Misjpoge 1990 nr 3, pagina 73-78
DE: JOODSE: GEMEENTE VAN DELFT GENEALOGIE TEN DIENSTE VAN SOCIOLOGISCH-DEMOGRAFISCH ONDERZOEK Al is in de hele geschiedenis van de joden in Nederland de stad Amsterdam altijd het centrum van joods leven geweest - Mokum, 'de stad' - toch vinden we ook joodse inwoners in kleinere steden en dorpen, al is het soms in geringe aantallen. De 19e eeuw is voor de geschiedenis van de joden in Nederland van groot belang geweest. De emancipatie van 1796 moest immers in déze periode in de practijk worden gebracht. Tot 1796 werden de joden als vreemdelingen beschouwd, daarna waren ze gelijkberechtigde burgers. Dit bood aan de individuele joden in principe veel grotere keuzemogelijkheden, zowel wat beroepsuitoefening als levenswijze betreft. De rabbijnen zagen in de emancipatie van 1796 de nadelen: geloofsverzaking en gemengde huwelijken waren hun schrikbeeld en hierin hebben zij uiteindelijk gelijk gekregen. In dit artikel ga ik hier niet uitgebreid op in, maar u zult bemerken dat in de loop van de 19e eeuw deze 'assimilerende' tendens waarneembaar wordt. De 19e eeuw begint met een trek vanuit de grote steden - vooral uit Amsterdam - naar kleinere plaatsen in heel Nederland. Deze trek naar de 'provincie' heeft het ontstaan van de Mediene tot gevolg. Zo komen in bijna alle middelgrote en kleine Nederlandse plaatsen Joodse gemeenten tot ontwikkeling. Ook de stad Delft krijgt in deze periode een groeiende joodse bevolking, een groei die in de tweede helft van de eeuw, rond 1860-1870, haar hoogtepunt bereikt. Nadien gaat het, eerst bijna ongemerkt, maar later voor iedereen waarneembaar, weer achteruit omdat de joodse bevolking terugkeert naar de grote steden. In Holland zijn dan Amsterdam, maar ook Rotterdam en Den Haag als vestigingsplaatsen favoriet. Het staatje op de volgende bladzijde laat zien hoe de groei van de joodse bevolking van Delft zich verhoudt tot de groei van de totale Delftse bevolking. Duidelijk is dat de joodse bevolking iets sneller groeit dan de populatie als geheel. In 1812 kennen we de joodse inwoners van Delft voor het eerst bij naam omdat bij de invoering van de Burgerlijke Stand alle ingezetenen een vanaf dat moment vaste familienaam dienen op te geven. In Delft zijn dat drie families: Van Hoven, Stokvis en Winkel, te weinig om een eigen gemeente te vormen. Door de snelle toename van joodse inwoners is het al spoedig mogelijk om minjan te maken en diensten te houden. In 1825 wonen in Delft 55 Joden. De bijeenkomsten worden vooralsnog gehouden ten huize van de familie Winkel in de Pepersteeg. Michiel Samuel Winkel was geboren in Amsterdam (1793), zijn vrouw Angeline (Engeltje) Bloch kwam uit Rotterdam (1794). Zij zijn in 1814 in Delft getrouwd en krijgen tijdens hun huwelijk tien kinderen. Hun zoon Leon (Levi) zal in de ontwikkeling van de gemeente een zeer belangrijke rol gaan spelen. Op hem kom ik later nog terug.
JAAR TOTAAL 1795 1798 1826 1830 1839 1849 1859 1869 1879 1889 1899 1909 1920 1930
TOENA ME INDEX TOTAAL
14.099
82
14.312 15.023 17.037 18.449 20.126 21.352 25.355 28.458 31.389 34.191 39.415 50.827
84 88 100 108 118 125 148 167 184 200 231 298
INDEX: 1839 = 100
IN % AANTAL JODEN
IN %
7 55 711 2014 1412 1677 1226 4003 3103 2931 2802 5224 11.412
4,96 13,40 8,28 9,08 6,09 18,74 12,23 10,29 8,92 15,27 28,95
Bron: Volkstellingen C.B.S.
68 135 167 178 130 110 90 87 72 45
TOENA ME INDEX TOTAAL
IN %
80 0,39 0,73 0,82 0,83 0,51 0,38 0,28 0,25 0,18 0,08
100 198 245 261 191 161 132 127 105 66
67 32 11 -48 -20 -20 -3 -15 -27
98,52 19,16 6,58 -26,96 -15,38 -18,18 - 3,33 -17,24 -37,50
Als het huis van de familie Winkel te klein wordt voor de bijeenkomsten, wordt een ruimte gehuurd op de hoek van de Choorstraat naast de Latijnse School. Organisatorisch vormt men een zogenaamde Bijkerk, ressorterend onder Den Haag. In 1850 is de gemeente al uitgegroeid tot 125 personen. Grotere zelfstandigheid is nu mogelijk en Delft wordt een Ringsynagoge. Vanaf 1845 beschikt de gemeente ook over een eigen begraafplaats zodat het niet langer nodig is de Delftse joden elders te begraven. Natuurlijk is een grote wens van de bestuurders van de gemeente om nu ook een eigen sjoel te hebben. Ziet de toekomst er voor de Delftse joden niet stralend uit? De mogelijkheden worden onderzocht met name natuurlijk de financiële! De bouw van een eigen sjoel heeft heel wat voeten in aarde. Er wordt een bouwcommissie benoemd; de drijvende kracht achter de onderneming is de al eerder genoemde Leon Winkel. Hij is Delfts ingenieur en hij zorgt niet alleen voor het uitschrijven van leningen en het bijeenbrengen van geld op allerlei andere manieren, hij is zelf ook de architect van het gebouw dat aan de Koornmarkt zal verrijzen. De bouw is financieel maar net haalbaar, dus moet er op velerlei wijzen worden bezuinigd. Winkel ontwerpt het neo-classicistische bouwwerk zonder hiervoor een honorarium te verlangen. Het gebouw is ook daarom al iets bijzonders omdat deze stijl in 1860 al uit de mode is. Maar in zijn studententijd had hij het zo geleerd! Wie nu langs de Delftse sjoel loopt, ziet een van buiten weer in volle glorie hersteld gebouw, dat echter geen dienst meer doet als synagoge, maar gebruikt wordt als cultureel centrum. Eigenlijk markeert de bouw van de synagoge, die met zoveel festiviteiten in 1862 wordt ingewijd, ongeweten een tragisch moment in de geschiedenis van de Delftse joden. Na de ingebruikneming van het gebouw, zien we de joodse bevolking in Delft - en daarmee ook de joodse gemeente - in aantal teruglopen. De kosten van het gebouw zullen als een steeds grotere last op de begroting van de gemeente gaan drukken.
Synagoge aan de Koornmarkt te Delft. Wie waren nu die Delftse joden? Wat deden ze voor de kost? Waar woonden ze en waar bleven ze? Op deze vragen zal ik in dit korte bestek een antwoord proberen te geven. Een groot aantal van de in Delft wonende joden verbleef blijkens de gegevens van het bevolkingsregister slechts een beperkt aantal jaren in Delft. Nieuwkomers waren vaak afkomstig uit de omgeving, bijvoorbeeld uit het Westland, maar ook uit Rotterdam, Den Haag en in een niet onaanzienlijk aantal gevallen uit het buitenland. Delft had echter ook een eigen 'vaste kern', die gevormd werd door een klein aantal families die in de loop der jaren ook onderling trouwden. Als voorbeeld neem ik de familie Norden, een slagersfamilie die vier generaties achtereen in Delft woonde.
De stamvader was Abraham Israel Horden, geboren in 1790 te Amsterdam, van beroep koopman, overleden in 1864 te Delft. Hij was getrouwd met Sara Juliard uit Den Haag, geboren in 1795 en overleden te Delft in 1860. Succesvol in zaken was Abraham waarschijnlijk niet, te oordelen naar het grote aantal malen dat hij en zijn groeiende gezin naar niet al te riante woningen verhuisden. Het echtpaar had vijf kinderen van wie er twee in Delft bleven wonen, trouwden en kinderen kregen. De oudste dochter Rebecca (1822-1868) trouwde met Jacob (Koppel) Susholz, een slager die afkomstig was uit Duitsland. Uit deze verbintenis werden tien kinderen geboren, maar erg welvarend is het gezin niet geweest. Na de dood van zijn vrouw werd Koppel tot zijn dood verzorgd door zijn twee jongste dochters. Abraham Norden's derde kind, Isaac Abraham (1829-1873) werd slager in Delft. Hij trouwde met Natje de Jong (1832-1905), de oudste dochter van een andere Delftse koopman die ook stamvader was van een dynastie als ik het zo zou mogen noemen. Uit het huwelijk van Isaac en Natje kwamen dertien kinderen voort. Van de kinderen Susholz weten we dat het zesde kind, Carel (geboren 1854), eveneens slager is geworden. Hij had een zaak aan de Binnenwatersloot - naar ik aanneem die van zijn vader - maar geheel volgens de reeds eerder genoemde trend vertrok hij, in 1898 voor het eerst en in 1900 definitief, naar Rotterdam. Hij was getrouwd met de Rotterdamse Sara Bosman. Dit echtpaar kreeg maar drie kinderen. Van de dertien kinderen van het echtpaar Norden-de Jong wordt de oudste zoon Abraham slager, net als zijn vader. Zijn één jaar jongere broer Samuel Izaak (1854-1925) kiest hetzelfde beroep. Diens vrouw Hester van Rees komt uit hetzelfde milieu want ook Hesters vader Ouri (Mordechai) van Rees was slager van beroep. Samuel en Hester krijgen drie kinderen. Een andere broer, Hartog, wordt slagersknecht en zusje Sara (1858-1892) trouwt wederom met een slager, Meyer Rijnveld, wiens vader overigens ook slager was. Uit het huwelijk van Sara en Meyer worden eveneens drie kinderen geboren. Als we deze familiegegevens vergelijken met de uitkomsten van een door mij uitgevoerd sociologischdemografisch onderzoek op veel grotere schaal, blijken ze hier niet van af te wijken. 1. Allereerst geven ze aanleiding tot enige opmerkingen over de ontwikkeling van de huwelijksvruchtbaarheid. Uit de literatuur is bekend dat In de tweede helft van de 19e eeuw de huwelijksvruchtbaarheid van de Joodse bevolkingsgroep afneemt, welke daling korte tijd later ook waarneembaar is bij de totale Nederlandse bevolking. De door ons willekeurig gekozen familie bevestigt deze trend. 2. Het afnemende aantal joodse inwoners van Delft is een gevolg van het reeds vermelde feit dat veel Joden uit kleinere plaatsen in het derde kwart van de vorige eeuw naar grotere steden vertrekken. Ook dat verschijnsel zien we bij deze familie terug. 3. Bekijken we de verschillende beroepen die door de afstammelingen van Abraham Israel Norden worden uitgeoefend, dan worden we daar helaas niet veel wijzer van omdat we alleen van de eerste, tweede en derde generatie (geboren tot 1860) de beroepen kennen. Het zijn de traditionele beroepen van de Joden: slager en koopman. In Nederland begint de Industriële Revolutie na 1870 en ook in Delft zien we pas tegen het einde van de eeuw enige industrie opkomen. Eerst vanaf dat moment treedt er een verandering op in het beroepspatroon. In de traditionele stedelijke beroepsstructuur komen geen wijzigingen. 4. We kunnen ook nog kijken naar de naamgeving. Van oudsher is het geven van een naam aan een jonggeborene een belangrijke zaak. In het Nederlandse jodendom bestonden daaromtrent bepaalde, van het buitenland afwijkende tradities. Aan het begin van de eeuw was het gebruikelijk dat de eerste naam van de oudste zoon de naam was van de grootvader van vaderszijde. De oudste dochter werd traditioneel naar de grootmoeder van moederskant vernoemd. De volgende kinderen kregen vaak ook een naam die in de familie van de ouders voorkwam. De tweede naam was oorspronkelijk de naam van de vader, zowel voor de zoons als voor de dochters. Dit was een overblijfsel uit de tijd dat de mensen met een patronymicum werden aangeduid. In buitenlands-joodse kringen was het niet gebruikelijk om kinderen te vernoemen naar nog levende familieleden, maar in Nederland was het juist gewoonte. Uit mijn onderzoek, waar vele honderden namen in voor kwamen, is gebleken dat men in het begin van de 19e eeuw in joodse kringen aan kinderen voornamelijk joodse (Oud-Testamentische) namen gaf. Later ging men over tot het geven van niet-oorspronkelijk joodse (meestal aan het Grieks ontleende) namen. Laten we eens kijken of dit ook bij ons willekeurig gekozen voorbeeld, de familie Norden, het geval is. De tweede generatie (1822-1835) bestand uit vijf kinderen. Van hen hadden vier een duidelijk joodse naam: Rebecca, Israel Abraham, Isaac Abraham en Hartog Abraham. De naam van de tweede dochter is Lena, geen oorspronkelijk Joodse naam, al kan hij zeer wel in een van beide families zijn
voorgekomen. De derde generatie (1840-1872) bestaat uit vijfentwintig personen. Daarin komen de volgende namen voor: Abraham 3 x Alexander Anna Carel Catharina Flora Hartog Jacob Johanna Klara Lena 2 x Levy Marianne Mozes Rebecca 2 x Salomon 2 x Samuel Sara 2 x Theodora
joods niet-oorspr. joods niet-oorspr. joods niet-oorspr. joods niet-oorspr. joods niet-oorspr. joods joods joods niet-oorspr. joods niet-oorspr. joods niet-oorspr. joods joods niet-oorspr. joods joods joods joods joods joods niet-oorspr. joods
Familienaam ? ? ? Familienaam Familienaam Familienaam Familienaam ? Familienaam Familienaam ? Familienaam Familienaam Familienaam ? Familienaam Familienaam Familienaam
Van de negentien namen, waarvan enkele meerdere zalen voorkomen, zijn er volgens deze vrij strikte normering tien niet-oorspronkelijk joods. In ongeveer 40% van de gevallen is aan een kind een nietjoodse naam gegeven. Bezien we echter de herkomst van de namen, dan zijn slechts zeven namen met het huidige gegevensbestand niet als familienaam te achterhalen en daarvan zijn vier te karakteriseren als niet-oorspronkelijk joodse namen. In 17% van de gevallen - en waarschijnlijk is dit getal nog aan de hoge kant - is een niet-joodse, niet-familienaam gegeven. Van de vierde generatie (1880-1893) hebben we de beschikking over negen voornamen: André Catharina Daniël Eliasar Izaak 2 x Julie Marianne Rebecca
niet-oorspr. joods niet-oorspr. joods joods joods joods niet-oorspr. joods niet-oorspr. Joods joods
? Familienaam Familienaam Familienaam Familienaam ? Familienaam Familienaam
Van deze acht namen rekenen we er vier, dus 50%, tot de niet-oorspronkelijk joodse voornamen, maar bezien we of namen in de respectievelijke families voorkomen, dan is de herkomst van slechts twee namen onduidelijk. In 25% van de gevallen is aan een kind een niet-joodse, niet-familienaam gegeven. Een waarneembare trend is - ook op grond van verdere onderzoekgegevens - dat het percentage oorspronkelijk joodse voornamen rond de eeuwwisseling duidelijk afneemt, maar uit bovenstaand voorbeeld blijkt dat ook al worden niet als zodanig herkenbare joodse voornamen gegeven, men wel aan de vernoeming naar familieleden blijft vasthouden. Zo valt pas na ruim een eeuw emancipatie te constateren wat de gevolgen zijn geweest. De angst van de rabbijnen voor afvalligheid en gemengde huwelijken was niet uit de lucht gegrepen: de geloofsverzaking zet al aan het einde van de 19e eeuw in, de gemeente zal in het begin van de 20e eeuw nog veel sterker teruglopen. Wat de gemengde huwelijken betreft: ze bestaan ook al aan het eind van de 19e eeuw, maar vormen dan nog geen factor van enige importantie. In de loop van de 20e eeuw zal dit van groter betekenis worden. Ik hoop in dit korte bestek te hebben aangegeven hoe met genealogische gegevens demografische en sociologische ontwikkelingen kunnen worden geïllustreerd of zelfs aangetoond.
Drs Marianka Spanjaard