Beschrijving kwelderherstelmaatregelen1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders wordt (de intensivering van) het beheer ten behoeve van natuurfuncties geborgd. De kwelders bevinden zich in de onmiddellijke nabijheid van de binnendijkse natuurgebieden in de Emmapolder. De inrichting en het beheer van de kwelders dient aan te sluiten op het beheer van het binnendijkse natuurgebied. Hierbij is bijzondere aandacht voor de Blauwe Kiekendief, de Velduil en de Scholekster. Het beheer binnendijks en buitendijks is via een Stichting geborgd. De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen. 1.2 Kwelderherstelprogramma Groningen De kwelders verruigen door opslibbing en gebrek aan beweiding. Dit leidt tot zogenaamde veroudering van de kwelders, waarbij slechts een heel beperkt aantal dominante plantensoorten overblijft. Zonder extra inspanningen om de mogelijkheden voor beweiding van de kwelders te vergroten, staan zeldzame kweldervegetaties en rust- en foerageergebieden van tienduizenden steltlopers, ganzen en weidevogels op het spel. In het kader van het Kwelderherstelprogramma Groningen is een beheer- en inrichtingsplan (BIP) voor het totale kwelderareaal (1745 ha) van Groningen opgesteld, dat tot doel heeft de biodiversiteit te vergroten. 1.3 Plangebied en ligging in omgeving Het plangebied bestaat uit het meest oostelijk deel van de kwelders gelegen aan de noordkust van Groningen. Het gaat hierbij om ruim 30 hectare aan kwelders2, te weten: • 24,34 ha Groningen Seaports; • 5,5 ha Natuurmonumenten; • 3,71 ha Domeinen/RWS. Naast dit deelgebied ligt nog circa 15 ha lage kwelders en slikken (Domeinen/RWS). Op het onderstaande kaartje is deze situatie weergegeven.
1 2
Beheer- en inrichtingsplan kwelders Groningen Seaports, Grontmij, 21 maart 2011 Op basis van kadastrale gegevens
AMS-#1878101-v1
Afbeelding 1 Ligging kwelders Groningen Seaports aan de noordkust De aangegeven kwelders van Natuurmonumenten, Domeinen/RWS en Groningen Seaports zijn meegenomen in het Beheer- en inrichtingsplan. Het beheer zal voor deze kwelders gezamenlijk worden opgepakt, met uitzondering van het Domeinen/RWS deel. Mogelijk dat Domeinen/RWS haar deel op een later moment beschikbaar stelt voor het beheer. Voor het beheer- en inrichtingsplan wordt in principe uitgegaan van een totaal areaal aan beweidbare kwelder van 42 ha, waarvan 21,6 ha hoge en middenkwelder en 20,7 ha lage kwelder. Dit gebied, dat binnen Kwelderherstel Groningen wordt aangemerkt als deelgebied 14, is niet wezenlijk anders dan de kwelders langs de rest van de noordkust, behalve dan dat de kwelder hier veel smaller is en relatief laag ligt. Hierdoor staat de kwelder meer onder invloed van de zee dan de overige kwelders. De huidige begrazing van dit gebied wordt bijna uitsluitend gedaan door schapen en kan als extensief worden aangemerkt. 2 Planbeschrijving 2.1 Doelstelling Het Beheer- en inrichtingsplan moet resulteren in het volgende eindresultaat: • kwelders worden aantrekkelijker als foerageergebied voor de Velduil en Blauwe Kiekendief, en voor kwalificerende en kritische broed- en wadvogels;
AMS-#1878101-v1
• de kwaliteit van de kwelder als broedgebied en hoogwatervluchtplaats verbetert voor specifieke kweldervogels, waaronder de Scholekster; • er wordt invulling gegeven aan de instandhoudingsdoelen Natura 2000: behoud oppervlakte en kwaliteit zilte pionierbegroeiingen en verbeteren kwaliteit van schorren en zilte graslanden (kwelders), met alle successiestadia, en aan de KRW-doelen: verbeteren ecologische kwaliteit, onder andere met maatregelen die leiden tot het opnieuw vestigen van soorten; • aansluiting bij Kwelderherstel Groningen. Om de biodiversiteit van de kwelders te vergroten dienen de kwelders intensiever beweid te worden dan in de voorgaande jaren. Beweiding voorkomt de ontwikkeling van soortenarme vegetaties, en leidt tot structuurvariatie. Een groot aandeel van de vegetatie op de midden- en de hoge kwelders bestaat uit zeekweek, een éénvormige, soortenarme (verruigde) vegetatie. Kenmerkend is dat deze ruige vegetatie met name op de middenkwelder veel slib ‘invangt’, waardoor het verouderingsproces van deze kwelders wordt versneld. Zeekweek is een snelle groeier en produceert veel biomassa. Kleinere en langzaam groeiende planten verliezen het door lichtconcurrentie waardoor de eenzijdige vegetatie ontstaat. Het intensiveren van beweiding leidt tot het opheffen van de lichtconcurrentie. Tevens leidt betreding door dieren tot kleinschalige verschillen in bodemdichtheid en zoutgehalten. Dit zorgt voor een (forse) toename van de biodiversiteit. De soortenrijkdom en het aantal exemplaren van insecten en muizen is bij matig intensieve beweiding hoger, wat weer gunstig is voor verschillende soorten broed- en foeragerende vogels. Randvoorwaarde voor beweiding is dat de kwelders veilig zijn voor het vee. Dit is mogelijk door het ophogen van dammen en lanen, zodat bij hoog water er een veilige vluchtroute naar de dijk ontstaat en het vee niet op de hoge delen van de kwelders door water wordt omsloten. Ook voor muizen vormen de lanen een hoogwatervluchtroute. Tevens bevorderen deze lanen de migratie van muizen tussen het buitendijkse en binnendijks natuurgebied. Dit is mede van belang voor de Blauwe Kiekendief en de Velduil. Dwarssloten en diepe greppels dienen – daar waar nodig voor de veeveiligheid - opnieuw geprofileerd te worden. De uitwateringssloten (zwetsloten) dienen opgeschoond te worden, indien dit vanuit het oogpunt van veeveiligheid of veekering wenselijk is. In de bijgevoegde kaart zijn de inrichtingsmaatregelen opgenomen (bijlage 1.4).
2.2 Beweiding De begrazingsintensiteit is bij voorkeur gemiddeld ca. 0,6 grootvee eenheden (GVE) per hectare: voor de hoge en midden kwelder 0,8 GVE en 0,3 GVE voor de lage kwelder. Bij deze begrazingsintensiteit ontstaat een patroon van intensief begraasde, korte, grazige delen en extensief begraasde, hogere vegetaties en niet begraasde delen (mozaiekbeheer). Dit zorgt voor een grote variatie aan vegetatietypen en bijbehorende fauna. Het aandeel met zeekweek zal sterk afnemen. Een voorwaarde hierbij is wel dat begrazing tijdig in het seizoen begint. In tabel 1 is een globaal doel aangegeven, zowel in procenten als in oppervlakte. In de huidige situatie is de verruiging van de hoge en middenkwelder met 92% te hoog. Om deze verruiging
AMS-#1878101-v1
terug te dringen dienen onderstaande hoeveelheden grazers te worden ingezet. Het gaat hierbij voor dit deelgebied om in totaal 157 schapen, 47 pinken of 23 runderen. Ook een combinatie is mogelijk. De huidige beheerder weidt bij voorkeur met schapen. In het streven naar mozaikbeheer is dit een goede mogelijkheid. Wel is het met name bij schapenbeweiding van belang dat de beweiding vroeg in het seizoen begint, zodat de schapen –de dan nog jonge zeekweek- wel wil eten.
Tabel 1 De uitgangspunten bij de beweiding zijn: • beweiding ca. 0,6 GVE; • over zes jaar maximaal 20% verruiging; • constant beheer; • de 0,6 GVE is een richtgetal en dient middels monitoring te worden bijgesteld; • het beweidingsseizoen loopt van 1 april tot 1 november, afhankelijk van het type vee (runderen tot 1 oktober) en beschikbaarheid van voedsel (een koud voorjaar en veel ganzen betekent een latere start van beweiding). 2.3 Overgangsbeheer Voordat de beweiding van de kwelders kan beginnen, moest overgangsbeheer plaatsvinden. Om de sterke verruiging tegen te gaan zijn als overgangsmaatregel in het najaar van 2011 de hogere, ruige delen van de kwelders gemaaid. De vegetatie en strooisel zijn opgeruimd zodat er in het voorjaar een korte, jonge vegetatie aanwezig is. 2.4 Monitoring De kwelderontwikkeling en de vegetatieontwikkeling wordt gevolgd door de reguliere kweldermonitoring, die door Rijkswaterstaat en IMARES wordt uitgevoerd. In aanvulling hierop wordt door RWE en GSP een terreintypenkartering uitgevoerd. Omdat de maatregelen, die in dit beheer- en inrichtingsplan beschreven zijn, betrekking hebben op een relatief hoogdynamisch milieu zal na 2-3 jaar de ontwikkelingsrichting al zichtbaar worden. De doelen uit het Beheer- en inrichtingsplan dienen afgezet te worden tegenover de meetresultaten van de monitoring. Op basis van de resultaten zal bijstelling moeten plaatsvinden van de beheer- en inrichtingsmaatregelen. Een monitoringsperiode van 2-3 jaar is bruikbaar voor het opmaken van de tussenbalans. 2.5 Planning
AMS-#1878101-v1
In het voorjaar van 2011 is de uitvoering van het project in deelgebied 14 van start gegaan. In het najaar van 2011 zijn de inrichtingswerkzaamheden nagenoeg afgerond. In de loop van 2012 worden nog enkele afrondende werkzaamheden uitgevoerd, waaronder renovatie van toegangsdammen en plaatsen van hekken.
AMS-#1878101-v1