hun aparte etnische identiteit binnen de natie erkent. Om dit te legitimeren moet in de communicatie van etnische elites met hun achterban steeds de lotsverbondenheid van de etnische groep met de natie tot uitdrukking worden gebracht en de eigen etnische groep als oorspronkelijke bewoners van de staat worden gepresenteerd (Baud et al 1994: 77-82).
- 18 -
De derde nationalistische strategie werkt niet door het erkennen van nationale etnische groepen, maar juist door de etnische identiteit van burgers als niet relevant te bestempelen. De etnische identiteit wordt in deze vorm van nationalisme gezien als rem op natievorming en mag daarom voor de staat geen rol spelen in de omgang met haar burgers. Etniciteit moet daarom als sociale categorie volgens deze nationalisten uit het openbare leven worden verbannen. Etniciteit als basis om je te organiseren zou volgens deze vorm van nationalisme zoveel mogelijk bestreden moeten worden. In plaats daarvan zouden in de mobilisatie van kiezers andere scheidslijnen moeten worden opgezocht, zoals mobiliseren op sociaal-economische gronden (idem: 66-70). Een vierde nationalistische strategie is om de interne (etnische) tegenstellingen tegen te gaan door de tegenstelling met het buitenland te benadrukken. In postkoloniale landen komt dit vooral neer op afzetten tegen de ex-kolonisator waarmee het land vanwege de historische banden nog vaak hechte (asymmetrische) relaties onderhoudt. Naast de ex-kolonisator kunnen nationalisten zich afzetten tegen buurlanden of tegen etnische groepen die niet worden beschouwd als behorende tot de eigen natie (idem: 84-87). Bovengenoemde nationalistische strategieën geven vier mogelijkheden aan voor politieke partijen om natievorming te bewerkstelligen. Omdat nationalisme net als etniciteit gaat om een collectief beleefde identiteit denk ik dat als ze een rol spelen in Suriname deze strategieën goed moeten zijn terug te vinden in de manier waarop politieke partijen potentiële kiezers mobiliseren. Net als etniciteit krijgt een nationalistische identiteit vorm in de interactie tussen (politieke) elite en volk. De vier soorten nationalistische strategieën die ik in deze paragraaf onderscheid zijn geen uitsluitende categorieën. Ze kunnen gecombineerd voorkomen. Zo kan een partij bijvoorbeeld kiezers mobiliseren door de etnische verscheidenheid van de natie te benadrukken en tegelijkertijd een appel te doen op nationale eenheid om het hoofd te bieden aan buitenlandse inmenging in de nationale soevereiniteit.
- 19 -
3
HISTORISCHE CONTEXT
Hoe kunnen etniciteit en nationalisme in Suriname begrepen worden? In dit hoofdstuk geef ik een kort overzicht wat hierover in de wetenschappelijke literatuur over Suriname geschreven is. Ik probeer dit te doen vanuit een historisch perspectief, want door ingrijpende gebeurtenissen in de geschiedenis hebben etniciteit en nationalisme in Suriname hun specifieke betekenis gekregen: de slavernij en massamigratie van contractarbeiders, de introductie van massademocratie, het dekolonisatieproces en een staatsgreep. In de manier waarop ik dit hoofdstuk heb ingedeeld heb ik zoveel mogelijk geprobeerd mijn theoretisch kader te volgen. Ik begin met de betekenis van etniciteit in Suriname, dan behandel ik de periode van verbroederingspolitiek in Suriname die vaak wordt geanalyseerd volgens de theorie van Lijphart. In paragraaf 3.3 schrijf ik over het Surinaamse nationalisme. In de vierde paragraaf geef ik een globaal overzicht welke rol etniciteit en nationalisme in Surinaamse verkiezingscampagnes hebben gespeeld. Ik eindig met een (deel)conclusie.
3.1
Etniciteit in Suriname
Eind jaren 40 nam de Surinaamse socioloog Rudolf van Lier de theorie over de plurale samenleving als uitgangspunt voor zijn studie naar de Surinaamse samenleving. Suriname was volgens hem één van de beste voorbeelden van een plurale samenleving, waarin verschillende etnische groepen konden worden onderscheiden met elk een eigen taal, cultuur, religie(s), economische betrekkingen en plaats van vestiging (1971: 11-18). Deze verdeling in etnische groepen viel volgens van Lier bovendien samen met een sociale stratificatie van de bevolking. De economische en bestuurlijke elite van Suriname bestond op dat moment vooral uit Nederlanders en joden. Het Nederlands was de officiële taal en het Nederlands cultuurbeeld de norm om toe te treden tot de elite. De middenlaag werd gevormd door licht gekleurde creolen en in mindere mate door donker gekleurde creolen en Hindostanen die zich wisten op te werken. Donker gekleurde creolen vormden de onderlaag in vooral de stad, Hindostanen en Javanen vooral op het platteland. Als laagst in de sociale stratificatie stonden marrons en inheemsen die vooral leefden in geïsoleerde dorpsgemeenschappen in het binnenland (idem: 12-13). Het is dan ook niet verwonderlijk dat partijvorming zich in aanloop naar de eerste vrije en algemene verkiezingen in 1949 voltrok langs etnische lijnen. De drie partijen die zetels haalden vormden een afspiegeling van de grootste drie etnische groepen in Suriname: de NPS (vooral creolen), de VHP11 (vooral Hindostanen) en de KTPI (vooral Javanen). Deze partijen vormen tot op de dag van vandaag een belangrijke plaats in het Surinaamse partijlandschap. De NPS is de oudste van deze drie. Zij werd in 1946 opgericht door representanten van de licht gekleurde creoolse elite die ook 11 VHP stond voor Verenigde Hindostaanse Partij. Deze naam is later nog twee keer aangepast om de openlijke verwijzing naar een monoetnische achterban te verwijderen.
- 20 -
de Koloniale Staten12 domineerden. Het streven was echter een multi-etnische partij te vormen die open stond voor alle etnische groepen en religieuze stromingen. In de beginjaren zaten zowel in de leiding van de partij als in de achterban ook een deel Hindostanen en Javanen. De KTPI werd in 1947 opgericht vanuit een organisatie die de terugkeer van Javanen naar Indonesië probeerde te organiseren. Bij Javanen was na de Tweede Wereldoorlog een groeiend zelfbewustzijn ontstaan (mede) vanwege de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië. De VHP, opgericht in 1949, was een fusie van drie eerder opgerichte Hindostaanse partijen13. De belangrijkste reden om onderlinge meningsverschillen bij te leggen was om de krachten te bundelen om het - in hun ogen onrechtvaardige kiesstelsel te veranderen dat kiezers in het overwegend creoolse Paramaribo overrepresenteerde ten opzichte van kiezers in de plattelandsdistricten (die overwegend door Hindostanen en Javanen werden bewoond) (Dew 1978: 59-81). Aan het eind van de jaren 40 volstaat het om de verschillende etnische groepen in Suriname te analyseren volgens objectieve kenmerken. De verschillende bevolkingsgroepen leefden tamelijk gescheiden van elkaar en twee van de grootste etnische groepen – Hindostanen en Javanen – waren nog maar een aantal decennia inwoners van Suriname14. Aan het begin van de 21e eeuw is een dergelijke primordialistische opvatting van etniciteit niet meer voldoende om de complexe rol van etniciteit in de Surinaamse maatschappij en politiek te begrijpen. Met name het district Paramaribo werd de afgelopen decennia steeds meer een ‘ontmoetingsplaats’ waar burgers met een verschillende etnische achtergrond met elkaar in contact komen (Schalkwijk en de Bruijne 1999: 34). Door het verkrijgen van autonomie in 1954 en staatkundige onafhankelijkheid in 1975 zijn de etnische groepen in het bestuur van het land bovendien steeds meer op elkaar aangewezen. In de dagelijkse omgang is etniciteit de belangrijkste identiteit om je als deel van de Surinaamse samenleving te legitimeren. Het behoren tot een etnische groep vergroot de kansen op de arbeidsmarkt, participatie in etnische netwerken, overheidssteun en verschaft een herkenbare identiteit tegenover anderen in de samenleving. Voor deze laatste twee is noodzakelijk dat de etnische groep door andere leden van de samenleving wordt erkend als oorspronkelijk Surinaams. Deze erkende groepen zijn – meestal genoemd in de chronologische volgorde van immigratie naar Suriname – inheemsen, creolen, marrons, Chinezen, Hindostanen, Javanen en de Libanezen, Joden, Portugezen en Nederlanders. Etniciteit wordt in Suriname dus beleefd als een voorbepaalde onveranderlijke identiteit (Tjon Sie Fat 2004: 2-3). Volgens de Surinaamse chinoloog Paul Tjon Sie Fat vindt het handhaven van etnische identiteit en het ontstaan van nieuwe etnische groepen in Suriname plaats in een voortdurende ‘etnische onderhandeling’. Om als Surinaamse etnische groep te worden erkend is het noodzakelijk om over de juiste instrumenten te beschikken om deze onderhandeling te kunnen aangaan. Om een eigen plek in de Surinaamse multi-etnische samenleving te verkrijgen of te behouden is het ten eerste nodig om de historische verbondenheid van de etnische groep met Suriname aan te tonen. Dit gebeurt door een ‘geboortedag’ te claimen die het begin van de aanwezigheid van de etnische groep 12 De Koloniale Staten was tot 1949 het controlerende orgaan waaraan de Gouverneur (beperkt) verantwoording aan moest afleggen. De leden van de Koloniale Staten werden gekozen volgens een gemengd systeem van census- en capaciteitskiesrecht. 13 De drie Hindostaanse partijen waren verdeeld naar godsdienst: De Moslim Partij (Islamitisch), De Hindostaans-Javaanse Politieke Partij (voornamelijk arya pratinidhi en arya dewaker) en de Surinaamse Hindoe Partij (voornamelijk sanatan dharm) 14 Hindostanen (Brits-Indiërs) kwamen van 1873 tot 1917 en Javanen van 1890 tot 1939 als contractarbeiders naar Suriname
- 21 -
in Suriname symboliseert. Voor creolen is dit Keti Koti, de herdenking van de afschaffing van de slavernij. Hindostanen, Javanen en onlangs Chinezen en Libanezen hebben een dag waarop zij herdenken dat de eerste migrant uit hun etnische groep voet aan bodem zette in Suriname. Marrons vieren de dag waarop de granman (stamhoofd) van de Aucaners - één van de zes marrongemeenschappen in Suriname - een vredesverdrag sloot met de Nederlandse Staat Marrons en inheemsen zijn momenteel bezig een ‘verjaardag’ te claimen: de Internationale Dag van de Inheemse Volkeren van de Wereld15. Erkenning als etnische groep wordt ten tweede ook gedaan door symbolische uitingen van de etnische cultuur, zoals etnische klederdracht, een etnische keuken, een eigen taal etc. Ten derde spelen speelt in Suriname de oprichting van monumenten een grote rol. Bijna alle monumenten zijn gelieerd aan een etnische groep (Menke 2003). Door letterlijk etnische tekens in de openbare ruimte te plaatsen wordt een eigen plek in de Surinaamse samenleving opgeëist. Tenslotte cultiveren etnische groepen in Suriname hun band met een thuisland buiten Suriname. Hindostanen, Javanen en Chinezen cultiveren hun banden met respectievelijk India, Indonesië en China. Creolen en marrons doen dit met Afrika en in het bijzonder Ghana waarvandaan de meeste slaven naar Suriname werden geëxporteerd (Tjon Sie Fat 2004: 3). De verschillende etnische groepen in Suriname zijn verre van homogeen. Creolen zijn van oudsher de meest heterogene groep. Na de Tweede Wereldoorlog beschouwden zij zich als oorspronkelijke Surinamers en Aziaten als buitenlanders. Vanwege deze opstelling en hun dominante positie in de stad Paramaribo en het overheidsapparaat hadden zij van de grote bevolkingsgroepen in Suriname de minste neiging zich etnisch te profileren16. Binnen het creoolse volksdeel is huidskleur nog steeds een belangrijke determinant voor sociale status en economische positie17. Binnen de Hindostaanse18 gemeenschap is religie een belangrijke onderscheidende variabele. Hindostaanse moslims, die in de minderheid zijn, voelen zich niet altijd even goed vertegenwoordigd door de politieke leiding van de VHP die overwegend hindoe is19. Binnen het Hindoeïsme zijn drie stromingen waarmee de VHP rekening moet houden: de orthodoxe sanathan dharm en de meer reformistische arya pratinidhi sabha en arya dewaker. Ook Javanen zijn verdeeld naar religie hetgeen consequenties heeft voor politieke representatie. Zo speelde eind jaren 70 het verschil tussen reformisten en traditionalisten binnen de Javaanse moslimgemeenschap een grote rol in de politieke mobilisatie van Javaanse partijen (Derveld 1982: 127-144). Bij de marrons is de heterogeniteit misschien nog wel het grootst, omdat veel marrons zich in de eerste plaats identificeren met één van de zes marron gemeenschappen die elk eigen dorpen hebben in het binnenland van Suriname. Eind jaren 60 probeerde NPS leider Pengel marrons te mobiliseren door hen etnisch te definiëren als boslandcreolen. Door hen zo aan te spreken probeerde hij de verbondenheid met de creolen in de stad te benadrukken (Scholtens 1994: 103). Als gevolg van migratie naar de stad is er bij marrons20
15
Deze dag is per resolutie vastgesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in 1994 Hoewel zij zich niet etnisch profileerden, organiseerden creolen zich wel grotendeels etnisch. 17 Zie bijvoorbeeld het themanummer over ‘kleur, schoonheid en beeldvorming’ in: OSO, tijdschrift voor Surinamistiek, jrg. 24, nr. 1, mei 2005 18 Hindostanen verwijst niet naar religie (hindoeïsme), maar naar het gebied (Hindostan) waar de contractarbeiders uit India vandaan kwamen 19 Een voorbeeld: mede vanwege spanningen tussen moslims en Hindoes in India en Pakistan traden twee VHP moslim parlementariërs in 1951 uit de partij en sloten zich aan bij de NPS. De VHP veranderde haar naam in Verenigde Hindoe Partij. 20 Veel marrons beschouwen ‘boslandcreolen’ tegenwoordig te veel als term die hen is opgelegd door de ‘ stadscreolen’. Volgens Erney Landgraaf, die een boek schreef over de marroncultuurgemeenschap in Suriname, wordt tegenwoordig de naam ‘marron’ geprefereerd, 16
- 22 -
tegenwoordig een toenemend (etnisch) bewustzijn dat zij geen creolen zijn, maar een eigen etnische groep vormen. Tabel 1: Etniciteit Hindostaan creool marron Javaan gemengd inheems Chinees Kaukasisch overig weet niet geen antwoord totaal
Surinaamse bevolking naar etniciteit in 2004. aantal 135.117 87.202 72.553 71.879 61.542 18.037 8.775 2.899 2.264 1.261 31.318 492.847
percentage 27% 18% 15% 15% 12% 4% 2% 1% 0% 0% 6% 100%
Noot.. Deze data betreft een bevolkingsonderzoek waarin de antwoorden op de volgende vraag in deze tabel zijn samengevat: Tot welke etnische groep rekent u zichzelf? inheems/indiaan; marron/boslandcreool; creool; Hindostaan; Javaan; Chinees; Kaukasisch/blank; gemengd; overige; weet niet; geen antwoord. Bron: Algemeen Bureau voor de Statistiek, Zevende Algemene Volks- en Woningtelling in Suriname, Landelijke Resultaten Volume 1; Demografische en Sociale Karakteristieken, Paramaribo, augustus 2005
Blijkens tabel 1 kunnen Surinamers zichzelf anno 2004 goed indelen naar etniciteit. Ten opzichte van vorige volkstellingen valt vooral het toegenomen aantal marrons op. Dit kan worden verklaard uit de ondervertegenwoordiging van marrons in migratie naar het buitenland, het hoge geboortecijfer, en een toegenomen etnisch bewustzijn. Eén categorie lijkt in het rijtje een vreemde eend in de bijt, dat is de categorie ‘gemengd’. Op het eerste gezicht lijkt deze categorie statistische informatie te geven over etnische menging in Suriname. Het hoge percentage mensen dat zichzelf plaats in de categorie ‘gemengd’ lijkt de stelling te bevestigen dat een substantieel deel van de Surinaamse bevolking zichzelf niet meer met één etnische groep identificeert. Deze conclusie is echter niet gerechtvaardigd. Gemengd is in Suriname veelal een anachronisme voor lichtgekleurde creool of mulat. Volgens een sociaal geografisch onderzoek in 1992 bestaat de groep gemengden voor het merendeel uit personen met een creoolse herkomst. In veel mindere mate zitten er in deze groep personen die geen creoolse afkomst hebben, zoals gemengd Hindostaans/Javaans (Schalkwijk en de Bruijne 1999: 34). Waarom worden de categorieën gemengd en creool dan niet gewoon bij elkaar genomen? Dit heeft te maken met hoe deze categorieën historisch zijn gegroeid. Zoals ik eerder schreef: huidskleur was en is binnen de creoolse groep een belangrijke determinant voor sociale status en economische positie. In koloniale tijden was voortplanting met iemand met een lichtere huidskleur de beste garantie voor je kinderen op een beter toekomstperspectief. Gemengd, betekende dus raciale menging van zwart en wit, van een zwarte creool en een blanke Europeaan. De categorie ‘gemengd’ is zo gezien een
“enerzijds omdat de naam marron hen herinnert aan de heldhaftigheid van hun voorouders en anderzijds omdat het ‘marron-zijn’ hen verbindt aan (sic!) een historie die hen met trots vervult. De term marron betekent ‘wegloper’ dat zij beschouwen als een term die hen door de koloniale heerser is gegeven” (De Ware Tijd 26/02/05, ‘de marroncultuurgemeenschap in Suriname kijkt kritisch naar marrons’).
- 23 -
deelcategorie van creolen, overblijfsel uit de koloniale tijd, toen Chinezen, Hindostanen en Javanen nog niet als Surinamers werden beschouwd. Volgens eerder genoemde onderzoek zijn de wijken in Paramaribo nog steeds duidelijk verdeeld naar etniciteit. Met andere woorden: Paramaribo heeft een multi-etnische samenstelling, maar etnische groepen leven geclusterd bij elkaar (idem: 109-114). Ook is etniciteit in 1992 nog steeds een belangrijke factor in de partnerkeuze. Bij zowel creolen21, Hindostanen als Javanen heeft meer dan 90% een partner uit de eigen etnische groep. Dit percentage verschilt overigens nauwelijks tussen jongeren en ouderen (idem: 87).
3.2
Verbroederingspolitiek
De samenwerking tussen de NPS en de VHP in coalitieregeringen van 1958 tot en met 1967 is de Surinaamse geschiedenis ingegaan als de periode van de ‘verbroederingspolitiek’. De basis hiervoor werd gelegd tijdens de verkiezingen van 1955 toen de NPS en VHP voor het eerst samen optrokken. Binnen de NPS was een machtsstrijd uitgebroken tussen de heersende elite van lichtgekleurde creolen en een nieuwe generatie politici afkomstig uit de zwarte volksmassa. Deze strijd leidde tot twee afsplitsingen van de NPS: de Partij Suriname (PS) in 1951 en de Surinaamse Democratische Partij (SDP) in 1955. Voor de NPS was het bondgenootschap met de VHP een strategische alliantie om sterker te staan tegenover deze rivaliserende partijen. Voor de VHP op haar beurt was de samenwerking met de NPS een mogelijkheid om toe te treden tot de regering en op termijn het kiesstelsel te veranderen. De VHP, in de personificatie van haar politiek leider Jaggernath Lachmon, gaf ook een ideologische onderbouwing voor de verbroederingscoalitie. In de regering zouden de grootste bevolkingsgroepen (lees: Hindostanen en creolen) moeten zijn vertegenwoordigd als garantie voor het vreedzaam samenleven van alle etnische groepen in Suriname met behoud van hun eigen culturele identiteit22. Tot op de dag van vandaag speelt deze ideologie (nu vaak Lachmonisme genoemd) een belangrijke rol in de manier waarop de VHP politiek bedrijft. Tjon Sie Fat merkt terecht op dat de verbroederingspolitiek voor de meeste creoolse partijen in Suriname een andere betekenis had. Voor hen betekende verbroederingspolitiek uiteindelijk assimilatie naar één Surinaamse cultuur (2004: 2). Verschillende wetenschappers hebben de verbroederingspolitiek geanalyseerd volgens de pacificatie democratie theorie van Lijphart. De Amerikaanse politicoloog Edward Dew gebruikt het vooral als normatief model voor Suriname. De verbroederingscoalitie van 1958 tot en met 1967 zorgde volgens Dew voor de langste periode van politieke stabiliteit van Suriname onder zelfbestuur (1976: 122). Het einde van de verbroederingspolitiek vanaf 1967 daarentegen is volgens Dew de belangrijkste oorzaak van toenemende destabilisatie. De factoren in het succes van pacificatie democratie in Suriname zijn volgens Dew: het multipolaire machtsevenwicht van de drie grootste bevolkingsgroepen – Hindostanen, creolen en Javanen – (idem: 203), het vermogen van de politieke 21
In deze telling zijn gemengden meegenomen in de categorie Creolen Voor deze ideologische onderbouwing van de verbroederingspolitiek wordt vaak verwezen naar het essay ‘Eenheid in verscheidenheid’ dat toenmalig student en latere VHP partij ideoloog Jhan Adhin schreef in 1957 (Adhin 1997) 22
- 24 -
elite de bevolkingsgroepen in het parlement te vertegenwoordigen en de interne cohesie van de etnische groepen23 te handhaven en de steun voor de pacificatie politiek bij elite en bevolking (1972: 52). Een andere politicoloog die de theorie van Lijphart toepast op Suriname is de Nederlander Rob Hoppe24. Hij benadrukt het elitaire karakter van de Surinaamse politiek. Politieke partijen in Suriname bestaan volgens hem uit elites die nauwelijks of geen verantwoording hoeven af te leggen aan hun achterban. Partijen zijn geen organisaties waar leden het voor het zeggen hebben, maar autoritair gestuurde campagnepartijen opgebouwd rond enkele personen (1976:154-156). Door het elitaire karakter van de Surinaamse politiek hebben elites volgens hem veel bewegingsvrijheid om coalities te vormen en beslissingen te nemen. De accommodatie aan de top heeft zijn tegenhanger in segmentatie aan de basis. Door middel van twee manieren verzekeren elites zich volgens Hoppe van steun in de bevolking. Ten eerste door in te spelen op raciale sentimenten. In Suriname gebeurt dit vooral door in te spelen op de angst dat een andere bevolkingsgroep de eigen etnische groep gaat onderdrukken. Een tweede gebruikte tactiek is het opbouwen van persoonlijke afhankelijkheidsrelaties tussen kiezers en een politicus. Door publieke gelden en middelen aan te bieden verzekert een politicus zich van politieke steun. Patronage is volgens Hoppe dus inherent aan pacificatie democratie in Suriname (idem: 171-172). Dew
en
Hoppe
geven
beide
een
andere
verklaring
voor
het
einde
van
de
verbroederingspolitiek vanaf 1967. Dew heeft twee verklaringen. Ten eerste dat zowel de VHP als de NPS in de jaren 60 te maken kregen met electorale concurrenten binnen de eigen etnische groep. Deze partijen verweten hun concurrenten te veel concessies te doen in de verbroederingscoalitie. Door deze concurrentie binnen de eigen etnische groep werd volgens Dew een proces van ethnicoutbidding in gang gezet. In 1967 koos de NPS om deze reden voor de kleinere Hindostaanse Actie Groep als coalitiepartner. Met de VHP in de oppositie leidde dit tot een nieuwe serie van ethnicoutbidding. De VHP verweet de Actiegroep nu de belangen van Hindostanen te grabbel te gooien in een door creolen gedomineerde regering. Toen de VHP in 1969 de verkiezingen won en een coalitie vormde met de kleine creoolse PNP ontlokte dit een zelfde soort proces van ethnic-outbidding, maar nu tussen de creoolse partijen (1976: 142-172). Als tweede reden voor de beëindiging van de verbroederingspolitiek noemt Dew een toenemend verzet tegen etnische politiek an sich (1990: 194). Met name creoolse partijen stonden onder toenemende druk van een opkomende nationalistische beweging en nieuw opgerichte socialistische partijen om te breken met politiekvoering op basis van etniciteit en te kiezen voor een progressief nationale agenda. Hoppe geeft twee hele andere verklaring voor het einde van de verbroederingspolitiek. Ten eerste noemt hij de succesvolle emancipatie van Hindostanen in Paramaribo. De toevloed aan Hindostanen en Javanen uit de districten naar Paramaribo leidde volgens Hoppe tot een gevoel van onbehagen bij creolen en toenemende antagonistische spanningen tussen de bevolkingsgroepen (1976: 170). Een tweede reden die Hoppe noemt is dat de Surinaamse pacificatiepolitiek door het elitaire karakter van het Surinaamse politieke stelsel vooral was gebaseerd op de persoonlijke
23
Alleen de Creolen hebben volgens Dew geen interne sociale cohesie. Ook dit legt hij uit als een positieve factor voor consociationalism. Anders dan Dew verzet Hoppe zich tegen de normatieve lading van het begrip consociational democracy. Hij vindt het model van Lijphart slechts nuttig als analysemodel. Hij spreekt daarom consistent van ‘elite-kartel democratie’
24
- 25 -
vriendschapsbanden tussen de politieke leiders van de NPS (Pengel) en VHP (Lachmon). Hierdoor is pacificatie democratie in Suriname volgens hem nooit geïnstitutionaliseerd (idem: 165). De toepassing van de pacificatie theorie op Suriname is niet onomstreden. Zo wordt er bijvoorbeeld op gewezen dat de samenwerking tussen de VHP en NPS vanaf 1955 vooral moet worden beschouwd als gelegenheidscoalitie (Derveld 1999: 10, Ramsoedh 2001: 98-99). Voor de VHP bood deze coalitie kansen om de achterstand van haar Hindostaanse achterban weg te werken, voor de NPS om met de licht-gekleurde creoolse elite in de eigen partij af te rekenen. Toen in 1967 deze doelstellingen min of meer waren gerealiseerd zochten beide partijen volgens deze lezing naar andere coalitiepartijen. Maar met name de manier waarop Dew de pacificatie theorie propageert als normatief kader voor Suriname zien sommige wetenschappers als een te dogmatische toepassing van de theorie van Lijphart (Derveld 1999, Fernandes Mendes 1989). De vraag naar de toepasbaarheid van de pacificatietheorie op Suriname blijft interessant gezien de wederopstanding van de verbroederingspolitiek in 1987. De NPS, VHP en KTPI gingen in dat jaar een combinatielijst aan om een front te vormen in de eerste democratische verkiezingen na de jaren van militaire dictatuur. Dew ziet in deze samenwerking van de traditionele etnische partijen een terugkeer naar pacificatiedemocratie. De samenwerking binnen één politieke lijst beschouwt hij als een mogelijke eerste stap bij het ontstaan van één multi-etnische partij (1994: 211). Niet alle analyses van deze ‘verbroederingscombinatie’ zijn zo optimistisch. Volgens een andere analyse is Nieuw Front vooral een defensieve samenwerking van de traditionele politieke partijen, met als enige gemeenschappelijke basis een gemeenschappelijke vijand: de NDP. In een politieke realiteit waarin etniciteit als factor in de maatschappij afneemt, voorspelt deze analyse de afbrokkeling van de cohesie binnen de etnische achterbannen van deze partijen (Ramsoedh 1999: 30-33).
3.3
Nationalisme in Suriname
Het Surinaams nationalisme kent verschillende stadia die nog steeds terug te vinden zijn in de huidige politiek. Het Surinaamse culturele nationalisme heeft zijn oorsprong in midden jaren vijftig25, toen een door Surinaamse studenten in Nederland opgerichte vereniging Wie Eegie Sanie (onze eigen zaken) zich verplaatste naar Suriname. In confrontatie met de Nederlandse samenleving kwamen de overwegend creoolse studenten tot een herwaardering van Surinaamse cultuuruitingen die door decennia van Nederlandse assimilatiepolitiek in Suriname waren onderdrukt26. Deze herwaardering betrof vooral de taal Sranantongo en een hernieuwde aandacht voor het recente slavernijverleden (Jansen van Galen 2000: 29-49). Het culturele nationalisme van Wie Eegie Sanie kreeg in 1961 zijn
25 Voor het begin van het Surinaams nationalisme wordt ook vaak verwezen naar de toespraak van Wilhelmina in 1942 waarin zij bestuurlijke autonomie van de Nederlandse kolonies in het vooruitzicht stelde. Als reactie daarop en vanwege het autoritaire bewind van gouverneur Kielstra ontstond een brede beweging van Surinaamse intellectuelen die zich bezon op een nieuwe Surinaamse positie binnen het Nederlandse koninkrijksverband. Deze beweging legde de eerste kiem voor het politiek nationalisme in Suriname, maar stelde de heersende Nederlandse (assimilatie)-cultuur niet ter discussie. Marshall (2003) ziet het (anti-koloniaal) verzet van de Surinaamse communist Anton de Kom als het beginpunt van het politiek nationalisme in Suriname. 26 Deze onderdrukking betreft vooral Creoolse cultuuruitingen. In de periode na de afschaffing van de slavernij veranderde Nederland zijn beleid om slaven te scheiden van de ‘witte’ bevolking en ging zij over tot een actieve assimilatiepolitiek. Ten opzichte van Aziatische arbeidsmigranten werd een tegengesteld beleid gevoerd: zij moesten zoveel mogelijk hun eigen cultuur behouden.
- 26 -
politieke exponent in de oprichting van de Partij Nationalistische Republiek (PNR). Deze partij zette zich af tegen de Nederlandse koloniale overheersing en streefde naar onafhankelijkheid van Suriname. Zowel Wie Eegie Sanie, de PNR als de NPS, die het nationalisme van de PNR vanaf 1970 begon over te nemen, propageerden een nationale bewustwording van de gehele bevolking, maar werden algemeen gezien als voertuigen voor creoolse emancipatie (Meel 1998: 262-263, Jansen van Galen 2000:170-188). Edwin Marshall erkent dat de nationalisten in Wie Eegie Sanie en de PNR er te vanzelfsprekend vanuit gingen dat Creolen de dragers waren van de Surinaamse cultuur en dat het grootste succes van Wie Eegie Sanie het opwaarderen van Creoolse cultuuruitingen was. Toch is hij het niet eens met de conclusie dat deze organisaties een creools nationalisme representeerden. De ideologie van PNR en Wie Eegie Sanie was immers gericht op alle bevolkingsgroepen, aldus Marshall. Door uit te gaan van ‘bedoelingen’ en in de praktijk te blijven vasthouden aan de creolen als ‘de dragers van een nationaal besef’, toont Marshall zich echter vooral exponent van deze nationalistische stroming in Suriname (2003: 246-248). Tot 1961 poogde de door NPS en VHP gedomineerde regering, mede onder druk van organisaties als Wie Eegie Sanie, de verbroederingspolitiek een nationalistische dimensie te geven. In het parlement werd een vlag, volkslied, wapen en een nationale feestdag vastgesteld (Meel 1998: 260). In 1961 echter werd door de VHP een einde gemaakt aan dit nationalistisch project. In overleg met Nederland kon geen overeenstemming worden bereikt over verdergaande autonomie en binnen de VHP achterban ontstond steeds meer angst en onrust over de mogelijkheid van creoolse overheersing als Nederland in Suriname minder te zeggen zou krijgen. De ‘dreiging’ van het creools nationalisme leidde bij veel Hindostanen tot een versterking van hun etnische identiteit (van Hoefte 1997: 104). De onafhankelijkheid van 1975 ging dan ook gepaard met massaal verzet van de door de VHP gedomineerde parlementaire oppositie en (raciale) onrusten op straat. In de jaren 70 werden in Suriname verschillende partijen opgericht met een links ideologisch karakter. Als enige partijen streefden zij in de jaren 70 naar ‘integrerend nationalisme’ (Meel 1998: 261). Etnische politiek wilden zij vervangen door politiek op basis van klassentegenstellingen. Ze stonden nationalisering van de economie voor, etniciteit speelde in hun kiezersmobilisatie nauwelijks een rol. Electoraal kregen deze partijen bij de verkiezingen van 1973 en 1977 echter geen voet aan de grond, bovendien waren er veel onderlinge vetes. Dit veranderde met de Staatsgreep in 1980. Verschillende voormannen van deze partijen boden hun diensten aan bij de nieuwe militaire machthebbers en verschaften de staatsgreep een ideologische basis. De staatsgreep werd omgedoopt tot revolutie. Het ‘Manifest van de revolutie’, dat voor het eerst werd uitgegeven in 1981, begint met een nationalistische legitimering van de revolutie: “De geschiedenis van ons land is de geschiedenis van buitenlandse overheersing en uitbuiting en van de strijd van ons volk voor lotsverbetering en verheffing” (Manifest van de Revolutie 1981: 1). Het manifest vervolgt met een beschrijving van de koloniale geschiedenis van Suriname. De ‘oude politiek’ is volgens het manifest verworden tot een parasitaire bourgeoisie dienstbaar aan de belangen van de voormalige kolonie, etniciteit in hun handen is een instrument om de bevolking verdeeld te houden (idem: 2-6). Na deze historische uitleg wordt de revolutie gepresenteerd als de bevrijding van het Surinaamse volk van kolonialisme en neokolonialisme. Etniciteit is volgens de militaire heersers irrelevant en slechts een
- 27 -
gevaarlijk middel in de handen van de oude politieke elite. Om deze reden werd etniciteit zo veel mogelijk als officiële categorisering gemeden. Vanaf 1980 werd etniciteit als variabele in volkstellingen geschrapt en werd per wet een verwijzing naar etniciteit in de naamgeving van politieke partijen verboden. Volgens de Nederlandse historicus Peter Meel zijn er in Suriname twee nationale mythes27 die betekenis geven aan Suriname als ‘verbeelde gemeenschap’. De eerste is de mythe van de onvervulde belofte. Deze stelt Suriname voor als een paradijs (rijk en vruchtbaar) dat nog niemand ooit in volle bloei heeft aanschouwd. De tweede mythe stelt Suriname voor als de ideale multiculturele samenleving, waar culturen over de hele wereld vreedzaam samenleven (1998: 270). De Keizersstraat waar naast elkaar een moskee en synagoge zijn gebouwd geldt als één van de symbolen van deze mythe. Volgens Tjon Sie Fat is de multiculturele mythe de belangrijkste nationale mythe in Suriname, “because it functions as the supreme narrative of the imagining of Suriname, by guiding the creation and negotiation of collective ethnic identities, and providing the pattern of political participation of newly formed ethnic groups” (2004: 3). De multiculturele mythe verenigt dus het bestaan van zowel een etnische als een (minimale) nationale identiteit. Volgens Meel zijn zowel de ‘onvervulde belofte’ als de multiculturele mythe behoudend en ontberen zij de dynamiek om te dienen als motors voor integratie. Integendeel, deze mythes staan, volgens Meel, natievorming in de weg. De eerste mythe omdat zij is besmet door de militaire dictatuur in de jaren 80 en sinds de decembermoorden geldt als splijtzwam in de bevolking. De multiculturele mythe omdat het de Surinaamse bevolking verdeelt naar etniciteit (1998: 273-274). De Amerikaanse socioloog Aonghas St-Hilaire benadrukt bij zijn analyse over natievorming in Suriname de rol van taal. Hij wijst op de tendens dat in de afgelopen 50 jaar Surinaams-Nederlands door steeds meer Surinamers wordt gesproken en voor veel Surinamers inmiddels zelfs de eerste taal is. Het grote voordeel van Nederlands-Surinaams boven de andere talen die in Suriname worden gesproken is, volgens St-Hilaire, dat ze etnisch neutraal is. Naast Nederlands-Surinaams is het Sranan bij jongeren, van alle etnische groepen, in opkomst. Dit ondanks het feit dat Sranan, vooral door veel Hindostanen, nog steeds beschouwd wordt als taal van de creolen. Met name Javanen en Marons die wonen in Paramaribo assimileren in hun taalgebruik volledig naar het NederlandsSurinaams en Sranan, Hindostanen houden het meest vast aan hun eigen taal. St-Hilaire suggereert dat Javanen en marrons hun eigen taal opgeven vanwege hun geringe bevolkingsaantal in Paramaribo. Door het toenemend gebruik van het Nederlands-Surinaams ontstaat volgens St-Hilaire een gedeelde cultuur. Dit ziet hij als een eerste noodzakelijke, maar niet voldoende, voorwaarde voor natievorming. Niet voldoende omdat de institutionele verankering van etnische identiteit in de Surinaamse politiek, maatschappij en economie, volgens hem, nog een te grote belemmering vormt (2001).
27 De definitie van nationale mythes ontleent Meel aan Ernst Haas, nationale mythes zijn volgens hem: “a core of ideas and claims about selfhood commonly accepted by all the socially mobilized” (Haas 1986: 728, zoals geciteerd door Meel 1998: 269)
- 28 -
3.4
Etniciteit en nationalisme in voorgaande verkiezingen
Tot 1980 werden verkiezingscampagnes veelal gevoerd door de etnische kaart te spelen. Van de partijen die hierop enigszins een uitzondering vormden – de verschillende socialistische en communistische partijen – wist alleen de Socialistische Partij Suriname in 1977 een zetel te halen. Etnische mobilisatie of belangenbehartiging op basis van etniciteit vond echter zoveel mogelijk binnen de eigen kring en niet al te openlijk plaats (Sedney 1997: 103). Als etnische campagnevoering wel openlijk plaats vond leidde dat niet zelden tot verontwaardigde reacties in de bevolking. Een voorbeeld hiervan is een verslag in de Ware Tijd van 17 mei 1967 over een VHP campagnebijeenkomst in Nickerie. Volgens de krant werden mishandelde Hindostaanse vrouwen uit het buurland Guyana getoond die daar zouden zijn verwond tijdens rassenrellen tussen creolen en Hindostanen. Hindostanen in Suriname zou hetzelfde overkomen als zij op de NPS aan de macht kwam, werd gewaarschuwd. De VHP-leiding ontkende deze gebeurtenis in alle toonaarden (Dew 1976: 148). Volgens Tjon Sie Fat wordt het te openlijk belijden van etnische belangenbehartiging in Suriname gemeden omdat het teveel botst met het principe van Suriname als liberale procedurele democratie. Volgens dit principe kunnen burgers alleen als individu rechten claimen en niet omdat zij behoren tot een bepaalde groep (2004: 2). Eén van de methoden die partijen in Suriname hanteren om de schijn op te houden alle bevolkingsgroepen in Suriname te vertegenwoordigen is het kandideren van personen met een duidelijk andere etnische afkomst. Soms wordt deze tactiek ook strategisch ingezet in districten waarin de eigen etnische groep onvoldoende groot is om een zetel te bemachtigen. Vaak zijn deze kandidaten echter niet meer dan een multi-etnische versiering van een verder mono-etnische partijlijst (Derveld 1999). Surinaamse verkiezingscampagnes zijn vaak ongemeen fel ongemeen fel vergeleken met bijvoorbeeld Nederland. Vanaf podia worden andere partijen en politici vaak met erg harde bewoordingen bejegent en belachelijk gemaakt. André Haakmat, in de jaren 80 eerst minister en later één van de leiders van het verzet tegen Bouterse in Nederland, noemt dit verschijnsel ‘podiumtaal’: “taal die een Surinaamse politicus vanaf een podium richt tot een bepaald gehoor en ook uitsluitend bestemd is voor dat gehoor” (1996: 74). Deze felle, vaak persoonlijke aanvallen vormen overigens geen belemmering om met de betreffende persoon of partij te gaan of blijven samenwerken. Met de herinvoering van democratie in 1987 trad een nieuw kiesstelsel in werking. Dit stelsel bepaalt dat politici in de Nationale Assemblee worden gekozen op basis van proportionele representatie
per
district.
Daarnaast
werden
ook
op
lokaal
(ressort)
en
districtsniveau
volksvertegenwoordigende organen ingesteld. Omdat in veel districten maar enkele zetels te halen zijn dwingt dit kiesstelsel het grote aantal partijen in Suriname tot samenwerking in pre-electorale coalities. Voor grote partijen vormt dit bovendien een impuls om een multi-etnische combinatie aan te gaan om zo in alle districten kans te maken op zetels (Sedney 1997: 153). Vanaf 1987 spelen etniciteit en nationalisme een andere rol in de campagnes dan voor 1980. De traditionele partijen van het creoolse (NPS), Hindostaanse (VHP) en Javaanse (KTPI) volksdeel werken nu samen in een combinatie (Front) tegen de nationalistische NDP. De strijd tussen deze - 29 -
partijen wordt de nieuwe dominante scheidslijn in de politiek. In 1987 voeren de Front partijen campagne tegen de NDP met de gezamenlijke slogan: “Oro shu no ati” (een oude schoen doet geen pijn) (Dew 1994: 150). Etniciteit speelt bij deze Front campagne een ondergeschikte rol. Twee dagen voor de verkiezingen vindt nog wel een incident plaats tijdens een NDP campagnebijeenkomst dat het etnisch neutrale imago van deze partij aantast. Als metafoor voor hoe socialisme een eind zal maken aan de rol van etniciteit in Suriname zegt partijleider Bouterse dat Suriname niet langer kan hebben dat “Hindostani Pandits28 huddle in their temples going ‘kakara, kakara, kakara’” (Brana-Shute 1990: 220). Dit werd algemeen als grote belediging voor de Hindostanen opgevat. De verkiezingscampagne van 1991 wordt overheerst door een (bewust) uitgelekte notitie van de Nederlandse regering waarin een gemenebestrelatie tussen Nederland en Suriname wordt voorgesteld. De NDP beschuldigt Nederland daarop van neokolonialisme, de Nieuw Front29 combinatie houdt zich op de vlakte. De Democratische Alliantie 91, waarin verschillende partijen samenwerken die gedesillusioneerd zijn geraakt in de Front regering, spreken zich echter uit vóór een gemenebestrelatie en winnen daarmee vanuit het niets 9 zetels (Dew 1994: 182-184). In een kennelijke poging meer sympathie te winnen bij Hindostaanse en Javaanse kiezers tonen sprekers tijdens NDP bijeenkomsten een afbeelding van president Venetiaan en geven daarbij het commentaar: “Venetiaan: stemt u op deze baviaan?” (Oostindie 1996: 220). In 1996 was ook de tegenstelling NDP en Nieuw Front dominant, maar op de achtergrond speelt ook etniciteit een rol. Nieuw Front partijen bedienen zich van ‘negatieve campagnevoering’ door van de decembermoorden een prominent campagnethema te maken. Een paar dagen voor de verkiezingen wordt tweemaal een Nederlandse documentaire over de decembermoorden uitgezonden op de staatszender STVS. Tijdens een bezoek aan een marrongemeenschap waarschuwt president Venetiaan zijn toehoorders dat de slavernij terug zal keren als de NDP weer aan de macht komt. Etniciteit speelt een rol in de afweging van de VHP om alleen aan de verkiezingen deel te nemen. Het idee van een deel van de VHP achterban is dat de partij meer kiezers zou kunnen trekken als niet aan de multi-etnische Nieuw Front combinatie wordt deelgenomen. Het risico hiermee regeringsdeelname mis te lopen wordt echter te groot bevonden. Hoewel binnen Nieuw Front afspraken zijn gemaakt om elkaars kandidaten te steunen is er toch in enkele districten ook concurrentie tussen Nieuw Front partijen in een poging voorkeurszetels voor de eigen partij binnen te slepen (Egger 1996). De verkiezingen in 2000 worden bepaald door verzet tegen en steun voor de regering Wijdenbosch
die
vanwege
aanhoudende
straatprotesten
uitgeschreven. Omdat er een groot wantrouwen
30
vervroegde
verkiezingen
heeft
bestaat tussen partijen onderling vindt er maar op
beperkte schaal combinatievorming plaats. Hierdoor kan er uit maar liefst 17 verschillende partij/combinatielijsten gekozen worden. Mede vanwege het grote aantal kleine partijen concentreert de verkiezingsstrijd zich tussen Nieuw Front, de Millennium Combinatie (met daarin de NDP) en DNP
28
Geestelijk leider in het hindoeïsme Het Front breidde in aanloop naar de verkiezingen van 1991 zijn combinatie uit met de Surinaamse Partij van de Arbeid (SPA) die de belangrijkste vakcentrale vertegenwoordigd. De nieuwe combinatie werd ‘Nieuw Front’ gedoopt. 30 Met name de regeringsvorming van 1996 heeft veel partijen met elkaar gebrouilleerd. De KTPI verlaat tijdens deze regeringsonderhandelingen de Nieuw Front combinatie, ook een deel van de VHP splitst zich af en ondersteunt de vorming van de regering Wijdenbosch. De BVD (d e afsplitsing van de VHP) brokkelt verder af en bij Pendawa Lima breekt een leiderschapscrisis uit die leidt tot de oprichting van twee nieuwe partijen. In aanloop naar de verkiezingen van 2000 scheidt president Wijdenbosch zich van de NDP af en richt een eigen partij op: DNP2000. De KTPI wordt in Nieuw Front vervangen door de eveneens overwegend Javaanse PL. 29
- 30 -
2000 (met President Wijdenbosch als lijsttrekker). Nieuw Front beschuldigt de regering Wijdenbosch van fraude en verkwisting. Zowel de Millenniumcombinatie als DNP2000 gebruiken de bouw van twee nieuwe bruggen als symbool voor hun daadkrachtige bestuur, in tegenstelling tot Nieuw Front dat – volgens hen – door etnische vriendjespolitiek in de jaren 90 schuldig is aan de economische stagnatie. Vooral op lokaal niveau speelt etniciteit een rol vanwege de grote concurrentie die de Nieuw Front partijen ondervinden van kleinere Hindostaanse (4) en Javaanse (3) uitdagers (Menke 2000). Een jaar voor de verkiezingen bekeert NDP leider Bouterse zich tot Christen bij de pinkstergemeente. Het is niet duidelijk in hoeverre dit voorkomt uit overtuiging of een opportunistische poging is om zijn populariteit te verstevigen.
3.5
Conclusie
In de manier waarop etniciteit en nationalisme betekenis hebben gekregen in de Surinaamse geschiedenis zijn verschillende parallellen met mijn theoretisch kader. Etniciteit wordt in Suriname over het algemeen beleefd als primordiaal; de meeste Surinamers kunnen zichzelf vrij gemakkelijk indelen bij één van de gangbare etnische categorieën. Etniciteit is in Suriname ook in grote mate geïnstitutionaliseerd, zowel in het maatschappelijke leven waar etniciteit een belangrijk middel is om je in de Surinaamse samenleving te kunnen bewegen, in het verenigingsleven dat grotendeels etnisch is georganiseerd, als in de politiek waar partijen vanaf de introductie van massademocratie grotendeels etnische groepsbelangen vertegenwoordigen. Door de statische manier waarop etniciteit is geïnstitutionaliseerd zou er volgens Chandra (zie paragraaf 2.2) meer kans zijn op etnisch conflict; op een proces van ethnic outbidding tussen politieke partijen. Dit is in verschillende perioden in de Surinaamse geschiedenis ook gebeurd. Zowel tussen creoolse partijen, eerst tussen de NPS en afsplitsingen PS en DNP en later tussen NPS en de PNP, als tussen Hindostaanse partijen VHP en de Actie Groep. De reden dat dit proces van ethnic outbidding in Suriname nooit heeft geleid tot grote etnische conflicten is niet zozeer gelegen in de manier waarop etniciteit in Suriname betekenis heeft, maar vooral in de manier waarop politieke elites met elkaar hebben samengewerkt in coalitieregeringen. De Surinaamse verbroederingspolitiek van 1958 tot en met 1967 toont wat dat betreft grote gelijkenissen met de theorie over pacificatiedemocratie van Lijphart. De redenen voor de politieke samenwerking tussen NPS en VHP mogen niet volledig verklaard kunnen worden uit deze theorie, het resultaat van de samenwerking was wel pacificatie van de (verdeelde) Surinaamse politiek. De machtsdeling tussen creolen en Hindostanen in coalitieregeringen zorgde voor een grote mate van politieke stabiliteit. Hoewel etniciteit in Suriname primordiaal wordt beleefd is in de Surinaamse politieke geschiedenis ook duidelijk hoe etniciteit strategisch wordt gebruikt. Marrons die door NPS leider Pengel strategisch boslandcreolen worden genoemd, het kandideren van parlementsleden van een andere etnische groep om ‘in te breken’ in een ander etnisch electoraat en het afzetten tegen andere etnische groepen om de interne pluriformiteit van de eigen etnische groep te bedekken. De
- 31 -
‘podiumtaal’ met harde etnische campagnevoering in verkiezingstijd ging echter bijna altijd samen met een verzoenende toon tussen partijen als de verkiezingen waren gestreden. Het nationalisme in Suriname wordt vaak beschouwd als eerste te zijn ‘ontwaakt’ bij de creolen. Los van de vraag wat ‘ontwaken’ betekent (nationalisme is toch een politieke uitvinding van de 19e eeuw en geen latente of manifeste geestesgesteldheid?) concludeer ik in dit hoofdstuk dat deze stelling niet juist is. Er kan beter worden gesproken van meerdere rivaliserende versies van nationalisme in Suriname. Het creoolse nationalisme is de eerste versie van Surinaams nationalisme dat vanaf midden jaren 50 met name gericht was op een herwaardering van de creoolse cultuur en later op politieke onafhankelijkheid van Nederland. Dit nationalisme was etnisch (creools) gekleurd en anti-Nederlands. De reden dat creolen zich vooral opwierpen als ‘dragers van een nationaal besef’ was dat zij zich op dat moment beschouwden als de ‘echte Surinamers’ die al eeuwen waren onderdrukt door blanke overheersers en nu een soeverein Suriname eisten. Door hun dominantie in het staatsapparaat hoefden creolen ook geen etnische argumenten te gebruiken om door te dringen tot de bastions van de macht. Tegenover het nationalisme van creoolse organisaties werd door de VHP een andere visie op de Surinaamse natie uitgedragen, dit is de tweede versie van het Surinaams nationalisme. In deze versie staat de culturele verscheidenheid van de Surinaamse samenleving centraal. De VHP noemt dit eenheid in verscheidenheid, de verbroederingspolitiek was voor hen (ook) ideologisch een uitvloeisel van dit multi-etnisch nationalisme. De derde versie van nationalisme in Suriname kwam voort uit de verschillende links/communistische splinterpartijen in de jaren 70. Hun nationalisme was uitgesproken antikoloniaal en anti-etnisch. Etniciteit diende volgens deze nationalisten zoveel mogelijk te worden bestreden en uitgebannen uit het Surinaamse openbare leven en te worden vervangen door tegenstellingen op basis van klasse. De staatsgreep in Suriname heeft de politieke verhoudingen in Suriname op de kop gezet. Etniciteit is als belangrijkste scheidslijn in de Surinaamse politiek vervangen door de scheidslijn tussen partijen met hun wortels in en tegenstanders van de staatsgreep en haar politieke erfenis. Etniciteit speelt echter nog steeds een grote rol. Welke rol etniciteit en nationalisme in de complexe Surinaamse verhoudingen anno 2005 hebben in de politiek zal ik beschrijven in de volgende drie hoofdstukken waarin ik de data presenteer die ik heb verzameld over de Surinaamse verkiezingscampagne 2005.
- 32 -
4
AANLOOP NAAR DE VERKIEZINGEN
Voordat de verkiezingscampagne los breekt moeten er door partijen verschillende strategische keuzes worden gemaakt over de positionering van de partij in de verkiezingen. Deze keuzes zijn met name met welke partijen samen een lijst moet worden aangegaan31 en wie namens de partij of combinatie moeten worden gepresenteerd als kandidaten voor de lijst en als president- en vicepresidentkandidaat. In deze strategische beslissingen in aanloop naar de verkiezingen kan met name etniciteit een grote rol spelen. Alvorens over te gaan deze strategische overwegingen van partijen te analyseren in de volgende paragraaf eerst een presentatie van de verschillende partijen en combinaties die deelnamen aan de verkiezingen van 2005.
4.1
Deelnemende partijen en combinaties
Aan de verkiezingen van 2005 deden 27 partijen mee, verdeeld over 10 kieslijsten. Vier partijen deden zelfstandig mee, de overige 23 partijen werkten samen in 6 combinatielijsten32. Twee partijen haddenzich niet ingeschreven voor deze verkiezingen, maar gaven wel een stemadvies33. Door het grote aantal partijen is het lastig het Surinaamse politieke partijlandschap te overzien. Een ideologische links-rechts schaal gaat niet op in Suriname, net als een onderverdeling progressief – conservatief. Er zijn wel pogingen gedaan de Surinaamse politieke partijen op een andere manier te categoriseren. Zo onderscheidt de Surinaamse politicoloog Jack Menke (2000) traditionele (Nieuw Front partijen, KTPI en NDP), challenging (afsplitsingen van traditionele) en mobiliserende partijen (die proberen op nieuwe, niet-etnische issues kiezers te mobiliseren). Surinaamse partijen kunnen ook worden verdeeld naar degenen die voor en na de herintroductie van democratie in 1987 zijn opgericht. De meest gebruikte ordening is echter het onderscheid van partijen naar etniciteit (zie Dew 1994). Omdat etniciteit in mijn scriptie centraal staat neem ik deze laatste categorisering over. Op de verkiezingsdag 2005 is door de Stichting Wetenschappelijke Informatie in Paramaribo een exitpoll gehouden waarin naast stemgedrag is gevraagd naar etnische zelfplaatsing34. Op basis van deze data is het mogelijk partijen te onderscheiden waarop vooral door één etnische groep werd gestemd en partijen die een meer multi-etnische kiezersachterban hebben. Omdat deze exitpoll alleen is gehouden in Paramaribo is wel enige voorzichtigheid geboden bij het trekken van conclusies voor
31
De Surinaamse politiek werkt niet met lijstverbindingen, maar met het aangaan van één gemeenschappelijke lijst: de combinatie. Zie bijlage 5 voor een lijst met afkortingen en politieke leiders van alle partijen en partijcombinaties die deelnamen aan de verkiezingen 2005 33 De Janta Partij gaf stemadvies voor UPS-DOE en A1, de Progressieve Surinaamse Volkspartij (PSV) voor de NPS 34 Op de verkiezingsdag 25 mei 2005 zijn bij 59 stembureaus, die volgens representatieve steekproef zijn getrokken uit alle stembureaus in het district Paramaribo, in totaal 2526 mensen (inclusief non-respons) geënquêteerd direct na het verlaten van het stemlokaal. De antwoorden op de volgende vragen zijn opgenomen in deze tabel: Tot welke bevolkingsgroep rekent u zichzelf? Creool; Hindostaan; Javaan; Chinees; Bosneger/marron; inheems (indiaan); gemengd; overige. Op welke politieke organisatie heeft u zojuist gestemd? PPP; PALU; NU; A1; Acombinatie; VVV; Nieuw Front; NDP; UPS-DOE; Nieuw Suriname. Welke partij binnen <partijcombinatie x> heeft uw voorkeur?
(Stichting Wetenschappelijke Informatie 2005)34 32
- 33 -
heel Suriname op basis van deze data. Er is echter geen reden om te veronderstellen dat een partij die in Paramaribo bijvoorbeeld vooral creoolse kiezers trekt in een ander district vooral een Hindostaanse achterban heeft. Om mono-etnische partijen te onderscheiden heb ik gebruik gemaakt van de associatiemaat Jules Q35. Deze kan worden gebruikt om samenhang tussen 2 variabelen in een 2 bij 2 tabel te onderzoeken: bij uitkomst 1 is er een perfecte samenhang, bij uitkomst 0 is er geen enkele samenhang (Sirkin 1999: 353-356). Om de Jules Q te berekenen van de data uit de exitpoll heb ik de variabele stemgedrag gedichotomiseerd in de te onderzoeken partij of combinatie en alle overige partijen en combinaties. Etniciteit heb ik gedichotomiseerd in de grootste etnische kiezersgroep per partij of combinatie en alle andere etnische groepen. De verschillende Jules Q scores in tabel 3 geven dus de grootte van de samenhang weer tussen stemgedrag op een bepaalde partij of combinatie en etnische afkomst van de dominante etnische kiezersgroep per partij of combinatie. Een voorbeeld: de 0,99 score van de VHP betekent dat er een zeer grote samenhang is tussen stemmen op de VHP en behoren tot de etnische groep Hindostanen. Tabel 2:
Combinaties en partijen naar etnische kiezersachterban in Paramaribo op 25 mei 2005.
Partij-/combinatielijsten % grootste etnische groep A-comb. 82% marron (n=176)
Jules Q 0.98
A1 (n=100)
37% gemengd
0.53
NDP (n=638) NF (n=933)
45% creool 32% creool
0.36 -0.02
NS (n=27) PALU (n=34) UPS-DOE (n=91) VVV (n=261)
81% hindostaan 68% creool 63% hindostaan
0.90 0.63 0.71
29% creool
-0.01
Partijen binnen combinaties % grootste etnische groep ABOP (n=60) 82% marron BEP (n=52) 85% marron Seeka (n=42) 83% marron DA91 (n=57) 40% gemengd D21 (n=18) 67% Javaan
Jules Q 0.96 0.97 0.96 0.57 0.87
NPS (n=456) PL (n=124) SPA (n=72) VHP (n=221)
54% creool 87% Javaan 53% creool 96% Hindostaan
0.52 0.97 0.41 0.99
DOE (n=34) UPS (n=37) BVD (n=38) DNP2000 (n=190) KTPI (n=14)
29% Javaan 95% Hindostaan 79% Hindostaan
0.49 0.97 0.86
35% creool 100% Javaan
0.06 1.00
Noot.. Als minimale n om de Jules Q te berekenen heb ik gehanteerd: n>10. De volgende partijen staan daarom niet in de tabel: APS, DA, NU, Pendawa Lima, PPP, PPRS en PVF
In de tabel valt een aantal zaken op. Ten eerste hebben de vijf grootste etnische groepen in Suriname één of meerdere partijen waarin zij de overgrote meerderheid vormen. Kleinere etnische
35 De formule voor Jules Q is als volgt: Q = (ad-bc) / (ad+bc), waarbij a, b, c en d de verschillende vakjes zijn in een 2 bij 2 tabel. De twee dimensies van de tabel zijn etniciteit en stemgedrag.
- 34 -
groepen zoals Chinezen en inheemsen hebben geen eigen (mono-etnische) partij36. Inheemsen (71%) zijn met name bij de NDP geaccommodeerd, Chinezen zijn ongeveer gelijk verspreid over NPS, PL, NDP en DA91. Ten tweede valt op dat creoolse partijen veel minder etnisch zijn dan partijen waarin andere etnische groepen de grootste zijn. De meest mono-etnische creoolse partij is PALU met 68% creoolse kiezers. Ik heb echter al eerder geconstateerd dat de etnische categorie ‘gemengd’ vaak beschouwd wordt als anachronisme voor creool met een lichtere huidskleur. Om in mijn berekening hierop te controleren heb ik bij alle partijen waarbij ‘creool’ of ‘gemengd’ de grootste kiezersgroep vormden nogmaals de Jules Q berekent waarbij deze categorieën bij elkaar zijn opgeteld. De combinaties NF (0,07) en VVV (-0,01) verschillen nauwelijks in uitkomst, bij de combinatie A1 (0,06) is volgens deze berekening geen samenhang meer met creoolse etniciteit. Verschillende partijen vertonen een grotere samenhang: NPS (0,62), SPA (0,56), NDP (0,43) en DNP2000 (0,22). Twee partijen lijken minder mono-etnisch als de categorieën worden opgeteld: PALU (0,56) en DA91 (-0,08). Er lijkt kortom enig bewijs te zijn voor de stelling dat creoolse partijen ook relatief meer kiezers aantrekken die zich tot de etnische groep ‘gemengd’ rekenen. Een verklaring voor het feit dat A1 en DA91 minder etnisch zijn als de categorieën worden opgeteld kan zijn dat deze partij en combinatie multi-etnisch zijn, maar vooral hoger opgeleide kiezers aantrekken37. Volgens een zelfde soort redenering is PALU een creoolse partij voor lager opgeleiden. Ook na deze controle blijft het zo dat creoolse partijen een relatief minder mono-etnische kiezersachterban hebben dan andere partijen. Opvallend is verder dat het aandeel creolen en gemengden niet veel verschilt tussen de NPS (75%) en de NDP (65%) terwijl de eerste vaak als mono-etnische creoolse en de laatste vooral als multi-etnische partij wordt beschouwd. Ten slotte valt op dat binnen combinaties vooral samengewerkt wordt door partijen die andere etnische groepen tot hun grootste achterban hebben. Enige uitzondering hierop vormt de A combinatie, die een etnische bundeling is van alle marron partijen. A1, Nieuw Front en VVV zijn als combinatie tamelijk multi-etnisch terwijl ze gedeeltelijk zijn opgebouwd uit mono-etnische partijen.
4.2
Combinatievorming
De mogelijkheid om in een combinatie aan de verkiezingen deel te nemen leidt in Suriname tot een interessante stoelendans in aanloop naar de verkiezingen. Op 21 maart was de laatste dag waarop politieke organisaties zich konden registreren voor de verkiezingen, voor deze datum moesten onderhandelingen over het eventueel aangaan van een combinatie dus zijn beëindigd. Er bestaan in Suriname (nog) geen vaste combinaties. Elke verkiezing wordt opnieuw uitgemaakt of en met welke partij(en) dit maal een combinatie wordt aangegaan. Zelfs de Nieuw Front combinatie is niet vanzelfsprekend een eenheid. Binnen de VHP en PL gingen in aanloop naar de verkiezingen stemmen op om zelfstandig aan de verkiezingen deel te nemen. Interessant voor deze scriptie is de
36
De APS pretendeert als partij inheemsen te vertegenwoordigen. In de exitpoll waren echter maar 6 mensen die een voorkeur hadden voor deze partij. Slechts 3 van de 62 inheemsen in deze exitpoll stemde op de APS. 37 “De gemengden hebben een veel hoger inkomen, een hogere opleiding, spreken vaker Nederlands, wonen in betere huizen, hebben kleinere huishoudens en zijn vaker in de stad geboren dan de Creolen” (Schalkwijk en de Bruijne 1999: 91).
- 35 -
vraag in hoeverre etniciteit en nationalisme een rol speelden in de strategische overwegingen om een combinatie aan te gaan. Ik beperk me in de rest van dit hoofdstuk tot de partijen die ik voor mijn veldonderzoek heb geselecteerd. Nieuw Front is in 2005 de enige combinatie die in dezelfde formatie als in 2000 aan de verkiezingen deelneemt. De andere 5 combinaties zijn nieuw. De reden voor de aanvankelijke twijfel van de VHP en PL om weer aan Nieuw Front deel te nemen heeft indirect met etniciteit te maken. Om de andere Nieuw Front partijen onder druk te zetten kondigt PL leider Somohardjo al in de zomer van 2004 aan dat hij voor 10 zetels gaat binnen de Nieuw Front lijst en in ieder geval een keer de minister van financiën wil leveren38. De claim van Somohardjo op een ‘rechtmatig deel’ binnen Nieuw Front baseert hij in zijn argumentatie niet openlijk op etniciteit. Wel roept hij tijdens dezelfde vergadering waar hij meer posities claimt om “eenheid onder de Javanen in Wanica”39. Binnen de VHP achterban gaan er stemmen op om alleen aan de verkiezingen deel te nemen. Een groep vindt dat “over de rug van de partij DNA leden van de andere partners binnen komen”40. Hierbij wordt vooral gedoeld op SPA waarvan de electorale aanhang kleiner zou zijn dan het aantal zetels dat ze heeft. Ook bij de VHP wordt zelfstandig meedoen aan de verkiezingen niet openlijk op basis van etnische argumenten verdedigt. Dit gebeurt wel met het claimen van het presidentschap, daarover later meer. De NPS werpt zich in de combinatie onderhandelingen op als de natuurlijke spil van Nieuw Front. NPS zou de enige nationale partij zijn binnen de combinatie, met name richting PL klinkt een waarschuwing: “Paul Somohardjo accommodeert slechts mensen die op hem lijken”41. Volgens de campagneleider van NPS is regeren slechts mogelijk “in de combinatie waar de NPS zit”42. De milleniumcombinatie waarin onder andere de NDP in 2000 aan de verkiezingen meedeed valt in juli 2004 uit elkaar. De NDP heeft Desi Bouterse gekandideerd als presidentskandidaat en dit wordt door de andere twee combinatiepartners, KTPI en DA, publiekelijk bekritiseerd. Hierop stapt de NDP uit de combinatie. De NDP houdt nog verschillende oriënterende gesprekken met D21, Pendawa Lima en UPS alvorens te besluiten zelfstandig aan de verkiezingen deel te nemen43. Het lijkt vooral vanwege de omstreden partijleider te zijn dat andere partijen huiverig zijn om een combinatie met de NDP te vormen. DNP2000 en BVD hebben besloten in ieder geval samen aan de verkiezingen deel te nemen. Later sluit ook Pendawa Lima zich aan. Dat de keuze voor deze samenwerking mede op etnische gronden is gedaan – BVD en Pendawa Lima worden geacht respectievelijk de Hindostanen en Javanen te vertegenwoordigen, DNP2000 leider Wijdenbosch is een creool – blijkt als ook twee andere Javaanse partijen, KTPI en PPRS, willen toetreden. Pendawa Lima leider Sapoen vreest voor minder posities voor zijn partij nu ook andere Javaanse partijen toetreden. Breekpunt in de onderhandelingen zou “het prijsgeven van een stukje identiteit door deze drie partijen”44 zijn. DNP2000 laat weten dat zij het wenselijk vindt dat Pendawa Lima, KTPI en PPRS eerst een prealliantie vormen alvorens toe te treden tot het blok. Nationalisme speelt ook een rol in de vorming van 38
De Ware Tijd 23-08-04, ‘Pertjajah Luhur: “wij willen ook een keertje minister van Financiën worden”’ De Ware Tijd 06-09-04, ‘Pertjajah Luhur staat voor zekerheid en democratie’ 40 De Ware Tijd 12-10-04, ‘Meningen VHP achterban verdeeld: In Nieuw Front blijven of eruit stappen?’ 41 De Ware Tijd 17-09-04, ‘Harde onderhandelingen verwachtbaar – NPS luidt verkiezingscampagne in’ 42 De Ware Tijd 29-09-04, ‘Hesdy Pigot: “regeren slechts met NPS”’ 43 De Ware Tijd 29-11-04, ‘NDP alleen verkiezingen in’ 44 De Ware Tijd 20-09-04, ‘Samenwerking Pendawa Lima, KTPI en PPRS op losse schroeven’ 39
- 36 -
de
combinatie.
DNP2000
leider
Wijdenbosch
is
volgens
opiniepeilingen
de
populairste
45
presidentskandidaat . De manier waarop hij zich profileert als daadkrachtige nationale leider is een aantrekkelijke electorale trekker voor kleine etnische partijen46. De A-combinatie is ontstaan uit onvrede met vorige verkiezingsresultaten. BEP leider Alendy zegt in een interview47 dat marron-partijen in het verleden te makkelijk uit elkaar konden worden gespeeld door Nieuw Front en NDP. Bij de drie partijen groeide langzaam de overtuiging dat ze gebundeld meer zetels konden halen dan als ze elkaar bestreden. De etnische bundeling is er echter vooral gekomen omdat de granman van de Aucaners tijdens een krutu (vergadering) in september 2004 de opdracht aan de 3 partijen gaf gezamenlijk aan de verkiezingen deel te nemen. Zo vanzelfsprekend was deze etnische bundeling dus niet, met name binnen de BEP en Seeka waren er veel bedenkingen om samen te werken. Seeka is in 2000 opgericht door ontevreden BEP leden48.
4.3
Kandidaatstelling
De belangrijkste onderhandeling nadat een combinatie is aangegaan is het komen tot een gemeenschappelijke lijst. De deadline voor deze onderhandelingen was 9 april, de dag waarop alle geregistreerde politieke organisaties in elk district feestelijk hun kandidatenlijst moesten indienen. Naast kandidaten voor de lijst is er de kandidaatstelling van president en vice-president (en parlementsvoorzitter) die onderhandeling vergen. Vooral dit laatste lag binnen Nieuw Front erg etnisch gevoelig. Bij VHP achterban leefde breed het gevoel dat het nu de VHP was die recht had op het presidentschap. Deze claim betrof vooral de argumentatie dat Suriname sinds 1991 geen Hindostaan meer als president had gehad. Venetiaan gaf dan ook al in een vroeg stadium aan dat hij het presidentschap niet bij voorbaad opeiste49. De PL achterban vond dat het tijd was voor een Javaan om één van de belangrijke posten in de regering te bekleden. Het zijn altijd de creolen en de Hindostanen die de buit verdelen, zo was de stemming binnen PL. De kandidaatstelling van president en vice-president bleek uiteindelijk zo gevoelig te liggen binnen de achterban van de Front partijen dat werd besloten dit uit te stellen tot na de verkiezingen. Afgesproken werd dat de partij met de meeste zetels het presidentsschap zou krijgen50. Deze afspraak betekende dat Nieuw Front partijen ook elkaar zouden beconcurreren in de verkiezingsstrijd. Met het argument dat hiermee een positie als vice-president of president voor de eigen etnische groep kon worden geclaimd konden NPS, VHP en PL kiezers mobiliseren die anders misschien op andere partijen zouden hebben gestemd. De VVV en NDP maakten wel van tevoren hun kandidaten voor president en vice-president bekend. Zij hielden hierbij duidelijk rekening met een etnisch evenwicht. Beide partijen stelden een creool als presidenten een Hindostaan als vice-presidentkandidaat. 45
De Ware Tijd 27-01-05, ‘Jules Wijdenbosch: “verkiezingen worden overschaduwd door keuze presidentskandidaat”’ De Ware Tijd 27-12-04, ‘VVV start onderhandelingen – kandidatuur Jules Wijdenbosch geformaliseerd’ 47 Interview Caprino Allendy, 18-03-05, Paramaribo 48 Met dank aan Annelies Asside voor het uitzoekwerk 49 De Ware Tijd 20-07-04, ‘NPS wil presidentschap niet monopoliseren’ 50 De Ware Tijd 01-10-04, ‘NPS laat spierballen zien’ 46
- 37 -
Omdat de etnische samenstelling per district nogal verschilt hebben verschillende partijen in andere districten hun traditionele achterban. Commewijne is bijvoorbeeld van oudsher het Javaanse district. In dit district waren het binnen Nieuw Front en de VVV dan ook de Javaanse PL en KTPI die de beste posities claimden. Wanica, Saramacca en Nickerie worden overwegend door Hindostanen bewoond en werden binnen Nieuw Front en VVV dus vooral door de VHP en BVD geclaimd. Op de kandidatenlijsten van de binnenlandse districten stonden bij Nieuw Front en de VVV alleen marrons en een paar inheemsen. De A combinatie deed niet mee aan de verkiezingen in districten waar nauwelijks marrons wonen: Nickerie, Coronie en Saramacca. In hoeverre werden door mono-etnische partijen ook kandidaten gesteld met een afwijkende etnische achtergrond? Binnen Nieuw Front werden alleen creolen, Hindostanen en Javanen kandidaat gesteld door respectievelijk de NPS en SPA, VHP en PL. De VHP had zelfs alleen maar Hindostaanse kandidaten. De NPS en SPA leverden alle creoolse en bijna alle marron en inheemse kandidaten. Opvallend was de kandidatuur bij PL van een Chinees in Paramaribo en een inheemse in Marowijne op een verkiesbare plek. Binnen de VVV lijst was opvallend dat DNP2000 veruit de meeste plekken op de kandidatenlijst bezette: 28 van de 52 beschikbare plaatsen, in 7 van de 10 districten leverde de DNP2000 de lijsttrekker. Door de sterke positie van DNP2000 leverde zij niet alleen de creoolse invulling van de VVV lijst, maar had ze ook kandidaten van andere etnische groepen. De andere etnische partijen binnen de VVV kandideerden vooral leden van de eigen etnische groep. De BVD stelde naast Hindostanen ook enkele marrons en inheemsen in het binnenland verkiesbaar.
4.4
Conclusie
Vooral etniciteit speelde een grote rol in de positionering van partijen in aanloop naar de verkiezingen. Het is opvallend dat de meeste partijen kozen voor een multi-etnische combinatie. Hierdoor vormden veel combinaties etnisch een aardige afspiegeling van de bevolking terwijl ze geheel of gedeeltelijk waren opgebouwd uit etnische partijen. De reden dat partijen vaak geen combinatie aangingen met partijen uit dezelfde eigen etnische groep bleek het duidelijkst in de onderlinge strubbelingen van de drie Javaanse partijen binnen de VVV combinatie. Pendawa Lima die als eerste toetrad tot de combinatie zag met leden ogen aan dat ook de KTPI en PPRS zich wilden aansluiten. Mono-etnische partijen die vissen uit dezelfde electorale vijver zijn in principe nu eenmaal grotere concurrenten van elkaar dan partijen met een verschillende etnische achtergrond. Het kiesstelsel van Suriname dat uitgaat van representatieve vertegenwoordiging per district dwingt de vele partijen in Suriname tot samenwerking. In de praktijk lijken partijen een voorkeur te hebben voor partijen van een andere politieke kleur. Grote uitzondering hierop deze verkiezingen was natuurlijk de A-combinatie. Vanwege de beperkte omvang van de etnische groep marrons in Suriname en bovendien de (electorale) dreiging die uitging van andere partijen die marrons probeerden te accommoderen besloten drie marronpartijen tot deze etnische bundeling. Dat deze etnische bundeling niet zo vanzelfsprekend was als ze op het
- 38 -
eerste gezicht lijkt, blijkt uit het feit dat een besluit van de granman van de aucaners nodig was om de partijen uiteindelijk bij elkaar te krijgen. In de kandidaatstelling van de verschillende partijen was het ontbreken van een kandidaat voor het president- en vice-presidentschap bij Nieuw Front het meest veelzeggend voor de etnische rivaliteit achter de schermen. De non-decision van Nieuw Front om de invulling van deze posten afhankelijk te maken van de verkiezingsuitslag was voor de partijen binnen deze combinatie om ook onderling te wedijveren voor zetels in de districten. Uit de kandidaatstelling van de meeste partijen bleek een duidelijke etnische bias. Alle partijen, met uitzondering van de NDP en DNP2000, hadden een duidelijke voorkeur voor kandidaten van bepaalde etnische groepen. Opvallend was de PL die twee verkiesbare plaatsen beschikbaar stelde voor een Chinees en een inheemse en de BVD die ook kandidaten in het binnenlandse districten had.
- 39 -
5
ETNISCHE MOBILISATIE
In mijn theoretisch kader heb ik verschillende etnische mobilisatiestrategieën onderscheiden. Ten eerste etnische mobilisatie door af te zetten tegen andere etnische groepen of hun partijpolitieke vertegenwoordiging, ten tweede concurrentie met partijen binnen de eigen etnische groep, ten derde het ‘inbreken’ bij andere etnische groepen in een poging hen binnen de partij te accommoderen en tenslotte het uitdragen van het multi-etnische karakter van de partij om verschillende etnische groepen bij de partij te betrekken. In mijn observaties van de verkiezingscampagne ben ik al deze strategieën tegengekomen. In dit hoofdstuk presenteer ik mijn bevindingen. Ik bespreek achtereenvolgens de etnische concurrentie binnen Nieuw Front, de verkiezingsstrijd tussen Hindostaanse partijen VHP en BVD en de Javaanse partijen PL en KTPI, de harde etnische campagne van de A-combinatie en etnische mobilisatie door NDP en NPS.
5.1
Concurrentie binnen Nieuw Front
De verkiezingscampagne 2005 was vooral een strijd tussen de drie grote politieke machtsblokken Nieuw Front, NDP en de VVV. Dat Nieuw Front partijen niet alleen concurreerden met deze oppositionele tegenstanders, maar ook onderling, werd mij duidelijk tijdens observaties van bijeenkomsten in het district Commewijne. Commewijne wordt van oudsher door Javaanse partijen gedomineerd. In aanloop naar de verkiezingen was binnen Nieuw Front uitonderhandeld dat PL als Javaanse partij de eerste en de vierde kandidaat mocht leveren, VHP en NPS kregen respectievelijk de tweede en derde kandidaat. De campagne van deze NF partijen waren allemaal gericht op het behalen van een voorkeurszetel: PL door haar Javaanse achterban op te roepen op hun nummer 4 te stemmen (nummer 1 zou sowieso binnenkomen was de veronderstelling), de VHP door haar Hindostaanse electoraat te mobiliseren en de NPS door – naast kleine gemeenschappen marrons en creolen – te lonken naar Javaanse stemmers. Vanwege de strategie van de NPS om ook Javanen te mobiliseren was er in Commewijne binnen Nieuw Front vooral concurrentie tussen PL en NPS. De campagne van al deze NF partijen was in Commewijne dus erg gericht op etnische doelgroepen. De kandidaat van de NPS had een creools uiterlijk, maar in zijn campagne probeerde de NPS vooral te appelleren aan Javaanse en in mindere mate Hindostaanse cultuuruitingen. Zo werden de speeches tijdens de NPS bijeenkomst op 16 april die ik bezocht afgewisseld met verschillende muzikale intermezzo’s van een traditioneel Javaans gamelan orkest en een dansoptreden van Javaanse meisjes in traditionele kledij. De eerste spreker was een Javaanse man die de aanwezigen in het Javaans welkom heette. Hij benadrukte dat de NPS er niet is voor één etnische groep, maar voor alle etnische groepen. Het Hindostaanse publiek werd later nog kort in het Sarnami toegesproken
- 40 -
door de conferencier51 van de bijeenkomst. Elke spreker werd naar voren gebracht door Hindostaanse en Javaanse meisjes die waren gehuld in traditionele etnische klederdracht. In de speeches werd vooral het multi-etnische karakter van de NPS benadrukt.52 Dat de NPS mobilisatie onder Javanen door PL met argwaan werd gevolgd bleek mij tijdens een PL vergadering die ik bijwoonde op 4 mei ter voorbereiding van een NF massameeting de volgende dag. Er werd met ergernis gesproken over Javanen die stemmen op de Creoolse NPS. De voorzitter van de vergadering sloot af met de boodschap dat de VHP en NPS de Javaan altijd al hebben gedomineerd en langs de kant van de weg hebben laten staan en dat het daarom belangrijk is dat PL zijn macht in Commewijne aan de NF partners laat zien door een massale opkomst bij de massameeting.53 De volgende dag was een groot spandoek boven de weg naar de parkeerplaatsen gehangen, met daarop geschreven: “Pertjajah Town”54. Tijdens de NF massameeting zelf55 werd met geen woord een toespeling gemaakt op de specifieke etnische achterbannen van afzonderlijke Nieuw Front partijen. Ook deed geen van partijen tijdens de combinatievergadering een oproep tot een voorkeurstem. De VHP was bij de campagnebijeenkomst op 5 april in Commewijne het meest uitgesproken in haar etnische mobilisatie. De bijeenkomst was volledig gesproken in het Sarnami en Hindi en door alle sprekers werden voortdurend toespelingen gemaakt op Hindostaanse cultuurelementen, taal en hindoeïstische religie. Er waren twee pandits aanwezig. Eén van deze geestelijken was erg expliciet in de manier waarop hij de VHP presenteerde als beschermer van Hindostaanse belangen. Hij bad: Dankzij de partij wordt de cultuur in stand gehouden. Laat deze partij niet verzwakken. Eenheid maakt macht. Niet alles kan verwezenlijkt worden. Je hebt niet alles voor het zeggen binnen de combinatie, maar je moet religie en cultuur beschermen. (…) We moeten deze partij ondersteunen en we willen niet onderdrukt worden. Versterk de partij.56 Door een andere spreker werd ook zo’n toespeling gemaakt op onderdrukking: “in eenheid zit macht. Als je uiteenvalt, heb je dat niet, mensen gaan je trappen, klappen, schoppen en doen wat ze willen. (…) Laten we niet zo zwak zijn, anders worden we slaven van anderen”. Als reden om op de VHP te stemmen noemt weer een andere spreker: “Je moet Hindostaanse vertegenwoordigers hebben, wie anders zal je anders benaderen als je hulp behoeftig bent?” Tijdens de vergadering werd verschillende malen ingespeeld op het veronderstelde feit dat de Hindostaanse taal en cultuur aan het verdwijnen zijn en de VHP dat als enige een halt kan toeroepen. Bij de afsluiting van de vergadering wees de Hindostaanse kandidaat op de NF lijst erop dat niet alleen naar Nieuw Front moet worden gekeken, maar ook daarbinnen. Volgens hem er sprake van een hiërarchie en daarom moeten “onze broeders ook macht hebben”.57
51
Elke verkiezingsbijeenkomst heeft een conferencier, de presentator van de bijeenkomst NPS wijkvergadering Commewijne, 16-04-05, transcriptie door Verouchka Sastro 53 PL voorbereidende vergadering voor NF massameeting Commewijne, 04-05-05 54 De Ware Tijd, 07-05-05, ‘Nieuw Front brengt Mariënburg in beweging’ 55 NF massameeting, Commewijne, 05-05-05, transcriptie door Angela Bendt 56 VHP kernvergadering, Commewijne, 05-04-05, transcriptie door Kirtie Algoe 57 Idem 52
- 41 -
Commewijne is het enige district waar ik zo duidelijk de onderlinge concurrentie van Nieuw Front partijen heb waargenomen. Ik heb signalen dat ook in Wanica onderlinge concurrentie was, maar daar heb ik geen bijeenkomsten van NPS en PL bezocht. Bovendien was daar de concurrentie tussen Nieuw Front, VVV en NDP heftiger. In Paramaribo was het vooral de concurrentie met andere combinaties en partijen die de boventoon in de campagne vormde.
5.2
Intra-etnische concurrentie
Het ethnic outbidding model voorspelt dat - naast mobilisatie door af te zetten tegen andere etnische groepen - mono-etnische partijen vooral zullen concurreren met partijen die mobiliseren binnen hetzelfde etnisch electoraat. Binnen mijn onderzoek zou dat bij Hindostanen zijn tussen VHP en BVD en bij Javanen tussen PL en KTPI. In hoeverre probeerden deze mono-etnische partijen in Suriname elkaar op basis van etniciteit te beconcurreren? De aanvallen van oppositiepartijen BVD en KTPI op regeringspartijen VHP en PL bestonden grotendeels uit beschuldigingen over misbruik van staatsmacht. Tijdens een bijeenkomst in Commewijne beschuldigde KTPI leider Soemita dat PL haar eigen partijaanhangers voortrok bij het door deze partij beheerde ministerie van sociale zaken.58 Bij de BVD, NDP en verschillende Hindostaanse partijen was veel verontwaardiging over de ‘vlaggencampagne’ van de VHP waarbij deze partij ongevraagd en met overheidsmiddelen huis aan huis VHP vlaggen zou plaatsen in het district Wanica.59 Sprekers tijdens BVD bijeenkomsten fulmineerden daarnaast over ministersalarissen en vermeende corruptie op VHP ministeries. De beschuldigingen van VHP en PL over respectievelijk BVD en KTPI gingen vooral over de regering Wijdenbosch waar deze partijen van 1996 t/m 2000 aan deelnamen en de financiële puinhoop die deze regering zou hebben achtergelaten. Soms werden verkapte etnische beschuldigingen in deze aanvallen gestopt. Zo associeert een spreker tijdens een VHP bijeenkomstrivaliserende Hindostaanse partijen met het beleid van de (creoolse) NDP en DNP2000 door in zijn beschuldiging zinnetjes in het Sranan toe te voegen (dit is het enige wat in deze hele bijeenkomst in het sranan werd gezegd): In 1996 voerde Mr Wijdenbosch campagne [Nederlands, AB] en hij zei :’ik heb het geld gehad en maak het weer op [Sranan, AB] precies dat deed mnr Wijdenbosch en mnr Bouterse. Met HPP van Kisoensingh en Sital van PVF, samen hebben zij het gedaan met Jwala60 [Nederlands, AB]. Ze hebben het geld opgemaakt [Sranan, AB] en onze kinderen hebben geleden. Er waren geen scholen, geen medicijnen. Er was elke dag een staking. Onze infrastructuur was kapot [Nederlands, AB]. Zij maakten het geld op en vernietigden het land [Sranan, AB]”. 61
58
De Ware Tijd 31-03-05, ‘KTPI dreigt Pertjajah Luhur voor rechter te slepen’ De Ware Tijd 15-04-05, ‘Partijen protesteren tegen vlaggenvertoon VHP, Randjietsingh ontkent intimidatie’ 60 Politieke koosnaam voor Jwalapersad, parlementskandidaat van de UPS 61 VHP wijkvergadering Paramaribo, 23-03-05, transcriptie door Kirtie Algoe 59
- 42 -
Tijdens VHP bijeenkomsten werd de lange traditie van de partij benadrukt in tegenstelling tot Hindostaanse rivalen. Tijdens dezelfde VHP bijeenkomst werd door een ouder lid van de partij in het Sarnami gezongen: “Dit is het land waar ik groot ben gebracht en het huis dat de VHP heeft gebouwd moet je niet trachten te breken. VHP schudt ons wakker, je moet loyaal blijven aan de mensen die er voor je zijn. Neem geen verkeerde stappen”62. Verschillende malen deed partijvoorzitter Sardjoe een oproep aan andere Hindostaanse partijen om terug te keren naar de ‘moederpartij’. De enige PL bijeenkomst die ik bijwoonde was ook etnisch defensief. Bij aanvang van de vergadering riep de conferencier iedereen op te stemmen op de Javaan Pawirodinomo (PL kandidaat in Para) “om de belangen van de Javanen te behartigen in Para”. Over rivaliserende Javaanse partijen zei partijleider Somohardjo dat vroeger aanhangers van andere Javaanse partijen dan de KTPI in Para werden afgetakeld. Nu is PL de baas in Para, zo vervolgde hij. Volgens Somohardjo hebben de Javaanse kandidaten van Pendawa Lima, NDP en D21 een slechte achtergrond, ze stappen steeds over naar andere partijen. 63 De aanvallen van de BVD op de VHP waren grotendeels niet – zoals het ethnic outbidding model voorspelt – gericht op het verkwanselen van de belangen van Hindostanen, maar veroordeelden juist op het etnische karakter van de VHP. Een spreker tijdens een BVD bijeenkomst: Omdat mijn vader die partij aanhing, mijn grootvader die partij aanhing, mijn overgrootvader die partij aanhing bent u verplicht om op die partij te stemmen. Zo moet u niet stemmen. Een politieke partij is geen religieuze organisatie, dat wanneer uw vader geboren is als christen, als moslim of als sanathan of aryer, dan bent u dat ook verplicht. Wanneer u voor een politieke partij stemt dan moet u anders gaan redeneren. Dan moet u kijken wat kan die partij doen voor mij, voor mijn kinderen, voor mijn buurt, voor mijn land en voor mijn omgeving. Zo moet u stemmen op een politieke partij. Op deze wijze heeft de oude politiek u voor de gek gehouden. 64 De bijeenkomsten van de BVD waren overigens vrijwel uitsluitend gericht op een Hindostaans publiek, de sprekers en muziek waren Hindostaans en er werd afwisselend Sarnami, Hindi en Nederlands gesproken. Door in speeches parabels met Bollywood acteurs en actrices te gebruiken probeerden sprekers hun verhalen beter over te laten komen. Eén spreker toonde zich kwaad op VHP leider Sardjoe die zou hebben gezegd dat het partijsymbool van de BVD – een leeuw – een gevaarlijk dier is: “Hij moet zich schamen. Deze leeuw is van India, waar onze moeder vandaar komt”.65 Bij een BVD bijeenkomst werd de meest agressieve podiumtaal gebruikt van alle bijeenkomsten die ik heb bijgewoond. Nieuw Front leiders werden vergeleken met black mamba’s (slangen), tarantula’s (spinnen) en dood gewenst. De KTPI is de oudste Javaanse partij in Suriname, dit werd tijdens bijeenkomsten aangehaald als belangrijk argumenten voor Javanen om op de KTPI te stemmen in plaats van PL. Een spreker:
62
Idem PL wijkvergadering, Para, 18-04-05, transcriptie door Verouchka Sastro 64 BVD kernvergadering, Wanica, 13-03-05, transcriptie door Kirtie Algoe 65 BVD wijkvergadering, Wanica, 02-04-05, transcriptie door Kirtie Algoe 63
- 43 -
“De KTPI is een partij met ervaring, traditie, kennis en infrastructuur” 66. Aanwezigen werden tijdens dezelfde vergadering gewaarschuwd voor NPS en VHP die de eenheid van de Javanen in Commewijne zou proberen te doorbreken. De leider van de KTPI Willy Soemita staat binnen de Javaanse gemeenschap bekend als een goed gelovig moslim. Tijdens KTPI bijeenkomsten werd dit ook benadrukt. In veel moskeeën wordt daarom een stemadvies gegeven voor de KTPI. Hoewel door zowel VHP, PL, BVD als KTPI tijdens bijeenkomsten aanvallen werden gedaan op mono-etnische partijen die concurreerden binnen dezelfde etnische doelgroep voerden deze niet de boventoon. De meeste aanvallen met de grootste woorden werden door Nieuw Front partijen gericht op de NDP, in het bijzonder Desi Bouterse en in mindere mate op de combinatie VVV en politiek leider Jules Wijdenbosch. De militaire dictatuur van de jaren 80 en de internationale isolatie als Desi Bouterse in de regering zou komen werden bij alle bijeenkomsten van NF partijen uitvoerig besproken en becommentarieerd. Over de combinatie van Wijdenbosch werd vooral de financiële malaise waarin het land na zijn regeringsperiode verkeerde aangewreven en de geheime rekeningen die Wijdenbosch zou hebben geopend voor persoonlijk gewin.
5.3
Etnische mobilisatie van de A-combinatie
Als etnische bundeling van alle marronpartijen was de A-combinatie het meest expliciet in haar etnische mobilisatie. Ronny Brunswijk, politiek leider van ABOP, tijdens een massameeting op 14 mei in Brokopondo: “Ik wil jullie een beetje van de historie vertellen vandaag. Onze voorouders zijn uit Afrika hiernaartoe gebracht om te werken, ze werkten hier onder dwang en slavernij”. In zijn verhaal benadrukte Brunswijk de permanente strijd om vrijheid van de marrons en daarop volgend steeds het verraad van de stadscreolen. Dit verraad begon, volgens hem, na de afschaffing van de slavernij door toedoen van de strijd die marrons leverden tegen de blanke onderdrukkers. Brunswijk: “Maar de anderen, die in de stad waren gebleven zagen ons niet zitten. Want enkele jaren nadien, toen ze onafhankelijkheid aanvroegen hebben ze ons er niet bij betrokken! En toen werden de mensen die wij hebben vrijgevochten de blanken over ons, ze namen de plaats van de Nederlanders in”. Deze geschiedenis herhaalde zich volgens Brunswijk na de binnenlandse oorlog, waarmee marrons democratie terug brachten in Suriname, toen de nieuw verkozen Nieuw Front regering ze geen politieke macht gunde. Brunswijk eindigde zijn verhaal met een parabel waarin hij uitlegde hoe marrons wel politieke macht zouden kunnen krijgen: Tijdens de binnenlandse oorlog was Somohardjo ook bij ons op Stoelmanseiland. Hij zei vaak: Ronny ik kan niet vechten, ik ben bang, maar ik zal tenminste voor jullie koken. Als ik mijn hangmat boven bond, bond hij de zijne er net onder, zo bang was hij. Op een avond maakte hij me wakker en zei: Ronny, wanneer is de oorlog over, want als dit voorbij is wil ik minister worden. Ik heb hem toen uitgelachen want ik wist
66
KTPI kernvergadering, Commewijne, 07-03-05, transcriptie door Anne Blanksma
- 44 -
toen niet wat politiek inhield. Na de oorlog hebben alle Javanen op Somohardjo gestemd en is hij minister geworden. Dus laten wij boslandcreolen op ons zelf stemmen! Laten ze ons niet meer voor de gek houden!67 Bovenstaand fragment is typerend voor de manier waarop de A-combinatie campagne voerde. De etnische mobilisatie van de A-combinatie was gericht op verschillende elementen die steeds terugkwamen in speeches. Dit is ten eerste de heroïsche geschiedenis van de marrons. Steeds werd gerefereerd aan de strijd die marrons hun hele geschiedenis hebben geleverd voor vrijheid. Daarbij werd vaak het slavernijverleden genoemd en gesuggereerd dat deze slavernij nog steeds voortduurt. Op 1 mei, de internationale dag van de arbeid, organiseerde de A-combinatie een sportdag ter ere van wijlen Abaisa Jowini, een marron die begin 70er jaren bij protesten tegen de regering door de politie werd doodgeschoten68. Een tweede element dat steeds werd benadrukt is de discriminatie van marrons door andere bevolkingsgroepen, in het bijzonder de (stads)creolen. Deze discriminatie werd door verschillende sprekers zwaar aangezet, bijvoorbeeld door Paul Abena, politiek leider van Seeka: Op een dag moeten we weten wie we zijn. En weet u: het doet pijn om te weten dat jij een mens bent, maar dat anderen je niet als mens zien. In naam van de overledenen [hij noemt zeker twee minuten lang namen van overledenen, AB] denk na op de hoeveelste plaats de nakomelingen van de vrijen als mens komen in dit land. Denk na of de grondwet van dit land jou ook daadwerkelijk dezelfde rechten geeft. De strijd die we voeren is om te tonen dat wij ook mensen zijn.69 Discriminatie van marrons werd vaak als oorzaak genoemd voor de achterstelling van het binnenland. Er werd schande gesproken over de rijkdommen (bauxiet en goud) die in het binnenland worden gewonnen, maar alleen aan andere districten ten goede komen. Ten derde werd gewaarschuwd niet te stemmen voor partijen van andere etnische groepen. Eén spreker sprak het publiek vermanend toe dat marrons zich van nature makkelijk laten bedriegen. Hij sprak zijn ontzetting uit dat die “domme nyuka’s”70 begonnen te juichen toen Sardjoe tijdens een NF massameeting in Brokopondo zei dat hij dacht in New York te zijn gearriveerd. De gunsten die andere partijen gebruiken om marrons te mobiliseren vergeleek hij met de manier waarop ‘die negers’ zich in Afrika met eten en muziek door de blanken vrijwillig lieten meelokken op slavenschepen naar Suriname. Hij vervolgde op een agressieve toon: “Op het moment dat iemand bij mij komt klagen en jammeren dat die stadsnegers ze weer hebben beet genomen ga ik die persoon omver stoten met mijn elleboog” 71. De politieke voormannen van alle drie partijen in de A-combinatie waren aucaners. Bij leden van andere marronstammen zou dan ook snel de verdenking kunnen ontstaan dat de A-combinatie er was om de belangen van aucaners te vertegenwoordigen. In het district Brokopondo, waar vooral veel sarramacaners wonen, werd dan ook veel aandacht besteed om deze indruk weg te nemen. Terwijl in 67
A-combinatie massameeting, Brokopondo, 14-05-05, transcriptie door Annelies Asside DWT 03-05-05, ‘Amafo van A-combinatie roept op tot verbanning oude politiek’ A-combinatie wijkvergadering, Paramaribo, 12-05-05, transcriptie door Annelies Asside 70 In de stad worden marrons door andere bevolkingsgroepen vaak djoeka’s genoemd 71 A-combinatie massameeting, Brokopondo, 14-05-05, transcriptie door Annelies Asside 68 69
- 45 -
Paramaribo alle sprekers Aucaans spraken, sprak in Brokopondo de helft van de sprekers geheel of gedeeltelijk in het Sarramacaans. Een oudere sarramacaanse spreker ging aan het eind van zijn speech in op de beschuldiging dat de A-combinatie er alleen zou zijn voor aucaners, met het argument: “Die negers in de stad noemen ons allemaal nyuka’s dus laten we dingen van en voor nyuka’s doen”. Bovendien, zo voegde de conferencier hieraan toe: “Omdat de voorzitters van Acombinatie geen sarramacaners zijn gaan jullie stemmen op PL? Wel dan, wie is Somo72 van jullie? Is hij een sarramacaner? Lijken jullie op mensen van BVD of VVV of NDP? Of lijken jullie op Venetiaan?”73
5.4
Chinezen zonder eigen partij
Chinezen zijn een relatief kleine etnische groep in Suriname zonder eigen politieke partijen. Verschillende partijen probeerden deze verkiezingen bij Chinese stemmers in de gunst te komen. Van oudsher zijn Chinezen vooral geaccommodeerd bij de NPS. Door de pogingen in de jaren 80 om de economische en politieke banden met China te versterken heeft ook de NDP een Chinese achterban opgebouwd. Vanaf 2000 probeert ook PL Chinezen bij de partij te betrekken. In dat jaar stelden zij een Chinees aan als minister van Handel. Alle partijen maakten in hun mobilisatie nauwelijks gebruik van campagnebijeenkomsten, maar vooral van ingezonden stukken in Chinees Surinaamse kranten (‘Chunfa dagblad’ en ‘Dagblad Suriname’) en van mond-tot-mondreclame. De belangrijkste reden dat pogingen om een eigen Chinese politieke partij te vormen nooit zijn gelukt is dat Chinezen, die door de rest van de Surinaamse bevolking als homogene etnische groep worden beschouwd, in de werkelijkheid erg verschillend zijn. De belangrijkste kloof is tussen Hakka Chinezen die vanaf eind 19e eeuw vanuit Zuid-China naar Suriname kwamen en de nieuwe Chinese migranten die vanaf eind jaren 80 naar Suriname kwamen. Hakka Chinezen spreken een ander dialect en komen uit andere delen van China dan deze nieuwe migranten. De groep Hakka Chinezen is verder verdeeld in goed geïntegreerde (Lai’ap) Chinezen die in Suriname zijn geboren en op China georiënteerde (Tongsan) Chinezen die daar ook zijn geboren. De Lai’ap Chinezen spreken vaak zelfs geen Chinese talen meer en kijken neer op nieuwe migranten en Tongsan Chinezen. Nieuwe migranten en Tongsan Chinezen beschouwen Lai’ap Chinezen over het algemeen niet als echte Chinezen, omdat ze daar niet geboren zijn (Tjon Sie Fat 2004). Van alle partijen was PL in 2005 het meest ambitieus in haar voornemen een groot aantal Chinese kiezers voor zich te winnen. Binnen Nieuw Front was uitonderhandeld dat PL naast de 3e plek op de lijst in Paramaribo ook de 8e plek mocht leveren. De kandidaat voor deze positie, Sandra Lee, werd geselecteerd en voorgedragen door de Chinese afdeling van PL. Rond Sandra Lee werd een verkiezingscomité geformeerd, met daarin alleen Chinezen, die voor haar campagne voerden en – ook belangrijk – fondsen wierven ter bekostiging van de verkiezingscampagne van PL. Het Chinese verkiezingscomité van PL benadrukte in haar campagne dat zij de enige partij in Suriname was die
72 73
Zo wordt Somohardjo (PL) in de volksmond genoemd A-combinatie massameeting, Brokopondo, 14-05-05, transcriptie door Annelies Asside
- 46 -
een Chinees verkiesbaar stelde.74 Bij een oproep om te stemmen voor Sandra Lee werden steeds Hakka Chinezen en nieuwe migranten apart aangesproken om zich te verenigen achter haar kandidatuur: “Chinese immigranten en personen van Chinese afkomst, de tijd van alleen de sneeuw voor je eigen deur wegvegen zonder te letten op de vorst op de dakpannen van anderen is voorgoed voorbij! Verenigd moeten we voortgaan”75. In een artikel waarin Sandra Lee zich voorstelt benadrukt ze dat ze, hoewel geboren in Suriname, wel drie verschillende Chinese talen spreekt en is opgevoed met de Chinese cultuur.76 In andere artikelen werd uitgebreid ingegaan op de noodzaak om als etnische groep in Suriname eigen vertegenwoordigers te hebben in het parlement. De Chinese kandidatuur was voor PL ook een manier om te demonstreren dat ze een multi-etnische partij was. Door PL politici werd vaak de kandidaatstelling van een Chinees (en een inheemse in Marowijne) benadrukt. Somohardjo gaf daar tijdens een campagnebijeenkomst in een kwinkslag een etnische draai aan: inheemsen noemde hij ‘bosjavanen’77. De Chinese minister Michael Jong Tjien Fa sprak tijdens een bijeenkomst over Chinezen als ‘winkeljavanen’78. Bij gesprekken die ik had met vertegenwoordigers van de NDP werd steeds benadrukt dat zij niet werkten met speciale etnische afdelingen (of presidia) binnen de partij, zoals NPS en PL doen. De NDP wil niet in etnische hokjes denken, zo werd mij herhaaldelijk verteld. De NDP had echter wel een Chinese
werkgroep
om
Chinezen
te
mobiliseren.
Tijdens
een
interview79
vertelden
vertegenwoordigers van deze werkgroep dat alleen voor deze constructie was gekozen bij de mobilisatie van Chinezen. De NDP had hiervoor gekozen vanwege de maatschappelijke isolatie van Chinezen en de taalbarrière. Naarmate deze bevolkingsgroep beter in Suriname zou integreren, zo werd mij verzekerd, zouden Chinezen moeten worden opgenomen in de etnisch neutrale partijorganisatie van de NDP. Door de NDP werd in Chinese kranten vooral gemobiliseerd op de thema’s criminaliteit (overvallen op Chinese winkels) en naturalisatie (van nieuwe Chinese immigranten). In de krant stonden verschillende lange artikelen waarin over andere partijen dan de NDP werd gesproken op een erg groffe toon: Nieuw Front leiders werden vergeleken met ‘verraderlijke, sluwe gifslangen’80 en de houding van de regering ten opzichte van Chinezen met de Jodenvervolging81, in een ander artikel werd opgeroepen om te stemmen op de NDP om “de krachtige, etnische verlangens van ons Chinezen (…) [te] tonen”82. Al deze artikelen waren anoniem ondertekend. Tijdens mijn interview83 werd door de vertegenwoordigers van de Chinese afdeling heftig ontkend dat deze artikelen van de NDP kwamen. Het is mij niet duidelijk geworden in hoeverre de etnische mobilisatie van Chinezen door de NDP bewust was ingezet. Het is echter goed mogelijk dat 74
Interview Elwin Atmodimedjo, personal coach PL DNA kandidate Sandra Lee, Paramaribo, 17 mei 2005 Chunfa Dagblad, 02-04-05 en Dagblad Suriname, 04-04-05, ‘Open de toekomst’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 76 Chungfa Dagblad, 24-03-05, ‘Waarom wil ik meedoen aan de parlementsverkiezingen? - Toespraak van juffrouw Lǐ Jiālín tijdens de eerste vergadering van het tijdelijke verkiezingondersteuningscomité’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 77 De Ware Tijd, 08-05-05, [onderschrift foto Sandra Lee] 78 PL wijkvergadering Para, 18-04-05, transcriptie door Verouchka Sastro 79 Interview Imro E. Fong Poen, penningmeester en coördinator Chinese afdeling in het hoofdbestuur van de NDP, Robby Chiuhung, secretaris Chinese afdeling en Henry Cheung, voorzitter Chinese afdeling NDP, 17 mei 2005, Paramaribo 80 Chunfa Dagblad, 19-04-05 en Dagblad Suriname, 20-04-05, ‘Ingezonden brief: waarom we zeker Bouterse moeten steunen bij zijn gooi naar het presidentschap in de komende verkiezingen’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 81 Chunfa Dagblad, 30-04-05 en Dagblad Suriname, 02-05-05, ‘De kwestie van Chinese verblijfsvergunningen’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 82 Chunfa Dagblad, 28-04-05 en Dagblad Suriname, 29-04-05, ‘De geschiedenis beoordelen met ons geweten’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 83 Interview Imro E. Fong Poen, penningmeester en coördinator Chinese afdeling in het hoofdbestuur van de NDP, Robby Chiuhung, secretaris Chinese afdeling en Henry Cheung, voorzitter Chinese afdeling NDP, 17 mei 2005, Paramaribo 75
- 47 -
de instructies over de mobilisatie van Chinezen door de leiding van de Chinese werkgroep verschilde met de daadwerkelijk mobilisatie door lager partijkader. De coördinator en secretaris van de werkgroep waren namelijk Lai’ap Chinezen, ze gaven toe geen Chinese talen te kunnen lezen of schrijven. Voor hun geschreven propaganda waren zij afhankelijk van anderen. In krantenartikelen van de NPS werd de nadruk gelegd op de historische verbondenheid van de NPS met de Chinezen. Volgens een artikel was de band van oud NPS leider Pengel zo groot dat hij bij zijn sterven liet weten te willen worden begraven door de Chinese tak van de NPS. Deze laatste wens van Pengel had volgens het artikel een diepere betekenis: “alsof hij zijn opvolgers bij de NPS eraan herinnerde dat ze de Chinezen niet mochten vergeten”84. In een aantal andere artikelen van de NPS werden de naturalisatiecijfers van Chinezen door de Nieuw Front regering afgedrukt.
5.5
Etnische mobilisatie door multi-etnische partijen
De NDP en NPS communiceerden in hun campagne consequent dat ze etnische neutraal waren en alle etnische groepen in zich verenigden. De NDP trok vaak fel van leren tegen de ‘etnische verkavelingspolitiek’ van Nieuw Front, de NPS beschouwde zich als enige nationale partij binnen de Nieuw Front combinatie. In de exitpoll (zie paragraaf 4.1) kwamen deze partijen ook als redelijk multietnisch naar voren. De NDP had echter wel een speciale campagnestrategie voor de mobilisatie van Chinezen. De campagne van de NPS in Commewijne was, zoals beschreven, vooral gericht op Javanen. De vraag die ik in deze paragraaf probeer te beantwoorden: in hoeverre appelleerden de NDP en NPS in hun campagnes aan etniciteit? Tijdens NDP bijeenkomsten werden etnische cultuuruitingen op subtiele wijze in bijeenkomsten benadrukt. Zo waren er vaak kinderen in etnische klederdracht die de sprekers op het podium vergezelden. Tijdens bijeenkomsten werden sprekers niet benoemd naar etnische achtergrond, maar werd bij opkomst van bijvoorbeeld een Hindostaanse spreker Hindostaanse muziek gedraaid. Het doel van deze etnische cultuurelementen was vooral om de etnische verscheidenheid in de NDP te laten zien. Een symbool van een bepaalde etnische groep ging steeds samen met symbolen van andere etnische groepen. Politiek leider Bouterse werd daarbij gepresenteerd als de enige nationale leider in Suriname die boven alle etnische groepen stond. De kleding van Bouterse was of etnisch neutraal of – zoals in de laatste afsluitende massameeting op 21 mei – appelleerde aan de inheemsen. Bouterse communiceert graag dat hij ‘inheems bloed’ heeft. Hoewel Bouterse zichzelf hiermee associeert met één etnische groep versterkt hij hiermee zijn nationalistische imago: inheemsen zijn de enige ‘oorspronkelijk’ etnische groep in Suriname die stammen van voor de koloniale overheersing. Hoe etnische klederdracht een rol speelde in de verkiezingscampagne blijkt ook uit een krantenbericht over een campagnebijeenkomst van de NDP in Commewijne. Een spreekster vertelde daar dat zij in tweestrijd verkeerde over wat zij moest aantrekken naar de bijeenkomst. Aanvankelijk
84
Dagblad Suriname, 18-05-05, ‘Historische terugblik; een vrije discussie over de Chinese tak van de NPS’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat
- 48 -
wou ze in het paars komen (de partijkleur van de NDP), maar haar vriendenkring had haar overgehaald zich in Javaanse kledij te steken. Volgens het artikel oogstte deze presentatie grote bijval van het publiek.85 Bij de NDP werd echter - meer dan aan etniciteit - vooral geappelleerd aan religie. Zowel Desi Bouterse als vierde op de lijst in Paramaribo André Missiekaba werden steeds gepresenteerd als goede christenen (beiden zijn lid van de pinkstergemeente). Zijn speeches sprak Missiekaba met een rauwe schreeuwende domineesstem zoals in sommige gospelkerken. Hij kon het publiek (en zichzelf) daarmee in grote extase brengen. Zijn speeches eindigde hij meestal met een acapella gezongen religieuze tekst. Tijdens een massameeting in Paramaribo vroeg Bouterse een minuut stilte “voor alle Surinamers die hard gewerkt hebben en beter zouden willen met dit land (…) Maar omdat een hogere macht anders heeft beslist niet ons midden [kunnen] zijn”86. Religie leek in de campagne van de NDP vooral een manier te zijn om de eerlijkheid en oprechtheid van de NDP kandidaten te benadrukken. Daarnaast was het bijvoorbeeld bij Missiekaba ook een vorm om de hoop in een nieuwe toekomst voor Suriname te benadrukken. Ook de NPS schermde in speeches regelmatig met (christelijke) religie. Bij de NPS leek religie vooral te worden gebruikt om de zuiverheid van de NPS te benadrukken tegenover het ‘duivelse’ verleden van de NDP. Tijdens een NPS wijkvergadering in Paramaribo deed partijleider Ronald Venetiaan dit letterlijk door in een tirade over de jaren 80 en 90 te waarschuwen voor ‘Babylon’, waarmee hij in bijbelse termen de NDP bedoelde.87 In Paramaribo refereerde de NPS nauwelijks aan etniciteit. Zelfs de muzikale intermezzo’s waren niet erg etnisch ingevuld. Voor de muzikale begeleiding was een speciale NPS band samengesteld die optrad bij alle NPS en Front bijeenkomsten. Ze zongen liedjes (in het Nederlands) waarin de overwinning van NPS en Nieuw Front werden bezongen (“Stem frontaal, Surinamers allemaal!”). Helaas heb ik geen NPS bijeenkomst in het binnenland meegemaakt, wel een Nieuw Front massameeting in Brokopondo. Ook hier werd door de NPS sprekers nauwelijks gerefereerd aan etniciteit, maar alleen aan de zegeningen van de Nieuw Front regering en de aanstaande ‘vernietiging’ van Suriname als de NDP in de regering zou komen.
5.6
Conclusie
Etnische mobilisatie werd in 2005 door alle partijen gebruikt. Etnische scheidslijnen tussen partijen liepen deze verkiezingen nog steeds grotendeels volgens de scheidslijnen waarlangs etnische partijen in Suriname al decennia lang mobiliseren. Met andere woorden: er werden deze verkiezingen geen alternatieve
etnische
scheidslijnen
geïntroduceerd,
zoals
Chandra
verwoordt
in
haar
(structuralistische) kritiek op het model van ethnic outbidding (zie paragraaf 2.2). Alternatieve etnische scheidslijnen die door partijen in Suriname hadden kunnen worden aangewend zijn bijvoorbeeld: het mobiliseren van Aziaten, (Hindostaanse en Javaanse) moslims, op basis van huidskleur (de meer
85
De Ware Tijd, 17-05-05, ‘NDP’ers in Commewijne enthousiast over Kelfien Landus’ NDP massameeting, Paramaribo, 26-02-05, transcriptie door Dana Wardi 87 De Ware Tijd, 25-04-05, ‘Venetiaan waarschuwt voor ‘Babylon’’ 86
- 49 -
donker gekleurde creolen en Hindostanen tegenover lichter gekleurden) of andere crosscutting etnische identiteiten. De belangrijkste etnische herpositionering kwam van de A-combinatie die met haar harde etnische campagne definitief brak met de identificatie van marrons (of boslandcreolen) als etnische deelcategorie van creolen. De etnische bundeling betekende een succesvolle doorbraak van de marron partijen om een plaats op te eisen in de Surinaamse politieke macht. Interessant was om te zien hoe ook binnen de Nieuw Front combinatie werd geconcurreerd door middel van etnische mobilisatiestrategieën. De NPS die in Commewijne probeerde ‘in te breken’ in het Javaanse electoraat en zich daarmee de woede van combinatiepartner PL op de hals haalde en de VHP die vaag sprak over een bedreiging van de Hindostaanse cultuur als ze onvoldoende zetels zou halen binnen Nieuw Front. Opvallend verder vond ik dat de BVD de VHP niet beconcurreerde op een etnisch imago, zoals je volgens het ethnic outbidding model zou verwachten, maar juist het etnische gehalte van de partij aanviel. Dit leek echter vooral een poging van de BVD om het monopolie van de VHP op de Hindostaanse stem te betwisten. Terwijl de VHP dus vooral defensief weglopende Hindostaanse kiezers probeerde terug te lokken naar de partij had de PL een offensieve etnische mobilisatiestrategie. Door het kandideren van een Chinese en een inheemse kandidaat probeerde deze partij haar achterban te verbreden om haar positie binnen Nieuw Front te versterken. De grote rol die etniciteit nog steeds speelt in de Surinaamse politiek blijkt ook uit de NDP die ook etnische mobilisatiestrategieën gebruikte om zowel haar multi-etnische uitstraling te etaleren, als om Chinezen te accommoderen.
- 50 -
6
NATIONALISTISCHE MOBILISATIE
In hoofdstuk 3 beschreef ik drie visies op de Surinaamse natie in de politieke geschiedenis van Suriname. Het creools nationalisme dat opkwam in de jaren 60 en 70, als reactie daarop het multietnisch nationalisme dat vooral door de VHP werd uitgedragen als ideologie van ‘eenheid in verscheidenheid’ en het anti-etnisch en anti-koloniale nationalisme van kleine communistische partijen dat in de jaren 80 werd omarmd door het militaire bewind. De vraag in dit hoofdstuk is natuurlijk of deze soorten nationalisme zijn terug te vinden in de mobilisatiestrategieën van partijen tijdens de verkiezingscampagne.
6.1
Mythes en symbolen
Bij nationalistische mobilisatie kan een oppervlakkig onderscheid worden gemaakt tussen partijen die bij aanvang van een bijeenkomst het volkslied zongen of niet. Bij de NDP, de combinatie Nieuw Front en NPS was het zingen van het volkslied een vast onderdeel in de bijeenkomst. Bij deze bijeenkomsten waren ook altijd Surinaamse vlaggen aanwezig. Bij PL, BVD en A-combinatie werd soms het volkslied gezongen. Tijdens bijeenkomsten van de VHP en KTPI heb ik het volkslied nooit gehoord. Overigens werd nooit het eerste Nederlandse couplet gezongen, maar steevast het tweede couplet in het Sranan. Het volkslied werd tijdens bijeenkomsten altijd aangekondigd als een plechtig moment. Iedereen werd verzocht op te staan, hoofddeksel af te zetten en mee te zingen. Zowel de mythe van de onvervulde belofte als de multiculturele mythe werden in campagnes gebruikt (zie paragraaf 3.3). De eerste vooral bij de NDP, de tweede bij de VHP. Bij de NDP werd in veel speeches verwezen naar een rapport van de Wereldbank waarin Suriname op een lijstje werd genoemd als potentieel 17e rijkste land van de wereld. Door de NDP werd dit consequent aangevoerd als het bewijs dat de Nieuw Front regering er een verkeerde ontwikkelingsstrategie voor Suriname op nahield. Bouterse tijdens een bijeenkomst: Het is bekend dat Suriname het 17e rijkste land in de wereld is. Maar als wij het 17e rijkste land zijn, hoe komt het dat de straten van ons er zo uit zien? Als wij één van de rijkste landen zijn van de wereld hoe komt het dat onze huizen er zo uit zien? [Hij noemt nog 5 voorbeelden, AB] Wij zijn het 17e rijkste land op de wereld, maar er zijn plaatsen waar kinderen jarenlang geen onderwijs genieten. Dan moeten we constateren dat er iets fundamenteel fout is in de politiekvoering in dit land. 88 Sardjoe gebruikte tijdens zijn speeches verschillende keren een metafoor van Suriname als bloementuin om de VHP visie op eenheid in verscheidenheid uit te leggen. Sardjoe: “alle culturen zijn net bloemen in een bloementuin. Elke cultuur heeft zijn eigen waarden. Gezamenlijk met erkenning 88
NDP ingelaste bijeenkomst, Paramaribo, 11-03-05, transcriptie door Jerice Djanam
- 51 -
van elkaars tjauwmin en roti89, cultuurgebruiken, zeden en gewoonten, koto en sari90, willen we een land hebben als een bloementuin. Laat Suriname een bloementuin blijven”
91
. Tijdens verschillende
Nieuw Front bijeenkomsten haalde Sardjoe deze metafoor aan. Een symbool dat zowel door de NDP als de VVV combinatie werd gebruikt om zich te profileren als daadkrachtige nationale partijen (in tegenstelling tot Nieuw Front dat gebrek aan daadkracht en visie op ontwikkeling werd verweten) was de Jules Wijdenbosch brug die in de regeringsperiode 1996-2000 was gebouwd. Zowel de NDP als de VVV maakten aanspraak op de bouw van deze brug als zichtbare prestatie van hun regeringsperiode. Bouterse zei in speeches dat hij het was die de regering Wijdenbosch had aangespoord om deze brug te bouwen, dat de brug naar Wijdenbosch was vernoemd noemde hij slechts ijdelheid. De VVV voerde campagne met het voornemen dat als ze in de regering zouden komen ze zou zorgen dat er nog 10 bruggen zouden worden gebouwd. Het voornemen om ook een snelweg en een kerncentrale te bouwen paste in deze zelfde campagnestrategie om daadkracht uit te stralen. Het Canadese bedrijf Cambior stond in de campagne symbool voor de manier waarop het buitenland zou verdienen aan de rijkdommen van Suriname, terwijl Suriname zelf alleen maar kruimels zou krijgen. De Nieuw Front regering werd beschuldigd een contract te hebben gesloten waardoor Cambior 95% en Suriname 5% van de opbrengst kreeg. Hiermee was de aanval op Cambior ook een aanval op de Nieuw Front regering die zich bij de ontwikkeling van Suriname als bedelaar naar het buitenland zou opstellen. VVV partijen en NDP riepen tijdens speeches steeds de regering op het contract met Cambior open te breken, de A-combinatie beklaagde zich vooral dat bedrijven
als
Cambior
profiteerden
van
de
rijkdommen
in
het
buitenland
zonder
dat
binnenlandbewoners daarvan meeprofiteerden. Nieuw Front partijen verdedigden zich door te stellen dat het Cambior contract een bewijs was dat internationale bedrijven vertrouwen hadden in de Nieuw Front regering. Zij waarschuwden dat een Nieuw Front regering internationale handel voor Suriname veilig stelde en een NDP of VVV regering Suriname terug zou brengen in een internationaal isolement.
6.2
Het etnisch taboe
Hoewel alle partijen in Suriname op expliciete of meer impliciete wijze etnisch mobiliseerden in hun verkiezingscampagne stond elke partij er zich op voor een nationale partij te zijn. Etnisch mobiliseren werd tijdens de campagne door alle partijen opgevat als een beschuldiging van gebrek aan nationale loyaliteit en door alle politici en campagnevoerders die ik sprak met kracht ontkent. Alleen tijdens campagnebijeenkomsten in eigen kring werd soms toegegeven dat etnisch werd gemobiliseerd. Zoals tijdens een VHP bijeenkomst waar een spreker als excuus hiervoor gaf dat mensen in Suriname nou eenmaal stemmen op ‘mensen die op hen lijken’: “En als iedereen dat doet, is het niet verstandig de
89
Tjaumin is een Chinees gerecht (bami), roti Hindostaans Koto en sari zijn culturele klederdracht van respectievelijk creolen en Hindostanen 91 VHP partijbijeenkomst, Paramaribo, 13-03-05, transcriptie door Kirtie Algoe 90
- 52 -
VHP te verzwakken”92. Zelfs de A-combinatie noemde zich een nationale partij en probeerde zich tijdens bijeenkomsten te verdedigen tegen beschuldigingen van andere partijen dat ze etnisch mobiliseerden. Als verdediging voerden ze echter – net als de VHP – aan dat andere partijen dit ook deden. Een spreker tijdens een bijeenkomst in Brokopondoop 14 mei weerde de kritiek af door te zeggen dat de NPS vroeger stond voor Neger Partij Suriname93 en het was hen toch ook gelukt om zich in het politieke machtscentrum te nestelen, waarom zou de A-combinatie dat dan niet mogen? 94 De uitspraak ‘stemmen op mensen die op je lijken’ werd tijdens bijeenkomsten van verschillende partijen trouwens vaker sceptisch aangehaald. Deze uitspraak werd toegewezen aan Somohardjo die dit een keer zou hebben gezegd om Javanen te mobiliseren. De afkeuring waarmee dit citaat door de meeste partijen werd aangehaald was voor mij een bevestiging van de indruk dat openlijk etnisch mobiliseren in Suriname taboe is. Door deze uitspraak wel in het openbaar te doen had Somohardjo een ongeschreven regel in de Surinaamse politiek geschonden dat etnisch mobiliseren alleen wordt toegestaan als het gebeurd in het verborgene, in eigen kring en naar buiten de schijn wordt opgehouden dat de belangen van alle etnische groepen in Suriname worden vertegenwoordigd. Zowel de partijen in de VVV combinatie als NDP vielen de Nieuw Front combinatie veelvuldig aan op haar etnische karakter. Vooral de NDP ging hier steeds uitgebreid in haar bijeenkomsten op in. De etnische politiekvoering van de Nieuw Front partijen werd verklaard vanuit een zucht van een corrupte elite om macht te behouden volgens verouderde methoden (want stammende van de tijd voor de onafhankelijk). De verdeeldheid van Nieuw Front werd bovendien in verband gebracht met een neo-koloniale politiek van Nederland en Amerika om goedkoop aan grondstoffen te kunnen komen. Nieuw Front zou door deze buitenlandse regeringen gesteund worden om Suriname naar etniciteit verdeeld te houden. Of volgens de woorden van Bouterse: Integratie wilt zeggen smelten naar één en polarisatie wilt zeggen: mensen zullen blijven zoals de blanken ons geplaatst hebben in hokjes. (…) Deze oude politiek gelooft niet in Suriname, zijn zonen en dochters. Zij zullen altijd ontwikkeling leggen in de handen van het buitenland. Ontwikkeling van dit land zal volgens het oude denken, koloniaal denken, afhankelijk gemaakt worden van het handelen van het buitenland. 95 De NDP en de VVV combinatie leken in hun campagne soms te concurreren om wie door de kiezer als meest nationalistisch zou worden beschouwd. Tijdens de afsluitende massameeting van de NDP op 21 mei verkondigde een spreker bijvoorbeeld dat eigenlijk elke ochtend verplicht op de radio de zin ‘Suriname is mijn land en dat waardeer ik’ zou moeten worden afgespeeld. Een andere spreker bij opkomst tijdens dezelfde bijeenkomst: “Toen ik langsliep om naar voren te komen rook ik wat en dat was moeder aarde en wel Surinaamse aarde. En het ruikt geweldig”96. Tijdens een bijeenkomst van de BVD op 14 maart kondigde een spreker aan dat de VVV 20.000 Surinaamse vlaggen ter beschikking zou stellen voor scholen, maatschappelijke organisaties, overheidskantoren, instituten en 92
VHP kernvergadering, Commewijne, 05-04-05, transcriptie door Kirtie Algoe Met deze boodschap loog deze spreker, de afkorting NPS staat al vanaf haar oprichting voor Nationale Partij Suriname A-combinatie massameeting, Brokopondo, 14-05-05, transcriptie door Annelies Asside 95 NDP massameeting, 26-02-05, transcriptie door Dana Wardi 96 NDP massameeting, 21-05-05, transcriptie door Angela Bendt 93 94
- 53 -
personen. Als verklaring gaf de spreker: “Onze kinderen moeten weer bewust gemaakt worden. Vaderlandsliefde staat aan de basis van de ontwikkeling van een land. En dat moeten we de mensen gaan
leren”97.
Dergelijke
uitingen
van
nationalisme
leken
vooral
pogingen
om
het
saamhorigheidsgevoel onder de aanwezigen te versterken en de partij te situeren als strijder voor het landsbelang in plaats van als belangenbehartiger van een bevolkingssegment.
6.3
Creools nationalisme
De meest multi-etnische partijen in mijn onderzoek (NDP, DNP2000, NPS) hadden allemaal een creool als politiek leider (Bouterse, Wijdenbosch en Venetiaan). De NDP en NPS hadden volgens de exitpoll ook een overwegend creoolse achterban. In hoeverre was creoolse identiteit bij deze partijen een onderdeel in hun nationalistische mobilisatie? Zowel het publiek als de sprekers op het podium waren tijdens de NPS bijeenkomsten die ik bijwoonde qua samenstelling bijna volledig creools. Bij bijeenkomsten van de NDP was het publiek meer multi-etnisch samengesteld. Maar met name bij wijkvergaderingen in Paramaribo was het overgrote deel creool. Om de bijeenkomsten in Paramaribo te verlevendigen waren er zowel bij de NPS als de NDP optredens van brassbands, die in Suriname bekend staan als creoolse cultuuruitingen. Afgezien van deze creoolse elementen werd niet naar een creoolse identiteit verwezen. In het vorige hoofdstuk stelde ik dat de NPS, behalve in Commewijne, zich nauwelijks bediende van etnische campagnevoering. In dit hoofdstuk moet ik constateren dat de NPS ook nauwelijks nationalistisch mobiliseerde. De relatie met Nederland kwam tijdens NPS bijeenkomsten nauwelijks aan de orde, er werd ook niet gerefereerd aan de slavernij of de onafhankelijkheid die destijds onder leiding van de NPS was doorgevoerd. De campagnestrategie van de NPS leek volledig gericht op het bestrijden van de NDP en in mindere mate de DNP2000. Drie zaken werden tijdens NPS bijeenkomsten telkenmale benadrukt: 1 de (financiële) instabiliteit tijdens door NDP gedomineerde regeringen, tegenover de stabiliteit die de Nieuw Front regering had gebracht, 2 internationale isolatie als NDP of DNP2000 aan de macht zouden komen tegenover internationaal vertrouwen in de Nieuw Front regering en 3 het militaire verleden van de NDP en Bouterse in de jaren 80 tegenover vrede en democratie die door Nieuw Front onder leiding van de NPS waren bevochten. Ouders werden tijdens bijeenkomsten aangespoord om hun kinderen te vertellen over de jaren tachtig. Verschillende keren werd tijdens NPS bijeenkomsten verkapt gewaarschuwd voor een nieuwe staatsgreep door de NDP, omdat ze zich zouden realiseren dat ze via democratische weg te weinig steun in de bevolking zouden genieten. In haar verwijzingen naar het verleden had de NDP wel een creools karakter. De slavernij was een geliefd onderwerp tijdens NDP bijeenkomsten. Volkshelden waarnaar werd verwezen waren uitsluitend van creoolse komaf, zoals Anton de Kom98. De NDP probeerde deze geschiedenis wel
97 98
De Ware Tijd, 15-03-05, ‘VVV stelt 20.000 Surinaams vlaggen ter beschikking’ Een creoolse communist die zich in de jaren 30 verzette tegen de koloniale politiek van Nederland
- 54 -
nadrukkelijk een Surinaamse en niet creoolse geschiedenis te maken door de voortdurende onderdrukking en (etnische) verdeeldheid door te trekken naar het heden. Bovendien schrokken NDP sprekers er niet voor terug om ook de jaren 80 aan te halen als begin van een nieuw Suriname, waarin nieuwe doelstellingen waren gesteld voor de ontwikkeling van heel Suriname. Tijdens bijeenkomsten van zowel NDP, NPS als DNP2000 was Sranan de voertaal door sprekers van alle bevolkingsgroepen. Sporadisch werden door sommige sprekers tijdens NDP bijeenkomsten korte stukjes in het Javaans of Sarnami vertaald. De VHP was de enige partij waar het Sranan zo veel mogelijk werd vermeden, bij aanwezigheid van publiek met een andere etnische achtergrond grond of in Nieuw Front verband werd door deze partij bij voorkeur gesproken in het Nederlands. Bij vrijwel alle andere partijen was Sranan zo niet de eerste, dan wel de tweede spreektaal tijdens bijeenkomsten. Sranan leek dus niet alleen meer geassocieerd te worden met creolen, maar door alle bevolkingsgroepen in meer of mindere mate te worden omarmd.
6.4
Het buitenland
Zoals al aangehaald was het vooral de NDP die mobiliseerde door zich af te zetten tegen Amerika en Nederland. Tijdens de verkiezingscampagne speelden twee affaires waarin de NDP deze nationalistische campagnestrategie voluit benutte. De eerste affaire was de operatie Ficus waarbij verschillende Surinaamse zakenlieden door de politie werden opgepakt op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen Nederland en Suriname. De tweede de uitspraak van de Amerikaanse ambassade dat de VS Bouterse niet als president van Suriname zou accepteren. Het bestaan van de operatie Ficus werd door Bouterse in een televisie programma in februari openbaar gemaakt. Volgens Bouterse hield deze operatie in dat Nederland de mogelijkheid kreeg Surinaamse staatsburgers te ontvoeren. Maar de achterliggende reden voor deze operatie was volgens Bouterse om hem op te pakken99. Hij dreigde naar de Nederlandse Justitie dat zij daarmee haar eigen staatsburgers in Suriname in gevaar zou brengen100. Omdat dit verdrag was gesloten door Venetiaan beschuldigde hij hem ervan een ‘puppet’ te zijn “van het buitenland, van die witte mensen”101. De tweede affaire begon op 7 maart 2005 toen de Amerikaanse ambassade een verklaring aan de Ware Tijd deed uitgaan dat de VS niet zou samenwerken met een regering onder leiding van Bouterse als president102. Om hierop te reageren werd een paar dagen later door de NDP een spoedbijeenkomst georganiseerd waar alleen Bouterse sprak. De toon van deze bijeenkomst was al gezet voordat Bouterse voor het spreekkatheder verscheen. Op een groot videoscherm waren filmpjes te zien met Bouterse, tussen de muziek met NDP strijdliederen klonk om de zoveel tijd een stem die sprak: “als het volk hem heeft gekozen, dan moeten we hem beschermen”. De speech van Bouterse was een lange tirade tegen de inbreuk van de VS op de soevereiniteit van Suriname. De uitspraak van
99
Bouterse is in Nederland veroordeeld voor drugssmokkel NDP massameeting, Paramaribo, 26-02-05, Transcriptie door Dana Wardi 101 NDP ingelaste bijeenkomst, Paramaribo, 11-03-05, transcriptie door Jerice Djanam 102 De Ware Tijd, 08-03-05, ‘Regering VS wil geen samenwerking met een regering geleid door Bouterse’ 100
- 55 -
de ambassade legde Bouterse uit als poging van de VS om Nieuw Front in het zadel te houden, omdat die haar belangen in Suriname het beste behartigd. Voor andere partijen was de uitspraak van de Amerikaanse ambassade aanleiding om de internationale isolatie als de NDP in de regering zou komen nog meer te benadrukken. 103 De neo-koloniale invloed die Nederland nog zou hebben in Suriname was een centrale stelling in alle bijeenkomsten van de NDP. Door te bedelen bij Nederland zou Suriname nooit op eigen benen kunnen staan, zo werd herhaaldelijk tijdens NDP bijeenkomsten gezegd. “Hulp vanuit Nederland is welkom”, zo zei één van de spreeksters tijdens een NDP bijeenkomst, “maar alleen als het wordt gegeven binnen onze ontwikkelingsvisie, andere hulp is onwelkom!” Vervolgens vroeg ze het publiek haar woorden te herhalen: “Onze voorouders zijn gestorven onder de zwepen van die witte mannen, dit land is van ons!”104 Venetiaan werd door Bouterse voortdurend aangevallen op haar gebrek aan nationalisme. Bouterse tijdens een bijeenkomst: Het staatshoofd heeft laten zien dat we moeten rennen voor Europese landen. Laatst was er een delegatie hier gekomen, het hele ministerie van Buitenlandse zaken, assemblee leden iedereen is ze gaan halen. Dan komt de president van Afrika, hij is hier geland, niemand heeft naar hem gekeken.105 Terwijl de NDP mobiliseerde door zich af te zetten tegen het buitenland, waren het de Nieuw Front partijen die juist de steun van het buitenland voor hun regering benadrukte. Ook de NPS – die niet bekend staat om zijn onkritische toon over Nederland – sprak bijna uitsluitend op een positieve toon over Nederland en Amerika. De VHP besteedde in haar bijeenkomsten de meeste aandacht aan de steun van het buitenland voor Nieuw Front. Sardjoe: Wij willen dat we een goeie band hebben met Amerika en met Nederland, dan zullen wij ontwikkelingshulp krijgen van Nederland. Wij krijgen ontwikkelingshulp van India, China, Japan, Brazilië. Voor het eerst is president van Brazilië naar Suriname geweest, twee maanden geleden en heeft beloofd 10000 ton padie te nemen bij ons. 106
6.5
Nieuw Front als pacificatiepartij Het multi-etnische nationalisme van de Nieuw Front partijen kwam niet zozeer naar voren in
speeches – alleen VHP leider Sardjoe refereerde soms aan de verscheidenheid van verschillende culturen binnen Nieuw Front – maar vooral in haar presentatie. Nieuw Front bijeenkomsten waren opgezet volgens een vast patroon dat vooral het evenwicht tussen de verschillende partijen en etnische culturen leek te benadrukken. Een Nieuw Front bijeenkomst begon altijd met het zingen van het volkslied, daarna volgde een gebed. Meestal werd dit gebed gehouden door verschillende
103
NDP ingelaste bijeenkomst, Paramaribo, 11-03-05, transcriptie door Jerice Djanam NDP wijkvergadering, Paramaribo, 15-04-05, transcriptie door Jennifer de Goede 105 Idem 106 VHP wijkvergadering, Paramaribo, 23-03-05, transcriptie door Kirtie Algoe 104
- 56 -
religieuze voorgangers van de drie hoofdgodsdiensten in Suriname: het christendom, hindoeïsme en de islam. De eerste speeches werden vervolgens gehouden door kandidaten uit het district. De laatste vier speeches werden gesproken door de vier Nieuw Front leiders. Uit de volgorde waarin de Nieuw Front leiders spraken was altijd de etnische samenstelling van het district te herleiden. Er werd namelijk altijd geëindigd met de partijleider die in dat district de grootste etnische groep vertegenwoordigde. De spreek volgorde van de andere Nieuw Front leiders liep volgens dezelfde logica. Als voorbeeld de volgorde van sprekers bij de Nieuw Front bijeenkomst in Commewijne: SPA, VHP, NPS, PL; in Brokopondo: VHP, PL, SPA, NPS. Ook de fysieke aanwezigheid van aanhang van verschillende partijen bij alle Nieuw Front bijeenkomsten werd gebruikt als teken om de multi-etniciteit van de combinatie uit te dragen. Bij Nieuw Front bijeenkomsten waren altijd alle Nieuw Front leiders aanwezig, ook als de bijeenkomst werd gehouden in een district waar zij geen kandidaten hadden. Zo hadden de VHP en PL bij de Nieuw Front bijeenkomst in Brokopondo107 ook busjes met eigen aanhang laten meekomen. Deze delegaties werden bij de bijeenkomst speciaal verwelkomd. De VHP had een groep Hindostanen uit Paramaribo mee genomen om de solidariteit van de VHP met het binnenland te benadrukken. Somohardjo baarde veel opzien omdat hij naast Javanen ook een grote groep marrons in PL shirtjes in zijn gevolg meenam. De Nieuw Front campagne lijkt vrij goed te voldoen aan een campagne zoals je die zou verwachten van een pacificatiepartij. Ten eerste is Nieuw Front opgebouwd uit afzonderlijke partijen die elk campagne voeren bij eigen (etnische) doelgroepen die grotendeels niet met elkaar overlappen. De partijen binnen Nieuw Front hebben autonomie om ook buiten de
Nieuw Front
campagnebijeenkomsten zelfstandig te mobiliseren onder deze eigen doelgroepen. De voorwaarde van proportionaliteit in de theorie over pacificatiedemocratie komt tot uitdrukking in de machtsverdeling tussen de partijen in de campagne die is gebaseerd op de etnische bevolkingssamenstelling per district. Op basis van dit gegeven wordt per district de mobilisatiekracht van de verschillende Nieuw Front partijen ingeschat en de campagne gevoerd. De eenheid van de campagne van Nieuw Front bestaat niet uit een centrale campagneaansturing, maar uit een samenwerking van de afzonderlijke partijen. Tijdens Nieuw Front bijeenkomsten wordt deze eenheid uitgedrukt door de aanwezigheid van alle leiders van de Nieuw Front partijen. In hoeverre kunnen de campagnes van de VVV combinatie en de NDP ook worden verklaard uit de theorie over pacificatiedemocratie? De VVV bestond ook uit meerdere partijen, die ook autonomie hadden om zelfstandig te mobiliseren. De KTPI en BVD deden dit ook bij een specifiek etnische doelgroep. Een verschil met Nieuw Front is dat de verschillende partijen binnen de VVV geen evenredige macht hadden. De DNP2000 was de trekker van de VVV campagne en leverde de president- en vice-presidentskandidaat. De VVV kan daarom als pacificatiepartij geplaatst worden tussen Nieuw Front en de NDP. De NDP voldeed namelijk het minste als pacificatiepartij. De NDP had – behalve voor de mobilisatie van Chinezen – geen autonome afdelingen binnen de partij voor speciale (etnische) doelgroepen. De machtsbasis van deze partij lag niet in een hechte relatie met een opgedeeld electoraat, maar vooral in de aantrekkingskracht van een charismatische leider. Wel werd 107
Nieuw Front massameeting, Brokopondo, 26-04-05, transcriptie door Annelies Aside
- 57 -
ook bij de NDP bij de kandidaatstelling en in de mobilisatie rekening gehouden met een evenwichtige presentatie van alle etnische groepen.
6.6
Conclusie
De verschillende visies op de Surinaamse natie zoals beschreven in hoofdstuk 3 zijn nog goed terug te herkennen in de nationalistische mobilisatie van veel partijen. VHP leider Sardjoe besteedde veel aandacht aan zijn visie op de Surinaamse maatschappij als multi-etnisch paradijs en gaf met de metafoor van de bloementuin - waar de bloemen de verschillende etnische culturen symboliseerden een impliciete legitimatie voor het etnische karakter van zijn partij. De NPS, als exponent van het creools nationalisme in de jaren 70, maakte in 2005 weinig gebruik van nationalistische mobilisatie. De NDP deed in haar campagne een appèl op nationale solidariteit tegenover etnische vriendjespolitiek en neokoloniale bemoeienis van buiten. NDP leider Desi Bouterse wist hierbij voluit de underdog positie van zijn partij uit te buiten door zijn publiek er op te wijzen hoe Nederland en Amerika de NDP voortdurend weer probeerden te dwarsbomen. Desi Bouterse plaatste zichzelf hiermee succesvol in de rol van David die vecht tegen Goliath. Het meest opvallende resultaat van mijn onderzoek vond ik het taboe dat rustte op etnische mobilisatie. Dit bracht etnische partijen in een moeilijke spagaat waarin zij naar hun achterban toe afhankelijk waren van etnische mobilisatie, terwijl ze naar buiten toe de schijn moesten ophouden de hele Surinaamse bevolking te vertegenwoordigen.
- 58 -
7
CONCLUSIE
De verkiezingsuitslag108 op 25 mei 2005 had een dubbele boodschap. Nieuw Front verloor haar zetelmeerderheid, maar de NDP won minder dan verwacht. Er werd een regering gevormd die meer dan ooit een samenraapsel is van verschillende partijen die elk een eigen (etnisch) segment in de samenleving vertegenwoordigen. Naast Nieuw Front partijen die creolen, Hindostanen en Javanen vertegenwoordigen is het marron blok van de A-combinatie aangeschoven en is zelfs een plekje gereserveerd voor DA91, die vooral licht gekleurde creolen in Paramaribo vertegenwoordigt. De huidige Surinaamse regering is daarmee meer dan ooit een pacificatieregering waarin alle etnische groepen in Suriname hun zegje kunnen doen. Volgens de theorie van Lijphart dus de meest ideale situatie. Waarom is de scepsis over deze regering in de Surinaamse bevolking dan zo groot? Weinig Surinamers die ik sprak geloven dat deze regering werkelijk in staat is een fundamentele koerswijziging te forceren in de economie, overheidsuitgaven, armoedebestrijding en vriendjespolitiek. De belangrijkste reden waarom veel mensen mij vertelden voor Nieuw Front te hebben gestemd was dat zij gruwelden van het idee dat voormalig dictator Bouterse weer aan de macht zou komen. Zij stemden niet vóór Nieuw Front uit overtuiging, maar uit gebrek aan beter. In de verkiezingscampagne droegen Nieuw Front partijen uit dat zij als enigen economische stabiliteit konden garanderen. De VVV en de NDP brachten daar smalend tegenin dat Nieuw Front vooral had gezorgd voor stilstand van de Surinaamse economie. Deze populistisch geformuleerde kritiek op Nieuw Front raakt de kern van een fundamentele kritiek die ook op de theorie van de pacificatiedemocratie van toepassing is. Volgens de theorie van Lijphart leidt etnische machtsdeling tot (democratische) stabiliteit. Pacificatie heeft echter een prijs: trage besluitvorming, een neiging tot het komen tot non-decisions, een nationaal belang dat moet worden geconstrueerd uit deelbelangen. Pacificatie leidt snel tot conservering van de bestaande politieke en maatschappelijke realiteit, in Suriname vooral een conservering van de huidige staat van politieke en maatschappelijke misère. Overeenkomstig de kritiek van Fennema op Lijphart (zie paragraaf 2.3) verweet de NDP Nieuw Front tijdens de verkiezingscampagne dat etniciteit vooral een middel was voor laatstgenoemde om aan de macht te blijven. Door middel van het zaaien van etnische verdeeldheid houden de traditionele politieke partijen en voormalige kolonisator Nederland al jaren echte ontwikkeling van Suriname tegen, zo redeneerden NDP politici tijdens hun campagnebijeenkomsten. De theoretische vraag naar aanleiding van deze beschuldiging is: in hoeverre is pacificatie van etnische tegenstellingen anno 2005 nog noodzakelijk voor stabiele democratie in Suriname? Om deze vraag te beantwoorden ga ik terug naar de manier waarop etniciteit deze verkiezingen door verschillende partijen werd gebruikt. Zoals ik in hoofdstuk 5 concludeerde liepen de etnische scheidslijnen in 2005 nog steeds grotendeels volgens dezelfde scheidslijnen waarlangs etnische partijen in Suriname al decennia lang mobiliseren. Etniciteit kan dus in 2005 wat betreft de 108
Zie bijlage 6
- 59 -
politieke arena nog steeds aardig volgens de primordialistische school worden beschouwd. Het meest dicht in de buurt van een structuralistische visie op etniciteit komen diegenen die in statistische data over de Surinaamse bevolking worden gerekend tot de categorie ‘gemengd’. Deze term lijkt etnische neutraliteit te impliceren, maar lijkt in de praktijk vooral ‘creool met een lichtere huidskleur’ te betekenen. In het licht van mijn theoretisch kader zou het interessant zijn deze groep eens aan een wat diepgravender onderzoek te onderwerpen en te zien hoe mensen in deze groep zich in het dagelijks leven etnisch identificeren. Het zou goed kunnen dat etnische zelfplaatsing van ‘gemengden’ steeds meer verschuift van een indeling naar huidskleur (donker- en lichtgekleurde creolen) naar een identificatie als raciaal gemengd. De continuïteit in de manier waarop etnische scheidslijnen in de Surinaamse politiek lopen lijkt vooral te komen door de grote mate van institutionalisering van etniciteit. Zowel maatschappelijke organisatie als politieke participatie liepen in Suriname grotendeels volgens dezelfde etnische scheidslijnen. De autonomie die partijen in eigen kring uitoefenden, leidde in de praktijk waarschijnlijk tot een conservering van deze scheidslijnen. De stabiliteit van de Surinaamse politiek voor 1980 en dan met name de periode 1958-1967 lijken dan ook niet te kunnen worden verklaard uit een structuralistische visie op etniciteit, maar vooral uit de pacificatie tussen etnische groepen door eliteoverleg tussen de leiders van etnische partijen; de theorie van de pacificatiedemocratie. Terug naar mijn vraag: is pacificatie van etnische tegenstellingen anno 2005 nog noodzakelijk voor stabiele democratie in Suriname? Want pacificatiedemocratie mag een verklaring bieden van de politieke situatie vóór 1980, met de herintroductie van democratie in 1987 zijn de partijpolitieke verhoudingen in Suriname fundamenteel veranderd: etnische partijen concurreren niet langer alleen met elkaar, maar ook met multi-etnische partijen, het belangrijkste onderscheid in de Surinaamse politiek is niet meer etniciteit, maar de positionering ten opzichte van de militaire dictatuur en haar erfenis. Dit betekent geenszins dat etniciteit is uitgeschakeld als (mobilisatie)strategie voor partijen, zoals mijn onderzoeksdata aantonen. In de verkiezingsstrijd tussen blokken (of combinaties) vormt etniciteit niet langer het belangrijkste onderscheid, maar in de verkiezingsstrijd tussen veel partijen was etniciteit nog springlevend. Een nadere verklaring voor dit verschijnsel bieden mijn onderzoeksresultaten over combinatievorming in hoofdstuk 4. Mijn conclusie was dat etnische partijen vooral combinaties aangingen met partijen van een andere etnische groep. Een combinatie als geheel kon zo vrij multietnisch zijn samengesteld, terwijl ze gedeeltelijk of geheel was opgebouwd uit etnische partijen. Door de samenwerking van etnische partijen in multi-etnische blokken vindt pacificatie tussen etnische groepen nu dus plaats binnen de combinatie. Het moment van pacificatie is daarmee verschoven tot vóór de verkiezingen in plaats van in coalitievorming ná de verkiezingen. Dit verkleint de mogelijkheden voor partijen voor etnische mobilisatie in de verkiezingscampagne omdat ze van tevoren zijn gecommitteerd aan hun combinatiepartners van een andere etnische achtergrond. Een destabiliserend proces van ethnic-outbidding zal daarom waarschijnlijk niet snel op gang komen. Pacificatiedemocratie geldt dus op een andere manier, ook na 1980, nog steeds voor Suriname. Maar is pacificatie tussen etnische groepen in Suriname überhaupt nog nodig? Mijn scriptie levert slechts beperkte data om deze vraag op samenlevingsniveau te beantwoorden.
- 60 -
Etniciteit lijkt nog steeds een erg belangrijke identiteit om je in de Surinaamse samenleving te kunnen bewegen. Tegelijkertijd zijn de interetnische contacten ten opzichte van 50 jaar geleden enorm toegenomen. Mijn hoofdstuk over etnische mobilisatie laat zien dat grote delen van de Surinaamse samenleving nog wel vatbaar zijn voor etnische mobilisatie. Zo lang dat het geval blijft lijkt een zekere mate van pacificatie tussen etnische partijen verstandig om politieke en maatschappelijke stabiliteit te garanderen. De A-combinatie vormt een uitzondering op mijn hierboven geschetste analyse. De etnische bundeling was een succesvolle poging van marronpartijen om hun plek op te eisen in de nog steeds grotendeels etnisch opgedeelde Surinaamse politiek. Hoewel succesvol om binnen te komen, denk ik dat de etnische bundeling niet heel erg lang stand zal houden. Tijdens de verkiezingen van 2005 vormde de etnische bundeling een strategie om zetels te veroveren van gevestigde niet-marron partijen. Met hun zetelwinst en zelfs deelname aan de regering heeft de A-combinatie zich effectief kunnen presenteren als belangenbehartiger van de marrons. Als etnisch stemmen voor marrons in de toekomst echter vanzelfsprekender wordt zullen de partijen binnen de A-combinatie steeds meer concurrenten van elkaar worden. Door met elkaar te concurreren valt dan voor marronpartijen veel meer te halen dan te concurreren met partijen die nauwelijks een achterban van marrons meer hebben. Voor marronpartijen wordt het dan ook interessanter aansluiting te zoeken bij een multietnische partijcombinatie. De multi-etnische samenwerking die etnische partijen nastreven in een pacificatiedemocratie past het best bij een opvatting van de natie volgens een multi-etnisch nationalisme. De meeste etnische partijen in Suriname lijken deze vorm van nationalisme dan ook toegedaan. Dit geldt het meest voor de VHP leiding die multi-etnisch nationalisme ziet als manier om de Hindostaanse culturele identiteit te behouden binnen het grotere geheel van de Surinaamse natie. Terwijl de Surinaams nationalistische beweging in de jaren 60 en 70 door veel Hindostanen vooral als bedreigend werd ervaren zagen veel creolen in dit nationalisme een manier om etnische verschillen te overbruggen. Deze nationalistische beweging werd door creolen niet ervaren als bedreiging van de eigen cultuur, maar meer als een verlengstuk daarvan. Het culturele en politieke nationalisme dat werd nagestreefd door creoolse organisaties ging samen met een herwaardering van de creoolse cultuur. Door deelname aan de (Nieuw) Front combinatie vanaf 1987, waardoor de NPS is gedwongen de creoolse representatie binnen de combinatie op zich te nemen, lijkt de partij echter ook steeds meer gedwongen tot een pragmatisch multi-etnisch nationalistische strategie. Terwijl de etnische partijen samenwerkten in multi-etnische partijcombinaties besloot de NDP alleen aan de verkiezingen deel te nemen. Niet in de weg gezeten door kritische partijen binnen een combinatie voerde deze partij vooral een anti-campagne: tegen etnische vriendjespolitiek en tegen neokoloniale bemoeienis. Met haar campagne wist de NDP een behoorlijk multi-etnische achterban op de been te brengen. De VVV combinatie zat wat nationalisme wat dat betreft in tussen Nieuw Front en de NDP. Gedeeltelijk opgebouwd uit etnische partijen en met een dominante multi-etnische partij als basis van de combinatie probeerde de VVV zich vooral te presenteren als redelijk alternatief voor de door veel mensen te radicaal bevonden NDP. Nieuw Front en de NDP met tussenin de VVV
- 61 -
combinatie staan daarmee voor verschillende mogelijkheden waarop natievorming zich in Suriname verder kan ontwikkelen. Een onderbelicht onderwerp in deze scriptie is de rol van patronage in de politieke mobilisatie. In de inleiding schreef ik dat dit een belangrijke karakteristiek is van de Surinaamse politiek. In campagnebijeenkomsten werden met name de regerende Nieuw Front partijen hier door andere partijen fel op aangevallen. Zoals ik schreef in hoofdstuk 3 suggereert Hoppe dat patronagepolitiek in Suriname onderdeel is van de pacificatiedemocratie. Patronage is in Suriname volgens hem een manier voor politieke elites om zich van steun van hun (etnische) achterban te verzekeren. De aard van patronagepolitiek - of het vooral collectief wordt aangewend om achtergestelde groepen in de maatschappij te emanciperen of wordt gebruikt in een web van individuele afhankelijkheidsrelaties; of ze vooral via etnische lijnen plaats vindt of anderszins - kan mogelijk een belangrijke verklaring bieden voor het gedrag van partijen in verkiezingstijd. Het is zeer goed mogelijk dat bepaalde etnische en nationalistische mobilisatiestrategieën veel beter zijn te verklaren bij een beter inzicht in de patrooncliënt relaties van politieke partijen. Mijn onderzoek zou te veelomvattend zijn geworden als ik dit ook in mijn onderzoek had betrokken. Het is een veelbelovend en interessant thema voor vervolgonderzoek. Door de betekenis van etniciteit en nationalisme in Suriname te onderzoeken tijdens de verkiezingscampagnes heb ik geprobeerd te begrijpen hoe beide begrippen strategisch tot stand komen. Hiermee heb ik geenszins afbreuk willen doen aan wat etniciteit en nationalisme voor mensen betekent. Juist als strategische begrippen stellen etniciteit en nationalisme mensen in staat een ordening aan te brengen in de wereld om zich heen, bij het afbakenen van gemeenschap en bij de invulling wat die gemeenschap voor de leden daarvan betekent. In deze scriptie heb ik deze twee begrippen onderzocht als mobilisatiestrategieën. Ik vroeg me zelf af hoe worden etniciteit en nationalisme in de verkiezingscampagne ingezet als strategie om kiezers te mobiliseren. Of om terug te komen op mijn titel: de strategie om een zo groot mogelijk stuk van de koek te bemachtigen? Want daar gaan uiteindelijk alle verkiezingen om: het spel van de macht, wordt het winnen of verliezen, de koek of de kruimels.
- 62 -
GERAADPLEEGDE BRONNEN Literatuur: Adhin, J., 1997 (eerste druk: 1957) Eenheid in verscheidenheid, in: Adhin, J., Filosofische en religieuze varia: dertig artikelen, Paramaribo: uitgeverij Prakashan, p. 51-56 Anderson, B., 1987 (eerste druk: 1983) Imagined communities – Reflections on the origin and spread of nationalism, Londen: Verso Baud, M., K. Koonings, G. Oostindie, A. Ouwenheel en P. Silva, 1994 Etniciteit als strategie in Latijns-Amerika en de Caraïben, Amsterdam: Amsterdam University Press Bogaard, M., 2002 Consociational parties and political accommodation in ethnoplural societies, paper gepresenteerd tijdens de European Consortium for Political Research (ECPR) joint sessions in Turijn, http://www.essex.ac.uk/ecpr/events/jointsessions/paperarchive/turin/ws5/5_bogaards%20.pdf Brana-Shute, G., 1990 Old Shoes and Elephants: Electoral Resistance in Suriname, in: Brana-Shute, G. (red.), Resistance and Rebellion in Suriname: Old and New, Williamsburg: Department of Anthropology, College of William and Mary, p. 213-229 Chandra, K., 2001 Cumulative findings in the study of ethnic politics, APSA-CP Newsletter, vol. 12, no. 1, p. 7-11 Chandra, K., 2005 Ethnic parties and democratic stability, Perspectives on Politics, vol. 3, no. 2, p. 235-251 Derveld, F., 1982 Politieke mobilisatie en integratie van de Javaan in Suriname, Groningen: Bouma’s Boekhandel Derveld, F., 1999 Veranderingen in de Surinaamse politiek 1975-1998, Oso : tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis, jrg. 18, nr. 1, p.5-21 Dew, E., 1972 The test of consociationalism, Plural Societies, vol. 3, nr. 4, p. 35-56 Dew, E., 1978 The difficult flowering of Surinam – ethnicity and politics in a plural society, Den Haag: Martinus Nijhof Dew, E., 1994 The trouble in Suriname - 1975-1993, Londen: Praeger Publishers Eersel, 1964 Wie is Surinamer? Paramaribo: Lionarons
- 63 -
Egger, J., 1996 Observaties bij een verkiezingscampagne: Suriname januari – mei 1996, in: Menke, J. et al (red.), Politiek in Suriname – politieke ontwikkelingen en verkiezingen voor en na 23 mei 1996, Paramaribo: Stichting Wetenschappelijke Informatie, p. 7-14 Eriksen, T. H., 2002 (eerste druk: 1993) Ethnicity and nationalism, Londen: Pluto Press Fennema, M., 1976 Professor Lijphart en de Nederlandse politiek, Acta Politica, jrg. 11, nr. 1, p. 54-77 Fernandes Mendes, H., 1989 Onafhankelijkheid en parlementair stelsel in Suriname, Zwolle: Tjeenk Willink Furnivall, J., 1956 (eerste druk: 1948) Colonial policy and practice – A comparative study of Burma and Netherlands India, New York: New York University Press Gellner, E., 1994 (eerste druk: 1983) Naties en nationalisme, Amsterdam: Uitgeverij Wereldbibliotheek b.v. Haas, E., 1986 What is nationalisme and why should we study it?, International Organisation, vol. 40, nr. 3, p. 707-744 Hoefte, R. van, 1997 Caribbean culture: ethnic identity issues – the case of Suriname, in: Braveboy-Wagner, J. en D. Gayle (red.), Caribbean public policy – Regional, cultural and socioeconomic issues for the 21th century, Calorado: Westview Press, p. 99-106 Hobsbawm, E. J. & T. Ranger (red.), 1991 (eerste druk: 1983) The invention of tradition, Cambridge: Cambridge University Press Hoppe, R., 1976 Het politieke systeem van Suriname: elite-kartel democratie, Acta Politica, nr. 11, p. 145-177 Horowitz, D., 1985 Ethnic groups in conflict, Berkeley: University Press Jansen van Galen, J., 2000 Hetenachtsdroom - Suriname erfenis van de slavernij, Amsterdam: Contact Lier, R. van, 1971 (eerste druk: 1949) Frontier society - a social analyses of the history of Surinam, Den Haag: Martinus Nijhoff Lijphart, A., 1968 Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek, Berkely: University of California Press Lijphart, A., 1969 Consociational Democracy, in: World Politics, no. 2, p. 207-225 Lijphart, A , 1977 Democracy in plural societies - a comparative exploration, New Haven: Yale University Press
- 64 -
Lijphart, A., 2001 Constructivism and Consociational theory, APSA-CP Newsletter, vol. 12, no. 1, p. 11-13 Lijphart, A., 2004 Constitutional design for divided societies, Journal of democracy, vol. 15, no. 2, p. 96-109 Marshall, E., 2003 Ontstaan en ontwikkeling van het Surinaamse nationalisme – natievorming als opgave, Delft: Eburon Meel, P., 1998 Toward a typology of Surinamese Nationalism, New West Indian Guide/Nieuw West-Indische Gids, vol 72, no 3 en 4, p. 257-281 Menke, J., 2000 Traditie en verandering: de verkiezingen van 25 mei 2000 beschouwd in de post-militaire periode, in: Menke, J. et al (red.), politiek in Suriname – traditie en verandering rond het jaar 2000, Paramaribo: Stichting Wetenschappelijke Informatie, p. 44-67 Menke, J., 2003 CD-rom: Memorials of Suriname, Paramaribo: Stichting Wetenschappelijke Informatie Menke, J., mei 2005 Exit-poll 2005, Paramaribo: Stichting Wetenschappelijke Informatie Oostindie, G., 1996 Ethnicity, nationalism and the Exodus: the Dutch Caribbean predicament, in: Oostindie, G. (red), Ethnicity in the Caribbean, Londen: Macmillan Caribbean, p. 206-231 Rabushka, A. en K. Shepsle, 1972 Politics in plural societies - a theory in democratic instability, Columbus: Charles E. Merril Ramsoedh, H., 1999 Oude en nieuwe schoenen in de Surinaamse politiek, Oso: tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis, jrg. 18, nr. 1, p.22-35 Ramsoedh, H., 2001 Playing Politics: Ethnicity, Clientelism and the Struggle for Power, in: Hoefte, R en P.Meel (red.), 20th Century Suriname: Continuities and Discontinuities in a New World Society, Leiden: KITLV Press, p. 91-110 Schalkwijk, M. en A. de Bruijne, 1999 Van Mon Plaisir tot Ephraïmszegen – welstand, etniciteit en woonpatronen in Paramaribo, Paramaribo: Leo Victor (Surinaamse Verkenningen) Scholtens, B., 1994 Bosnegers en overheid in Suriname – De ontwikkeling van de politieke verhouding 1651-1992, Paramaribo: Afdeling Cultuurstudies/Minov Sedney, J., 1997 De toekomst van ons verleden – democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname, Paramaribo: Vaco
- 65 -
Sirkin, R., 1999 Statistics for the social sciences, California: Sage publications Smith, M. G., 1965 The plural society in the British Indies, California: University of California Press Snyder, J., 2000 From voting to Violence – democratisation and nationalist conflict, New York: W. W. Norton & company St-Hilaire, A., 2001 Ethnicity, assimilation and nation in plural Suriname, Ethnic and Racial Studies, vol. 24, nr. 6, p. 998-1019 Tjon Sie Fat, P., 2004 Chinese ethnicity and the Surinamese Multicultural myth, Paper voor de conferentie ‘Globalisation, Diaspora and Identity formation: The legacy of Slavery and Indentured Labour in the Caribean’, georganiseerd door de Universiteit van Suriname van 26 t/m 29 augustus te Paramaribo Vermeulen, H., 1984 Etnische groepen en grenzen – Surinamers, Chinezen en Turken, Weesp: Het wereldvenster
Krantenartikelen: (zie ook bijlage 3 & 4) De Ware Tijd 20-07-04, ‘NPS wil presidentschap niet monopoliseren’ 23-08-04, ‘Pertjajah Luhur: “wij willen ook een keertje minister van Financiën worden”’ 06-09-04, ‘Pertjajah Luhur staat voor zekerheid en democratie’ 17-09-04, ‘Harde onderhandelingen verwachtbaar – NPS luidt verkiezingscampagne in’ 29-09-04, ‘Hesdy Pigot: “regeren slechts met NPS”’ 20-09-04, ‘Samenwerking Pendawa Lima, KTPI en PPRS op losse schroeven’ 01-10-04, ‘NPS laat spierballen zien’ 12-10-04, ‘Meningen VHP achterban verdeeld: In Nieuw Front blijven of eruit stappen?’ 29-11-04, ‘NDP alleen verkiezingen in’ 27-12-04, ‘VVV start onderhandelingen – kandidatuur Jules Wijdenbosch geformaliseerd’ 27-01-05, ‘Jules Wijdenbosch: “verkiezingen worden overschaduwd door keuze presidentskandidaat”’ 26/02/05, ‘de marroncultuurgemeenschap in Suriname kijkt kritisch naar marrons’ 08-03-05, ‘Regering VS wil geen samenwerking met een regering geleid door Bouterse’ 29-03-05, ‘Dichter bij de eetpot’ 15-04-05, ‘Partijen protesteren tegen vlaggenvertoon VHP - Randjietsingh ontkent intimidatie’ 08-05-05, [onderschrift foto Sandra Lee]
- 66 -
Chunfa Dagblad (vertaald uit het Chinees) 02-04-05, ‘Open de toekomst’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 24-03-05, ‘Waarom wil ik meedoen aan de parlementsverkiezingen? - Toespraak van juffrouw Lǐ Jiālín tijdens de eerste vergadering van het tijdelijke verkiezingondersteuningscomité’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 19-04-05, ‘Ingezonden brief: waarom we zeker Bouterse moeten steunen bij zijn gooi naar het presidentschap in de komende verkiezingen’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 30-04-05, ‘De kwestie van Chinese verblijfsvergunningen’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 28-04-05, ‘De geschiedenis beoordelen met ons geweten’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat Dagblad Suriname (vertaald uit het Chinees) 04-04-05, ‘Open de toekomst’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 20-04-05, ‘Ingezonden brief: waarom we zeker Bouterse moeten steunen bij zijn gooi naar het presidentschap in de komende verkiezingen’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 02-05-05, ‘De kwestie van Chinese verblijfsvergunningen’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 29-04-05, ‘De geschiedenis beoordelen met ons geweten’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat 18-05-05, ‘Historische terugblik; een vrije discussie over de Chinese tak van de NPS’, transcriptie door Paul Tjon Sie Fat
Interviews: Caprino Alendy, politiek leider BEP, 18-03-05, Paramaribo Imro E. Fong Poen, penningmeester en coördinator Chinese afdeling in het hoofdbestuur van de NDP, Robby Chiuhung, secretaris Chinese afdeling en Henry Cheung, voorzitter Chinese afdeling NDP, 17-05-05, Paramaribo Elwin Atmodimedjo, personal coach PL DNA kandidate Sandra Lee, 17-05-05, Paramaribo
Overige Bronnen: Algemeen Bureau voor de Statistiek, 2005 Zevende Algemene Volks- en Woningtelling in Suriname, Landelijke Resultaten Volume 1; Demografische en Sociale Karakteristieken, Paramaribo Republiek Suriname, 1981 Manifest van de revolutie – pipel fu sranan, bondru fu a strey!!, Paramaribo
- 67 -
BIJLAGE 1: VERANTWOORDING METHODOLOGIE De belangrijkste data voor mijn scriptie zijn verslagen van campagnebijeenkomsten die ik heb bezocht tussen 25 februari en 25 mei 2005 in Suriname. Om verschillende redenen heb ik besloten om campagnebijeenkomsten tot waarnemingseenheden van etnische en nationalistische mobilisatie te kiezen. In de eerste plaats omdat campagnebijeenkomsten een belangrijke rol spelen in de Surinaamse verkiezingscampagne. Tijdens campagnebijeenkomsten wordt in een paar maanden tijd partijorganisaties uit de grond gestampt die tussen verkiezingen door nauwelijks actief zijn. Eerst worden kernbesturen geïnstalleerd, dit gebeurt heel kleinschalig, meestal voor 3 of 4 straten één kernbestuur. In een tweede fase worden wijkvergaderingen georganiseerd, voor de inwoners van een ressort (het laagste bestuursorgaan). In de eindfase van de campagne tenslotte worden massameetings georganiseerd die een heel district als doelgroep hebben. In de tweede plaats heb ik gekozen voor campagnebijeenkomsten als waarnemingseenheden omdat mobilisatie van kiezers de hoofddoelstelling van dergelijke bijeenkomsten is. Ik hoef in mijn onderzoek dan alleen nog vast te stellen welke rol etniciteit en nationalisme hierbij spelen. In de derde en laatste plaats hebben bijeenkomsten meestal een duidelijke territoriale afbakening. Ze worden georganiseerd voor de bewoners van een paar straten, een wijk of district. Hierdoor is een vergelijking tussen campagnevoering in verschillende districten mogelijk. De analyse-eenheden in mijn onderzoek zijn politieke partijen. Ik heb gekeken welke mobilisatietactieken vanuit politieke partijen werden gebruikt om kiezers te overtuigen om op hen te stemmen. Ik heb voor partijen gekozen in plaats van partijcombinaties omdat politieke partijen de belangrijkste organisatievormen zijn waarvan uit in Suriname campagne wordt gevoerd en politiek bedreven. Voor zover ik bijeenkomsten van partijcombinaties in mijn veldonderzoek heb betrokken kijk ik hoe de partijen zich binnen deze bijeenkomsten manifesteren. Een consequentie van mijn keuze voor partijen als analyse-eenheden is dat ik de verkiezingscampagne topdown beschouw; Ik heb onderzocht hoe partijelites proberen kiezers te beïnvloeden. Op twee manieren heb ik data verzameld tijdens het bezoeken van bijeenkomsten. Ten eerste heb ik bandopnames gemaakt van de speeches die werden gesproken tijdens de bijeenkomsten. Van deze opnames zijn transcripties gemaakt door Surinaamse studenten die zijn geselecteerd door dr. Jack Menke als voorzitter van de Stichting Wetenschappelijke Informatie te Paramaribo. Behalve transcriberen hebben de studenten alle gesproken talen (Sranantongo, Sarnami, Javaans, Saramacaans en Aucaans) vertaald naar het Nederlands. Ongeveer de helft van de teksten is volledig uitgeschreven, de andere helft is door de vertalers meer samenvattend beschreven aan de hand van geschreven instructies (zie bijlage 1). De samenvattingen zijn alleen gemaakt van bijeenkomsten waarbij de studenten ook zelf aanwezig waren. Aan de hand van de instructies en het overleg dat we hadden na afloop van de bijeenkomsten hebben de vertalers deze samengevatte transcripties gemaakt. Desondanks is het toch mogelijk dat datagegevens toch verloren zijn gegaan bij de samenvattingen. Bijeenkomsten die ik alleen heb bezocht zijn allemaal volledig uitgeschreven. Het
- 68 -
werken met vertalers heeft nog een ander methodisch probleem, dit is dat ik niet kan controleren of alle vertalingen correct zijn uitgevoerd. Om deze reden heb ik de selectie van de vertalers uit handen gegeven aan een Surinaams wetenschappelijk instituut. Jack Menke heeft bij de vertalers geselecteerd uit zijn beste studenten die hij kent van zijn werk aan de Anton de Kom Universiteit in Paramaribo. Een derde methodisch probleem zou kunnen zijn dat studenten een voorkeur hebben voor bepaalde partijen of etnische groepen en dit leidt tot een bias in hun transcripties. Ik heb geprobeerd dit voor te zijn door dit probleem te bespreken met de studenten en ze te betrekken bij de theorie en methodiek van mijn onderzoek. Overigens heb ik hen ook naar hun politieke voorkeur gevraagd, hieruit bleek mij dat zij weinig enthousiaste partijaanhangers waren, op één van hen die meewerkte aan de verkiezingscampagne van DOE na. Ten tweede heb ik tijdens de bijeenkomsten aantekeningen gemaakt van zaken die mij opvielen. Ik heb daarbij vooral gelet op non-verbale mobilisatie van kiezers door middel van zaalaankleding, gebaren, samenstelling publiek en sprekers (naar etniciteit) etc. Omdat ik ongeveer de helft van de bijeenkomsten samen met een vertaler bezocht konden we tijdens deze bijeenkomsten gezamenlijk aantekeningen maken. Bij mijn vertalers kon ik dan terecht met vragen hoe ik gedragingen van partijen kon plaatsen in Surinaamse context of tegen de culturele achtergrond van hun (vaak) mono-etnische achterban. Een methodologisch probleem ten aanzien van deze werkwijze is dat ik tijdens bepaalde bijeenkomsten (de gezamenlijke) potentieel meer informatie kon verzamelen dan tijdens andere (die ik alleen bezocht). Bovendien hebben verschillende vertalers mij geholpen en kan er in hun werkwijze onderling verschil zijn geweest. Ik stel mij echter op het standpunt dat hoe meer informatie ik over de bijeenkomsten heb hoe beter het is. Helaas waren de vertalers niet vanaf het begin beschikbaar terwijl ik wel direct na aankomst in Suriname met datavergaring ben begonnen. Omdat ik vertalers in een latere fase van mijn onderzoek (vanaf april) wel zo veel mogelijk heb laten meegaan was het mogelijk deze latere data te ‘verbeteren’. Het gebruik van vertalers stelde mij bovendien in staat mijn data door een andere bril te bekijken, hierdoor vielen mij zaken op die ik anders over het oog had gezien. In totaal namen 27 partijen verdeeld over 10 partijlijsten die campagne voerden in 10 districten aan de verkiezingen deel. Ik heb dus enige selectiecriteria moeten toepassen bij mijn veldonderzoek. Ten eerste heb ik besloten de partijen waarvan ik bijeenkomsten zou bezoeken te beperken tot de drie grootste partijen/partijcombinaties in de opiniepeilingen. Dit waren: Nieuw Front, de VVV en de NDP. Uit Nieuw Front en de VVV heb ik de grootste partijen geselecteerd.: NPS, VHP, PL, DNP2000, BVD en de KTPI. Naast deze partijen was ik erg geïnteresseerd in de A-combinatie omdat deze zich als enige partijcombinatie vooral oriënteerde op marrons. Omdat deze partijen alleen als combinatie campagne voerde109 heb ik hierbij een uitzondering gemaakt op mijn voornemen alleen partijen als analyse-eenheid in mijn onderzoek te gebruiken. Ook DNP2000 voerde vooral campagne in combinatie verband. Omdat ik hier te laat achter kwam is deze partij in dit gedeelte van mijn onderzoek komen te vervallen. De tweede selectie die ik heb gemaakt zijn de districten. Ik wilde in ieder geval Paramaribo, het enige verstedelijkte en multi-etnische district, onderzoeken. Daarnaast heb ik twee rurale 109
Met uitzondering van het district Marowijne, waar de ABOP onder leiding van Ronny Brunswijk vooral zelfstandig campagne voerde.
- 69 -
districten110 geselecteerd met een naar etniciteit meer homogene samenstelling van de bevolking: Wanica (vooral Hindostanen) en Commewijne (vooral Javanen). Als vierde wilde ik een binnenlands district.111 Hierbij heb ik gekozen voor Brokopondo, vooral vanwege de reisbaarheid. Omdat ik bij een bijeenkomst van PL en van de NDP verkeerd geïnformeerd was heb ik deze twee bijeenkomsten net over de grens van het beoogde district bezocht: in Para en Sipalawini. Om het aantal te onderzoeken bijeenkomsten te vergroten heb ik ook krantenverslagen van bijeenkomsten in mijn analyse betrokken. Ik heb gekozen voor de krant de Ware Tijd omdat dit over het algemeen wordt gezien als de enige kwaliteitskrant in Suriname. Ik heb hieruit systematisch alle krantenverslagen van campagnebijeenkomsten tussen 25 februari en 25 mei 2005 verzameld. Deze berichten heb ik geselecteerd op dezelfde districten en partijen als de transcripties. Omdat er maar weinig berichtgeving was over campagnebijeenkomsten in Brokopondo heb ik ook de bijeenkomsten in Sipalawini geselecteerd. De informatie uit deze krantenverslagen is uiteraard veel minder diepgaand dan mijn eigen waarnemingen van bijeenkomsten, bovendien is er een mogelijke bias van de journalist in het artikel. Om deze reden gebruik ik de artikelen vooral als aanvullende informatie, mijn hoofddata blijven de zelf bezochte bijeenkomsten. Een ander nadeel van het gebruik van krantenverslaggeving als bron voor campagnebijeenkomsten bleek mij toen ik de gegevens in onderstaande tabel samenvatte. Door de Ware Tijd is erg onevenwichtig bericht gedaan van campagnebijeenkomsten. Met name van VHP, PL, BVD en KTPI is weinig verslag gedaan, terwijl over NPS en NDP relatief veel is bericht. In tabel 1 heb ik de verschillende bijeenkomsten op een rij gezet. Ik heb in totaal 64 bijeenkomsten geanalyseerd, dit aantal komt niet overeen met de optelsom van het aantal bijeenkomsten in de tweede en derde kolom in de tabel omdat er bijeenkomsten waren die zowel zijn getranscribeerd als over bericht in de krant. Tabel 3:
Transcripties en krantenverslagen van campagnebijeenkomsten per district. Transcripties bezochte bijeenkomsten (20)a
Paramaribo (29)
NPS (2), VHP (2), A-comb. (1), NDP (4)
Commewijne (14) VHP (1), NPS (1), NF (1), KTPI (1)
a b
Wanica (13)
VHP (1), BVD (2)
Para (1) Brokopondo (3) Sipalawini (4)
PL (1) NF (1), A-comb. (1) NDP (1)
Bijeenkomsten in krantenverslaggeving door de Ware Tijd (52)b NF (4), NPS (5), VVV (4), BVD (1), NDP (7), A-comb. (3) NF (2), NPS (4), VHP (1), PL (1), VVV (1), KTPI (1), NDP (1) NF (2), VVV (2), DNP2000 (1), BVD (2), NDP (3), A-comb. (1) NF (2), A-comb. (1) NPS (2), A-comb. (1)
Voor een uitgebreide tabel : zie bijlage 2 Voor een uitgebreide tabel: zie bijlage 3
Naast de data over campagnebijeenkomsten heb ik nog wat andere onderzoeksdata gebruikt. Voor de inkleding van verschillende hoofdstukken heb ik gebruik gemaakt van andere informatie uit 110
De rurale districten in Suriname zijn: Nickerie, Coronie, Saramacca, Commewijne, Wanica en Para De binnenlandse districten bestaan vooral uit regenwoud en worden overwegend bewoond door marrons en inhemsen die wonen in traditionele dorpsgemeenschappen, dit zijn: Marowijne, Brokopondo en Sipalawini 111
- 70 -
krantenartikelen. Dit geldt vooral voor hoofdstuk 4. Voor de onderzoeksdata ten grondslag aan paragraaf 5.4 ‘Chinezen zonder eigen politieke partij’ heb ik gebruik gemaakt van (letterlijke) transcripties van alle artikelen uit de twee Chinese kranten in Suriname over de verkiezingen. Hiertoe was ik genoodzaakt omdat de Chinese afdelingen van partijen niet mobiliseerden door middel van campagnebijeenkomsten, maar alleen via eigen media en huis-aan-huis bezoeken. De transcripties mocht ik inzien van drs. Paul Tjon Sie Fat die bezig is met een proefschrift over Chinezen in Suriname. Ook heb ik twee interviews gehouden met vertegenwoordigers van de Chinese partijafdelingen van PL en de NDP.
- 71 -
BIJLAGE 2: INSTRUCTIES VOOR MAKEN VAN TRANSCRIPTIE Zet boven aan het verslag A. Naam partij/combinatie + soort bijeenkomst (kern-, wijkvergadering of massameeting) B. Datum C. District, ressort en plaats van bijeenkomst D. Aanvang (tijd) E. Publiek (schatting hoeveelheid en etnische samenstelling) F. Je naam Het is niet de bedoeling dat je de hele bandopname letterlijk gaat uitschrijven, je mag van de meeste stukken samenvatten wat er gezegd wordt. Deze samenvattingen moeten wel een goed verslag geven wat er allemaal is gezegd. Alle fragmenten die gaan over etniciteit, nationalisme of Nederland moeten letterlijk worden uitgeschreven, hiermee bedoel ik: •
Met etniciteit bedoel ik alle uitspraken in de ruimste zin van het woord die verwijzen naar de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname. Dit kan zijn door verwijzing naar cultuurelementen, taalgebruik, gebruik van religie enz.
•
Met nationalisme bedoel ik alle verwijzingen naar eenheid, nationale partij, verbreking etnische vriendjespolitiek, trots Surinamer zijn enz.
•
Met Nederland bedoel ik alle opmerkingen waarin wordt gesproken over Nederland of Nederlandse Surinamers (zowel positief als negatief)
Naast deze 3 zaken ben ik geïnteresseerd in alle uitspraken/verwijzingen die gaan over: •
De militaire periode
•
Het aanvallen van andere politieke partijen
•
Het aanvallen van andere politici
•
Verwijzingen naar Staatsolie, Cambior, de bruggen, nieuwe munt (SRD), stabiliteit, operatie Ficus en opmerkingen over Suriname als 17e rijkste land van de wereld
•
Inhoudelijke issues die aan de orde worden gesteld
•
Inhoudelijke issues betreffende het district die aan de orde worden gesteld
In de bijeenkomsten worden vaak verschillende talen door elkaar gebruikt. Maak in de transcriptie verwijzingen in welke taal is gesproken. Let vooral op of er inhoudelijk verschil is in wat per taal wordt gezegd (etnische mobilisatie via bepaalde taal, of herhaling in de eigen taal om te benadrukken enz.)
- 72 -
BIJLAGE 3: TRANSCRIPTIES BEZOCHTE CAMPAGNEBIJEENKOMSTEN Partij/ comb.
District
Soort bijeenkomst
Datum
NDP
Paramaribo
massameeting
26-02-05
KTPI
Commewijne
kernvergadering
NDP
Paramaribo
Ingelaste bijeenkomst
BVD VHP VHP VHP NPS BVD VHP NPS NDP
Wanica Paramaribo Wanica Paramaribo Paramaribo Wanica Commewijne Paramaribo Paramaribo
kernvergadering partijbijeenkomst wijkvergadering wijkvergadering wijkvergadering wijkvergadering kernvergadering wijkvergadering wijkvergadering
13-03-05 13-03-05 19-03-05 23-03-05 29-03-05 2-04-05 5-04-05 8-04-05 15-04-05
NPS
Commewijne
wijkvergadering
PL
Para
wijkvergadering
Gesproken talen
Transcriptie door
7-03-05
Javaans, Sranan en Nederlands Javaans
Anne Blanksma
11-03-05
Nederlands, Sranan
Jerice Djanam
Sarnami, Nederlands Sarnami, Nederlands Sarnami, Nederlands Nederlands, Sarnami, Sranan Sranan Sarnami, Sranan, Nederlands Sarnami, Nederlands Sranan Nederlands, Sranan Sranan, Nederlands, Javaans, 16-04-05 Sarnami 18-04-05 Sranan, Javaans Sranan, Nederlands, Saramacaans, aucaans Sranan, Saramacaans, aucaans Sranan, Nederlands, Sarnami Sranan, Aucaans
Dana Wardi
Kirtie Algoe Kirtie Algoe Anne Blanksma Kirtie Algoe Jennifer de Goede Kirtie Algoe Kirtie Algoe Jennifer de Goede Jennifer de Goede Verouchka Sastro Verouchka Sastro
NF
Brokopondo
massameeting
27-04-05
NDP
Sipalawini
kernvergadering
29-04-05
NF A
Commewijne Paramaribo
Massameeting wijkvergadering
5-05-05 12-05-05
A
Brokopondo
wijkvergadering
14-05-05
Sranan, Aucaans, Saramaccaans
Annelies Aside
NDP
Paramaribo
Massameeting
21-05-05
Nederlands, Sranan
Angela Bendt
Schuingedrukt = over deze bijeenkomsten zijn ook krantenartikelen geschreven
- 73 -
Annelies Aside Annelies Aside Angela Bendt Annelies Aside
BIJLAGE 4: BIJEENKOMSTEN IN KRANTENVERSLAGGEVING DOOR DE WARE TIJD Partij/ comb. DNP2000
Wanica
Soort bijeenkomst kernvergadering
25-02-05
NDP
Paramaribo
massameeting
26-02-05
NPS
Commewijne
Wijkvergadering
2-03-05
28-02-05 1-03-05 5-03-05
BVD
Wanica
Kernvergadering
2-03-05
9-03-05
NPS
Commewijne
Wijkvergadering
8-03-05
11-3-05
NDP
Paramaribo
Ingelaste bijeenkomst
NDP
Wanica
?
NDP
Paramaribo
Wijkvergadering
BVD
Wanica
?
NPS
Sipalawini
Massameeting
NPS
Commewijne
Wijkvergadering
‘Remy Pollack: “Kiezen tussen groei en achteruitgang’ 11-03-05 12-03-05 ‘Desi Bouterse: “Operatie Ficus geldt alleen voor Suriname’ 12-03-05 ‘Bouterse noemt Amerikaanse verklaring grote psychologische blunder’ 12-03-05 14-03-05 ‘NDP registreert enorme problemen te Domburg’ ? 14-03-05 ‘Jeugdproblematiek prioriteit NDP-Ressort Centrum’ 13-03-05 15-03-05 ‘VVV stelt 20.000 Surinaamse vlaggen ter beschikking’ 18-03-05 21-03-05 ‘Bevolking Drietabiki: ‘Nieuw Front heeft eenheid, rust, vrede en stabiliteit gebracht’’ 22-03-05 ‘Presidentieel bezoek Drietabiki toch politieke propaganda?’ 22-03-05 ‘President Ronald Venetiaan: “Deze regering heeft jullie ontwikkeling gebracht”’ 19-03-05 22-03-05 ‘NPS houdt Commewijners drie keuzes voor’
NPS
Paramaribo
Wijkvergadering
29-03-05
1-04-05
KTPI
Commewijne
Wijkvergadering
30-03-05
31-03-05
NPS
Paramaribo
Wijkvergadering
6-04-05
7-04-05
NDP
Paramaribo
Kernvergadering
6-04-05
8-04-05
NPS
Paramaribo
Wijkvergadering
13-04-05
15-04-05
VHP
Commewijne
Wijkvergadering
13-04-05
15-04-05
VVV
Wanica
Wijkvergadering
14-04-05
NPS
Commewijne
Wijkvergadering
16-04-05
16-04-05 16-04-05 18-04-05
NDP NPS NDP
Wanica Paramaribo Paramaribo
Wijkvergadering Wijkvergadering Kernvergadering
17-04-05 18-04-05 20-04-05
19-04-05 19-04-05 20-04-05 22-04-05
NDP
Paramaribo
Wijkvergadering
22-04-05
25-04-05
District
datum
datum artikel 1-03-05
26-04-05 PL
Commewijne
?
22-04-05
25-04-05
KTPI
Commewijne
?
25-04-05
27-04-05
NPS
Paramaribo
Wijkvergadering
?
25-04-05
- 74 -
kop artikel(en) ‘Kernbestuur DNP-2000 Jagtlust’ ‘DNP 2000 opent info- en verkiezingscentrum Koewarasan’ ‘Bouterse voorspelt kosmische verkiezing’ ‘Het is veranderen of verarmen’ ‘NPS kondigt harde strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit aan’ ‘BVD pleit voor achtergestelde gebieden’
‘Romeo van Russel: ‘NPS heeft goede basis in Flora’’ ‘KTPI dreigt Pertjajah Luhur voor de rechter te slepen’ ‘Surinaams Volk moet gelegenheid krijgen zich te ontwikkelen’ ‘NDP opent infocentrum te Clevia’ ‘Venetiaan wijst samenwerking met VVV en NDP af’ ‘Oeververdediging Commewijne prioriteit Nieuw Front’ ‘Nog geen beterschap’ ‘VVV zal zes- en achtbaanswegen bouwen’ ‘NPS sluit wijkvergaderingen af: ‘Nog veel te doen in Commewijne’’ ‘NPS moet sterk zijn in Nieuw Front’ ‘NDP wil bewuste stemmers’ ‘Venetiaan: ‘Surinaams onderwijs is al gratis’’ ‘Rabin Parmessar: “Er is geen plaats voor etnische en kunstmatige verschillen”’ ‘Ramon de Freitas: “Geen enkel damned land zal Suriname isoleren”’ ‘Bouterse wijst op vermeende onregelmatigheden verkiezingen’ ‘Pertjajah Luhur belooft heel Commewijne drinkwater’ ‘Confrontatie KTPI en Pertjajah Luhur in Commewijne’ ‘Venetiaan waarschuwt voor ‘Babylon’’
Partij/ comb. NF
Brokopondo
Soort bijeenkomst Massameeting
26-04-05
BVD NF
Paramaribo Wanica
? Massameeting
27-04-05 27-04-05
29-04-05 29-04-05
VVV
Paramaribo
Massameeting
30-04-05
2-05-05
A
Paramaribo
Sportmanifestatie
1-05-05
3-05-05 3-05-05
A
Sipalawini
?
3-05-05
3-05-05
NF
Wanica
Massameeting
4-05-05
5-05-05
NF
Commewijne
Massameeting
5-05-05
5-05-05
VVV NF
Paramaribo Paramaribo
Massameeting Massameeting
6-05-05 6-05-05
7-05-05 9-05-05 9-05-05
A
Paramaribo
Wijkvergadering
7-05-05
9-05-05
VVV
Paramaribo
?
7-05-05
9-05-05
VVV
Commewijne
Massameeting
8-05-05
10-05-05
NF
Paramaribo
Massameeting
9-05-05
11-05-05
NDP
Commewijne
Massameeting
14-05-05
17-05-05 17-05-05
A
Brokopondo
Massameeting
14-05-05
17-05-05
NF
Brokopondo
Massameeting
15-05-05
18-05-05
District
datum
datum artikel 28-04-05 4-05-05
18-05-05 19-05-05 NDP A
Wanica Wanica
Massameeting Massameeting
15-05-05 15-05-05
18-05-05 18-05-05
NF
Commewijne
Massameeting
17-05-05
19-05-05
A
Paramaribo
?
17-05-05
20-05-05
VVV
Wanica
Massameeting
18-05-05
20-05-05
NPS
Paramaribo
Wijkvergadering
19-05-05
21-05-05
NF
Paramaribo
Massameeting
20-05-05
21-05-05
NDP2000
Paramaribo
Massameeting
21-05-05
23-05-05 24-05-05
NPS
Sipalawini
?
21-05-05
24-05-05
- 75 -
kop artikel(en) ‘NF-kandidaat trapt naar voormalig politiek huis’ ‘Ludwig Fonkel op massameeting: ‘Brokopondo heeft aandeel goudbedrijf reeds gehad’’ ‘VVV wil aanpak infrastructuur Charlesburg’ ‘Nieuw-Front brengt grote massa op de been in Lelydorp’ ‘Wijdenbosch waarschuwt voor niet doorgaan verkiezingen’ ‘VVV pleit voor nieuwe Cambior-deal’ ‘Amafo van A-combinatie roept op tot verbanning oude politiek’ ‘A-Combinatie-voorzitter Allendy: “Binnenlandsbewoners moeten verandering brengen bij komende verkiezingen”’ ‘Nieuw Front-leiders roepen OKB op volksbelang voorop te stellen’ ‘Somohardjo: ‘Commewijne blijft een Pertjajah Luhur district’’ ‘Nieuw Front brengt Mariënburg in beweging’ ‘VVV: Voorbereiding verkiezingen deugt niet’ ‘Frontleider Venetiaan: ‘Frontregering brengt altijd ontwikkeling’ ‘Caprino Alendy: ‘De nationale koek moet eerlijk verdeeld worden’’ ‘Anushka Ramessar: ‘Gelijke kansen voor alle jongeren’’ ‘Wijdenbosch vraagt Nieuw Front-leiders niet naar Commewijne te gaan’’ ‘Opdracht Front-leiders aan achterban: Zwevende kiezers over de streep trekken’ ‘NDP’ers enthousiast over Kelfien Landus’ ‘Jenny Geerlings-Simons: ‘Eén Guyanees vernietigd onze visindustrie’’ ‘Caprino Alendy: Brokopondo begrijpt ACombinatie’ ‘NF-kandidaat belooft Brokopondo landbouwschool’ ‘NF geeft rivalen trap na in Brokopondo’ ‘Verkiezingen in Brokopondo ‘Alsof we dom moeten blijven’’ ‘NDP beweegt achterban Livorno’ ‘A-combinatie: een manier van leven en denken’ ‘Op Nieuw Front massameeting: ‘Commewijne krijgt eigen stroom opwekking centrale’’ ‘A-Combinatie goed voor vijf zetels in Paramaribo’ ‘Jules Wijdenbosch: ‘Never change a winning team’ ‘Wijdenbosch zal gelden terug moeten betalen’ ‘Wanica-lijsttrekker Ajodhia: ‘Je bent niet bezig met je achtertuin of kippenhok’’ ‘Desi Bouterse: NF zal alles doen om aan de macht te blijven’ ‘Rabin Parmessar: “Alle Surinamers betrekken bij ontwikkeling van Suriname”’ ‘President Venetiaan combineert werk met partijpolitiek’
Partij/ comb. VVV NF
Paramaribo
Soort bijeenkomst Massameeting
23-05-05
datum artikel 24-05-05
Paramaribo
Massameeting
23-05-05
24-05-05
District
datum
Schuingedrukt = deze bijeenkomsten zijn ook getranscribeerd ? = onbekend
- 76 -
kop artikel(en) ‘Wijdenbosch op slotmassameeting: ‘Niet eens wan fowru kooi den bouw’’ ‘Mensenzee bij laatste massameeting’
BIJLAGE 5: DEELNEMENDE PARTIJEN EN PARTIJCOMBINATIES AAN DE VERKIEZINGEN Partijen / combinatie
Partijen in combinaties
A comb. ABOP Seeka BEP A1 APS D21 DA91 NPLO PVF Trefpunt 2000
politiek leider A combinatie Algemene Broederschap en Ontwikkelingspartij Broederschap en Eenheid in de Politiek Alternatief 1 Amazone Partij Suriname Democraten van de 21e eeuw Democratische Alliantie 91 Nationale Partij voor Leiderschap en Ontwikkeling Politieke Vleugel van de FAL
Ronny Brunswijk Paul Abena Caprino Alendy
Kenneth van Genderen Soewarto Moestadja Winston Jessurun Oesman Wangsabesari Jiwan Sital Arti Jessurun
NDP
Nationale Democratische Partij
Desi Bouterse
NF
Nieuw Front Nationale Partij Suriname Pertjajah Luhur Surinaamse Partij van de Arbeid Vooruitstrevende Hervormings Partij
Ronald Venetiaan Paul Somohardjo Siegfried Gilds Ram Sardjoe
Nieuw Suriname
Rajan Nanan Panday
Hervormde Politiek Partij plus Nationale Unie
Jules Ramlakhan Nikita Menckeberg
PALU
Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie
Anton Paal
PPP
Progressieve Politieke Partij
Surindra Mungra
Democratie en Ontwikkeling in Eenheid Unie Progressieve Surinamers
Marten Schalkwijk Harry Kisoensingh
NPS PL SPA VHP NS NU HPP plus NU
UPS-DOE DOE UPS VVV BVD DA DNP2000 KTPI Pendawa Lima PPRS
Volksalliantie voor Vooruitgang Basispartij voor Vernieuwing en Democratie Democratisch Alternatief Democratisch Nationaal Platform 2000 Kerukunan Tulodo Pranantal Inggel Partij Pembangunan Rakjat Suriname
- 77 -
Tjan Gobardhan Jagendre Ramkhelawan Jules Wijdenbosch Willy Soemita Raymond Sapoen René Kaiman
BIJLAGE 6: VERKIEZINGSUITSLAG NATIONALE ASSEMBLEE SURINAME 2005 Aantal stemmen uitgebracht per partij- of combinatielijst per district
Paramaribo
Acomb. 7727
Para
41934
1753
147
2504
8697
20837
564
93
2954
2862
6320
1048
458
425
1767
2111
2951
182
261
1106
6874
3394
218
899
1764
644
322
352
2864
3134
1405
916
32
1387
578
88
2252
1873
15867
12901
48879
86690
Sipalawini Totaal DNA zetels
2573
26243
1421
Brokopondo
6787
1580
4725
Saramacca Marowijne
2458
NS
Coronie Commewijne
86 160
NF
Nickerie
5
3
15
PALU
55
NDP
1905
Wanica
NU
UPSDOE 3995
A1
PPP
1548
410
5
13 95
19
VVV 12684
19
310
135
1191 3562
1814
360 3460
23
272
0
1958
0
0
64
292
836
370
10293
30352
0
0
5
Zetelverdeling Nationale Assemblee uitgesplitst naar partij per district Partijen / combinaties Partijen in combinaties Paramaribo
A-comb. ABOP
A1
BEP
DA91
1
1
NDP PVF
Wanica 1
Nickerie Coronie
1
Saramacca
NF NPS
PL
SPA
VHP
5
3
2a
1
2
2
1
3
1
1
1
1
1
1
2
KTPI
1 1
2c
1d
1
1 1
Brokopondo
1
Sipalawini
1 2
DNP2000 2
e
Para
Totaal
BVD
1 b
Commewijne Marowijne
VVV
3
1
1
2 1
2
2
1
15
8
a
6
1
8
1
3
1
Chineze PL kanidate Sandra Lee op de Nieuw Front lijst in Paramaribo kreeg 1002 stemmen, onvoldoende voor een voorkeurszetel maar op basis van de lijstvolgorde kwam ze wel binnen b NPS-er Polack derde op de lijst van Nieuw Front in Commewijne kreeg 2116 stemmen, onvoldoende voor een voorkeurszetel, hij werd niet verkozen c PL-er Sakimin, vierde kandidaat voor Nieuw Front in Commewijne kreeg 2816 voorkeurstemmen en sleepte daarmee een zetel in de wacht. De eerste kandidaat van PL kwam ook binnen op basis van slechts 299 stemmen. d VHP-er Tilakhdari, derde kandidaat voor Nieuw Front in Commewijne kreeg 1643 stemmen, onvoldoende voor een voorkeurszetel, maar voldoende om op basis van lijstvolgorde te worden verkozen e Inheemse PL kanidate Sylvia Kajoeramari op nummer 2 van de Nieuw Front lijst kreeg 791 voorkeursstemmen en sleepte daarmee de enige zetel voor Nieuw Front in dit district binnen.
- 78 -