De industriële revolutie
Bewerkt naar “Vaklokaal Geschiedenis Histoforum” van Digischool
De “industriële revolutie” is eigenlijk in Engeland begonnen. De meeste mensen waren boer, en rond 1700 hadden veel van deze boeren verdienden er een beetje geld bij. In hun boerderijtjes werd voor kooplieden uit de stad gewerkt op spinnewielen of weefgetouwen. Er werd voornamelijk “laken” gemaakt. Kooplieden leverden de ruwe wol en kwamen later het laken weer ophalen. We noemen dat de huisindustrie!
Na 1750 begon de bevolking te groeien. Hierdoor werd het belangrijk om meer graan te produceren. Veel kleine boerderijen werden opgekocht door grotere “bedrijven”, en door goede landbouw uitvindingen konden deze bedrijven meer voedsel verbouwen. De kleine boertjes hadden nu geen bedrijfje meer en trokken naar de grote steden. Ze hoopten daar werk te vinden.
® TOF 2005
1 van16
De industriële revolutie
Doordat er nu minder boeren op het platteland woonden, en in de steden meer mensen waren (vaak zonder werk), begonnen kooplieden met het bouwen van fabrieken in of bij de steden! Doordat er verschillende uitvindingen werden gedaan, konden er machines worden gemaakt die het werk deden waar vroeger veel meer mensen aan moesten werken. In 1733 werd de schietspoel uitgevonden. Het weven ging nu 4x sneller! In 1764 werd de spinmachine uitgevonden. Deze machine kon nu net zoveel produceren als 80 spinsters vroeger. In 1769 werden verschillende machines aangedreven door waterkracht, de eerste fabriek was ontstaan! Later gebruikte men hier ook stoommachines voor! In 1785 vond iemand de weefmachine uit.
® TOF 2005
2 van16
De industriële revolutie
In 1765 vond James Watt een echte stoommachine uit die men ook in de fabriek kon gebruiken. Stoommachines gaven veel stank en herrie, ze werden nooit moe en waren (zoals waterkracht) niet afhankelijk van het weer.
Binnen korte tijd gingen alle textielfabrieken over op het gebruik van stoom. Door de komst van deze industrie veranderde veel. In de steden stonden veel fabrieken, en de steden werden steeds groter. De mensen trokken van het platteland naar de steden. Ze verdienden weinig geld, en vaak waren hun woningen slecht!
® TOF 2005
3 van16
De industriële revolutie
Arbeiders in Nederland hadden het niet gemakkelijk. Rond 1850 kwamen er steeds meer fabrieken. De mensen trokken van het platteland naar de grote steden. Daar zochten ze naar werk. Vonden ze dat werk, en hoe was het om in een fabriek te werken?
Hieronder lezen we de belevenissen van "Jan de arbeider". Jan sjokte traag naar de fabriek. Het was nog maar kwart voor zes in de morgen. In de verte zag hij al de textielfabriek. De stoomfluit die aangaf dat er gewerkt moest worden, klonk elke werkdag om zes uur. Jan baalde want het was vandaag maandag, weer een hele werkweek voor de boeg. Deze week had hij dagdienst. Dat is werken van zes uur 's morgens tot zes uur 's avonds. Alleen op zondag een vrije dag, maar eigenlijk werd hij dan wel in de kerk verwacht. Vorige week had hij nachtdienst, dat was werken van zes uur 's avonds tot zes uur in de morgen. En nu op maandag na een nachtdienst was het voor Jan verschrikkelijk moeilijk om uit het bed te komen. In de fabriek keek Jan nog even voorzichtig of hij zijn brood wel bij zich had. Voorzichtig omdat hij moest werken en niet staan te niksen, dat schreeuwde de voorman hem altijd toe! Gelukkig het waren drie hompen brood, zijn vrouw had ze in een oude lap stof ® TOF 2005
4 van16
De industriële revolutie
gewikkeld. Dan werden ze niet net zo vuil als hijzelf. Twee keer per dag mocht er een kwartier gegeten worden, vaak zelfs iets korter. Net genoeg tijd om snel iets te eten en naar de wc te gaan. Vorige week was het plotseling gezellig in de "pauze". Hij was lekker op een ton gaan zitten, eentje die niet zo stonk, kwam ineens zijn buurmeisje naast hem zitten. Jan wist niet eens dat ze ook al in de fabriek werkte. Maar ja, er werkten wel meer kinderen van zeven jaar oud in zijn ploeg. Vandaag was ze er helaas niet, Jan had gehoord dat ze ziek thuis lag te hoesten. Zeker TBC, dat hoorde hij wel vaker.
Arbeiders als Jan hadden in deze tijd een zwaar leven. Ze moesten lang en hard werken. Jan moest elke dag 12 uur werken met slechts 30 minuten pauze. Hij verdiende heel weinig: € 1,64 per week! Dat is dus ongeveer € 0,02 per uur!) In de fabriek hadden de arbeiders weinig of niets te vertellen. De baas had alle macht. Je mocht hem niet zomaar aanspreken, en je mocht hem zeker niet tegenspreken. Anders stond je zo buiten de fabriek zonder baan. En geen werk betekende natuurlijk ook geen geld en geen eten! Je merkt dus wel dat werken in een fabriek erg zwaar was. De fabriekshal was smerig, er was altijd lawaai, en het stonk er bijna altijd. De machines in de fabriek waren ook niet altijd veilig, en er gebeurde regelmatig een ernstig ongeluk.
® TOF 2005
5 van16
De industriële revolutie
Arbeiders werden ook vaak ziek van de slechte werkomstandigheden en het harde werken. Bovendien woonden ze meestal in slechte huisjes. Maar goede wetten waren er in die tijd nog niet dus...als je niet kon werken, kreeg je ook geen loon! Uit deze tijd het volgende: "Het ging steeds slechter met mijn vader. De baas kreeg het in de gaten. Hij wilde mijn vader ontslaan. Maar toen zei hij: "Je mag blijven, maar dan moet je wel je kinderen meenemen". We waren thuis met z'n negenen. Kinderen verdienden niet veel geld. Het waren de goedkoopste arbeiders. "Dank u wel meneer", zei mijn vader. Zo kwam ik als jongetje van tien in de fabriek. Ik stond naast mijn vader. Hij leerde mij het vak." De steden werden steeds groter, steeds voller. Er waren niet genoeg woningen voor al die nieuwe inwoners. Hoe leefde een eenvoudig arbeidersgezin in de grote stad? In het begin was het vreselijk om in de stad te moeten wonen. Gezinnen woonden op zolders, in kelders of in schuren. Later kwamen er wijken voor arbeiders. Wijken ® TOF 2005
6 van16
De industriële revolutie
met goedkopen kleine woningen. Vaak zonder een eigen toilet of watervoorziening! Veel gezinnen die gewend waren aan de ruimte van het platteland, woonden nu in éénkamerwoningen. Een "bron" uit die tijd zegt het volgende: "Mijn vader huurde een woning. Het was in een klein straatje. Er was één kamer van 6 bij 4 meter, dat was alles. Aan de achterkant hadden we één klein raam. Dat keek uit op een blinde muur. Er kwam niet veel icht door. Daardoor was de kamer donker en vochtig. Er waren 2 bedsteden. In de ene sliepen mijn ouders en mijn broertje. In de andere sliep ik met mijn oudere broertje en mijn 2 zesjes. Een riolering was er niet, maar in de hoek van de kamer stond een ton." Arbeiders moeten natuurlijk ook betaald worden. Een fabrikant wilde alleen zoveel mogelijk geld verdienen. Kinderen kon hij voor veel minder geld laten werken. De mensen waren erg arm, en iedere cent was hard nodig om in leven te blijven. Daarom werden kinderen, soms zelf de allerkleinsten, vaak in een fabriek aan het werk gezet.
® TOF 2005
7 van16
De industriële revolutie
Dat werk was niet leuk, zwaar en vaak erg gevaarlijk. Er gebeurden veel ongelukken, en regelmatig kwamen kinderen hierbij om het leven. Er werd daarna meestal weinig of geen schadevergoeding uitgekeerd.
Ongelukken gebeurden bijna iedere dag. Uit een oud boek: "Mijn 8e verjaardag kwam in zicht. Ik voelde me trots, maar ook een beetje verdrietig. Als ik 8 jaar werd, moest ik werken. Helpen waar ik maar kon. Ik speelde na mijn verjaardag achter het huis. Ik hoor het mijn vader nog zeggen: "Schaam je je niet? Zo'n grote kerel en dan nog buitenspelen?" Toen dacht ik: Ik wou dat ik nog 3 jaar was!" Moeder moest het huishouden doen, zo hoorde dat in die tijd. Maar moeder werkte vaak ook in de fabriek. Ze had eigenlijk een dubbele taak! Op de fabriek kreeg ze wel minder betaald dan vader, want haar werk werd gezien als "bijverdienste". Vader zorgde immers voor het geld, en moeder voor de kinderen.
® TOF 2005
8 van16
De industriële revolutie
Moeder de vrouw met haar "bijverdiensten". Men noemde dat de "rolverdeling". Maar doordat moeders en kinderen veel goedkoper waren dan vaders, werden er steeds minder mannen aangenomen! Veel vaders werden werkeloos. Een moeder uit deze tijd schrijft het volgende: "Ik stond 's morgens om 4 uur op. Dan zorgde ik eerst voor het eten. De pan zette ik in het bed, dan bleef het eten warm. Daarna maakte ik de kinderen wakker. Ik kleedde ze aan en bracht ze naar mijn moeder, en ging naar de fabriek. Tussen de middag holde ik naar huis om snel de boel op te ruimen. 's Avonds kwam ik na 7 uur thuis van de fabriek. Ik haalde de kinderen weer op en maakte snel het eten warm. Daarna bracht ik de kinderen naar bed. Tot diep in de nacht moest ik wassen en verstellen, want de volgende dag moesten we weer dezelfde kleren aan." Elke dag moest er weer keihard gewerkt worden, tijd voor leuke dingen was er haast niet! Bovendien, wat konden ze eigenlijk nog doen in hun "vrije tijd"? De meeste mensen waren zo moe dat ze gewoon niets leuks meer konden doen.
® TOF 2005
9 van16
De industriële revolutie
En er was ook geen geld om leuke dingen te doen! Men probeerde een beetje uit te rusten, vooral op zondag. (Meestal de enige vrije dag in de week). Maar de woningen waren klein. Daarom zaten de meeste mensen voor hun huisje op straat. De kinderen deden spelletjes, vrouwen spraken elkaar bij de wasplaats.
® TOF 2005
10 van16
De industriële revolutie
En vader.... Hij zat vaak zijn ellende te verdrinken in de kroeg. Daar werd ook vaak zijn weekloon betaald. En als hij zijn geld uitgaf aan drank, had zijn gezin nog meer honger!
Arbeiders hadden eerst niets te vertellen in de fabriek. Ze moesten hard werken, hun "kop" dicht houden, en weinig verdienen. Was je daar niet tevreden mee, dan kon je weggaan drie anderen stonden te trappelen om de lege werkplek in te nemen. Toch wilden ze hun situatie verbeteren. In dit stukje lees je hoe ze dat probeerden. Veel arbeiders waren ontevreden. De werkdagen waren lang, het loon was laag en de fabriek was vaak smerig. Maar wat kon je hieraan doen? Je kon niet protesteren want dan werd je ontslagen! Maar zonder arbeiders kon een fabriek ook niet "draaien". Een fabrikant had zijn arbeiders wel nodig, anders verdiende hij geen cent. De ontevreden arbeiders kwamen bij elkaar en organiseerden vakbonden. Ze beloofden elkaar te helpen en bij ontslag elkaar een uitkering te geven. Steeds meer mensen werden lid van zulke vakbonden. Doordat ieder lid een klein bedrag per maand betaalde, konden deze vakbonden arbeiders werkelijk helpen. Een vakbond wilde meestal de situatie in een fabriek verbeteren. Ze gingen hierover met de fabrikant overleggen. Soms stemde de eigenaar van de fabriek toe. Hij verbeterde ® TOF 2005
11 van16
De industriële revolutie
een aantal zaken in de fabriek: betere veiligheid, kortere werktijden, langere pauzes, meer loon enz. Het overleg was dan gelukt. Soms lukte het overleg niet. De eigenaar wilde niet luisteren, hij was de baas en niemand anders! De vakbond riep dan een staking uit. Ze vroegen de arbeiders te stoppen met werken. "Als de baas niet wil luisteren, moet hij maar voelen", riepen ze. Tijdens zo'n staking kregen de arbeiders natuurlijk geen loon. Maar ze kregen wel een uitkering uit de stakingskas.
De fabrikanten waren natuurlijk niet echt blij met de vakbond. Ze waren jarenlang alleen de baas geweest, en nu zouden ze moeten luisteren naar hun arbeiders? Ze wilden geen vakbondsleden in de fabriek. Arbeiders die toch lid waren, probeerden ze snel te ontslaan. Een staking vonden de fabrikanten afschuwelijk: de fabriek stond stil en dus werd er geen winst gemaakt. Soms ontsloegen de fabrikanten de stakers en probeerden ze gewoon nieuwe arbeiders aan te nemen. Vaak lieten fabrikanten dan door de politie het terrein rond de fabriek "schoonvegen". Soms huurden de fabrikanten knokploegen in om de arbeiders te dwingen met hun staking te stoppen. Het was een spannende tijd. Ergens in Nederland stond een fabriek. Arbeiders verdienden daar ongeveer 2½ Euro per week. Op een dag kregen ze een vervelend bericht. De baas verdiende niet genoeg, dus hun loon moest omlaag naar 2 Euro per week. Natuurlijk vonden ze dat niet leuk. De vakbond riep een staking uit! Arbeiders gingen de straat op. Ze liepen naar het huis van de directeur en gooiden zijn ruiten in. Er werden verschillende protestliederen gezongen. De staking duurde 12 weken. Tenslotte besloot de directeur wat toe te ® TOF 2005
12 van16
De industriële revolutie
geven. Hij stelde een loon van 2 Euro 40 voor! De stakers hadden dus niet alles bereikt wat ze wilden hebben. Maar ze waren wel tevreden. Samen stonden ze sterk. Meer mensen gingen zich bemoeien met het lot van de arme arbeiders. De arbeiders wonen slecht, ze hebben niet genoeg te eten, ze worden snel ziek, etc. Hun leven moest verbeteren! Er werd een oproep gedaan om arbeiders meer geld te laten verdienen. Dan gaan ze ook meer geld uitgeven, dachten sommige mensen. En dan kopen ze ook spullen die in de fabrieken worden gemaakt. En dat is weer goed voor die fabrieken! Zo verdienen zij hun geld weer terug! De regering luisterde wel naar deze klachten, maar er gebeurde niets. Veel mensen uit de regering waren zelf fabrikant of hadden fabriekseigenaars als familie of als goede vriend. Ieder mens moet maar voor zichzelf zorgen, vond de regering toen. "Zo kan het echt niet langer gaan!" Sommige fabrikanten probeerden iets te doen aan de slechte leefomstandigheden van de arbeiders. Ze wilden de arbeiders helpen en lieten goede huizen bouwen voor hun werknemers. Zo ontstonden er soms hele dorpen naast een fabriek. Maar lang niet alle fabrikanten deden dat. Het bleef onrustig in ons land. In andere landen waren arbeiders in opstand gekomen en was er een revolutie uitgebroken. Zou dat in ons land ook gebeuren? Op verschillende plaatsen werden er politieke partijen opgericht. ® TOF 2005
13 van16
De industriële revolutie
In Nederland heb je de Eerste en Tweede Kamer. Het volk kiest de mensen in de Tweede Kamer, en de Tweede Kamer controleert of het land goed bestuurd wordt. Iedereen boven de 18 jaar mag nu stemmen. Vroeger was dat niet zo, toen mochten alleen mannen stemmen. En dan nog alleen maar als ze rijk waren. Dat betekende dat er natuurlijk bijna alleen maar rijke mensen, en mensen van de kerk in de Tweede Kamer zaten. De rijken hadden de macht en zij vonden ook dat dit maar zo moest blijven. Arme mensen hebben toch niet zoveel verstand, zij kunnen het land nooit goed besturen. Verschillende groeperingen gingen hiertegen protesteren. "Zo kan het echt niet langer gaan!" Dat vonden zelfs sommige leden van de Tweede Kamer. Sommigen kwamen voor de arbeiders op. Dat waren onder andere christenen. Het christendom zegt namelijk dat je voor de zwakkeren moet zorgen. Zij kwamen met voorstellen om wetten te maken. De ministers konden er niet langer onderuit. Er werden wetten gemaakt. Deze wetten verbeterden de situatie van arbeiders en kinderen een beetje. Bijvoorbeeld het "kinderwetje" van Van Houten. Hierin stonden allerlei regels voor het werken van kinderen in fabrieken. Maar veel arbeiders bleven toch ontevreden, ze wilden nog meer veranderingen. Daarom wilden ze zelf in de Tweede Kamer. Ze gingen samenwerken in politieke partijen. Natuurlijk waren veel rijke mensen hier niet blij mee. Vaak werden "de rooien" (een scheldwoord voor deze arbeiders) ook slecht behandeld in fabrieken en op bedrijven. Maar arbeiders mochten nog niet stemmen, dat mochten alleen rijke mannen. Zo konden ze nooit in de Tweede Kamer komen. Het was dus van belang dat er nieuwe wetten kwamen. Bijvoorbeeld een wet waarin stond dat iedereen mocht stemmen, zelfs de vrouwen!
® TOF 2005
14 van16
De industriële revolutie
"Zo kan het echt niet langer gaan!" Zelfs rijke mensen begonnen zich nu zorgen te maken. Misschien kwamen in Nederland de arbeiders ook in opstand. Er waren al arbeiders die dat wilden doen! Dit wilden de rijken koste wat kost voorkomen. Ze gingen snel met de kamerleden praten, en die deden voorstellen om wetten te maken. Sommige wetten kwamen er ook, zoals de "kinderwet van Van Houten", waarin stond dat kinderen beneden de 12 jaar niet in fabrieken mochten werken. Wetten die de situatie van mensen veranderen, noemen we sociale wetten. En deze wetten veranderden de leefsituatie van arme mensen een beetje. Helaas maar een beetje, want de wetten (zoals de kinderwet) werden bijna niet nageleefd. Pas in 1889 kwamen er een wet die ook goed gecontroleerd werd. Dat was de Arbeidswet, hierin stond opnieuw dat kinderen onder de 12 niet mochten werken. Maar ook dat deze kinderen gewoon naar school moesten gaan. Andere wetten die snel kwamen waren, de Ziektewet en de Ouderdomswet. Eerst mocht er in Nederland alleen door rijke mensen gestemd worden. Stemmen was te moeilijk voor het gewone volk, dachten de rijke mensen. De arbeiderspartij was het daar natuurlijk niet mee eens. Maar ook andere partijen wilden dat meer mensen mochten stemmen. Het werd een lange strijd met veel demonstraties. Maar uiteindelijk kregen ze het voor elkaar! Vanaf 1918 mochten alle mannen stemmen. Ze moesten alleen wel ouder zijn dan 23 jaar. Maar vrouwen hadden nog steeds niets te zeggen in de politiek. Terwijl op de hoogste post van Nederland een vrouw zat, de Koningin! Opnieuw werd er hevig gedemonstreerd, nu voor het stemrecht van vrouwen.
® TOF 2005
15 van16
De industriële revolutie
En vijf jaar later, in 1923, mochten eindelijk de vrouwen ook gaan stemmen. Vanaf dat moment is er in ons land een algemeen kiesrecht.
® TOF 2005
16 van16