De invloed van pesten op het prosociale gedrag bij scholieren met de Dark Triad persoonlijkheidstrekken
Naam: Julia Huveneers Anr: 725696 Naam onderzoeksbegeleider: Dr. T.A. Klimstra Tweede beoordelaar: Drs. A.J.B.M. Maas Aantal woorden: 4780 Datum: 24-6-2014
ABSTRACT Kinderen die worden gepest vertonen over het algemeen minder prosociaal gedrag. Ook zijn er bepaalde persoonlijkheidstrekken die er toe leiden om vaker gepest te worden, omdat deze afwijken van de norm. De Dark Triad persoonlijkheidstrekken, die bestaan uit narcisme, machiavellisme en psychopathie, worden als sociaal onwenselijk beschouwd. Door de verschillen en intrinsieke motivaties van deze drie onwenselijke persoonlijkheidstrekken, zal er anders gereageerd worden op het gepest worden. In deze studie is er onderzoek gedaan naar de gevolgen van pesten op het prosociale gedrag. Er is hier gekeken naar de invloed van de Dark Triad persoonlijkheidstrekken op het verband tussen pesten en het prosociale gedrag. Op middelbare scholen hebben scholieren aan de hand van de Dirty Dozen vragenlijst zelf over hun Dark Triad trekken gerapporteerd. De andere vragenlijst die de scholieren hebben ingevuld zijn de peernominaties, waar ze nominaties geven over zichzelf en klasgenoten over het prosociale gedrag en pesten. Op basis van deze vragenlijsten zijn er twee regressieanalyses uitgevoerd, een voor de zelfbeoordelingen en een voor de peerbeoordelingen. Uit deze studie is gebleken dat jongeren die gepest worden aangeven dat ze meer prosociaal gedrag vertonen. Bij de beoordelingen van de klasgenoten vindt men echter een tegengesteld resultaat. Deze geven aan dat gepeste jongeren minder prosociaal gedrag vertonen. De Dark Triad persoonlijkheidstrekken hebben geen invloed op het verband tussen gepest worden en prosociaal gedrag.
Sleutelwoorden: Pesten, prosociaal gedrag, Dark Triad persoonlijkheidstrekken, Dirty Dozen, narcisme, machiavellisme, psychopathie.
2
De invloed van pesten op het prosociale gedrag bij scholieren met de Dark Triad persoonlijkheidstrekken Pesten en gepest worden, iedereen die op school heeft gezeten heeft hier iets van meegekregen. De dikke jongen die werd uitgelachen en het stille meisje die werd buitengesloten, maar wat zijn nou de echte redenen dat deze jongeren worden gepest? Worden jongeren gepest door hun uiterlijk, of heeft het ook met hun persoonlijkheid te maken? Volgens onderzoek van Olweus (2003) zijn er bepaalde persoonlijkheidstrekken die er toe leiden vaker gepest te worden, omdat ze afwijken van de norm. Persoonlijkheidstrekken die steeds meer interesse opwekken in relatie tot het sociale functioneren, zijn de Dark Triad persoonlijkheidstrekken. De Dark Triad persoonlijkheidstrekken zijn narcisme, machiavellisme en psychopathie. Deze persoonlijkheidstrekken worden gezien als sociaal onwenselijk. De Dark Triad persoonlijkheidstrekken wijken af van de norm, dus als we de redenatie van Olweus (2003) volgen is de kans om gepest te worden groter bij jongeren met deze persoonlijkheidstrekken. Volgens Olweus (2003) is de definitie van een gepest persoon wanneer iemand wordt blootgesteld aan vaak herhalende, over de tijd, negatieve acties waar de pester intentioneel de gepeste persoon pijn probeert te doen. Er moet ook altijd sprake zijn van een machtsverschil tussen de pester en de gepeste persoon. De gevolgen van pesten kan men terugvinden in het uiten van prosociaal gedrag. Prosociaal gedrag wordt omschreven als vrijwillig, intentioneel gedrag dat leidt tot voordelen voor een ander persoon (Eisenberg & Miller,1987). In het onderzoek van Johnson et al. (2002) is gebleken dat kinderen die gepest worden minder prosociaal gedrag vertonen. Het vertonen van minder prosociaal gedrag kan ook de reden zijn waarom deze kinderen eerder gepest worden, doordat men door het vertonen van prosociaal gedrag populairder kan worden. In het onderzoek van Raskauskas en Prochnow (2007) is er gekeken wat het effect van pesten is op scholieren. Hier is gebleken dat scholieren die gepest
3
worden, zich minder verbonden voelden met school en zich minder verbonden voelden met de niet-gepeste klasgenoten. De gepeste scholieren zonderen zich hierbij af. Door de afzondering zou het betekenen dat deze scholieren minder moeite doen om prosociaal gedrag te vertonen tegenover andere klasgenoten. In het onderzoek van Raskauskas en Prochnow (2007) is niet duidelijk of de oorzaak van pesten ligt aan het vertonen van weinig prosociaal gedrag, of dat het vertonen van weinig prosociaal gedrag het gevolg is van pesten. Natuurlijk zijn alle jongeren anders van elkaar en zal iedereen anders omgaan met pesten. Het gevolg van pesten op prosociaal gedrag is daarom ook niet voor iedereen hetzelfde. Maar hoe gaan jongeren met de Dark Triad persoonlijkheidstrekken om met gepest worden? Zullen ze meer prosociaal gedrag vertonen als ze worden gepest of juist niet? Met dit wordt onderzocht of er een verschil is in prosociaal gedrag als gevolg van gepest worden bij de drie Dark Triad persoonlijkheidstrekken. Dark Triad persoonlijkheidstrekken Over de laatste jaren is het onderzoek over de Dark Triad exponentieel gegroeid (Jonason & Webster, 2010). The Dark Triad is een term die wordt gebruikt om drie persoonlijkheidstrekken te omschrijven die sociaal niet gewenst zijn, namelijk narcisme, machiavellisme en psychopathie (Paulhus & Williams, 2002). Eigenschappen van narcisme zijn een vergroot zelfconcept, een gevoel van superioriteit en interpersoonlijke uitbuiting (Morf & Rhodewalt, 2001). Machiavellisten hebben de neiging om anderen te manipuleren en uit te buiten voor hun eigen persoonlijke winst (Wilson, Near, & Miller, 1996). Eigenschappen van psychopathie zijn manipulatief gedrag, gevoelloosheid en een tekort aan emotie, onverantwoordelijkheid, impulsiviteit en agressie (Hare, 2003). Mensen met psychopathische trekken hebben problemen om mee te leven met anderen ( Munoz, Kerr, & Besic, 2008).
4
Recent onderzoek geeft aan dat er een goede theoretische en empirische basis is om te veronderstellen dat de drie persoonlijkheidstrekken een gemeenschappelijke basis hebben (Jonason & Webster, 2010). Alle drie de persoonlijkheidstrekken hebben, in meer of mindere mate, een sociaal kwaadwillig karakter met gedragingen die lijden tot zelfpromotie, emotionele koelbloedigheid en agressiviteit (Paulhus & Williams, 2002). In verschillende onderzoeken zijn veel overeenkomsten gevonden tussen de Dark Triad persoonlijkheidstrekken. In het onderzoek van Paulhus en Williams (2002) is er een gemeenschappelijke persoonlijkheidstrek gevonden. De persoonlijkheidstrek die bij alle drie Dark Triad persoonlijkheidstrekken voorkwam was een lage mildheid. Dit kwam overeen met het onderzoek van Jonason en Webster (2010). In het onderzoek van Paulhus en Williams (2002) is ook gebleken dat de persoonlijkheidstrekken overeenkomen met korte termijn verbintenissen (werkrelaties, romantische relaties, vriendschappen, enz.) en agressiviteit. Agressief gedrag bij jongeren komt voor bij alle drie de persoonlijkheidstrekken (Kerig & Stellwagen, 2010). Doordat deze jongeren agressief gedrag vertonen, zal het ook moeilijker zijn voor deze kinderen goede vriendschappen te vormen. Ondanks de gemeenschappelijke factoren zijn er echter duidelijke verschillen gevonden tussen de Dark Triad persoonlijkheidstrekken. Door de verschillen in persoonlijkheidstrekken, zal ook de manier van coping van de jongeren in sociale situaties van elkaar verschillen. De verschillen van de persoonlijkheidstrekken worden hieronder uitgelegd. Narcisme Een narcist is een persoon met een vergroot zelfconcept, die dominant is naar andere personen. Ze hebben de behoefte aan macht en dominantie tegenover andere mensen. Volgens het onderzoek van Barry, Grafeman, Adler en Pickard (2007) heeft narcisme een verband met zelfvertrouwen. Als het zelfvertrouwen wordt aangetast vertoont een persoon met narcisme
5
meer agressief en antisociaal gedrag. In het onderzoek van Pauletti, Menon, Menon, Tobin en Perry (2012) bleek ook dat een laag zelfvertrouwen tot agressief gedrag leidde, dit geldt echter alleen voor jongens. Meisjes zullen minder snel hun ego beschermen door agressie. Verder kwam uit dit onderzoek dat kinderen met narcisme die een gevoel hadden van verlies van hun vergrootte zelfconcept, gevoeliger zijn voor depressie. Mensen die hoger scoren op narcisme zullen eerder agressief reageren als ze negatieve feedback krijgen. Gepest worden is een duidelijke vorm van negatieve feedback. De verwachting is dat een persoon met narcistische persoonlijkheidstrekken die gepest wordt agressief zal reageren en minder prosociaal gedrag zal gaan vertonen. Machiavellisme Een machiavellist manipuleert de mensen om zich heen voor zijn eigen persoonlijke winst. Machiavellisten hebben een tekort aan vertrouwen in mensen en zijn niet eerlijk tegen andere mensen (Sutton & Williams, 2002). Het wantrouwen van machiavellisten in andere mensen is in het onderzoek van Sutton en Keogh (2012) verklaard door een hoge score op neuroticisme. In het onderzoek van Barlow, Qualter en Stylianou (2010) blijkt dat kinderen met een goed begrip van emoties van anderen beter zijn in het manipuleren van anderen. Uit onderzoek van Lau en Marsee (2012) is echter gevonden dat machiavellisten zelf een verhoogde emotionele ontregeling hebben. Dit blijkt uit het feit dat machiavellisten snel boos zijn en zorgen hebben, vaak met verlies van de controle over hun emoties. Wel blijkt uit dit onderzoek dat ze niet gedragsmatig ontregelt zijn. Dit betekent dat ze niet impulsief zijn bij andere mensen. Ze zijn dus beheerst in hun interactie met anderen, maar hebben geen goede emotionele controle over zichzelf. Deze minder goede emotionele controle laten ze niet blijken aan anderen. Machiavellisten hebben anderen nodig om te kunnen manipuleren, daarom wordt verwacht dat gepeste kinderen meer hulpgedrag vertonen. Door het tekort aan vertrouwen in
6
anderen zal dit misschien moeilijker gaan. Toch is de verwachting dat door hun beheerste interactie met anderen, dat ze uit persoonlijke winst meer prosociaal gedrag zullen vertonen als ze gepest worden. Psychopathie Iemand met psychopathie heeft een tekort aan emotie en heeft een slecht inlevingsvermogen in anderen. Deze jongeren hebben meer kans om in delinquente vrienden groepen te komen, maar de vraag is of ze zich snel door de groep laten beïnvloeden (Kerr, Zalk, & Stattin, 2012). Kerr et al. (2012) hebben in onderzoek gevonden dat hoe meer de psychopathische trek aanwezig is, hoe minder snel ze worden beïnvloed door anderen om criminele daden te verrichten. Jongeren met psychopathische trekken zullen dit eerder uit zichzelf doen en niet onder groepsdruk. Dit komt overeen met het feit dat ze zich niet goed kunnen relateren met anderen en dus niet snel beïnvloed zullen worden. Doordat mensen met psychopathie zich niet goed kunnen inleven in hun leeftijdsgenoten, laten ze zich niet snel beïnvloeden. De verwachting is daarom dat er geen verandering in gedrag zal komen als ze gepest worden. Door het tekort aan inlevingsvermogen zullen ze al weinig prosociaal gedrag vertonen, maar pesten zal hier geen verdere invloed op hebben.
De verschillende eigenschappen van de persoonlijkheidstrekken, zorgen voor verschillende sociale reacties. Maar hoe reageren jongeren met deze persoonlijkheidstrekken als ze worden gepest of buitengesloten, doordat ze er niet echt bij horen? Zullen ze meer hun best doen om erbij te horen of zullen ze zich juist distantiëren van de groep? Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: Is er een relatie tussen gepest worden en prosociaal gedrag en wat is de rol van de Dark Triad persoonlijkheidstrekken hierbij?
7
Op basis van de literatuur die hierboven is behandeld zijn er vier hypothesen opgesteld. De eerste hypothese is dat jongeren die worden gepest minder prosociaal gedrag vertonen. In de inleiding is deze hypothese al naar voren gekomen en bevestigd. In dit onderzoek zal dat gecontroleerd worden. De tweede hypothese is dat jongeren met hoge niveaus van narcisme minder prosociaal gedrag vertonen als ze gepest worden door hun leeftijdsgenoten, doordat ze negatief zullen reageren bij de verlaging van het zelfbeeld. De derde hypothese is dat jongeren met hoge niveaus van machiavellisme meer prosociaal gedrag vertonen als ze gepest worden, omdat ze mensen nodig hebben om te kunnen manipuleren voor hun eigen persoonlijke belangen. En tot slot, de vierde hypothese is dat jongeren met hoge niveaus van psychopathie niet meer of minder prosociaal gedrag gaan vertonen als ze worden gepest, omdat ze een tekort aan inlevingsvermogen hebben. Methode Participanten De steekproef die in dit onderzoek is gebruikt bestaat uit 307 middelbare scholieren (52% mannen; Mleeftijd = 12,8, SD = .775). De scholieren komen van twee middelbare scholen in de regio van Tilburg. De scholieren die hebben deelgenomen aan dit onderzoek komen van de schoolniveaus VMBO, HAVO en VWO. De participanten hebben geen compensatie ontvangen voor het meedoen aan dit onderzoek. Procedure Om dit onderzoek uit te kunnen voeren is er eerst toestemming verkregen van de psychologische ethische commissie van de Universiteit van Tilburg. Daarna is er om toestemming gevraagd aan de directeurs van de middelbare scholen om de vragenlijsten tijdens schooltijd af te mogen nemen. Na de toestemming van de directeurs zijn de ouders van de scholieren geïnformeerd door middel van een gedetailleerde brief, waar de inhoud en het doel van het onderzoek stond uitgelegd. De ouders hebben vervolgens de kans gekregen om
8
aan te geven of ze bezwaar tegen het onderzoek hadden. Hierna zijn de scholieren geïnformeerd over het onderzoek en gevraagd of ze wilden deelnemen aan het onderzoek. Alle scholieren hadden zich vrijwillig aangemeld. Psychologie master studenten zijn naar de middelbare scholen gegaan en hadden de vragenlijsten bij de scholieren afgenomen. Metingen Om de Dark Triad persoonlijkheidstrekken te meten is er gebruik gemaakt van de Nederlandse versie zelfbeoordelingsvragenlijst van de Dirty Dozen (Jonason & Webster, 2010). Deze vragenlijst meet narcisme (‘Ik wil dat anderen aandacht aan mij besteden’), machiavellisme (‘Ik heb de neiging anderen te manipuleren om mijn zin te krijgen’) en psychopathie (‘Ik ben geneigd om geen spijt of berouw te tonen’). De 12 items worden beoordeeld op een 9-punten schaal die loopt van ‘sterk mee oneens’ tot ‘sterk mee eens’. Elke subschaal bestaat uit 4 items. Elke subschaal heeft een hoge Cronbach’s Alpha van narcisme (.842), machiavellisme (.740) en psychopathie (.739). Na de meting van de Dark Triad persoonlijkheidstrekken is er een vragenlijst gegeven met de peernominaties. Hier oordelen de scholieren over het prosociale gedrag van elkaar (‘Wie helpt jou?’), oordelen de scholieren over zichzelf aan wie zij prosociaal gedrag vertonen (‘Wie help jij?), oordelen de scholieren over hun eigen pestgedrag (‘Wie pest jij wel eens?’) en oordelen de scholieren wie hun pest (‘Door wie word je wel eens gepest?’). De vragen waren gegeven op een blaadje met alle namen van de scholieren en bij de items die van toepassing zijn bij de desbetreffende persoon konden ze een kruisje zetten. Bij alle beoordelingen wordt er gebruik gemaakt van de proportiescores. Hierbij wordt het aantal nominaties gedeeld door het aantal scholieren in de klas. Door middel van proporties corrigeert men voor de verschillen van de klasgroottes.
9
Statistische analyse Als eerste wordt in dit onderzoek het effect van pesten op prosociaal gedrag onderzocht en welke invloed de Dark Triad persoonlijkheidstrekken hierop hebben. Dit effect wordt onderzocht met een stapsgewijze regressieanalyse. In deze analyse worden de onafhankelijke variabelen in drie stappen toegevoegd aan de regressieanalyse. Het prosociaal gedrag vertonen is in deze regressieanalyse de afhankelijke variabele. In stap 1 wordt de onafhankelijke variabele gepest worden toegevoegd. In stap 2 worden de Dark Triad persoonlijkheidstrekken toegevoegd. In stap 3 van de regressieanalyse worden de interacties van de Dark Triad persoonlijkheidstrekken met gepest worden ingevoegd. Deze interacties bestaan uit de vermenigvuldiging van de drie losse Dark Triad persoonlijkheidstrekken met gepest worden. Alle variabelen worden gecentreerd voordat ze worden vermenigvuldigd. Na de vermenigvuldiging krijgt men de variabelen narcisme x pesten, machiavellisme x pesten en psychopathie x pesten. Met de tweede regressieanalyse wordt onderzocht of de resultaten overeenkomen met de peernominaties. In deze analyse wordt er gekeken naar het gerapporteerde gedrag van gepest worden en prosociaal gedrag door de perceptie van de andere klasgenoten, in plaats van door de persoon zelf. De opbouw van de regressieanalyse is verder hetzelfde als deze hierboven. De zelfgerapporteerde variabelen gepest worden en prosociaal gedrag vertonen worden vervangen door het gepest worden en het prosociale gedrag dat door de klasgenoten wordt gerapporteerd. Resultaten Eerst zijn de descriptieve statistieken bepaald. Deze statistieken zijn gebaseerd op 307 scholieren. De descriptieve statistieken zijn terug te vinden in Tabel 1. Het niveau van zelfgerapporteerd prosociaal gedrag lijkt hoger te zijn dan het niveau van peergerapporteerd prosociaal gedrag. Het zelfgerapporteerd gepest worden lijkt ook hoger te scoren dan
10
peergerapporteerd gepest worden. Van de persoonlijkheidstrekken lijkt het erop dat er het hoogst is gescoord op narcisme.
Tabel 1. Descriptieve statistieken Gemiddelde
Standaard deviatie
.365
.343
.168
.095
.027
.055
.013
.028
Narcisme
14.834
7.245
Machiavellisme
10.700
5.341
Psychopathie
11.311
5.981
Zelfgerapporteerd prosociaal gedrag Peergerapporteerd prosociaal gedrag Zelfgerapporteerd gepest worden Peergerapporteerd gepest worden
Er zijn verschillende significante correlaties gevonden tussen de zelfgerapporteerde gedragingen en de peergerapporteerde gedragingen. De correlaties kan men terugvinden in Tabel 2. Hier ziet men een positieve significante correlatie, tussen zelfgerapporteerd prosociaal gedrag en peergerapporteerd prosociaal gedrag. Jongeren die zichzelf dus als prosocialer beoordelen, worden door hun klasgenoten ook relatief als prosocialer beoordeeld. Er is ook een positieve significante correlatie, tussen zelfgerapporteerd prosociaal gedrag en zelfgerapporteerd gepest worden. Hieruit blijkt dat jongeren die zelf meer prosociaal gedrag zeggen te vertonen ook aangeven dat ze vaker gepest te worden. Dit verband is echter bij de peerrapportage niet naar voren gekomen. Er is een negatieve significante correlatie tussen peergerapporteerd prosociaal gedrag en peergerapporteerd gepest worden. Hieruit blijkt dat klasgenoten niet ervaren dat gepeste kinderen meer prosociaal gedrag vertonen, in tegendeel
11
er is juist een negatief verband gevonden. Klasgenoten geven dus aan dat gepeste jongeren minder prososciaal gedrag vertonen. De Dark Triad persoonlijkheidstrekken correleren niet significant met peer- en zelfgerapporteerd prosociaal gedrag en gepest worden.
Tabel 2. Correlaties Variabele
1
1.Zelfgerapporteerd
1
2
3
4
5
6
prosociaal gedrag 2. Peergerapporteerd
.276**
1
.144*
-.040
1
.065
-.198**
.110
1
5. Narcisme
-.047
-.048
.109
-.078
1
6. Machiavellisme
-.026
.004
.088
-.037
.639**
1
7. Psychopathie
-.067
-.059
-.024
.037
.390**
.568**
prosociaal gedrag 3.Zelfgerapporteerd gepest worden 4.Peergerapporteerd gepest worden
Noot: * p <.05, ** p <.01
Om te onderzoeken of het verband tussen prosociaal gedrag en gepest worden anders is tussen de Dark Triad persoonlijkheidstrekken, afhankelijk van de scores van scholieren op de Dirty Dozen, wordt onderzocht in de regressieanalyses. In de eerste regressieanalyse die is uitgevoerd zijn de zelfbeoordelingen verwerkt over het prosociale gedrag en gepest worden. De resultaten van de regressieanalyse met de zelfbeoordeling zijn terug te vinden in Tabel 3. In de regressieanalyse is er in stap 1 een significant effect gevonden. Dit is een positief significant effect van zelfgerapporteerd gepest worden op zelfgerapporteerd prosociaal gedrag. De R Square van het eerste model is .021. Dit is significant in vergelijking met het 0 model, met een p < .05. In de drie stappen die zijn uitgevoerd in deze regressieanalyse, is het
12
Tabel 3. Regressiecoëfficiënten van de meervoudige regressieanalyse van zelfgerapporteerd gepest worden met de Dark Triad persoonlijkheidstrekken en interactievariabelen op zelfgerapporteerd prosociaal gedag B
SE
Beta
.897*
.354
.144
.912*
.358
.146
Narcisme
-.003
.004
-.062
Machiavellisme
.002
.005
.034
Psychopathie
-.003
.004
-.059
.904*
.427
.145
Narcisme
-.003
.004
-.061
Machiavellisme
.002
.005
.033
Psychopathie
-.003
.004
-.060
Zelfrapgpst X narc
-.030
.064
-.035
Zelfrapgpst X mach
.035
.108
.026
Zelfrapgpst X psych
-.026
.067
-.029
Stap 1 Zelfgerapporteerd gepest worden Stap 2 Zelfgerapporteerd gepest worden
Stap 3 Zelfgerapporteerd gepest worden
Noot: * p <.05
significante effect van zelfgerapporteerd gepest worden op zelfgerapporteerd prosociaal gedrag telkens teruggevonden. In stap 2 van de regressieanalyse zijn de persoonlijkheidstrekken narcisme, machiavellisme en psychopathie toegevoegd. Er is geen significant effect gevonden van deze persoonlijkheidstrekken op het prosociaal gedrag. Het tweede model heeft een R Square van .027. De R-squared change van .006 is niet significant en geeft aan dat de variabelen die zijn toegevoegd in model 2 geen extra variantie verklaren
13
bovenop de variabelen uit model 1. In stap 3 zijn de interacties van de persoonlijkheidstrekken narcisme, machiavellisme en psychopathie met zelfgerapporteerd gepest worden toegevoegd. Deze interacties hebben ook geen significant effect met zelfgerapporteerd prosociaal gedrag. Het derde model heeft een R Square van .028. De Rsquared change van .001 is niet significant en geeft aan dat de variabelen die zijn toegevoegd in model 3 geen extra variantie verklaren bovenop de variabelen uit model 2. De toevoeging van de persoonlijkheidstrekken en de interacties van de persoonlijkheidstrekken met zelfgerapporteerd gepest worden geven dus geen extra verklaring voor het zelfgerapporteerde prosociale gedrag.
Om vast te stellen of de zelfbeoordelingen vergelijkbare resultaten opleveren als de beoordelingen van klasgenoten over prosociaal gedrag en gepest worden, is er een tweede regressieanalyse uitgevoerd met de beoordelingen van klasgenoten. De regressieanalyse met de beoordelingen van de klasgenoten (peerbeoordelingen) vind men terug in Tabel 4. In de regressieanalyse met de peerbeoordelingen is er een significant negatief effect gevonden van het peergerapporteerde gepest worden op het peergerapporteerde prosociale gedrag. Ook hier blijkt dat de klasgenoten aangeven dat gepeste scholieren minder prosociaal gedrag vertonen. Het significante effect van peergerapporteerd gepest worden en peergerapporteerd prosociaal gedrag vind men terug in alle stappen. De R Square van het eerste model is .039. Dit is significant in vergelijking met het 0 model, met een p < .001. In stap 2 zijn de persoonlijkheidstrekken narcisme, machiavellisme en psychopathie toegevoegd. De persoonlijkheidstrekken hebben geen significant effect op het peergerapporteerde prosociale gedrag. Het tweede model heeft een R Square van .049. De R-squared change van .010 is niet significant. Dit geeft aan dat de variabelen die zijn toegevoegd in model 2 geen extra variantie verklaren bovenop de variabelen uit model 1. In stap 3 zijn de interacties
14
Tabel 4. Regressiecoëfficiënten van de meervoudige regressieanalyse van peergerapporteerd gepest worden met de Dark Triad persoonlijkheidstrekken en interactievariabelen op peergerapporteerd prosociaal gedrag B
SE
Beta
-.674***
.191
-.198
-.679***
.192
-.199
Narcisme
-.001
.001
-.100
Machiavellisme
.002
.001
.099
Psychopathie
-.001
.001
-.069
-.683***
.196
-.201
Narcisme
-.001
.001
-.100
Machiavellisme
.002
.001
.101
Psychopathie
-.001
.001
-.066
Peerrapgpst X narc
-.020
.036
-.044
Peerrapgpst X mach
.043
.061
.061
Peerrapgpst X psych
-.008
.039
-.015
Stap 1 Peergerapporteerd gepest worden Stap 2 Peergerapporteerd gepest worden
Stap 3 Peergerapporteerd gepest worden
Noot: *** p <.001
toegevoegd van peergerapporteerd gepest worden met de persoonlijkheidstrekken narcisme, machiavellisme en psychopathie. Er is geen significant effect gevonden van de interacties op het peergerapporteerde prosociale gedrag. Het derde model heeft een R Square van .050. De R-squared change van .001 is niet significant. Dit geeft aan dat de variabelen die zijn toegevoegd in model 3 geen extra variantie verklaren bovenop de variabelen uit model 2. De toevoeging van de persoonlijkheidstrekken en de interacties van de persoonlijkheidstrekken
15
met gepest worden geven dus geen extra verklaring voor het peergerapporteerde prosociale gedrag. Discussie In het huidige onderzoek is het effect van gepest worden op het prosociale gedrag onderzocht. Er is hier gekeken naar de invloed van de Dark Triad persoonlijkheidstrekken op het verband tussen gepest worden en prosociaal gedrag. Uit het onderzoek blijkt dat er tegengestelde resultaten gevonden tussen het zelfgerapporteerde prosociale gedrag bij gepeste jongeren en de peergerapporteerde prosociale gedrag bij gepeste jongeren. De jongeren die worden gepest geven zelf aan dat ze meer prosociaal gedrag vertonen. De klasgenoten daarentegen geven aan dat de gepeste jongeren minder prosociaal gedrag vertonen. Uit het onderzoek blijkt dat de Dark Triad persoonlijkheidstrekken geen invloed lijken te hebben tussen prosociaal gedrag en gepest worden. Het positieve effect van gepest worden op prosociaal gedrag bij de zelfbeoordelingen, komt niet overeen met de eerste hypothese. Bij de peernominaties is juist naar voren gekomen dat gepeste jongeren minder prosociaal gedrag vertonen. Dit komt wel overeen met de hypothese. Uit het in de inleiding genoemde onderzoek van Raskauskas en Prochnow (2007) bleek dat gepeste kinderen minder prosociaal gedrag vertonen. Daarnaast blijkt uit onderzoek van Graham, Bellmore en Mize (2006) dat jongeren die gepest worden meer aanpassingsproblemen hebben. Gepeste kinderen kunnen de ervaring hebben dat ze prosociaal gedrag vertonen. Dit hoeft echter niet te betekenen dat het op een aangepaste manier wordt geuit. Doordat het prosociale gedrag op een verkeerde manier wordt geuit, is het mogelijk dat klasgenoten het niet als prosociaal gedrag ervaren. Jongeren die gepest worden kunnen ook sneller aangeven dat ze meer prosociaal gedrag vertonen, omdat ze hun zelfbeeld willen beschermen. Een andere verklaring voor de tegenstelling van de resultaten van de peernominaties en zelfbeoordelingen kan afhankelijk zijn van de objectiviteit die de
16
klasgenoten hebben tegenover de scholieren die worden gepest. Scholieren die worden gepest zijn niet geliefd door de klasgenoten. Klasgenoten zullen daarom ook niet snel een goede beoordeling geven van het prosociale gedrag bij de gepeste jongeren. De tweede hypothese dat jongeren met narcisme minder prosociaal gedrag gaan vertonen als ze worden gepest, wordt niet met het huidige onderzoek bevestigd. Dit wordt zowel bij de zelfbeoordelingen, als bij de peernominaties niet bevestigd. Het blijkt dat jongeren met narcisme niet meer of minder prosociaal gedrag gaan vertonen als ze worden gepest. Uit de al eerder benoemde onderzoeken van Barry, Grafeman, Adler en Pickard (2007) en Pauletti, Menon, Menon, Tobin en Perry (2012) blijkt dat bij een bedreiging van het zelfvertrouwen bij narcisten kan leiden tot een agressieve reactie. Deze agressieve reacties staan tegengesteld aan het vertonen van prosociaal gedrag. Dit zou betekenen dat jongeren met narcisme die worden gepest minder prosociaal gedrag zouden vertonen. Dit is echter niet naar voren gekomen bij het peergerapporteerde prosociale gedrag. Bij de zelfbeoordelingen zullen de gepeste jongeren met narcisme ook minder snel aangeven dat ze minder prosociaal gedrag vertonen, omdat ze hun zelfbeeld hoog moeten houden. Een andere mogelijke verklaring dat er geen effect is gevonden van gepest worden bij narcisten op het prosociale gedrag, is dat de steekproefgrootte te klein is en de participanten te jong zijn. De vragenlijsten zijn afgenomen in 2 middelbare scholen van de eerste tot derde klassers. Mogelijk zijn er te weinig participanten in de steekproef die hoog scoren op de persoonlijkheidstrekken van narcisme. Door de jonge leeftijd van de participanten is de persoonlijkheid nog in ontwikkeling. De persoonlijkheidstrekken van narcisme zijn bij deze jongeren dan nog helemaal verfijnd. Persoonlijkheidstrekken veranderen namelijk over tijd in reactie op levensgebeurtenissen (Sneed & Pimontel, 2012). De hypothese dat jongeren met machiavellisme meer prosociaal gedrag gaan vertonen als ze gepest worden, wordt niet in dit onderzoek bevestigd. Dit wordt zowel door de
17
zelfbeoordelingen als door de peernominaties niet bevestigd. Machiavellisten hebben de neiging om andere mensen te manipuleren voor hun eigen persoonlijke winst (Wilson, et al, 1996). Dit zou betekenen dat jongeren met een hoge mate van machiavellisme meer prosociaal gedrag zullen vertonen, om mensen om hun vinger te winden. Door de leeftijd van de steekproef is het mogelijk dat de machiavellist het manipulerende gedrag nog niet helemaal onder de knie heeft, waardoor de machiavellist zijn manipulatie strategieën nog verder moet ontwikkelen om de klasgenoten te manipuleren. De steekproefgrootte is ook hier een mogelijke verklaring waarom er geen effect is gevonden. Door de steekproefgrootte en leeftijd is het mogelijk dat er niet genoeg participanten zijn met een ontwikkelde persoonlijkheid met machiavellisme. De laatste hypothese dat jongeren met psychopathie niet meer of minder prosociaal gedrag gaan vertonen als ze worden gepest, wordt in het huidige onderzoek bevestigd. Dit geldt zowel voor de zelfbeoordelingen als voor de peernominaties. Zoals al eerder is benoemd hebben kinderen met psychopathie problemen om zich met anderen in te leven( Munoz, et al, 2008). Dit zou kunnen betekenen dat jongeren die gepest worden niet het gevoel hebben dat ze gepest worden. Daardoor zullen ze geen verandering in het prosociale gedrag vertonen. Al zouden ze wel het gevoel hebben dat ze worden gepest, laten jongeren met psychopathische trekken niet snel beïnvloeden door te groep (Kerr et al, 2012). Limitaties en vervolg onderzoek Een limitatie van het huidige onderzoek is de steekproefgrootte, zoals hierboven al naar voren is gekomen. Door een grotere steekproef te nemen is de kans groter dat er meer participanten zijn die hoog scoren op de Dark Triad persoonlijkheidstrekken. De participanten in het huidige onderzoek zitten ook nog in de ontwikkeling van hun persoonlijkheid, waardoor de persoonlijkheidstrekken nog niet helemaal verfijnd zijn. Een toevoeging voor vervolgonderzoek is om de steekproefgrootte te vergroten, waardoor er meer participanten
18
zijn in de steekproef die hoge scores hebben de Dark Triad persoonlijkheidstrekken. De leeftijd van de participanten dient voor vervolgonderzoek ook hoger te zijn. De vragenlijsten kunnen dan worden afgenomen bij de bovenbouw van de middelbare school, namelijk de vierde, vijfde en zesde klas. De persoonlijkheid van jongeren in de bovenbouw heeft al een vastere vorm gekregen en dus ook de ontwikkeling van de Dark Triad persoonlijkheidstrekken. Een andere limitatie die nog niet is genoemd is de sociaal wenselijkheid van de antwoorden die de scholieren geven. Bij de vragenlijst van de Dirty Dozen kan men meer sociaal wenselijke antwoorden geven, zodat de persoonlijkheidstrekken niet geheel naar voren komen. De scholieren kunnen bij de zelfbeoordelingen het gerapporteerde prosociale gedrag vergroten en overschatten. De resultaten van dit onderzoek wijzen hier ook op uit. Om dit te reduceren, kan de vragenlijst van de Dirty Dozen ook aan de ouders van de participanten worden gegeven. Ouders kunnen aangeven in hoeverre de Dark Triad persoonlijkheidstrekken bij de jongeren aanwezig zijn. De resultaten van de studenten en van de ouders kunnen worden vergeleken. De peernominaties kunnen ook een tekort hebben aan objectiviteit. Zoals hierboven al is aangegeven, zullen gepeste jongeren een negatief beeld behouden bij de klasgenoten, waardoor het prosociale gedrag van de gepeste jongeren minder erkend zal worden. Een andere partij die een objectieve beoordeling kan geven is de docent. De docent kan de vragenlijst invullen van wie er wordt gepest, wie pest en wie prosociaal gedrag in de klas vertoont. Door deze nominaties kan men controleren in hoeverre de peerbeoordelingen en zelfbeoordelingen valide zijn. De docent heeft niet per definitie gelijk, maar door de docent erbij te betrekken heeft men nog een extra bron. Door de extra bron krijgt men een objectiever beeld.
19
Het sterke punt van dit onderzoek is dat we zowel zelfbeoordelingen hebben gebruikt als peerbeoordelingen. Er is gebruik gemaakt van verschillende perspectieven in dit onderzoek. Uit eerder onderzoek van Zhang, Johnston en Kilic (2008) is gebleken dat peernominaties een toevoegde waarde zijn voor beoordelingen, echter moet er wel rekening worden gehouden met de afkomst van de klasgenoten. In sommige culturen zal er niet snel een negatieve beoordeling worden gegeven. Voor vervolgonderzoek blijft het interessant om van beide oogpunten de invloed van pesten op prosociaal gedrag te onderzoeken. Praktische implicaties Jongeren die worden mogelijk gepest, omdat ze weinig prosociaal gedrag vertonen. Daarom kan er voor jongeren die worden gepest een sociale vaardigheidstraining worden gegeven, waar ze beter leren omgaan met de klasgenoten en op een juiste manier prosociaal gedrag kunnen vertonen. Na deze training kan het worden gepest gereduceerd worden. De voormalig gepeste kinderen zullen zich dan meer op het gemak voelen als ze naar school gaan. Door verder onderzoek te doen naar de invloeden van de Dark Triad persoonlijkheidstrekken, kan men zien waar men extra rekening dient te houden bij deze scholieren. Scholieren met de Dark Triad persoonlijkheidstrekken zullen het al moeilijker hebben om zich op een sociaal acceptabele manier aan te passen aan de maatschappij. Als scholen beter op de hoogte zouden zijn van de reacties die scholieren kunnen hebben op pesten, kan ook meer hulp worden geboden aan deze jongeren. Als jongeren beter worden geholpen, zullen ze zich op prettiger voelen als ze op school zijn.
Conclusie In het huidige onderzoek is aangetoond dat klasgenoten aangeven dat gepeste jongeren minder prosociaal gedrag vertonen. Gepeste jongeren geven echter aan dat ze juist meer
20
prosociaal gedrag vertonen. De Dark Triad persoonlijkheidstrekken hebben geen invloed in het prosociale gedrag bij gepeste kinderen. Dit zou betekenen dat er op scholen bij gepeste kinderen geen extra rekening gehouden hoeft te worden met kinderen die een hoge mate van de Dark Triad persoonlijkheidstrekken bezitten.
21
Referentielijst: Barlow, A., Qualter, P., & Stylianou, M. (2010). Relationships between machiavellianism, emotional intelligence and theory of mind in children. Personality and Individual Differences, 48, 78-82. Barry, C.T., Grafeman, S.J., Adler, K K., & Pickard, J.D. (2007). The relations among narcissism, self-esteem, and delinquency in a sample of at-risk adolescents. Journal of Adolescence, 30, 933-942. Eisenberg, N., & Miller, P.A. (1987). The relation of empathy to prosocial and related behaviors. Psychological Bulletin, 101, 91-119. Graham, S., Bellmore, A.D., & Mize, J. (2006). Peer victimization, aggression, and their cooccurrence in middle school: Pathways to adjustment problems. Journal of Abnormal Child Psychology, 34, 363–378. Hare, R.D. (2003). The Hare Psychopathy Checklist—Revised (PCL-R): 2nd edition. Toronto: Multi-Health Systems. Johnson, H.R., Thompson, M.J.J., Wilkinson, S., Walsh, L., Balding, J., & Wright, V. (2002). Vulnerability to Bullying: Teacher-reported conduct and emotional problems, hyperactivity, peer relationship difficulties, and prosocial behaviour in primary school children. Educational Psychology, 22, 553-556. Jonason, P.K., & Webster, G.D. (2010). The dirty dozen: A concise measure of the Dark Triad. Psychological Assessment, 22, 420-432. Kerig, P.K., Stellwagen, K.K. (2009). Roles of callous-unemotional traits, narcissism, and machiavellianism in childhood aggression. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 32, 343-352. Kerr, M., Zalk, M. van., & Stattin, H. (2012). Psychopathic traits moderate peer influence on adolescent delinquency. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 53, 826-835.
22
Lau, K.S.L., & Marsee, M.A. (2012). Exploring narcissism, psychopathy, and machiavellianism in youth: Examination of associations with antisocial behavior and aggression. Journal of Child and Family Studies, 22, 355-367. Morf, C.C., & Rhodewalt, F. (2001). Unraveling the pardoxes of narcissism: A dynamic self-regulatory processing model. Psychological Inquiry, 12, 177-196. Munoz, L.C., Kerr, M., & Besic, N. (2008). The peer relationships of youths with psychopathic personality traits: A matter of perspective. Criminal Justice and Behavior, 35, 212-227. Olweus, D. (2003). A profile of bullying at school. Educational Leadership, 60, 12-17. Pauletti, R.E., Menon, M., Menon, M., Tobin, D.D., & Perry, D.G. (2012). Narcissism and adjustment in preadolescence. Child Development, 83, 831-837. Paulhus, D.L., & Williams, K.M. (2002). The dark triad of personality: Narcissism, Machiavelliasm, and psychopathy. Journal of Research in Personality, 36, 556-563. Raskauskas, J., & J. Prochnow. (2007). Text-bullying in New Zealand: A mobile twist on traditional bullying. New Zealand Annual Review of Education ,16, 89–104. Salekin, R.T. (2006). Psychopathy in children and adolescents: Key issues in conceptualization and assessment. Handbook of psychology. New York: Guildford. Sneed, J.R., & Pimontel, M.A. (2012). Stability and change of personality across the life course: The impact of age and major life events on mean-level and rank-order stability of the Big Five. Journal of the American Psychoanalytic Association, 60, 1057-1059. Sutton, J., & Keogh, E. (2012). Components of machiavellian beliefs in children: Relationships with personality. Personality and Individual Diffrences, 30, 137-148. Wilson, D.S., Near, D., & Miller, R.R. (1996). Machiavellianism: a synthesis of the evolutionary and psychological literatures. Psychological Bulletin, 119, 285–299. Zhang, B., Johnston, L., & Kilic, G.B. (2008). Assessing the reliability of self- and peer rating
23
in student group work. Assessment & Evaluation in Higher Education, 33, 329-340.
24