EEN REVOLUTIE NAAR EIGEN-AARD TECHNISCHE ONTWIKKELING EN MAATSCHAPPELIJKE VERANDERING IN NEDERLAND
'
REDE, UITGESPROKEN BIJ DE AANVAARDING VAN HET AMBT VAN HOOGLERAAR IN DE GESCHIEDENIS VAN DE TECHNIEK AAN DE FACULTEIT DER WIJSBEGEERTE EN TECHNISCHE MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN VAN DE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT OP WOENSDAG 26SEPTEMBER1990 DOOR DR. IR. HARRY LINTSEN
..
-~i~i·
TUDelft Technische Universiteit Delft 1990
r
f
GEACHTE BESTUURDERS EN LEDEN VAN DE DELFTSE UNIVERSITAIRE GEMEENSCHAP, COLLEGA'S, FAMILIELEDEN, BEKENDEN, VRIENDINNEN EN VRIENDEN
ZEER GEWAARDEERDE TOEHOORDERS,
Vorig jaar verscheen een rapport van het Ingenieursbureau Berenschot met daarin de conclusie dat Nederland géén achterstand heeft op het gebied van robots en andere flexibele produktiesystemen 1. Dat mag een opmerkelijke conclusie heten, want slechts enkele jaren daarvoor ontstond opschudding onder ingenieurs, ondernemers en bestuurders over een dreigende verzwakking van onze concurrentiekracht. Nederland leek de aansluiting te missen wat betreft de toepassing van robots en zou door zijn technische achterlijkheid ten onder kunnen gaan in de verscherpte internationale concurrentie. Illustratief vond men het faillissement in 1982 van één van de twee robotfabrieken die Nederland toen rijk was. De ondernemer die het failliete bedrijf overnam bleef echter optimistisch.
"Immers'~
zo merkte hij op, "robots nemen géén vakan-
tie, doen graag eentonig werk, roken en drinken niet en kijken ook
..
2
niet nadrukkelijk de koffiejuffrouw na". ,- Toch zijn het niet deze deugden geweest, die in de tussenliggende jaren de achterstand zouden hebben weggewerkt. Het eigenaardige is namelijk dat Nederland relatief gezien (bijvoorbeeld het aantal opgestelde robots per honderdduizend inwoners) nog steeds achter loopt ten opzichte van andere Europese landen. Dit lijkt strijdig met de eerdere conclusie, maar - zo stellen de onderzoekers van Berenschot dat is slechts schijn. Nederland heeft door zijn specifieke industriële structuur minder behoefte aan robots. Deze vinden wij vooral in
..
i
...
de automobiel- en machineindustrie, terwijl die bedrijfstakken in
Zweden
Nederland relatief klein zijn (zie figuur 1). Daarentegen zijn sectoren zoals chemie en voedingsmiddelen sterk ontwikkeld. Zij
7
8
/
•'
13
maken echter beperkt gebruik van flexibele automatiseringssystemen. Ook de bedrijfsgrootte die in Nederland gemiddeld kleiner is dan in de andere onderzochte landen speelt een rol.
'° Het is niet
de eerste keer dat men in Nederland klaagde over de bijna onver-
~
1
Automobielindustrie
Overig
1
Machineindustrie 1
mijdelijke technische achterstand van ons land. Zelfkwelling en zelfbeklag zijn de Nederlanders de laatste twee eeuwen niet
1
vreemd. In het begin van de 19e eeuw was niet de robot maar de 1 1 1
stoommachine aanleiding tot een nationale treurzang. Stoom werd
Figuur 1 Aantal robots per 100.000 inwoners naar sector (1986).
beschouwd als het symbool van de industriële revolutie. Deze techniek was in Engeland in de 18e eeuw tot ontwikkeling gekoNederland
men en aldaar op ruime schaal toegepast. België volgde als eerste op het continent. Nederland bleef echter tot het midden van de
Belgie (1851)
19e eeuw (relatief en absoluut) ver achter, zoals een vergelijking met België laat zien. Tijdgenoten, zoals de ingenieur F. W. Conrad,
1,5
zochten de oorzaak in een bijzonder kenmerk van ons nationaal
1,2
7,0
1,7
3
karakter namelijk "een onwrikbare gehechtheid aan het oude"
•
Toch is een groot deel van de achterstand ook in dit geval eenvou-
..
4
1
1
Overige
Textiel
dig te verklaren • België beschikte, in tegenstelling tot Nederland,
1 1
over rijke ertsen in haar bodem en gebruikte meer dan de helft van
l
2). Bovendien was een deel van de stoommachines in de metaalin0,1
1
0,3 0,3 0,7 Figuur 2 Het vermogen in stoommachines naar industriële sector. (In Pk per 1000 inwoners)
vervaardigen, te onderhouden en te repareren. Voor de verschillen in de textiel en andere industriële sectoren ligt de oorzaak iets gecompliceerder. Het blijkt dat in Nederland de traditionele pro-
Mijnbouw 1
haar industriële stoomvermogen om deze te ontginnen (zie figuur dustrie nodig om de (stoom-)machinerieën voor de mijnbouw te
1
Metaal
Nederland (1850)
duktiewijze nog in vele gevallen goedkoper was dan de nieuwe 7
6
.., -"·
produktiewijze met stoom.
'° Wat kunnen wij uit deze voorbeelden
leren? Allereerst, pas op met statistieken en vooral met ingenieurs
AANGEPASTE TECHNIEK EN HET BEDRUKKEN VAN KATOENEN STOFFEN
die statistieken interpreteren. Een eenvoudige technologie-indicator zoals het aantal robots of het opgesteld stoomvermogen is een uiterst gevaarlijke maatstaf voor het technisch peil en potentieel van een land.
'° Op de tweede plaats: al hoeft er dan geen sprake te
zijn van achterlijkheid en conservatisme, het feit blijft dat er grote
IK WIL BEGINNEN MET EROP TE WIJZEN DAT VERSCHILLEN IN TECH-
verschillen bestaan in technische ontwikkeling tussen verschillende
NISCHE ONTWIKKELING TUSSEN LANDEN ZICH NIET ALLEEN BEPER-
landen. Over deze verschillen wil ik het met u hebben. Wat zijn de
ken tot verschillen in tempo (dat wil zeggen de snelheid waarmee
oorzaken ervan? Wat vertellen deze verschillen ons over de maat-
een technische vernieuwing zich verspreidt), maar eveneens
schappelijke struktuur en intenties? En ook: wat voor betekenis
betrekking hebben op de aard van de techniek. Dit aspect is fraai te
hebben de verschillen voor de toekomst van een land? Is het zo
illustreren met de mechanisering van het katoendrukken in Neder-
-als wij Minister Andriessen van Economische Zaken volgens een
land, een thema dat uitvoerig in onze onderzoeksgroep door Ver-
recent rapport mogen geloven - dat Nederland een alpha- en
hang is onderzocht6 • Het bedrukken van katoenen stoffen gebeur-
gamma-natie is met een afkeer van techniek en dat wij daarom
de van oudsher met de hand (illustratie 1). Hierbij gebruikte men
5
naar een aktief technologiebeleid toe moeten? U zult begrijpen dat het - gezien mijn vakgebied - allereerst om een historische beschouwing gaat. Ik zal daarbij Nederland centraal plaatsen. Niet alleen omdat deze rede op Nederlandse bodem wordt uitgesproken, maar ook omdat ons land een bijzonder interessant geval
•.
blijkt te zijn .
Illustratie 1: Het bedrukken van katoen met houten stempels, circa 1850. (Bron: Tomkinson 's cyclopaedia of useful arts, 1853, deel II, p. 278) 9
8
,;··.
J
...
houten blokken, waarop een motief was uitgestoken. ,- Aan het eind van de 18e eeuw werd in Engeland de rouleaudruk uitgevonden, waarmee de mechanisering in de katoendrukkerij startte. De rouleau was een drukmachine met koperen rollen waarin een dessin was gegraveerd (illustratie 2). In tegenstelling tot de handdruk kon hiermee continu gedrukt worden. Hoewel nog een groot aantal technische problemen moest worden opgelost, begon de rouleau in Engeland in de 19e eeuw aan een indrukwekkende opmars. In 1840 stonden er al 800 van dergelijke machines voor 2 à 3 kleurendruk. Hoewel dit aantal in 1900 slechts was opgelopen tot 1000, waren het toen machines, waarmee men 12, 16, ja zelfs 20 kleuren tegelijk kon drukken. Alles werd mechanisch gedrukt en de handdruk werd in Engeland volledig verdrongen.,- De ontwikkeling in Nederland stak daar schril tegen af: zes rouleaux in 1840, 27 rond de eeuwwisseling. Wij weten inmiddels dat dergelijke cijfers geen achterlijkheid van Nederland behoeven in te houden. De Nederlandse katoendrukkerij was als bedrijfstak een dwerg vergeleken met die van Engeland. Belangrijker voor ons verhaal is echter dat de handdruk in ons land als een van de weinige landen in Europa nog springlevend was. Hand- en rouleaudruk bleken broe•..
derlijk naast elkaar te kunnen bestaan, ja zelfs binnen één en dezelfde katoendrukkerij. Deze typische combinatie hing samen met de m~rkt waarvoor Nederla~d produceerde. Een belangrijk deel van de produkten vond zijn weg naar Nederlands-Indië. Dit was een markt met een verscheidenheid aan produkten, die varieerden in dessins, afmetingen en gebruik. Ieder produkt had een beperkt afzetgebied. De rouleau was hiervoor volstrekt ongeschikt. Deze werd :ingezet voor de massaproduktie van goedkope stoffen, aanvankelijk met eenvoudige, later ook voor meer inge-
Illustratie 2: Een cylinderdrukmachine of Rouleau, circa 1850. (Bron: Tomkinson 's cyclopaedia of useful arts, 1853, deel II, p. 278)
11
10
... j
wikkelde patronen. ! Toch trachtten Nederlandse katoendrukkers ook de produktie voor de koloniale markt te mechaniseren. Zij
PERROTINE
zochten de oplossing echter in eerste instantie in het verder ontwikkelen van de zogenaamde Perrotine. Dit was een machine, in 1834 uitgevonden door de Fransman Perrot, die het handdrukken nabootste. Een houten blok met motief werd, net zoals bij het drukken met de hand, eerst op een chassis met kleurstof en vervolgens op het doek gedrukt.! Op het Europese vasteland ontwikkelde de Perrotine zich rond 1850 tot een machine zoals schematisch afgebeeld in illustratie 3. De Perrotine werd in Nederland ingezet bij de produktie van imitatie-batiks. De aanpassing van de machine aan dit koloniaal produkt door een Nederlands katoendrukker leidde tot een andere machine, die toepasselijk de "Javanaise" werd genoemd (illustratie 3). De constructie verschilde ondermeer vanwege het gebruik van veel bredere drukblokken in verband met de vraag naar grote motieven op de indische markt. Een ander opmerkelijk verschil is niet op de illustratie te zien, maar betreft de drukpap. Deze bestond onder andere uit warme vloeibare hars. Dit
JAVANAISE
was noodzakelijk om batiks zo getrouw mogelijk te imiteren. Andere bewerkingen zorgden voor het grillige patroon van adertjes dat zo karakteristiek is voor batiks. Het was zelfs noodzakelijk
•..
om de imitaties van een bepaalde geur te voorzien. Een handelsagent merkte in 1849 op dat "de echt gebatikte een geur aan zich (hebben), die alhoewel voor de Europeaan onaangenaam, den Inlander zeer goed bevalt.." Indien die geur aan te brengen was"" zouden ze (de imitatie-batiks) oneindig meer waarde hebben." 7• Uiteindelijk lukte het de Nederlandse katoendrukkers ook de specifieke geur te imrteren. ! Over al deze details maakten de techniekhistorici zich t~ot voor kort niet druk. Zij richtten iich vooral
Illustratie 3: Vereenvoudigde en schematische voorstelling van een Perrotine en de Javanaise, circa 1850. De drukblokken zijn gearceerd.
i
,1
12
13
op het front van de technische ontwikkeling en op de koplopers, dat wil zeggen op die beschavingen en landen waar de techniek in
DE NEDERLANDSE DELTA EN DE STEENVORMMACHINE
een zeker tijdvak het verst was voortgeschreden. De "achterblijvers" en de "volgers" werden minder interessant gevonden. Deze landen kopieerden slechts wat elders gebeurde en figureerden in het spannende spel van de pioniers. Wanneer wij echter de fascinatie voor de pioniers en van de speerpunten in de techniek hebben
TOT DE FACTOREN DIE INGRIJPEND DE AARD VAN DE TECHNIEK IN
overwonnen, opent zich een geheel nieuw schouwspel, namelijk
EEN LAND BEPALEN BEHOREN DE GEOGRAFISCHE SITUATIE EN DE
dat van de uiteenlopende wijze waarop mensen op deze wereld
klimatologische omstandigheden. Nederland heeft niet voor niets
zich met de technische mogelijkheden uiteenzetten. '" De versprei-
een vermaardheid in drooglegging, polderbemaling, dijkaanleg en
ding van nieuwe technieken in ruimte en tijd is een zeer interes-
bouw van zeeweringen. Ook blijft ons land onverbrekelijk verbon-
sant verschijnsel. In de techniek bestaat altijd een spanning tussen
den met windmolens, zelfs nu men ze nog sporadisch tegenkomt.
hetgeen in principe mogelijk is en in praktijk haalbaar of gewenst.
Dat ons land zijn eigen bijdrage aan de molenbouw leverde, ver-
Deze spanning behoort tot het wezen van de techniek en vormt de
raadt het bestaan van de "Hollandse windmolen" als een afzonder-
grondslag van karakteristieke regionale en nationale verschillen in
lijk type uit de geschiedenis van de molentechniek. 8 Hoewel civiele
de technische ontwikkeling. De techniek moet zich immers aan-
techniek en molentechniek eruit springen, beïnvloeden bodem en
passen aan specifieke situaties, lokale omstandigheden en heersen-
weer nog tal van andere technische ontwikkelingen in ons land.
de gewoonten. De vraag is nu: welke aspecten zijn hierbij van
Nemen wij als voorbeeld het vervaardigen van bakstenen. '"Eeu-
belang en hoe voltrekt zich dit aanpassingsproces? Keren wij terug
wenlang was dat een modderig gebeuren, waarbij de mens met
naar Nederland.
handen en voeten in het leem of de klei stond te wroeten (illustra-
..
tie 4). De mechanisering in deze bedrijfstak ving in het buitenland aan rond het midden van de vorige eeuw. In Nederland verliep het proces moeizamer en trager dan in Duitsland en Engeland. Nog tot ver in deze eeuw zal het vormen van de baksteen met de hand in ons land naast nieuwe methoden blijven voortbestaan. Uit het onderzoek van Janssen blijkt dat een belangrijke oorzaak ligt in de eigenschappen van de Nederlandse klei9. '"Een van de typen kleivormmachines was de strengpers. Deze dreef een kleistreng van bepaalde dikte uit, waarna bakstenen op maat werden gesneden 14
15
/
Illustratie 4: Het vormen van bakstenen met de hand. Op de voorgrond de handvormer, twee afdragers slaan de eensteensvormen neer op de baan. De gedroogde stenen worden opgezet op hagen (links). (Bron: L. Fiquier, Les merveilles de ['industrie, I, Paris 1879, fig. 252)
Illustratie 5: Een door stoom aangedreven wormwiel-strengpers van C. Schlickeysen te Rosslau a!d Elbe 1858. (Bron: R. Panzer und R. Galke, Oldenbourgs Technische Handbibliotheke, p. 20). ·
variëteit in een klein gebied. De machine van Aberson (zie illustra(zie illustratie 5). Dit type machine was echter alleen geschikt voor
tie 6) bezat nu de eigenschap de pers snel en doeltreffend in te stel-
kleisoorten met relatief weinig water, maar niet te gebruiken bij
len op de kleisoort. Wanneer een van de vormen bleef steken of
het "natte" vormen met slappe klei zoals men die in Nederland
teveel weerstand ondervond werd de excentriek van het draaisys-
voornamelijk vond. Een ander type machine - de zogenaamde
teem omhoog getild zodat de machine "loos draaide" 10 • De bedie-
vormbakpers - was wel in principe bruikbaar (illustratie 6). De klei
ner kon nu de doorgangsruimte voor de vorm vergroten, waarna
werd in de bovenzijde van een kuip gestort. Een lege vorm voor
het machinaal vormen weer op gang kon worden gebracht. Verder
vijf of meer stenen werd ingebracht, volgeperst met klei en daarna
plaatste Aberson het gehele mechaniek op enige afstand van de
uitgestoten. De machines voldeden echter in hun oorspronkelijke
kuip. De klei kwam daardoor minder gemakkelijk tussen de
vorm niet in Nederland.
~Het
was de Nederlandse smid Aberson
mechanische onderdelen terecht en de machine was bovendien
die, uitgaande van de Canadese vormbakpers, er in de jaren zestig
door de arbeiders eenvoudiger te onderhouden en te repareren.
van de 19e eeuw in slaagde een pers te ontwikkelen geschikt voor
De "Aberson-pers" werd een groot succes en kon zich meten met
de Nederlandse situatie. De Nederlandse klei kenmerkt zich, in
_de in het buitenland vervaardigde constructies. ~ In de geest van
tegenstelling tot vele plaatsen in het buitenland, door- een grote
dit voorbeeld zouden wij kunnen stellen: techniek is zo kneedbaar
16
17
als klei. Daarmee bedoelen wij dat afzonderlijke technieken weliswaar gebaseerd zijn op dezelfde grondprincipes en wetmatigheden, maar dat zij desondanks zeer verschillende vormen kunnen ,!'
aannemen. Hoewel wij spreken over ''de" steenvormmachine, "de"
',
;·::!
katoendrukmachine, "de" stóo~machine en "de" robot, ontwikkelen zich afhankelijk van omstandigheden en behoeften uiteenlopende typen steenvormmachines, katoendrukmachines, stoommachines en robots. "De" techniek bestaat niet.
'° In de techniekge-
schiedenis is dit aspect schromelijk verwaarloosd. De ontwikkeling en verspreiding van de techniek roept daardoor al snel het beeld op van een gelijkmatig uitlopende zwarte inktvlek, een proces dat zich uniform en autonoom voltrekt. Het gebrek aan interesse in de technische details vormt zodoende de grondslag van een onvruchtbare cultuur-filosofische kritiek op "de" techniek, waaraan de mens gedoemd is zich te onderwerpen. Ik kom daar verder in mijn
'°
betoog nog op terug. De techniek komt in de praktijk tot ons in een rijke variëteit van klassieke en nieuwe technieken en combinaties daartussen. Het technisch vermogen van een land is niet zozeer af te lezen aan zijn spectaculaire of geavanceerde technische prestaties, maar aan zijn veelzijdigheid op technisch gebied. Die veelzijdigheid ontwikkelt zich voor een deel binnen een nationaal raamwerk en kent zijn eigenaardigheden en niet-uitwisselbare eigenschappen. Voor Nederland hebben wij reeds gesproken over de invloed van de koloniale markt, de vaderlandse bodem en het winderige klimaat. Interessant is het om te ontdekken dat ook de Nederlandse traditie en cultuur van groot belang zijn. Illustratie 6: De Canadese vormbakpers (boven) en de Aberson-vormbakpers (onder), beide circa 1870. In het transportsysteem van de vormen van de Abersonpers was een beveiliging ingebouwd om schade tijdens het persen te voorkomen. Wanneer een van de vormen bleef steken werd de excentriek (aangegeven met zwarte pijl) omhooggeti~d zodat de machine "loos draaide". ··
~
19
18
/'
...
HANDEL EN TECHNIEK.
sende problemen en brachten enkele fabrieken in ernstige moeilijkheden. Desondanks werd de introductie van deze nieuwe tak een succes, mede door een gelukkige samenwerking tussen kooplieden en machinefabrikanten, han9.elskapitaal en industrieel kapitaal, zakentalent en technische ,deskundigheid. De opkomst van de bietsuikerindustrie toont een enthousiasme onder kapitaalbezitters
NEDERLAND IS EEN LAND MET EEN HANDELSTRADITIE, DIE TERUG-
en handelslieden voor een risicovolle innovatie en de bereidheid
GAAT TOT IN DE GOUDEN EEUW. ÜNS LAND IS VOLGENS VELEN NIET
om daarbij buitenlands én Nederlands technisch talent in te scha-
primair een industriële, maar een handelsnatie en daardoor min-
kelen. In andere sectoren zoals de spoorwegen en de garancine-
der georiënteerd op techniek. Het zet zijn intellectuele talent liever
industrie zien wij een soortgelijk beeld. ,- De invloed van handel
in op handel, bankwezen en dienstverlening. Techniek is een pro-
en kapitaal gaat echter verder. De historisch gegroeide verhoudin-
dukt dat je koopt, eventueel nabouwt en verhandelt, maar niet pri-
gen in een sector die voor de internationale markt produceert en
mair ontwikkelt. Met name werktuigbouwkundige ingenieurs her-
handel drijft, bepalen mede de aard van het innovatieproces in
kennen zich hierin vanwege de traditioneel zwakke machinebouw
Nederland. De onderzoekers Schot en Homburg hebben dat helder
van ons land. Het recente onderzoek van Van Hooff naar de
geïllustreerd aan de veranderingen in de meekrapindustrie in de
geschiedenis van de Nederlandse machinenijverheid bevestigt in
eerste helft van de vorige eeuw. I3
een aantal opzichten dit beeld.II Toch vereist een dergelijk zelfbeeld met welhaast mythologische karaktertrekken op z'n minst enige nuancering. ,- In plaats van de tegenstelling tussen enerzijds handel en kapitaal en anderzijds industrie en techniek te benadrukken, ".
kan men ook zoeken naar die gebeurtenissen, waarin een succesvolle coalitie tot stand komt en deze zijn er meer dan incidenteel. Bakker heeft in zijn proefschrift laten zien hoe in Nederland na 1858 de bietsuikerindustrie ontstond.I 2 Binnen 15 jaar werden er in Nederland 33 van dergelijke fabrieken opgericht met een totale waarde van circa f 7.000.000,-- een voor die tijd enorm bedrag. En toch ging het om
~en
geheel nieuwe bedrijfstak en bovendien om
een van de weinige grootschalige procesindustrieën in ons land. De planning, organisatie en techniek zorgden voor diverse verras20
21
...
INNOVATIES IN DE MEEKRAP INDUSTRIE
MEEKRAP WAS EEN LANDBOUWPRODUKT, WAARVJ\N DE WORTEL EEN PRACHTIGE RODE KLEURSTOF OPLEVERDE VOOR HET VERVEN
van textiel en leer. Nederland had door de eeuwen heen een vooraanstaande positie in de meekrapproduktie en -handel opgebouwd. De handel speelde zich vooral af op de stapelmarkt in Rot-
Illustratie 7: Een Meestoof in Zeeland, eerste helft 19 e eeuw.
terdam. De produktie concentreerde zich met name in Zeeland. De faam en positie van de Nederlandse meekrapindustrie kwamen
eenzelfde kwaliteit (illustratie 8). De Franse fabrikanten verkoch-
aan het begin van de l 9e eeuw in het geding door concurrentie uit
ten hun meekrap direkt aan een ververij en drukkerij, zodat een
Frankrijk. Twee produktiemethoden stonden in deze periode
stapelmarkt in hun geval overbodig was. De rol van de Franse
tegenover elkaar: de massaproduktie in Frankrijk en de kleinscha-
landbouwers beperkte zich tot het telen van de wortels. Zij kwa-
lige produktie in Nederland.
men in het verdere spel niet voor.
'° De Franse produktiemethoden
van de meekrapwortel tot de rode kleurstof plaats in de meestoof
vormden een ernstig gevaar voor de Nederlandse meekrapnijver-
'° Deze was meestal het gemeenschappelijke bezit
heid, daar de textielververijen en -drukkerijen steeds meer vroegen
van een aantal landbouwers. Wat opvalt is de langgerekte vorm
om grote hoeveelheden kleurstof van een uniforme kwaliteit. De
van de meestoof. Dit kwam omdat in het middendeel iedere land-
introductie van de meekrapfabriek werd in Nederland herhaalde-
bouwer over een ruimte beschikte waarin hij zijn partijtje meekrap
lijk gepoogd maar verliep uiterst moeizaam. Allereerst maakte de
kon opslaan (zie voor een schematische weergave van een
Nederlandse wetgeving dit onmogelijk. Steden, provincies en uit-
meestoof: illustratie 8). De meekrap bleef tijdens het bereiden zijn
eindelijk de Nederlandse staat hadden tal van wetten om de naam
eigendom, had zijn eigen kwaliteit en werd afzonderlijk verkocht
van de Nederlandse meekrap te waarborgen. De wet verbood bij-
aan een stapelhandelaar. Deze legde grote en gevarieerde voorra-
voorbeeld het mengen van verschillende soorten kwaliteit. Het
den aan en verko~ht de meekrap door aan ververijen en drukkerij-
creëren van een uniform massa-produkt zoals in Frankrijk en het
'° In Frankrijk geschiedde de produktie in fabrieken, die grote
oprichten van een fabriek was daardoor onmogelijk. Maar zelfs
hoeveelheden wortels verwerkten tot een homogeen produkt van
toen de wet in 1850 werd afgeschaft was de weg naar massa-fabri-
22
23
(illustratie 7). ...
'° In Nederland vond de verwerking
en.
cage nog niet vrij. '°Van het begin af aan hadden landbouwers en
MEESTOOF
stapelhandelaren zich verzet tegen de meekrapfabriek. De land-
)
bouwers wilden hun historisch gegroeide zelfstandigheid in de verwerking niet verliezen. Voor dehand~laren was de positie van de D D D D D D D D D D
stapelmarkt in het geding. Béide groepen hadden gepleit voor verscherping van de wetgeving en een stringentere controle. De landSTAMPHUIS MET ROSMOLEN
DROOGTOREN KOUDE STOOF
bouwers hadden bovendien het initiatief genomen tot verschillende
innovaties
binnen
de
bestaande
structuren
om
hun
concurrentiepositie te versterken. '° Uiteindelijk kozen ook landbouwers en handelaren voor de mogelijkheid tot massa-fabricage, maar de oplossing die zij vonden was van een andere aard dan in Frankrijk en resulteerde in een unieke produktie-structuur. De landbouwers bleven zelfstandig hun wortels verwerken in meestoven. Echter niet tot meekrap als eindprodukt voor de stapelmarkt,
MEEFABRIEK
maar tot een meekrappreparaat dat de grondstof vormde voor de garancinefabrieken. In de garancinefabrieken - veelal opgericht door handelaren - werd dit preparaat via een chemisch proces verwerkt tot garancine die een sterker kleurende werking bezat dan het klassieke meekrappoeder. 14 Tegen de fabriekmatige bereiding DROOGTOREN
WATERRAD
MAALINRICHTING
van garancine verzetten de landbouwers zich niet; hun zelfstandige positie bleef verzekerd. '° Nederland volgt haar eigen wegen in de technische ontwikkeling. In het laatste voorbeeld zijn het de eigendomsverhoudingen en de verhoudingen in de bedrijfskolom die de technische vernieuwingen mede vorm geven. In de aard van de techniek weerspiegelt zich de maatschappij of anders geformuleerd, techniek is een stukje gestolde maatschappelijke structuur en Illustratie 8: Een vereenvoudigde en schematisch~. v~orstelling va'! een f'.!ees~oof en een Meefabriek, eerste helft 19' eeuw. Opmerkel!Jk 1s dat de fab:1ek_ kleiner is dan de Meestoof Hij heeft' wel twee verdiepi_ngen: een grote maalll:mchting op de benedenverdieping en de opslag, het builen en andere bewerkingen op_de bovenverdieping. 24
cultuur. De techniek in Nederland verkrijgt zo haar eigen aard. Wij hebben die eigen aard ontdekt in machines en produkten maar ook in de daarmee verbonden sociaal-culturele, juridische en eco-
25
nomische elementen. Dit brengt ons ertoe om het begrip "technische stijl" te introduceren. Een technische stijl bestaat uit de com-
EEN NEDERLANDSE TECHNISCHE STIJL
binatie van verschillende technieken, de dimensionering van materialen, het gebruik van energie, de organisatie van mensen en machines en de betrekkingen met de omgeving. EEN AANTAL TECHNIEKHISTORICI HOUDT ZICH DE LAATSTE JAREN BEZIG
MET HET ONDERZOEK NAAR REGIONALE OF NATIONALE
karakteristieken, stijlen en culturen in de techniekbeoefening. 15 Zo spreekt men van een Franse technische cultuur, een Duitse stijl in de technische ontwikkeling en het Amerikaanse systeem van produceren.16 Laat ik een poging wagen om een Nederlandse technische stijl te omschrijven of althans om enkele karakteristieke uitdrukkingswijzen in ons technisch-maatschappelijk handelen en denken in de laatste twee eeuwen te benoemen. 17 ~ Daaraan vooraf gaat een karakterisering van de uitgangspositie aan het begin van de industrialisatie van ons land. Kort en krachtig luidt die 18 : Een winderig land liggend in de monding van drie grote rivieren, gedeeltelijk onder de zeespiegel en op een kruispunt van waterwegen en scheepvaartroutes. Een landbouwsector die in de kustprovincies is gespecialiseerd en op de markt is gericht. Een handelskapitalistische economie afhankelijk van externe afzetmarkten en buitenlandse grondstoffen, werkend met overvloedig aanwezig handelskapitaal, een uitgebreide dienstensector en een omvangrijk koloniaal bezit. En tenslotte: een grote spreiding van macht in de politiek en het vrijwel ontbreken van grootgrondbezit en van machtsconcentraties in handel en nijverheid.
~Ik
zal mij beperken
Jot drie stijl-elementen die mijns inziens in eerste instantie opgaan voor de 19e eeuw. 19 ~ Een eerste element in de technisch-maat-
it 111
27
26
\
\!';,[L,,l__~~--~~~---~-~..,,.....,,,.,.,,,,,.........,,.. . . ._"'" ', . . ," " '-l !l ! l !l ! l !l !Jl!t! l !l!l! !l!l ! l l! !9!l l! l l l!l l l!l ftl l'~'l• • •1 J1• •!1 1!1 ! ! 1 1_1 ! 1 1 1! ! 1 l [!l i! l! l! !l l l! l l !l '! l l l l!l ! !'!P!" '" " "~- ;,r- - -:- - - -:-• !
..
schappelijke ontwikkeling is de geringe specialisatie in de econo-
stoommachine in de omringende landen steeg, daalde die in de
mie en de veelzijdigheid in de toegepaste technieken. Nederland
Nederlandse industrie. ,- Mijns inziens vinden wij deze drie ele-
legt zich, in tegenstelling tot diverse landen, niet toe op bepaalde
menten tot op de dag van vandaag terug in de Nederlandse tech-
bedrijfstakken en de daarmee verbonden technische disciplines
niek en economie. Illustratief is de nog steeds belangrijke positie
(met uitzondering van de waterstaatszorg en de civiele techniek).
van het midden- en kleinbedrijf. Massa-produktie, grootindustrie,
De modernisering voltrekt zich op een breed front - landbouw,
grootschalige techniek en multi-nationale ondernemingen zijn
diensten en industrie - door middel van een select.ieve acceptatie
echter in deze eeuw ook tot ontwikkeling gekomen. Een interes-
en een creatieve aanpassing van buitenlandse technische vernieu-
sante vraag is hoe beide typen technieken en produktiewijzen zich
wingen. ,- Een tweede element is de kleinschalige produktiewijze,
met elkaar verhouden: Is er sprake van een tweeslachtige economie
die een breed scala produkten voortbrengt om te voorzien in de
óf is het grootbedrijflangzaam voortgekomen uit en nauw verbon-
sterk uiteenlopende en wisselende behoeften op de binnenlandse,
den met het kleinbedrijf? Welke invloed heeft de opkomst van
buitenlandse en koloniale markt, waarbij een flexibel gebruik
grootschalige technieken gehad op de technische infrastruktuur
wordt gemaakt van klassieke en moderne technieken. 20 Het klein-
van ons land? Ik zal hier niet verder op ingaan. ,- Het zoeken naar
bedrijf slaagt erin met produkt- en procesinnovaties zijn produktie
technische stijlen is vanuit verschillende oogpunten van belang.
kwalitatief en kwantitatief te verbeteren en daarmee zijn dominan-
Vanuit economisch oogpunt is "technische stijl" een interessant
te positie gedurende de gehele 19e eeuw te behouden. Massa-pro-
gegeven, daar het de concurrentie-kracht van een land in de inter-
duktie en sterk gespecialiseerde produktiemachines ontbreken
nationale verhoudingen mede bepaalt. De nationale eigenaardig-
vrijwel. Het grootbedrijf komt sporadisch voor en zelfs in die
heden bij de voortbrenging van goederen en diensten kan een land
gevallen is regelmatig sprake van een geheel van kleinschalige pro-
competitieve voordelen geven. Een nationale technische stijl wordt
duktie-eenheden. ,- Een derde element betreft de kleinschalige
ook niet afgevlakt door het toenemende internationale karakter
energietechniek. Nederland bleef gedurende de 19e eeuw gebruik
van de techniek, de internationalisering van de handel en produk-
maken van windmolens nauw verbonden met het kleinbedrijf.
tie of zoiets als de eenwording van Europa. Integendeel, de natio-
Daarnaast nam het aantal stoommachines stormachtig toe. De
nale en regionale stijlen zullen door deze ontwikkelingen juist
stoommachine is in de geschiedschrijving verbonden met groot-
belangrijker en versterkt worden. ,- Dergelijke overwegingen zijn
schalige produktie en grootindustrie. Nederland paste de stoom-
mijns inziens ook relevant voor de discussies over een technologie-
techniek echter in geheel eigen stijl toe, namelijk als was het een
beleid. Een technologiebeleid dat het kopieëren van buitenlandse
windmolentechniek. Kleine stoommachines werden in vele
technische ontwikkelingen als uitgangspunt kiest en geen rekening
bedrijfstakken ingezet voor de kleinschalige produktie. Terwijl in
houdt met de eigen aard van de technologie in Nederland, lijkt mij
de tweede helft va,n de l 9e eeuw het gemiddelde vermogen van de
gedoemd te falen. Het rapport van Berenschot over Robots dat ik
28
29
/·,
...
1
'
1
ële bourgeoisie. Nieuwe technieken, concentratie van kapitaal en
passing van robots) te maken hebben met de visies per land op
arbeid, de opkomst van de fabriek, grootschalige produktie en
flexibele technologie, het omgaan met deze technologie en met
grootindustrie, hadden de maatschappelijke orde in Engeland
verschillen in industriële structuur, industriële traditie en sociale
ingrijpend veranderd. Een verpauperde arbeidersklasse werkte
situatie". Het zou een van de taken van een technologiebeleid moe-
voor lage lonen onder erbarmelijke omstandigheden en leefde in
ten zijn om eigen technologische ontwikkelingspatronen te identi-
de sloppenwijken van de groeiende steden. In schril contrast daar-
ficeren en mede vorm te geven. ,- Vanuit maatschappelijk stand-
mee stond de luxe van de "nouveau riche" -burgerij, verworven
punt is het idee dat een technisch systeem tal van vormen kan aan-
door de uitbuiting en de onderdrukking van de arbeiders. Het is
nemen eveneens van wezenlijk belang. Immers, het staat haaks op
deze scherpe en trieste tegenstelling tussen kapitaal en arbeid die
een deterministische visie van de techniek dat wil zeggen, op een
tot het· standaardbeeld van de industriële revolutie behoort en
visie dat de technische ontwikkeling vooral het resultaat is van een
waarmee ook de techniek is besmet. ,- Nederland liet zien dat het
interne in de techniek opgesloten dynamiek en dat zij de maat-
ook anders kon, zelfs onder kapitalistische produktieverhoudin-
schappij eenzijdig doordringt en bepaalt. Dit is een fatalistische en
gen. Ons land ging in de tweede helft van de 19e eeuw over op de
uitermate gevaarlijke visie op de techniek. Fatalistisch, daar zij de
stoomtechniek en moderniseerde op een breed front. Het deed dat
mens het uitzicht ontneemt op beïnvloeding van de techniek.
in geheel eigen stijl, zoals wij zagen. Kleine stoommachines en
il'
Gevaarlijk daar zij een apatische ·grondhouding met zich mee-
andere arbeidsvervangende machines werden in vele bedrijfstak-
brengt, terwijl alertheid meer dan ooit geboden is. ,- Het bestaan
ken ingezet in de kleinschalige produktie. Het fabriekssysteem
i:;
van technische stijlen geeft een geheel ander perspectief aan de
kwam in de vorige eeuw maar beperkt tot ontwikkeling, de
relatie tussen de technische ontwikkeling en de maatschappelijke
ambachtelijke produktiewijze bleef overheersend. Dit had verre-
verhoudingen. Zo is het opvallend dat in Nederland in de 19e
gaande consequenties voor sociale verhoudingen. ,- In zijn proef-
eeuw - in vergelijking met bij voorbeeld Engeland - nauwelijks
schrift toont Van Lente aan dat de heersende ideologische stromin-
sprake is van verzet tegen de techniek. Bekend uit de Engelse
gen - ongeacht of zij nu van confessionele, liberale of socialistische
geschiedenis zijn de zogenaamde Luddieten, een agitatiebeweging
signatuur waren - een groot enthousiasme over de technische
van handwerkslieden uit de textielnijverheid, die tussen 1811 en 1816 massaal nieuwe machines vernietigden. 21 Opmerkelijk is ook
vooruitgang deelden en de invoering van nieuwe technieken sti-
het verbond tussen de arbeidersbeweging en de grootgrondbezit-
ten behoeve van de kleine nijverheid in kringen van handelslieden,
ters in Engeland die zich krachtig tegen de industrialisatie keerde.
industriëlen, ingenieurs, advocaten, politici en hoge ambtenaren,
Beide groepen - ~rbeiders en landadel - voelden zich bedreigd
uiteraard zonder zich daarbij af te zetten tegen de grootindustrie.
door de mechanisçring en de machtsontplooiing van de industri-
Een stroom van publicaties verscheen over het gebruik van kleine
30
31
~·j
1;1
1::
i!
...
in het begin noemde merkt terecht op dat "... verschillen (in toe-
1 1
'
!!
/'"' l
1 1
l':
:
·~
fi· r
il ,,
f i
'I 1.1
1·
11; !K:
lt;ril [1,
'1i' 1
.!
muleerden22. Opmerkelijk is de aandacht na 1870 voor de techniek
f!i
... !
machines en kleinschalige apparaten. Het hoogtepunt van de pro-
DE GESCHIEDENIS VAN DE TECHNIEK
paganda vormde de tentoonstelling van ambachtswerktuigen 1907. Volgens sommigen maakte de moderne techniek de mechanisering en de rationalisering van kleine bedrijven mogelijk en droeg zij daardoor bij aan de versterking van de ambachten. "Is de mechanische kracht werkelijk in dienst getreden van den handwerksman en bevorderlijk geworden aan de ontwikkeling zijner
DAMES EN HEREN, DE GESCHIEDENIS VAN DE TECHNIEK MAAKT
zelfstandigheid", aldus de directeur van de Haagse ambachtsschool
MOMENTEEL IN NEDERLAND EEN BLOEIPERIODE DOOR. VANAF DE
in 1890, "dan zien wij een nieuw tijdperk van bloei voor de klein-
jaren zeventig is men begonnen in ons land serieus aandacht aan
industrie en van welstand voor hare beoefenaars tegemoet:'
het vakgebied te geven 23 • Sindsdien is het snel gegaan, en - wat nog
Machines doen immers vooral het zware en eentonige werk, dat de
meer zegt - er zijn opmerkelijke resultaten geboekt. Illustratief is
werkman onwaardig is; ambachtslieden doen er goed aan waar
de gestage stroom proefschriften in de laatste jaren. Een aantal heb
mogelijk machines toe te passen. ,- Nederland moderniseerde en
ik in het voorgaande genoemd. De professionele basis is hierdoor
industrialiseerde in de 19e eeuw zonder dat het te maken kreeg
duidelijk verbreed, zodat het mogelijk werd om een ambitieus
met heftig verzet tegen de techniek. Ook kwamen de arbeidersbe-
onderzoekprogramma te starten onder de naam "Techniek en
weging en de vakbonden relatief laat tot ontwikkeling. Dit had
Industrialisatie in Nederland". ,- Ik hoop dat ik u heb kunnen
mijns inziens niet zozeer te maken met de apathie van de arbei-
overtuigen dat het de moeite waard is om speciale aandacht te
dende klasse, de betutteling door de geestelijkheid en de geringe of
schenken aan de technisch maatschappelijke ontwikkeling in
late industrialisatie, maar alles met de eigen stijl van de Neder-
Nederland. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het zoeken naar de
landse techniek en industrialisatie.
eigen aard in de ontwikkeling aantrekkelijk omdat zodoende aan-
...
sluiting kan worden verkregen bij de internationale discussie in het vakgebied van de techniekgeschiedenis. Vergelijking van Nederland met andere landen belooft een verrijking voor de techniekgeschiedenis te worden. Bijzonder is tevens dat Nederlandse onderzoekers belangrijke theoretische bijdragen hebben geleverd voor dit soort onderzoek. Ik doel met name op het werk van Bijker, dat een grote internationale uitstraling kent. 24
,-
Het programma
"Techniek en Industrialisatie in Nederland': waarvan het onderzoek naar techniekstijlen slechts een van de vele thema's is, moet
32
33
/
uiteindelijk resulteren in een overzichtswerk over de afgelopen
daar het afgelopen decennium de basis gelegd voor het program-
twee eeuwen. In 1992 en 1993 is de uitgave van vier banden
ma "Techniek en Industrialisatie in Nederland". In Delft heb ik alle
gepland die betrekking hebben op de 19e eeuw. 25 ~ Een dergelijk
vertrouwen, gezien het enthousiasme/waarmee wij gestart zijn.
project kan men met recht een nationaal project noemen daar het
~
de mogelijkheden van een enkele organisatie verre overstijgt.
de resultaten van het overzichtswerk naar het onderwijs. Geschie-
Medewerking is toegezegd door onderzoekers van diverse universi-
denis van de techniek heeft een belangrijk educatief doel, namelijk
teiten en instituten, belangstelling komt van vele ~n vaak onver-
het verschaffen van inzicht in de complexe wisselwerking tussen
wachte zijden, financiële steun wordt verkregen van het bedrijfsle-
techniek en maatschappij om zodoende bij te dragen aan een ver-
ven, diverse maatschappelijke organisaties, de technische universi-
antwoorde beeldvorming van heden en toekomst. Ik verheug mij
teiten en enkele onderzoeksinstellingen, met name NWO (in het
erop om met de studenten van deze instelling vanuit een histori-
bijzonder de Stichting voor Historisch Onderzoek) en het Samen-
sche invalshoek in debat te gaan over de vele belangrijke technisch-
werkingsorgaan Brabantse Universiteiten. Een uiterst belangrijke
maatschappelijke vraagstukken.
Een belangrijke taak ligt in de komende jaren in de vertaling van
rol in de opbouw en organisatie van dit maatschappelijk draagvlak speelt de Stichting Historie der Techniek26 , een initiatief van het Koninklijke Instituut van Ingenieurs uit 1988 en met als stimule-
...
·i 1
:
,1
rende voorzitter ir. Willem Wolff. Ik beschouw het als een gunst in
Dames en heren,
deze inspirerende omgeving mijn werk te mogen verrichten en het
U zult begrijpen dat het denken over de techniek en haar ontwik-
programma te leiden. ~Geheel in de geest van de recente ontwik-
keling mijn leven beheerst. Soms tot wanhoop van mijn dochter,
kelingen besloten de Technische Universiteiten van Delft en Eind-
die dan uitroept: "Daar heb je pa weer met z'n ingenieurs!" Of
hoven te gaan samenwerken op het vakgebied van de geschiedenis
mijn zoon die wat meewarig zijn hoofd schudt en opmerkt: "Pa
van de techniek. Een dergelijke samenwerking met een gemeen-
ziet alleen molentjes en stoommachines!" Ik kan U desondanks
schappelijk onderwijs- en onderzoekprogramma kan uniek
verzekeren dat mijn familie, mijn gezin en mijn vrouw tot de
genoemd worden. Dat het zover heeft kunnen komen ligt zeker
belangrijkste inspiratiebronnen behoren. Het feit dat ik vandaag
ook aan de unieke persoonlijkheid van prof.dr.ir. Wiro Beek. Het is
op de kop af óók nog 21 jaar getrouwd ben getuigt daarvan.
voor mij een eer aan deze samenwerking gestalte te mogen geven.
1'.
i
~
Î
vallen op deskundige en coöperatieve collega's. Voor Eindhoven
Een dergelijke opdracht is echter pas haalbaar als ik terug kan
Ik dank u voor uw aandacht.
kan ik gerust zijn.: In een vruchtbare en vriendschappelijke sfeer is
34
35
...
spectief en beleid voor Nederland, Eindrapportage Berenschot van een beleidsonderbouwende studie in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, 1989. Uitgebreid cijfermateriaal is te vinden: Industriële robots en FMS-IFMC-systemen, rapportage van Berenschot van een beleidsonderbom\_'ende studie, Fase 1, in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, oktober 1988. Dit laatste rapport bevat het cijfermateriaal waarmee figuur 1 berekend kan worden. 2. Citaat staat in: 'Nederland tracht achterstand in te lopen bij robotisering/flexibele automatisering', Financieel Dagblad, 16 september 1983. 3. Het vermeende conservatisme van Nederlandse kooplieden, ondernemers en bestuurders zal later in het debat over de late industrialisatie van Nederland een belangrijk argument zijn. Zie voor een samenvatting van dit debat: E. Fischer, Fabriqueurs en fabrikanten; de Twentse katoennijverheid en de onderneming S.f. Spanjaard te Borne tussen circa 1800 en 1930 (Utrecht 1983) blz. 7-28. Citaat staat in: E.J.F. Thierens, 'Zijn windmolens te handhaven?', De Ingenieur 41(1926), blz. 309. 4. H.W. Lintsen en R, steenaard, Stoom en het vruchtbare land, België en Nederland 1790-1850, researchmemorandum 14, Stichting Historie der Techniek (Den Haag 1990). Dit memorandum bevat het cijfermateriaal waarmee figuur 2 berekend kan worden. 5. Economie met open grenzen, Nota Ministerie van Economische Zaken (Den Haag 1990). 6. G. Verboog, Technische innovaties in de katoendrukkerij en -verven; in Nederland 1835-1920, (Amsterdam 1988), i.h.b. de hoofdstukken VI, VII en VIII. G. Verboog, De mechanisering van het katoendrukken in Nederland, in: Jaarboek voor de geschiedenis van Bedrijf en Techniek JbGBT 5 (1988) blz. 369389. 7. Citaat staat in: Verboog, Katoendrukkerij en -ververij, blz. 195. 8. Overigens is het niet duidelijk of de Hollandse windmolen van oorsprong een uitvinding is uit :~e Noordelijke Nederlanden. Wel hebben toepassing en ervaring in de Noordelijke Nederlanden belangrijk bijgedragen aan de ontwik-
keling van dit type. Zie o.a. H.A. Visser, Zwaaiende Wieken, Arnhem 1979 en J.C. Notebaart, Windmühlen. Der Stand der Forschung über das Vorkommen und den Ursprung(Den Haag 1972). 9. G.B. Janssen, Baksteenfabricage in Nederl9nd 1850-1920, (Zutphen 1987), i.h.b. hoofstuk II-2. B. Janssen, Van tichelwerk naar steenfabriek ('s Gravenhage 1889), blz. 14-26. 10. Zie voor een gedetailleerde beschrijving van het mechaniek: J.A. van der Kloes. Onze bouwmaterialen (Maassluis 1909), blz. 45-46. 11. W.H.P.M. van Hooff, In het rijk van de Nederlandse Vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid 1825-1914. Een historische bedrijfsverkenning (Amsterdam 1990). 12. M. Bakker. Ondernemerschap en vernieuwing. De Nederlandse bietsuikerindustrie 1858-1919. (Amsterdam 1989) i.h.b. Hoofdstuk II. 13. E. Homburg en J. Schot. Innoveren en ondernemerschap in het midden van de 19e eeuw: een onderzoek naar de oprichters van de Nederlandse garancine-industrie, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek, JbGBT 5 (1988). E. Homburg en J.Schot, Financiën van de Nederlandse industrialisatie. Economische drijfveren, sociale herkomst en familierelaties. Het voorbeeld van de garancine-industrie 1845-1854. Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis 14 ( 1988) nr. 3, blz. 274-298. J.W. Schot, Het meekrapbedrijf in Nederland in de negentiende eeuw nader bezien in het licht van het industrialisatiedebat. Economische en SociaalHistorische Jaarboek, 50 (1987), blz. 77-110. J.W. Schot, Meekrapnijverheid: de ontwikkeling van de techniek als een proces van variatie en selectie, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek JbGBT 3(1986), blz. 59. 14. Oók in Frankrijk was de garancine-industrie tot ontwikkeling gekomen. De combinatie meestoof-garancinefabriek in één produktiekolom was echter typisch voor Nederland. 15. Zie onder andere: J. Radkau, Techniek in Deutschland vom 18. Jahrhundert bis zum Gegenwart (Frankfurt am Main, 1989), met name hoofdstuk I geeft een interessante beschouwing over regionale en nationale karakteristieken, stijlen en kulturen in de techniek. H. Lechtman en R. Merrill, Material culture. Styles, organization and
36
37
NOTEN 1.
...
Industriële robots, PMS- en FMC-systemen; Huidige situatie, toekomstper-
;,
/
/
...
,1
!
...
dynamics and technology, 1975 proceedings of the American ethnological society (New York 1976). T. Hughes, Network of power. Electrification in Western society 1880-1930 (Baltimore 1983) i.h.b. hoofdstuk XIV. Voor het begrip stijl in het algemeen, zie onder andere: B. Lang (ed), The concept of Style (Philadelphia 1979). 16. Voor Frankrijk (in vergelijking met Amerika), zie: E. Kranakis, Social determinants of engineering practice: a comparative view of France and America in the nineteenth century, Social Studies of Science, 19(1989~, blz. 5-70. Voor Duitsland, zie: Radkau, Techniek in Deutschland. Voor Amerika: zie onder andere: D. Hounshell, From the American systems to massproduction, 1800-1932. The development of manufacturing technology in the United States, (Baltimore 1984, second printing 1985). 17. In het algemeen duidt het begip stijl op regelmatig terugkerende vormen van menselijk gedrag of van artefacten als resultaat van een serie keuze-momenten binnen een scala van randvoorwaarden. Mijns inziens ligt de waarde van het begrip niet in de eerste plaats in het verklaren of voorspellen van verschijnselen, maar veeleer in het expliciteren van en het zoeken naar variaties én continuïteit in veranderingsprocessen. Het begrip verwijst namelijk naar optredende variaties in eenzelfde soort processen. In ons geval: het voorkomen van nationale technische stijlen tijdens de industrialisatie van verschillende landen in de afgelopen twee eeuwen. Tevens verwijst het begip naar een zekere continuïteit tijdens veranderingsprocessen. In ons geval: ondanks het feit dat Nederland in de l 9e eeuw een ingrijpend transformatieproces ondergaat, blijven bepaalde karakteristieke kenmerken in de techniek, de economie en het maatschappelijk leven voortbestaan. Afhankelijk van het doel dat men beoogt, kan men stijl op verschillende niveaus definiëren. In deze analyse wordt getracht een technische stijl op nationaal niveau (voor Nederland) te omschrijven. Hetzelfde kan men ook doen op continentaal niveau, het regionaal niveau of het niveau van een bedrijfstak. Verder kan het in sommige gevallen zinvol zijn te spreken van de stijl van een afzonderlijke onderneming, ondernemer of technicus. De samenhang tussen de verschillende niveaus vormt een probleem apart, dat hier niet verder wordt uitgewerkt. , Hoewel de tekst ~e suggestie wekt dat de nationale stijl elementen zijn afgeleid uit de voorgaande cases (textieldrukkerij, steenbakkerij en meekrap) op
bedrijfstak-niveau, is die conclusie niet geheel juist. Ook andere (ten dele nog lopende) innovatie-studies met name van het project "Techniek en Industrialisatie iun Nederland" van de Stichting Historie der Techniek zijn gebruikt. De hier gepresenteerde resultaten hebben een voorlopig karakter. 18. Zie onder andere: K. Davids, J. Lucassen en J.L. van Zanden, De Nederlandse geschiedenis als afwijking van het algemeen menselijk patroon, (Amsterdam 1988). 19. De laatste tien jaar hebben diverse auteurs getracht om de eigen aard van de Nederlandse industrialisatie te beschrijven, zij het vanuit een ander perspectief dan hier wordt gedaan. Deze analyse past in deze traditie. Ik verwijs onder andere naar: R.T. Griffiths, Achter, achterlijk of anders; aspecten van de economische ontwikkeling van Nederland in de 19e eeuw (Amsterdam 1980), en zeer recent: R. Fremdling, Van voorsprong en achterstand naar divergentie en convergentie. Denkbeelden in de economische geschiedenis (Groningen 1990). 20. Diverse auteurs hebben erop gewezen dat in verschillende westerse landen en regio's (waaronder Duitsland en Frankrijk) de kleinschalige produktie in de 19e eeuw zich kon handhaven tegenover de Engelse massa-produktie door nieuwe strategieën m.b.t. de techniek, de markt etc. te ontwikkelen. Zie onder andere: C.F. Sabel en J. Zeitlin, Historica! alternatives to mass production: polities, markets and technology in nineteenth century industrialization, Past and Present, 1985, nr. 108, blz. 133-176; S. Volkov, The rise of antimodernism in Germany. The urban master artisans, 1873-1897 (Princeton 1978) blz. 32-94 en G. Grossick, The petite bourgeoisie in the 19th century Europe, in: Hist-Zeitschrift, Sonderheft 15 (1086) blz. 235-245. De rol en ontwikkeling van het kleinbedrijf tijdens de industrialisatie blijkt een fascinerend en veelbelovend thema te zijn. Het onderzoek ernaar staat echter nog in de kinderschoenen, niet alleen in Nederland maar ook internationaal. Dit maakt het moeilijk om specifieke uitspraken te doen over de vraag in hoeverre de ontwikkeling van het Nederlandse kleinbedrijf zich onderscheidt van andere landen. Vooralsnog beperk ik mij tot de stelling dat Nederland zich zou onderscheiden door de dominantie van een kleinschalige productiewijze en de zeer beperkte omvang van de massaproductie (gedurende bijna de gehele l,9e eeuw) in combinatie met de twee andere stijlelementen in de tekst genoemd. 21. M. Berg, The Machinery guestion and the making of politica[ economy 18151848 (Cambridge 1982). 22. D. van Lente, Techniek en ideologie. Opvattingen over de maatschappelijke
38
39
...
betekenis van technische vernieuwingen in Nederland, 1850-1920 (Groningen 1988). Het enthousiasme van liberalen en socialisten over de technische vooruitgang is een internationaal verschijnsel. Het geringe verzet tegen de techniek is opvallend voor Nederland. 23. Voor een uitvoerige beschouwing over de ontwikkeling van het vakgebied in Nederland, zie: H.W.Lintsen en E.Homburg, "Techniekgeschiedenis in Nederland", in Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek JbGBT 6(1989) blz. 8-29. 24. W. Bijker e.a. (red.), The social construction of technologiçal systems (Cambridge 1987). W. Bijker, De sociale constructie van netwerken en technische systemen; nieuwe perspectieven voor de techniekgeschiedenis, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek JbGBT 4 (1987), blz. 7-24. W. Bijker, Techniekgeschiedenis: een mogelijke basis voor theorieën over techniekontwikkeling, Jaarboek voor de Geschiedenis van Bedrijf en Techniek JbGBT 1 (1984), blz. 44-65. 25. Voor een uitvoerige beschouwing over het overzichtswerk, zie: D. van Lente en H.Lintsen. Een revolutie naar eigen aard. Technische ontwikkeling en de modernisering van de Nederlandse samenleving in de negentiende eeuw, Researchmomerandum nr.12, Stichting Historie der Techniek, Den Haag 1990. 26. Voor meer informatie over de Stichting Historie der Techniek: Postbus 30424, 2500GK Den Haag, tel. 070-919900.
40