1
De Heren van Katran
De heren van Katran.
Inhoudsopgave : Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk Hoofdstuk
1 : 2 : 3 : 4 : 5 : 6 : 7 : 8 : 9 : 10:
blz. 4 blz. 18 blz. 24 blz. 33 blz. 38 blz. 56 blz. 72 blz. 82 blz. 98 blz. 110
www.noblock.nl
door Tycho Schipper.
2
De Heren van Katran
www.noblock.nl
3
De Heren van Katran
Hij loopt over de lege vlakte. Kaal en guur hangt de zwarte hemel boven hem. Om hem heen is niets, het is leeg. Hij loopt er al uren, in het niets. Nergens heen. Nergens vandaan. Stug gaat hij verder.
www.noblock.nl
4
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 1. "Kan ik je ergens mee helpen "? Het meisje glimlacht vriendelijk als ze de vraag stelt. Hij schrikt op van het geluid van haar stem en kijkt haar verbaasd aan. Waar komt ze nu opeens vandaan ? Het meisje laat zich niet uit het veld slaan door het gebrek aan reactie. Ze herhaalt de vraag en blijft hem nu strak aankijken, haar groeiende ongeduld laat ze niet blijken, zo professioneel is ze wel. Maar dit moet niet te lang gaan duren, dergelijke types moet ze niet te lang in de buurt hebben. Hij doet zijn best om haar te begrijpen, met inspanning volgt hij de bewegingen van haar lippen die de woorden uitspreken. Hij zou deze taal moeten kunnen begrijpen, maar hij snapt niets van de klanken die ze kennelijk tot hem richt. Hulpeloos kijkt hij haar aan, hij weet het niet meer. "Weer zo'n idioot." De zin flitst door haar heen. Als ze diep adem haalt om hem luid en duidelijk te laten weten dat hij snel weg moet gaan wordt ze getroffen door iets in zijn blik, iets tragisch, zonder dat het zielig is. Met een zucht blaast ze de overbodig geworden adem uit, om zich een houding te geven schikt ze wat aan de spullen die ze te koop aanbiedt. In dezelfde beweging pakt ze een zelf gebakken koekje en houdt het baksel voor zijn gezicht. "Wil je een koekje ?" "Dit is zo stom, dit moet je niet doen. Bedelaars en dieven moet je niets geven, ze komen alleen maar terug om meer. Voor je het weet heb je zelf niets meer." Met een ongeduldige beweging van haar hoofd brengt ze de stem van haar geweten tot zwijgen. Ze lacht nog eens, ditmaal niet als verkoopster, maar nu echt naar de man. Hij staat al een tijd voor haar kraam op de markt, waar hij vandaan kwam weet ze niet, toen ze opkeek was hij er opeens. Een onverzorgde baard en lange haren, zijn kleren zijn niet van deze streek, om zijn schouders hangt een lange jas van een soort stof die ze niet kent, zijn benen steken in hoge zwarte laarzen. Hij ziet er verlopen en haveloos uit. Iemand waar je voor omloopt. En tot ze in zijn ogen keek was ze ook echt van plan om hem beleefd te laten merken dat hij niet gewenst was. Hij kijkt met een dromerige blik naar het koekje in haar hand. Biedt ze hem iets aan ? Schuchter neemt hij het aan, met een paar happen is het op. Ze knikt hem vriendelijk toe, als ze ziet hoe snel het koekje verdwenen is krijgt hij er nog een. Terwijl hij eet pijnigt hij zijn geheugen. Haar taal is hem bekend, dat weet hij zeker. Langzaam gaan zijn kaken op en neer, als hij klaar is met eten moet hij vast weer weg. Zijn ogen staren in het niets als hij probeert om zijn geheugen te bereiken. Veel zin heeft het niet, er is gewoon niets. Een lege vlakte waar zijn geest doorheen waait, nergens naartoe.
5
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij stelt zijn blik scherp op het meisje dat hem onderzoekend aankijkt. Knap meisje, het valt hem nu pas op. Niet het meisje dat je zou verwachten achter een kraampje op een klein marktpleintje. Om zich een houding te geven kijkt hij eens om zich heen, rondom het pleintje staan wat huizen, uiteindelijk allemaal gericht naar een klein kerkje. Er staan wat bomen op het plein, ze steken uit boven de kraampjes en de wagens. Achteraan is een omheining, daar staan de paarden gestald. Mensen lopen langs, de verkopers trachten hun spullen aan hen te slijten. Hij neemt het allemaal in zich op. Het is alsof alles nieuw is. En toch ook weer niet, ergens is het ook bekend. Verward schudt hij zijn hoofd. Het wordt hem teveel. Hij draait zich om en loopt weg, met grote stappen van de markt af, de stad uit, naar buiten, er zijn hier teveel mensen om hem heen, dat werkt op zijn zenuwen. Het meisje kijkt hem na, opgelucht en spijtig tegelijk. Die man is duidelijk in de war, daar bemoeit een verstandig mens zich niet mee. En toch was er iets met zijn blik. "Wat kosten die koekjes ?" Een klant zet haar weer aan het werk, vriendelijk geeft ze antwoord en weegt de gevraagde hoeveelheid af. Het wordt nu drukker op de markt, al snel heeft ze geen tijd meer om aan de vreemde man te denken. Pas als de schaduwen toenemen en het tijd wordt om naar huis te gaan moet ze weer even aan hem denken. Niet lang, er is genoeg te doen. Ze stapelt de niet verkochte kisten met baksels in de wagen. De verkoop was niet slecht vandaag, er zijn aardig wat kisten leeg. Dan gaat ze naar de omheining op het plein en haalt het paard op dat de kar naar huis zal trekken. Het paard is blij, het weet dat er nu weer wat te doen is na al dat wachten binnen de omheining. Ze betaalt de man die de hele dag op de dieren heeft gepast. Als het paard is ingespannen leidt ze het van het plein af, vanwege de drukte loopt ze naast het hoofd, haar hand bij het bit. Zonder problemen verlaat ze met de andere mensen de markt. Tussen de huizen door naar de rand van de stad, als het rustiger wordt gaat ze op de bok zitten met de teugels in haar handen. Het is nog een heel stuk naar de boerderij. De kar hobbelt over de weg. De zon staat al laag aan de hemel, de wolken zijn nu aangenaam rood van kleur. De trage gang van het paard veroorzaakt een langzaam ritme, terwijl haar lichaam meedeint met de oneffenheden in de weg heeft ze alle tijd om naar de ondergaande zon te kijken. Ze had iets eerder naar huis moeten gaan, als het een beetje tegenzit is het donker voor ze thuis komt. In deze tijden kan je beter niet buitenshuis zijn als het donker is, dat is niet verstandig. Het pad gaat langs een bosrand, de stammen en de bladeren kleuren met de wolken mee in het avondlicht.
6
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Ondanks het vage gevoel van haast dat haar begint te bekruipen geniet ze van de aanblik die de natuur haar biedt. Haar gedachten keren weer terug naar vanmorgen, toen die zwerver bij haar kraampje stond. Wat een type. Verwaarloosd en in de war, kennelijk kwam hij van ver want hij sprak haar taal niet. Of hij was gewoon doof. Of misschien is hij gek. En nadat hij die koekjes op had was hij opeens verdwenen. Ze weet niet waarom ze nu weer aan hem moet denken, zo'n raar mens. Die blik in zijn ogen, daar moet ze steeds aan denken. Ze kan niet precies uitmaken wat er met die blik aan de hand was. Een eindeloze triestheid en verlangen sprak er uit zijn ogen, haar buik krimpt in elkaar als ze de man voor haar geestesoog haalt. Ergens fascineert hij haar, er hangt een waas van geheimzinnigheid om hem heen, van avontuur. Die vreemde kleren. Wat zou er allemaal onder die wijde jas zitten ? Het leken wel kleren van vroeger. Vroeger. Veel weet ze daar niet van. Soms spreken de mensen nog over de oude tijden. Maar het onderwerp wordt meestal gemeden. Het is ook al weer lang geleden dat de omwenteling, zoals de meeste mensen het aanduiden, plaatsvond. Ze heeft er wel iets over gehoord, op school. Net toen ze lezen en schrijven had geleerd op het kleine schooltje overleed de docent. Een nieuwe was er nooit gekomen. De boerderij van haar ouders kon ieder paar handen goed gebruiken in de strijd om het bestaan, zo was ze al snel ingezet in de dagelijkse routine. Het land en de gebouwen waren al generaties lang in het bezit van de familie, al voor de omwenteling. Inmiddels is het grondgebied uitgebreid, de boerderij zelf ligt binnen een diepe droge gracht en een hoge aarden wal, een uitkijktoren om de omgeving in de gaten te houden in slechte tijden. Die toren heeft zijn nut al meerdere malen bewezen. Rondzwervende groepen losgeslagen mensen schuimen soms de omgeving af en roven alles wat los en vast zit. De boerderij is al een paar keer belegerd. In de kelders liggen de kisten met wapens. Iedere poging om de boerderij te bestormen wordt ongenadig afgestraft, de dood sproeit uit de lopen van de machinegeweren. De ongeorganiseerde aanvallen liepen dan ook letterlijk dood in de strakke defensie van de kleine maatschappij binnen de aarden wal. Het dak van de boerderij bestaat bijna volledig uit glimmende zonnecollectoren, de warmte wordt opgeslagen in grote tanks, diep in de grond. Tot ver in de winter hebben ze profijt van de warmte van de zomerzon. Behalve de wapens en de zonnecollectoren zijn er nog wel wat dingen die herinneren aan de oude tijd, toen de mensen nog geloofden in de vooruitgang van de technologie. Haar gedachten worden verstoord door een krakend geluid. Ze schrikt en kijkt naar het achterwiel van de kar.
7
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Het langzaam draaiende wiel maakt vreemde geluiden, het kraakt en knarst binnen in het wiel. "Ook dat nog." Ze spoort het paard aan tot een hogere snelheid, ze moet naar huis. Het paard verhoogt het tempo, het gekraak wordt evenredig harder. De onrust slaat door haar heen. Ze slaat nog een keer met de teugels op de rug van het paard. Ze ziet de spieren spannen, het dier doet zijn best om gehoor te geven aan de aansporingen. De snelheid neemt af, het krakende wiel trekt een remspoor in het zand tot de kar stil staat. Briesend blijft het paard staan. Ze bindt de teugels vast aan de bok en stapt van de kar af. Er is niets te zien aan het wiel. Machteloos loopt ze om de kar heen. Alle wielen zien er het zelfde uit. Waarom kraakt het dan ? Ze gaat weer op de bok zitten en spoort het paard aan. Het dier spant zijn spieren maar en gebeurt niet veel. De zweep slaat in de lucht, de knallen laten het paard schrikken en nog harder trekken. Schuddend en bonkend verplaatst de kar zich iets, met een snelle blik opzij ziet ze dat het wiel niet draait, de kracht van het paard sleept het geblokkeerde wiel door het zand. Ze viert de teugels en stapt van de bok. Een tijdlang is ze bezig om het paard tot rust te krijgen, als het dier rustig genoeg is spant ze het uit en maakt het vast aan de stilstaande wagen. Ze probeert het groeiende gevoel van onrust te negeren door haar mogelijkheden te overwegen. Ze kan met het paard naar de boerderij gaan en de kar achterlaten. Dan is de kar morgen of leeggestolen of helemaal verdwenen. Ze kan ook bij de kar blijven wachten tot er mensen van de boerderij komen om haar te zoeken, dat gebeurt, daar is ze zeker van. Maar als dat langer duurt dan haar lief is zit ze alleen bij de kar. Het is de laatste jaren rustig geweest in de omgeving, maar veilig kan je het niet noemen. Een nacht alleen doorbrengen aan de rand van het bos trekt haar ook niet aan. Ze schudt haar hoofd, alsof ze daarmee op een goed idee komt. Als de man eenmaal buiten de stad komt en er minder mensen om hem heen zijn neemt zijn onrustige gevoel af. Hij heeft best wel gezien hoe hij bekeken en tegelijk gemeden wordt door de mensen. Het is duidelijk dat hij vreemd gevonden wordt. Alleen dat meisje op de markt, zij ging op een andere manier met hem om. Erover na denken heeft geen zin, maar zijn hoofd is leeg. Er is geen referentie, het is alsof zijn bestaan pas begon op het moment dat het meisje hem aansprak. Wat er voor die tijd is gebeurd weet hij niet. Het pad leidt hem naar een bos. Eenmaal tussen de bomen komt hij een beetje tot rust. Hier kijkt niemand naar hem, hier hoeft hij
8
De Heren van Katran
www.noblock.nl
zich niet af te vragen of hij zich wel op de juiste manier gedraagt. Doelloos loopt hij door het bos, hij heeft geen idee hoe lang hij er dwaalt. Een open plek trekt zijn aandacht, de zon schijnt warm op het gras. De open plek trekt hem aan, hij gaat liggen en strekt zich uit in de zon. De warmte ontspant hem, hij voelt de zon op zijn gezicht en valt bijna direct in slaap. Eenmaal weer wakker vervliegen de dromen met het openen van zijn ogen, hij weet dat hij droomde maar wat er door zijn geest ging is weg zodra hij wakker is. Om zich heen kijkend is hij blij dat hij zich herinnert waar hij is. Dit is de plek waar hij ging slapen. Maar nu is de dag bijna voorbij, de zon gaat onder. In de verte klinken een aantal geluiden, achter elkaar. Klappende geluiden. Hij staat op en loopt in de richting van het geluid. Een ander doel heeft hij niet. Hij weet niet eens hoe hij heet. Het klappende geluid komt niet meer terug, hij hoopt dat hij de goede kant op gaat. Een aantal passen verder ziet hij de rand van het bos naderen, hij kan de rode bal aan de hemel langzaam in de aarde zien zakken. Behoedzaam loopt hij naar de overgang van bos en grasland. Hij onderdrukt de neiging om door het struikgewas te gaan kruipen, hij weet dat hij bijna niet zichtbaar is als hij dicht tegen de bomen aan blijft staan. Met een triomfantelijk lachje om zijn lippen stelt hij voor zichzelf vast dat hij zich iets herinnert. Dicht tegen de boom aan blijven staan dus. Hij bekijkt het uitzicht dat zich voor hem uitstrekt. Midden in het grasland ziet hij een wagen staan, een paard staat er een stukje vanaf, met een touw aan de wagen vastgebonden. Er zit een vrouw op de kar. Alleen. De enige vrouw in zijn herinnering is het meisje dat hem vanmorgen de koekjes aanbood, daarom lijkt de vrouw op de kar natuurlijk op haar. Ze voelt dat ze bekeken wordt. Om niet angstig te lijken draait ze haar hoofd rustig in de richting van de bosrand. aar hand reikt naar de zweep, het enige dat als wapen kan dienen, als ze iemand op zich af ziet komen in de schemering. Opgelucht en verontrust tegelijk herkent ze de man die naar haar toe komt lopen. De man van vanmorgen. Die rare man. Moet ze nu bang zijn of juist niet ? Hij ziet er niet dreigend uit, lijkt eerder opgelucht om haar te zien. Vertwijfeld houdt ze de zweep vast, zodat hij het goed kan zien dat ze gewapend is. "Blijf staan." Schril klinkt het bevel door de avondlucht. De angst die in haar stem doorklinkt laat hem stilstaan. Hij kijkt nog eens goed. De jonge vrouw ziet er bang uit. "Je moet niet iets proberen uit te halen, ik kan heel hard slaan met deze zweep. En bovendien zijn er al mensen onderweg om me op te halen, dus pas maar op, als je geen ellende wil en denk erom.." Haar woordenstroom stopt als ze hem met zijn hoofd ziet schudden. Hij wijst op zijn oren en schudt met zijn hoofd. "Wat nu weer, is die vent doof ?" denkt ze.
9
De Heren van Katran
www.noblock.nl
"Kan je me verstaan of niet ?" vraagt ze. Weer schudt zijn hoofd. Ze begrijpt er niets meer van. Wat moet ze hier nu mee ? De man komt nog een paar stappen dichterbij, als hij ziet dat ze de greep om de zweep aanspant blijft hij weer staan. Een tijdlang kijken ze naar elkaar, ze staan te ver van elkaar om in het scheidende avondlicht elkaar goed te kunnen zien. Hij doorbreekt de spanning door op de grond te gaan zitten, hij spreidt de lange jas over de grond uit en wikkelt zich erin. Zo blijft hij rustig zitten. Hij wil haar geen angst aanjagen, de enige mens in zijn herinnering die aardig voor hem was. Hij ziet dat ze zich ontspant als hij gaat zitten. Langzaam doet ze een paar stappen achteruit en ze leunt tegen het voorste wagenwiel. Ze blijft wel staan. De zon is nu helemaal onder, het is donker om hen heen. Alleen een paar zwakke sterren schijnen aan de hemel. Ze blijft strak in de richting kijken waar hij op de grond ging zitten. Als ze goed kijkt ziet ze een donkere massa. Een gevaarlijke indruk maakt hij niet, maar het lijkt alsof hij niets verstaat van wat ze zegt, dat maakt haar bang. Ze is inmiddels op de kar geklommen, zittend met haar rug tegen de zijkant van de bak, tussen een paar kisten, wachtend op wat er komen gaat. Ze hoopt vurig dat er snel iemand komt van de boerderij om haar op te halen. Naarmate het later wordt neemt die kans af. In het donker heersen andere krachten, verstandige mensen blijven binnen. Ze huivert, rillingen trekken over haar rug. Het is best koud zo alleen buiten, en de gedachten aan de krachten van de duisternis maken haar nu ook niet bepaald rustig. Zou die man er nog zitten ? Straks maakt hij van het donker gebruik om haar te benaderen. Ze mag niet in slaap vallen, ze moet waakzaam blijven. Was ze nu maar met het paard naar de boerderij gereden, ze had die stomme kar ook gewoon moeten laten staan. Ze kijkt nog eens om zich heen in het donker. Niets te zien. Aan haar rechterkant komt de maan op, een halve maan. Dat brengt tenminste wat beter zicht. De man is nog steeds op de plek waar hij ging zitten, hij heeft zich niet bewogen. Misschien past hij wel op haar. Het idee dat er toch iemand bij haar in de buurt is maakt haar iets rustiger. Maar ze zal blij zijn als het weer licht is. Stilletjes komt de slaap haar overvallen, midden in een gedachte over de zonsopgang knikt haar hoofd en heeft de slaap haar overwonnen. Met de mantel om zich heen heeft hij het niet koud, en slaperig is hij ook niet. Hij besluit om de wacht te houden, en te wachten tot het licht is. Langzaam overdenkt hij de gebeurtenissen. De markt, het meisje dat hem aansprak en hem iets te eten schonk, het meisje dat een jonge vrouw blijkt te zijn, bij een wagen die op een of andere manier niet verder gaat. Veel meer weet hij niet, zijn geheugen is helemaal leeg.
10
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Toch is hij blij dat hij nu opeens toch een klein stukje geheugen terug heeft, hij kan zich iets herinneren. Voor die markt is er niets, een leegte, een enorme leemte in zijn geest, een grote zwarte lacune met aan de rand de paar dingen die hij wel kan zien. Hij is tevreden, genietend laat hij zijn herinneringen weer voorbij komen, zijn ogen gesloten, de markt en de vrouw die nu een paar passen verder op de wagen zit. Langzaam raakt hij in de ban van de korte tijdspanne die zijn geest kan reproduceren, laat het zich steeds weer opnieuw beleven. Als zijn geest aan het werk is lijkt het net alsof de zwarte lacune van vorm verandert, het is niet echt leeg, het feit dat die leegte er is betekent dat er in ieder geval iets geweest moet zijn, of dat het hiaat iets verdringt of dat het over iets heen is geplaatst. Hij concentreert zich volledig op wat hij doet, gaat er helemaal in op, nieuwsgierig om iets van de zwarte lacune waar te nemen. Drie mannen komen onopgemerkt aanlopen over het pad. Als het drietal de wagen ziet staan in het maanlicht is hun aandacht getrokken. Een wagen en een paard ! Een buitenkansje ! Al hun belangstelling gaat uit naar de wagen en de eventuele lading, de man die een stukje verder op de grond zit zien ze over het hoofd. Behoedzaam sluipen ze dichterbij en kijken in de wagen. De eerste stoot zijn buurman aan als hij de vrouw ziet liggen. Even staan ze alledrie te staren naar de vormen van de slapende vrouw. Dan springen de twee laatste mannen op de kar en tillen haar op, een smoezelige hand over haar mond. Begerig om hun lusten te botvieren leggen ze haar op de grond, één houdt haar armen vast, de ander spreidt haar benen. Als ze wakker schrikt van de smerige hand op haar mond en de handen die haar optillen en op de grond dwingen is ze eerst verlamd van schrik. Wat gebeurt er nu ? Is de man die ze ergens toch vertrouwde nu bezig om haar te verkrachten ? Heeft hij dan hulp gekregen, ze opent haar ogen en ontwaart minstens drie mensen om haar heen. De angst spoelt door haar heen, ze schreeuwt het uit en probeert zich los te rukken. Ogenblikkelijk voelt ze een mes op haar keel drukken. "Kalm blijven meissie, het is gebeurd voor je het weet," sist een stem boven haar. Hijgend van schrik probeert ze haar kansen te overdenken. Veel illusies heeft ze niet, ze zal dit niet overleven. De verhalen die soms verteld worden op de boerderij over de dingen die gebeuren in de nacht staan haar opeens allemaal haarfijn en duidelijk bij. De meditatieve toestand waarin de man zichzelf bracht wordt stukgereten door een kreet die hem tot op het bot treft. Hij is meteen alert. Behoedzaam staat hij op en kijkt om zich heen.
11
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij hoort een sissende stem en wat gerommel, het komt achter de kar vandaan. Zacht loopt hij met een boog om de kar heen. Hij ziet de vrouw op de grond liggen, haar gezicht vertrokken van angst, het mes op haar keel. De drie mannen, waarvan twee haar vasthouden, beloven niet veel goeds. Vertwijfeld vraagt hij zich af wat hij moet doen. Hij moet haar toch helpen ? De zwarte lacune in zijn hoofd vervliegt, verbijsterd overziet hij in een oogwenk de rijkdom van zijn geest. Maar de tijd dringt. Hij is in staat om de drie kerels tegelijkertijd aan te kijken. Ze voelen zijn aanwezigheid en kijken alledrie synchroon op. Hij voelt dat hij de situatie volledig beheerst, kan ze nu ogenblikkelijk doden als hij dat wil. De mannen springen op om hem aan te vallen. Vol ongeloof blijven ze staan als zijn kracht hun geest binnendringt. Hij dwingt hen te stoppen met ademhalen. Met hun handen aan hun keel snakken ze naar lucht als vissen op het droge. Zodra de vrouw merkt dat het mes niet meer op haar keel rust rolt ze zich razendsnel een paar keer om en kruipt onder de wagen. Met open mond bekijkt ze de situatie. De drie struikrovers die hulpeloos op de grond liggen te spartelen en de man wiens naam ze niet kent staat op een paar passen afstand. Zijn wezen straalt een enorme autoriteit uit, ze verbeeldt zich dat hij op een af andere manier een zacht licht uitstraalt. Hij doet iets met de drie mannen waar ze niet tegen kunnen. Opeens beginnen de mannen gierend adem te halen, terwijl ze eerst geluidloos met hun handen om hun keel zaten. Dan ziet ze hoe hun gezichten vertrekken van ongeloof naar een diepe doodsangst, de mannen klauteren al rennend op hun benen en verdwijnen gillend in de nacht. Ze kijkt naar de naamloze man. Het licht dat ze zich inbeeldt verdwijnt, zijn figuur neemt weer de haar inmiddels bekende vorm aan, hij krimpt zonder dat hij kleiner wordt. Ze kruipt tevoorschijn en gaat naar hem toe. "Je hebt mijn leven gered, en ik kan niet eens met je praten." Als hij merkt dat de drie schooiers bijna stikken laat hij de adem weer toe. Dan projecteert hij een beeld in hun hoofd, het altijd effectieve beeld van de onmens, vlammen, hoorns en eeuwige pijn. De drie menen dat de duivel voor hen is verschenen. Ze ruiken de zwavel, ze zien de vlammen. Hun instinct laat het hen alleen maar toe om te vluchten, te rennen, overal naartoe, als ze maar weg van deze plek kunnen. Met het vluchten van de drie belagers voelt hij hoe de zwarte leegte weer bezit neemt van zijn machten. Alsof er een gordijn wordt dichtgetrokken in zijn hoofd.
12
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij probeert om zich er tegen te verzetten maar hij weet niet eens op welke manier hij dat zou moeten doen. Hij ziet hoe de vrouw onder de wagen te voorschijn krabbelt, hij hoort haar stem," je hebt mijn leven gered en ik kan..." de rest van de zin verandert in een onbegrijpbaar gebrabbel als het gordijn in zijn hoofd zich volledig sluit. Ze staat voor hem en neemt zijn handen in de hare. Ze spreekt niet meer, ze heeft al aan zijn houding bemerkt dat haar woorden niet begrepen worden, al meende ze even iets van begrip te bespeuren. Hun ogen bekijken elkaar in het maanlicht. Een beetje verlegen laat ze los en klimt op de kar. Wenkend geeft ze aan dat hij haar moet volgen. Zo zitten ze dan naast elkaar, wachtend op de dageraad. De wolkenloze hemel heeft het behoorlijk af doen koelen, ze rilt van de kou. Als hij ziet dat ze het koud heeft maakt hij zijn lange mantel los en biedt deze met een vriendelijke glimlach aan. Ze schudt eerst met haar hoofd heen en weer, hij neemt aan dat ze het er mee eens is en legt de jas over haar schouders. Met een knik accepteert ze de warmte die de jas haar geeft. Ze zijn allebei geschrokken van de situatie, ze blijven beiden op hun hoede. Regelmatig kijken ze om zich heen. Uiteindelijk komt de zon weer boven de horizon uit, het licht verjaagt het onrustige gevoel en de duisternis. Er is niets bijzonders te zien in de wijde omgeving, alles lijkt in orde. Nu het licht wordt en de zon de warmte brengt durft ze weer te praten, al die tijd had ze alleen maar zitten luisteren naar verdachte geluiden. Ze kijkt hem aan en wijst op haarzelf," ik ben Kayla. Kay-la." Hij reageert met aandacht op haar stem. "Kayla," herhaalt ze nogmaals. Dan snapt hij wat ze bedoeld. "Kayla," zegt hij, op haar wijzend. "Ja, Kayla. Dus je kan in ieder geval wel praten, en doof ben je ook niet." Hij wijst op zichzelf en schudt zijn hoofd. Zijn verongelijkte blik laat haar lachen, hij weet niet veel maar heeft kennelijk wel gevoel voor humor. "Ik zal een naam voor je verzinnen. Wat denk je van; Zomba ?" Met een uitgesproken vieze blik kijk hij haar aan, ze moet er al weer van lachen. "Vind je dat geen mooie naam ? Ik vond het wel aardig verzonnen van mezelf. Nou dan zal ik nog eens verder denken." Hij merkt dat ze moet lachen om zijn afwijzende blikken, doet zijn best om zo vies mogelijk te kijken zodat ze blijft lachen. Intussen probeert hij te bedenken wat voor een krachten er in hem huizen, en, nog belangrijker, hoe ze aan te spreken. De manier waarop hij de drie mannen aanpakte is hemzelf een raadsel. Toch deed hij het met gemak, alsof hij niet anders gewend was.
13
De Heren van Katran
www.noblock.nl
En nu weet hij weer van niets. Behalve dat hij nu weet dat hij niets weet, de herinneringen blijven. Ook de blik op de schatkamer aan gegevens in zijn hoofd, ergens is er iets met hem aan de hand. Hij luistert naar Kayla's stem en probeert iets van de woorden te begrijpen. Tevergeefs. De taal die ze spreekt verstaat hij niet, behalve dan dat zinnetje, net voordat hij weer in de huidige toestand verviel. Ze is hem dankbaar. In de verte hoort hij iets, hij kijkt in de richting waar het geluid vandaan komt. Mannen op paarden, een stuk of vier. "Kayla," zegt hij om haar aandacht te krijgen en wijst naar de ruiters in de verte. Ze kijkt meteen, inmiddels hoorde ze het geluid van de hoeven ook al. Ze tuurt met samen geknepen ogen, dan gaat ze staan, de mantel glijdt van haar af en ze zwaait naar de mannen. Er komt meteen een reactie, de voorste van de mannen zwaait terug. Als de mannen dichterbij komen kijken ze met zeer afwachtende blikken naar de man in de vreemde vuile kleren met de lange vieze haren. De aanvoerder, duidelijk de oudste van het stel, springt van zijn paard en omarmt Kayla alsof hij haar jaren niet heeft gezien. Hij is heel gelukkig dat hij haar levend treft na een nacht buiten de poorten van de versterkte boerderij. Na de begroeting wijst hij op de man en vraagt," Kayla, wat is dat voor een man ? Heeft hij je lastig gevallen, die zwerver ? " Kayla haast zich om te vertellen wat er is gebeurd. "Deze man heeft mijn leven gered, hij nam het in zijn eentje op tegen drie struikrovers. Zonder wapens, alleen maar door hen aan te kijken joeg hij hen weg. Ik weet niet hoe hij heet, hij spreekt onze taal niet." Ze kijkt naar het afwachtende gezicht van de aanvoerder, " kunnen wij hem geen onderdak bieden, Vader ? Ik dank hem mijn leven. Als die kar niet was blijven steken was ik gewoon naar huis gekomen, maar het wiel draaide niet meer, toen besloot ik om de wagen en de lading te blijven bewaken. In de nacht ben ik toch in slaap gevallen en toen overvallen door drie mannen, ik lag op de grond en zij wilden mij, nou ja, opeens stond hij daar en heeft ze toen weggejaagd." Haar vader bekijkt de haveloze redder van zijn dochter met een bedenkelijk gezicht. Kayla gaat door," toe Vader, hij heeft mij daarna niets gedaan, hij gaf mij zelfs zijn mantel om warm te blijven." Kayla's vader kan zijn dochter niet veel weigeren. Het uiterlijk van de man spreekt niet in zijn voordeel, lange baard, lange haren, vreemde kleren, laarzen van een onbekend materiaal, en dan ook nog reizende zonder een uitrusting en zonder wapens, zo te zien heeft hij zelfs geen mes bij zich. Hij geeft de man, op voorspraak van zijn dochter, het voordeel van de twijfel. "Laat hem maar meegaan, we zullen het wel zien." Hij begint orders uit te delen, twee mannen moeten bij de kar blijven, met hun paarden zullen Kayla en de man naar de boerderij gaan, vanuit de boerderij komen dan weer een aantal mensen terug om de kar te maken en naar huis te brengen. Kayla wenkt naar de man die al die tijd rustig op de kar is blijven wachten op de loop der dingen.
14
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij was een beetje verontrust toen hij de ruiters aan zag komen, maar toen de mannen Kayla bleken te kennen werd dat minder. De oudste man van het stel is duidelijk zeer op Kayla gesteld, uit zijn houding spreekt een wantrouwen naar hem toe. Kayla spreekt met rappe tong en kennelijk verandert de mening van de man, hij kijkt hem in ieder geval niet meer zo vijandig aan. Als Kayla hem wenkt klimt hij van de kar en loopt naar het paard waar ze hem naar toe leidt. Ze tikt met haar hand op het zadel, met een vlugge beweging springt hij op de rug van het paard. Kayla neemt het andere vrije paard en ze volgen de oudere man die al op weg is gegaan. Hij rijdt voor Kayla uit, ze ziet dat hij een ervaren ruiter moet zijn, hij zit kaarsrecht in het zadel, met een gemak alsof hij op een stoel heeft plaatsgenomen. Het groepje ruiters volgt de zandweg langs de bosrand, tot de weg zich splitst, ze laten het bos nu achter zich en rijden in een rustig tempo recht tussen de weilanden door, er is geen reden om te haasten. Na een half uurtje ziet de man het kennelijke doel van de rit, ze rijden recht op een grote boerderij af, samen met de stallen en een aantal kleinere gebouwen ligt het binnen een hoge omheining, een toren steekt hoog boven de gebouwen uit. Bovenop de aarden wal staat een ijzeren hek. De daken van de gebouwen zijn van een spiegelend materiaal gemaakt. Als ze over een brug gaan, langs de ijzeren deuren waarmee de toegang kan worden afgesloten, huivert hij even. Het is moeilijk om hier binnen te komen, en als iemand wil dat je binnen blijft kom je er ook moeilijk uit. Hij is hier omdat hij Kayla vertrouwt. Hij kent haar amper, gaat in goed vertrouwen met haar mee, is dat wel verstandig ? Aan de andere kant, wat zijn de overige opties ? Hij weet niet wie hij is, waar hij vandaan komt, welke taal hij spreekt. Hoe zou hij aan eten moeten komen ? Of aan onderdak ? Eerst maar eens afwachten wat er gebeuren gaat. De deur van de boerderij slaat open en er komt een oudere vrouw naar Kayla toe, net als de man eerder deed omarmt ze haar uitvoerig, de oudere vrouw spreekt opgewonden en snikt af en toe wat tranen weg Ze stallen de paarden, de oudere man overlegt met een aantal mensen die vervolgens met enige haast vertrekken en dan mag hij meelopen, met Kayla en de twee mensen die haar ouders zullen zijn. Eenmaal binnen wordt hij door Kayla naar een kleine kamer gebracht, achterin de boerderij. Er staat een bed in de ene hoek en een kast in de andere hoek bij de deur. De oudere vrouw brengt even later een stapeltje kleren, kijkt de man dankbaar aan, legt de kleren op het bed en schudt hem uitvoerig de hand. Langzaam spreekt ze tegen hem, alsof hij de taal dan wel zou verstaan. Kayla loopt weer de kamer uit en ze wenkt hem, ze brengt hem naar een ander vertrek, een badkamer. Hier kan hij zich verzorgen, hij ziet al scheerspullen liggen, handdoeken en scharen. Hij staat verbaasd van zichzelf dat hij dit allemaal weet, de buitenkant van de boerderij kwam hem zo vreemd voor, maar de binnenkant is hem weer heel bekend.
15
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Na een blik om zich heen begrijpt hij de bedoeling, zonder omhaal trekt hij zijn bovenkleren uit. Kayla zwaait naar hem en vertrekt, ze hoeft hier zeker niet bij te zijn. Eerst knipt hij de baard af, daarna kortwiekt hij zo goed mogelijk de lange haren. Vet en vies vallen de plukken op de grond. Hij brengt scheerzeep aan en scheert zijn baard af. " Ik zal wel vreselijk stinken," denkt hij als hij even later onder de douche het smerige water van zijn lijf ziet lopen. Hij wast zich van top tot teen, daarna droogt hij zich af en gaat naar de kamer waar het stapeltje kleren lag. Het past allemaal ongeveer, en het ruikt heerlijk fris. Het schoonmaken heeft hem goed gedaan, hij voelt zich uitstekend. Onwennig loopt hij door de gang, op zoek naar Kayla, bij haar voelt hij zich nog het meest op z'n gemak. Een deur aan het einde van de gang opent zich naar de keuken. De oudere vrouw is met het eten bezig, Kayla helpt haar. Het openen van de deur trekt hun aandacht, Kayla kijkt hem even verwonderd aan, dan wijst ze hem op een stoel waar hij kan gaan zitten. Er wordt een bord met eten voor hem neergezet, hij voelt zijn maag krampen en probeert om niet te snel alles naar binnen te schrokken. Kayla is stomverbaasd als er een knappe jonge man de keuken in komt, ze herkent alleen nog maar zijn oogopslag, het moet wel de zelfde man zijn. Ze is veel meer onder de indruk dan ze toe wil geven, wijst hem een stoel aan en geeft hem een bord eten. Dat hij lang niet fatsoenlijk gegeten heeft blijkt uit de enorme hoeveelheid voedsel die hij achter elkaar naar binnen werkt. "Waar kom je toch vandaan ?" denkt Kayla als ze hem gadeslaat. Ze ziet haar vader tot haar verholen genoegen eerst verbaasd en dan licht waarderend naar de onverwachte gast kijken als hij de keuken in komt. Hij gaat direct op de etende man af, steekt zijn hand uit en stelt zich voor. "Marten," en hij wijst op zichzelf. Dan wijst hij op zijn vrouw, en zegt " Leda." De man glimlacht beleefd maar zegt niets. Marten stelt voor dat Kayla de gast een rondleiding geeft over het grondgebied, maar wel binnen de omheining. Hij is een waakzame en voorzichtige vader. Ze volgt zijn advies op, neemt hem mee naar buiten, leidt hem rond en leert hem intussen de namen van de gebouwen, "stal, huis," en benoemt alles wat ze verder tegenkomen, "put, boom, paard, bloem, raam, deur." Hij onthoudt alles moeiteloos, aan het einde van de dag spreekt hij korte zinnen, al de aangeboden informatie heeft hij direct opgenomen. Ze heeft ook een naam voor hem verzonnen, " Arthur," noemt ze hem. Hij vindt het best, het klinkt hem niet verkeerd in zijn oren. De volgende dag maakt hij haar, met gebaren en de paar woorden die hij spreekt, duidelijk dat hij iets wil doen.
16
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Ze lopen door de stallen, ze wijst de paarden aan en benoemt van alles, " oren, manen, staart, benen." Arthur neemt een bezem en begint te vegen. Kayla lacht en zegt, "vegen." Hij knikt en herhaalt het woord. Als de stalvloer ontdaan is van alles wat er ligt probeert Kayla hem mee te krijgen naar buiten. Hij weigert, en zegt, "meer vegen." Het duurt even voor Kayla snapt wat hij bedoelt. Hij wil werken voor de kost. Met lange halen veegt hij door. Kayla kijkt het een tijdje aan en gaat dan naar haar vader. Als die hoort wat de bedoeling is zegt hij, " laat hem de stallen maar uitmesten." Kayla gaat weer naar de stallen en legt hem uit wat de bedoeling is. Met enthousiasme gaat hij aan de slag, met schep en kruiwagen. Als hij klaar is meldt hij zich voor de volgende opdracht. De fysieke inspanning doet hem goed, het werken leidt zijn aandacht af van die grote zwarte leemte in zijn hoofd. En al doende leert hij de taal spreken waarvan hij weet dat hij hem al kent. Een paar weken later is hij een heel stuk veranderd. Het lichamelijke werk heeft zijn spieren doen zwellen, tussen de verschillende klussen door leert Kayla hem spreken, lezen en schrijven. Hij ontwikkelt zich met een snelheid die iedereen verbaast. Als hij op een dag met zijn kruiwagen met afval naar de mesthoop buiten de omheining rijdt ziet hij hoe Marten aanwijzingen geeft aan twee mannen, ze moeten een gat graven. Op de terugweg informeert hij naar de bedoeling van het graafwerk. Marten legt hem uit dat een wichelaar op de plek waar het gat gegraven wordt een onderaardse wel heeft aangewezen, het is een goede plek om een put te graven. Het is alsof Arthur recht door de aarde heen kan kijken, hij ziet het water stromen onder de aarde, hij volgt de stroom zijn blik en wijst dan naar de boerderij. "Waarom hier graven, en niet daar ?" vraagt hij. "Omdat de wichelaar heeft vastgesteld dat het water hier het dichtst aan de oppervlakte komt," is het antwoord. Arthur schudt zacht zijn hoofd en gaat weer naar de stal. Hij kan de onderaardse beek nog steeds volgen, het water gaat dieper de aarde in als hij de boerderij nadert. Ver onder de droge gracht die om de vesting heen ligt stroomt het water, benieuwd hoe het water zijn weg vindt in de bodem volgt hij de stroom. Hij ziet de stroom stijgen en dalen, midden onder de vrije ruimte tussen de boerderij en de stallen is het water zo'n drie meter van de oppervlakte verwijderd. Met een steen markeert hij de plek, voordat hij zijn heldere moment kwijtraakt, hij is zo in beslag genomen door het volgen van het onderaardse water dat hij niet beseft dat zijn geest volledig open staat, het moment dat hij het zich realiseert valt het doek, de visie lost op, het water is niet meer zichtbaar. Geïrriteerd stampt hij naar de stal en haalt een schep, driftig begint hij te graven op de eerder gemarkeerde plek.
17
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij wil nu toch weten of hij gek is of niet, wat is er toch met hem aan de hand ? Als een bezetene werkt hij door, het gat is al snel een goede meter diep. "Wat ben jij aan het doen ?" Kayla's stem roept hem terug uit zijn driftbui. "Hier is water," hijgend stopt hij even met graven, vanuit zijn lagere positie kijkt hij naar boven. Kayla kan het niet nalaten om volstrekt ongelovig de put in te kijken. "Welnee, de wichelaar heeft een hele andere plek aangewezen, en hier binnen de wal is geen water, dat heeft de wichelaar echt wel onderzocht hoor, een put binnen de wal is veel veiliger, en als dat kon hadden we het al lang gedaan, wat denk jij dan." Hij is al weer verder aan het graven, Kayla haalt haar schouders op en loopt weg. Af en toe is Arthur toch behoorlijk in de war, hij moet het zelf maar weten, een gat graven op eigen houtje is vragen om moeilijkheden, ze wil er niets mee te maken hebben. Toch gaat ze een half uurtje later even kijken, Arthur is inmiddels niet meer zichtbaar, alleen de kluiten aarde die uit het gat vliegen verraden zijn aanwezigheid. Ze gluurt over de rand naar de driftig gravende man. Hij schept met ontbloot bovenlijf in een razend tempo. Het gat is al zo diep dat hij er zonder hulp niet meer uit kan komen. Benieuwd hoe lang hij deze snelheid volhoudt blijft ze staan kijken. Ze kijkt eens om zich heen, de binnenplaats die er normaal zo netjes uit ziet ligt bezaaid met kluiten aarde, het zal straks een behoorlijke rel worden, hij zal het hele gat weer dicht moeten maken. Ze schrikt op van een hijgende triomfkreet, direct kijkt ze in het gat waar Arthur staat. Hij lacht haar hijgend toe, met zijn voeten in het water. "Zie je, water," hij glimt van trots. Kayla loopt naar de stal om een ladder te halen, bezweet en modderig komt hij naar boven klimmen. "Water, water, water," luid zingend pakt hij haar beet en zwiert haar in het rond. Zo uitbundig heeft ze hem nog niet gezien, ze schrikt er van. Hij zet haar op de grond als hij haar reactie bemerkt. "En wat is hier aan de hand ?!" De boze stem van Marten doet hen beiden omdraaien. Arthur wijst op het gat, "water." Ongelovig kijkt Marten in het gat. Zijn blik is veranderd als hij Arthur aankijkt. "Hoe weet jij dat er op deze plek water is," vraagt hij ernstig. Arthur haalt zijn schouders op. "Ik zag water gaan onder de grond," is het antwoord. Marten kijkt Arthur onderzoekend aan. "Ben jij helderziende ?" vraagt hij na een tijdje. Arthur staat er ongemakkelijk bij. "Soms. Af en toe zie ik iets of kan ik dingen die ik niet begrijp. Ik weet niet waarom het soms komt." Hij draait zich om en loopt weg. Kayla wil achter hem aan gaan maar Marten legt zijn hand op haar schouder. "Laat hem maar even gaan, hij moet even alleen zijn."
18
De Heren van Katran
www.noblock.nl
De twee mannen die eerst dachten een diepe put te moeten graven hoeven nu alleen maar het bestaande gat iets uit te diepen om er vervolgens een fundament in aan te brengen. Later worden daar dan de stenen op gemetseld die de put met de oppervlakte zullen verbinden. Kayla loopt een tijd rond voor ze Arthur gevonden heeft, in elkaar gedoken aan de rand van de gracht, tussen een paar struiken. Kayla zegt niets als ze hem heeft gevonden, ze gaat naast hem zitten. Hij kijkt even op als hij merkt dat hij niet meer alleen is, dan verzinkt hij weer in de peinzende staat waarin hij verkeert. Zo zitten ze daar naast elkaar, stil. Als de zon bijna ondergaat kijkt hij op, het is alsof hij weer bij zijn positieven komt. "Vinden jullie me nu een gek iemand ?" Hij stelt de vraag zonder haar aan te kijken. "Welnee, hoe kom je daar nou bij ? Het is toch mooi dat we nu een put hebben op het erf. Daar is iedereen alleen maar blij mee." Ze tilt haar hand op om zijn schouder aan te raken, als de hand halverwege is trekt ze weer terug. Ze durft niet. "Hoe wist je nou dat er water was ?" Het duurt even voor hij antwoord geeft. "Ik zag het water gaan onder de grond, tot op het erf. En toen opeens niet meer. Ik heb dat gat gegraven om voor mezelf te bewijzen dat ik niet gek ben." Hij verzinkt weer in stilzwijgen. "Zie je die dingen dan niet altijd, alleen maar af en toe ?" Met een gekweld gezicht kijkt hij haar aan. Geschrokken van de uitdrukking op zijn gezicht zegt ze haastig, " ik vraag alleen maar, je hoeft niets te zeggen hoor, het is alleen maar belangstelling." Ze kijken elkaar een tijdlang aan. Dan begint Arthur te praten. "Je bent de eerste mens die ik me herinner. Voor dat moment op de markt is het zwart in mijn hoofd. Ik weet niets, ik moest zelfs opnieuw leren spreken. En toch weet ik dat ik ooit veel meer wist dan ik nu weet. Soms komen de dingen me zo bekend voor. En soms gebeurt er iets met me, dan doe ik iets waarvan ik niet weet dat ik het kan." "Zoals die mannen bij de kar, waar je mijn leven redde." Zacht spreekt Kayla de woorden uit. Arthur knikt. "Ja, zoals toen. Op dat moment verdween het zwarte doek in mijn hoofd. Het enige dat ik er nog van weet is dat ik heel veel weet en heel veel kan. Alleen kan ik er nu niets mee doen, ik kan het nu niet bereiken. Pas op het moment dat het zwarte doek even wordt opgetild kan ik met mezelf in kontakt komen, tot het doek weer dicht gaat. Het klinkt gek, maar zo is het." "Wat heb je dan gedaan, toen bij de kar, dat het opeens wel kon ?" Triest kijkt hij op. "De doodsangst op je gezicht, en het machteloze gevoel dat ik niets kon doen. En opeens was het zwarte doek weg en was ik de situatie meester. Ik liet ze stoppen met ademhalen, zomaar, alsof het niets is. En toen veranderde ik mezelf voor hun ogen in de duivel, ik liet hun zwavel ruiken en de
19
De Heren van Katran
www.noblock.nl
hitte van de hel voelen." Hij lacht een beetje schamper. "Ze scheten in hun broek van angst. Maar toen ze weg waren viel alles weer op de oude plaats en wist ik weer van niets. Net als nu." Hij pakt een steentje op van de grond en rolt het door zijn hand. "Ik weet niet wie ik ben." Kayla weet niet goed wat ze moet antwoorden, opnieuw reikt haar hand naar zijn schouder. Zacht raakt ze hem aan. "Het komt wel goed, echt wel." Arthur staat abrupt op. "Het wordt al donker, we moeten naar binnen." Hij loopt met grote passen naar de poort, Kayla kan hem amper bijhouden. Kayla zit tot laat in de avond met haar moeder in de keuken te praten. Ze is aangedaan, ze wil iets doen, maar ze weet niet wat.
20
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 2. Arthur stort zich op zijn bezigheden en ontwijkt iedereen zoveel mogelijk. Marten heeft s'avonds nog geprobeerd om met hem over het vinden van de waterstroom te praten maar Arthur is bijzonder zwijgzaam geworden. Behalve de meest noodzakelijke antwoorden zegt hij niets. Kayla heeft het ook nog een paar maal geprobeerd om met hem in gesprek te komen maar enig resultaat heeft ze nog niet geboekt. Uiteindelijk probeert ze het maar niet meer, ze spreekt hem alleen nog maar aan over lopende zaken, of over het weer. Ze merkt dat ze hem ook begint te ontwijken. Dan komen de Reizigers langs. Een lange rij van paarden en wagens, een bonte stoet mensen. Een keer per jaar bivakkeren de Reizigers op een weiland naast de boerderij. De Reizigers en Marten hebben een stilzwijgende overeenkomst, ze mogen van het terrein gebruik maken als ze de bezittingen van Marten met rust laten. Dit gaat al jaren goed, de mensen van de boerderij kijken uit naar de komst van de Reizigers, meestal blijven ze een week of twee. Zodra de wagens stilstaan komen de mensen tevoorschijn, er worden kampvuren gemaakt, muziek klinkt, uit de verre omtrek komen de mensen een kijkje nemen naar het gebeuren van de Reizigers. Ze hebben vaak nieuwtjes, komen overal en zien veel. Ze zijn een belangrijke bron van informatie, houden wedstrijden met alles wat poten heeft: varkens, honden, kippen, paarden. Er wordt gegokt en gespeeld, gewonnen en verloren, gehuild en gelachen. Het is feest tot ze weer verder trekken. Zoals meestal s'avonds het geval is staat Arthur weer over de vlakte te staren, ergens op de wal van de boerderij. Mensen die hem aanspreken negeert hij, teruggetrokken in zichzelf. Kayla raapt al haar moed bij elkaar en gaat naar hem toe. Uit niets blijkt dat hij merkt dat ze er is, hij blijft onveranderlijk in de verte staren. Kayla geeft hem de tijd, rustig wacht ze op een reactie. Er gebeurt een tijd lang helemaal niets. Kayla haalt adem en vraagt voorzichtig," ga je mee naar de Reizigers? Misschien is er iets leuks te doen." Arthur reageert niet, pas als ze haar vraag herhaalt schudt hij zijn hoofd. "Nee." Kayla weet niet goed wat ze moet doen. Dan pakt ze zijn hand en trekt er aan, "kom nou maar, het is vast leuk daar." Met een ruk ontsnapt Arthur uit haar greep. "Nee," zegt hij beslist. Woede slaat door Kayla heen. Als ze dan wordt afgewezen dan kan het op z'n minst op een nette manier. "Wat ben jij een vreselijke lul, heb je dan niets geleerd, stomme zak ! Onbehouwen boer dat je bent!"
21
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Ze haalt uit met haar rechterarm en raakt hem midden op zijn gezicht. Bloed stroomt uit zijn neus, het was goed raak. Kayla kijkt verbaasd naar het gevolg van haar klap, Arthur staat voorover en blaast het bloed uit zijn neus. "Ik wilde niet, ik heb, ik bedoel, doet het pijn ?" Arthur kijkt op, "nee, niet echt, ik heb vrij snel een bloedneus, het ziet er erger uit dan het is." Ze kijken elkaar even aan. "Ik had die mep ook wel verdiend," grijnst hij opeens vrolijk, "geldt je aanbod nog, voor de Reizigers ?" Kayla knikt. Het bloeden stopt al snel, Arthur maakt zijn gezicht schoon met het water van de nieuwe put. Ze geeft hem opgelucht een arm en lopen samen naar het terrein van de Reizigers. Al snel mengen ze zich tussen de mensen die ook op zoek zijn naar de afleiding van het bestaan die de Reizigers hen bieden. Eenmaal aangekomen op het tijdelijke domein vol feestvreugde kijkt Arthur met verbazing om zich heen. Er gebeurt van alles, legio manieren om op een plezierige manier van je geld af te komen. Ze kijken eerst een tijdje naar een hanengevecht, gaan dan door naar een kring om twee mannen die aan het armworstelen zijn, dan wijst Kayla Arthur op een podium waar een goochelaar zijn kunsten vertoond voor het hooggeëerde publiek. Ze dwalen een tijd rond over het terrein tot Kayla de tent ziet van de waarzegster. "Kom, we gaan eens daar naar toe," zegt ze en duwt Arthur in de richting van de tent. "Wat is daar dan te doen ?" "Het is de tent van de waarzegster, misschien kan zij je iets vertellen over jezelf," antwoordt Kayla. Hij blijft prompt staan. "Niets ervan, geen onzin aan mijn hoofd, ik moet daar helemaal niets van hebben." Het duurt een tijd voordat Kayla hem heeft overgehaald om toch naar binnen te gaan. Onder het motto 'baadt het niet, schaadt het niet' geeft Arthur uiteindelijk toe. Samen komen ze de donkere tent binnen van de waarzegster. Als hun ogen gewend raken aan het duister ontwaren ze een tafel. Achter de tafel zit de waarzegster. Veel meer is er niet te zien in het halfdonker. Toch een beetje onder de indruk blijven ze staan, tot de waarzegster hen naar voren roept. "Neem plaats." Onwennig gaan ze zitten. Ze moeten hun handen op een zilveren schaal leggen, de waarzegster neemt de schaal aan de uiteinden vast en concentreert zich. Vrijwel meteen kijkt ze Arthur aan. "Je moet wel meewerken, anders kan ik niets voor je betekenen." Kayla blikt Arthur even aan. "Zie je wel," zegt ze zacht. Arthur kijkt strak voor zich uit. "Ik werk mee zoveel ik kan." De waarzegster wenkt naar Kayla, die haalt haar handen van de schaal. Met een ingespannen gezicht hervat de waarzegster de sessie. Een scala van uitdrukkingen glijden over haar gezicht, angst, verbazing, en verdriet. Arthur heeft intussen zijn ogen gesloten
22
De Heren van Katran
www.noblock.nl
en zit ogenschijnlijk rustig met zijn handen op de zilveren schaal. Een tijd gebeurt er verder niets. Tot de waarzegster opeens beweegt. Hijgend laat ze de schaal los. Met een bang gezicht kijkt ze Arthur aan. "En," vraagt Arthur met een spottend lachje," wat is er over mijn toekomst te voorspellen ?" De waarzegster kijkt hem lang aan voor ze antwoord geeft. "Ik kan niets zeggen zonder schade te berokkenen aan de dingen die gebeuren moeten." Ze heft haar hand op om Arthur tot stilte te manen. "Uw geest is op slot gezet op een krachtige manier, ik kan slechts een glimp opvangen van dat wat er is. Ik heb beelden gezien die mij zeer bezorgd maken." Ze kijkt Arthur nu indringend aan. "Ik kan alleen maar zeggen dat u een machtig persoon was. En dat u weer een machtig persoon zult worden als u alles tot een goed einde brengt. De barrière in uw geest breekt langzaam af, er zal steeds meer terugkomen, en dan zal u weten wat te doen." Hoofdschuddend kijkt ze Arthur aan. Dan buigt ze haar hoofd. "Het was mij een eer om u hier te mogen ontvangen. Ga nu in vrede." Kayla zoekt naar geld om te betalen, maar de waarzegster schudt ontkennend met haar hoofd. "Ik heb niets kunnen zeggen, ik kan hier geen geld voor rekenen, echt niet." Ze verlaten de donkere tent. Kayla neemt hem mee naar een stalletje waar een donkere man worsten braadt. Ze bestelt voor hen beiden een worst, al lopend eten ze het op. "Wat een lariekoek, zo'n waarzegster," begint Arthur," het is maar goed dat ze er niets voor rekende, voor zo'n partij onzin." "Vind je ?" vraagt Kayla met irritatie in haar stem," hoe kan het dan dat ze weet dat je geest op slot zit ? En dat je je soms wel dingen herinnert ? " Ze stopt om adem te halen en dan valt haar iets in." Hoe kan het dat jij na die mep op je neus plotseling zegt 'ik heb vrij snel een bloedneus', Nou ?!" Arthur zwijgt. Stil lopen ze tussen de drukte door. "Je hebt eigenlijk wel een beetje gelijk," doorbreekt Arthur de stilte die tussen hen in hangt. "Een beetje ?! Kom nou." Kayla stapt boos door. "Nou goed dan, je hebt gelijk, ze wist meer van me dan ik voor mogelijk hield. En daar houd ik niet van. Heb ik dat echt gezegd, 'ik heb vrij snel een bloedneus' ?" Kayla knikt. "Ja." "Ik heb vrij snel een bloedneus," herhaalt Arthur peinzend, "ja, dat klopt, dat is zo. " Opgewekt kijkt hij haar aan," dat kan ik mij herinneren !" Kayla onderdrukt de neiging om hem om de hals te vliegen, in plaats daarvan knikt ze blij. "Zie je wel dat die waarzegster het wel bij het goede einde had ?" "Je hebt gelijk," zegt hij. Dan storten ze zich beiden in het feestgewoel.
23
De Heren van Katran
www.noblock.nl
De volgende morgen weet hij dat hij gedroomd heeft, maar kan zich niet herinneren wat precies, alleen dat Kayla er in voorkwam. Het legt een druk op hem die de hele dag voortduurt. Hij gaat weer aan het werk in de stallen, als hij met een schep de verteerde resten in de kruiwagen laadt ziet hij voor zijn geestesoog een rij paarden in een stal. Veel paarden. Mooie paarden. Hij is op weg naar een trotse hengst die al gezadeld voor hem klaar staat. Arthur knippert met zijn ogen en staat weer gewoon met de schep in zijn handen de kruiwagen vol te laden. De woorden van de waarzegster herhalen zich, "de barrière in uw geest breekt langzaam af, dan zal u weten wat te doen." Een rilling trekt over zijn rug. Komt hij weer langzaam in contact met zichzelf ? Het ijzeren blad schraapt weer over de grond. Er komen die dag geen beelden meer. Het duurt lang voor hij die nacht in slaap valt, onrustig als hij is. Zijn ogen zijn nog maar amper gesloten of hij staat midden op een slagveld. De dood heerst. Overal liggen stervende mensen, uiteengeslagen door de kogels van de oorlogsmachine die brommend zijn weg zoekt. De grote rupsbanden rijden de ongelukkigen die niet op tijd weg kunnen komen aan flarden. Enkele dapperen die nog kunnen lopen proberen tevergeefs de stalen mantel te doorboren met hun simpele wapens, ze komen niet verder dan het bekrassen van het harnas. Soms stopt de machine en gaat dan plotseling achteruit, weer alles verpletterend op zijn weg. Een machinegeweer komt knetterend tot leven en maait de belagers van zich af. De grote koepel op de machine draait rond, de vinger van de dood wijst op een huis. Na een doffe dreun uit de koepel vliegt het huis in brand. Arthur wordt zwetend wakker, hijgend van opwinding. Nee, niet op een slagveld, hij ligt gewoon in een bed, niets aan de hand. Bang om weer te gaan slapen staat hij op en kleedt zich aan. Hij gaat naar buiten. Het is licht aan het worden, vroeg in de morgen. Vogels fluiten de dageraad tegemoet, de frisse ochtendlucht strijkt over het land en laat de dauw die glinsterend over de velden ligt oplossen. Nog steeds bedacht op een plotselinge uitbarsting van dood en geweld gaat hij behoedzaam naar de gracht, naar de plaats waar hij zich wel vaker afzondert. Zittend kijkt hij lang over de velden, luistert scherp. Enkel de geluiden van de zomer zijn hoorbaar, hij ziet alleen maar vrede. Langzaam komt de ontspanning, de droom echoot nog na in zijn hoofd. Dit is de eerste droom die hem bijblijft. Hij weet niet goed wat hij ermee aan moet. Aan de ene kant is hij blij dat hij weer herinneringen krijgt, maar wie weet wat voor een beerput er open gaat. Om zich heen kijkend zodat hij zeker weet dat hij echt wakker is, dat hij niet op een slagveld is, laat hij de droom weer toe. Op een afstand bekijkt hij zijn herinnering.
24
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Als de koepel vuur spuwt en daarmee het huis vernielt dwingt hij zich tot stoppen. Machteloos slaan zijn handen op zijn benen. Wat moet hij hiermee ! De boerderij ontwaakt, mensen lopen heen en weer, Arthur gaat kijken of er iets te ontbijten is. Na het eten komt hij Kayla tegen. "Ga je vanavond mee naar de Reizigers, het schijnt dat ze morgen al weer vertrekken. Ze komen pas volgend jaar weer terug." Arthur knikt bevestigend, hij wil wel. Het plezier dat ze hadden op het terrein van de Reizigers brengt een glimlach op zijn gezicht. "Afgesproken," Kayla verdwijnt in het kippenhok, hij kijkt haar na als ze door de deur verdwijnt, dan wijdt hij zich weer aan zijn taak als stalknecht, hij is nog maar net begonnen als Marten binnenkomt. Hij bekijkt de smetteloze stal met een waarderende blik. "Ik heb gehoord dat je bij de waarzegster geweest bent," begint hij. Arthur stopt met het voeren van de paarden. Hij knikt. "Het schijnt dat de waarzegster nogal onder de indruk was van jou, zelfs zo erg dat ze nogal haastig vertrokken is." Arthur kijkt verbaasd op. "Ik heb van de Reizigers gehoord dat zij een machtig mens heeft gesproken, iemand waar ze zeer van onder de indruk was." Marten kijkt Arthur aan. "Wie ben jij ?" "Ik weet het nog niet. Af en toe komen er flarden van mijn herinnering terug, meestal dingen die ik droom, ik weet niet welke waarde zij hebben en in welk verband zij tot elkaar staan. Net als die andere dingen, dat ik wist waar het water was voor de put en zo, ik weet niet hoe ik het moet beheersen. Maar ik heb goede hoop dat het ooit weer allemaal in elkaar zal passen." Marten wacht, maar er komt niets meer. "Mijn dochter is zeer op je gesteld, je hebt je verblijf hier in de eerste instantie aan haar te danken, ik had zelf nooit een haveloze zwerver toegelaten in mijn huis. Je hebt haar geholpen op een manier die ik niet begrijp, ze zegt dat je drie mannen hebt verslagen door ze alleen maar aan te kijken." "Op dat moment beheerste ik mijzelf, ik kon met die drie doen wat ik wilde, ik heb ze laten leven." "Als jij ooit probeert om..." Arthur heft zijn hand op. "Ik zweer dat ik jullie nooit en te nimmer iets aan zal doen, al weet ik op dit moment niet eens hoe ik dat zou moeten doen." Het gesprek is afgelopen, Marten draait zich om en verdwijnt uit de stal. Arthur gaat verder met zijn werk. Na het avondeten komt Kayla hem al snel halen om naar de Reizigers te gaan. Ze heeft haar haren gevlochten, haar kleren met zorg uitgekozen. Arthur merkt tot zijn eigen verbazing dat hij nu pas echt ziet hoe mooi ze is. Gearmd gaan ze op weg, af en toe raken hun heupen elkaar.
25
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Het is een stuk rustiger dan de vorige keer, er zijn veel minder mensen komen kijken. Er zijn ook een hoop Reizigers vertrokken. Degenen die er nog staan zijn bezig met pakken, het heeft er alle schijn van dat het terrein morgen weer volledig verlaten is. Kayla vindt het maar raar, ze blijven anders minstens een week. Op haar vragen krijgt ze geen andere reactie dan, "het is weer eens tijd om verder te gaan." De gezichten van de Reizigers staan bezorgd, er is duidelijk meer aan de hand. Kayla vraagt nog wat rond maar op één antwoord na, "let maar goed op het oosten," blijven de antwoorden vaag en ontwijkend. De lol is er al snel af, een beetje doelloos lopen ze samen over het terrein. "Ben je al eens bij de rivier geweest ?" vraagt Kayla. Op het ontkennende hoofdgebaar van Arthur stelt ze voor om er heen te gaan. "Het is niet zo ver lopen." Tussen de weilanden met wuivend gras gaan ze in de richting van het water. Ze lopen niet meer gearmd, Kayla gaat voorop om de weg te wijzen, Arthur loopt achter haar aan over het smalle pad en volgt met zijn ogen het lijnenspel van de spieren op haar dijen. In de lome warmte van de avond is alles vredig, genietend gaat hij verder. De geur van het water verraadt de aanwezigheid van de rivier voordat ze hem zien. Arthur gooit takjes op het water, ze zitten al een tijd naast elkaar naar het stromende water te kijken. Kayla wisselt haar blikken afwisselend tussen het water en Arthur. "Wat vliegen de zwaluwen laag hè ?" Arthur knikt, hij doorbreekt de ietwat ongemakkelijke stilte niet. Als Kayla is uitgesproken kijkt hij op naar haar gezicht. Ze kijken elkaar lang aan. Arthur realiseert zich dat ze nog nooit zo bij elkaar waren zonder anderen in de buurt. Hij wendt zijn blik af naar de grond en kijkt dan weer naar haar, ze kijkt naar het stromende water. Langzaam glijden zijn ogen over haar benen naar haar gekromde buik om te blijven hangen bij de welvingen die haar borsten maken in haar kleding. "Kan jij zwemmen ?" vraagt Kayla plotseling. Hij weet dat ze gemerkt heeft dat hij naar haar keek. "Ik weet het eigenlijk niet, ik denk het wel." Hij is een beetje verbaasd over haar vraag. Kayla staat op en begint zich uit te kleden. In een oogwenk staat ze aan de rand van het water. Met open mond bekijkt hij haar jonge naakte lichaam tot ze in het water springt. De spetters maken donkere plekken op zijn kleren als ze het water in springt. "Kom je nog," lacht ze vrolijk terwijl ze naar het midden van de stroom zwemt. Arthur wil zich niet laten kennen, stapt snel uit zijn kleren en nog sneller staat hij even later tot aan zijn middel in het water, een beetje ongemakkelijk, zo helemaal naakt. "Kom op, zwemmen, schiet eens op."
26
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij weet zich niet te herinneren of hij zwemmen kan, voorzichtig buigt hij door zijn knieën om eens te proberen of hij kan drijven. Een ijselijke kreet doet hem verstijven, op de plek waar Kayla net nog zwom is alleen nog maar water, haar hand komt even boven en verdwijnt weer. Met een grote sprong en twee zwemslagen is hij op de plek waar ze verdween. Hij duikt onder water en kijkt om zich heen. Niet veel te zien, het water is niet helder genoeg. Zijn wild rondtastende handen voelen iets, hij grijpt haar beet, slaat zijn benen uit en tilt haar naar boven. Proestend haalt ze adem en giert van het lachen. "Wat ben je toch een galante man, je hebt me gered !" Ze drukt een warme kus op zijn mond. Dan trekt ze zich los uit de zijn greep en zwemt lachend met grote slagen stroomopwaarts Haar naakte lichaam dat hij net nog tegen zich aan voelde drukken en de kus op zijn lippen laten zijn droom over haar echoën in zijn herinnering. Met een oorlogskreet gaat hij achter haar aan, haalt haar in en dwingt haar speels naar de kant van de rivier. "Ik wil meer," zegt hij en tuit zijn lippen. Op de zandbank rollen ze over elkaar heen, het stoeien wordt vrijen. De liefde en de lust doen hen beiden alles vergeten als ze op gaan in elkaar.
27
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 3. Het is bijna donker als Kayla en Arthur samen terugkeren naar de boerderij. Hand in hand. "Doorlopen, de poort gaat al bijna dicht." Kayla knijpt zacht in zijn hand om hem aan te sporen, haar hand laat pas los als de boerderij in zicht komt. Bij de poort staat Marten uit te kijken naar zijn dochter. "Waar komen jullie zo laat vandaan ?" Marten kijkt het tweetal onderzoekend aan. "Wij zijn wat gaan lopen bij de rivier, een beetje pootje baden en zo, de Reizigers gaan al weer weg, er was daar niet zo veel te doen." Kayla praat luchtig. "Zo. Veel plezier gehad ?" Kayla knikt. Marten kijkt nog eens naar zijn stralende dochter en knikt nadenkend. "Over tien minuten verwacht ik jullie in de keuken," zegt hij voor hij wegloopt. Arthur kijkt Kayla vragend aan, ze haalt haar schouders op, als haar vader buiten gehoorsafstand is geeft ze een aan het gebaar gelijkend antwoord. "Ik weet niet waarom." Ze kijkt om zich heen of er niemand te zien is, dan kust ze hem innig en loopt naar haar kamer om zich om te kleden. Even later zitten er zo'n dertig mensen in de keuken, ook de mensen die pal naast de boerderij wonen zijn aanwezig. Marten komt binnen, zijn gezicht staat ernstig. "Het is lang geleden dat ik iedereen bij elkaar heb geroepen. Het is lang geleden dat het nodig was. Ik weet niet of het nu ook noodzakelijk is, maar als de tekenen en de geruchten ons niet bedriegen dan gaan we een zware tijd tegemoet." Het is doodstil in de keuken. "Naar het schijnt trekt er een groep zwervers moordend en plunderend rond, als ze hun richting niet veranderen dan komen ze hier langs. Wij moeten de noodzakelijke voorbereidingen treffen. Ik heb de wapens in de kelders al geïnspecteerd. Morgenvroeg zullen wij ze in stelling brengen. Vanavond al zal de toren bemand worden." Hij wenkt naar Leda. Zijn vrouw staat op en geeft aan elk gezin een papier. Marten gaat ondertussen door, " op het papier staat een rooster, voor de bewaking van de toren en voor het inrichten van de stellingen, morgen. Iedereen blijft slapen binnen de wallen van de boerderij, er is plaats genoeg, tot de dreiging is afgenomen." Dan is hij uitgesproken. Iedereen begint door elkaar te praten, sommigen wisten van niets, anderen hadden al wel verhalen en geruchten gehoord. Het wordt heel laat voordat iedereen slaapt, het vinden van een goede slaapplaats neemt een hoop tijd in beslag. Arthur gaat naar zijn kamer, hij maakt zich ongerust. Het was Marten aan te zien dat hij zich zorgen maakte. Hij is net klaar met omkleden als Leda binnen komt, gevolgd door één van de pachters met zijn vrouw en een baby.
28
De Heren van Katran
www.noblock.nl
"Dit gezin komt met jou de kamer delen," kondigt Leda aan. "Ik kan best in de stal slapen, dan kan ik meteen de dieren in de gaten houden," stelt Arthur voor, "ik vind het niet erg, en zij hebben meer ruimte." De laatste zin levert hem een dankbare blik op van de pachtersvrouw. Leda geeft haar goedkeuring. Arthur neemt zijn spullen op, zijn enige bezit is een stapeltje schone kleding, en gaat naar de stal. In de keuken komt hij Kayla tegen, ze loopt met een mand met beddegoed. Op haar vragende blik zegt hij zo gewoon mogelijk," ik ga maar in de stallen slapen, dan hebben de anderen meer plaats." Ze sluit even haar ogen ten teken dat ze het begrepen heeft. In de stal hangt de warmte van de dag nog tussen de dieren. Arthur neemt een deken mee naar de zolder, hij gaat vlak bij het trapgat liggen, daar is het nog het minst benauwd. Op zijn rug staart hij naar boven, het is donker geworden, de sterren werpen hun ijle licht over de wereld. Binnen zie je geen hand voor ogen. Arthur overdenkt de gebeurtenissen. Het zorgelijke gezicht van Marten staat hem nog haarfijn voor ogen. Hij heeft er geen goed gevoel bij, ergens wordt hij onrustig, een voorgevoel, hij weet het niet precies. Er verschijnt een grote groep mannen voor zijn ogen, grof gekleed en zwaar bewapend. Hij schudt met zijn hoofd en verjaagt de bende uit zijn blik. Zacht prevelen zijn lippen " Kayla." Direct stroomt de verliefdheid als een warme gloed door zijn maag. "Kayla," fluistert hij weer zacht, de naam van de eerste vrouw in zijn herinnering. Bang om in slaap te vallen en dan zijn nachtmerrie te ontmoeten zet hij zich aan het denken. Hij gaat de gang der dingen nog eens na, Marten die hem aansprak in de stal, de Reizigers, die allemaal weg gaan, het pad naar het water, Kayla die hem het water in lokte... een grijns komt op zijn lippen. De deur van de stal gaat heel zacht open. Behoedzaam gaat de deur weer dicht, de grendel valt op zijn plek. Arthur luistert gespannen naar de schuivende voetstappen onder hem, pas hij zijn naam hoort fluisteren ontspant hij. "Ik lig op zolder," fluistert hij zacht. Hij hoort haar zoeken naar de trap, het ruisen van haar kleren. De treden kraken zacht, hij legt zijn handen op de uiteinden van de ladder, als hij haar handen voelt pakt hij haar onder haar armen en tilt haar op de deken. Zijn handen glijden over haar lichaam. "Je bent naakt," fluistert hij. "Ja," zegt ze zacht. Grommend draaien de rupsbanden de grond aan stukken. De koepel op het werktuig van de dood draait rond en wijst op het kleine witte huis. Een lichtflits komt uit de loop, een doffe lage dreun doet de wereld schudden.
29
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Het glas vliegt uit de sponningen van het witte huis, dakpannen komen naar beneden, het vuur neemt bezit van het huis. De banden draaien door, of er nu mensen liggen of niet, of ze leven of dood zijn. Een tweede dreun. Nu staat het huis helemaal in brand. De mensen die nog uit het huis kunnen komen worden door het roffelende machinegeweer neergelegd. De machine draait en komt naar hem toe. Hij wordt wakker, het is licht. Het eerste wat hij ziet is haar bezorgde gezicht. "Wat is er ? Je schreeuwde, je zweet helemaal ?" Kayla strijkt met haar hand troostend langs zijn wang. "Ik heb gedroomd," probeert hij rustig te zeggen. "Zeg maar rustig 'nachtmerrie', je ziet er nog steeds bang uit. Waar ging het over ?" Hij ontwijkt haar blik. " Ik weet het niet precies." Kayla kijkt hem peinzend aan. "Echt niet ?" "Ik heb een droom die steeds duidelijker terug komt," geeft hij aarzelend toe, "maar het zijn allemaal flarden, ik weet niet wat de bedoeling van die droom is." "Ik moet weg." Ze kust hem, staat op en gaat de trap af. De klink sluit even later en hij is alleen. Hij staat op en begint de paarden te verzorgen, als het werk gedaan is gaat hij naar buiten. Om zich heen kijkend ziet hij de toren, er zit iemand in. Rillend van onbehagen gaat hij op weg naar de keuken, zijn maag rommelt. In de keuken is het niet zo druk als hij verwachtte. Na de nacht is iedereen weer naar zijn eigen huis gegaan, voorlopig is het nog veilig. Even later loopt hij een rondje om de boerderij. Her en der worden stalen constructies neergezet, met gleuven waardoor de machinegeweren steken. Hij bekijkt het met een zorgelijk gezicht, de machines van de dood roepen een onrustig gevoel op. Marten loopt druk heen en weer, Arthur schiet hem aan om te vragen of hij zich nuttig kan maken. Kort daarna is hij aan het slepen met zandzakken die rondom de stellingen op stapels worden gelegd. Kennelijk verwacht Marten een serieus beleg van de vesting. Op vragen in die richting reageert hij niet, hij geeft enkel meer aanwijzingen. Regelmatig kijkt hij of de wacht in de toren goed zijn werk doet. De dag is met al de werkzaamheden snel voorbij. 's Avonds valt Arthur als een blok in slaap, hij heeft Kayla amper gezien vandaag, ze komt hem die nacht niet opzoeken, ze heeft zelf ook de hele dag hard gewerkt. De droom die hem 's nachts meestal wakker doet worden komt niet voorbij, als hij wakker wordt heeft hij een ander beeld voor ogen, een beeld dat bestaat uit een aantal mannen die door een weiland sluipen, ze hebben bundels gras op hun rug gebonden, ze zijn bijna niet te onderscheiden tussen de graslanden.
30
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij schudt zijn hoofd om wakker te worden en gaat zijn staltaken vervullen. Na het ontbijt meldt hij zich bij Marten, ook vandaag sleept hij zakken met zand de wal op. Pas laat op de dag is Marten tevreden met de opgeworpen mitrailleursnesten, hij verzamelt de pachters en wijst de schutters aan. Dan verdeelt hij de andere taken. Arthur mag zorg gaan dragen voor het brengen van de munitie van de kelder naar de plekken waar het nodig is. Kayla krijgt een sleutel van de deur waarachter de kogels liggen. Zij regelt de uitgifte. Bij elk van de mitrailleurposten legt Arthur een verzegelde kist waar een patroongordel in zit. Marten heeft niet veel te zeggen behalve dat de stroom met geruchten over de bende zwervers aanzwelt en dat de boerderij nu maximaal bewapend is. Iedereen voelt dat er toch iets gaat gebeuren, het duurt lang voordat de mensen gaan slapen. Als Arthur de stallen naloopt voordat hij wil gaan slapen komt Kayla de stal binnen. "Ik kan niet lang blijven, mijn vader zou mij meteen missen," zegt ze voor ze hem om zijn hals valt. Arthur drukt haar stevig tegen zich aan. "Als de dreiging voorbij is wordt alles weer anders, het is niet de eerste keer dat we dit meemaken." Dan is ze weer weg. Hij loopt nog een keer langs alle paarden om zich ervan te overtuigen dat alles in orde is, klimt dan naar zijn plek om te slapen. Nadat zijn ogen zich uiteindelijk sluiten keert de droom weer terug, de droom van de mannen met gras op hun rug. Hij schrikt wakker en merkt dat hij rechtop zit. Het is nog aardedonker, midden in de nacht. Zijn hart gaat wild te keer, onrust slaat door zijn lijf. Slapen gaat niet meer, hij staat op en gaat naar buiten. In de stilte van de nacht loopt hij over het erf. De toren schemert in het zwakke sterrenlicht, de wacht is vanaf de grond niet zichtbaar. Om niemand wakker te maken roept hij onderaan de toren zacht naar boven. Antwoord komt er niet, behoedzaam klimt hij de ladders op naar boven. Eenmaal halverwege is de diepe regelmatige ademhaling van de wachter al duidelijk te horen. Arthur pakt de man bij zijn schouder en schudt hem zacht heen en weer, de wachter schrikt wakker en verslikt zich als hij wakker wordt. "Jij mag hier helemaal niet komen," zegt de wachter, boos op zichzelf. "Het lijkt me dat het niet zo'n slecht idee was om even langs te komen," geeft Arthur als antwoord, "hoe denk je dat Marten je had wakker gemaakt ?" De man bromt iets onduidelijks ter verdediging, hij wordt een stuk vriendelijker als Arthur zegt dat Marten van hem niets zal horen over slapende wachters. Hij laat Arthur het touw zien dat eindigt bij de bel in de boerderij, en de verrekijker waarmee hij de uitkijk houdt. Arthur mag ook even door de verrekijker naar de omgeving kijken, ook al is er nu niets te zien.
31
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Arthur voelt de onrust door zich heen trekken als een koude windvlaag, de angst slaat door hem heen. Waarom weet hij niet, turend in de zwarte vlek aan de andere kant van de verrekijker. Niets te zien, het is te donker. Toch is er iets, het is duidelijk aanwezig. Hij laat het kijkglas zakken en kijkt om zich heen. Opeens is het zichtbaar, aan de zuidkant van de boerderij kruipen minstens dertig mannen op handen en knieën door het gras. Ze naderen de droge gracht, nog even en ze kunnen de wal op gaan klimmen. Dan is het weer weg, Arthur weet niet of het een droombeeld was of dat de boerderij werkelijk belaagd wordt. Hij snelt langs de ladders naar benden, de wachter verbaasd achterlatend. Die haalt zijn schouders op over een dergelijk onbeleefd gedrag. Arthur rent zo snel en zo zacht mogelijk naar de zuidkant van de aarden wal, klimt vlug in het onbemande mitrailleursnest, niemand verwachtte dat er al snel moeilijkheden zouden komen. Hij luistert scherp. Het ritselt in de nacht, het kan van alles zijn. Voorzichtig steekt hij zijn hoofd buiten de stapel zandzakken. Het stelt hem in staat om misschien iets te zien van wat er onderaan de wal en vlak voor de gracht gebeurt, tegelijkertijd is hij bang dat zijn hoofd afsteekt tegen de massa zandzakken die zacht verlicht worden door de sterrenhemel. Even staart hij in het donker, niets te zien. Dan schrikt hij van een alarmkreet in zijn hoofd, een reflex trekt zijn hoofd terug en bijna op hetzelfde ogenblik scheert een pijl vlak over zijn hoofd. Met één beweging is hij bij het machinegeweer, opent de klep op het geweer, pakt een munitiekist en trekt de patroongordel eruit. Automatisch legt hij de kogelrij op zijn plek, sluit de klep en laadt het geweer door, dan nog een paar keer tot er een patroon uitvalt. Zijn linkerhand zet de schakelaar op automatisch vuren, zijn rechterhand klemt om de handgreep en drukt de veiligheidsschakelaar in. Zijn rechterwijsvinger laat het wapen een paar keer kort achter elkaar vuren in de richting waar de pijl vandaan kwam. Dan vuurt hij nog een paar keer, intussen gaat de loop heen en weer. Een regen van kogels slaat als antwoord in de zandzakken van de mitrailleurspost. "Ik heb het dus echt gezien," denkt hij op een onpassende manier opgelucht. Een kogelregen daalt neer op de plek waar hij de schoten vandaan ziet komen. Zuinig met zijn munitie vuurt hij met korte tussenpozen, er ligt maar één patroongordel. Inmiddels is iedereen ontwaakt van de schotenwisseling en de bel die de wachter ook nog overbodig laat klinken. "Wat ben jij hier aan het doen !!" schreeuwt Marten als hij naast Arthur neerploft. "De boel verdedigen, wat denk je !!" brult Arthur terug. Marten bracht twee kisten met munitie met zich mee, Arthur laat de kogels nu achter elkaar neerkomen aan de andere kant van de wal. Bliksemsnel opent hij het wapen en brengt de volgende patroongordel aan, sluit het wapen, laadt het door en
32
De Heren van Katran
www.noblock.nl
komt dan pas op het idee dat hij misschien niet de positie heeft om een machinegeweer te bedienen, hij geeft het wapen aan Marten. "Jij weet heel goed hoe je hiermee om moet gaan," zegt Marten en geeft het meteen terug. Een paar salvo's later blijkt dat de aanval is afgeslagen, het geweervuur van de andere kant komt van steeds verder weg. De zenuwen blijven gespannen tot het licht wordt, pas als het zeker is dat er niemand meer is op een paar kreunende gewonden en een paar lichamen die niet meer ademen na neemt de spanning af. De doden worden begraven, de gewonden worden opgehaald en verzorgd. Daarna worden ze door Marten ondervraagd, maar veel wijzer wordt hij niet van hun antwoorden. Arthur loopt doelloos door de stal, zichzelf vragen stellend. "Hoe weet hij hoe een machinegeweer te bedienen ?" "Hoe wist hij dat er een aanval kwam ?" Het zijn dezelfde vragen die Marten hem even later stelt. Ook dan heeft Arthur geen antwoord, anders dan," ik wist het gewoon." "Ik weet niet wie je bent, ik weet niet waar je vandaan komt," zegt Marten ernstig," maar je hebt ons gered van een aanval in de nacht. Je bent een geboren ruiter, je bent een ervaren schutter met verstand van wapens, je kunt soms in de toekomst kijken, je ziet water gaan waar geen enkele wichelroede loper het vermoedt. Wat voor een mens ben jij ?!" Arthur kijkt hem machteloos aan, "ik weet het niet, mijn geheugen laat mijn vragen onbeantwoord. Ik weet het niet. Soms gaan de dingen vanzelf, als er iets aan de hand is opent mijn geheugen zich weleens, maar dan heb ik geen tijd om mijn geest te bekijken, en als de rust weerkeert is het weer dicht." Hij laat zijn handen langs zijn lichaam vallen. Marten laat niet merken dat hij schrikt van de gekwelde uitdrukking op Arthur's gezicht. "Er is veel te doen vandaag, we brengen iedereen voorlopig onder op de boerderij, de zwervers komen terug, dat is zeker, en als ze komen dan zijn het er in ieder geval een heleboel." Marten heeft het druk. Zo is Arthur net als de anderen de hele dag bezig om zoveel mogelijk spullen van de huizen om de boerderij te verhuizen naar de veiligheid binnen de wal. Pas als het echt donker wordt houdt men op. Er wordt hard gewerkt, iedereen is stug bezig om zoveel mogelijk over te brengen, als de zwervers komen dan zal er niet veel van de huizen overblijven. In de keuken wordt een enorme hoeveelheid voedsel klaargemaakt om iedereen te voeden. Al de gezichten staan ernstig, ervaringen uit het verleden staan de meesten nog scherp in het geheugen gegrift. Maar alle aanvallen zijn tot nu toe met succes afgeslagen. Arthur rolt doodmoe de zolder op, zoveel dingen heeft hij nog nooit in zijn handen gehad. Ver weg in zijn slaap hoort hij weer de lage grom van de machine met de rupsbanden. De doodskreten van
33
De Heren van Katran
www.noblock.nl
de vermorzelden onder de stalen band rijten zijn rust aan stukken. De vlammen slaan uit het dak van het huis. Hij staat zelf voor het raam en ziet de vuurmond naar zich toe draaien. Gillend ontwaakt hij. Het duurt even voor hij weer tot rust komt. Hij ligt gewoon op een zolder, boven de paarden. Het wordt al weer langzaam licht, hij staat op en loopt een stuk langs de wal. Elke schutterspost is bemand na de besluiping van afgelopen nacht, in de toren zitten twee mensen die ieder een andere kant uitkijken. Al deze veilgheidsmaatregelen geven hem niet het gevoel van rust waar hij naar zoekt. Het onbehagen zit als een steen in zijn binnenste. Hij ontbijt met lange tanden, wetend dat hij moet eten, maar het smaakt hem niet. Er is al een aantal mensen wakker, ze beginnen weer om de laatste spullen te verhuizen. Arthur werkt mee, af en toe heft hij zijn hoofd op en kijkt hij naar het oosten. Niets te zien. Tegen de middag klinkt de bel op de boerderij. Iedereen verwacht het, toch komt het onverwachts. De wachters op de toren hebben iets gezien. De mensen stromen naar de boerderij, al snel is iedereen binnen de poorten. De grote ijzeren deuren sluiten, balken worden op hun plek getild. Vijf mannen bedienen de lier die de brug langzaam omhoog haalt. Nu is afwachten. Marten klimt in de toren om de groep belagers in ogenschouw te nemen. Eenmaal weer beneden deelt hij orders uit, iedereen moet weten wat er gebeuren moet. Arthur wordt hoe langer hoe ongeruster, het zweet breekt hem uit. Hij kijkt om zich heen, naar de hoge aarden wal, de schuttersposten, de ijzeren poort. Het geeft hem geen veilig gevoel. Hij wil geen onnodige onrust veroorzaken, vragen stellen zal toch niet helpen. Nog een keer gaat hij alle schuttersposten af om te kijken of iedereen voorzien is van munitie. In de kelder met munitie loopt Kayla gespannen heen en weer. "Wat zie jij er uit !" roept ze als hij binnenkomt. "Hoe bedoel je ?" vraagt hij, zich realiserend dat de spanning van hem af te lezen moet zijn. "Je hebt een gezicht als een vaatdoek, je pupillen zijn groot." Kayla strijkt over zijn hoofd. "Ik heb de zenuwen," geeft hij toe. "Dat hoeft niet, dit is wel vaker gebeurd, meestal gaan ze na één aanval weer weg, ze komen er echt niet in." Hij wil haar niet ongerust maken, knikt alsof haar woorden hem geruststellen. Zijn onrust voert hem weer naar buiten, dan even in de stal om te kijken of alles in orde is met de paarden. Weer op het erf ziet hij hoe Marten haastig naar boven klimt, een tijd lang naar het oosten tuurt en dan weer naar beneden gaat. Zijn gezicht staat zò ernstig dat Arthur niets durft te vragen. Hij sluit zijn ogen en leunt tegen de muur. Zijn innerlijke spanning neemt toe.
34
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Marten komt naar buiten, de mensen gaan om hem heen staan. Hij vertelt dat de zwervers op een afstand van zo'n 300 meter staan, ze komen niet dichterbij. Ze weten dat ze daar buiten het bereik van de mitrailleurs zijn. Waar ze op wachten weet niemand. Als hij de laatste woorden spreekt wordt hij weer naar de toren gehaald. Het groepje mensen op het erf wacht in spanning af. Ze zien hem staan op de toren, met een verrekijker naar het oosten gericht. Hij blijft staan kijken, een tijd lang. Dan klinkt er een doffe dreun, gevolgd door een raar geluid van iets dat ver over de boerderij heen gaat en zich met een klap in de grond boort. De grond trilt van de ontploffing die volgt. De trilling veroorzaakt paniek op de boerderij, dit is iets dat ze nog nooit meegemaakt hebben. Marten komt weer naar beneden, hij ziet er zorgelijk uit. Arthur voelt dat het niet goed gaat. Er klinkt weer een dreun, nu scheert er iets vlak over de aarden wal en verdwijnt in de verte, een ontploffing blijft uit. Een paar minuten later komt de volgende dreun, nu niet van ver weg maar van heel dichtbij, de stukken aarde vliegen in het rond. De wal is geraakt door een granaat. Arthur realiseert zich dat dit buiten het defensieplan van de boerderij gaat, tot nu toe waren de mitrailleurs de superieure wapens, maar tegen dit kanon is weinig te beginnen. De draagkracht van het kanon strekt ver uit boven dat van het machinegeweer. Hij staat verbaasd van zijn eigen gedachte, een minuut geleden wist hij niet wat een kanon was, en nu overdenkt hij defensieve structuren. Met een donderend geraas wordt de ijzeren poort beschoten, de dikke deuren houden stand als de eerste voltreffer inslaat. Maar het tweede schot laat de deuren majestueus omvallen, het kanon is nu zichtbaar, net als het groepje juichende zwervers rondom het wapen. Ze hoeven alleen maar af te wachten tot iedereen dood is, of probeert te vluchten. Ongetwijfeld lopen de vluchtenden in een nu nog onzichtbaar fuik, daar twijfelt hij niet aan. Dan dringen de zwervers binnen, lopen door de kamers, maken de munitie buit die Kayla nu nog bewaakt... De angstige voorgevoelens die hij met zich meedraagt slaan om in een kille woede. Laat niemand aan Kayla komen. Hij loopt naar het gat in de wal waar de deuren stonden, en ziet hoe de zwervers het kanon weer aan het laden zijn. Midden in het gat blijft hij staan, zijn handen in zijn zij. Op het erf staat nog steeds een groepje mensen, onbekend met artillerie hebben ze geen behoefte om schuilplaatsen op te gaan zoeken, iedereen staat stomverbaasd naar de gevolgen te staren. En nu zien ze Arthur daar staan, alsof hij ze uitdaagt om hem te raken. Precies op de plek van de vorige inslag. Als de zwervers vuren is Arthur verdwenen. Hij concentreert zich op het kanon, het is alsof hij er vlak bij staat, alsof hij in het wapen kan kijken. Zijn blik glijdt langs
35
De Heren van Katran
www.noblock.nl
de onderdelen die hij allemaal bij naam kent, affuit, slaghoed, gasbuis. De granaat is in de loop geschoven, de vuurkamer wordt afgesloten, nog even en het kanon zal nog een keer vuren. Het zweet loopt langs zijn lijf omlaag terwijl hij zich op de granaat concentreert, de buitenmantel, de springlading, het slaghoedje dat de springstof ontsteekt die de granaat uit de loop zal laten schieten. Zijn krachten laten de granaat scheuren, op de plek die de springlading scheidt van de voortdrijvende lading. Een kleine scheur is voldoende. Een stilte daalt neer op het erf, een ieder kijkt naar Arthur die zwetend met zijn blik vastgeklonken aan de metalen buis staat op de plek waar de volgende kogel zal neerkomen. Een arm gaat naar beneden, een commando klinkt. Het kanon wordt afgevuurd. Het slaghoedje ontsteekt en brengt de afvuurlading tot ontsteking. Nog voor de granaat zich echt in beweging kan zetten dringen er krachten door op de springlading, krachten die daar niet horen. De kop van de granaat explodeert in de loop, de net ontstane voorstuwing kan zijn energie niet meer kwijt in de normaal vrije loop en zoekt een alternatief. In een uitbarsting van metaal spat de loop aan stukken, in een wijde cirkel om het kanon is geen zwerver meer in leven. Het blijft even doodstil. Van ver weg klinken de woedende kreten van de zwervers. Er komen opeens een heleboel zwervers te voorschijn, aan alle kanten van de boerderij hielden ze zich schuil tussen het hoge gras. De boerderij is volledig omsingeld. Op het erf staat iedereen met ontzag naar Arthur te kijken, wat er precies gebeurt begrijpt niemand. Op één of andere manier heeft hij iets met dat apparaat van de zwervers gedaan, dat is wel duidelijk. Het uit elkaar spatten van het wapen doet een zucht van verlichting door de mensen op het binnenplaats gaan. De zwervers schreeuwen naar elkaar, als er op een hoorn geblazen wordt stormen ze van alle kanten toe. Ze willen de boerderij kennelijk tot iedere prijs in bezit nemen, de machinegeweren ratelen met tussenpozen. Achter elkaar vallen er zwervers neer, maar de meute trekt zich er weinig van aan en gaat gewoon door. Tegen een dergelijke overmacht is de boerderij absoluut niet bestand. Marten loopt nerveus op en neer, schreeuwt bevelen en scheldt op iedereen die hem in de weg loopt. Arthur staat nog steeds als een standbeeld op de opengevallen plek waar de poort is weggeschoten. Marten heeft een aantal stukken hout laten aanrukken, de kwetsbare plek moet zo snel mogelijk dicht gemaakt worden. De mannen durven niet naar voren te gaan, Arthur staat doodstil. Driftig beent Marten naar hem toe. "Sodemieter op, je staat hier verkeerd, ga je nuttig maken, wegwezen !!"
36
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Arthur draait zijn hoofd langzaam naar Marten toe, merkt dat de angst bezit heeft genomen van de leider van de boerderij. Hij kijkt Marten even aan en draait zijn hoofd weer terug naar het opengevallen gat. Verzonken in een schijnbare diepe afwezigheid blijft hij staan. Nadat Marten de bitse woorden heeft gesproken ziet hij hoe Arthur langzaam reageert. Als de ogen van Arthur hem aankijken maakt zijn woede plaats voor ontzag. Waarom weet hij niet, maar de blik die uit de ogen komt is niet van de Arthur die hij kent, hier staat iemand die hem volledig onbekend is. Marten zwijgt. Arthur begint te trillen, het zweet laat zijn huid glimmen. Zijn handen die eerst op zijn zij rustten heeft hij tot vuisten gebald. Geconcentreerd bekijkt hij de mogelijkheden die tot zijn beschikking staan. Het aantal zwervers is groot, te groot om hen allen tegelijk te stoppen. Voor zijn ogen ziet hij de grote hal waar zijn leermeester hem hielp zich te ontwikkelen. Het smalle gezicht, waar op geen enkele manier een leeftijd uit valt af te leiden, kijkt hem aan. Arthur speurt in zijn geheugen tot de oplossing komt. De hal lost op, de realiteit keert terug. De zwervers naderen de gracht. Het trillen van Arthur gaat over in onregelmatige schokkende bewegingen. Hij projecteert zijn wilskracht als een muur om de gracht. Als de plaats is bepaald geeft hij al zijn krachten om de barrière tot volle sterkte te laten komen. De kogels die de mitrailleurs op de zwervers afvuren laat hij ongehinderd. De eerste zwervers die bij de gracht komen merken tot hun ongeloof dat ze tegengehouden worden. Ze komen niet verder. Een onzichtbare kracht houdt hen tegen. Veel tijd om de versperring te onderzoeken hebben ze niet, de schutters van de boerderij laten geen mogelijkheid onbenut. Er ontstaat onrust onder de zwervers, de wanordelijke aanval loopt uit op een chaotische aftocht. Nog sneller dan ze de aanval inzetten verdwijnen ze weer, bij bosjes maait de dood hen neer, onvoorzichtig als ze zijn geworden door de paniek die de tovenarij bij de wal heeft doen ontbranden. Met een luid gejuich zien de mensen op het erf de aanval uitlopen op een fiasco voor de zwervers. Als de laatste nog lopende zwerver uit het zicht verdwijnt geeft Arthur het op. Hij stort in elkaar.
37
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 4. Langzaam ontwaakt hij. Voorzichtig tasten zijn vingers en voelen een zacht laken. Iemand fluistert zijn naam. Die stem kent hij, de klank laat zijn ogen voorzichtig knipperend opengaan. Het is niet licht in de kamer, hij kan zijn ogen open houden. Kayla staat over hem heen gebogen, ze kijkt hem bezorgd aan. "Arthur, ben je wakker ?" "Kayla," fluistert hij bijna onhoorbaar. Dan neemt de slaap hem weer in bezit.. Als hij weer wakker wordt is de kamer veel lichter. Het duurt een tijd voordat zijn ogen zich hebben aangepast en er iets zien is. Hij ligt in een bed, in een kamer. Om zich heen kijkend beweegt hij zijn handen, strekt zijn benen. Het is stil. Rustig neemt hij de kamer in zich op. Dit vertrek was hem tot nu toe onbekend. Veel is er niet te zien, de muren zijn wit en leeg, het plafond is ook wit, een geel gordijn hangt aan de zijkant van het raam, een kast in de hoek aan het voeten einde van het bed. Hij voelt zich uitgerust en moe tegelijk. Hoe lang hij er zo ligt weet hij niet. De deur gaat open en Kayla komt binnen, ze draagt een stapel lakens die ze in de kast legt. Ze kijkt niet naar het bed, ze gaat direct op de kast af. De deur van de kast gaat weer dicht, hij ziet hoe ze met een moe en bezorgd gezicht haar blik snel over hem heen laat gaan. "Dag Kayla," zegt hij zacht. Haar blik licht op, in een stap zit ze naast hem op het bed. "Arthur, ben je wakker ?" De spanning maakt haar stem schor. Zijn hoofd knikt. "Ik heb honger." Hij voelt haar hete tranen als zij zich aan hem vastklemt. "Ik dacht dat je altijd zou blijven slapen, ik dacht dat ik je nooit meer zou spreken, ik dacht dat..." Haar spreken gaat over in huilen. Leda komt af op het geluid van haar snikkende dochter, ze schrikt van het tafereel als ze binnenkomt tot Arthur een hand opheft, dan begrijpt ze de oorzaak van Kayla's tranen. Met zachte drang neemt ze haar mee, "nu is hij wakker, nu ga je zelf maar eens slapen, het heeft je allemaal al genoeg gekost, kom maar mee." Ze verdwijnen uit de kamer en hij is weer alleen. Al snel komt Marten binnen. Hij brengt Arthur op de hoogte van de stand van zaken. Het is twaalf dagen geleden dat de zwervers aanvielen. Arthur's wenkbrauwen gaan omhoog. Twaalf dagen ? Hij hoort dat hij na dat de zwervers weg waren voor dood in elkaar viel. Hij heeft al die tijd geslapen, zo diep dat ze hem niet wakker kregen. Twee dagen geleden was Kayla ervan overtuigd dat hij in de nacht haar naam had gezegd, maar ook toen wilde hij niet wakker worden. Arthur knikt, "dat herinner ik me, dat ik haar zag." Marten gaat verder.
38
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Terwijl Kayla geen moment de verzorging aan een ander overliet had de hele gemeenschap de schade enigszins hersteld en de dode zwervers begraven. "Wij danken allen ons leven aan jou, dat ben ik mij heel goed bewust. Je kunt hier altijd blijven, je bent hier welkom. Weet je nu zelf wat je deed ?" Arthur knikt. "Eerst heb ik de granaat in de loop gesaboteerd zodat het kanon uit elkaar zou spatten. Toen heb ik rondom de boerderij een barrière opgericht, met de krachten waarover ik beschik. Het is een verdediging die ik lang geleden al geleerd heb, ik weet zelfs weer van wie. Het heeft me wel veel moeite gekost. " Arthur zwijgt, hij merkt dat er een aantal deuren open staan die voorheen niet eens zichtbaar waren, de voorspelling van de Waarzegster lijkt uit te komen. "Wil je iets hebben ?" vraagt Marten. "Ik heb honger," zegt Arthur terwijl hij voorzichtig zijn benen uit het bed zwaait. Marten gaat de kamer uit na de belofte dat hij zal zorgen voor een maal in de keuken. Arthur gaat zich wassen, kleedt zich aan. Kennelijk is hij pas geschoren, hij wrijft eens langs zijn wang. Wassen hoeft eigenlijk niet eens, hij is van top tot teen verzorgd. Eenmaal in de keuken valt hij aan op het eten, ze konden nog wel vloeistof naar binnen gieten, maar vaster voedsel, dat lukte niet, vertelt Marten. "Hoe is het met de paarden "? vraagt hij, al etend. "Jij hoeft niet meer voor de paarden te zorgen, jij mag doen wat je wenst," is Martens reactie. "Ik zou graag nog voor de paarden zorgen, als dat mag. Het geeft me tijd om na te denken." Leda komt binnen. "Ze slaapt," zegt ze. Dan kijkt ze Arthur aan. "Ze heeft je dag en nacht verzorgd, ze is geen moment van je zijde geweken. Ze sliep in een stoel, af en toe een paar uurtjes. Ze is heel erg op je gesteld." Arthur weet niet goed wat te moet doen. Nu al zeggen dat hij van haar houdt ? Dat zij van hem houdt ? Of weten ze het al ? "Je moet maar rustig aan doen tot je je weer goed voelt," zegt Marten, "dan kijken we wel weer verder." Arthur knikt, blij dat het onderwerp verandert. Na het eten gaat hij naar buiten. Daar wordt hard gewerkt aan de poorten, de grote deuren staan weer overeind, nog een paar dagen en de schade is onzichtbaar. In de stallen is alles net als anders, hij loopt langs de paarden. Even later zit hij op de wal, uit te kijken over het grasland, kijkt in de verte en beschouwt intussen zijn geest. Hij brengt zichzelf weer in de grote hal waar hij op de grond zit, tegenover die man die hem leerde wat hij weet. De hal is van grijs materiaal, lange hoge ramen laten licht door van buiten. Zijn leermeester zweeft een paar centimeter boven de
39
De Heren van Katran
www.noblock.nl
grond, Arthur moet het geleerde nu in praktijk brengen en zich ook aan de zwaartekracht onttrekken. Hij concentreert zich maximaal en voelt hoe de grond onder hem verdwijnt. De leermeester knikt, Arthur ziet het, verliest zijn concentratie en ploft neer. Met eenzelfde plof raakt hij de grond van de wal. Geschrokken blijft hij even zitten. Kan hij zich leviteren ? Zijn ogen sluiten zich, langzaam voelt hij het contact met de grond verminderen. Hij verbreekt de gedachtenstroom en raakt de grond weer. Opgewonden probeert hij het nog eens, maar nu lukt het niet, er is geen stilte in zijn hoofd, de gedachten tuimelen over elkaar heen. Hij staat op en loopt de poort uit, de onrust in zijn hoofd slaat over naar zijn benen. Hij moet lopen. Lopen en nadenken. Er komt van alles naar boven geborreld, beelden en geluiden wervelen door elkaar heen. Het gezicht van een jonge vrouw, verschijnt voor zijn ogen, het is zijn moeder. Ze loopt naast hem, hij kijk naar boven, naar haar gezicht. Ze praat tegen hem, rustig en geduldig, op een manier zoals je tegen een kind spreekt. Hij speelt in een tuin, op het gras. Zijn vader komt aanlopen, tilt hem op en gooit hem in de lucht. Bang is hij niet. Vaders laten hun kinderen nooit vallen. Dan slaapt hij in zijn bed, zijn eigen veilige bed. Een grommende machine op rupsbanden, eerst ver weg, dan dichtbij. Vuur. Het grijze vertrek, helemaal alleen staat hij midden in de grote ruimte. Er komt een man aan, een vriendelijke man. Een ander bed, in een andere kamer. De beelden worden vaag alsof er een mist opzet in zijn hoofd. Arthur schudt zijn hoofd, alsof dat de vaagheid van zijn gedachten zou kunnen verhelderen. Doorlopend komt hij aan de rand van het bos, niet ver van de plaats waar hij Kayla ontzette toen zij lastig gevallen werd. Zijn ogen staren voor zich uit, hongerig naar nog meer beelden van zijn herinnering. Arthur is niet zijn naam. Dat is de naam die Kayla hem gaf omdat hij niet wist hoe hij heette. Langzaam verliezen de contouren van zijn naam hun vaagheid en ziet hij hoe hij heet. Of toch niet ? Ergens is het niet zoals het moet zijn, toch is dit wel zijn naam. "Milan," zacht komt de naam over zijn lippen. "Milan." Het klinkt vertrouwd. Hij loopt het bos in, uren lang, langs een zandverstuiving, dennenbomen om hem heen. Dan weer berkenbomen en heidestruiken. Een verharde weg, slingerend tussen de bomen door. De weg stijgt iets, met een bocht komt het uit bij een brug. Nieuwsgierig naar de rivier waar de brug overheen gaat stapt hij naar het verroeste hekje. Verbaasd kijkt hij naar beneden. Geen rivier. Ook geen rivierbedding. De brug gaat over een kleine vallei. De bodem van de vallei is begroeid met gras, het strekt zich naar beide kanten uit tot aan de horizon. Hier en daar een boom.
40
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Dit is geen natuurlijke vallei, dat is duidelijk. Maar wat het wel is ? Hij kijkt nog eens in de verte, naar het oosten. Een stuk verder steekt een gele paal net boven het gras uit. Dan maar verder, over de brug. Af en toe staan er huizen in het bos. De grond wordt heuvelig, het stijgt een beetje. Onbewoonde huizen, lege ramen, open deuren. Nog meer huizen, rondom een open ruimte. Zoals alle plaatsen die verlaten zijn door hun bewoners neemt eerst het gras weer bezit van de ooit ontgonnen ruimte. Een vaalwitte kerktoren schemert tussen de bomen door. Achter de kerk houdt het bos op, de rand van het bos is ook het einde van de heuvels. De bodem daalt scherp. Lang kijkt hij over het land, naar de huizen die in groepjes bij elkaar staan, de stalen torens die in een eindeloze rij achter elkaar staan, een rivier in de verte. En aan de rand van de horizon een heleboel huizen bij elkaar, met een aantal kerktorens ertussen. De torens roepen een beeld op, een beeld van een plek waar hij ooit was. De grote grijze zaal. Ineens ziet hij de buitenkant van de zaal, tegen een berghelling aangebouwd ligt het kasteel, geflankeerd door torens. De zon staat nu laag aan de hemel. "Ik moet terug," bedenkt hij zich. Met grote stappen gaat hij zijn weg door het bos. Zijn richtingsgevoel leidt hem dwars door het woud, een paar uur later staat hij aan de andere kant, niet ver van de plek waar hij het bos inging. Van hier is het niet ver meer naar de boerderij. Het laatste stuk legt hij rennend af, hij wil niet voor een dichte poort komen te staan. Ruim voor het invallen van de nacht is hij weer op de boerderij. Eerst gaat hij naar de stallen, iemand heeft de paarden verzorgd, er is niets meer te doen. Dan gaat hij naar de keuken, Leda kijkt verrast op als de deur opengaat. "We dachten dat je weg was," zegt ze. "Nee, ik was alleen maar aan het nadenken," antwoordt Arthur, "Ik heb veel om over na te denken, en ik ben een beetje de tijd vergeten." Leda vraagt niet eens of hij honger heeft, ze brengt hem te eten. "Het zijn maar restjes," verontschuldigt ze zich. Marten komt binnen en gaat zonder iets te zeggen aan de tafel zitten. "Ik moest nadenken," zegt Arthur. Marten knikt. "Ik heb een stuk door het bos gelopen, daar ging ik over een brug. Daaronder lag een vallei, geen rivier, maar een lange rechte vallei. Wat is dat ? " Marten gaat verzitten voor hij antwoord geeft. " Lang geleden, jaren geleden, was het leven hier heel anders. Vaak zie je in het landschap nog de resten van de dingen van vroeger. Ooit was de streek hier veel dichter bevolkt, de mensen woonden dicht bij elkaar, in steden en dorpen. De huizen waren van dingen voorzien die wij niet meer kennen.
41
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Ieder huis had een kraan, waar schoon water uit kwam. Ieder huis had een toestel waarmee je met andere toestellen in andere huizen kon praten. Ieder huis had een kijktoestel waarmee je over de hele wereld kon zien. Voor ieder huis stond een wagen zonder paarden, die vanzelf kon rijden. En zo waren er ontelbare en onvoorstelbare dingen die toen heel gewoon waren. De techniek had een hoogtepunt bereikt in die jaren. Al die dingen kwamen voort uit een bron. Aardolie. Alles werd tot leven gebracht met aardolie. De mensen brachten steeds meer tot leven, er vlogen mensen door de lucht, het schijnt dat ze zelfs naar de maan zijn gevlogen. En de mens wilde meer en meer. En de mens kreeg ook steeds meer en meer. Tot de olie op was. We duiden die tijd aan als 'de omwenteling.' Over de hele wereld zijn oorlogen gevoerd om de bronnen waar de olie uit kwam. Toen die bronnen uitgeput waren ging het ene land de olie bij het andere land halen. Als twee landen elkaar vernietigd hadden nam een derde land alle in bezit. Veel mensen zijn gestorven in die oorlogen, en veel mensen zijn gestorven in de tijd erna, toen de mensheid moest leren om te leven in een andere wereld. Geen water meer in je huis, geen warmte die met een buis onder de grond werd aangevoerd. De oorlogen zijn nu voorbij, maar nog steeds is het onrustig. Denk alleen maar aan de zwervers. Vroeger was iedere plek onderdeel van een land, nu is het iedere plek voor zichzelf." Marten stopt met spreken, denkt even na. "Maar die vallei, die je bedoelt, dat is een weg, een grote weg waar de mensen vroeger over reden. Nu is het begroeid, niemand gebruikt het meer. Het was de weg naar het oosten." Arthur eet zwijgend verder. Het relaas van Marten komt hem bekend voor, hij heeft het ooit eerder gehoord, lang geleden. Net als hij wil vragen waar de lange rij ijzeren torens voor diende gaat zijn blik naar de deur. Nog voor dat die opengaat weet hij dat ze er aan komt. Ze ziet er beter uit. maar toch nog steeds moe. Voordat hij zich kan bedenken wat voor een houding hij zal aannemen zit ze bij hem op schoot, slaat haar armen om hem heen. "Met hem wil ik trouwen," kondigt ze aan als ze de omhelzing beëindigt. "Jij toch ook met mij ?" valt haar opeens in, en ze kijkt Arthur aan. Arthur knikt," ja, als ik weet wie ik ben."
42
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 5. 's Nachts komt de slaap niet. Onrustig woelt hij heen en weer, geplaagd door een onverklaarbare onrust. Uiteindelijk staat hij op en loopt naar de wal, luistert naar de geluiden van de nacht, het is bijna stil. Toch hoort hij iets, in het oosten. Hij houdt zijn hoofd scheef en luistert nog eens scherp. Nee, het is niets, het is verbeelding. " Niet zo laten meeslepen," moppert hij op zichzelf. Dan is het er weer, een weemoedige klank, half roepend, half vragend. Het is geen verbeelding, hij hoort het niet met zijn oren, maar neemt het wel waar. Wat het is weet hij niet, daarvoor is het te ver weg. Nog een paar keer hoort hij het, dan is het weer weg. Een tijdlang zit hij op de wal te peinzen. Lang voor de zon opkomt is zijn besluit genomen. Hij moet weg hier. Op zijn kamer staat een kast, onderin ligt de mantel die hij aanhad toen hij hier kwam. Naast de laarzen. Zijn voeten glijden in de laarzen , de jas valt om zijn schouders. In de keuken scharrelt hij wat voedsel bij elkaar. Met zijn hand op de klink staat hij dan in een tweestrijd. Zal hij afscheid nemen van Kayla of zal hij zo verdwijnen ? Het verdriet dat hij bij haar zal veroorzaken als hij weg is wekt bij hem een stekende buikpijn op. Ze zal hem tegen proberen te houden. Nog meer tranen. Boos op zijn lafheid stapt hij met een rotgevoel naar buiten. Over het erf naar de stalen poort. Er zijn geen wachters, de rust is weergekeerd in de omgeving nadat de zwervers zich uit de voeten hadden gemaakt. Arthur opent de poort en stapt over de brug. Naar het oosten, de straks opkomende zon tegenmoet. Met grote passen gaat het naar de horizon. Een vieze smaak in zijn mond. Hij wil Kayla helemaal niet alleen laten. Maar hij moet. Al weet hij zelf niet waarom. Een paar uur later heeft hij de streek al verlaten, hij is door het bos naar de plek gelopen waar de brug over de vallei lag, de vallei die Marten 'de weg naar het oosten' genoemd had. De ondergrond is hard, toch loopt het aangenaam omdat er een tapijt van gras en onkruid over de harde laag is uitgegroeid. Het gras komt niet hoger dan zijn middel, de lange rechte weg buigt af en toe wat naar links en dan weer wat naar rechts. De zon heeft de horizon al lang verlaten en schijnt krachtig over de wereld. Onder de jas is het koel, de warmte deert Arthur niet. Het landschap lijkt op de plek waar hij net vandaan komt, alleen de huizen zien er anders uit. Ook hier zijn veel huizen verlaten, overwoekerd door de natuur die iedere vierkante centimeter die zij ooit aan de beschaving op moest geven nu rustig terugverovert. De natuur heeft de tijd.
43
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Iets minder haastig gaat hij verder. Als ze achter hem aan komen zal hij ze al van verre horen en dan rustig een plek zoeken om zich te verstoppen. Ongemerkt gaat hij iets langzamer lopen, op zoek naar een plaats om even te eten en te drinken. "ARTHUR !!!" De kreet laat hem in elkaar krimpen van schrik. Wild kijkt hij om zich heen. Niets te zien, helemaal niets. Dan klinkt het weer, maar nu huilend, "Arthur !??" Het is de stem van Kayla, realiseert hij zich. Hij blijft staan en sluit zijn ogen, ziet haar staan op het erf van de boerderij, ongeloof op haar gezicht, haar wangen nat van haar tranen. Kayla ontwaakt, ze voelt zich uitgerust. Nog niet helemaal, maar dat komt wel. Ze kleedt zich aan en gaat naar Arthur's kamer. Het bed is leeg, natuurlijk. Kayla loopt naar de stal, dan zal hij met de paarden bezig zijn. In de stal staan de paarden te wachten op hun dagelijkse aandacht. Ze loopt alle plekken af waar ze denkt hem te kunnen vinden. Niets. Dan gaat ze naar zijn kamer, ze opent de kast en kijkt onderin. Leeg. Helemaal leeg. De jas die hij droeg, de laarzen, het is weg. Arthur is weg. Nog vol ongeloof loopt ze naar buiten, naar de put, het water dat hij heeft gevonden. Een tijdje zit ze daar, haar verdriet wegslikkend. Opeens staat ze op en schreeuwt zijn naam met alles dat ze in zich heeft. Dan komen de tranen, en roept ze weer zijn naam. Tot haar ontsteltenis krijgt ze antwoord, ze hoort hem praten, maar hij is er niet als ze om zich heen kijkt. Hij is in haar hoofd, projecteert een volledig beeld van al zijn twijfels, de pijn in zijn buik dat hij haar moet verlaten, de angst om afscheid te nemen, dat hij weg moet om een reden die hij niet begrijpt, dat hij weer terug komt zodra het kan; met een paar seconden is haar alles duidelijk. Nu ze het een beetje begrijpt is haar verdriet minder, de pijn zachter. Zacht fluistert ze zijn naam, als afscheid. Of hij het hoort weet ze niet. Hij hoort haar zijn naam fluisteren als ze rustig is geworden van de gedachten die hij haar aanbiedt. Dan wordt alles vaag, staat hij weer midden op de weg naar het oosten, op zoek naar een plek om te rusten. Lopende eet en drinkt hij, erop gebrand om zo snel mogelijk weg van deze streek te zijn. Arthur loopt de hele dag, als het donker wordt stopt hij, zoekt en vindt een plek om te slapen onder een boom, niet ver van de rand van de weg. Bij het eerste licht wordt hij wakker, staat op en gaat verder. Het landschap verandert, langzaam verstedelijkt het gebied. Steeds meer huizen die op elkaar gebouwd zijn, tot wel 20 lagen. Grote torens naast elkaar, met grote gebouwen ertussen, een wirwar van draden in de lucht die aan grote stalen pijlers hangen,
44
De Heren van Katran
www.noblock.nl
draden op de grond, afgebroken en nooit opgeruimd, inmense heuvels met een niet natuurlijke rechte bovenkant. Met verwondering bekijkt hij de monumenten uit het verleden. De laatste paar uren is hij geen mens tegen gekomen, in het begin zag hij nu en dan wel tekenen van menselijke activiteit maar nu is het doods en stil. Hij is ook niet op zijn gemak, de lucht die ooit vervuild werd door de zware industrie waart nog steeds rond. Zijn tempo verhoogt zich, hoe sneller hij hier weg is hoe beter. De invallende duisternis laat hem zoeken naar een plek om de nacht door te brengen. Veel mogelijkheden zijn er niet, die kale gebouwen zien er niet aantrekkelijk uit. De weg, eerst overwoekerd door gras en onkruid is hier een stuk kaler. De grijze onderlaag is duidelijk te herkennen. Er is hier meer verkeer, het gras krijgt minder kans. Toch is er niemand, helemaal klopt dat niet met elkaar. Verder slingert de weg zich, met enige regelmaat zijn er splitsingen, een overbodig aantal wegen kronkelt daar over elkaar heen, de doorgaande weg wordt nooit onderbroken, die gaat maar door, over andere wegen heen, of er onderdoor. Arthur kiest steeds de weg die naar het oosten gaat. Uiteindelijk is het zo donker dat het niet verantwoord is om door te lopen. Arthur klimt over het hekje dat bijna voortdurend langs de weg staat als hij weer een kruising nadert. De weg gaat over in een brug over een andere weg. Langs de dijk naar beneden en dan onder de weg door. Om zich heen kijkend ziet hij in de schemering een trapje. Met een paar stappen is hij aan het einde van het ooit witte trapje. Nu is hij vlak onder het wegdek, de brugdelen rusten op een grote stenen rand. Hier is ruimte genoeg om ongestoord te rusten. Hij strekt zich uit op het koele steen en valt direct in slaap. Wanneer de droom komt weet hij niet, het grommende monster rijdt met malende rupsbanden op hem af. De koepel draait langzaam rond. Alleen het geluid is nu anders, het lage grommen dat hij zo goed kent is nu meer een geroffel. Badend in het zweet schrikt hij wakker van de herrie. Stalen wielen rammelen een paar decimeter boven hem voorbij. Een wagen rijdt met denderend geweld vlak over hem heen. Als de schrik van zijn droom gezakt is kruipt hij uit zijn schuilpaats. Op handen en knieën gaat hij langs de stenen rand om dan op de dijk uit te komen. Intussen dendert de wagen verder. Eenmaal bij de dijk aangekomen kan hij een blik werpen op de weg. In de verte gaat het ding dat hem wakker maakte, een wagen die lijkt op de machine uit zijn dromen, de vage maan die inmiddels een mager schijnsel laat neerdalen geeft net genoeg licht om de omtrekken er van waar te nemen. Arthur kruipt weer terug, de kans dat iemand hem ziet is klein, maar toch blijft hij het liefste uit het zicht tot hij niets meer hoort. Een beetje koud is het wel, verlangend naar de warmte van de zon gaat hij weer de weg op, verder lopend naar het oosten.
45
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Met grote snelle passen gaat hij verder. Hij eet het laatste voedsel dat hij bij zich heeft, drinkt de fles leeg. Hij loopt nu helemaal tussen de gebouwen. Hier groeit niets, hier stroomt niets. Woestenij. Hoe lang hij nog verder moet weet hij niet, of het beter is om terug te gaan en dan met meer proviand de tocht door de stenen woestijn te volbrengen, of juist niet, hij heeft geen idee. De wagen van vannacht maakt hem onrustig, weer komt hij niemand tegen. Toch luistert hij scherp, kijkt goed om zich heen. Een uitgestorven streek. Stil en dor. Verder en verder gaat hij, naar het oosten. Aan het einde van de middag hoort hij ver weg een vogel fluiten. Kort daarna nog meer. Een uur verder neemt de eindeloze rij stenen bouwsels af, vrij abrupt neemt het groen het landschap over, hij haalt diep adem om de levenloze lucht uit zijn neus te blazen. Bomen ! Gras ! Genietend neemt hij het in zich op. Hij verlaat de weg en gaat het bos in. De bomen staan op een regelmatige afstand van elkaar in lange rijen. Ertussen groeit een dicht struikgewas. Alle bomen dragen vruchten. Appels. Arthur eet tot hij voldaan is, en plukt dan zoveel als hij mee kan nemen. Dan gaat hij weer naar de weg. Eenmaal bij de weg aangekomen bedenkt hij dat het misschien beter is om niet al te dicht bij de weg te overnachten. De wagen staat hem nog duidelijk voor de geest. Even staat hij peinzend langs de weg, dan stapt hij toch maar weer over het hekje en gaat verder naar het oosten. Hij let scherp op de omgeving, als hij tegen de avond een beekje ziet verlaat hij de weg en volgt het beekje stroomopwaarts. Het water stroomt snel de heuvel af, helder en fris. Langs het stroompje gaat hij naar boven, de weg is al snel een heel stuk achter hem. Na een paar bochten is de weg uit het zicht. Benieuwd waar het stromende water vandaan komt loopt hij nog even door. Het is een vredige omgeving, rustig. Een heel verschil met de stenen woestijn die hem nu van Kayla scheidt. Zijn mond vertrekt even als hij aan haar denkt. De verleiding om terug te gaan blijft groot. Het water komt uit een meertje, een kunstmatig aangelegd meertje. Er staat een schuurtje naast het meertje. Arthur kijkt in het heldere water tot aan de bodem. Verbaasd probeert hij de vissen te tellen, maar geeft dat al snel op. Het water krioelt van de vissen. Een kwekerij. Een vissenkwekerij. Maar verder niemand te zien. Hij gaat naar het schuurtje, voelt aan de klink, Het deurtje opent zich als vanzelf. Niets bijzonders, een paar schepnetten aan de muur, een paar manden op elkaar gestapeld. Weer buiten, kijkt hij eens om zich heen en gaat dan aan de rand van het water zitten. Zo blijft hij een tijd zitten, rustig genietend van de rust van de omgeving. Als de zon verdwijnt eet hij nog een paar appels en gaat dan naar het schuurtje. Een plek is snel gemaakt, zodra hij ligt komt de slaap. De nachten met weinig slaap wreken zich, hij slaapt diep. Zonder dromen.
46
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Tot hij een harde schop in zijn zij voelt. Direct is hij wakker, de reflex om op te springen wordt gesmoord door een voet op zijn borstkas. Hij kan geen kant op. Naast hem staan twee mannen, de een heeft zijn voet op zijn borst gezet, de andere heeft een groot mes in zijn hand. Ze beginnen tegen hem te praten, het duurt even voordat Arthur doorheeft dat ze in een andere taal spreken. Hij merkt dat hij verstaat wat de man tegen hem zegt, lang geleden heeft hij geleerd om deze taal te spreken. Ze willen weten wat hij daar doet, waarom hij daar ligt. Arthur geeft rustig antwoord, dat hij op doorreis is en dat hij hier alleen maar een plek zocht om te slapen, verder niets. De twee kijken elkaar even aan. Ze overleggen even, dan gaat de voet van Arthur's borst. Behoedzaam staat Arthur op, de man met het mes in het oog houdend. De mannen lopen achteruit naar buiten, ze keren hem hun rug niet toe. Arthur heeft de zelfde gedachte, hij blijft in de deur staan als hij buiten komt, de twee mannen staan hem veel te dicht in zijn buurt. Ze kijken ernstig, met verbeten gezichten. Ze blikken weer even naar elkaar en dan weer naar hem. De man die hem met zijn voet op de grond hield heeft een schep meegenomen als wapen. Arthur vangt een gedachte op van de man met het mes, ' als we hem hier afmaken hebben we geen rotzooi in de schuur, hij is vast een spion van de heren van Katran, of we moeten hem nog iets verder meelokken en dan hem dan....' Arthur kijkt de man recht in zijn ogen. " Het is niet nodig om mij om te brengen, ik heb niets te maken met de heren van Katran. Laat mij rustig weggaan." De man verbleekt bij het horen van zijn gedachten uit de mond van een vreemde. Dit is voor hem het bewijs dat de vreemde niet te vertrouwen is, met een schreeuw valt hij op Arthur aan, de man met de schep is eerst verbaasd door de reactie maar sluit zich vrijwel ogenblikkelijk aan bij de aanval. Als ze beiden naar voren stappen met omhoog geheven wapens grijpt Arthur in, hij laat hun bewegingen bevriezen. De mannen staan er bij als groteske standbeelden ter ere van de helden uit een lang vergeten oorlog. Nu Arthur zich concentreert vangt hij hun gedachten op. Door elkaar lopen de zinnen van hen beiden, ze zijn er allebei van overtuigd dat ze gaan sterven. Arthur ziet de beelden uit hun jeugd, van hun vrouwen en kinderen. Maar bovenal is er de angst, De angst voor de heren van Katran. Het vervult Arthur met een diepe walging, de manier waarop de heren van Katran zich hier opeens manifesteren. Moord, brand, dood, verkrachting, alle donkere kanten van de mensheid verenigd in één begrip. De heren van Katran. Arthur begrijpt hun angst, eerst toen ze een vreemde vonden op hun terrein, en nu ze door hem in een greep gehouden worden nadat hij van een van hen de gedachten las. Spreken heeft geen zin, ze zijn volledig door angst overmand. In plaats van praten projecteert Arthur een vredig beeld in hun geest, een beeld van vrede, liefde, aandacht.
47
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij ziet aan hun gezichten een reactie, nu zet hij het beeld krachtig aan, tegelijkertijd viert hij de greep die hij heeft op hun spieren, de armen met de opgeheven wapens zakken langzaam. De twee mannen zijn verbijsterd. Compleet van de kaart kijken ze Arthur aan. Arthur heft zijn controle over hen rustig op. Het duurt een tijd voor er iets gebeurt. Uiteindelijk doorbreekt Arthur de stilte. "Als jullie mij niet aanvallen dan hoef ik jullie ook niets te doen." De mannen kijken nog steeds ongelovig naar Arthur, een man met een baard van een paar dagen, ongewassen, zonder wapens. Iemand die hen op een of andere manier toch liet doen wat hij wilde. Ze zetten beiden een stap achteruit, weg van Arthur. Dan nog een stap, nog een en dan zetten ze het op een lopen. Arthur kijkt hen even na, beseft dat ze waarschijnlijk terug zullen komen met een groot aantal helpers. Hij gaat weer de schuur in, raapt de appels op die er nog liggen en volgt het beekje stroomafwaarts. Al snel is hij weer bij de weg, stapt over het typerende lage hekje en gaat weer verder naar het oosten. In een stevig tempo gaat het door, ondanks de ruwe manier van ontwaken was het een rustige nacht. Al lopende overdenkt hij de beelden die hij opving van de twee mannen. Beelden van de heren van Katran. Beelden van dood en verminking. Ergens komt het hem bekend voor, de heren van Katran, en hij weet dat hij er niets mee te maken wil hebben. De hele dag loopt hij verder, de heuvels waar de weg zich tussen door slingert na de steenwoestijn blijven rustig golven tot aan de horizon. De hele dag ziet hij geen mens. Die eenzaamheid is goed voor zijn geest, het stevige tempo waarmee hij loopt brengt hem in een half meditatieve toestand, hij overdenkt alles wat hij zich kan herinneren, steeds weer opnieuw. Pas aan het einde van de dag, als de zon de horizon nadert, komt hij weer een beetje tot zichzelf. Speurend naar een onderdak valt het hem nu pas op dat er geen tekenen van menselijke activiteit zijn, geen huizen, geen mensen. Niets. Hij gaat weer van de weg af en beklimt een heuvel, de helling is steil. Gelukkig is het begroeid met gras, als het enkel losse stenen met aarde zou zijn kwam hij niet omhoog. Eenmaal boven kijkt hij over de golvende donkergroene heuvels, een heel eind naar het zuiden kringelt een dun spiraaltje rook omhoog. Daar zijn mensen, maar het is te ver weg om nu nog naar toe te gaan. Arthur kijkt nog eens in het rond, besluit dan om hier de nacht door te brengen, veilig op de heuveltop, uit het zicht voor iedereen. Hij wikkelt zich in zijn lange jas, strekt zich uit op de grond en slaapt bijna direct. Zoals bijna iedere nacht komt de droom weer tot leven, verborgen in een hoekje van zijn geest wachten de beelden op het moment dat de controle over het denken tot rust komt. De grommende oorlogsmachine bromt, aarde trilt. Het huis komt in beeld, het grommen neemt toe.
48
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Met een schok ontwaakt hij, eerst lijkt het alsof zijn droom hem nu ook nog achtervolgt. Dan realiseert hij zich dat het grommen niet in zijn hoofd zit maar dat het van buiten komt. Op zijn buik schuift hij naar de rand van de heuvel. De aarde trilt en dreunt in een traag maar moorddadig ritme. Over de weg uitkijkend ziet hij een eindeloze rij met machines zoals in zijn dromen, dreunend en ratelend gaan zij van het oosten naar het westen. Arthur durft haast geen adem te halen, bang om ontdekt te worden, hoewel hij ergens weet dat de angst niet reëel is. Met ontzag aanschouwt hij de rijdende monsters. Plat op zijn buik wacht hij af, de aarde pulseert mee in het lage ritme waarmee de machines de grond in trilling zetten. Hoe lang het duurt, hoe veel machines het zijn, hij weet het niet. De paniek uit zijn kinderjaren overwint hem, trillend van angst ligt hij met zijn handen voor zijn oren te wachten tot er een einde komt aan het trillen van de aarde. Eindelijk komt de laatste machine voorbij. Arthur heeft het pas door als het langzaamaan stil wordt, de herrie en het trillen van de aarde afneemt. Voorzichtig durft hij aan te nemen dat ze nu voorbij zijn, dat het afgelopen is. "God mag weten waar ze naar toe gaan." Het is nog donker, slapen kan hij niet meer. Liggend wacht hij af tot de zon opkomt. De hemel is helder, al snel wordt het licht. Nog steeds scherp luisterend naar ongewone geluiden staat hij op en kijkt om zich heen. De angst is weggetrokken tot een koude bal in zijn buik. De donkergrijze ondergrond schemert door het kapot gereden gras van de weg, daar beneden. Nu de angst verdwenen is wordt hij een beetje nijdig op zichzelf. In plaats van op de grond te wachten had hij toch kunnen proberen om zijn geest open te zetten, proberen om gedachten of andere dingen op te vangen, wie weet wat er in die monsters leeft. Zijn tocht naar het oosten voert niet meer over de grote weg, hij neemt een kleinere weg die ook in dezelfde richting lijkt te gaan. Als de grommende machines zich vaker verplaatsen over die grote weg is dat alvast een goede reden om de weg maar te mijden. Bovendien is het aangenamer lopen langs de kleinere weg, het heeft de grijze ondergrond die gelijk is aan die van de grote weg, er groeit minder gras op, dit lijkt op een intensiever gebruik te duiden. Misschien komt hij hier nog eens iemand tegen. Enigszins opgewekt gaat hij verder. De weg wordt geflankeerd door groene hellingen, gras en wilde bloemen groeien er om het hardst. Bomen staan er in allerlei soorten. Af en toe ziet hij een huis staan, vervallen of geplunderd. Nog niet veel tekenen van ander menselijk leven. De weg kronkelt zich naar een dorpje, van verre ziet hij de kerktoren uitsteken boven het landschap. Een half uurtje verder valt hem op hoe de toren er uit ziet, er missen stukken van het dak, er zitten gaten op plaatsen waar je ze niet zou verwachten. Het verbaast hem dan ook niet dat hij geen mens tegenkomt als hij eenmaal tussen de huizen doorloopt. Hier woont niemand. Een
49
De Heren van Katran
www.noblock.nl
spookstadje. Hij probeert om iets op te vangen, stelt zijn geest open. Niets valt hem op, het is stil. Of het nu echt stil is of dat hij niets waarneemt weet hij niet. De koude knoop in zijn buik is nog steeds niet verdwenen. De lege ramen en open deuren en overal begroeiing staren hem aan. Hier en daar ontwaart hij nog iets anders. Af en toe staat er op de weg, voor een huis, een wagen. Een wagen van ijzer, overkapt, op leeggelopen zwarte banden. Hier staan de tekenen van de welstand die ooit de streek tot bloei bracht langzaam te verteren. De distels groeien onder en langs de wagens. Sommige van de wagens verdwijnen al onder een massa van half verteerde vegetatie en planten die juist weer op de rottende massa tot wasdom komen. Arthur blijft om zich heen kijken, misschien dat er iets in de zijstraten de moeite van verder onderzoek waard is. De straten die af en toe op de hoofdweg uitkomen zijn helemaal dichtgegroeid, manshoge distelstruiken staan dicht op elkaar, zelfs al zou je er door willen dan is dat zonder een goed kapmes niet mogelijk. De bebouwing wijkt, een open ruimte voor de kerktoren met een paar bomen die er al stonden ligt erbij als een groen wuivend meertje. Brandnetels. Overal brandnetels. Hij zet de pas erin, hier blijven kijken is zonde van zijn tijd, hij moet verder. Verder naar het oosten. Het zit hem dwars dat hij zo weinig contact heeft met zijn geest, het is stil in zijn hoofd. Het maakt dat hij zich ongewapend voelt. En steeds die steen in zijn buik, dat ellendige grommen van die vervloekte machines. De verlatenheid maakt hem onrustig, met grote stappen gaat hij verder. Al snel is hij buiten het plaatsje. De heuvels golven met de weg mee, af en toe een stukje bos. Hier en daar een huis, soms afgebrand, soms verlaten, nooit bewoond. " Wie gebruikt deze weg, er is hier werkelijk niemand ?" Het moment dat hij de gedachte wil uitspreken ziet hij in de verte een paard en wagen. Ongemerkt neemt hij een actievere houding aan, een gezonde spanning ontwaakt en brengt hem in een licht opgewonden staat. De wagen komt in zicht, er zitten achter de man die de teugels vast heeft nog drie mannen op. Ze hebben hem ook gezien, dat blijkt uit de manier waarop ze opeens met elkaar spreken en naar hem wijzen. De wagen stopt als ze vlak bij elkaar zijn, de koetsier knikt naar Arthur, hij beantwoordt de groet. De mannen op de kar kijken hem onderzoekend aan, ze hebben ongetwijfeld de nodige bewapening op de bodem van de kar liggen. Arthur wacht af wat er gaat gebeuren. De man op de bok vraagt waar hij naar toe gaat, in dezelfde taal als de twee bij het meertje. Arthur antwoordt dat hij op weg is naar het oosten. Zijn antwoord laat de mannen op de kar elkaar veelbetekenend aan kijken. Waar hij dan vandaan komt ? Uit het westen. Ze wensen hem een goede reis en gaan dan verder, De koetsier spoort het paard aan, de drie mannen kijken naar Arthur als ze voorbij rijden. Het was een vreemd gesprek. Hij krijgt er een
50
De Heren van Katran
www.noblock.nl
onrustig gevoel van. De mensen zijn nog net niet openlijk wantrouwig naar vreemdelingen toe maar het scheelt niet veel. Verder lopend neemt hij de loop van de korte conversatie nog eens door. "Misschien moet ik maar vager doen over het doel van mijn reis," valt hem in, "tot nu toe neemt iedereen afstand als ik zeg dat ik naar het oosten ga." De angst voor de heren van Katran die de twee mannen bij het vijvertje hadden staat hem nog levendig voor de geest. De weg loopt diep tussen twee heuvels door. Een smal, onverhard pad loopt bijna recht naar boven de heuvel op. Het is een veelgebruikt pad, kaalgelopen. "Een keer goed eten zou niet slecht zijn," denkt hij, dan gaat hij het pad op naar boven, op zoek naar een plek waar mensen wonen. Eenmaal boven aan de heuvel perst het pad zich door de bosrand, hij kan er net lopen zonder zich kleiner te hoeven maken. Tussen de bomen door gaat het verder. Hij is al een stuk op weg maar vraagt zich af of dit pad wel ergens toe leidt, het idee om terug te gaan begint vorm aan te nemen in zijn gedachten. Maar voordat hij echt op zijn schreden terug keert ziet hij de bosrand schemeren tussen de bomen door. "In ieder geval eens kijken of er iets te zien is." Zijn pas versnelt . Het stenige pad komt uit op een groepje dennenbomen, de takken hebben een tapijt van roodbruine naalden gelegd. Aangenaam zacht onder zijn voeten. Nog een paar stappen en dan kan hij over de heuvelrand heenkijken. Niet begrijpend wat hem overkomt stort hij naar beneden. Met klauwende handen probeert hij zich vast te grijpen aan de omhoogschietende aarde. Een vlammende pijn schiet door zijn enkel als die de grond raakt. Even is hij buiten bewustzijn van de pijn, eenmaal weer bijgekomen heeft hij geen idee hoe lang hij buiten bewustzijn was, aan het licht te oordelen kan het niet erg lang zijn geweest. Het doet overal pijn, als hij probeert om op te staan schreeuwt hij het uit. Hij zit in een diepe kuil, bovenaan is het vrij breed maar onderaan is het aardig smal. Toen hij erin viel is hij op zijn enkel geland, als zijn voet niet beweegt dan gaat het wel, maar als hij alleen maar probeert om zijn tenen te bewegen dan jaagt de pijn hem tranen in zijn ogen. Stil zittend wacht hij op wat er gebeuren gaat. Ondertussen kijkt hij om zich heen. Alleen maar aarde. Nu de verbazing langzaam verdwijnt komt de woede. Welke onbenul valt er nu in een valkuil ? En breekt dan ook nog een enkel ? Hij is woest op zichzelf, zijn immobiliteit maakt het alleen maar erger. De schemering kondigt zich aan. Het wordt iets minder licht. Straks kan hij nog de hele nacht in de kuil doorbrengen met zijn gebroken voet. In de verte hoort hij stemmen. Een groepje mensen komt duidelijk dichterbij, hij durft nog niet te hopen dat ze naar de valkuil komen. Toch is het zo, al snel staan er ongeveer vijf mannen naar hem te kijken, voor zover hij het kan zien.
51
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Er is kennelijk reden tot vrolijkheid, ze praten met elkaar in de taal van de streek, af en toe kan hij volgen wat ze zeggen, maar het meeste is een voor hem onverstaanbaar dialect, onderbroken door lachsalvo's. Als ze eindelijk uitgelachen zijn begint er één tegen hem te praten, langzaam vraagt hij van boven naar zijn naam. Arthur geeft antwoord, " mijn naam is Arthur, ik kom uit het westen." Hoe hij hier terecht is gekomen willen ze weten. "Ik was op zoek naar een plek om de nacht door te brengen, ik zag dit pad en dacht dat het me naar een veilige plek zou brengen." "Reis je alleen ?" De verbazing klinkt door in de stem van de vragensteller. Arthur geeft een bevestigend antwoord. "Houd dit vast, dan halen we je eruit," klinkt het en er rolt een stuk touw naar beneden. Arthur pakt het touw beet en klemt zich vast. Ze beginnen te trekken aan het touw. Arthur komt uit zijn half zittende houding omhoog, zijn spieren verstijfd van de koude grond. Hij probeert om zijn gewonde been zo stil mogelijk te houden, maar als hij het kontakt met de grond verliest houdt hij het niet meer, zijn gewonde voet bungelt naar beneden, de pijn roffelt door zijn zenuwen naar zijn hersenen, door de pijn vergeet hij om het touw vast te houden. Hij valt het kleine stukje naar beneden, op zijn gebroken enkel. Een explosie van pijn legt hem buiten westen, als een hoopje vuil ligt hij onderin de kuil. Als hij weer bijkomt ligt hij in een bed. Het bed staat in een kamer. Het ruikt naar een ruimte waar al generaties lang op hout wordt gekookt en met hout wordt verwarmd. Het is schemerig, de luiken zijn dicht, maar door de kieren ziet hij het licht van de dag. Hij heeft overal spierpijn, voorzichtig beweegt hij zijn gezonde voet. Onverwacht gelukkig beweegt hij zijn tenen. Zijn andere voet houdt hij doodstil, bang voor de pijnlijke gevolgen. Het lijkt alsof zijn gebroken enkel is verbonden, het voelt vreemd aan. Behoedzaam tast zijn gezonde voet langs de andere. Zijn tenen voelen een hard verband om zijn enkel. Hij slaat de deken op en kijkt naar beneden. Hij heeft andere kleren aan, om zijn enkel een grijswit verband, onwillekeurig strijkt hij langs zijn kin. Hij is ook nog geschoren. De deur gaat open, er komt een oudere man binnen. "Kijk eens, de patiënt is bij kennis," zegt hij opgewekt. Arthur voelt zich een beetje opgelaten met de situatie. Hij is gewassen, geschoren en verbonden. Door mensen die hij nog niet eens gezien heeft. De man gaat ondertussen door, hij geeft Arthur een hand en schudt deze hartelijk. "Ik heet u van harte welkom in ons dorp, ik ben de plaatselijk geneesheer, doktor Morris." Hij begint Arthur te onderzoeken, klopt en luistert, kijkt naar zijn keel, in zijn oren en ogen. Als doktor Morris klaar is legt hij Arthur uit wat er gebeurd is met zijn enkel. Deze is gezet en gefixeerd, het is een lelijke
52
De Heren van Katran
www.noblock.nl
breuk. Arthur moet er toch rekening mee houden dat hij er minstens zes weken niet mee kan lopen. Daar schrikt hij van, zes weken ! En dat terwijl hij verder moet. Doktor Morris leest de ontsteltenis uit zijn ogen. "Natuurlijk kunt u hier blijven tijdens uw herstel. Er is zonder twijfel een manier te vinden om u nuttig te maken tijdens uw verblijf hier. "Doktor Morris verdwijnt met de aankondiging dat hij direct weer terug komt. En inderdaad, bijna direct staat de geneesheer weer bij Arthur's bed, in zijn handen twee houten krukken. Arthur moet opstaan en op de krukken leunen. Zijn verbonden voet mag in geen geval de grond raken, anders moet alles opnieuw gezet worden, aldus de doktor. Hij voegt er aan toe dat het wel een plezierige bijkomstigheid was dat Arthur buiten westen lag, dat scheelde een verdoving, en het scheelde Arthur een heleboel pijn. Wankelend zet Arthur een paar stappen met de twee krukken onder zijn oksels. Al snel gaat het beter, de doktor stelt voor dat hij weer op het bed gaat liggen, niet te veel inspanning in één keer. En of hij iets wil eten ? Arthur knikt enthousiast, hij heeft honger. Een half uurtje later is hij voorzien van eten en drinken. De doktor brengt een blad vol binnen en gaat dan weer weg, hij heeft het druk zegt hij. Even later zakt Arthur onderuit, zijn gevulde maag voelt plezierig aan. Als het eten gezakt is staat hij op en gaat op krukken de kamer uit. Hij staat meteen buiten, het is een bijgebouwtje waar hij voor staat. Het ligt aan een groot erf, kippen scharrelen er op hun gemak hun kostje bij elkaar. Een grote stal en het kennelijke hoofdgebouw flankeren het erf aan beide zijden. Tegenover het gebouwtje waar hij voor staat ligt een enorme mesthoop. Veel verder kijken is niet mogelijk, rond het erf en de bijbehorende gebouwen staan overal bomen. Het geheel ligt midden in een bos. Zwaar steunend op de krukken neemt Arthur de omgeving in zich op. Een man komt naar hem toe, hij begroet Arthur met een kort knikje. "Ik ben Rainer," stelt hij zich voor, "zullen we naar binnen gaan "? Zonder op het antwoord te wachten gaat Rainer het bijgebouwtje in, Arthur hobbelt achter hem aan. "Je kunt hier blijven tot je been geheeld is. We verwachten wel dat je alles doet binnen je mogelijkheden om je verblijf rendabel te maken." Rainer is kort van stof. Hij vertelt dat Arthur in een valkuil is gevallen die bedoeld is om ongewenste gasten op gepaste afstand te houden. De kleine gemeenschap op de plek in het bos gebruikt zo veel mogelijk camouflage technieken om onzichtbaar te blijven voor de buitenwereld. Het wordt Arthur dan ook verboden om van het erf af te gaan, als hij ooit weer vertrekt dan is dat geblinddoekt. Arthur belooft plechtig om zich aan de voorschriften te houden. Rainer heeft al bedacht waar Arthur zich op het moment het best nuttig kan maken, hij wordt keukenhulpje. Aardappels schillen, afwassen, kippen plukken en wat er verder aan enigszins zittend werk voorhanden is.
53
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Arthur accepteert het aanbod, is zich er heel goed van bewust dat hij inmiddels ook dood had kunnen zijn als ze hem niet uit de kuil hadden gehaald. Zo zit hij even later in de keuken. Rainer heeft hem voorgesteld aan Maria, een stevige vrouw, haar leeftijd is niet te definiëren. Zij zwaait de scepter over de keuken, al zo lang als zij zich kan herinneren werkt ze in de keuken. Daar is ze werkster en chef-kok tegelijk. De ongeveer dertig mensen die hier bij elkaar wonen voorziet ze iedere dag van voedsel. Sinds drie weken is haar vorige hulp getrouwd en woont nu een paar kilometer verderop. Maria is moe, de hoeveelheid werk is haar teveel, ze is net bezig met het schoonmaken van een stapel groenten voor het avondeten. Ze neemt Arthur van top tot teen op. In haar blik is de geringschatting de overheersende factor. Maar veel keus heeft ze niet, ze heeft echt hulp nodig. Rainer belooft haar dat Arthur slechts tijdelijk als hulp zal fungeren, tot er een andere is gevonden. Maria gaat accoord, Arthur mag meteen aan de afwas. Een berg met borden, bestek en pannen van het middagmaal staat te wachten op een schoonmaakbeurt. Arthur kijkt om zich heen, hij heeft een kruk nodig om op te zitten. Zo moet Maria een van haar motto's, 'in mijn keuken wordt gewerkt, niet gezeten ' gedurende de aanwezigheid van Arthur in de koelkast zetten, met een zuur gezicht verdwijnt ze als Arthur kenbaar maakt dat hij een kruk moet hebben om even later terug te komen met een hoge kruk. "Hier," bromt ze en zet de kruk neer in de keuken. Ze heeft er maar heel weinig vertrouwen in, een vent in de keuken, en dan ook nog een vreemde. Dat kan nooit goed gaan. " Als het maar niet te lang duurt, die kerel in mijn keuken," denkt ze als ze weer verder gaat met het schoonmaken van de groenten. Arthur kijkt even naar de stapel werk die op hem wacht, hij ziet de gootsteen met de twee bakken, maar verder ligt er geen kwast of zeep in zicht. Vriendelijk vraagt hij," wat is de beste manier om de afwas te doen?" Maria voelt zich gestreeld door de vraag, die man gaat niet meteen in al haar kasten snuffelen, maar vraagt haar, de deskundige, om advies. Een heel klein beetje vriendelijker legt ze snel uit hoe de afwas gedaan wordt in haar keuken. Arthur gaat aan de slag. Bord na bord, lepel na lepel, beker na beker. In een rustig tempo werkt hij door tot alles is afgewassen. Maria staat met haar rug naar hem toe, ze kan het nog steeds moeilijk hebben dat er zomaar iemand om haar heen hangt. "En dan ook nog een kerel," bromt ze in gedachten. Arthur neemt een theedoek en begint met afdrogen. Maria hoort dat Arthur klaar is met afwassen, ze loopt naar een kast en doet alsof ze iets moet pakken. Ze ziet Arthur met de theedoek in zijn handen de boel afdrogen. "Nee, nee, niet met die theedoek !" moppert ze, "de glazen droog je met de glazendoek, de borden met de bordendoek en de pannen met de pannendoek !" Iedere keer als ze het woord 'doek' uitspreekt slaat ze met vlakke hand op het aanrecht.
54
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Arthur knikt en zegt dat hij dat niet wist. "Dan moet je het vragen !" is het antwoord. Mopperend gaat Maria aan haar eigen werk. Het manifesteren van haar autoriteit geeft haar niet het genoegen wat ze voor ogen had. Arthur droogt de schone spullen af met de daarvoor bestemde theedoeken en stapelt alles netjes op stapels op de tafel. "Waar moet ik alles neerzetten ?" vraagt hij beleefd. "Laat maar, dat doe ik zelf wel, je zou nog iets breken," klinkt het uit de andere hoek van de keuken. Dan mag Arthur het koper gaan poetsen. Een hele rij pannen staat op een plank aan de muur van de keuken, allemaal dof. Maria geeft hem een paar oude doeken en een flesje met een dikke vloeistof die hij uit moet smeren over de pan. Daarna moet hij met de oude doeken de pan poetsen tot hij glimt. Rustig gaat hij aan de gang. Maria gaat verder met het bereiden van het eten. Ze voelt zich niet zo lekker. Af en toe is ze duizelig, ze heeft het warm. Maar ziek worden is onmogelijk, dan is er geen eten. En er is altijd eten gemaakt, elke dag weer. Maria is nooit ziek. Een heimelijke blik op die man in de keuken leert haar dat hij rustig doorwerkt. Stiekem bespeurt ze enige waardering bij zichzelf voor de man. Hij doet precies wat ze hem opdraagt en hij werkt hard. Misschien is het niet zo heel erg om hem tijdelijk als hulp te hebben. Tot er een geschikt meisje is. Maria verdwijnt uit de keuken om de tafel in de eetkamer klaar te maken. Ze heeft pannen vol eten klaargemaakt. Arthur is nog steeds bezig met het poetsen van de pannen, gaat door tot ze hem iets anders opdraagt. Maria loopt heen en weer, ze heeft het druk. Hij kan maar weinig doen, hij kan niets dragen, staat wankel op zijn benen. Het enige wat hij kan doen is haar zo min mogelijk in de weg te staan. Kennelijk is iedereen nu aan het eten, Maria komt de keuken in en zet twee borden neer en zegt dat hij kan komen eten. Ze eten zwijgend, Maria eet snel, Arthur probeert om zich aan haar tempo aan te passen. En dat is maar goed ook, als Maria klaar is ruimt ze de boel af en verdwijnt weer naar de kamer. Arthur begint alvast de spullen klaar te zetten voor de afwas die ongetwijfeld in aantocht is. Maria bromt iets wat op een compliment zou kunnen lijken als ze met de eerste stapel borden binnen komt. Arthur heeft weer wat te doen. Maria brengt de rest ook in de keuken, ze heeft een hoogrode kleur op haar gezicht. "Als de afwas klaar is mag je weg. Morgenvroeg moet je hier weer zijn," zegt ze kortaf. Dan verdwijnt ze. Arthur maakt de boel schoon en gaat dan naar de plek waar zijn bed staat. Zijn enkel klopt behoorlijk. Hij zorgt ervoor dat de voet in geen geval de grond raakt. Als hij op zijn bed ligt valt hij direct in slaap, moe van het werken. Haar gezicht lacht hem toe, dat mooie gezicht. Hij loopt door het water achter haar aan, allebei zijn ze naakt. Hij haalt haar in en drukt haar tegen zich aan. Kayla.
55
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Opgewonden drukt hij met gesloten ogen een kus op haar mond, genietend van zachte druk van de rondingen van haar lichaam. Hij houdt haar nog steviger vast en opent zijn ogen. Hij kijkt in een ander gezicht. Niet het gezicht van Kayla. Hij voelt een ander lijf, niet het lichaam van Kayla. Direct is de liefde weg, de opwinding lost op. "Opstaan, het werk wacht !" Maria schudt aan zijn bed. Moeizaam wordt Arthur wakker, allerlei gedachten spoken door zijn hoofd. Hij moet zijn best doen om de aanwijzingen van Maria te volgen, ze legt hem snel uit waar hij zich kan scheren en wassen. En daarna direct naar de keuken komen. Al scherend probeert hij zich de droom te herinneren, veel is het niet. Hij trekt zijn huid strak om het mes er over te halen, de grimas die hij maakt past precies bij zijn gevoel. Hij mist Kayla. Veel hoeft er niet te gebeuren in de keuken. Heet water voor de thee, brood snijden, kaas snijden. Arthur stort zich op het werk om zijn droom te vergeten. Maar haar gezicht blijft hem achtervolgen. Na het afwassen mag hij verder met de rij koperen pannen. Als een razende poetsen zijn handen, alsof daarmee zijn droom uit zijn gedachten kan worden geschuurd. Het valt hem niet op dat Maria minder moppert dan gisteren. Niet omdat ze inmiddels verzoend is met het feit dat er een vreemde man in haar keuken werkt, maar omdat ze al haar krachten nodig heeft om op de been te blijven. Ze is ziek, al wil ze dat niet toegeven. Maria begint aan de voorbereidingen voor het middageten. Met de moed der wanhoop. Alles draait voor haar ogen, ze is misselijk, ze heeft het dan weer warm, dan weer koud. En alle spieren doen haar pijn. Pas als er een pan op de grond klettert schrikt Arthur op uit zijn gepeins. Maria staat in het midden van de keuken, bijna huilend. Hij kijkt haar aan en ziet haar wanhoop. Hij leest haar geest als een boek. Naar zijn krukken grabbelend staat hij op. "Ga jij hier maar even zitten," zegt hij en pakt balancerend op één been de pan van de grond. Maria volgt de suggestie op en gaat zitten op de kruk aan de tafel. Ze legt haar hoofd op haar op de tafel rustende armen. Langzaam lopen de tranen over haar wangen. "Ik voel me niet zo goed," zegt ze zacht. Dan probeert ze weer op te staan, "ik moet er toch voor zorgen dat er eten op tafel komt," zegt ze wankelend, "ik ben nooit ziek." "Ga nu maar zitten," zegt Arthur, "het komt wel goed, wacht maar." Maria gehoorzaamt en gaat weer zitten op de kruk bij de tafel. "Jij gaat hier zitten en je denkt gewoon aan de dingen die je moet doen, één voor één, op volgorde. Ik ga bij het aanrecht staan en ik doe wat jij denkt." Stomverbaasd kijkt Maria hem aan met haar behuilde gezicht. "Dat kan ik, gedachten opvangen, als jij ze naar mij toe brengt. Jij bepaalt wat er gebeurt, ik voer het uit." "En dan hoeft niemand er iets van te weten," voegt hij er aan toe. Het laatste argument trekt Maria over de streep. Ze gelooft er helemaal niets van, van de dingen die Arthur zegt, ze begrijpt het
56
De Heren van Katran
www.noblock.nl
ook niet helemaal, maar de mogelijkheid dat ze toch haar eten klaar krijgt wil ze toch onderzoeken. Arthur gaat bij het aanrecht staan en concentreert zich. Dan vangt hij de stem van Maria op in zijn hoofd, "ga bij het fornuis staan en zet een pan water op het vuur." Arthur doet wat hij hoort. Maria ziet tot haar verbazing dat Arthur doet wat ze net dacht. Om te kijken of het geen toeval is laat ze hem een rondje om de tafel lopen. Op zijn krukken hinkt hij om de tafel. Als hij weer bij het fornuis staat is ze overtuigd. Nu gaan ze samen aan het werk. Maria doorloopt haar dagelijkse routine, Arthur voert het uit. Binnen de kortste keren is het ontbijt klaar. Maria staat op, nu de druk er niet meer is gaat het haar iets beter. Ze verdwijnt uit de keuken en komt even later terug met een jong meisje. Het meisje draagt een stoel, ze zet de stoel in een hoek van de keuken, Maria gaat er op haar gemak in zitten. Maria stelt haar niet voor, ze instrueert het kind zonder veel omhaal van woorden. Het meisje is vandaag tot serveerster benoemd. Ze stapelt de dienbladen vol en gaat naar de eetkamer, Maria gaat er achteraan om te zorgen dat alles goed gaat. Na de afwas doet Arthur de dingen die Maria gewoonlijk zelf doet, groenten schoonmaken, vlees voorbraden en alle andere dingen die Maria kan bedenken. Zo gaat het de rest van de dag verder, Maria bestuurt vanuit haar stoel in gedachten de gang van zaken, Arthur fungeert als haar handen en het meisje brengt alles heen en weer wat Arthur niet voor elkaar krijgt. Aan het einde van de dag, als Arthur de boel gaat afwassen staat Maria op en gaat de deur uit. "Ik ga slapen," kondigt ze aan. En dan voegt ze er een beetje bits aan toe," ik denk dat ik morgen wel weer beter ben, dan kan ik alles zelf weer doen." Arthur ziet in haar ogen dat hij een vriendin voor het leven heeft gemaakt, al zal ze dat nooit laten blijken. Hij overziet met een zucht de stapel borden en gaat rustig aan de gang, hij heeft toch niets anders te doen. Hij is bijna klaar als doktor Morris binnen komt. "Zo, ik kom eens naar de patiënt kijken, hebben ze je aan het werk gezet ?" Zonder op het antwoord af te wachten wijst hij naar de stoel waar Maria net nog in zat, Arthur gaat zitten, de doktor kijkt eens naar het verband, voelt aan zijn tenen en stelt nog een paar vragen. "Niet op de grond gerust met de voet ? Geen bijzondere pijn ?" Arthur vraagt weer wanneer hij weer goed zal kunnen lopen, de doktor meent nu dat het wel een paar maanden zal duren voor het zover is. Hij leest de teleurstelling op Arthur's gezicht. "Je hebt nog geluk dat het wel volledig zal genezen, je had ook kreupel kunnen eindigen, onthou dat goed," zegt de doktor nog voor hij uit de keuken verdwijnt. Een tijd later ligt Arthur op zijn bed, met open ogen overdenkt hij zijn mogelijkheden. Hij komt tot de conclusie dat er maar één optie is, keukenhulpje blijven tot hij weer weg kan.
57
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Het duurt lang voor hij in slaap valt. Een droomloze slaap. Gaandeweg ontstaat er een routine. s'Morgens komt Maria hem wekken, ze maken samen het ontbijt, opruimen, volgende maaltijd, en zo verder tot hij weer in bed ligt. Af en toe komt doktor Morris even naar zijn enkel kijken, het heelt al aardig. Hij probeert blij te zijn dat hij onderdak heeft in plaats van ongeduldig te worden over het oponthoud. Maar heel af en toe schrikt hij op omdat hij denkt iets te horen, een roep uit het oosten, vaag en ver weg. En hij kan nog steeds niet lopen. Op een morgen wordt hij wakker, het is koud in het onverwarmde bijgebouwtje. Nog slaperig gaat hij naar buiten, hij is meteen wakker als hij de deur open doet. Overal wit, overal sneeuw. De kinderen van de nederzetting spelen al in de sneeuw. Gejoel en geschreeuw. Arthur realiseert zich op dat moment dat hij hier nog wel enige tijd zal moeten blijven, de sneeuw ligt zo hoog dat reizen er voorlopig niet inzit. Die gedachte wordt even later bevestigd door Maria, "zolang als er sneeuw ligt kan je nergens naartoe." "Dat duurt wel een maand of drie, vier," geeft ze als antwoord als Arthur vraagt hoe lang of het duurt voor de wegen weer begaanbaar zijn. De rest van de dag is hij bijzonder stil, de gedachte verwerkend dat hij een half jaar kwijt is geraakt alleen maar omdat hij de valkuil niet zag. Een week later mag het verband van zijn voet, hij mag er voorzichtig op gaan lopen, met een vertrokken gezicht van de pijn zet hij de geslonken spieren en stijve pezen weer aan het werk. Driftig leert hij zijn voet weer hoe het lopen in zijn werk gaat, door de weken rust is het hele been verslapt. Na enige oefening kan hij weer kleine stukjes lopen. De sneeuw die de wegen onbegaanbaar maakt valt in grote vlokken als hij rondje na rondje loopt op het erf. Hij houdt zich braaf aan de voorschriften die hij kreeg toen hij hier kwam, 'niet van het erf af !' "Als die sneeuw er niet lag dan had ik ook nog lang niet weggekund met dat verslapte stel spieren," denkt hij terwijl hij naar zijn moeizaam functionerende been kijkt. De uitputting komt weer op in zijn been, tijd om weer naar de keuken te gaan, aan de arbeid. Alleen het vooruitzicht dat hij hier binnenkort weer weg mag maakt dat hij het volhoudt. Elke dag de identieke routine. Elke dag. Sinds de dag dat Maria weet dat hij over telepathische gaven bezit en haar daarmee hielp is ze iets vriendelijker geworden. Maar hij blijft het hulpje, verschil moet er zijn, de afwas moet gedaan worden. Arthur wijt de stilte in zijn hoofd aan zijn verwonding, hij hoort bijna geen geroep uit het oosten, slechts een enkele keer dringt er een echo tot hem door en dan nog zo vaag dat het verbeelding lijkt. Als hij weer beter is dan gaat het vast beter. De manier waarmee hij Maria kon helpen toen ze ziek was heeft hem bewezen dat hij zijn vermogens nog steeds bezat.
58
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoe sneller hij weer kan lopen hoe beter, als hij lichamelijk weer in orde is dan komt de rest vast vanzelf. De afwas doet hij snel, daarna mag hij aardappels schillen. Zo kruipen er weer vier maanden voorbij. De sneeuw smelt langzaam weg, Arthur heeft veel aan zijn been gewerkt, hij loopt alweer redelijk goed. In de morgen, als hij met een vuilnisvat naar de stortplaats loopt, komt hij Rainer tegen. Dat gebeurt niet vaak, de rangen en standen zijn en blijven strikt gescheiden. Rainer ziet hoe Arthur loopt, "het gaat alweer aardig goed, niet waar ?" Arthur knikt, " ja, het is nu weer zo goed als heel." Even is het stil, dan gaat hij verder, "ik zou graag weer eens een keer verder willen met mijn reis. Ik weet niet wanneer er tijd is om mij door het bos te leiden zodat ik mijn tocht kan vervolgen ?" Rainer blijft hem vriendelijk aankijken, toch rilt Arthur van de ijselijke kou die hij opeens schijnt uit te stralen. "Ja, voorlopig is er echt geen tijd, dat duurt nog wel even. Werk nog maar door in de keuken, zodra er tijd is zal ik het je melden." Rainer draait zich op zijn hakken om en loopt weg. Arthur houdt een rotgevoel over aan het gesprek dat de hele dag blijft. Zo gaat er weer een maand voorbij, Arthur probeert om Rainer tegen te komen maar ziet hem nergens. Ook doktor Morris ziet hij nooit meer. Alleen Maria en nog een paar mensen die af en toe spullen brengen naar de keuken lijken op de boerderij te wonen. Toch maakt Maria maaltijden voor zeker 30 personen, het zou een drukte van belang moeten zijn. Heel voorzichtig probeert hij Maria's geest te peilen, hij heeft al meerdere malen geprobeerd om te vragen waar alle mensen zijn waar ze voor kookt maar ze geeft nooit antwoord Maria staat aandachtig in een pan soep te roeren, uiterst behoedzaam gaat Arthur haar geest in, terwijl hij bezig is met het poetsen van het zilverwerk. Alsof hij door een prentenboek bladert ziet hij de plaatjes van haar jeugd, een boerderij op een berg, koeien die gemolken moeten worden, liefdesverdriet. Hij voelt zich een voyeur, hij gaat zo snel mogelijk verder. De plaatje worden steeds vager naarmate Maria ouder wordt, hij ziet nog heel vaag het pad van de weg af gaan, het pad met aan het einde de valkuil. Daarna zijn er geen plaatjes meer, alleen maar witte vlakken. Hij trekt zijn onderzoekende gedachten terug, niet wetende wat hij hier nu mee aanmoet. De hele dag blijft het op de achtergrond aanwezig. Als een mug zoemt de vraag door zijn gedachten, meestal ver weg, soms ineens op de voorgrond. "Wat gebeurt hier ?" Hij ligt nog lang na te denken op zijn bed. Hoe meer hij er over peinst des te vreemder wordt het. De reactie van Maria toen ze ziek was. Het feit dat hij nooit in de eetzaal mag komen, en wat nog vreemder is; hij nooit in de eetzaal is geweest zonder een
59
De Heren van Katran
www.noblock.nl
specifiek verbod, dat hij nooit iemand tegen komt. Dat hij braaf op het erf blijft. Zijn opwinding groeit. Hij weet zijn slaafse gedrag aan zijn voet, aan het feit dat hij lichamelijk niet in orde was. Maar dat is helemaal niet het geval. Er is iets anders aan de hand. Hij stelt zijn geest open, verder open dan hij ooit deed. Hij vangt niets op, het is alleen maar stil. Onnatuurlijk stil. Het maakt hem alleen maar ongeruster. Een beetje boos ook, op zichzelf. Waarom is het hem niet eerder opgevallen dat er iets niet klopt ? Hij besluit om niet te gaan slapen. Eigenlijk kan hij niet slapen dus het besluit is snel genomen. Hij doet alsof hij slaapt, ligt op zijn bed, ademt regelmatig, het is net alsof hij slaapt. Een groot deel van zijn geest is in rust, alleen zijn bewustzijn blijft actief, hij waakt over zichzelf. Lange tijd is er niets aan de hand. De nacht glijdt schijnbaar zonder voorvallen voorbij, het begint al voorzichtig licht te worden. Arthur merkt dat er iets gebeurt. Met een diepe zucht ontspant hij zich weer. Meteen is het weg. Na een paar minuten is het weer terug. Eerst heel voorzichtig, en dan steeds duidelijker. Er sluipt iets door zijn geest. Hij moet zijn best doen om de reflex te beheersen, om op te springen en de activiteit in zijn hoofd volop te laten draaien en daarmee de insluiper af te schrikken. In plaats daarvan blijft alles stil, uiterst waakzaam en toch ontspannen laat hij de indringer zijn gang gaan. Hij hoort zachte woorden, op dwingende toon uitgesproken. "Hier in de keuken ligt de vervulling van je leven, je eer is je werk. Ooit kan je kok worden, je mag je hele leven koken." Zo gaat dat een tijd door, ongewild luistert Arthur naar de hypnotiserende cadans, hij gaat er in mee. Als de stem verdwenen is blijft de echo hangen in zijn hoofd. Het deel van zijn bewustzijn dat actief is gebleven brengt hem terug tot zichzelf. Hij wordt wakker. De rillingen lopen over zijn rug als het hem duidelijk wordt wat er gebeurd is. Iets of iemand vertelt hem 's nachts wat hij moet doen, wat hij wil. Omdat hij zich afvraagt in hoeverre er ook gedachten kunnen worden opgevangen beheerst hij zijn emotie zoveel mogelijk. Beheersd laat hij zijn gedachten gehoorzaam door de keuken dwalen terwijl hij ondertussen nadenkt over wat hem nu langzaam duidelijk wordt. Hij is een gevangene. Hij heeft hier levenslang. Hij moet hier weg. In een ogenblik is het beslist, hij staat op en pakt zijn lange jas, die al die tijd niet gebruikt in een hoek aan een spijker hing. Zijn laarzen draagt hij inmiddels al weer geruime tijd.
60
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Zacht opent hij de deur en glipt naar buiten. Met een paar stappen is hij van het erf af en gaat hij het bos in. Angst bekruipt hem, iedere stap die hij doet neemt de angst toe. Angst voor slijmerige graaiende handen van de gestorvenen die hem mee zullen nemen naar hun graf. Angst voor de giftanden van enorme dansende slangen. Hij moet zich dwingen om door te gaan. Stap voor stap gaat hij verder. Hij merkt dat hij langzamer gaat lopen, hij voelt zijn handen voor zijn oren, tegen het gillen van de doden. Angst trekt door hem heen, tot op het bot. "En zo zullen ze je vinden, in elkaar gekropen en bibberend als een klein kind." "Je weet toch dat je door moet gaan." "Doorgaan." Waar de stemmen vandaan komen weet hij niet. Hij ontleent er nieuwe krachten aan, hij gaat verder. Verzet zich tegen de dingen die hij ziet en hoort. Met iedere stap die hij zet nemen de angsten af, het duurt een tijd voor hij het in de gaten heeft. Eenmaal bewust van het feit begint hij te rennen, met grote passen verlaat hij de vervloekte plek. De angst scherpt zijn zinnen, hij neemt iedere val op het pad waar, valkuilen met scherpe stokken op de bodem die alles aan stukken rijten wat er op valt, netten die met een klein rukje aan een touw naar beneden zullen vallen, hij ontwijkt het moeiteloos. Hijgend staat hij dan uiteindelijk op de plek waar het begon, waar hij het pad naar boven nam in de hoop op een paar happen eten en een slaapplaats. Toen was het bijna herfst, nu is het bijna lente. Hij kan de neiging niet onderdrukken om het laatste stuk rennend af te leggen. Eenmaal op de weg is hij vrij. Waarom weet hij niet. Hij zet zijn voeten op de weg en voelt hoe hij tegen gehouden wordt. "Er is nog nooit iemand zover gekomen als hij zich ondanks mijn verbod toch in het bos waagde." Waar Rainer opeens vandaan komt weet hij niet. Maar hij kan niet verder, hij wordt tegengehouden. Het is alsof de lucht verdikt en zo een ondoordringbare laag vormt. Arthur draait zich om, Rainer staat aan de rand van het bos. "Ik had je toch verboden om het bos in te gaan. Dat had je toch wel begrepen ? Of niet ?" Rainer is kwaad, de woede straalt van hem af. Opeens slaat er een wolk van agressie om Arthur heen, angstkreten, ontploffingen, vliegende dingen door de lucht. Arthur realiseert zich dat Rainer hier niet staat om hem alleen maar te vertellen dat hij boos is. Langzaam daalt Rainer af van de rand van het bos naar de weg. Arthur staat nog steeds stil, gevangen in het onzichtbare web dat Rainer om hem heen heeft gelegd. Rainer tast met zijn rechterhand naar zijn middel, een groot mes komt te voorschijn. "Zo zullen ze je vinden, met een doorgesneden keel langs de weg. En de verhalen komen dan vanzelf. Niemand gaat zomaar het bos in. Niemand verlaat zomaar mijn huis zonder mijn toestemming. En diegene die zo stom zijn om het wel te doen vallen
61
De Heren van Katran
www.noblock.nl
ten prooi aan de gevaren van buiten. Zo als een doorgesneden keel." Met een glimlach op zijn lippen komt Rainer dichterbij. In Arthur's hoofd gaan de alarmbellen af. Dit gaat niet goed ! Maar weglopen gaat niet. Vluchten kan niet. Arthur kijkt naar het mes dat rustig op hem af komt. Het is vlakbij. Dan ziet hij wat hij moet doen. Hij kleeft zijn blik op het mes en opent de poorten van zijn geest. Met een kreet laat Rainer het mes vallen. Hij heeft zijn rechterhand naar zijn mond gebracht en staat te stampen van de pijn. Het mes ligt nog witheet te gloeien op de grond. Arthur ruikt de schrale geur van verbrand vlees. Hij voelt dat het net om hem heen minder sterk is. Maar voor hij weg kan zal hij het eerst met Rainer moeten uitvechten. De reactie van Rainer treft hem hard, hoewel hij nu voorbereid is op een volgende zet. Weer komt er een angstgolf opzetten in zijn hoofd. Maar nu plaatst hij het in het juiste perspectief, nu hij weet waar het vandaan komt kan hij zich er tegen verzetten. Hij spiegelt de golf en zendt hem direct terug. Rainer's gezicht vertrekt even van angst tot hij doorheeft wat er gebeurt. "Ach zo, wil je spelen," gromt Rainer. Arthur voelt dat er een band om zijn borst wordt gespannen, zijn adem wordt afgesneden. Rainer staat weer met een magere glimlach te kijken hoe Arthur snakt naar adem. "Als een beest heb je je verzet tegen je meester, als een beest zal je sterven. Knik met je hoofd, dan maak ik je nu af. Anders zal het lang duren voor je rust vindt." Arthur spaart zijn krachten, in plaats van naar adem te snakken, te vechten voor lucht keert hij in zichzelf. Als Arthurs ogen zich opeens openen ziet hij de paniek op Rainers gezicht. Rainer snapt pas wat er gebeurt als het mes zich van de grond verheft en zich diep in zijn borst plant. Het is bijna direct gebeurd. De adem keert weer terug in Arthur's longen als Rainer de laatste uitblaast. Arthur hijgt tot het zuurstoftekort weer is opgeheven. Dan loopt hij weg zonder zich om het lijk te bekommeren. Zoals Rainer zelf zei, "de verhalen komen vanzelf."
62
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 6. Zijn been is nog steeds niet de oude, al snel beginnen de spieren te trekken. Toch loopt hij zo snel mogelijk door, weg van de plek. Weg van de gevangenis. Het ergert hem nog steeds dat hij het pas zo laat doorkreeg. "Misschien dat de boel daar nu verandert, nu die Rainer er niet meer is." Denkend aan de tijd die hij in de keuken doorbracht, met Maria, loopt hij verder. Na een paar kilometer moet hij rusten, zijn been doet hem te veel pijn. Onrustig gaat hij in de berm zitten, waakzaam om zich heen kijkend. Wat er gaat gebeuren als ze Rainer vinden ? Als ze merken dat hij weg is gaan ze hem vast zoeken, ja, er komt vast en zeker een zoektocht. Arthur is op goed geluk weer de weg ingeslagen die het meest in de richting van het oosten gaat, verder met zijn tocht. Het is een golvend heuvellandschap, er komt geen einde aan. Over de ene heuvel heen zie je de volgende liggen. Nog niet uitgerust staat hij toch weer op en gaat verder, de pijn verbijtend. Ondanks zijn inspanning schiet het niet echt op, zijn tempo ligt laag. Tegen het einde van de dag strompelt hij over de weg, met moeite houdt hij zich overeind om weer een pas te kunnen zetten. Er is verder niets gebeurd, geen boze mannen op paarden op zoek naar hem. Helemaal niets. Hij vervloekt de valkuil die hij niet zag nogmaals en kijkt naar zijn onwillige been. Ver weg hoort hij iets. Muziek. Het komt van achteren. Vrolijke wijsjes. Zulke muziek kan niet komen van mensen die iets kwaads in zin hebben. Hij blijft staan, draait zich om, met zijn gezicht in de richting van de muziek. De eerste wagen die over de heuvel verschijnt wordt getrokken door twee paarden. Daar achter nog een wagen en nog een. Een man zit naast de koetsier en blaast op een fluit. "Reizigers." Arthur herkent de wagens. Dit zijn Reizigers, de kleuren waarmee de wagens versierd zijn lijken op die van de Reizigers die hij zag, lang geleden lijkt het alweer. De wagens stoppen als de voorste hem bereikt heeft. De man met de fluit stopt met spelen. "Waar ga jij heen, wandelaar ?" vraagt hij. "Ik ben op weg naar het oosten," antwoordt Arthur. "Mijn been is onwillig." "Klim maar achterop," de man schudt met zijn hoofd naar achteren nadat hij Arthur lang heeft aangekeken. Arthur loopt naar de achterkant van de wagen, de overkapping is dicht, een trapje met drie treden gaan naar een deur. Het lijkt hem niet de bedoeling om meteen in de wagen te gaan zitten, terwijl de menner van de tweede wagen hem onbeschaamd opneemt gaat Arthur op het trapje zitten, plaats genoeg. Met een knal van de zweep van de voorste wagen zet de rij zich weer in beweging. Rustig zit Arthur op het trapje en ziet de grond onder zich wegglijden, hij is blij dat hij kan zitten. De wagens rijden niet lang meer door, Arthur voelt hoe de wagen een bocht maakt van de weg af en door een stuk weiland hobbelt. De andere wagens volgen. Naast het weiland stroomt een beekje, naast dat beekje zetten de Reizigers hun wagens neer.
63
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Als de wagens stilstaan stapt Arthur van het trapje af, de pijn in zijn been negerend. Direct opent de deur boven aan het trapje, er komt een vrouw uit, gevolgd door een man. Allebei zijn ze niet jong meer. Ze bekijken Arthur die even niet weet wat er van hem verwacht wordt. "Bedankt voor de rit," zegt hij maar. "Welkom in ons gezelschap." De vrouw en de man gaan van de trap af en lossen op in de onverwachte menigte, de wagens zitten vol mensen en kinderen. Arthur gaat maar weer op het trapje zitten, wachtend tot er iets gebeurt. De Reizigers krioelen door elkaar, er worden een paar tenten opgezet, de kinderen rennen uitgelaten door het gras. Arthur ziet de rook van een vuur de lucht in kringelen, even later ruikt hij gebraden vlees. Kennelijk weten alle Reizigers wat ze moeten doen, maar op Arthur blijft het de indruk maken van een grote krioelende mierenhoop. Met stijgende verbazing bekijkt hij de drukte. Centrale plaats lijkt de plek waar het vuur brandt, daar waar een groot stuk vlees ronddraait aan een spit, daar zijn de meeste Reizigers. Arthur besluit om maar eens die kant op te lopen. Niemand stoort zich aan zijn aanwezigheid, de kinderen rennen om hem heen, de volwassenen knikken hem toe als hij ze tegen komt. Hij ziet de man die hem achterop de wagen plaats liet nemen staan, als deze hem in het oog krijgt snijdt hij een stuk vlees af van het spit en werpt het Arthur toe. Arthur vangt het handig op. "Eet en drink," zegt de man. Hij zet zijn tanden in het vlees en eet het snel op. Daarna leegt hij de kroes met bier die de man hem aanreikt. Zwaar bier. De man klopt op de grond, Arthur moet naast hem gaan zitten. Er komt nog een kroes met bier, en meer vlees. Uiteindelijk heeft iedereen gegeten en gedronken, de nacht ligt donker om hen heen. De kinderen hoeven kennelijk niet te slapen, ze joelen vrolijk door elkaar. De volwassenen hebben zich verzameld om het vuur, ze praten en lachen. Arthur bekijkt het allemaal, hij is aangenaam rozig van het eten en van het bier. "Zeg eens, wandelaar, waar kom jij vandaan ?" "Uit het westen," geeft Arthur als antwoord aan de man die hij voor zichzelf 'de man met de fluit ' heeft genoemd. "Je hoeft het niet te zeggen als je daar geen zin in hebt. Iedereen hier laat los wat hij wil. Iedereen is vrij." Hij kijkt Arthur opeens weer ernstig aan. "Je komt niet toevallig van die plek, zo'n 20 kilometer hier vandaan waar die man op de weg lag ? Met een mes in zijn borst ?" Arthur zwijgt. Hij weet niet of hij er nu om moet liegen of niet. Voordat hij heeft besloten wat hij gaat doen gaat de man met de fluit verder. "Toen wij kwamen aanrijden zagen wij een man op de weg liggen, er kwamen net een paar mensen het bos uit. Toen ze hem vonden gingen ze heel bezorgd naar de op straat liggende man toe. Ze voelden heel voorzichtig of hij nog leefde. Maar de man was morsdood, dat konden wij zelfs van een afstand zien. Uiteindelijk waren ze er zeker van dat hij dood was. Toen gebeurde er iets dat ik nog nooit gezien had, iedereen begon te dansen en te zingen van blijdschap. Ze schopten zelfs tegen het lijk. Meer hebben we niet gezien, wij kwamen alleen maar langsrijden." Hij kijkt Arthur nog eens aan. "Diegene die de man
64
De Heren van Katran
www.noblock.nl
daar heeft neergelegd heeft vandaag een hoop mensen blij gemaakt, dat is zeker." "Het was een vuile schoft," geeft Arthur als antwoord. "Is er nog bier ?" vraagt hij, zijn kroes omhoog houdend. Er wordt direct bijgeschonken, de Reizigers hebben niet veel regels, maar een leeg glas zal je er zelden zien. Als ze allemaal dronken zijn gaat het vuur uit, een teken om te gaan slapen. Arthur krijgt van de man met de fluit een deken in zijn handen gedrukt. "Zoek maar een plekje," voegt hij erbij toe. Arthur gaat maar onder de wagen liggen waar hij hier mee aankwam. Het is koud, zo buiten. Hij rolt zich helemaal in de deken en valt in een benevelde slaap. Met stramme spieren wordt hij wakker, het gegrom van de machine die zijn droom weer vergezelde rommelt nog na in zijn oren. Een beetje in de war blijft hij liggen. Die droom heeft hij lang niet meer gehad. Voor Arthur des te meer een bewijs dat Rainer zijn wil aan de mensen oplegde in hun slaap. Hij is bijna blij dat de nachtmerrie weer terug is. Het is nog stil, zelfs de kinderen slapen nog. Luisterend naar het gefluit van de vogels blijft hij nog even liggen. Hij wilde dat hij over Kayla gedroomd had in plaats van over die rare machines. Even lijkt het alsof hij haar echt ziet, ze ziet er goed uit, blozend en rond lacht haar gezicht. Er komt iemand van het trapje boven hem af gaan en door het gras lopen. De deken pelt hij van zich af, staat ook op om eens te kijken wie daar loopt. Tenslotte sliep hij onder hun wagen. Het is de vrouw. Arthur knikt met zijn gezicht als teken van begroeting. Zonder daarop antwoord te geven vraagt ze, "welke dromen kwellen je in je slaap ?" Arthur haalt zijn wenkbrauwen op van verbazing. Hoe weet ze daarvan? "Je schreeuwt soms in je slaap. En ik ving beelden op van dood en vernietiging toen je schreeuwde. Grote stalen wagens die zich verplaatsen met een soort gegrom. En ik zag een brandend huis." Ze kijkt hem diep in zijn ogen. " Je draagt veel met je mee." Arthur knikt en vraagt "Wat kan je me nog meer vertellen ?" "Niet veel meer, het lijkt alsof er dingen zijn weggepoetst in je hoofd. Je moet naar het oosten, veel meer weet ik niet." "Wat is er in het oosten," vraagt Arthur met een lichte wanhoop in zijn stem. "Je weet het echt niet," glimlacht ze. Intussen zijn ze samen aan het lopen geraakt langs de beek, door het nog natte gras. De vrouw strijkt haar grijs wordende haar achter haar oren. "In het oosten zijn veel dingen. Hoe kan ik nu zeggen waar je naartoe zou moeten ?" "Ik ben mijn herinnering kwijt, ik weet niet veel van mijn eigen leven. Pas een korte tijd geleden kwam de herinnering terug, alleen maar in kleine stukjes. Soms doe ik dingen die mijzelf verbazen, een waarzegster van jullie volk raakte over haar toeren toen ze mijn toekomst wilde voorspellen. Zij wilde niet zeggen wat er voor me lag, alleen maar dat ik het ooit zou weten. En dat ze hoopte dat ik het tot een goed einde zou brengen. Maar ik weet niet eens waar ik naartoe moet."
65
De Heren van Katran
www.noblock.nl
"Wat zie je als je aan het oosten denkt," vraagt de vrouw. "Niets. Ik denk soms een stem te horen die mij roept. Maar verder weet ik het niet." Arthur loopt door, met een peinzende blik. "Of toch wel, één keer zag ik torens en een grote grijze zaal en die zaal is tegen een berghelling aangebouwd in een kasteel, met torens ernaast. Met een rode vlag." "Dat is het slot van de heren van Katran," zegt de vrouw eenvoudig. "Arthur schrikt ervan. "De heren van Katran ? Maar daar wil ik niets mee te maken hebben. Wat ik er van hoor is niets anders dan dood en vernietiging. Dat is niet de plek waar ik moet zijn." Samen lopen ze zwijgend verder. Er valt niet veel meer te zeggen. Bijna weer bij het kamp vraagt de vrouw, "denk eens na over iets wat je hier kan doen. Iets dat geld oplevert als we straks weer bij een plaats staan." Arthur denkt aan de kermis van de Reizigers waar hij met Kayla was. "Ik verzin wel iets," antwoordt hij. De Reizigers breken op. Arthur hoeft nu niet meer op het trapje te zitten, ergens halverwege de rij wagens is nog een plek vrij op de bok. Zo zit hij samen met een zeer zwijgzame man de hele dag naar twee paardenbillen te kijken. Pas als het al een tijd donker is komen ze op de plaats van bestemming, een veldje net buiten de stadsmuren. Deze keer geen vuur, geen feest. Zelfs geen eten. Arthur moet net als de anderen maar teren op de paar stukken brood die in de loop van de dag uitgedeeld werden. Hij krijgt weer een deken van de man met de fluit en hij gaat maar onder diens wagen liggen. Hij slaapt snel en wordt dan bij het ochtendgloren ondanks de frisse nacht zwetend wakker. Weer die oorlogsmachine, weer dat in brand geschoten huis. Helemaal stijf staat hij op, echt lekker ligt het niet op de harde grond. "Dat was dan ook het enige voordeel van het verblijf bij Rainer, het zachte bed," denkt hij met een schamper lachje. Hij heeft de vorige dag wel geprobeerd om iets te bedenken waarmee wat geld te verdienen is op de ongetwijfeld drukke dagen die nu komen, maar er is hem niet echt iets ingevallen. Worsten bakken, dat heeft hij wel geleerd bij Maria in de keuken, maar hij heeft geen kraam, geen bakstel. Hij heeft helemaal niets. Slenterend over het terrein kijkt hij eens om zich heen. Ze staan op een stukje grasland, net buiten een vestingstadje. Het stadje is tegen een helling aangebouwd, helemaal ommuurd met oude stenen muren. De rode daken van de huizen steken soms net boven de grijze muren uit. Overal op het gras staan wagens van Reizigers. Uit iedere wagen komt straks wel iets van een kraampje of een podium. Bij elke wagen is iets te beleven. Kunsten kan hij ook niet. Op zijn handen staan of radslagen maken, niets van dit alles. Goedbeschouwd kan hij niet veel. Hij kan zich hier niet eens nuttig maken. " Nou is het ook niet de plek met de minste concurrentie als het om kunstjes maken gaat." Hij schopt een
66
De Heren van Katran
www.noblock.nl
steentje weg. Met een boogje vliegt het voor hem uit. Hij volgt het steentje met zijn blik en laat het nog wat langer in de lucht zweven. Hij laat het stil hangen. Een stukje omhoog, een stukje naar links. Hij krijgt er plezier in. Voor hij het zelf in de gaten heeft staat hij zijn 'goochelact' te oefenen Pas als er applaus klinkt houdt hij er mee op, een beetje beschaamd. De reacties zijn wel duidelijk. "Fantastisch, geweldig. Knappe truc." Een paar Reizigers zijn inmiddels uit de wagen gekomen en staan met verbazing te kijken naar het zwevende steentje. Arthur komt er niet onderuit, hij moet de steen weer laten zweven. Dit keer maakt hij er wat meer theater van, met gestrekte arm wijst hij naar de steen en laat de steen langzaam omhoog komen. Dan maakt de steen een rondje om het verzamelde groepje Reizigers en landt voor Arthur's voeten. Weer klappen de Reizigers enthousiast in hun handen. Dan houdt hij er mee op, hij voelt dat het hem uitput. Arthur wordt uitgenodigd om te komen eten door de man met de fluit, even later zit hij in de wagen, de oude man zit aan het hoofd, de vrouw waar hij gisteren nog mee sprak zit aan de andere kant. De man met de fluit en Arthur zitten tegenover elkaar. Zwijgend zitten ze aan tafel. Dan neemt de oude man het woord. " Die zwevende steen zal ons veel opleveren. Het is lang geleden dat ik iemand heb ontmoet die de stenen kon laten bewegen." Hij kijkt Arthur recht aan. "Je bent welkom in ons midden, Wandelaar. Zolang als je dat wenst kan je bij onze groep blijven." Wijzend op de man met de fluit zegt hij," dit is mijn zoon, Stochelo. Mijn vrouw, Andria. En ik ben Stochelo de Oude." "Mijn naam is Arthur. Ik kom uit het westen, ik moet naar het oosten. Ik weet niet hoe lang ik blijf," geeft Arthur als antwoord. Dan gaan ze eten. Na het eten gaat Arthur verder met het oefenen voor zijn goocheltruc. Stochelo gaat het stadje in, hij moet nog toestemming vragen om gebruik te mogen maken van het veldje. De Reizigers zijn intussen allemaal druk bezig, die toestemming is toch maar een formaliteit. Ze stampen in een mum van tijd een complete kermis uit de grond. Met touwen zetten ze een renbaan uit, een podium voor de grappenmakers, kraampjes met eten, overal kleurige linten. Arthur is al snel moe van het laten zweven van de steen, hij besluit om zijn krachten te sparen en loopt nu rond over het terrein om eens te zien waar hij straks zal gaan staan. Veel ruimte is er niet meer, alleen nog maar aan de buitenrand van het terrein. Andria komt naar hem toegelopen. Ze geeft hem een oude hoed. "Om het geld in op te vangen, straks," zegt ze als antwoord op zijn kennelijk verbaasde blik. Arthur zet de hoed zolang maar op zijn hoofd en kijkt haar na als ze weer wegloopt.
67
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Tegen de middag komt Stochelo terug, hij zwaait met een papier. "Die oplichters hebben de prijs zo maar verdubbeld !" schreeuwt hij over de in aanbouw zijnde kermis. Met een luid gebrul laten de Reizigers hun afkeuring blijken. Maar ze kunnen er niet veel aan doen, als ze nu weggaan hebben ze alleen maar geld verloren. De eerste nieuwsgierigen wagen zich op het terrein. De Reizigers gaan aan de slag. Muziek begint te klinken, jongleurs lopen heen en weer. En al snel is het hele gebeuren in volle gang. Arthur loopt nog even rond en begint met zijn voorstelling. De steen zweeft boven zijn hoofd. De steen daalt en stijgt. Al snel staat er een groepje belangstellenden te kijken. Arthur is helemaal geconcentreerd op wat hij doet, hoort het geklap en geroep maar amper. Het gaat hem steeds beter af, de steen doet wat hij wil, het kost hem steeds minder moeite. Als apotheose laat hij de steen boven zich hangen en leviteert zichzelf een halve meter boven de grond. Dan daalt hij weer en verbreekt zijn concentratie. Het publiek is onder de indruk, de reactie luid en de muntjes in de oude hoed talrijk. De dag is snel om, de avond geeft Arthur meer rust, het fakkellicht is niet genoeg om de steen goed te kunnen onderscheiden. Hij gaat naar de wagen waar hij onder slaapt. Zittend op het trapje woelt hij met zijn handen door de munten in de hoed. Zo zit hij daar als Andria aan komt lopen. Hij wil opstaan om haar door te laten maar ze schudt haar hoofd. Ze komt naast hem zitten. "Wat doe ik met het geld ?" vraagt Arthur. Andria kijkt in de hoed. Opgewekt kijkt ze Arthur aan. "Opmaken," lacht ze. "Waaraan ?" vraagt Arthur. Voor ze antwoord kan geven duwt hij de hoed met inhoud in haar handen. "Hier, het is jullie hoed." Andria wil iets zeggen maar door de vastbesloten blik in Arthur's ogen bedenkt ze zich. "Je hebt een indrukwekkende voorstelling." Ze laat intussen de munten door haar vingers glijden. "Ik ken niet veel mensen die zich zelf kunnen leviteren, die kunst is maar aan weinigen voorbehouden." Ze wacht op een reactie, als die te lang uitblijft staat ze op. "In ieder geval kunnen we die verdubbeling van het pachtgeld hier makkelijk mee betalen." De deur gaat open en ze is binnen. Arthur rolt zich in zijn deken en slaapt ondanks de drukte om hem heen al snel in. Hij wordt nu rustig wakker, het is al een tijdlang licht, er scharrelen alweer Reizigers over het terrein. Ook nu staat Arthur al snel met zijn zwevende steen zijn kunsten te vertonen, het nieuws dat er iets bijzonders te zien is heeft zich als een lopend vuurtje verspreid, de mensen drommen om Arthur heen. Het is heel druk op het terrein van de Reizigers, ze doen goede zaken, als de avond valt en de drukte uiteindelijk afneemt laat Stochelo een groot vuur maken. Ze hebben een mooie reden voor een feest, er is heel veel geld verdiend.
68
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Door de hoeveelheid mensen die Arthur aantrekt doen ze allemaal goede zaken, dat waarderen alle Reizigers. Hoewel Arthur geen Reiziger is wordt hij langzamerhand wel als zodanig geaccepteerd. Het bier vloeit dan ook gul. Het wordt een lang en vrolijk feest. Arthur weet niet meer hoe hij in zijn deken is gekomen als hij wakker schrikt. Zijn mond voelt droog aan, het is nog donker. Dan beseft hij dat hij onrustig is. Niet van een droom. Hij heeft een slecht voorgevoel. Er gaat iets gebeuren. Maar wat ? Voorzichtig rolt hij zich uit de deken en kruipt onder de wagen uit. Niets te zien. Niets te horen. Het zal niet lang meer duren voor de zon zich zal vertonen. Arthur komt niet van het gevoel af. Rustig loopt hij naar het midden van het terrein. Nog een keer kijkt hij om zich heen, in het duister. Niets te zien. Maar het klopt niet, hij weet het nu wel zeker. Met gesloten ogen wacht hij. Er komt niets. Met een zucht geeft hij het op, misschien was het toch verbeelding. En dan komt het. Een groep van zo'n tweehonderd man komt naar het terrein van de Reizigers toe. Ze willen het geld terug halen dat ze zelf vergokt hebben. En met een overmacht hoeven ze alleen maar de eis te stellen, een paar vrouwen meenemen, de Reizigers zijn machteloos. Arthur beschouwt het beeld op een afstandelijke manier. Wat kan hij doen ? Eerst waarschuwen. Hij rent naar de wagen van Stochelo de oude, als hij bij de trap is gaat de deur al open. Andria komt naar buiten. "Ik voel onraad, ik weet niet wat er komt, maar het is niet veel goeds." "Tweehonderd man sterk. Ze komen hun geld terug halen, en de vrouwen die ze behaaglijk vinden. Ze denken dat de Reizigers niet veel kunnen doen tegen een overmacht." Andria kijkt hem onderzoekend aan. "Ik heb het gezien in mijn hoofd, vertrouw me nou maar," zegt Arthur rustig. Andria wekt de mannen in de wagen, die verdwijnen naar de andere wagens om iedereen te waarschuwen. Binnen enkele momenten staan alle Reizigers klaar om de confrontatie aan te gaan. Het is echt niet de eerste keer dat er rottigheid is. De zon verlicht langzaam de aarde, met het opkomende licht zien de Reizigers hoe ze al omsingeld zijn door een grote groep mannen die van alle kanten dichterbij komen. De mannen dragen wapens, van bijlen tot een enkel geweer. De Reizigers zijn bijna ongewapend. De strijd zal kort en oneerlijk zijn. De Reizigers vormen een kring, mannen aan de buitenkant, vrouwen en kinderen meer aan de binnenkant. Stochelo de oude doet een stap naar voren als de groep dichterbij komt. "Wat willen jullie van ons ?" Rustig en luid stelt hij de vraag. In de groep tegenover hem geeft iemand antwoord, kennelijk de leider. "Jullie hebben genoeg aan ons verdiend. Geef ons het geld terug, dan kunnen wij weer gaan."
69
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Stochelo de oude zucht, de discussie is nu al zinloos. Toch gaat hij verder. "Dus jullie komen bij het aanbreken van de dag ons geld halen dat wij verdiend hebben, met een duurbetaalde vergunning van de stad ? Is dat niet gewoon diefstal ?" De leider maakt een onrustige beweging. "Nog een laatste kans, geef ons het geld, dan vallen er geen gewonden. Dan blijven de vrouwen ongedeerd." Stochelo de oude spuwt op de grond. Dit is een verloren strijd. Maar als hij dan ten onder moet gaan, dan tenminste op en trotse wijze. De leider werpt zijn arm met zwaard in de lucht, haalt adem om de aanvalskreet te roepen en zakt in elkaar. Een golf van consternatie trekt door beide kampen. Een groep mannen buigt zich over de leider, één van hen komt woedend overeind. "Jullie hebben hem gedood, en hij heeft jullie niets gedaan. Jullie.." En ook hij zakt in elkaar. Een stilte valt over het terrein. Stochelo de oude laat zijn stem donderen over het veld. "En zo sterven jullie allen als jullie ons niet met rust laten. Verdwijn nu het nog kan !" De groep neemt het hazenpad. De twee ongelukkigen tillen ze haastig op. Rennend verdwijnen de laatsten uit het gezicht. "Opbreken die boel, we gaan hier weg!" Stochelo de oude loopt naar zijn wagen. Daar zit Arthur op het trapje, bleek en trillend, met zijn hoofd op zijn knieën. Stochelo de oude had geen idee hoe de twee mannen aan hun einde kwamen, hij maakte er alleen maar handig gebruik van, alsof hij zelf als heerser over leven en dood de gang der dingen kon bepalen. Nu hij Arthur ziet begint het hem te dagen. Andria is hem voor. Ze gaat naast Arthur zitten en slaat haar arm om hem heen. "Wij hebben veel aan je te danken." Arthur heft zijn hoofd op. "Ik wist niet wat ik anders kon doen." Zijn betraande gezicht straalt een immens verdriet uit. "Twee mensen dood. Om niets. Om geld." Hij legt zijn hoofd weer op zijn knieën. Andria begint hem rustig te troosten "Beter twee van hen dan tien van ons. En we hebben alles nog, geld en vrouwen. Weet je wel wat er anders gebeurd was ? Geld weg, onze wagens in brand, de mannen die niet dood gaan in het gevecht slijten de rest van hun leven als slaaf, en de vrouwen maken ze dood, als ze geluk hebben, en anders maken ze er hoeren van. Twee levens is echt geen hoge prijs. Je hebt echt juist gehandeld." Pas na een lange tijd komt Arthur tot rust. Andria neemt hem mee de wagen, maakt wat te drinken voor hem en troost hem. Intussen breken de Reizigers op, ze moeten hier weg. De wagen van Stochelo de oude zet zich in beweging direct nadat de laatste wagen is volgeladen. Hobbelend schudt de wagen van het grasland af en draait de weg op. De andere wagens volgen. Zo gaan de Reizigers verder. Arthur is inmiddels weer tot rust gekomen, laat zich op de bank in de wagen meewiegen in het ritme van de reis.
70
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Stochelo de oude zit op de andere bank, Andria zit naast hem. "Reizen jullie al je hele leven zo ?" vraagt Arthur. Stochelo de oude knikt, "Ja, het is een mooi leven." Arthur vraagt het zich af als hij aan de menigte denkt die van plan was om de boel kort en klein te slaan. " We weten meestal niet waar we in de avond terecht komen. Altijd een verrassing, altijd weer nieuw en soms aangenaam bekend." "Weet je al wat je moet doen in het oosten," vraagt Andria opeens. Arthur schudt zijn hoofd. Andria haalt diep adem. "Er is iets wat ik moet zeggen." Arthur kijkt op, haar stem klinkt heel ernstig. "Behalve de heren van Katran heb ik nog nooit gehoord dat iemand in staat was om met zijn geest een mens te doden. Om met louter geestkracht een steen te verplaatsen of om zichzelf te leviteren." Andria zwijgt weer. Arthur schudt ontkennend zijn hoofd. "Dat kan niet, ik heb daar niets mee te maken. Ik weet niet veel over mezelf, maar daar heb ik niets mee van doen. Ik weet niet waarom maar het is zo." Andria doorbreekt de stilte. "Ik kan mij niet voorstellen dat jij één van hen bent. De heren van Katran zijn wreed en sluw. Zij laten een spoor van geweld en ellende na in de wereld. Ze gebruiken hun gaven alleen maar om de mensheid te teisteren met moord en doodslag." Weer is het lange tijd stil. Arthur denkt aan Rainer, die een hele gemeenschap in zijn greep had. Is dat er ook één, een heer van Katran ? Hij woonde toch niet in het oosten. Hij besluit om het Andria te vragen. "Hoe zit dat, met de heren van Katran ? Hoeveel zijn er, wonen ze allemaal op dezelfde plek ?" Andria kijkt bedenkelijk. "Het is misschien wel gevaarlijk om over de heren van Katran te spreken. Hun vermogens zijn groot, mensen zijn bang dat ze alleen al door over hen te spreken hun aandacht trekken. Maar niemand weet het precies. Het is met veel geheimen omgeven. Ik heb niet gehoord dat ze zich verspreiden, hoeveel er zijn weet niemand." De wagen hobbelt verder, er zitten veel gaten in de weg. Pas als het al lang donker is stoppen de Reizigers. In alle vroegte gaan ze weer op weg. Stochelo de oude kiest allerlei wegen, ze gaan kris kras door het land. Arthur neemt aan dat hij op die manier een eventuele achtervolging zo moeilijk mogelijk wil maken. Zo gaan ze verder, dagen achter elkaar. Arthur slaapt nu niet meer onder de wagen, hij mag in de wagen slapen, op de grond. Een slaapplaats is er niet. In de nachten droomt hij bijna iedere nacht over de oorlogsmachine. Elke keer is hij weer bang en zweterig als hij wakker wordt. Op één of andere manier raakt hij aan de nachtmerrie gewend en heel langzaam wordt hij minder bang voor de droom. Het zachte roepen dat hem er toe bracht om naar het oosten te gaan is verstomd. De hele dag zit hij of op de bok van de wagen, of in de wagen. Meestal wordt er niet veel gesproken, tijd genoeg om te luisteren, maar hij vangt niets op. Des te meer denkt hij aan Kayla. Hij mist haar lach, haar lijf.
71
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij is te ver van haar verwijderd om met haar in contact te kunnen treden, proberen heeft geen zin, al doet hij vaak een poging. Twee maal heeft hij in de afgelopen dagen een flikkering gezien, alsof hij haar zag, maar dat houdt hij voor zijn verbeelding. Andria laat niets meer los over de heren van Katran. Hij vraagt er niet meer naar, het maakt haar onrustig. Het enige dat hij kan doen is de tijd uitzitten die de reis duurt. En de reis is lang. Ze gaan maar door. Voor zover hij het kan bepalen gaan ze nog steeds oostwaarts. Uiteindelijk stoppen ze in de middag bij een klein stadje. De heuvels worden geleidelijk hoger en abrupter van vorm. Het stadje ligt in het dal omgeven door de heuvels. Stochelo verdwijnt om de toestemming te gaan regelen, de andere Reizigers beginnen alvast met het opzetten van het kamp. Een gedeelte van de Reizigers gaat naar het stadje om inkopen te doen, door al het reizen zijn de voorraden geslonken. Arthur staat een beetje doelloos te kijken naar de door elkaar heen krioelende Reizigers die op een of andere manier heel snel en efficiënt het kamp uit de grond stampen. "Ga je mee naar de stad ?" Andria staat een stuk van hem af en roept naar hem vanaf een wagen waar nog zo'n tien Reizigers opzitten. Arthur knikt, het lijkt hem wel wat. Hij springt achterop de wagen die al langzaam naar de stad toe rijdt. Het is maar een klein stukje rijden, al snel rijden ze de stad binnen. Met een paar stappen van de paardenhoeven die de kar trekken zijn ze op de markt. De kar blijft staan en de Reizigers die erop zitten zwermen uit over de markt. Het is geen grote markt, in een ovale vorm staan de huizen met vakwerk om de kramen heen. In een paar rijen staan de marktlui naast elkaar. De Reizigers weten precies wat ze willen hebben, voedsel en vaten met bier. Al snel rollen de vaten naar de wagen toe. Arthur loopt met Andria mee langs de koopwaar. Af en toe blijft ze staan om te kijken of er iets van haar gading bij is. De zon staat al laag aan de hemel, het einde van de dag nadert. Toch is het aangenaam weer, de zon wint aan kracht. Andria koopt nog kruiden en specerijen en gaat dan naar de wagen toe. Niet lang daarna zijn alle Reizigers verzameld en gaat de beladen kar terug naar het kamp. Het kampvuur is al aangelegd, de terugkeer van de kar wordt met gejuich begroet. De vaten bier rollen van de kar, het spit draait binnen enkele minuten. In een kring zitten alle Reizigers om het vuur, blij dat er weer eens iets anders gebeurt dan reizen. De kroezen bier gaan rond, de verhalen worden verteld. Het wordt weer heel erg laat. De volgende morgen is iedereen laat wakker. Uiteindelijk komt het kamp van de Reizigers op gang, de mensen uit de omgeving komen weer als vanzelf naar het kamp toe. Het feest kan beginnen. Arthur zoekt een geschikte steen om zijn bijdrage te leveren aan de feestvreugde. Hij moet een steen hebben die niet te groot en niet te klein is. Al zoekende komt hij bij de rivier terecht, het
72
De Heren van Katran
www.noblock.nl
water stroomt helder over de bedding, de stenen liggen er zo voor het grijpen. Arthur staat even te kijken en neemt dan de steen van zijn keuze op van de bodem, een ronde witte en gladde vuursteen, zo groot als een gebalde kindervuist. De steen voelt niet te zwaar aan, hij concentreert zich en laat de steen uit zijn handen stijgen. Eenmaal weer op de plek waar de Reizigers staan heeft hij al snel de aandacht van de mensen, dit is iets nieuws, iets waar ze van onder de indruk zijn. Een enkeling maakt zich uit de voeten als hij Arthur bezig ziet, maar verreweg de meeste mensen klappen en joelen met overgave en laten het geld met gulle hand in de hoed rinkelen. Arthur merkt dat zijn behendigheid toeneemt, de oefening werpt vruchten af. Hij kan het langer en met minder aandacht volbrengen. Als de avond valt is de hoed tot aan de rand gevuld. Iedere Reiziger heeft goede zaken gedaan, het is dan ook weer lang gezellig bij het grote vuur. Zo ontstaat al snel een routine, overdag is Arthur in de weer met zijn steen, het leviteren als toegift doet hij niet meer, het zweven van de steen maakt al genoeg indruk. De hoed levert hij iedere avond in bij Andria, hij heeft kost en inwoning, meer heeft hij niet nodig. Ze heeft hem wel gevraagd of hij het geld niet wil houden, om een eigen wagen te kunnen kopen. Hij heeft er even over nagedacht, maar Reiziger blijven wil hij niet, zodra hij merkt dat het doel van zijn reis nadert zal hij de Reizigers verlaten. Ze blijven een kleine week bij het plaatsje. Arthur slaapt de nachten ongestoord door dromen, hij wordt rustig wakker, geen oorlogsmachine die zijn slaap aan stukken rijdt. Dan geen ze weer verder, de mensen komen niet meer in grote getale, het feest op deze plek is voorbij. De Reizigers pakken hun boeltje weer in en gaan weer op weg, op zoek naar een volgende plek om neer te strijken. Oostwaarts gaat het, een paar dagen. Veel haast hebben ze niet, er is veel verdiend de laatste dagen, het is nu even een vakantiereis. Het valt Arthur op dat de wegen slechter worden, de heuvels hoger. Pas na een paar dagen onderkent hij een gevoel dat hem al een tijd aan het bekruipen is. Hij heeft het koud. Eerst geeft hij een verkoudheid de schuld, maar als hij eerlijk is tegenover zichzelf dan is dat niet de oorzaak. Hij verzint nog een paar redenen, geen van allen houden ze stand. De kou komt uit het oosten, recht uit de richting die ze opgaan. De anderen schijnen het niet te voelen, hij durft er niet goed over te beginnen. Stochelo vertelt hem trots dat ze nu binnen een week naar een groot feest zullen gaan. Een feest van de Reizigers, in een vallei. Er zijn daar alleen maar Reizigers, een verzamelplaats van gelijkgestemden. Arthur zal er vast veel succes hebben met de zwevende steen. Er is nog geen enkele goochelaar onder de Reizigers die zoiets voor elkaar heeft gekregen. Arthur glimlacht enthousiast om Stochelo een plezier te doen. Langzaam aan neemt de onrust in hem toe. Waarom weet hij niet.
73
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Af en toe ziet hij opeens het gezicht van Kayla voor zich, meestal vormen haar lippen zijn naam. Hij probeert te antwoorden, of het hem ook lukt weet hij niet, haar gezicht is dan al weer verdwenen. Hij is dan weer een tijd meer van slag dan hij toe wil geven. Afleiding is er niet, de wagens hobbelen achter elkaar door over de wegen, de dagen duren lang. Hij kijkt uit naar het doel van de reis, daar waar er drukte en afleiding is. Na een paar dagen openen de heuvels zich tot een brede vallei, een dag voor dat dit gebeurde nam de drukte op de wegen toe met andere wagens met Reizigers. Nog even en het eindpunt is bereikt. Als de wagen over de laatste heuveltop rijdt en het uitzicht over de vallei zich ontvouwt kijkt Arthur verbaasd naar de enorme mierenhoop beneden, de wagens krioelen door elkaar, in het midden laten ze een grote ruimte vrij. Hij blijft kijken, kan er geen genoeg van krijgen. Hij wist niet dat er zoveel Reizigers waren. Duizenden en duizenden. En allemaal zijn ze op dezelfde plek. Alsof ze het weten. Arthur slaat het met verbazing gade. De chaos die hij van boven waarnam is in de vallei zelf nog vele malen groter. De Reizigers rijden in een wanorde door elkaar heen, Arthur heeft geen idee waar ze naar toe gaan. Stochelo de oude leidt zijn rij met wagens doelbewust door de elkaar af en toe verwensingen toebrullende Reizigers. Hij schijnt precies te weten wat hij doet, waar ze naartoe moeten. De rij met wagens stopt op een voor Arthur onverwachte open plek, tussen de groepen met Reizigers is een plaats die kennelijk voor hen bedoeld is. De wagens gaan in een kring staan, Stochelo de oude stapt van de bok af, het einde van de reis is daar. Een beetje stijf van het lange zitten stapt Arthur uit de wagen en kijkt om zich heen. De heuvels omranden de vallei met hun ronde ruggen, overal waar hij kijkt komen de wagens naar beneden, hij vraagt zich bezorgd af waar al die wagens nog een plaats moeten vinden. Alle wagens staan stil, de Reizigers stappen uit en gaan in de richting van de open plek met het onvermijdelijke vuur in het midden. Arthur gaat met hen mee. Ze zijn allemaal opgewonden. Het is kennelijk allemaal heel belangrijk wat er gaat gebeuren. Eenmaal op de open plek snapt hij de reden van alle opwinding. Alle Reizigers die ertoe in staat zijn komen hier naar toe. Voor veel van hen is het de enige keer in het jaar dat ze familie of vrienden die in andere groepen reizen kunnen zien. Overal om hem heen vallen mensen elkaar om de hals, vaak met een luidruchtig gesnotter. Een beetje alleen staat hij er tussen. Niemand is op zoek naar hem. Hij is niet op zoek naar iemand. Hij bekijkt het tafereel van de elkaar ontmoetende mensen met een glimlach. Tussen de ontmoetingen door kruipt hij weg van de open ruimte. Langs de geparkeerde wagens in de richting van de rand van de vlakte. Daar waar het rustiger is. Daar wil hij zijn. Even alleen.
74
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij zoekt een richting waar zo op het oog geen wegen lopen. Een paar rijen verder is hij aan de rand van de vlakte, een laag kreupelhout scheidt het bos van de vlakte. Worstelend met de takken werkt hij zich door de ondergroei tot hij in het bos beland. Langs een klein pad dat zich naar boven slingert komt hij steeds hoger, de stilte om hem heen wordt bij iedere stap nadrukkelijker. Diep ademt hij de boslucht in. De rust die tussen de bomen hangt werkt aangenaam op hem in. De bomen beginnen uit te lopen, overal komt het jonge groen tevoorschijn. De omgeving doet hem goed, hij merkt dat alle drukte die de Reizigers altijd om zich heen schijnen te moeten hebben, hem onbewust doodmoe maakt. Niet goed wetend wat hij met zijn tijd zal doen loopt hij door naar boven. "Misschien is er iets te zien aan de andere kant van de heuvel," denkt hij al klimmende. Ver is het niet naar boven, de bomen blijven ook bovenop de heuvels gewoon doorgroeien, veel is er niet te zien aan de andere kant. Gewoon weer een vallei met aan de overkant een heuvel. Hij kijkt eens het dal in waar hij net vandaan komt. Het rumoer dringt tot hier nog maar vaag door. De Reizigers kruipen als mieren door elkaar. Steeds als twee Reizigers elkaar ontmoeten schudden ze handen of vallen elkaar om de hals. Net mieren. Glimlachend bekijkt hij vanuit de hoogte het gekrioel. Een stuk verder schemert een huis tussen de bomen door. Nieuwsgierig gaat hij kijken. Het is een leeg huis, zoals zoveel huizen die hij gezien heeft. De deur gaat open als hij zijn hand op de klink legt. Twijfelend staat hij even bij het deurkozijn, dan stapt hij naar binnen. Hij doet hier toch niemand kwaad mee ? Alle spullen in het huis zijn bedekt met een dikke laag stof. Er staat van alles, de meeste dingen kent hij wel, tafels, stoelen, kasten, maar ook veel spullen zeggen hem niets. Een kast met één donkerglazen zijde die centraal staat in de kamer. Een aan de muur geschroefd doosje waar een kleiner langwerpig doosje op ligt, met een touw met elkaar verbonden. Op de kast staat een fotolijst, vervagende gezichten uit het verleden kijken de kamer in. Arthur kijkt lang terug, hoewel er niet veel meer te zien is op de afbeelding. Zo gaat hij het hele huis door. Boven zijn de bedden opgemaakt. Alles is stoffig, maar verder is het net alsof de mensen het huis maar even verlaten hebben en zo weer terug kunnen komen. Toch is hier al lang niemand meer geweest. Waar de bewoners zijn zal niemand meer weten. Dat is te lang geleden. Het is opvallend dat het huis verder niet betreden is. Meestal wordt alles van waarde meegenomen. " Misschien omdat het zo verstopt ligt tussen de bomen," peinst Arthur. Hij heeft helemaal geen zin om weer naar beneden te gaan, tussen de Reizigers. De rust laat hem besluiten om hier te blijven slapen. Hij gaat zitten, op de veranda. Er hangt nog een soort schommelbank, maar die ziet hem er te versleten uit. Hij gaat lekker op de grond zitten. Uitzicht is er niet, alleen maar een klein stukje bos. En dat bevalt wel, alleen maar een stukje bos inkijken. Zo blijft hij zitten, alleen met zijn
75
De Heren van Katran
www.noblock.nl
gedachten, genietend van de rust. De vogels fluiten nog, de avond zet rustig in. Dan is het donker. Met wilde hartkloppingen schrikt hij wakker, de oorlogsmachine dendert nog na in zijn oren. Hij schudt zijn hoofd om daarmee de droom te verjagen. Maar er is nog iets, iets waar hij zijn vinger niet op kan leggen. Hij maant zichzelf tot rust, probeert de droom tot zwijgen te brengen. Zijn hartslag wordt rustiger, in zijn hoofd neemt de chaos af. Onbewust opent hij onvermoede kanalen. Van ver weg komt het aangestormd. Eerst rustig, daarna begint het te golven om dan in een draaikolk van beelden en lawaai tot een explosie te komen. "ARTHUR, WAAR BEN JE ??! " Kayla schreeuwt de zin door zijn hoofd. "Ik ben hier, in het Oosten, ik kom terug zodra ik kan !!" Uit alle macht geeft hij antwoord. Even ziet hij haar gezicht, rood, gezwollen, met een pijnlijke uitdrukking. Hetzelfde moment verandert haar expressie, hij weet dat ze hem ook gehoord heeft. Dan lost alles op, ze is weer weg. Een beetje stijf van het zitten staat hij op, het is al licht aan het worden, het hele bos luistert naar de vogels. Hongerig begint hij aan de tocht naar beneden, met grote sprongen daalt hij af tot in de drukte van het kamp. Er zijn nog meer Reizigers bij gekomen, de wagens staan nu overal door elkaar heen. Hij is blij dat het nog vroeg is, er zijn nog maar weinig Reizigers op de been. Het duurt even voor hij is waar hij zijn wil, de wagen van Stochelo en Andria. Bij het naderen van de wagen komt Andria naar buiten, ze kijkt direct in zijn richting en wenkt naar hem. Eenmaal binnen ziet Arthur dat de tafel gedekt staat. "Je zal wel trek hebben," merkt Andria op. Arthur knikt, voelt zich niet geroepen om uit te leggen waar hij was vannacht, het schijnt hen ook niet zo te interesseren. Even later loopt hij weer door de drukte, zonder doel. Het is hem te druk, al die mensen. En hij kent niemand buiten de Reizigers van zijn eigen groep. Een kort bezoek bij het grote vuur, en dan gaat hij maar weer een rondje lopen. Net als hij zich afvraagt of hij de rust van het verlaten huis weer zal opzoeken voelt hij een hand op zin arm. Zich omdraaiend kijkt hij in het gezicht van de waarzegster. "Je bent ver van huis," zegt ze zacht. Het duurt even voor Arthur haar gezicht kan plaatsen. Ze maakt een heel andere indruk zonder een schemerige tent en staand in plaats van zittend achter een tafel met een zilveren schaal. Dan knikt hij bevestigend. "Ja. ik ben op weg naar het oosten." De waarzegster kijkt hem lang aan. "Ben je al bekend met het doel van je reis ? " Voordat hij kan antwoorden neemt ze hem bij de hand en voert hem door de drukte. "Kom mee, we gaan iemand opzoeken." Aan de rand van het kamp staat een wagen, een klein beetje apart.
76
De Heren van Katran
www.noblock.nl
De waarzegster blijft staan voor het trapje naar de deur. Arthur volgt haar voorbeeld en kijkt onderzoekend naar de wagen. Het is een blauw geschilderde woonwagen, een kleur die hij hier nog niet gezien heeft. Zelfs de luiken zijn blauw, ze vallen bijna niet op. De deur zwaait open zonder dat er iemand naar buiten komt, kennelijk een teken om naar binnen te gaan, met licht gefronste wenkbrauwen gaat Arthur achter de waarzegster aan. Binnen is het donker, hier en daar lekt een streepje licht door de gesloten luiken. "Kom binnen Wandelaar." Arthur kijkt meteen in de richting van de stem. Een oude man ligt op een bed, ondersteund met een paar kussens zodat hij half zit. "Wie bent u ?" vraagt Arthur beleefd. "Mijn naam is onbelangrijk," geeft de man als antwoord, "het gaat hier om jou. Je wordt reeds lang verwacht. Het lijkt erop dat de voorspelling nu uit gaat komen." Arthur moet nog steeds niet zoveel van waarzeggers en voorspellingen hebben. In stilte overlegt hij met zichzelf op welke manier hij hier zo snel mogelijk weer weg kan gaan zonder onbeleefd over te komen. "Niemand verplicht je om hier te blijven," zegt de oude man, "wat ik je kan bieden is een beetje meer kennis over jezelf, met jouw hulp kan ik de blokkade in je hoofd een stukje afbreken." Arthur kan niet voorkomen dat zijn nieuwsgierigheid is geprikkeld. Natuurlijk heeft de man nog niets gezegd dat hem niet al ingefluisterd had kunnen zijn, hij besluit om het maar even aan te zien. Als vanzelf gaat hij zitten op de stoel waar de man naar kijkt. De man kijkt hem rustig aan en begint iets te prevelen, Arthur kijkt naar de mond die de woorden uitspreekt en valt in een hypnotische slaap. Eenmaal weer wakker weet hij niet wat er is gebeurd, hoeveel tijd er is verstreken. De oude man ligt nog steeds in zijn bed, kijkt hem afwachtend aan. Arthur bespeurt een verandering in zijn houding. Ze zwijgen beide, wachtend tot één van de twee gaat spreken. "Ga nu, en doe wat je moet doen," zegt de oude man opeens. "Wat moet ik doen ?" Arthur's stem klinkt licht wanhopig. "Ik weet het niet, ik merk dat ik over krachten beschik die anderen niet hebben, maar mijn geest is leeg, het zijn maar flarden die ik wel kan bereiken, de rest is leeg, helemaal leeg. Hoe kan ik nou doen wat ik moet doen als ik niet eens weet waar ik vandaan kom ?" De oude man kan het niet nalaten om te glimlachen als hij antwoord geeft. "Je zal weten wat te doen als de tijd rijp is. Ik kan niet zeggen wat ik weet, ik zou de loop der dingen op een verkeerde manier kunnen beïnvloeden. Echt, je zal weten wat te doen als de tijd er voor komt." Arthur staat op, boos, hoewel hij het standpunt van de man wel begrijpt. "Kom," de waarzegster neemt zijn hand en leidt hem naar buiten. Met knipperende ogen staan ze in het scherpe zonlicht. De zon is hoog aan de hemel geklommen in de tijd dat ze in de wagen waren.
77
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij volgt de waarzegster door het kamp van de Reizigers. De waarzegster schijnt een doel te hebben, ze gaat in een zo recht mogelijke lijn door het kamp. Bij een groep kinderen stopt ze. "Laat eens iets van je kunsten zien," fluistert ze hem toe. De kindergezichten kijken hem verwachtingsvol aan. Inwendig komt hij in opstand. Een kindermatinee ? Hij heeft wel iets anders aan zijn hoofd ! Er is een taak te vervullen, al weet hij zelf nog niet wat die taak inhoudt. De kinderen gaan in een halve cirkel zitten en wachten stilletjes af. Arthur dringt zijn boosheid terug en kijkt de kinderen eens aan. Ze zitten echt heel stil, meestal zijn de kinderen van de Reizigers uitgelaten en onrustig, maar daar is nu geen sprake van. Zijn blik glijdt over de ruimte die de zittende kinderen voor hem hebben vrijgelaten. Een steen steekt boven het gras uit. Arthur concentreert zich en laat de steen langzaam naar boven komen. De kinderen zijn meteen geboeid, ze worden nog stiller dan ze al waren. De steen maakt cirkels in de lucht, de kinderogen volgen de steen, af en toe klinken onderdrukte bewonderende kreten. Arthur krijgt er plezier in, laat de steen hoog de lucht in gaan en zoekt een tweede steen. De kinderen kijken allemaal naar de steen hoog in de lucht. Als de tweede steen vlak bij de eerste steen komt en de twee stenen samen een rondje maken komt er een voorzichtige reactie. Een paar kinderen beginnen te klappen, andere kinderen fluiten of roepen. Maar na een paar rondjes van de stenen is het nieuwtje er af, ze worden onrustig. Een klein jongetje staan op en wil weglopen. "Vind je het niet leuk meer ?" vraagt Arthur. Het jongetje schudt met zijn hoofd. Heel voorzichtig richt Arthur zich op het jongetje. Terwijl het jongetje zich langzaam boven de aarde verheft laat Arthur de stenen zakken. Het jongetje kijkt angstig. "Ik laat je niet vallen, wees maar niet bang. Of wil je dat ik je weer terug zet ?" Weer schudt het jongetje met zijn hoofd. Hij wil niet voor de hele groep tot angsthaas bestempeld worden. Arthur tilt hem iets hoger op. Langzaam draait hij om zijn as. Een glimlach breekt door op het kindergezicht. Dit is eigenlijk best wel leuk ! Arthur laat hem een rondje zweven boven de verzamelde kinderen, dan zet hij het kind weer op de grond. De kinderen klappen en schreeuwen van opwinding. Ze willen allemaal een keer vliegen. Arthur voelt dat hij moe wordt, het leviteren van het kind was een enorme inspanning. "Ik kan niet meer, ik ben te moe," zegt hij als de kinderen na een poos zo rustig zijn dat hij zich verstaanbaar kan maken. De kinderen sputteren nog wat tegen en verspreiden zich dan langzamerhand. Arthur merkt dat het leviteren hem meer heeft gekost dan hij vermoedde, duizelig gaat hij op de grond zitten. "Gaat het ?" vraagt de waarzegster bezorgd. Arthur blijft even zitten tot de duizeligheid wegtrekt, dan staat hij op. De waarzegster neemt hem mee naar het midden van het terrein, waar de as van het grote vuur nog ligt te smeulen van de
78
De Heren van Katran
www.noblock.nl
avond ervoor. Een paar Reizigers zijn bezig met het stapelen van het in het bos verzamelde hout. Vanavond is het weer feest. Arthur stroopt zijn mouwen op en begint met de stukken hout te slepen. Het feest komt al vroeg in de middag op gang. Eerst wordt het vuur opgestookt tot er grote vlammen op het hout dansen, dan braden de Reizigers de stukken vlees, ze rollen vaten met bier rondom het vuur. Als de avond valt is iedereen verzameld, de gezichten rood en geel beschenen door de vlammen. Arthur krijgt van iemand een kroes met bier in zijn handen gedrukt. Stochelo klampt hem aan, "kom bij ons zitten." Arthur schaart zich bij Andria en de beide Stochelo's, ze eten en drinken, lachen om de verhalen die verteld worden. Stochelo de oude haalt een fles te voorschijn, gevuld met iets dat op water lijkt. Hij giet een flinke teug van het spul bij het bier in Arthur's kroes. Als Arthur voorzichtig probeert om wakker te worden duurt het lang voor hij zijn ogen open krijgt, hij kijkt om zich heen en vraagt zich af waar hij is. Het is alweer lang licht, kinderen rennen om hem heen. Hier en daar liggen nog slapende mensen op de grond. Arthur probeert zich te herinneren wat er gisteren avond gebeurde, maar weet er bijna niets meer van. Alles doet pijn, zijn hoofd, zijn benen, zijn armen. Heel langzaam gaat hij zitten, slaat zijn mantel om zich heen, door en door koud als hij is. De zon komt over de heuvelrand en warmt de wereld, hij draait zijn gezicht naar het licht. Hij is misselijk, zijn mond is droog, hoofdpijn stampt door zijn hersens. Na een tijd zakt het een beetje, hij probeert om op te staan. Het valt hem mee, de aarde gaat niet draaien, de pijn in zijn hoofd neemt niet toe. Op zoek naar water om te drinken gaat hij naar de rand van het terrein, ergens aan de rand van het bos meent hij zich een beekje te herinneren. Het helder stromende water helpt een beetje om de kater wat te verminderen, hij wast zijn gezicht en drinkt van het koude water. "Gaat het weer een beetje ?" Lachend staat Stochelo achter hem, "je bent nog lang geen echte Reiziger, opeens was je onder zeil, na een paar slokken levenswater." Arthur probeert zich rustig om te draaien om te voorkomen dat hij omvalt, duizelig kijkt hij Stochelo aan. "Ik zie het al," grijnst hij, "kom maar mee, Andria wil je spreken. Ze heeft vast ook nog wel iets je om je kater weg te werken." Als Arthur met de nodige moeite eenmaal in de wagen achter de tafel zit reikt Andria hem een kop dampende kruidenthee aan. "Hier, snel opdrinken. Dat helpt." Een kwartier later begint de werking van de thee, hij is binnen paar minuten weer zo fris als een hoentje. Hij heeft zelfs honger. Andria zet ongevraagd een bord met een dikke pap op tafel, vlak voor zijn neus. Hij laat het zich goed smaken.
79
De Heren van Katran
www.noblock.nl
"Onze bijeenkomst loopt ten einde," begint Andria, "vandaag en morgen gaan de Reizigers weer ieder hun eigen weg. Wij zelf gaan nu naar het zuiden. Ik heb een groep Reizigers gevonden die eerst een klein stukje naar het oosten trekt en daarna naar het zuiden, als je wil kan je met hen mee." Zonder zich te bedenken weigert Arthur het aanbod. "Ik wil niet dat er Reizigers door mij in gevaar zouden komen, ik ga zelf naar het oosten. Ik bedank voor het aanbod." Andria is kennelijk niet verrast. "Zoals je wil, ik zal ze zeggen dat je niet meegaat." Een uur later ligt het terrein waar de Reizigers hun feest vierden alweer achter hem. Met grote passen loopt hij naar het oosten. Een grote tas hangt goed gevuld aan zijn schouder, Andria liet hem niet gaan zonder proviand.
80
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 7. Af en toe haalt een wagen met Reizigers hem in. Veel zijn het er niet, de meesten gaan terug naar het zuiden of het westen. In een rustig tempo loopt hij door. Boven op de volgende heuveltop ziet hij in de verte de bergen. Blauw en scherp steken de toppen af tegen de hemel. "Daar moet ik heen." Tot het donker wordt gaat hij verder, over de kleine slingerende wegen. Uiteindelijk komt hij een oude schuur tegen, een goede plek om te gaan slapen. Hij wikkelt zich in zijn lange jas en valt meteen in slaap. Zijn slaap is onrustig. Hij wordt een paar keer verschrikt wakker, wetende dat hij weer een droom gehad heeft. Wat de droom was kan hij zich niet herinneren. Zodra het weer licht is trekt hij verder. De heuvels nemen een aanloop naar de bergen, ze worden hoger en grilliger. Mensen ziet hij niet. Af en toe staat er nog een verlaten bouwsel uit vroeger tijden. Na een halve dag lopen ziet hij de weg. De grote, brede weg die zich door de heuvels uitstrekt. Soms met een tunnel, soms een brug over een dal, altijd maar rechtdoor. Een naar gevoel overvalt hem. De ronkende machines staan hem nog scherp voor de geest. Er over na denken is onnodig, die weg neemt hij niet meer, al zou het de tocht wel aanzienlijk bekorten. De kleinere wegen, met al hun bochten en het hoog opschietende gras, zijn het enige alternatief. De bergen naderen maar langzaam, aan het einde van de dag staat hij eindelijk aan de voet van de keten. Van af hier gaat het omhoog, geen stijgen en dalen meer, alleen maar klimmen. Sinds hij de Reizigers verliet is hij nog geen mens tegengekomen op de enkele wagen met Reizigers na, die eerst een stuk in dezelfde richting reisden, maar bewoners ziet hij niet, de streek lijkt helemaal uitgestorven. "Net alsof iedereen vergiftigd is," speelt het door zijn hoofd. Hij blijft zitten aan de rand van de weg, bij een beekje, het water dartelt over de stenen. Het is een goede plek om de nacht af te wachten. Voor zijn ogen ontvouwt zich een spektakel. Een bonte verzameling mensen, allemaal wachtend. Hij staat er zelf ook tussen, ongeduldig wachtend. Het duurt lang, niemand weet wanneer het gaat gebeuren. Niemand die iets durft te zeggen over wat er komt. In het midden van de menigte is een ruimte vrijgelaten, een smalle ruimte, een weg. Stil wacht de massa mensen af. Een vaag geluid kondigt iets aan, de mensen drommen naar voren. Over de weg rijdt een grote wagen. Op de wagen staat een vrouw. Trots kijkt ze om zich heen als de mensenschare haar toe begint te juichen. Minzaam wuift ze met haar hand. Arthur kent haar gezicht. Maar hij weet niet waarvan. Achter de wagen met de vrouw komen nog meer wagens. Ze maken een zwaar geluid.
81
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Dan ontwaakt hij. Het zware geluid gaat door. Zonder na te denken weet hij wat het is. "Ik ben blij dat ik ver van die grote weg af ben," denkt hij terwijl hij het gebrom over zich heen laat komen. Deze keer duurt het niet lang. Het is een korte rij met machines die van de weg gebruik maakt. Maar de slaap komt niet meer terug. Zodra het licht genoeg is gaat hij verder met zijn reis. De bomen verdwijnen geleidelijk als hij hoger komt, het bos maakt plaats voor graslanden die later weer overgaan in rotsen. Een pad is er niet meer, hij volgt zijn innerlijke kompas, steeds in dezelfde richting. In een rustig en constant tempo loopt hij verder de berg op. De top is in zicht, het zal niet lang duren voor hij de afdaling kan gaan inzetten. Met zijn hoofd gericht op het pad zet hij zijn voeten neer, er zijn veel losse stenen, hij moet voorzichtig zijn. Een aantal passen verder stopt hij om te kijken hoe ver hij van de top verwijderd is. Zijn adem stokt in zijn keel. Een bergwand rijst loodrecht omhoog, daar waar hij dacht de top te bereiken. Met zijn mond open van verbazing bekijkt hij de wand die als een muur omhoog gaat. Hoe kan het dat hij die berg eerst niet zag ? Hoe komt hij hier overheen ? De gedachten buitelen over elkaar heen door zijn hoofd. Hij zal touwen nodig hebben om hier op te komen, hij moet eerst terug naar beneden, dan touwen zoeken en vinden, al weet hij niet waar, en daarna weer omhoog klimmen. En dan de hoogte in. Hij kijkt naar boven om de hoogte in te schatten. De muur verdwijnt in de wolken die om de berg heen hangen, het is niet te zien hoe ver de top in de wolken ligt. Arthur kan maar moeilijk over zijn verbazing heen komen. Hoe kan het toch dat hij deze berg op een afstand niet zag en nu wel ? De optie om gewoon tegen de berg op te klimmen is er ook één om te overwegen. Hij doet een stap naar voren om de bergwand eens aan te raken. Als zijn hand de wand bijna raakt gaat er een alarmbel af in zijn hoofd. Zijn reflex laat zijn hand terugschieten, alsof er een giftige spin op de wand zou kleven. Er klopt iets niet, hij kan het bijna ruiken. Er is hier iets aan de hand. Met gesloten ogen overdenkt hij de situatie. Vaag zweeft het gezicht van zijn meester voor zijn ogen. " Als je twijfelt aan wat je ziet, gebruik dan de ware blik. De blik die zich niet laat beetnemen door gezichtsbedrog." Arthur laat zijn geest boven zichzelf uitkomen, ziet zichzelf staan met gebalde vuisten en gesloten ogen. Er is nog meer te zien. Hij ziet zichzelf vlak aan de rand van een ravijn staan, op de top van de bergketen die zich eindeloos ver uitstrekt, als een muur gaat de keten door het landschap, van het noorden naar het zuiden. Het land aan de oostkant van de bergrij is helemaal niet bergachtig, zachtglooiende heuvels en groene velden wisselen elkaar af. Al die tijd staat zijn lichaam doodstil, beroofd van de geest die het bestuurt. Zonder verder om zich heen te kijken kruipt hij weer
82
De Heren van Katran
www.noblock.nl
in zijn lijf, zodra het mogelijk is zet hij voorzichtig een grote stap achteruit, in dezelfde beweging gaat hij op de grond liggen. Dan schuift hij op zijn buik naar voren en probeert zo de bergwand die hij nog steeds waarneemt aan te raken. Zijn hand verdwijnt in het niets. Vertrouwend op wat hij net gezien heeft schuift hij zijn hoofd tegen de berg aan. De wand verdwijnt als zijn hoofd erdoor steekt, hij ziet dezelfde afgrond als daarnet, dezelfde glooiingen van het landschap beneden. "Dit is een gevaarlijk iets, je valt te pletter als je niet heel erg oppast." De koude rillingen lopen over zijn rug als hij doorkrijgt dat dit nu juist de bedoeling is. "Dit is een val, een afschrikking." Hij kijkt om zich heen om te zien of er ook een manier is om af te dalen langs de bijna recht naar beneden lopende wand. Een paar meter naar rechts lijkt het iets minder steil aan te doen, hier en daar steken de rotsen uit, af en toe groeit er een dapper struikje. Nog steeds op zijn buik kruipt hij naar de rand van de afgrond. Beheerst maar toch bang laat hij zich zakken, nadat hij zijn mantel heeft uitgedaan en die bij de tas van de Reizigers heeft gepropt. Na een tijd neemt zijn nervositeit een beetje af, zolang hij maar niet naar beneden kijkt valt het wel mee. Iedere keer als hij een voet of een hand verzet vindt hij weer een plek om het neer te zetten. Zo gaat hij rustig naar beneden, iedere beweging is weloverdacht. Als hij merkt dat hij te veel moet nadenken dan stopt hij en wacht tot de rust in zijn hoofd weer terug is. Langzaam zakt hij af, kijkt niet omhoog en niet naar beneden, hij houdt zich alleen maar bezig met zijn directe omgeving. Van steunpunt naar steunpunt. De zon zakt weg terwijl hij zich naar beneden werkt, het gaat dan maar op de tast verder. Rusten doet hij tussen iedere keer in dat hij zich verplaatst, voordat hij zijn gewicht toevertrouwt aan een volgende stenen drager die uit de rotswand steekt. Als hij zijn voet weer uitsteekt in de zwarte afgrond voelt hij een richel. Met een voet en twee handen als steun gebruikt hij zijn vrije voet om de richel af te tasten. Het is een grote richel, de rand is niet te bereiken. Hij voelt dat hij toch al een heel stuk lager moet zijn gekomen, er is haast geen wind, het ruikt muffig om hem heen. Is dit het einde van de afdaling ? Hij durft het niet te hopen, zijn spieren trillen van de ongewone inspanning. Heel langzaam gaat hij zitten, tast met zijn handen om zich heen. Geen afgrond, alleen maar vaste grond, met hier en daar een steentje. Hij strekt zich uit op de plek om zich even rust te gunnen, slaap overvalt hem voordat hij kan besluiten om wakker te blijven. Als hij zijn ogen opent denkt hij eerst nog in een nachtmerrie te zijn beland. Direct na het openen sluiten zijn ogen weer, om dan voorzichtig te openen. Hij bevindt zich niet meer op de bergwand, hij heeft de vlakke grond voor een richel aangezien.
83
De Heren van Katran
www.noblock.nl
De opluchting om niet meer af te hoeven dalen maakt direct plaats voor afgrijzen. Her en der liggen aangevreten beenderen. Mensen beenderen. Mensen schedels. Hij is op de plaats beland waar de ongelukkigen zijn neergekomen nadat ze van de berg af stortten, in de waan dat ze een berg op gingen klimmen hun voeten over de rand van de afgrond plaatsten. Kokhalzend staat Arthur op en probeert weg te komen, zo snel als hij kan rent hij door de lage begroeiing die de overgang markeert tussen de steile berg en het zacht golvende landschap erachter. Buiten adem stopt hij, nog steeds vol walging over dat wat hij net heeft gezien. Welke mensen laten nu zo iets gebeuren ? Een vraag die niet gesteld hoeft te worden, het antwoord is bekend. Dit is het land van de heren van Katran. Ergens hier ligt het doel van zijn reis. Zijn ademhaling komt weer op een normaal niveau, hij probeert de neergestorte mensen te vergeten, in plaats van aan de kale botten te denken kijkt hij naar het landschap. Het land staat vol met allerlei gewassen, hij herkent er maar een paar. Nog geen bewoning in zicht, alleen maar veld na veld vol met begroeiing. Hij voelt zich op een vreemde manier op z'n gemak, het is aangenaam vertoeven in dit land. De weggetjes kronkelen met kleine bochten verder, met een opgewekte stap kijkt hij waar het hem brengt. Hier en daar staat er een grote boom midden in het veld. De zon die eerst volop scheen raakt geleidelijk bedekt door een wolkendek. De wolken worden snel dikker en donkerder. Zonder een aanwijsbare overgang beginnen de druppels te vallen, eerst een paar, dan meer. Arthur loopt even later in een regenbui. Het gaat steeds harder regenen, het water valt in steeds grotere hoeveelheden uit de hemel. "Tijd om te schuilen," denkt hij als hij een schuurtje ziet staan. Een oud schuurtje met een roestig golfplaten dak aan de rand van de weg. De deur is niet afgesloten, hij kan er zo naar binnen. "Wel, ook geen zin om nat te worden ?" Arthur schrikt van de vraag, hij was in de veronderstelling dat hij hier alleen was. Een man zit op een omgekeerde emmer, midden in het schuurtje. Zijn haren hebben betere tijden gekend, boven op zijn schedel is er niet veel meer bedekt. Achterop zijn hoofd zwerft een klein hoedje. Een stoppelbaard huist op zijn wangen en rond zijn mond. De man heeft een brutale uitstraling, niet iemand waar je ruzie mee moet krijgen. "Heb je niets te zeggen ?" vraagt de man terwijl hij Arthur vrijmoedig van hoofd tot voeten opneemt. Arthur neemt op zijn de tijd om de man rustig in te schatten. "Ik ben Arthur, ik kom hier schuilen voor de regen," geeft hij als antwoord. "Ja, dat is wel duidelijk. Ik ben Zoltan." Hij steekt zijn hand uit. Samen luisteren ze naar de stromen water die neerkomen op het verroeste dak. Het gaat nu zo hard dat ze niet met elkaar kunnen spreken. Veel behoefte om een gesprek te voeren heeft Arthur ook
84
De Heren van Katran
www.noblock.nl
niet, Hij hoopt dat de regen snel minder wordt, dan kan hij weer verder. Plotseling is de regenbui over, de stilte komt weer terug. Arthur opent de deur en kijkt naar buiten, naar het land dat staat te dampen van al het neergedaalde vocht. Achter hem is Zoltan bezig om met 'geleende' houtblokken uit het schuurtje een vuurtje te maken, zodra de vlammen door het hout dansen haalt hij een klein metalen apparaatje te voorschijn uit zijn rugzak en zet dat op het vuur. "Ook trek in koffie ?" vraagt hij zonder op te kijken. Arthur knikt, daar heeft hij wel trek in. "Ja graag, als je het kan missen," zegt hij beleefd. Zoltan lacht schamper, "als ik het niet kon missen bood ik het niet aan." De damp slaat Arthur in zijn gezicht als hij de beker naar zijn mond brengt. Sterke zwarte koffie. Zoltan zit hem over de rand van zijn kop te begluren. "Je bent niet van hier, of wel ?" Arthur schudt ontkennend en haalt tegelijkertijd zijn schouders op. "Ik weet het niet precies, ik denk dat ik hier lang geleden, als kind ben geweest, maar dat herinner ik me niet. Daarom ben ik hier." "Waar ga je dan naartoe ?" "Waar de weg me brengt." Zoltan schuift een beetje onrustig op en neer op de houten stronk onder zijn zitvlak. "Je weet toch," zegt hij na een tijd gezwegen te hebben, "dat alle wegen uiteindelijk leiden naar de heren van Katran ?" "Dat is mooi, daar moet ik dan naartoe." Opgewekt kijkt Arthur om zich heen, dat is makkelijk, als alle wegen naar de heren van Katran leiden. Zoltan barst in een luid gelach uit. "Daar had je me toch even goed te pakken zeg ! Ik dacht echt even dat je naar de heren van Katran zou gaan !" Hij veegt de tranen uit zijn ogen. "Ik vind het prima als je niet wil zeggen wat je gaat doen hoor. Ik ben maar een landloper, ik hoef echt niet te weten waar je heen gaat." Nog nagrinnikend begint hij een volgende pot koffie te zetten. "Je hebt nog wel een kop koffie verdiend. Man, het is tijden geleden dat ik zo gelachen heb. Naar de heren van Katran toe. Ze zien je aankomen..." Arthur besluit dat hij het maar zo laat, kennelijk moet Zoltan erg lachen om het idee dat iemand uit vrije wil naar de heren van Katran toe zou gaan. Na de volgende kop koffie besluit hij om maar eens op te stappen. Op het moment dat Arthur zich verheft zegt Zoltan," wacht effe, dan ga ik een stukje met je mee. Kan ik straks vast nog wel eens lachen." Arthur weet niet hoe hij hier onderuit moet komen. "Het zal vast niet lang duren, het verplichte gezelschap van Zoltan," denkt hij als ze samen naar de weg lopen. Een paar uur verder heeft Arthur spijt van de aangenomen kop koffie. Zoltan is niet van plan om alleen verder te trekken, hij gaat gewoon met Arthur mee, ook al blijft Arthur strikt de oostelijke kant op gaan. Hij is op een irritante manier voortdurend aanwezig, hij praat bijna achter elkaar door en eist constante aandacht. Arthur verhoogt het tempo, Zoltan, gewend aan het lopen, houdt hem moeiteloos bij. Arthur probeert om geen antwoord te geven, Zoltan
85
De Heren van Katran
www.noblock.nl
blijft gewoon doorpraten. De weg loopt naar een kleine nederzetting. Zoltan wijst Arthur op de bezienswaardigheden. "Daar rechts is een café, ze hebben de beste biefstuk van de streek. En daarnaast ligt het beste bordeel met de mooiste meisjes uit de wijde omtrek. Ik heb het van horen zeggen, dat is veel te duur voor mij, dat bordeel. En dan aan de linkerkant, daar achter die fontein, daar zit de beste zadelmaker die ik ken, niet dat ik ooit een paard heb gehad, maar toch. Ik had best een paard willen hebben maar dat is er eigenlijk nooit van gekomen. Dan had ik.." "Zet je koffiepot op de grond," valt Arthur hem in de rede. Hij moet het nog twee maal herhalen voordat Zoltan de woordenstroom inslikt en hem verbaasd aankijkt. "Wàt zeg je ?" Arthur herhaalt het nog een keer. "Zet je koffiepot op de grond." Een idee om op een nette manier van Zoltan af te komen speelt door Arthur's hoofd. Zoltan volgt het verzoek van Arthur op. Hij plaatst de koffiepot op de grond voor Arthur's voeten. Arthur kijkt over het plein, de mensen lopen langs, sommigen staan met elkaar te praten, af en toe werpen ze Arthur een verholen blik toe. Zacht fluisteren de inwoners met elkaar, hij kan voelen dat ze het over hem hebben. Arthur haakt zijn geest aan de koffiepot. Zoltan krijgt hele grote ogen van ontzetting als de koffiepot langs zijn neus zweeft. Rustig glijdt de koffiepot door de lucht, het duurt maar een tiental seconden voordat iemand het in de gaten krijgt. Een golf van interesse trek door de populatie, aarzelend komen de eersten naar voren om dit kleine wonder van dichtbij te aanschouwen. Dan staan de mensen in een dichtgepakte cirkel om Arthur heen te kijken naar de voorstelling. Zoltan heeft zich bijzonder snel hersteld. Hij neemt zijn hoedje in zijn handen en gaat de rijen langs terwijl hij tegelijkertijd met luide stem de aandacht trekt. "Komt dat zien, dames en heren. Komt het wonder aanschouwen. De vliegende koffiepot is hier speciaal voor u te bezichtigen. Dank u voor u gave !" Zodra de hoed vol met rinkelende munten is leegt hij de inhoud in zijn jaszak en gaat weer verder. Arthur laat de koffiepot rondcirkelen, kopje duikelen en laag over de hoofden van de mensen cirkelen. Er wordt enthousiast geklapt en geschreeuwd. De mensen zijn hier niet zoveel gewend, merkt Arthur. Er komen hier geen Reizigers. De muntjes blijven rinkelen, de stroom met geld lijkt onuitputtelijk. Tot de mensen het kunstje een paar keer gezien hebben, of tot hun geld op is. Zoltan heeft met zijn scherpe neus voor omstandigheden de situatie goed door, net voordat de mensen van plan lijken te zijn om de cirkel te verlaten kondigt hij het einde van de voorstelling aan. "Dames en heren, tot zover deze unieke demonstratie. Morgen heeft u nogmaals de gelegenheid om dit wonder te aanschouwen. Dank u wel."
86
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Arthur hoort maar half naar de dingen die Zoltan zegt, hij begrijpt wel dat het einde aangekondigd is en zet de koffiepot met een boog op de grond. Met een diepe buiging laat hij het applaus over zich heen komen. Nu de koffiepot blijft staan lost de menigte op, Zoltan staat hijgend van opwinding het geld te tellen. "Moet je kijken. Moet je kijken ! We hoeven de hele week niets meer te doen. We zijn een prima duo, niet waar ? We hebben toch goed samen gewerkt ? En het geld dat delen we gewoon door de helft, toch? Tenslotte heb ik het geld opgehaald, dat kon jij niet doen terwijl je bezig was. Knap gedaan hoor, je moet het mij ook eens leren. Wanneer gaan we weer een optreden doen ?" "Ik ga eten," Arthur heeft geleerd dat de enige manier om Zoltan te onderbreken gewoon bestaat uit er dwars tegenin praten, het liefst met iets dat zijn aandacht trekt. Zo zitten ze samen in het café, ieder achter een met door Zoltan aangeprezen beste biefstuk van de streek. Zoltan geeft een doorlopende demonstratie van simultaan spreken en eten, Arthur probeert om de woordenstroom langs zich heen te laten gaan. Zoltan heeft het inmiddels over een partnerschap, hij heeft het al helemaal bedacht. Een paar maanden per jaar werken, hij als spreekstalmeester en de rest van de tijd luieren. "Hoeveel geld hebben we nog ?" vraagt Arthur als hij klaar is met eten. Zoltan loopt maar een paar happen achter, hij werkt het eerst naar binnen voor hij antwoord geeft. "Genoeg voor een week," zegt hij. "Ik wil wel even hiernaast gaan kijken, ga je mee ?" zegt Arthur voordat Zoltan de kans krijgt om een nieuwe zin te beginnen. Zoltan begint te glimmen van opwinding. "Ja, dat is een goed idee. Heb jij ook zo'n zin ?" vraagt hij op geheimzinnige toon. Arthur knikt bevestigend, hij hoopt maar dat hij overtuigend overkomt. Zoltan en Arthur verlaten het café en gaan bij de deur ernaast naar binnen. Zoltan straalt als een kind in een snoepwinkel. Hij loopt direct op twee spaarzaam geklede meisjes af en is in een oogwenk verdwenen. Arthur wil nu zo snel mogelijk naar buiten, dit is net de voorsprong die hij nodig heeft. Hij doet een paar stappen achteruit en botst tegen iemand op. "We gaan toch niet weer naar buiten zonder te betalen," vraagt de man. Het is een massief en groot mens. "Ik heb me bedacht. Ik wil naar buiten." De man toont zich niet onder de indruk. "Eerst betalen." " Maar ik ben net binnen, ik heb geen gebruik gemaakt van uw diensten. Ik wil naar buiten." Arthur krijgt hetzelfde antwoord. "Eerst betalen." "Mijn vriend heeft het geld. Hij zal betalen. Kan ik dan nu weg ?" De man beperkt zich tot weer hetzelfde antwoord. "Eerst betalen." Arthur stapt om de man heen naar de deur, hij wil hier weg, en snel ook. De hand van de man schiet uit en klemt zich om Arthur's bovenarm. "Eerst betalen." Zonder moeite verandert Arthur zich in de ogen van de man. De man denkt nu een huid te voelen die met schubben is bedekt, als hij zijn blik op Arthur's gezicht richt ziet hij een hanekam op het kale, schubbige hoofd. Als Arthur
87
De Heren van Katran
www.noblock.nl
spreekt lekken de vlammen langs zijn gezicht. "Dit is mijn ware gedaante." De man laat met een schreeuw los en deinst achteruit. Arthur loopt rustig naar de deur, de man kijkt naar de enorme staart die hij alleen maar kan zien, zwetend van angst ziet hij hoe het monster naar buiten verdwijnt. Opgewekt over de loop van de dingen stapt Arthur het plaatsje uit, naar het einde van de weg. Het ging hem heel goed af net, hij had de zaken prima in de hand. De man reageerde precies zoals hij het wilde. En Zoltan is nog wel even bezig. Genietend luistert Arthur naar de stilte. Bijna niets is er te horen, af en toe aan vogeltje in de verte. Hoe anders was het de afgelopen paar uur. Alles werd opgevuld door de stem van Zoltan, die zichzelf zo graag hoorde. Met een diepe zucht van opluchting gaat hij verder. Al snel maken de akkers plaats voor bomen. Veel bomen. Een eindeloos bos. Ook volgende paar dagen loopt hij stevig door. Iedere stap brengt hem dichter bij zijn doel. Sinds het dorpje waar hij Zoltan achterliet in het bordeel is hij geen bewoning meer tegengekomen, geen mensen, geen dieren. Het is een uitgestorven landschap, de bossen rijgen zich aaneen. De weg is goed onderhouden, waarom er niemand gebruik van maakt is hem een raadsel. Tijdens de korte nachten slaapt hij in de berm van de weg, geen dromen, geen geroep uit het oosten. Iedere morgen staat hij uitgerust op en loopt zo snel mogelijk weer verder. De eindeloze rijen met bomen worden langzaam toch iets dunner, uiteindelijk komt hij tussen de weilanden terecht. Weilanden en akkers. Om zich heen kijkend probeert hij iets van bewoning te ontdekken. Als de zon het hoogste punt bereikt ziet hij in de verte een torentje. Vele stappen later is het torentje tot een toren gegroeid, de toren die bij een stad hoort. Een redelijk grote stad. Arthur kan de stad zo in, er zijn geen wachters of poorten. De bewoners van de stad zijn bezig met hun eigen dingen. De mensen kijken hem niet aan, hij wordt zoveel mogelijk genegeerd. Dat verbaast hem wel, als hij mensen aan probeert te spreken lopen ze weg en doen net alsof ze hem niet verstaan. Arthur krijgt er snel genoeg van om behandeld te worden alsof hij een enge ziekte heeft. Na een paar keer een poging gedaan te hebben geeft hij het op, hij gaat de stad weer uit op zoek naar een rustig plaatsje om eens te bekijken wat zijn mogelijkheden zijn. Even buiten de stad is een verlaten kerkhof. De grafstenen staan in lange rijen, hier en daar is er één scheef gezakt. Arthur gaat naar een huisje toe, de ingang van een grafkelder. De zon schijnt warm op de achterkant, een mooi plaatsje om even te zitten. Eenmaal gezeten probeert hij te verzinnen waarom de mensen van de stad hem negeren. Is het angst, of is het hoogmoed ? Of iets anders ? Met gesloten ogen geniet hij van de warmte van de
88
De Heren van Katran
www.noblock.nl
zon, dit is een plekje om nooit meer te verlaten. Vogels fluiten melodieën met bizarre intervallen in de lome warmte, half slapende laat hij zich meevoeren in de serene atmosfeer die de rustplaats omringt. Een steentje valt voor zijn voeten. Arthur schrikt op van het ongewone geluid. Hij kijkt snel om zich heen, uit zijn rust gehaald door het vallende keitje. Niets te zien. Tot er weer een steentje valt, nu bijna tegen zijn voet aan. Arthur staat op en loopt in de richting van waar het steentje werd gegooid. Tussen de grafstenen door ziet hij iemand wegrennen. Arthur rent er achteraan. Zomaar stenen gooien naar iemand die rustig zit ! Daar wil hij meer van weten. Het kost hem nog aardig wat moeite om de dader in te halen. Het jongetje kan heel hard lopen. Ver buiten het kerkhof haalt Arthur hem in en pakt hem bij zijn arm vast. Het jochie begint te schreeuwen zodra hij de hand op zijn arm voelt. Er is niemand in de buurt om hem te helpen. Angstig kijkt hij Arthur aan. Hij is een jaar of tien, om zijn lijf hangen versleten kleren. Een bos met smerig bruin haar hangt tot op zijn schouders. "Rustig maar, ik doe je niets hoor. Ik wil alleen weten waarom jij steentjes naar me gooit." Met een gebogen hoofd blijft de jongen staan, Arthur laat hem los en wacht op een antwoord. Een reactie blijft uit. Arthur besluit om het op een andere manier te proberen. Hij rommelt even in zijn tas en haalt een stuk brood te voorschijn. "Wil je wat eten ?" De jongen probeert om onverschillig te doen, aan de trilling die door zijn spieren trekt merkt Arthur dat hij honger moet hebben. Arthur houdt hem het brood voor zijn neus. Snel pakken de kinderhanden het brood aan en met grote happen verdwijnt het in zijn mond. "Hoe heet je ?" probeert Arthur als de jongen is uitgegeten. Zijn twee donkerbruine ogen kijken nu niet meer zo angstig, de blik is nu afwachtend. Arthur pakt nog een stuk brood. "Dit mag je ook hebben, maar dan moet je eerst je naam zeggen. Ik ben Arthur, wie ben jij ?" Met één uitgestoken hand en een andere hand met brood wacht Arthur op de reactie. "Tassilo," zegt de jongen snel, en hij graait naar het brood. Arthur ontwijkt de hand en stelt de volgende vraag. "Waarom gooide je met die steentjes ?" Na een blik op het brood komt het antwoord. "Het leek net alsof je sliep. Ik wou kijken hoe je wakker schrok." Tassilo haalt zijn schouders op. "Ik wilde je geen kwaad doen." Arthur reikt de jongen het brood aan, ook dit stuk schrokt hij naar binnen. "Waarom willen de mensen niet met mij praten ?" Arthur besluit om het de jongen toch maar te vragen, misschien dat hij er wat wijzer van wordt. De jongen begint de punten van zijn versleten schoenen te bestuderen, alsof hij ze nog nooit gezien heeft. "Tassilo, geef eens antwoord. Ik kan zien dat je het weet."
89
De Heren van Katran
www.noblock.nl
"Jij komt uit het oosten," klinkt het onwillig. Hier moet Arthur meer van weten. "Hoe weet je dat ?" Ongeduldig stelt Arthur de vraag op een dwingende toon. Tassilo schrikt van de toon die in de vraag doorklinkt. Het duurt weer even voor het antwoord komt. "Je jas." Arthur moet zich beheersen om niet zo ongeduldig te worden dat de jongen dichtslaat. "Wat is er met mijn jas ?" vraagt Arthur zo rustig mogelijk. Tassilo kijkt hem aan alsof hij niet goed snik is. "Ik weet echt niet wat er zo bijzonder is aan mijn jas, ik ben sommige dingen vergeten van vroeger." Daar moet Tassilo even over nadenken. Dingen vergeten van vroeger is iets waar hij zich nog nooit mee bezig heeft gehouden. Dan komt het antwoord. "Jou jas is een jas van de heren van Katran." Nu is Arthur aan de beurt om stil te zijn. Hij heeft zich al vaak verwonderd over de jas, warm als het koud is en koel als het warm is, maar hij beschouwde de jas bijna als een onderdeel van zichzelf, niet als iets hem zou kenmerken. En weer komen de heren van Katran ter sprake. "Weet je waar ik de heren van Katran kan vinden ?" Tassilo knikt, hij wijst naar het oosten. "Kan je mij iets vertellen over de heren van Katran ? Als ik dat aan de grote mensen vraag dan willen ze niets zeggen. Dan kijken ze me alleen maar bang aan en houden hun mond dicht." "Ze wonen aan die kant," Tassilo wijst naar het oosten, " heel ver weg. Maar soms komen ze langs. Ze rijden met grote stinkende wagens zonder paarden. Ze nemen mensen mee, af en toe, en die mensen komen nooit meer terug. Vooral de mensen die wel eens hardop zeggen dat de heren van Katran niet aardig zijn nemen ze mee. Hier zijn ze al lang niet geweest, meestal rijden ze met hun wagens over de andere weg, hier een stuk vandaan. Dat is een hele grote weg, het is gevaarlijk om daar te lopen, dat mag niet van de heren van Katran." Tassilo raakt op dreef. "Ik heb gehoord dat de heren van Katran hier nog wel netjes zijn, omdat dit hun eigen land is. Er is een hele hoge berg en daar houdt het land op. Daarachter is het andere land. De heren van Katran gaan daar vaak naar toe om dingen te halen, of om mensen mee te nemen. Soms steken ze daar alles in de brand." Arthur kijkt hem peinzend aan. Ergens komt hem dit verhaal niet onbekend voor, het klinkt bevestigend. Arthur doet zijn jas uit, vouwt hem klein op en stopt het samengevouwen geheel in zijn tas. "Dus zo lijk ik niet op de heren van Katran ?" vraagt hij lachend. "Nee, nu ben je een gewone zwerver." "Wie ben jij eigenlijk ?" vraagt Arthur. Aarzelend geeft Tassilo antwoord. "Ik ben gewoon een jongen." Op de afwachtende blik van Arthur geeft hij geen antwoord.
90
De Heren van Katran
www.noblock.nl
"Waar woon je, misschien kan ik je thuis brengen." "Ik heb geen huis meer," klinkt het zacht. Arthur staat met zijn mond vol tanden. Verlegen om zich heen kijkend vraagt hij uiteindelijk," waar slaap je dan ?" "Soms hier soms daar, net waar het uitkomt." Tassilo neemt Arthur mee naar een plaats waar hij soms slaapt, het is vlakbij de begraafplaats, een schuurtje waar gereedschap is opgeslagen. De deur heeft een slot dat betere tijden heeft gekend, Tassilo is zo binnen. Arthur bekijkt het schuurtje, oude troep staat tegen de muur en op de grond. Arthur gaat met Tassilo mee naar de markt. Daar zijn soms een paar centen te verdienen met allerlei losse klusjes. Kramen opbouwen, kratten slepen, kramen afbreken. Af en toe blijft er iets voor ze over, een stuk brood, een paar vruchten. Zo gaan er een paar dagen voorbij. Arthur werkt op de markt, samen met Tassilo. De jongen is blij met het gezelschap. Arthur steekt intussen het nodige op over de manier van leven in deze streek. Ze slapen in het schuurtje bij de begraafplaats, s'avonds stoken ze een klein vuurtje. Arthur wacht. Hij weet niet goed waarop. Alleen dat hij moet wachten. Zijn jas is nog steeds klein opgevouwen in de tas van de reizigers, nu hij de jas niet meer draagt kijken de mensen hem niet meer zo raar aan. Hij behoort tot de laagste klasse van de bevolking, een stinkende bedelaar, die slechts losse klusjes op de markt doet. Dan komt de droom, in de nacht. Hij droomt over de vrouw die hem al vaker bezocht in de nacht. Nog nooit was ze zo duidelijk. Hij herkent haar van de keer dat ze op de grote wagen werd toegejuicht,. Ze kijkt hem recht aan. "Milan," zegt ze, "Milan, ik weet dat je me hoort. Kom naar me toe. Kom snel, de tijd is beperkt." Dan ziet hij haar staan, in een kamer. Die kamer is haar kamer, de plek waar ze woont. In het kasteel van de heren van Katran. Hij herkent haar stem. Het is de stem die hij al vaker heeft gehoord. De stem uit het oosten. Zij roept hem. Misselijk wordt Arthur wakker. Het doel van zijn reis naar het oosten is nu wel duidelijk. Hij moet naar de heren van Katran, hij heeft het eigenlijk al die tijd geweten en ook al die tijd getracht het te ontkennen, maar nu kan hij er niet omheen. Met een miserabele blik kijkt hij naar Tassilo. Het slapende gezicht van de jongen waar hij zo op gesteld is geraakt. Wat zal hij verdrietig zijn als hij merkt dat Arthur weg is ! Weer een mens die hem laat stikken. Arthur staat zacht en trekt de jas waar hij onder sliep over zijn schouders. Hij neemt zich voor om Tassilo alles uit te leggen als hij op een flinke afstand is, het zal niet moeilijk zijn om met hem in contact te treden. Maar om uit te leggen dat hij hem moet verlaten..., Arthur zucht bij de gedachte. Maar hij moet weg. Niets aan te doen. "Ga je weg ?" Tassilo kijkt hem liggend aan. Arthur knikt. "Ja, dat klopt."
91
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Tassilo springt op. "Ik ga met je mee." "Ik ga alleen, ik kan geen kleine kinderen om me heen gebruiken." Opzettelijk drukt Arthur zich zo grof mogelijk uit om het afscheid te vereenvoudigen. "Ik ben geen kind. Ik moet wel met jou mee, want jij snapt niets van dit land, als ik niet bij je ben doe je alles fout." Tassilo laat zich niet op zijn kop zitten. " Ik ga mee, en daarmee uit !" "Jongen, ik moet naar het kasteel van de heren van Katran. Ik weet niet eens wat ik daar moet doen, ik weet alleen dat ik er naar toe moet. Ik weet niet eens of ik er van terug zal komen, of ik blijf leven of niet. Jij kan echt niet mee." Arthur spreekt de woorden langzaam uit, hij ziet aan Tassilo's gezicht dat de jongen precies begrijpt wat hij zegt. "Als ik dood moet gaan, dan moet dat maar. Ik ga met je mee. Ik wil niet mijn hele leven over de markt zwerven en restjes eten. Ik ga mee !!" Arthur ziet dat Tassilo zich, ondanks de paar jaren die hij nog maar telt, heel goed bewust is van wat hij zegt. Ze kijken elkaar lang en ernstig aan. "Nou, kom dan maar mee." Arthur geeft toe. In alle vroegte verlaten ze de stad, hun schreden richten zich oostwaarts.
92
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 8. De hele dag lopen ze door, naar het oosten. Ze slapen in een verlaten schuur, ergens aan de rand van de weg. Bij het verschijnen van het daglicht gaan ze weer verder. Ze komen bijna niemand tegen, de mensen blijven in hun eigen buurt, ze wagen zich nooit ver van huis. Vreemden worden dan ook argwanend bekeken, soms uitgesproken vijandig. Arthur heeft het gevoel dat alleen de jas die hij draagt hen beiden beschermt tegen openlijke vijandigheid. De angst voor de heren van Katran zit diep. Het tintelende gevoel in zijn hoofd neemt langzaam toe. zich er steeds meer van bewust. Iedere stap die hij zet oosten laat het tintelen toenemen. Dit is de goede weg, hij nu wel zeker. Tassilo stapt opgewekt naast hem, nog blij dat hij mee mag.
Hij wordt naar het dat weet steeds
Tegen de avond komt de berg in zicht. In de avondlucht tekenen de contouren zich af, de top steekt trots de lucht in. Het kasteel is vaag zichtbaar in het grauwe licht. De heren van Katran. Daar wonen ze. Tassilo is stil, Arthur voelt hoe hij zijn hand pakt als het kasteel in beeld komt. "Dat is de plek," fluistert hij zacht. Arthur knikt. Dat is de plek. Even staan ze te kijken, dan lopen ze door. De duisternis valt, maar met het doel in zicht wil Arthur niet stoppen, hij kan toch niet slapen als ze er zo dicht bij zijn. Aan de voet van de berg, tussen de traag stromende rivier en het begin van de verheffing van de aarde ligt een stad. Een grote stad. Veel is er niet te zien in het donker. In het holst van de nacht komen ze aan de rand van de bebouwing, geen wachters, geen poort. Hier wonen mensen die kennelijk niets te duchten hebben van hun omgeving. Ze lopen door de slapende straten tot ze bij het centrum komen. Een groot verlaten plein strekt zich uit onder de sterren. Dwars over het plein lopen ze, steeds in de richting van het kasteel. Het begint te zoemen in Arthur's hoofd. Opeens treft de noodkreet hem als een mokerslag. Beduusd blijft hij staan, niet bedacht op de intensiteit van de oproep. Er gaat van alles tegelijk door zijn hoofd, de vrouw die hij al zo lang hoort roepen is nu vlakbij. Ze heeft hem nodig. Hij moet haar op een of andere manier helpen. Als hij hersteld is van de beelden en geluiden in zijn hoofd geeft hij een reactie. "Ik ben hier, op het plein." Ze zendt een orde. Dan is Arthur staat tot zichzelf "Kom op, sta
antwoord, vol rust, nu hij hier is komt alles in ze weer weg. gedurende de uitwisseling doodstil, hij komt pas weer als hij voelt hoe Tassilo aan hem trekt. niet zo stil."
93
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Met knipperende ogen komt Arthur weer tot zichzelf. Het is hem nu enigszins duidelijk. Hij moet naar het kasteel, hij moet naar binnen. Hij begint te lopen, Tassilo gaat achter hem aan. Doelbewust loopt Arthur de helling op, in de richting van het kasteel. Dan slaat hij opeens rechtsaf, naar het struikgewas dat de aanloop vormt voor de berg erachter. De takken maken krassen op zijn huid, maar hij negeert het. Vlak voor een steile rotswand blijven ze staan, vanaf hier gaat het recht omhoog. Arthur kijkt om zich heen. Zijn hand verdwijnt in een holte, zijn vingers vinden de schakelaars. De combinatie vloeit uit zijn onderbewuste, zijn leermeester staat naast hem, corrigeert hem als hij het fout doet en prijst hem als hem uiteindelijk goed gaat. Dan is hij weer bij zinnen. Tassilo laat een kreet ontsnappen als de rots zich opent. Samen gaan ze de gang in, de deur sluit direct achter hen. In het aardedonker tast Arthur naar rechts, zijn vingers vinden wat hij zoekt. De lamp geeft een zacht licht als hij het aanknipt, genoeg om te zien waar ze moeten lopen. Met snelle passen lopen ze de trap op. De trap eindigt bij een deur, Arthur legt ook hier zijn hand in een holte en laat de deur open gaan. Voorzichtig kijken ze om de hoek. Een lange, met tapijten bedekte gang strekt zich uit. Arthur gaat rechtsaf, zonder twijfel. Hij weet de weg. Tassilo volgt hem in de wirwar van gangen. Arthur stopt bij een deur en opent deze. Samen stappen ze naar binnen, stomverbaasd kijkt Tassilo naar de vrouw die op hen staat te wachten. Zij reikt haar handen uit naar Arthur en valt hem om de hals. "Oh, Milan je hebt me gehoord, je bent gekomen," fluistert ze zacht. Dan komt ze weer tot zichzelf en neemt afstand. "Vrouwe Manja, ik sta tot uw beschikking," zegt Arthur plechtig, "zeg mij wat mijn taak is en ik vervul hem." Arthur merkt hoe Vrouwe Manja hem bekijkt, eerst van buiten en later treedt ze in zijn hoofd. Hij weet hoe hij het laatste zou kunnen afschermen maar laat haar toch toe, dat werkt het snelste. Vrouwe Manja kijkt met medelijden naar hem als ze haar concentratie verbreekt. "Wat hebben ze met je gedaan ?" vraagt ze zacht. Antwoord hoeft hij niet te geven, ze weet alles al. Vrouwe Manja staat met haar ogen gesloten. Arthur stelt zich open en laat haar gedachten komen. In een wirwar van beelden komt alles op zijn plek. Zijn jeugd, in een land ver weg. Hij ziet de vrouw die zijn moeder is, de man die zijn vader is. Het witte huis waar hij geboren is, waar hij opgroeide. Een wit huis dat later in puin werd geschoten door de machine uit zijn dromen. De eenzaamheid toen de soldaten hem meenamen naar een ver land, zonder moeder, zonder vader. De eindeloze reis, steeds verder van zijn geboortegrond. Een plek met veel kinderen, alleen maar kinderen.
94
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Een man met een baard, een witte baard. Zijn ogen nemen hem op en doorgronden zijn ziel. Het kind schermt zich af voor de ogen, kijkt brutaal terug in de geest van de man, van jongs af aan gewend om de gave te gebruiken. Glimlachend neemt de man hem mee uit het huis met de kinderen. Weer een reis, ditmaal niet zo lang als de vorige. De reeksen met lessen die hij krijgt, de dingen die hij leert. De voorbereiding op dat wat hij moet gaan worden. Een heer. Een heer van Katran. Verwarring als hij doorziet wat zijn toekomst zal inhouden. En daarna niets meer. Tot hij ergens ver weg tot bewustzijn kwam op een markt. Arthur gaat zitten. Veel van de dingen die hij ziet waren hem al bekend, en toch is het vreemd. Vrouwe Manja legt haar hand op zijn rug. "Het is goed dat je bent gekomen." Langs haar hand stromen de beelden binnen, ze heeft er al lang over nagedacht. Arthur moet weer uit het kasteel verdwijnen en terugkeren naar de stad aan de voet van de berg. De rest zal van hem zelf afhangen, en van de loop die de dingen nemen. Arthur kijkt naar Tassilo. "Kom, we gaan," zegt hij kort en zonder Vrouwe Manja verder aan te kijken verlaten ze de kamer. Door de verlaten gangen komen ze weer bij het paneel waarachter de geheime toegang verborgen is. Zonder moeite laat Arthur de deur opengaan en samen verdwijnen ze in het donker. Als ze weer uit de berg te voorschijn komen begint het al licht te worden. Ze zwerven door de straten om de stad te verkennen. Tassilo heeft een fijne neus voor verlaten plekjes, wijst Arthur op verschillende plaatsen waar niemand zich om schijnt te bekommeren. Tegen de middag houden ze op met hun speurtocht door de straten van de stad. Overal worden ze argwanend bekeken, twee vreemden waarvan één een jas draagt die ze hier zo goed kennen. Aan de bedding van de rivier vinden ze een plekje. Een zandstrandje aan het langzame water. Een vredig plekje. Ze gaan in de schaduw liggen en genieten van de warmte. Na enkele ogenblikken vallen ze beiden in slaap, de doorwaakte nacht haalt hen in. Arthur ontwaakt net voordat ze hem vast willen pakken, gewekt door zijn onderbewustzijn dat hem waarschuwt voor een dreigend gevaar. Maar het is al te laat, de punt van een lans ligt op zijn borst. Een vijftal mannen in uniform staat om hen heen. Tassilo is al met zijn handen geboeid. Razendsnel overweegt Arthur zijn mogelijkheden, het zou een klein kunstje zijn om de mannen buiten gevecht te stellen. Maar nu nemen ze hem mee naar het kasteel, dan komt hij binnen, door de poort. En waar ze hem brengen merkt hij dan vanzelf. Hij blijft stil liggen tot hij orders krijgt om op te staan en zijn handen achter zijn rug te houden. De boeien klikken om zijn polsen. Hij wisselt een blik met Tassilo. De jongen kijkt angstig terug. Bang en vastberaden tegelijk. Arthur probeert om geruststellend terug te kijken. Zo te zien begrijpt Tassilo de bedoeling van zijn blik.
95
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Onnodig ruw dwingen de mannen hen om mee te lopen. Als Arthur de kennelijke leider vraagt wat er aan de hand is krijgt hij geen antwoord. Arthur herhaalt zijn vraag en krijgt een harde stomp in zijn rug. "Bek houden," voegt de eigenaar van de vuist er aan toe. Arthur haalt zijn schouders op en loopt mee. Ze volgen nu de grote weg die van de stad naar het kasteel loopt. Omstanders kijken naar de twee gevangenen met verholen blikken, wat ze er precies van vinden is niet duidelijk, dat laten ze niet blijken. De muren van het kasteel rijzen indrukwekkend hoog op. De poort staat open, direct nadat ze binnen zijn moeten ze linksaf door een deurtje de muur in. Achter het deurtje begint een lange trap naar beneden, diep onder de grond liggen de cellen. Ze worden overgedragen aan een ander uniform, als ze in de cel zijn worden hun boeien losgemaakt. De tas van Arthur nemen ze mee, net als zijn jas. Tassilo bezit niets buiten zijn kleren, dat hebben de uniformen al gezien. Nadat ze hem gefouilleerd hebben laten ze hem met rust. De deur van de cel klapt dicht. Het is aardedonker in de cel als de uniformen weg zijn, ze kunnen elkaar niet aankijken. "Wat moeten we nu doen"? vraagt Tassilo als de voetstappen niet meer klinken. "Niets, vooral niets. Ze zullen de boel hier afluisteren, alles dat we zeggen kunnen ze horen." "Ik heb honger," zegt Tassilo hardop. Een glimlach trekt over Arthur's gezicht. "Ik ook," voegt hij eraan toe. Er gebeurt niets. Helemaal niets. Het is en blijft zwart om hen heen, gevoel van tijd is er niet meer. Ze gaan beiden slapen, al was het alleen maar om de tijd te verdrijven. Arthur ontwaakt als hij iets hoort. Voetstappen en gerammel. Er schijnt licht door de kieren van de deur. Tassilo is ook wakker geworden, Arthur hoort hem bewegen. De deur gaat krakend open, fel licht schijnt naar binnen, de beste manier om ervoor te zorgen dat de gevangenen weerloos zijn. Beiden beschermen ze hun ogen die gewend zijn aan het duister. "Hier is je vreten." De deur gaat dicht, de geur van voedsel drijft door de cel. Op de tast vinden ze twee kommen. De dunne drab is niet te eten, wat er precies inzit is onduidelijk. Om dit naar binnen te krijgen moet een mens veel honger hebben. Zo lang zitten ze hier nog niet. Tassilo valt van verveling weer in slaap, zijn ademhaling is rustig. "Dapper jochie, zomaar meegaan met een vreemde. En niet klagen, zelfs niet nu hij ergens ver weg in een donker hok zit." Arthur laat de gebeurtenissen van de afgelopen dagen aan zich voorbij trekken. Nu is hij dan in het kasteel van de heren van Katran. In een cel. Het eindpunt voor velen. Hij strekt zich uit op de grond en ontruimt zijn geest. Leeg. Nog leger. Dan ziet hij zichzelf liggen op de grond, de slapende Tassilo naast hem. De muren zijn nu geen obstakel meer, hij kan er zo doorheen kijken. Eerst onderzoekt hij de andere cellen, rij na rij onder het kasteel door. Bijna iedere cel is bevolkt met een stinkend wezen dat zielloos wacht tot de dood verlossing brengt. In elke cel bevindt zich slechts één bewoner, het is voor Arthur
96
De Heren van Katran
www.noblock.nl
weer een aanwijzing dat ze met z'n tweeën grote kans lopen om afgeluisterd te worden. Hij richt zijn blik naar boven. Het is donker als hij naar buiten kan kijken, het kasteel is in rust. Hij krijgt er plezier in, tot grote hoogte stijgt hij en overziet het kasteel, herkent opeens de plaats waar Vrouwe Manja zich moet bevinden. Met duizelingwekkende vaart stort hij zich naar beneden, dwars door het dak en komt dan massaloos tot stilstand in de gang waar hij kort tevoren nog liep. Bij de deur aarzelt hij even, zomaar naar binnen gaan is niet zoals het hoort. Toch laat hij zich niet weerhouden en kijkt naar binnen. Vrouwe Manja slaapt. Verder is de kamer leeg. Hij kan nu niet met haar in contact treden, zich kenbaar maken kan hij nu niet. Hij verlaat de kamer en dwaalt door de gangen. Schrikkend van de voetstap van een wachter drukt hij zich tegen de muur tot hij zich realiseert dat de man hem niet kan zien. Zo verkent hij het hele kasteel, van boven tot onder, van links naar rechts. De kamers, de gangen, de zalen. Alles komt hem bekend voor. Toch is het nuttig om het allemaal weer te zien. Als hij het hele kasteel heeft bekeken richt hij zijn blik weer op zichzelf, liggend in op de grond in de kleine ruimte. Hij glipt zijn vertrouwde lichaam in, blij om weer thuis te zijn. Ontspannen liggend gaat hij bij zichzelf na wat hij gezien heeft. Hij is toch in het hele kasteel geweest. Of niet ? Het duurt even voor hij snapt wat hem dwars zit. Hij is echt overal geweest. En toch ook niet. Hij heeft de grote grijze zaal niet gezien, de plaats waar hij door zijn leermeester werd onderwezen. Hij snapt er niets van. Verward razen de gedachten door hem heen. Hoe kan dit nu ? Het lukt hem niet meer om in slaap te komen, na een tijd hoort hij hoe Tassilo wakker wordt. "Ben jij er ?" vraagt de jongen met een kleine stem. "Als ik er vandoor ga dan neem ik je echt wel mee hoor," zegt Arthur geruststellend. Veel hebben ze elkaar niet te zeggen, Arthur is nog steeds bezig met de vragen die kwamen na zijn verkenningstocht, Tassilo is bang maar wil dat niet toegeven. Het licht gaat weer aan in de gang, het schijnt door de kieren in de deur, het enige moment dat ze elkaar kunnen zien, voordat de deur openzwaait en het verblindende licht de cel in komt. Ook nu komt er een man binnen die de nog volle kom ziet staan. "Als je niet wil vreten vind ik het ook best," gromt hij en verdwijnt weer zonder de twee een blik waardig te gunnen. Tassilo wil weten wat er nu te eten is, hij gaat naar de plek waar het eten moet staan. "Hij heeft ons niets gegeven, de oude kom staat er nog !" klinkt het verontwaardigd. Zoiets had Arthur wel verwacht. "Je moet eerst de kom leegeten voor ze je nieuwe soep geven," zegt hij. Tassilo sputtert nog een tijdje en wordt dan stil. Arthur peinst verder. "Ik ga slapen, je mag me absoluut niet wakker maken. Begrijp je dat?" Tassilo belooft om Arthur niet te storen. Arthur strekt zich uit en verlaat zijn lichaam. Opnieuw zwerven zijn ogen door het
97
De Heren van Katran
www.noblock.nl
kasteel. Hij neemt geen nieuwe dingen waar, alles is net als de eerste keer, alleen is het nu licht. De muren en torens van het kasteel, de berg waar het kasteel tegenaan gebouwd is die hoog boven het gebouw uitsteekt. Teleurgesteld gaat hij terug, de hoop dat hij iets over het hoofd had gezien is nu de bodem ingeslagen. Zodra hij zich beweegt hoort hij zacht de stem van Tassilo," Arthur, ben je wakker ?" "Ik ben er weer," bromt Arthur terug. "Je sliep niet, of wel ? Het was net alsof je dood was of zo. Ik ben blij dat je weer leeft. Wat was je aan het doen ?" Arthur beseft nu pas dat de jongen in angst zit. In een blind vertrouwen volgt hij een vreemde, ondanks diens waarschuwingen, en nu zitten ze in een kerker, diep onder de grond. Onbekend met de krachten die Arthur heeft moet het voor Tassilo een beproeving zijn, het duister en de kleine ruimte. "Ik kan dingen die andere mensen niet kunnen," begint Arthur voorzichtig en houdt dan zijn mond dicht. Dit is nu precies de val waar hij in moet trappen. Ze kunnen alles horen ! Tassilo wacht tot Arthur verder gaat. Heel behoedzaam laat Arthur zijn stem klinken in Tassilo's hoofd, alsof hij nog hardop spreekt. Tassilo schrikt eerst van wat hij hoort, " niet schrikken Tassilo, ik spreek tot je op een manier die je nog niet kent. Geen mens kan dit horen. Geen mens kan je antwoorden horen, behalve ik." Tassilo houdt zich stil. Arthur ziet de verwarring die hij veroorzaakt. "Als je iets wil zeggen moet je het denken Tassilo, dan kan ik het ook horen." "Ben jij dat die ik in mijn hoofd hoor ?" "Ja, ik ben het, Arthur. We moeten alleen nog maar op deze manier met elkaar praten, ik wil niet dat iemand hoort wat we tegen elkaar zeggen." "Wat ga je doen ? Wanneer komen we uit de gevangenis ? Ik wil hier weg !" "Ik weet nog niet wanneer we gaan, maar we zullen hier niet lang meer zitten. Dat beloof ik." "Wat moet je hier precies doen ? Waarom ben je hier naartoe gegaan ?" Arthur wacht even voor hij antwoord geeft. "Ik ben hier naar toe gekomen omdat ik de stem van Vrouwe Manja hoorde, net als je mij nu hoort, alleen klonk ze heel ver weg. Ik moet hier iets doen, maar ik weet niet wat. Het is allemaal niet duidelijk." "Moet je tegen iemand vechten of zo ?" Zo had Arthur het nog niet bekeken. Door de vraag van de jongen verzinkt hij in een diep gepeins, hij geeft geen antwoord op de vraag. "Arthur, ben je er nog ?!" Hij schrikt op van de vraag, luid gesteld. "Ja, natuurlijk ben ik er nog. Ik ga niet zonder je weg hoor." "Tegen wie moet je dan vechten ?" "Ik weet niet of ik moet vechten, ik weet ook niet tegen wie of wat. Ik kan niemand vinden die er gevaarlijk uitziet." "Misschien hebben ze zich verstopt. Misschien moet je ze lokken en ze dan in elkaar slaan." Tassilo heeft een heilig vertrouwen in Arthur. "We moeten wachten tot het weer donker is, dan gaan we hier weg." De verbazing die volgt op Arthur's opmerking uit
98
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Tassilo in een reeks van zinnen. "Gaan we hier weg ? Dat kan toch niet ! De deur zit dicht ! Er lopen vast allemaal mannen in de gangen ?" "Wacht nu maar af, je ziet het vanzelf," onderbreekt Arthur de gedachtenstorm. Dan verbreekt hij de verbinding met Tassilo na hem te hebben uitgelegd dat ze nu alleen weer gewoon kunnen spreken. Tassilo is onrustig, vraagt regelmatig of Arthur er nog is. Tussen de antwoorden door probeert Arthur een strategie te bedenken. De celdeur heeft hij zo open, de bewakers kan hij makkelijk aan. Maar dan ? Wat moet hij doen als ze uit de cel zijn ? Hij heeft geen idee. Het duurt lang voor de bewaker de prut die voor avondeten moet doorgaan komt brengen. Ze kunnen zich er niet toe zetten om de kommen leeg te eten, de bewaker laat ook nu de kommen staan en geeft geen verse soep. Tassilo moppert weer op de bewaker als die eenmaal achter de deur is verdwenen. Uiteindelijk staat Arthur op en gaat naar de deur. Tassilo hoort de beweging. "Wat doe je," fluistert hij zacht. Arthur voelt een hand op zijn arm. Zonder antwoord te geven concentreert hij zich op de deur, op de grendel aan de andere kant. Zonder moeite laat hij de schuif open gaan, met zijn schouder duwt hij de deur verder open. Verderop in de gang brandt een heel klein lampje, het licht valt in de cel. Arthur heeft zijn hand op Tassilo's mond voordat de jongen een schreeuw van verbazing kan geven. Hij houdt zijn vinger voor zijn lippen. "STIL" staat er in zijn ogen. Tassilo knikt een beetje beschaamd. Behoedzaam wagen ze zich op de gang. De bewaking is er niet. Ze zullen wel slapen. Arthur opent nog een paar deuren, Tassilo kijkt met grenzeloze bewondering naar de kunststukjes, zonder moeite staan ze even later buiten onder de sterrenhemel. Achter elkaar lopen ze langs de muren van de binnenplaats, zoveel mogelijk in de donkerste plekken. Verder gaan ze, tot Arthur een deur opent en de gang erachter ingaat. Arthur voelt hoe de beschikking over zijn krachten toeneemt. In een wijde cirkel om hen heen laat hij alle bewakers een andere kant op lopen, zonder dat zij bewust zijn dat ze gestuurd worden laat hij hen zo gaan dat ze hen niet tegenkomen. Net als Tassilo begint te herkennen waar ze zijn gaan ze de deur binnen van de vertrekken van Vrouwe Manja. Ze staat midden in de kamer. Verbaasd is ze niet, haar gezicht heeft een bezorgde blik. "Ik wil Tassilo hier laten," zegt Arthur zacht. Vrouwe Manja knikt. Tassilo is het er niet mee eens, "wat nou, mag ik niet mee ? Waarom niet ?" De blik in Arthurs ogen is genoeg om het gesputter te laten stoppen. "Het wordt veel te gevaarlijk voor je. En je loopt misschien wel in de weg. Blijf hier tot ik je kom halen."
99
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Arthur draait zich om en verdwijnt. Hij weet niet waar hij heen moet. Bang voor wat hem wacht gaat hij naar buiten. Van alles speelt er door zijn hoofd. De herinneringen die hij heeft, de krachten die hij aan kan wenden. Maar tegen wie, of tegen wat ? Wat moet hij in vredesnaam doen ? Waar moet hij heen ? Opeens komt Kayla voor zijn ogen, zijn liefde voor haar slaat warm door hem heen. Een glimlach speelt over zijn gezicht. Was hij maar bij haar. Hij heeft het gevoel dat hij haar aan kan raken, zo tastbaar zweeft ze voor zijn ogen. Intussen loopt hij verder de borstwering van het kasteel op, half dromend over de vrouw die hem uit zijn periode van onwetendheid wakker schudde. Boven op de muren van de vesting is het uitzicht imposant, zelfs met het licht van de sterren is het nog een indrukwekkend gezicht. Met trage golven strekt het land zich uit van de berg waartegen het kasteel staat tot in de duisternis. Vanuit zijn ooghoek ziet hij het. De kou trekt door hem heen, verdrijft Kayla en de gelukzalige staat waarin hij even verkeerde. Eenmaal weer tot zichzelf gekomen kijkt hij nog eens maar ziet het nu niet meer. Toch weet hij nu waar hij naar toe moet. Met zijn zijdelingse blik, afgeleid door zijn gevoelens, zag hij wat hij moest zien. De berg. Hij huivert als hij er aan denkt. De berg achter het kasteel. De burcht van de heren van Katran. Niet het kasteel maar de berg. Immens groot, kwaadaardig en donker. Centrum van de wereld. Nogmaals rilt hij als hij denkt aan wat hij zag. Ze hebben iedereen goed te pakken. Het kasteel stelt niets voor. De echte burcht is veel en veel groter. En veel en veel machtiger. Hij voelt zich wanhopig klein worden als hij zijn taak voor zich ziet. Wat kan hij uitrichten ? En hoe komt hij nu bij de burcht ? Weten de heren van Katran inmiddels allang dat hij hier zielig klein gaat proberen om iets te volbrengen waarvan hij zelf nog niet weet welke kant het op zal gaan ? "Misschien moet je ze lokken en ze dan in elkaar slaan," Tassilo's kinderstem spreekt de zin uit in zijn herinnering. Het jong heeft nog gelijk ook. Hij moet ze lokken. De aandacht trekken, uit hun tent lokken. Arthur loopt peinzend heen en weer over de muren van het kasteel, zich afvragend hoe hij in die andere wereld terecht kan komen. Zomaar de berg opklimmen heeft geen zin, die route is ongetwijfeld optimaal afgeschermd. Het moet op een andere manier. De stemmen schudden hem wakker uit zijn overpeinzingen. Er lopen een paar bewakers heen en weer, af en toe brult er iemand een commando. "Ze hebben gemerkt dat we ontsnapt zijn." Met een glimlach op zijn gezicht komt Arthur tot de conclusie dat hij van het kasteel moet verdwijnen. Als ze hem weer vastnemen geeft dat alleen maar
100
De Heren van Katran
www.noblock.nl
oponthoud. Het ontlopen van de gewapende mannen gaat hem makkelijk af, hij weet al ruim van te voren waar de mannen vandaan komen. Al snel dwaalt hij weer door de gangen, opent na een paar minuten het geheime paneel in de muur en is verdwenen in de gang erachter. Eenmaal weer buiten overvalt de angst hem als een koude douche. Hij kan zich nergens vertonen of hij wordt opgepakt en na een blik op die grote donkere berg achter het zichtbare kasteel zakt de moed hem in zijn schoenen. Dit kan hij niet aan, dit is veel te groot voor hem. Hij zal vernietigd worden, doodgetrapt als een miertje door de onbekende kolos waartegen hij het op moet nemen. Hij verschuilt zich tussen de struiken, vlakbij de rotswand waar hij uit te voorschijn is gekomen. Ellendig en misselijk rolt hij zich op en laat zijn angsten de vrije loop. Pas als het weer licht wordt komt hij een beetje tot zichzelf, als er verder niemand anders is die zijn taak kan vervullen dan moet hij het zelf maar doen. Ook al is het dan misschien het laatste wat hij doet. Om zich heen kijkend alsof hij iets zoekt loopt hij langs de rotswand. Wat hij zoekt weet hij zelf ook niet, speurend gaat hij verder tot hij vindt wat hij zoekt. Het is niet te zien door de struiken die er voor staan, Arthur gaat op zijn gevoel af. Achter de planten is een holte, een ondiepe grot. Het kost aardig wat moeite om zich door de struiken heen te wringen, het is dichtbegroeid. Eenmaal door het groen heengeworsteld kijkt hij tevreden naar de bereikte plek. Een uitholling in het steen. Hij kruipt naar binnen en inspecteert de holte, hij is er tevreden mee. Uit het zicht, droog. Hier kan hij zich veilig verstoppen. Hij strekt zich uit en beweegt net zo lang tot hij helemaal goed ligt. Het neemt aardig wat tijd in beslag. Als hij uiteindelijk helemaal tevreden is ontspant hij zich en verlaat hij zijn lichaam. Hij ziet zijn lijf onder zich verdwijnen als hij boven zichzelf uitstijgt. Zo snel als hij wil gaat hij langs de kasteelmuren naar boven. Maar deze keer is zijn aandacht gericht op de berg. Hij voelt dat hij misleid wordt maar kan niet precies uitvinden op wat voor een manier. Eerst gaat hij helemaal om de berg heen, hij durft niet goed naar boven te kijken, bang voor wat hij zal zien. Maar de paar keer dat hij snel een blik naar boven werpt ziet hij niets bijzonders. Al snel is hij weer op de plek waar hij begon. Een beetje boos op zichzelf gaat hij weer om de berg heen, nu iets hoger. Nauwkeurig bekijkt hij de berg, meter voor meter, voor hij het zich realiseert is hij op de top. Er gebeurt niets. Nog een keer gaat hij rond, met hetzelfde resultaat. Het enige wat hij ziet zijn stenen en het gras dat er dapper tussen groeit. Zijn irritatie neemt toe. Waarom komt hij niet verder ? Het is toch duidelijk ? Uur na uur gaat hij om de berg heen. Het resultaat blijft gelijk. Niets. Teleurgesteld en moe beëindigt hij het zoeken, zoekt zijn rustende lichaam en staat langzaam op. Zijn hoofd doet pijn van de inspanning. Boos verlaat hij de grot en komt uit het struikgewas te voorschijn. Het is alweer donker, hij is lang bezig geweest. Hij speurt de omgeving af. Het kost hem
101
De Heren van Katran
www.noblock.nl
moeite, zijn hoofdpijn stampt door hem heen. Geen mens te zien, ook niet als hij zijn vermoeide geest om zich heen laat kijken. "Nou ja, dat is dan het goede nieuws van vandaag," bromt hij in zichzelf. Hij gaat langs de voet van de berg in de richting van het stadje, de huisjes staan ruim van elkaar af. Pas meer naar het centrum, in de buurt van het plein wordt de bebouwing dichter. Als hij merkt dat hij bij het zandstrandje aan de rivier is, daar waar Tassilo en hij werden opgepakt, stopt hij met lopen. Vermoeid en boos gaat hij zitten aan de rand van het stromende water. Herinneringen komen bij hem op. Toen zat hij ook aan de rand van het water. Met haar. Met Kayla. "Er was een tijd dat ik helemaal geen herinneringen had," bedenkt hij zich niet ontevreden. Even laat hij zich gaan en is hij weer terug bij de rivier tussen de weilanden, ver weg. Een beetje onrustig breekt hij zijn gedachtenuitstapje af, hij weet niet waarom maar hij moet op zijn hoede zijn. Zo wacht hij de dag af, half slapend, half wakend. Tegen de tijd dat de zon opkomt verschuilt hij zich onder een brug die vlakbij over de rivier ligt. Eenmaal goed verstopt tussen het hoge gras valt hij als een blok in slaap, wordt pas wakker als de schemering zich weer inzet. Zijn hoofdpijn is weg, hij voelt zich beter dan hij zich in lange tijd gevoeld heeft. Zonder het zich te kunnen herinneren weet hij dat hij gedroomd heeft over Kayla, het maakt hem rustig, even stroomt er een diep gevoel van gelukzaligheid door hem heen. Als het helemaal donker is scheurt hij zich los uit zijn dagdroom en maakt zich klaar om op pad te gaan. Op weg naar de heren van Katran. De nacht is stil en somber, het lijkt alsof hij helemaal alleen op aarde is. Weer loopt hij door de stille straten van de stad, net als toen met Tassilo, over hetzelfde plein, alleen nu zonder dat Vrouwe Manja hem roept. Ergens merkt hij dat hij nu moet kiezen, het plein biedt hem twee mogelijkheden. De eerste is de weg die iedereen gaat, de duidelijke, en voor bijna ieder mens de enige, keus. De tweede keus is veel minder duidelijk, hij heeft hem eerder dan ook nog niet opgemerkt. Een beetje verbaasd over de plotselinge optie neemt hij nu de minder voor de hand liggende variant. De stilte is hier meer aanwezig, op een rare manier drukkender. De schaduwen van de nacht zijn nog donkerder dan eerst, de atmosfeer is stroperig. Rustig loopt Arthur verder, het geluid dat zijn voetstappen maken neemt geleidelijk af, alles verwordt tot een taaie wolligheid. Toch is het niet stil. Het zou stil moeten zijn, tenslotte hoort hij niet eens meer het geluid dat zijn voetstappen maken, maar toch houdt hij zijn handen voor zijn oren vanwege de herrie die hem pijnigt. Even blijft hij staan, maar dat laat het lawaai alleen maar toenemen. Zijn voeten zetten zich weer in beweging, het bombardement op zijn oren groeit in hevigheid.
102
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Arthur realiseert zich opeens dat het lawaai van binnen komt, niet van buiten. Zonder moeite schakelt hij de orkaan van geluiden uit, zoals het hem lang geleden geleerd is. Verder loopt hij, op weg naar de berg. Zijn blik houdt hij strak voor zich, hij durft niet omhoog te kijken. Als de laatste huizen van de stad achter hem liggen blijft hij staan. Een laatste diepe ademteug en dan heft hij trots zijn hoofd naar de berg. Voorbereid door het beeld dat nog in zijn herinnering hangt treft het hem niet zo onverwacht. Toch huivert hij als hij de burcht in zich opneemt. De enorme lijnen die samenkomen tot een gigantisch bouwwerk van donkere machten. De grote zaal waar zijn leermeester hem zijn kennis bijbracht. De ruimtes waar hij geoefend werd in allerlei technieken en manieren om te doden. Verbaasd blijft hij staan kijken, verbaasd dat het hem allemaal zo bekend is. Hij blijft staan kijken tot hij er genoeg van heeft en gaat daarna verder. De toegang tot het geheel staat open. Hij wordt verwacht. Eenmaal voor de poort twijfelt hij nog even, maar teruggaan is onmogelijk. Hij moet verder. Met een rustige tred komt hij binnen, de ruimte voor hem is leeg. Hij loopt door tot in het midden en wacht af. "Welkom Milan. Heer van Katran." Arthur draait zich om in de richting van de stem. Een vrouwenstem. Ze komt naar hem toe en omhelst hem. "Milan, je komt van ver. Waar kom je vandaan ?" Het kost hem moeite om zijn verwarring te verbergen. Haar omhelzing komt hem vertrouwd voor, hij kent haar lichaam. "Ik weet niet waar ik vandaan kom. Ik heb in de duisternis gelopen. Tot ik hier kwam. Hier moest ik naar binnen. Maar verder weet ik het niet." Hij verdringt al zijn herinneringen die hij heeft, schuift ze ver weg en zet een leegte in zijn geest. Hij moet zich voordoen als een mens zonder verleden die op een wonderbaarlijke manier weer de weg naar zijn thuis gevonden heeft. Ze kijkt hem onderzoekend aan. "Milan, wat is er met je gebeurd ? " Hij haalt zijn schouders op en zucht. Even staan ze zwijgend tegenover elkaar. Dan neemt ze zijn hand en leidt hem weg uit de zaal. Ze gaan door een aantal gangen tot ze een deur opent naar een ruime kamer, een hal waar vele deuren op uit komen. Het is kennelijk de bedoeling dat ze hier naar binnen gaan, Arthur volgt haar als ze hem voor gaat. Een vage herkenning speelt door zijn hoofd, dit zijn de vertrekken die aan hem toebehoren. Hij kijkt even om zich heen, achter elke deur is een vertrek, slaapkamer, ontvangst kamer, werkkamer. Open ramen zonder een uitzicht. "Gaat het ?" vraagt de vrouw. Arthur knikt. "Het zal wel lukken." Ze verdwijnt zonder iets te zeggen. Arthur kijkt haar na, zich afvragend hoe ze heet. Zonder twijfel loopt hij naar een deur en opent deze. Hij herkent zijn slaapkamer, een wandkast staat over de volledige breedte van
103
De Heren van Katran
www.noblock.nl
de muur. Arthur opent de kast, rijen met kleding strekken zich uit. Snel zoekt hij wat bij elkaar en gaat naar de aangrenzende badkamer, daar pelt hij zich uit zijn versleten en stinkende kleren en glijdt het vollopende bad in. Eenmaal gewassen en geschoren strekt hij zich uit op het enorme bed midden in de slaapkamer. Slapen kan hij niet. Duizenden vragen stormen door zijn hoofd. Waar is hij nu precies ? Wie is hij ? Wie is de vrouw, hoe heet ze ? Wat gaat er straks gebeuren ? Ondanks de vele vragen schrikt hij toch wakker als de deur open gaat. Een man met een blad in zijn handen komt binnen en zet het ontbijt naast het bed. Hij houdt zijn blik strak voor zich gericht en zegt niets. Geruisloos wil de man weer verdwijnen. "Dank je," zegt Arthur. De man schrikt, hij knikt met zijn hoofd en mompelt iets onduidelijks. Snel schiet hij weer de gang op. Arthur bekijkt het blad, vol met allerlei gerechten. hij laat het zich smaken, rustig eet hij tot hij genoeg heeft. Hij wacht op wat er komt. Er komt niets. Uiteindelijk staat hij op. Loopt heen en weer in de kamer, nog steeds half verwachtend dat er iemand binnen zal komen. Het geeft hem de tijd om na te denken over de toestand waar hij zich in bevindt. Wie is er hier vertrouwen ? Wie is hem slecht gezind ? Hij weet het niet. Soms glimmert er iets van een herinnering door zijn hoofd, als hij probeert om er vat op te krijgen lost het op. Als er na lange tijd nog steeds niets is gebeurt besluit hij om zelf op onderzoek te gaan. De deur gaat open als hij zijn hand op de kruk legt, dat valt mee, het had hem niets verbaasd als de deur op slot was geweest. Een beetje gespannen stapt hij de gang op, volgt de afwisseling van deuren en muren tot hij weer in de grote hal komt waar hij voor het eerst binnen kwam. In de hal staan twee mensen op hem te wachten. Met een schok herkent Arthur de man aan de linkerkant. Grijs en eminent staat daar de man die hem alles leerde dat hij weet. Arthur voelt hoe hij gepeild wordt, als een windvlaag strijkt zijn leermeester door zijn geest. Arthur verzet zich niet, wil geen verdenkingen oproepen en vertrouwt erop dat al zijn herinneringen voldoende zijn weggestopt. "Milan," zegt de leermeester hartelijk en komt naar hem toe. "Milan, wie had kunnen denken dat je ooit nog zou opduiken !" "Mijn meester," antwoordt Arthur," ik ben er maar half, mijn geest is maar voor een klein deel bereikbaar." De meester kijkt hem ernstig aan en knikt langzaam. Dan wijst hij op de andere man, "de arts en ik nemen je mee. Dan kunnen we eens kijken wat er met je aan de hand is." Even later ligt Arthur op een onderzoekstafel, de arts bekijkt hem van top tot teen, intussen merkt Arthur hoe de leermeester die ogenschijnlijk ongeïnteresseerd in een hoekje op een stoel zit nogmaals zijn eigen onderzoek uitvoert. Zonder het te willen legt Arthur de leegte in zijn geest, hij voelt hoe deze aan alle kanten wordt bekeken. Dan trekt de indringer zich terug om na een paar
104
De Heren van Katran
www.noblock.nl
seconden weer krachtig terug te komen alsof hij iets wil betrappen. Als de arts klaar is mag Arthur mee met de twee heren naar een andere ruimte, daar laten ze hem alleen, na een paar minuten keert de leermeester alleen weer terug. "Er is lichamelijk niets met je aan de hand, hoe het met je geest staat is moeilijk te zeggen, er is inderdaad een leegte. Kan je je nog iets herinneren ?" De leermeester kijkt Arthur onderzoekend aan. "Er is veel wat ik niet meer weet, een lege zwarte plek. Soms komt er een herinnering terug. Ik weet niet waar ik geweest ben, wat ik gedaan heb. Op een manier die ik zelf niet begrijp ben ik weer hier gekomen. Ik heb het gevoel dat ik hier thuis hoor." Arthur kijkt droevig en verlaten. "Toen ik hier kwam wist ik dat ik hier moest zijn." Hij laat zijn handen in een machteloos gebaar langs zijn lichaam vallen. "Veel meer weet ik niet. Ik weet zelfs niet wie ik ben." Het lijkt even alsof de leermeester medelijden krijgt, "het komt allemaal wel weer in orde, als we eenmaal precies weten wat er met je gebeurd is dan kunnen we er ook iets aan doen. Tot die tijd zal je geduld moeten hebben." Dan is het kennelijk allemaal over, de leermeester verdwijnt als de vrouw die Arthur begroette binnenkomt. Ze neemt hem mee naar zijn vertrekken. Eenmaal binnen staan ze een beetje ongemakkelijk tegenover elkaar. "Wil je iets drinken ?" vraagt ze. Arthur schudt ontkennend met zijn hoofd. "Nee, dank je." "Kan ik nog iets voor je doen ?" Arthur besluit om maar eens open kaart te spelen. "Ik ben mijn geheugen verloren. Ik weet niet meer wie ik ben, ik weet niet eens hoe je heet, welke relatie we hebben tot elkaar. Vertel me wie ik ben, vertel me wie jij bent." De vrouw laat niets merken in haar reactie als hij spreekt. Maar als ze hem aankijkt bespeurt hij medeleven in haar ogen. Ze gaat zitten op de rand van het bed. Ze zwijgt een hele tijd. Arthur wacht rustig af. "Vroeger was je Milan, heer van Katran. Je bent maar enkele maanden heer geweest, op een dag was je verdwenen. Niemand wist wat er gebeurd was. Ook na grondige zoektochten is er geen spoor van je gevonden. Op den duur nam men aan dat je uit eigen wil verdwenen was, er kwam een verklaring dat Milan, heer van Katran, een teruggetrokken bestaan had opgezocht. Niet lang daarna is er een nieuwe heer van Katran gekomen. Esnach, heer van Katran. Een streng heerser. Een ieder die niet uitgesproken positief over hem denkt verdwijnt, of er gebeurt iets met de ongelukkige. Esnach is in staat om gedachten te lezen, naar men zegt echter niet zo goed als Milan die daar in uitblonk." Ze kijkt hem even aan. "Deze kamer is veilig, hier hoort niemand ons." Ze gaat verder. "Milan was de heer na Toba, een heer die uitgesproken wreed heerste. Mensen waren opgelucht toen hij er niet meer was, en met Milan zou alles anders worden, beter, vrijer. Het heeft niet zo mogen zijn."
105
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Ze staat op en loopt naar het raam. "Ik ben Daya. Al sinds ik mij kan herinneren ben ik voorbestemd om de vrouw te worden van de heer van Katran." Ze kijkt hem recht aan. " Ja, ik ben jouw vrouw. We hebben een verstandshuwelijk. Ik heb geen hekel aan je, ik waardeer je. Maar mijn hart heb je niet." Ze spreekt de laatste zin snel uit, als of het dan minder verstaanbaar zou worden. "Je liefde geldt voor een ander ?" stelt Arthur vragend vast. Daya knikt. "We vinden een oplossing, daar ben ik zeker van," zegt Arthur na een korte stilte. Daya lacht, haar adem komt met stoten door haar neus. "Je weet echt niets meer, hè ? Als je eenmaal woont op het slot van de heren van Katran dan kom je er nooit meer af, Er is geen weg terug. De wereld kan het slot niet eens zien, het is afgeschermd. Geen sterveling kan het vinden, laat staan dat een gewone vrouw het zou kunnen verlaten. Nee, ik heb levenslang." "Wat gaat er met mij gebeuren ?" Arthur probeert het gesprek een andere wending te geven. "Precies weet ik dat ook niet. Ze zullen eerst wel willen weten hoe het precies zit met je geheugen. Als je niets meer weet, en alles blijft zo dan ben je ongevaarlijk. Heer Esnach zal echt niet meer aftreden omdat je terug bent. Ze zullen je hier laten leven, samen met mij. We mogen elkaar bezig houden tot we sterven. En als je geheugen wel terug komt dan ben ik snel weer alleen." Er wordt op de deur geklopt, kort en dwingend. Meteen daarna wordt de deur open gedaan. Een man in een soort legeruniform stapt naar binnen, hij knikt Arthur toe. "Esnach, heer van Katran, vraagt om uw aanwezigheid." De toon van de vraag klinkt als een bevel dat beter niet genegeerd kan worden. Arthur staat op en loopt naar de deur toe. Uitnodigend houdt hij de deur open. "Wacht u op de gang tot ik klaar ben." De boodschapper gehoorzaamt, Arthur sluit de deur in het slot als de man op de gang staat. "Heer Esnach is niet gewend dat men hem laat wachten," de angst klinkt door in haar stem. Arthur opent de deur van zijn klerenkast. "Ik kan toch onmogelijk met deze kleren voor heer Esnach verschijnen ? Ik zal mij eerst moeten verkleden." Op zijn gemak zoekt hij iets passends uit, verkleedt zich in de kast en komt weer in de kamer terug. "Dit ziet er prachtig uit." Pretlichtjes twinkelen in haar ogen. "Zo, nu ben ik passend gekleed." Arthur stapt de gang op waar de boodschapper nog staat te wachten. Samen gaan ze door de lange gangen tot ze bij een grote zaal komen, aan de andere kant staat een grote troon, de zetel van de heren van Katran. Op de troon zit heer Esnach, klein van stuk, opgetrokken schouders. Hij heeft een grauw uiterlijk en een sombere uitstraling. Al voordat ze de zaal bereikte merkte Arthur dat hij gepeild werd, lomp en ruw probeert Esnach zijn gedachten te lezen. Als een wit stuk papier laat Arthur zich zien, al snel is Esnach tevreden en laat hij Arthur's hoofd met rust.
106
De Heren van Katran
www.noblock.nl
De boodschapper buigt diep. "Ik breng u de bezoeker, heer Esnach." "Ik meen dat ik u direct ontboden had." De zware stem past in het geheel niet bij de kleine gestalte. "Ik was niet correct gekleed, het kostte mij enige tijd om de kleding te vinden die passend is om een heer van Katran onder ogen te komen," antwoord Arthur beleefd. Heer Esnach kijkt hem onderzoekend aan en steekt direct van wal. "Er is mij verteld dat u geen geheugen meer bezit. Hoeveel is er dat u nog wel weet ?" Arthur neemt de tijd om te antwoorden. Een koude windvlaag trekt langs zijn hoofd, Esnach is weer aan het wroeten, ziet voor de tweede maal het witte papier dat Arthur hem voorspiegelt. "Ik weet niets, heer Esnach. Er is mij verteld dat ik ooit heer van Katran ben geweest. Ik kan niet anders dan het aannemen, er is verder niets dat mij als referentie kan dienen. Ik ben leeg." Esnach is snel overtuigd. "Natuurlijk zullen we bekijken hoe de situatie zich ontwikkelt. Indien uw geheugen zich weer herstelt is er sprake van een uitzonderlijke situatie. Ik stel voor dat we over een week bekijken hoe de toestand dan is, er is nu weinig van te zeggen. Tot zolang bent u natuurlijk te gast." Arthur knikt beleefd terwijl hij de kille haat voelt die Esnach uitstraalt. Het vertaalt zich in beelden van de dood, aangevreten lijken die langzaam wegrotten op verborgen plaatsen. Het onderhoud is voorbij. Arthur draait zich om en loopt de zaal uit na een kleine buiging gemaakt te hebben. De wachter brengt Arthur terug naar zijn kamer. Er is niemand meer. Nieuwsgierig verkent Arthur alle kasten. De kledingkasten laat hij links liggen, hij richt zijn aandacht op de andere kasten. Ze zijn niet afgesloten. Hij opent la na la, deur na deur, maar alles is leeg. Zijn vroegere werkkamer is leeggeruimd, geen snippertje papier, geen boek, zelfs geen stof. Zich afvragend waarom het allemaal zo leeg moet zijn gaat hij zitten achter het buro, midden in de kamer. Op het blad ligt een kastje met een aantal knoppen. Zonder twijfel drukt hij de knop in die hem met Daya in verbinding stelt. "Waar kan ik je mee van dienst zijn ?" Haar stem klinkt helder door de kamer. Een paar tellen later komt ze binnen, haar vertrekken grenzen aan de zijne. Arthur laat alle lege ruimtes zien en vraagt haar wat er zich vroeger in de kasten en laden bevond. Ze weet het niet. "Het is de eerste keer dat ik hier ben. Ik kwam nooit verder dan de slaapkamer," voegt ze er verlegen aan toe. "Hebben wij kinderen ?" vraagt Arthur plotseling. Ze schudt ontkennend met haar hoofd. "Nee, maar zo heel lang waren we nog niet bij elkaar." Arthur vraagt maar niet verder. "Het was wel de bedoeling dat er snel kinderen zouden komen," zegt ze opeens. "Maar ik heb er alles aan gedaan om dat te voorkomen." Niet begrijpend kijkt hij haar aan.
107
De Heren van Katran
www.noblock.nl
"Ik was dan wel voorbestemd om vrouw van de heer te zijn, maar hoe minder binding ik met je had hoe beter ik het vond. En ik koesterde een stille hoop dat ik van het slot weggestuurd zou worden als ik niet aan mijn plicht bleek te voldoen. Maar toen je verdween werd me duidelijk gemaakt dat ik moest blijven, niemand verlaat het slot van de heren van Katran. Ook niet als haar rol is uitgespeeld." Ze heeft tranen in haar ogen. Even nog twijfelt hij en dwaalt dan voorzichtig door haar geest, speurend naar feiten die niet kloppen met wat hij van haar weet. Al snel weet hij dat ze niet gelogen heeft en trekt zich terug. "Daya, niet droevig zijn, ooit zal je dit oord verlaten." Stomverbaasd heft ze haar hoofd op als ze de woorden hoort zonder dat ze hem hoort spreken. "Ben jij dat Milan ?" vraagt ze zacht. "Ja, dat ben ik. Milan, heer van Katran. Door een list van mijn plaats gestoten en verbannen, ergens losgelaten in de hoop dat ik het niet zou overleven. Ik weet nog niet alles, maar ieder uur komt mijn geheugen weer een stap terug. Als ik mij voldoende hersteld heb dan zal mijn dag komen." De hoop komt in haar ogen. Hoop op een ander leven, weg van het slot. "Wat ga je doen ?" vraagt ze hardop. "Spreek alleen in je gedachten, ik weet niet of ze me toch afluisteren. Niemand mag weten dat ik nu al over een deel van mijn krachten beschik." Daya knikt heftig met haar hoofd. "Ik weet nog niet wat ik moet doen. Het zal mij duidelijk worden als de tijd daar is." Ze kijkt hem vragend aan. "Kan ik je helpen ?" De vraag staat duidelijk in haar ogen. Arthur komt direct met een reactie, als zat hij op de vraag te wachten. "Laat je gedachten gaan over het slot, over alles wat je weet dat van belang kan zijn." Bewegingloos staan ze tegenover elkaar, beide met gesloten ogen als de overdracht van haar kennis plaatsvindt. Hij volgt haar als ze in haar geheugen graaft en alles dat ze tegenkomt over de burcht naar boven slingert. Zo ontstaat er snel een beeld van de situatie waar hij in is beland. De burcht van de heren van Katran is de zetel van de macht. Vanuit deze plek wordt de streek bestuurd. De feitelijke burcht is onzichtbaar voor een mensenoog. Om de mensen tevreden te houden is er ook een zichtbare vesting waarbinnen de heren van Katran zouden huizen. Het zijn slechts stropoppen, flauwe afspiegelingen van de heren in de burcht. Deze afleidingsmanoeuvre zorgt ervoor dat de heren van Katran hun handen vrij hebben. Zij bemoeien zich niet met de dagelijkse gang van zaken, de belastinginning, het veroveren van nieuwe gebieden, de moord en doodslag die deze heren van Katran uitstorten over de wereld. Nee, de echte heren van Katran houden zich bezig met andere zaken, met een andere dimensie. Het beheersen van de mensen, het besturen van hun gedrag. Er wordt aan gewerkt maar ze zijn nog niet in staat om alles te beheersen, het systeem is nog niet perfect. Maar er wordt doorontwikkeld, dag en nacht.
108
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Als Daya onbewust haar beelden begint te vermengen met andere dingen omdat ze niets nieuws meer te melden heeft stopt Arthur met het opvangen van haar gedachten, hij ziet nog net het beeld van een grote blonde man die verlangend kijkt. Hij voelt zich een gluurder. Daya merkt dat hij niets meer opneemt, ze kijkt hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. "Kan je me rondleiden," vraagt hij, " ik heb eigenlijk geen idee hoe het hier allemaal in elkaar steekt." Ze gaat hem voor, Arthur volgt haar. Eerst lopen ze door de lange gang waar hun vertrekken op uit komen. Er zijn nog meer deuren, Daya heeft geen idee wat erachter zit. Al snel komen ze bij de eetzaal, een grote tafel staat dwars in de ruimte. Daya vertelt hem dat zij hier nog nooit een maaltijd heeft zien gebruiken, het is haar onduidelijk waar de eetzaal voor dient. Dan is er nog de hal waar hij binnen kwam, de deur werkt maar één kant op, alleen naar binnen. Naar buiten kan je hier niet. Als je in de buurt van de deur komt wordt er een veld opgewekt dat je eerst langzaam en al snel sterker tegenhoudt, tot je het opgeeft. Verder zijn er geen deuren. "Kan je dan nergens naar buiten ?" vraagt Arthur verbaasd. Daya knikt. "Ja, dat kan." Ze draait zich om, Arthur gaat weer achter haar aan. Ze komen uit bij een binnenplaats. Hier is een klein tuintje, een paar struiken groeien in de bijna altijd aanwezige schaduw. Arthur kijkt om zich heen en bestudeert de muren. Hij heeft nog geen kwart van het slot gezien realiseert hij zich. Het grootste gedeelte wordt verborgen gehouden. In gedachten loopt hij alle gangen nog eens na. Hij zou niet weten waar er een toegang zou moeten zijn naar de rest van het kasteel. Ze gaan beiden terug naar hun vertrekken. Arthur peinst een tijd lang over de beperkte toegang die hij heeft tot het slot. Hij besluit het er maar op te wagen en verlaat zijn lichaam dat hij achterlaat op het bed, alsof hij in een diepe slaap is. Weer gaat hij door de gangen, langs de vele deuren. Hij kijkt er achter, het zijn bijna zonder uitzondering lege vertrekken, zonder een aanwijsbaar doel. Alleen de dokter woont vlakbij hem op de gang. Vol vragen gaat hij verder. Nu ziet hij de deuren wel die eerst niet zichtbaar waren, op goed geluk kiest hij er een. Ook hier geen mensen, alleen maar rijen met zoemende kasten, met elkaar verbonden door een wirwar van draden. Arthur bekijkt de aangrenzende ruimte. Enkel weer zoemende kasten, identiek aan de vorige ruimte. Het roept alleen maar vragen op. Hij wordt nergens tegengehouden, overal kijkt hij zonder moeilijkheden. Pas na een lange tijd neemt hij de eerste mens waar, ergens in een kleine ruimte zit een man achter een soort lamp, zijn vingers tikken op een letterplank die voor hem ligt. Af en toe leunt de man achterover, denkt na en rammelt met zijn vingers op de letterplank.
109
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Heel voorzichtig probeert Arthur de gedachten van de man op te vangen. Het lukt hem niet in deze toestand. De man is te ver weg. Arthur leest de letters die de man op de lamp weet te schrijven. Het zegt hem niets. Onbegrijpelijke zinnen en afkortingen, getallen en formules. Arthur verdwijnt weer zonder dat de man iets merkt. Op het dak boven de ruimte waar de man zich bevindt staan een aantal schotelachtige vormen, naar alle kanten gericht. Dikke kabels verbinden ze met de zoemende kasten. In de kelders staan een paar andere, grotere kasten. Ze maken een brommend geluid en er komt een dikke walm uit een pijp aan de zijkant die door een buizen stelsel weg word geleid. Na alles bekeken te hebben is hij er zeker van dat er hier niets meer te vinden is. Op de rijen met zoemende kasten na dan. Arthur richt zich op de zaal waar Esnach nog steeds op zijn stoel zit. De leermeester is ook in de zaal, hij luistert naar wat Esnach te zeggen heeft. Esnach spreekt op een dreigende toon, de leermeester hoort hem met een gebogen hoofd aan. Arthur verdwijnt weer, bang om ontdekt te worden door de leermeester. Verder zwerft hij door de vertrekken. Veel meer is er niet. Alleen nog de ruimtes waar de kok zijn werk doet, samen met een paar hulpen in de huishouding en nog een paar mensen in uniform mogen ze onderin het slot hun leven aan zich voorbij zien trekken. Treurig doen ze hun werk, Arthur herkent de man die hem s'morgens te eten bracht. Eenmaal weer terug in zijn lichaam blijft hij liggen op het bed, in gedachten verzonken. Hij had geen idee wat hij zou zien, nu hij dan wel voorbij de gesloten deuren heeft kunnen kijken is hij niet veel wijzer. Hij begrijpt de zoemende kasten niet. Hij had gedacht dat het slot vol leven zou zijn, in tegenstelling tot de handvol mensen die er blijken te wonen. Hij wordt opgeschrikt door een klop op zijn deur. De zelfde man die hem vanmorgen eten bracht komt nu weer binnen, ditmaal met een afgedekte schaal. Arthur peilt de man. Hij ziet enkel angst, een alles overwoekerende emotie die alles ondoorzichtig maakt. Zwijgend doet de man zijn werk, Arthur bedankt hem weer als hij wil verdwijnen. Kennelijk is de man er op voorbereid, hij mompelt een iets duidelijker antwoord. Arthur blijft diep in gedachten. Geen van de mensen, op Esnach na lijkt kwaad in zin te hebben. En heer Esnach is voor Arthur geen bedreiging, als het erop aankomt veegt Arthur de vloer met hem aan. De houding van de leermeester is Arthur nog niet duidelijk. Voor zover Arthur zich kan herinneren was de man trots en zelfverzekerd, niet iemand die met gebogen hoofd aanhoort wat een ander te zeggen heeft. En al die zoemende kasten met dat rare mannetje met die rammelplank is ook iets waar hij niets van begrijpt.
110
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 9. De rest van de dag brengt Arthur in gedachten door. Niemand komt hem storen, op de man die het eten brengt na. Daarna wordt het op een gegeven moment donker. Arthur ligt stil op zijn bed, zijn gedachten malen door zijn hoofd, bedenkt de ene mogelijkheid na de andere en verwerpt ze allemaal weer. Om weer door de ruimtes te gaan heeft geen zin, hij heeft alles gezien wat er is. Uiteindelijk komt toch de slaap. Hij loopt door een landschap dat hij niet thuis kan brengen, een hardgroene bodem strekt zich uit aan zijn voeten, naast hem duiken zwarte vierkante vormen op, met grote stalen pinnen verbonden met de grond. Overal is het warm. Zacht klinkt er een vaag geluid dat hij niet thuis kan brengen. Hij loopt verder. Eindeloos gaat het zo verder, kast na kast, allemaal verbonden met de bodem door de stalen pinnen. Boven hem is het donker, zwart als de nacht. Het jaagt hem angst aan. Dit is niet de wereld waar hij in thuis hoort. Dit is een onbekende wereld. Langzaam wordt het lichter, de kasten vervagen in het schijnsel van een stralend gezicht. Haar gezicht. Hij mist haar zo. Kayla. Waar ben je nu ? Haar gezicht is er nog als hij wakker wordt, zo lang als hij kan houdt hij haar beeltenis vast. Tot ze oplost voor zijn ogen. Knipperend kijkt hij de kamer in, schudt met zijn hoofd om tot zichzelf te komen. Hij vraagt zich af hoe het nu verder moet, gevangen in het slot, niets te doen. Als het lang genoeg duurt dan verveelt hij zich dood. Ook nu wordt zijn ontbijt gebracht. Als hij klaar is komt er een man in uniform aan zijn deur en nodigt hem namens Esnach, heer van Katran, uit om de lunch te gebruiken in de grote zaal. Verder heeft hij niets te doen, op zijn gemak verkleedt hij zich en wacht tot hij gehaald wordt. Het uniform begeleidt hem naar de eetzaal die volgens Daya nooit gebruikt wordt. Hij wordt naar een stoel gebracht, moet daar weer wachten. Het duurt nog lang voor er iets gebeurt. Eerst komt de leermeester binnen, ook deze gaat achter zijn stoep staan. Geruime tijd later komt Esnach binnen. Hij zet zich aan het hoofd van de tafel en geeft toestemming aan zijn tafelgenoten om te gaan zitten. Mensen met een anoniem gezicht brengen de gerechten. Esnach begint een gesprek. "Of hij zich al weer iets herinnert ?" Arthur schudt zijn hoofd. Nee, het is allemaal nog leeg in zijn hoofd. Hij voelt hoe Esnach weer op zijn ruwe manier probeert hem te peilen, weer spiegelt Arthur hem een witte leegte voor. Met een omweg strijkt Arthur langs de gedachten van Esnach. Die heeft niets in de gaten, hij heeft het veel te druk. Arthur moet zich beheersen om niet te laten merken hoe vreselijk hij schrikt van dat wat hij ziet. Dood en verderf, orde en regelmaat. Geen enkele afwijking wordt getolereerd. Meer dood, gruwelijke dood. Arthur trekt zich behoedzaam terug. Hij is misselijk van de paar beelden die hij net zag.
111
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Uit zijn ooghoek ziet hij zijn leermeester. In stilte vervloekt hij zichzelf om zijn onvoorzichtigheid. Hoe kan hij nu gaan peilen met hem in de buurt. Is de man te vertrouwen ? Hij weet het niet. Het gesprek kabbelt intussen rustig verder over niets. Het eten is uitstekend, maar Arthur is blij als Esnach eindelijk weer opstaat ten teken dat de maaltijd is afgelopen. Hij wordt weer naar zijn kamer gebracht. Daar blijft hij zitten op de rand van zijn bed, zich afvragend wat het allemaal te betekenen heeft. Esnach heeft kwaad in zin, zoveel kwaad als je je maar kan voorstellen. Maar toch heeft Arthur niet de indruk dat hij de capaciteiten ervoor heeft, in wezen is het een simpele man. Misschien is hij daarom wel veel gevaarlijker. Lang heeft hij niet de tijd om zich te verdiepen in het niveau van Esnach. Er klopt weer iemand op de deur. De dokter staat met een ietwat treurig gezicht voor de deur, samen met een man in uniform. De dokter zou hem graag nog willen onderzoeken, zegt hij, er is hem iets toch niet helemaal duidelijk. Arthur peilt de gedachten van de arts. Weer die razende angst die alles verwart. Snel geeft hij het op. Hij kan zijn krachten beter sparen. De arts en het uniform leiden hem naar de kamer waar hij eerder ook al werd onderzocht. Er is een stoel bijgekomen met een helm eraan verbonden. Arthur mag in de stoel gaan zitten, de arts zet daarna de helm op zijn hoofd. Op deze manier kan er gekeken worden hoe het met zijn herinnering staat, legt de dokter uit. Het zint Arthur helemaal niet. Hij wil niets op zijn hoofd. En ergens heeft hij het gevoel dat hij zoiets al eerder heeft meegemaakt. Arthur doet de helm van zijn hoofd af, hij wil opstaan. Nog voor hij zich kan verheffen krijgt hij een dreun op zijn hoofd. Alles wordt zwart. Even later komt hij weer bij. Hij hoort hoe de arts de man in uniform staat uit te kafferen. "Ongelofelijke stommeling, hoe kan je dat nou doen ? De man buiten westen slaan ? Ik hoop voor je dat-ie snel weer bijkomt, anders is het leed niet te overzien." Arthur merkt dat hij helemaal is vastgebonden, zijn armen, zijn benen, zijn hoofd. Hij kan geen vin meer verroeren. De dokter werpt een blik op hem en ziet dat hij bijkomt. Hij stopt direct met mopperen. "Zo, nu kunnen we beginnen," zegt hij terwijl hij de helm op Arthur's hoofd plaatst. Aan de binnenkant van de helm zitten allemaal kleine speldjes die door zijn huid heen prikken. Elk speldje is weer verbonden met een draadje, alle draadjes zijn samengebundeld tot een dikke kabel die ergens in de muur verdwijnt. Arthur moet zich verbijten om het niet uit te schreeuwen van de pijn. Even is hij buitenwesten van de pijn, als hij bijkomt voelt hij behalve de pijn ook een prikkelende sensatie. Er gebeurt iets in zijn hoofd. Een zuigende sensatie, iets dat rondwaart en een inventaris opmaakt voordat het toe zal slaan. Instinctief probeert hij zich op te richten, voelt hoe hij vastgebonden zit. Na een paar rukkende bewegingen met zijn armen
112
De Heren van Katran
www.noblock.nl
geeft hij dat op. Het is zinloos om te denken dat hij zich los kan rukken. Hij blijft stil liggen. Wachtend op wat er zal gaan komen. Hij is zo alert als hij maar zijn kan, gespitst op alles dat hem op een of andere manier vreemd voorkomt. Er gebeurt niets. Ergens komt hem dit bekend voor. Hij heeft zoiets al eens eerder meegemaakt. Lang geleden. Het is hem nu opeens duidelijk wat er met hem gaat gebeuren. Ze gaan zijn geheugen weer wissen. Net als toen. Het komt allemaal in een flits weer terug. Hoe hij, Milan, heer van Katran hoogte kreeg van het plan van Esnach, toen nog een lid van het hof van de heren van Katran. Hoe boos en ontzet hij was door de smerigheid die van het plan afdroop. Hij had direct zijn afkeuring uitgesproken, zijn orders gegeven aan zijn staf om een einde te maken aan het hele gebeuren. De staf die er nu ook niet meer is. Wanneer ze hem overrompeld hebben weet hij niet, maar ooit heeft hij, net als nu, in deze stoel gezeten. Toen hebben ze iets met hem gedaan en daarna werd het leeg en zwart. Een lege vlakte en een zwarte hemel. Tot hij opdook uit zijn onderdompeling. Tot hij haar voor het eerst zag. Kayla. Ondanks de martelende pijn die de pennen in zijn hoofdhuid blijven veroorzaken glijdt er een glimlach over zijn lippen. Hij moet zich inhouden om haar naam niet uit te spreken. Hij raakt afgeleid, denkt aan de tijd die hij doorbracht op die verre boerderij, ver van hier. De klap treft hem hard en onverwachts. hij heeft geen tijd om zichzelf weer op het juiste spoor te zetten. Hij had zich ook niet moeten laten afleiden door zijn mijmeringen. Als een wervelwind raast het door zijn hoofd. Alles wordt van zijn plaats gerukt, uit het verband geplaatst, door elkaar heen geschud. Hij weet niet meer wie hij is. Hij is niemand. Hij is niets. Leeg en zwart. Het komt zijn hoofd in door de pennen, als een inktwolk in het water verdwijnt alles uit het zicht. Willoos laat hij zich meevoeren in de allesomvattende draaikolk. Haast tevreden gaat hij mee naar het niets. Het wenkt hem. O zalige leegte, niets. Geen verantwoording, geen plicht. Niets. Geen drukte, geen haast, geen Kayla. Alsof hij struikelt over een steen. Hij is zich opeens ergens pijnlijk van bewust. Op weg naar het niets. Op weg naar een tijdperk zonder haar. Elke vezel van zijn lijf verzet zich tegen de gedachte. Dat wil hij niet. Als hij zonder geheugen is dan is hij dus ook zonder haar. Zijn wil die dobberend meeging op reis naar het niets staat op. Hij kijkt de andere kant op, daar waar hij vandaan kwam. Het zwart in zijn hoofd begint te grommen. Hij moet zich niet verzetten. Dat staat niet in het programma. Hij moet zich mee laten voeren als een schaap naar de slachtbank. Dat is de bedoeling.
113
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Kom maar rustig mee, er gebeurt helemaal niets. Rustig aan, ja zo gaat het goed, alles komt in orde. Overweldigd gaat hij mee in de stroom die hem leidt, door de pennen in zijn huid, door de draden in de muur, tot hij terecht komt in de kleine brommende kastjes. Hier wordt alles verdeeld, in mootjes gehakt, geanalyseerd en vernietigd. Hier wacht hem het einde van zijn bestaan. Nog even en hij is zich niet meer bewust van zijn persoonlijkheid, dan is hij nogmaals uitgewist. En dit maal niet zo voorzichtig als de eerste keer. Deze keer willen ze zekerheid. Alles draait als zijn vernietiging wordt voorbereid. Met kleine hapjes wordt elk plekje van zijn geheugen uitgewist. Een klein gommetje is rustig bezig om alles zwart te gommen. Het voelt goed. Er is niets beters dan onwetendheid. Leeg en zwart. Geen toekomst, geen verleden, alleen maar heden. "Ontspannen maar, het is zo voorbij. Het doet al geen pijn en als je alles los laat nog veel minder. Laat maar gaan, laat maar waaien, geniet nu al van de eeuwige rust die voor je ligt." Als een hypnotiseur klinkt er een stem die hem in goede banen moet leiden, die hem rustig moet houden. Arthur is ook heel rustig, laat zich willoos meevoeren. De stem gaat door. " Rust en ruimte, geen verantwoording. Nooit meer nadenken, nooit meer geplaagd worden met moeite. Eeuwig vakantie. Ontspan je op weg naar het zalige niets." Arthur voelt zich gelukkig, meegetrokken met de warme, dwingende stem. "Op weg naar het zalige niets." Het klinkt verleidelijk, bijna erotisch. Net zo erotisch als de nachten met Kayla. Hij schrikt op. Heel ver weg gaat er een belletje. Hoe was het nou ook al weer ? Hij spant zich in om de gedachte weer terug te halen. De stem wordt harder en duidelijker. Het zoemen dat er bij schijnt te horen gaat over in brommen. Arthur wordt boos. Hij is kwaad op zichzelf, dat hij zich zo laat inpakken, zo laat meevoeren om afgemaakt te worden. Als hij meegaat op de weg naar de eeuwige rust dan is hij haar voor eeuwig kwijt. Opeens dringt het weer tot hem door. Hij is in gevaar. Hij zal moeten vechten. Zich moeten verzetten. De stem brult en schreeuwt de formules. Nu hij doorziet dat hij meegevoerd moest worden is hij verbaasd over de leegheid ervan. Dan opeens is het stil. Doodstil. En dan komen de angsten. Kinderangsten, doodsangsten. Zijn moeder staat voor hem, opgestaan uit haar graf. Half verteerd lispelen de woorden uit haar mond. "Kom, mijn jongen. Kom met me mee." Hij kijkt om haar heen, recht in het gezicht van zijn vader. Hij vlucht, rent weg. Zonder moeite blijven ze om hem heen zweven. Het monster dat vroeger onder zijn bed woonde voegt zich bij het gezelschap. De grauwe, lege ogen staren hem aan uit het puisterige naar rotte vis ruikende gezicht. De magere dunne armen met vingers die uit messen bestaan reiken in zijn richting. De messen boren in zijn arm. "Kom mee, ik kom je halen." Gillend slaat Arthur het
114
De Heren van Katran
www.noblock.nl
beest met al de kracht die hij heeft op zijn krokodillenbek. Zijn hand slaat in het niets, de bek geeft mee, absorbeert de hand. Verbaasd kijkt Arthur naar de stomp. Zijn arm houdt op net voorbij zijn elleboog. De paniek raast door hem heen. Hij draait zich weer om met zijn ogen dicht. Hij wil weer weg rennen, maar ze plakken om hem heen. Overal waar hij kijkt zijn ze. En ze praten op hem in. "Kom met ons mee, straks is het afgelopen." Hij ziet hoe er vlammen meekomen als de krokodillenbek open en dicht gaat. Achter het monster zwiept een staart, langzaam gaat de punt heen en weer. De punt waar de bijl opzit die een been kan afhakken. Arthur herkent de nachtmerrie van vroeger. De bijl die zijn benen afhakte. Verder dan hier is zijn droom nooit gegaan. Op dit punt werd hij altijd wakker. Maar nu niet. De bijl gaat langzaam heen en weer. Komt dreigend op hem af. Maar nu ziet hij de bijl met de ogen van een volwassene. Niet meer als het bange kind. Hij strekt zijn arm om de staart te grijpen. De bijl flitst en zijn andere arm eindigt nu ook in een stomp. "Ze doen met me wat ze willen," realiseert hij zich in een flits. Op het moment dat de zin door hem heengaat hoort hij ook weer het zoemen overgaan in brommen. Hij houdt zijn ellebogen tegen elkaar en bekijkt de twee korte stompen. Hij stelt zich voor hoe zijn armen waren en laat dan uit elke stomp weer een arm groeien, een pols, een hand en vingers. Heel even kijkt hij tevreden naar zijn vingertoppen. Het brommen gaat weer over in zoemen, een groot beest staat voor hem. Een droombeest, half beer, half olifant. Het tilt zijn poot op om hem te verpletteren. Weer een nachtmerrie. Nu moet hij wegrennen, de berg op tot hij ingehaald wordt om daarna tot moes gestampt te worden. Hij draait zich om, net als in zijn oude droom en begint te rennen. Hij kijkt over zijn schouder en ziet hoe hij gevolgd wordt door de stampende kolos. "Hij moet handelen zonder te denken. Als hij iets overdenkt dan zijn ze hem voor. Want alles wat hij denkt dat weten ze. En wat ze weten dat gebruiken ze tegen hem. En wat ze tegen hem gebruiken is niet goed voor hem." Terwijl hij zoveel mogelijk zinnen door zijn geest heen gooit om alles dicht te smeren draait hij zich om en ontvangt het gevaarte dat hem dreunend achtervolgt met open armen. Het beest blijft staan. Arthur aait de vacht en geeft zachte klopjes op de flank. "Zo ben je braaf, ga eens braaf zitten." Alles verstart, schokkend gaan de beelden nog verder en doven dan uit. Arthur opent zijn ogen en ziet de arts bezorgd naar hem kijken. De man in uniform staat naast hem. Arthur laat de knuppel die de man nog steeds in zijn hand heeft hard op het hoofd van de arts terecht komen. Daarna komt de knuppel neer op zijn eigen schedel. Ze zakken achter elkaar neer op de grond. Hij kijkt naar de touwen om zijn handen. Hij laat de knopen uit elkaar glijden. Met een ruk tilt hij de prikkende helm van zijn hoofd. Hij opent de deur en
115
De Heren van Katran
www.noblock.nl
gaat de gang op. Naar boven. Naar de rijen met zoemende kasten. En de plaats waar dat mannetje op die letterplank zat te rammelen. Net als de keer dat hij met zijn geest door het slot heen ging ziet hij nu waar de deuren zijn. Niet verstopt door vage illusies. Stil loopt hij zo snel hij kan naar de kamer. De deur is open. Hij hoort de woedende stem van Esnach. "Wat is er dan aan de hand. Krijg je dat vastgelopen programma niet meer aan de gang ? Wat ben jij voor een waardeloze programmeur ? Had je niet kunnen voorzien dat je boeltje zo vol gaten zit dat de eerste de beste gek alles vast laat lopen ?" Arthur kijkt om de hoek van de deur. Hij laat de man achter het flikkerende scherm hard met zijn hoofd op de tafel vallen. Met een zucht blijft de man na de klap liggen. Met een stap is Arthur binnen. Esnach draait zich met een ruk om. "Jij, stuk stront." Zijn ogen staan vol haat. "Sterf, smerig varken." Hij haalt een mes te voorschijn en werpt het naar Arthur's borst. Zonder moeite laat Arthur het stuk ijzer op de grond vallen. Esnach stormt op hem af. Arthur doet snel een pas op zij en laat hem in volle vaart tegen de muur klappen. Ook Esnach is nu buiten westen. Om zich heen kijkend ziet Arthur draden liggen die aan kastjes vast zitten. Hij rukt ze los en bindt Esnach helemaal vast. De man achter de letterplank komt kreunend bij. Hij schrikt als hij ziet dat Esnach gebonden op de vloer ligt. Trillend kijkt hij naar de onbekende man. "Je hoeft geen angst te hebben, ik zal je niets doen." Rustig kijkt Arthur de bevende man aan. "Leg mij eens uit wat de bedoeling is van al die dozen en kasten hier." De man is te bang om te kunnen spreken. Hij stottert en struikelt over zijn woorden. Het duurt even voordat hij ervan overtuigd is dat Arthur hem geen kwaad zal doen. Dan begint hij. "Ik heb hier een heleboel processoren parallel geschakeld om in real-time de benodigde Mips te kunnen realiseren zodat ik op die manier in staat ben om.." Arthur onderbreekt hem. "Je moet me uitleggen wat je ermee kan, niet hoe het technisch in elkaar steekt. Waar was je net mee bezig "? De man denkt even na. "Ik was bezig om iemands geheugen in te lezen in het systeem. Na het inlezen moest het geheugen helemaal gewist worden, of eigenlijk leeg gemaakt worden en daarna weer teruggezet in het geheugen van de ongelukkige, zoals heer Esnach mij beval." "Waarom ging het niet goed ?"vraagt Arthur. "De man waar ik mee bezig was verzette zich. Dat was nog nooit gebeurd. En toen ging hij tegen de lijn van het programma in. Daar was het programma niet op berekend. Toen liep het vast." "Wat doe je hier nog meer ? Wat is de bedoeling van al die toestanden hier ?" Weer denkt de man na voor hij antwoord geeft op de dubbele vraag. "Ik heb een installatie gebouwd waarmee ik de gedachten van mensen kan vertalen naar mijn computers." Hij wijst met zijn hoofd naar de rijen met zoemende kasten. "En ik ben ook in staat om gedachten over te brengen."
116
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij is weer even stil. Dan gaat hij verder. "Ik heb dit allemaal bedacht en gemaakt bij mijn moeder thuis. Ik dacht dat ik hiermee de kennisoverdracht kon vereenvoudigen. Niet meer leren, gewoon de kennis in je hoofd laten vloeien. Ik dacht dat ik op die manier een bijdrage leverde aan de ontwikkeling van de mensheid. Maar toen ik probeerde om mijn uitvinding op een fatsoenlijke manier ten gelde te maken kreeg heer Esnach lucht van mijn project. Hij lokte me met mooie beloften hier naar toe. En toen kwam de kwade dag dat ik moest gaan doen wat hij ermee wilde. Anders zou mijn moeder misschien iets overkomen. Tot nu toe was alles nog in een experimenteel stadium. Maar ik had het bijna operationeel. Dan kon heer Esnach zijn invloed laten gelden op de mensen in zijn rijk." Arthur legt hem kort uit dat Esnach niet meer in functie is en dat hijzelf nu de dienst uitmaakt. Dan voelt Arthur hoe hij besprongen wordt. Bliksem snel draait hij naar Esnach die vastgebonden op de grond ligt. Roerloos blijft hij staan terwijl ze elkaars krachten meten. Esnach valt weer aan op zijn ruwe manier, vertrouwend op de schrikreactie die hij tot nu toe teweeg bracht bij zijn slachtoffers. Arthur laat hem komen en remt hem af, dwingt hem terug te gaan en waarschuwt hem nu een einde te maken aan de worsteling die enkel zij kunnen waarnemen. Esnach trekt zich er niets van aan, hij komt weer met al de krachten die hij heeft op Arthur afzetten. Weer beelden van haat, dood en verderf, gifslangen en rottende lijken met bekende gezichten. Arthur wordt kwaad. Waarom luistert de man niet naar hem ? Waarom blijft hij maar doorgaan ? Hij pareert de gedachtenstroom en zendt hem versterkt terug, in de bedoeling Esnach een koekje van eigen deeg te geven zodat er nu een einde komt aan de zinloze krachtmeting. Esnachs gezicht verstart van angst, hij begint te schokken. Een tiental seconden later is hij dood. Overleden door de angsten die hij zelf opwekte. Verslagen kijkt Arthur naar het gezicht dat ook in de dood nog een wrede uitdrukking houdt. Dit was niet wat hij van plan was. Esnach had wat hem betreft niet hoeven sterven. Maar een groot verlies is het niet. Nog voor hij met zichzelf kan overleggen wat hij zal gaan doen opent de deur. De leermeester komt binnen. Ontzet kijkt hij naar het lijk van Esnach, daarna met ontzag naar Arthur. "Milan, je bent terug," fluistert hij bijna onhoorbaar. Hij drukt op een knop van een in de muur gemonteerd doosje. Kort klinken zijn orders. Een paar tellen later komen er mannen in uniform binnen. Ook zij zijn geschrokken van wat ze aantreffen. De leermeester laat hen het lijk afvoeren. "Kom mee," wenkt de leermeester en hij gaat de gang op. Arthur loopt achter hem aan. Ze gaan naar de ruimte die Arthur zo goed kent. De grote grijze koepel. Het domein waar hij gevormd werd. "Nu Esnach er niet meer is kan ik spreken," zegt de leermeester als ze beiden plaats hebben genomen in één van de stoelen die vlak
117
De Heren van Katran
www.noblock.nl
bij de deur in een cirkel staan. "Ik ben je een hoop uitleg verschuldigd." Arthur knikt instemmend. De leermeester begint. " Lang geleden, je was nog een kind, heb ik je opgepikt in een weeshuis in een door ons vorstenhuis veroverd gebied. Ik ging er eigenlijk uit een misplaatste nieuwsgierigheid naartoe. Ik was toen net aangesteld als begeleider en raadsman van de nieuwe heer van Katran. Eenmaal binnen peilde ik met mijn vermogens de kinderen die daar aanwezig waren. Een klein jochie merkte dat op en begon mij te peilen. Een natuurtalent. Ik nam hem met mij mee naar het slot van de heren van Katran. Het kostte mij enige moeite om de toenmalige heer ervan te overtuigen dat de jongen die voorbestemd was om hem op te volgen bij lange na niet geschikt was. Dat ik louter toevallig een kind had ontmoet met enorme potentiële kwaliteiten. Er kwam een compromis. Ik mocht je begeleiden, samen met de jongen die de keuze was van heer Toba. Zo kwam het dat je samen met Esnach het programma doorliep om heer van Katran te worden. Een vergelijk was er niet tussen jullie te maken. Esnach was en bleef minder snel en begaafd dan jij. Om heer Toba niet al te zeer te ontstemmen gaf ik hem van jou een negatiever en van Esnach een veel positiever beeld. Maar zelfs dan bleven de verschillen groot. Heer Toba is lang aan de macht geweest. Hij had uitgesproken ideeën over de manier waarop hij zijn rijk bestuurde. Een groot en krachtig leger, veel machines. Een uitgebreid netwerk van mensen die enkel aan hem verslag uitbrachten. Het rijk van de heren van Katran groeide snel. Heer Toba gebruikte elk middel dat hem ter beschikking stond om zijn macht te vergroten. Hij is begonnen met het verzamelen van al die kasten, bedoeld om de mensen te kunnen sturen. Dat werd zijn levenswerk. Dagen en nachten was hij daar bezig met dingen die niemand begreep. Intussen werden jij en Esnach opgeleid zodat ooit één van jullie twee zijn taak over zou kunnen nemen. Het moment dat je het slot betrad begon de competitie. Esnach was niet bijster slim, maar hij had snel door dat je hem in alles overtrof, zonder er moeite voor te doen. Ik heb jullie beiden begeleid, in alle eerlijkheid getracht om niemand te bevoordelen. Het was snel duidelijk dat Esnach geen heer meer zou worden. Zelfs heer Toba moest dit, tegen zijn zin, toegeven. De verschillen waren zo duidelijk dat ik niet eens om advies gevraagd werd. Kort voor zijn dood wees heer Toba jou aan als nieuwe heer. Ik was verbaasd dat het zo glad verliep, ik had me voorbereid op een machtsstrijd. Maar niets van dat alles, zonder een rimpeling werd je de nieuwe heer van Katran. Je bent een paar maanden in functie geweest, in die tijd ging er een zucht van verlichting door het hele rijk. Eindelijk een heer met een visie, met oog voor de dingen die de mensen bezig hielden. Het slot van de heren van Katran herleefde, het begon te bruisen van het leven. Alles zou veranderen. Toen kwam de ommekeer. Esnach kwam naar mij toe en dwong mij mee te werken aan zijn plan. Om zich van mijn medewerking te verzekeren had hij ervoor gezorgd dat hij mijn dochter in zijn
118
De Heren van Katran
www.noblock.nl
macht had. Tegenwerking van mijn kant zou direct een weerslag op haar hebben. Ik heb je toen verraden, met een bloedend hart. Maar wat kon ik doen? Mijn dochter is alles wat ik nog heb. Esnach vertrouwde mij te weinig om me in te lichten over zijn bedoelingen, ik mocht je niet helpen en je niet waarschuwen, ik mocht niet mee werken aan zijn vuige plannen. Opeens was je verdwenen. Heel snel was Esnach heer van Katran. Direct begonnen de machines waar heer Toba al zo lang mee bezig was geweest hun werk te doen. Het gedeelte van het slot waar wij huizen werd verborgen in een illusie en de mensen werden door de machines ervan overtuigd dat het altijd al zo geweest was. Niemand stelde vragen, niemand wist niet beter dan dat het altijd al zo geweest was. Toen dat eenmaal op orde was begon Esnach zijn stromannen op het zichtbare gedeelte van het slot opdracht te geven om het grondgebied uit te breiden. Het oude waanbeeld van een rijk waar de zon nooit ondergaat en waar hij een volledige macht zou hebben. De opdrachten zijn mij bekend, de uitwerking ervan niet. Met zijn velden schermde hij het slot helemaal af van de buitenwereld. Op geen enkele manier was ik in staat om naar buiten te kijken. Daarom was ik ook zo verbaasd om je terug te zien, hier waar je ooit heer was. Maar je geest was leeg. Helemaal leeg. Ook Esnach had het vastgesteld. De leegte was mij te onnatuurlijk, maar dat heb ik stil gehouden, samen met de hoop dat jij iets aan de waanzin hier zou kunnen doen. Toch moet Esnach onraad hebben gevoeld. Hij was weer van plan om je geheugen te wissen. Je te laten sterven durfde hij niet, bijgelovig als hij was dacht hij dat je geest bij hem zou komen spoken. Ik ben zo blij dat het voorbij is. Nu moet ik alleen mijn dochter nog zien te vinden." Zonder erbij na te denken begint Arthur te praten. "Vrouwe Manja is degene die mij gezocht heeft. Lang heeft ze mij geroepen, tot mijn vermogens terug begonnen te komen en ik in staat was om haar te horen. Ik heb haar stem gevolgd zonder te weten waar ik naartoe moest. Na veel omzwervingen heb ik haar gevonden. Ze leeft in een kamer in het zichtbare gedeelte van het slot." Arthur schrikt een beetje van de houding van de leermeester. Hij zit roerloos, een neutrale uitdrukking op zijn gezicht terwijl een traan langs zijn wang glijdt. "Zo dichtbij, al die tijd zo dichtbij," fluistert hij zacht. Het dringt dan tot Arthur door. Iets wat hij al zolang wist, maar dat tot nu toe verborgen was gebleven in zijn geheugen. Vrouwe Manja is de dochter van de leermeester. Hij is er zelf stil van. De leermeester is degene die de stilte verbreekt. "Nu Esnach er niet meer is ben jij natuurlijk opnieuw heer van Katran. Je kan alles in de oude luister herstellen, het rijk tot bloei laten komen in plaats van het door oorlogen in een onzekere toekomst te storten. Je toekomst is er een om te benijden." Arthur kijkt nadenkend voor zich uit. "Wat gebeurt er als ik die kasten uit zet ? Valt het hele rijk in elkaar ? Of herstelt de oude toestand zich weer ?"
119
De Heren van Katran
www.noblock.nl
De leermeester weet het niet. Hij laat de man halen, de man die Esnach zijn kasten liet bedienen. Nerveus komt hij binnen, alsof hij voor een rechtbank moet verschijnen. Arthur zet direct de aanval in. "Hoe lang werk je al mee aan dat idee van Esnach ? Wat wist je van de bedoelingen die hij ermee had ?" De man slikt even voor hij antwoord geeft. "Zoals ik al zei ben ik als een naïeve idealist hier naar toe gelokt. Heer Esnach wist mij te overtuigen van zijn oprecht goede bedoelingen. Overdracht van kennis was het doel. Pas toen hij mij dingen vroeg die daar niet echt mee te maken hadden kreeg ik een vermoeden van zijn bedoelingen. Toen ik hem ernaar vroeg legde hij mij uit wat hij wilde. Ik stond op en liep weg. 'Als je moeder je lief is kom je direct terug', was het enige wat hij zei. Ik achtte hem ertoe in staat om haar iets aan te doen. Ik was overgeleverd aan zijn wil." Arthur knikt even. "Wat gebeurt er als het hele systeem met de kasten uitgeschakeld wordt ?" vraagt hij. "Dan vallen alle illusies uiteen. De mensen zien dan het gedeelte dat nu verborgen is. Omdat op dezelfde tijd de beïnvloeding van hun gedachten ook ophoudt zullen ze het snel als waarheid accepteren. Net als ze niet hebben gemerkt dat de overgang begon zullen ze ook niet merken dat het weer naar de oude toestand terug gaat." "Dus als ik de kasten uit laat zetten als iedereen slaapt dan merkt niemand het verschil ?" De man knikt bevestigend op de vraag. "Vannacht om 12 uur gaat de boel uit. Voorgoed," zegt Arthur. "En ik wil erbij zijn als het gebeurt." Weer knikt de man. Dan heeft Arthur er even genoeg van, staat op en gaat naar zijn vertrekken. Eenmaal binnen loopt hij er een beetje doelloos rond tot hij in de kamer komt die ooit zijn werkkamer was. Om zich heen kijkend vraagt hij zich af wat hij allemaal nog niet weet van zijn verleden. Ongetwijfeld is dat nog heel veel. Hij drukt op een van de knoppen op het kastje op het buro. De stem van Daya klinkt door de kamer. Even later komt ze binnen. Ze kijkt hem bezorgd aan. "Ik hoorde dat je opgehaald werd door de arts ?" Haar stem stopt halverwege de vraag. "Esnach is er niet meer." "Hij is dood," voegt Arthur eraan toe als hij haar verbaasde gezicht ziet. Daya gaat zitten in een stoel. Ze is compleet overdonderd door wat ze hoort. Met tranen in haar ogen kijkt ze Arthur aan. Ze durft niets te vragen. Ze staart hem aan en wacht. "De tijd is bijna daar. Morgen kan je het slot als een vrij mens verlaten. Je kan gaan waarheen je wil." Stil blijft ze zitten. Het duurt even voor ze het allemaal kan overzien. "Ben jij nu de nieuwe heer ?" vraagt ze zacht. Arthur geeft geen antwoord. Hij weet het zelf nog niet. Midden in de nacht staan ze in het kamertje. De man met de letterplank rammelt op de toetsen, na een paar minuten draait hij zich om. "Het is klaar," zegt hij, " alle systemen zijn uitgeschakeld." "Ik wil dat je alles vernietigt. Dit gedoe mag nooit meer gebruikt kunnen worden. Kan dat ?" De man knikt. Hij
120
De Heren van Katran
www.noblock.nl
begint weer commando's in te voeren en alle zoemende kasten beginnen een identiek lawaai te maken. Gespannen kijkt Arthur naar het scherm dat voor de man staat. Hij begrijpt er niets van. "Dit duurt nog even, en daarna is alles uitgewist, voorgoed verloren, " zegt de man. Na een half uur verandert er iets op het scherm, de man bromt goedkeurend. De zoemende kasten vallen een voor een stil als de man met de letterplank daar de opdracht voor geeft. Het is vrij snel gebeurd. Arthur heeft iedereen die in het slot aanwezig is laten verzamelen in de eetzaal. Op de weg er naar toe valt het hem al op dat het slot er anders uit ziet. Er zijn veel meer deuren en gangen dan er eerst waren. In de eetzaal neemt Arthur het woord. Hij verklaart dat Esnach er niet meer is, dat de praktijken die hij voerde zijn afgeschaft. "Zodra het licht wordt staat het iedereen die dat wenst vrij om het slot te verlaten." Na de laatste zin gaat hij naar zijn vertrekken. Slapen kan hij niet. De verantwoordelijkheid drukt op zijn schouders. Is hij nu de nieuwe heer ? Hoofdschuddend ijsbeert hij door zijn kamer, tot Daya binnenkomt. Ze ziet er anders uit. Ze is gelukkig, ziet Arthur. "Ik kom afscheid nemen. Het is bijna licht," voegt ze eraan toe als ze zijn verbazing ziet. Arthur werpt een blik op het raam dat nu een wijds uitzicht biedt op de vallei. De zon werpt haar licht vooruit vanachter de horizon. Ze omhelzen elkaar. "Het ga je goed," wenst Arthur haar toe. Ze wil geen escorte, geen mensen van het slot om zich heen. "Het is niet ver, en ik weet de weg." Dan is ze verdwenen, haastig op weg naar haar nieuwe leven. Arthur loopt even later door de gangen op weg naar buiten als hij de leermeester tegen komt. Ze zijn beiden op weg naar Vrouwe Manja. Arthur zegt dat hij wel even kan wachten maar de leermeester staat erop dat ze samen gaan. In een hoog tempo dalen ze af langs de vele trappen op weg naar het lagere gedeelte van het slot. Beide sturen ze met hun geest de rondlopende bewaking een andere kant op. Glimlachend kijken ze elkaar aan als ze merken dat ze dezelfde krachten delen. De deur zwaait open als ze vlakbij zijn. Vrouwe Manja staat te wachten, hun komst reeds voorvoelend. Als de leermeester zijn dochter omarmd gaat Arthur op zoek naar Tassilo. Hij vindt hem in een bed, diep in slaap. Arthur bekijkt het slapende jonge mens met een glimlach tot hij met een ruk zijn ogen openslaat. Direct springt hij uit zijn bed. Blij met het verschijnen van Arthur. Ze spreken lang met elkaar als de begroetingen voorbij zijn. Vrouwe Manja licht hen in over de heersers van het lager gelegen slot, allemaal getrouwen van Esnach. Een kliek van mensen die door Esnach benoemd zijn en allemaal boter op hun hoofd hebben. Ze hebben zichzelf bevoordeeld. Ze zullen niet zomaar zonder slag of
121
De Heren van Katran
www.noblock.nl
stoot verdwijnen. En in de cellen onder het kasteel zitten allen die niet mee wilden werken met Esnachs praktijken. Arthur hoort het allemaal aan. Het liefste zou hij nu verdwijnen. Terug gaan naar het land waar Kayla is, naar huis. Hoe meer hij Vrouwe Manja hoort praten hoe zekerder hij wordt. Het is hem opeens allemaal duidelijk. "Ik zal niet meer terugkeren als heer van Katran." Na het uitspreken van de zin is het doodstil in de kamer. "Ik kan het niet en ik wil het niet," voegt hij er aan toe. De leermeester kijkt hen in verwarring aan. "Maar wie moet er dan de heer worden ? Er moet toch een leider zijn ? " "Waarom zou er een heer moeten zijn ?" Arthur kijkt naar Vrouwe Manja. " Zij heeft ervoor gezorgd dat ik geroepen werd om te doen wat nodig was. Laat Vrouwe Manja het rijk leiden. Ik ben te zeer ontaard." "Ik zal mijn krachten nog één maal gebruiken om het slot te zuiveren van diegenen die er niet horen. En dan wil ik mijn rust." Arthur vraagt Vrouwe Manja hem naar de leider van het slot te brengen. Het duurt niet lang voor hij de kamer instapt waar een groot bed staat. Het bed van alweer een heer van Katran. De man komt overeind als hij Arthur binnen ziet komen. "Wat heeft dit te betekenen !" begint hij geërgerd. De blik in Arthurs ogen laat hem zwijgen. Een verwarde haardos komt boven de dekens te voorschijn. Arthur reageert op haar blik met een hoofdbeweging. "Wegwezen." Een naakt jong vrouwenlichaam maakt zich uit de voeten. De heren houden van het goede leven. "Esnach is er niet meer. Je mag het slot verlaten." Arthur draait zich om en wil naar de deur lopen. Het mes dat de man in het bed te voorschijn haalt en naar zijn rug wil gooien heeft hij al opgemerkt voordat de man hem vast had. Het angstzweet staat op het voorhoofd als het blad door zijn eigen handen op zijn keel wordt gezet. Zonder zich om te draaien zegt Arthur," als je wil blijven leven dan verzamel je nu je volgelingen en je verlaat het slot. Direct." De gefluisterde instemming is amper hoorbaar. Als een haas schiet de man in zijn kleren. Arthur blijft hem volgen als hij zijn orders blaft naar zijn ondergeschikten. Een uur later verlaat een lange rij mensen haastig het slot. Te voet. Vanaf de muren boven de poort kijken Arthur, de leermeester en Vrouwe Manja hen na. Tassilo rent op en neer langs de muren en de schietgaten. Pas als de stoet uit het zich is verdwenen gaan ze door het verlaten kasteel naar de kelders. Daar openen ze de deuren. Aarzelend komen de gevangen mensen naar buiten, eerst niet gelovend dat ze nu vrij zijn. Dat alles anders is. Aan het einde van de dag is het kasteel onherkenbaar veranderd. Het bruist van de vrolijkheid en van het leven, verlost van de zwarte vloek die Esnach er zo lang op had laten rusten.
122
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Vrouwe Manja neemt plaats op de plek die toebehoort aan de heren van Katran. Arthur zorgt ervoor dat hij opgaat in de menigte tijdens het feest dat aangericht wordt door de vele magere mensen die zo lang in de kelders moesten verblijven. Tassilo lost op, Arthur ziet hem niet meer. De vrolijkheid houdt aan. De volgende dag gaat het feest verder. Vrouwe Manja bevindt zich in de zaal als Arthur afscheid komt nemen. "Ik ga weg," is alles wat hij zegt. Het nieuws komt niet onverwacht, toch is ze verdrietig. De leermeester omarmt hem lang. "Het ga je goed." Vrouwe Manja staat erop dat hij een paard meeneemt en een uitrusting om zijn reis aangenamer te maken. Arthur accepteert. Het zal de reis korter maken, hoewel het verzamelen van de spullen die hij meekrijgt nu even wat tijd vergt. Op zoek naar Tassilo vindt hij de jongen uiteindelijk in de keuken. Tassilo ziet dat Arthur afscheid komt nemen. Hij rent weg. Rustig volgt Arthur hem tot boven in de toren waar hij boos over het land uitkijkt. Stil staan ze naast elkaar. "Waarom laat je me in de steek ?" Tassilo's stem is nat van de tranen. Die vraag had hij niet verwacht. Het slot lijkt hem een prima plaats voor Tassilo om op te groeien. Hij kan rustig bezien wat hem het beste ligt, onderwezen worden in wat hij maar wil. Een goede toekomst is verzekerd. "Ik laat je niet in de steek. Ik kom afscheid nemen. Ik ga naar de plaats waar ik mij thuis voel." Tassilo blijft koppig zwijgend het uitzicht bekijken. Dan zegt hij zacht en snel, " ik wil met je mee." Arthur prijst het slot en de mogelijkheden die er zijn nog eens aan. Tassilo haalt zijn schouders op en herhaalt zijn standpunt. "Weet je wel waar ik naar toe ga ? Dat is niets vergeleken met hier, een gewone boerderij, zonder poespas. Je kan hier leren wat je wil, doen wat je wil, je kan..." "Ik wil met joù mee." Koppig herhaalt Tassilo zijn standpunt. Arthur geeft het op. Hij is dan ook gesteld geraakt op de jongen. "Als je zelf wil dan neem ik je graag mee." Tassilo knikt. "Ik ga mee." Uiteindelijk vertrekken ze vroeg in de volgende morgen. Twee paarden en twee mensen. Op weg naar het westen. Met de opgaande zon in hun rug.
123
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hoofdstuk 10. Hoewel het vlugger gaat met de paarden neemt het reizen toch de nodige tijd. Door het geld dat ze meekregen kunnen ze eten en slapen. Ze leggen hun oor te luisteren, overal waar ze komen, maar niemand heeft het over een grote verandering. Het is niemand opgevallen dat hun gedachten niet meer beïnvloed worden. Na een paar dagen herkent Arthur het plein waar hij Zoltan achterliet. Hij spoort zijn paard aan. Zoltan tegenkomen is wel het laatste waar hij behoefte aan heeft. Dan komen de bergen in zicht. Ze nemen een andere route dan die waarmee Arthur het land inkwam. Ze nemen de grote weg met de tunnel, de weg waar de stalen monsters vroeger op reden. Ze moeten de paarden aan de hand leiden door de stikdonkere tunnel. Opgelucht halen ze weer adem als ze eenmaal het gat in de berg kunnen verlaten. Ze kiezen weer voor de kleinere wegen. Dat geeft een veiliger gevoel. Arthur heeft haast. s'Morgens vroeg gaan ze op pad, rusten doen ze alleen maar als de zon op haar hoogst staat en in de avond stoppen ze pas als ze weer een herberg gevonden hebben. De ene keer is dat vroeger, de andere keer is dat later. Na drie dagen reizen komen ze aan in een herberg waar een hoop drukte is. Een aantal mensen gaat niet verder. Naar het schijnt is er een grote groep zwervers in de buurt. Het is gevaarlijk om in hun richting af te reizen. Ze beroven iedereen die zich in de buurt waagt. Arthur hoort de verhalen aan en vraagt zich af wat nu het verstandigste is. Doorgaan of wachten. In principe zou hij de troep zwervers nog wel af kunnen leiden. Maar er is altijd een risico, hij is nu eenmaal niet onkwetsbaar. In de avond, als de mensen zich verzamelen in de herberg om de avond door te brengen gaat hij naar buiten. In de hoop dat de afzondering hem op een goed idee brengt loopt hij een stuk de weg af, diep in gedachten. Hij wil zo snel mogelijk verder, ieder oponthoud duurt te lang. Voor hij het in de gaten heeft loopt hij tussen de weilanden. De zon is al onder, een vage maan schijnt tussen de wolken door. Opeens schrikt hij op uit zijn overpeinzingen. Hij voelt iets. Onbehagen. Hij concentreert zich en neemt een aantal zwervers waar. Honderdtallen. Ze hebben een kamp gemaakt tegen de bosrand aan. Arthur schrikt ervan. Het zijn er veel. En zwervers hebben nooit goede bedoelingen. Hij keert haastig terug naar de herberg. Er is een grote kans dat de zwervers de herberg morgen tegen zullen komen, of misschien zelfs al vannacht. Wie weet hoe lang ze al aan de rand van het bos zitten ? Arthur blijft de hele nacht wakker, waakzaam op alles wat op een zwerver zou kunnen duiden. Er gebeurt niets. Alleen maar stilte. Totdat de ochtend aanbreekt. Hij merkt dat er beweging komt in de omgeving. Na een tijdje blijkt dat de zwervers een route kiezen die de herberg niet raakt. Arthur haalt opgelucht adem.
124
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Hij heeft geen behoefte aan de strijd die ongetwijfeld geleverd had moeten worden. Deze dag rijdt Tassilo voorop. Arthur volgt. Half slapend, knikkebollend op de rug van het paard. Als ze rust nemen aan het einde van de ochtend slaapt Arthur twee uur. Tot Tassilo hem wakker maakt om verder te gaan. Daarna gaat het beter, nu slaagt hij er wel in om zijn ogen open te houden. Toch meent Arthur af en toe nog in slaap te vallen. Dromend schrikt hij op als hij zijn naam hoort. Maar er is niemand in de buurt. Hij doet het af als verbeelding. Hij is ook aan rust toe. Intussen blijft hij gespitst op sporen van zwervers. Als hij ze opmerkt dan zullen ze een route nemen zodat ze hen niet tegen komen. Aan het einde van de dag zijn ze nog steeds geen plaats tegen gekomen om de nacht door te brengen, de bossen en de weilanden wisselen elkaar golvend af. Vannacht geen bed, ze zullen hun deken uitrollen onder een boom. Ergens in de zadeltas is ook nog iets om te eten. Arthur valt als een blok in slaap, de doorwaakte nacht haalt hem in. Maar ook in zijn slaap blijft hij onrustig, er is iets dat hem wil beroeren. Af en toe schrikt hij wakker. Tassilo ligt naast hem, slaapt rustig. Na een paar keer wakker te zijn geschrokken kan hij niet meer slapen, hij is te zeer op zijn hoede, staart voor zich uit in de donkere nacht. Probeert zich te concentreren op zijn reisdoel, op Kayla. Met een vertrokken mond geeft hij het op, ze is te ver weg. Hij wordt enkel andere dingen gewaar, dingen die hij niet wil weten. Plannen om een ander ongeluk aan te doen, iemand die een ander bedriegt. Een geest die de moord, die vastgeklonken schijnt in zijn herinnering, nog een keer voorbij laat komen. Hij schreeuwt het uit van de berg ellende en rotzooi die op hem afkomt. Tassilo draait in zijn slaap. Arthur blijft verder stil. Het heeft geen zin om de jongen wakker te maken. Hij voelt zich ongelukkig met de gave die hij heeft. Nu de versperring in zijn geest voorgoed is doorgebroken nemen zijn krachten toe. Voortdurend ziet hij wat anderen denken, wat anderen willen doen. Het doet hem geen goed. Hij herinnert zich opeens hoe ongelukkig hij er vroeger mee was. Nooit een verrassing, nooit iets onverwachts. Altijd wist hij wat er komen ging. Met een zucht staat hij op, probeert om zichzelf af te leiden. Hij speurt nog eens door de omgeving naar de aanwezigheid van zwervers. Er is niemand in de buurt, het is overal stil. Met een frons tussen zijn ogen kijkt hij naar het westen. Hij hoort weer iets. Nu toch duidelijk. Hij richt zich op de richting waar hij iets hoorde. Dan glijdt er een glimlach over zijn gezicht. Hij weet wie hem roept. Als de zon over de horizon klimt maakt hij Tassilo wakker. Brommend draait die zich om, hij heeft nog lang geen zin op weer op de paardenrug te klimmen. Arthur geeft niet op, even later zijn ze op pad. "Wat heb je opeens een haast ?" vraagt Tassilo gapend. Arthur knikt met een opgewekt gezicht. "Ja, ik heb haast."
125
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Tassilo kijkt hem vragend aan maar krijgt geen antwoord. Schouderophalend volgt hij de opeens opgewekte Arthur. In stilte rijden ze verder, urenlang. Als de zon bijna op haar hoogste punt staat stopt Arthur en wijst. Een heuvel ligt voor hen, de weg gaat er schuin langs omhoog. "We zijn er bijna, let maar op." Hij houdt Tassilo's gezicht scherp in de gaten als ze zicht krijgen op dat wat er zich achter de rand bevindt. Tassilo houdt zijn paard in, zijn blik glijdt langs de rijen met wagens die een stuk naar beneden in een weiland staan. Een sliertje rook van een houtvuur klimt naar boven. "Wat is dat ?" "Dat zijn vrienden van me, kom maar mee, ik zal je voorstellen." Arthur galoppeert recht op het kamp af, Tassilo gaat er achteraan. Het geluid van de paardenhoeven maakt beweging los in het verder nog stille kamp. Een paar gezichten komen tevoorschijn, half verscholen tussen de wagens. Als de beide ruiters afstijgen zijn ze omringd door dringende kinderen. Tassilo snapt er niet veel van. Zeker niet als er een oudere man aan komt lopen die Arthur omarmt. Er komen nog meer mensen bij, ze omarmen Arthur, slaan hem op zijn schouders en noemen hem 'Wandelaar'. Tassilo krijgt geen kans om dicht bij Arthur te komen, hij blijft staan terwijl de menigte zich naar het midden van het kamp verplaatst. Het is opeens een drukte van belang. Er komen muziekinstrumenten te voorschijn, het vuur wordt opgepord, iemand rolt een ton met bier naar de mensen toe. Binnen een paar minuten is het feest aan de gang. Tassilo staat het allemaal met groeiende verbazing op te nemen. Tot hij zijn naam hoort. Arthur roept hem, de Reizigers wijken uiteen en hij loopt naar Arthur toe. "Dit is Tassilo. Hij is mijn vriend. Zonder hem had ik mijn taak niet kunnen volbrengen." Met een ruim armgebaar wijst Arthur naar de jongen. Een brullend applaus gaat op. Tassilo krijgt een kroes bier in zijn handen gedrukt. Vrienden van de Wandelaar zijn onze vrienden. De muziek klinkt, de vlammen wakkeren aan tot grote hoogte, het vlees aan het spit kleurt bruin, het bier vloeit. Een feest waar de Reizigers patent op hebben. Tassilo ontwaakt in een wagen, alleen, in zijn deken gerold, op de grond. Hij weet niet meer waar hij is, of hoe hij hier terecht is gekomen. In zijn hoofd rollen opeens allemaal steentjes die venijnig tegen zijn schedel botsen met iedere beweging die hij maakt. Heel voorzichtig probeert hij op te staan, het kost hem de nodige moeite. Zijn maag tolt in zijn buik, hij is nog nooit zo misselijk geweest. Voorzichtig opent hij de deur, knipperend tegen het opeens zo felle licht stapt hij van het trapje af. "Je bent nog niet zo veel gewend he ? Kom maar mee, ik zal je helpen." Een vrouw met grijze haren neemt zijn hand en leidt hem naar een andere wagen. Binnen zit Arthur aan een tafel. Hij wijst op de man en de vrouw. "Dit zijn Stochelo en Andria." Tassilo kijkt met een vies gezicht naar de beker kruidenthee die Andria hem aanreikt. "Drink maar op, dan voel je je snel weer beter." Tassilo kijkt voor de zekerheid naar Arthur die glimlachend knikt.
126
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Een kwartiertje later is Tassilo ook aan het eten en vertelt Arthur hem hoe hij de Reizigers ontmoette. Het wordt Tassilo langzamerhand een beetje duidelijker. De Reizigers zijn aardig en gastvrij, dat had hij al begrepen. Een paar jochies komen Tassilo ophalen. Of hij zin heeft om mee te komen ? Tassilo kijkt Arthur even vragend aan, maar hij heeft zijn besluit al genomen. Nog voor Arthur kan knikken staat hij al op en is in een oogwenk verdwenen. Ze kijken elkaar aan, de Wandelaar en de Reizigers. "Het is je gelukt. Ik heb het gemerkt. Op een goede dag was de dreiging uit het oosten verdwenen. Toen wist ik dat je je opdracht tot een goed einde had gebracht. Ik heb een tijd zorgen gehad over jou, of het je allemaal niet teveel had gekost. Maar al snel voelde ik dat je weer op reis was. Ik heb getracht om je te roepen." Andria zwijgt. Stochelo knikt. "Elk mens op deze aarde is je veel verschuldigd, al zullen verreweg de meesten het niet beseffen." Het blijft stil tot Arthur weer spreekt. "Ik was liever onwetend gebleven. Al de dingen die ik nu kan zien, de dingen die ik hoor. Nooit is er meer rust, het gaat altijd maar door. Het weegt niet op tegen het applaus na het laten zweven van een steen. Soms verlang ik naar de zalige onwetendheid van vroeger tijden. Ook als ik het niet wil zie ik allerlei dingen." Andria kijkt Arthur indringend aan. "Je bedoelt dat je gave je te zwaar valt ? Je kan er zo veel goede dingen mee doen, mensen helpen zichzelf te ontdekken, mensen genezen..." Ze stopt als Arthur haar onderbreekt. "Je weet niet hoeveel dingen ik zie. En ik kan onmogelijk iedereen helpen. En als ik mijn wil opleg aan de mensen ben ik niet beter dan de heren van Katran met hun spelletjes !" Andria kan het niet laten om te glimlachen. Arthur kijkt haar geërgerd aan. "Het is mij ernst, het is niet iets waar ik nou zo vrolijk van wordt !" Hij beent met grote stappen de wagen uit, kokend van woede. Op de top van de heuvel komt hij tot stilstand, kijkend over het landschap wacht hij tot zijn boosheid minder wordt. "Als je wil dan weet ik wel iemand die je helpen kan." Andria's stem laat hem omdraaien. Ze staat vlak achter hem, neemt zijn hand en leidt hem terug naar het kamp, terwijl ze verder spreekt. "Een dag voor je ons moest verlaten heb je gesproken met een van onze wijste mensen. Wij zijn nu op weg naar weer een bijeenkomst, voordat ons volk ieder voor zich een plek zoekt voor de winter. Als je met ons meereist dan kan je hem nogmaals spreken. Ik weet zeker dat hij je kan helpen." Eenmaal weer tussen de wagens is zijn woede helemaal verdwenen. Het geeft hem rust dat er ook mensen zijn die hem enigszins begrijpen. Op zoek naar Tassilo vindt hij hem op de rug van een paard. Hij probeert om te blijven staan terwijl het dier rondjes loopt. Trots staat Tassilo, zijn armen twijfelend uitstrekkend om zijn evenwicht te bewaren. Arthur blijft staan kijken naar de
127
De Heren van Katran
www.noblock.nl
oefeningen. De jongen gaat snel vooruit. Het plezier straalt van zijn gezicht. De volgende morgen vertrekt het gezelschap, op weg naar een gelegenheid om geld te verdienen. Achter elkaar verlaten de wagens de plek waar ze elkaar weer ontmoetten. Arthur zit bij Andria en Stochelo in de wagen, Tassilo is ergens in een andere wagen. Andria wil precies weten wat Arthur heeft moeten doen, waar de dreiging nu uit bestond. Arthur vindt het lastig om een begin te maken met zijn verhaal, hoe leg je het spel van de heren van Katran uit aan iemand die niet weet wat een computer is ? Tot zijn verbazing weet Andria precies wat een computer is, als hij voorzichtig begint over brommende kasten en een letterplank omschrijft ze het beeldscherm. "Dat was dus een computersysteem," zegt ze. Even kijkt Arthur nogal dom uit zijn ogen. Ze moet lachen. "Al zijn we Reizigers, dat wil nog niet zeggen dat we dom zijn en buiten de wereld om leven." Tegen het einde van de middag slaan ze hun kamp op aan de rand van een stadje. Er wordt hard gewerkt om de kraampjes op te zetten om zo nog wat geld binnen te halen. De avonden worden alweer korter, het is nog prima weer, zwoel voor de tijd van het jaar. Arthur zoekt een steen om zijn bijdrage te leveren. Even oefent hij, hij merkt direct dat hij de kunst nog prima beheerst. De hoge hoed vult zich met muntgeld. De bewonderende blikken en het applaus zijn voor Arthur. De mensen in deze streek zijn opgewekt van aard. De meisjes verbergen zich niet in hun kleding. Integendeel, het kost Arthur moeite om zich niet te laten afleiden. In een vlaag vangt hij op wat twee meisjes die vooraan zijn kunsten bewonderen verder van hem denken. Hij bloost ervan. Snel richt hij zijn aandacht op de voorstelling. Hier en daar neemt een Reiziger zijn kans waar en verdwijnt er een stelletje uit het feestgewoel. Soms komen ze apart terug, soms samen. In het laatste geval blijft het meisje meestal bij de groep. Zo breiden de Reizigers zich uit. Tassilo vertoont zijn pasgeleerde kennis en haalt er ook nog geld mee op. Hij is apentrots op zijn resultaat. Hij komt met een tevreden gezicht bij Arthur langs om zijn resultaat te tonen. Arthur prijst zijn opbrengst. Dan verdwijnt Tassilo in een wagen om te slapen. Arthur volgt het voorbeeld een paar uur later. De volgende dag blijven ze ook nog staan, de dag erna breken ze op en trekken verder. Arthur leert zichzelf om zich zoveel mogelijk af te sluiten om niet buiten zinnen te raken van alles wat hij waar kan nemen. Zo reizen ze mee, Tassilo en Arthur. De routine ontstaat al snel, voor ze het in de gaten hebben zijn ze weken verder. Ze breken op, reizen een stuk en strijken weer neer op een plek waar er geld te verdienen is. De afstanden die ze afleggen zijn niet groot. Het liefste zou Arthur in een rechte lijn op zijn doel afgaan. Maar het is wel een veilige manier van reizen, de Reizigers weten op een of andere manier precies waar de zwervers zich bevinden. Met grote omwegen wordt iedere confrontatie vermeden. Dat is veel
128
De Heren van Katran
www.noblock.nl
waard. En de door Andria beloofde ontmoeting met de oude man uit de blauwe wagen is de andere reden dat Arthur mee blijft reizen met de groep Reizigers. Het land wordt steeds vlakker, Arthur moet zich inhouden om niet te vragen of ze het doel van de reis naderen. Hij weet dat hij toch geen direct antwoord zal krijgen op zijn vraag. De bomen verkleuren tot geel en rood. In de morgen is het koud, wolken adem lossen op in de lucht. De winter ligt om de hoek. Uiteindelijk komt er een grote vlakte in zicht, begrensd door een splitsing van twee rivieren. Her en der staan nog de silhouetten van de reeds lang verlaten bouwsels uit vroeger tijden. Gewend aan de monumenten uit het verleden negeert iedereen de vergane glorie. Er komen steeds meer Reizigers samen, ze moeten er nu bijna zijn. Ze zijn bij de eersten die aankomen. De voorste wagen stopt midden op de vlakte. De wagens vormen een kring. Alle Reizigers komen uit de wagens, iedereen is de langere afstanden die de laatste dagen werden afgelegd goed zat. De mensen zwerven uit, op zoek naar bekenden uit andere groepen. Arthur en Tassilo blijven bijna alleen achter. Ze hebben elkaar amper gezien de laatste weken, ieder in beslag genomen door hun eigen bezigheden. Tassilo is uitermate behendig geworden in zijn acrobatische toeren op de paardenrug. Arthur kreeg steeds meer het idee dat de jongen als een Reiziger verder zou gaan. Maar nu blijkt opeens dat ze er beiden toch niet helemaal bij horen. "Vind jij het hier nog leuk ?" Tassilo schudt ontkennend met zijn hoofd als antwoord. "Nee, het is leuk voor een tijdje." "Ik denk ook niet dat we nog lang bij de Reizigers blijven. Ik hoop nog iemand te spreken hier op deze samenkomst en dan gaan we samen verder." Tegen de tijd dat de duisternis invalt keren de Reizigers gaandeweg terug naar hun wagens. Vanavond geen feest, iedereen verdwijnt naar zijn eigen plek. Arthur en Tassilo volgen. Onrustig ligt Arthur in zijn bed. De slaap komt niet. Al de dingen die hij hoort en ziet maken hem af en toe zwaarmoedig. Net als hij merkt dat zijn lichaam zich gaat ontspannen voordat de slaap intreedt hoort hij hoe hij geroepen wordt. Meteen zit hij rechtop. Staat op en loopt naar buiten. Kris kras loopt hij tussen de wagens door die in de loop van de middag op de vlakte zijn aangekomen. Hij weet waar vandaan de stem hem roept. De blauwe wagen is net aangekomen, de paarden zijn nog niet eens uitgespannen. Arthur gaat naar binnen. Daar wacht de oude man op hem, liggend op zijn bed. "Wees welkom, Wandelaar." Arthur gaat zitten in de stoel die hem aangeboden wordt. Hij wacht. Zonder dat er een woord gesproken wordt begint de oude man Arthur onder hypnose te brengen. Arthur verzet zich niet, hij vertrouwt de oude man volledig.
129
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Rustig opent Arthur zijn ogen. Hij is uitgerust, voelt zich anders dan vroeger. Zijn blik zwerft even door de ruimte tot hij blijft hangen bij de oude man. Hun ogen ontmoeten elkaar. "Je zal merken dat je anders bent dan vroeger. De beschikking over de vermogens die je belasten ben je nu kwijt. Je bent een gewoon mens, net als alle anderen." Voor Arthur iets kan vragen gaat de man door. " Het is nu anders dan arbeid van de heren van Katran. Ten eerste was het deze keer uit vrije wil, en ik heb je geheugen niet verstopt. Al je herinneringen zijn aanwezig." Arthur wil honderd dingen vragen, hij opent zijn mond om de eerste vraag te stellen. De man wenkt met zijn hand. "Ga nu, ik moet nu rusten." Arthur wil niet onbeleefd zijn, hij bedankt de man en stapt uit de wagen. De zon schemert al voorzichtig aan de morgenhemel. Hij blijft staan en rekt zich uit. Hij wil nu zo snel mogelijk weg. Naar huis. Hij zoekt de wagen waar Tassilo ligt, maakt hem zacht wakker. "Ga je met me mee, of blijf je bij de Reizigers ?" Tassilo staat direct op. Veel om mee te nemen hebben ze niet. De paarden waar ze op aankwamen zijn al lang in gebruik genomen door de Reizigers, er valt altijd wel een extra paard in te spannen voor een wagen. Ze laten het maar zo, het zal niet zo heel ver lopen zijn. Als ze klaar zijn om weg te gaan komt Andria uit haar wagen. Ze bekijkt het tweetal met haar zachte glimlach. Ze heeft een met de hand getekende kaart in haar hand die ze aan Arthur geeft zo dat hij zijn weg eenvoudig zal kunnen vinden. Ze omarmt de twee en wenst ze alle goeds op de reis die voor hen ligt. Arthur nodigt de Reizigers uit om gebruik te maken van het terrein bij de boerderij. Andria knikt. "Wie weet zien we elkaar ooit nog een keer." Dan gaan ze, Tassilo en Arthur. De vochtige ochtendlucht hangt over de velden en de paden. Af en toe duikt er een boom op in de vage mist. Een paar uur later lopen ze over een oude, brede weg. Zo te zien niet vaak meer in gebruik, en zeker niet meer door brommende machines. Aan hun rechterhand golft het grasland omhoog tot een met bos bedekte heuvel van tientallen meters hoog, aan hun linkerhand strekken de bossen en struikgewas zich uit. De zon schijnt aan de hemel op de nu bijna kale bomen. Ze volgen de aanwijzingen op de kaart, verlaten de brede weg en kiezen de aangegeven route op de kaart. Aan het einde van de middag herkent Arthur de omgeving. "Nog even lopen, we zijn er bijna." Tassilo knikt. Hij is moe. Een uur later ziet Arthur de torens van de versterkte boerderij in de verte boven de omgeving uitsteken. "Doorlopen Tassilo, we moeten er voor de duisternis zijn, anders komen we niet meer binnen." Tassilo doet zijn best, maar veel vlugger gaat het niet. Een ogenblik wenst Arthur dat hij over zijn vroegere vermogens zou kunnen beschikken, dan kon hij Kayla de deur laten openhouden. Hij verwerpt de wens direct, het valt hem nu pas op dat hij geen gedachten meer opvangt. Het is zo rustig in zijn hoofd. Zo stil.
130
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Nu ze er bijna zijn neemt zijn haast af. Rustig lopen ze samen de omwalde boerderij binnen. Er is niemand buiten, er wordt ook niemand verwacht. Als Arthur de hoek omkomt ziet hij haar staan, met haar rug naar hem toe staat ze een beetje voorover gebogen heen en weer te bewegen. Even krijgt hij geen woord uit zijn keel. Hij slikt en zegt dan zacht haar naam. Ze verstart in haar beweging, hij ziet hoe ze in elkaar krimpt. Dan draait ze haar hoofd voorzichtig om. De vreugde glijdt over haar hele lijf als ze op hem af komt rennen. Met in haar armen het kind waar ze overheen boog. "Toen Masha geboren werd heb ik je gezicht gezien," zegt ze zacht, "en jij zag mij ook, waar je ook was." Even trekt de herinnering aan het verlaten huis waar hij zich terugtrok tijdens de samenkomst van de Reizigers als een rilling langs zijn ruggegraat. In een traag gebaar omvat Arthur Kayla en zijn dochter. Tassilo staat er een beetje verloren bij. Hij voelt zich buitengesloten. Tot Arthur hem met een armgebaar wenkt. "Dit is Tassilo. Zonder hem was ik niet teruggekeerd." Verlegen kijkt Tassilo naar de grond. Kayla neemt hen mee naar de keuken van de boerderij. Leda kijkt met opgetrokken wenkbrauwen op van haar bezigheden als haar stralende dochter binnenkomt. "Hij is terug !!" Kayla schreeuwt het uit van vreugde. "Hij is weer terug !!" Haar wangen glimmen van de natte vreugde die uit haar ogen spreekt. Arthur komt achter Kayla aan de keuken in. Hij leidt een vreemde jongen die hij direct voorstelt. "Dit is Tassilo." Leda omarmt Arthur en verwelkomt Tassilo. Kayla is al weer verdwenen. Voordat Arthur tijd heeft om haar te missen komt ze binnen met haar vader. Het duurt lang voordat de rust terugkeert. Leda merkt de hongerige blik op van Tassilo, ze dirigeert het gezelschap naar de tafel. Arthur doet een kort verslag van zijn tocht, hier en daar onderbroken door Tassilo als hij het niet eens is met de bescheiden rol die Arthur zichzelf toedicht. Sinds Arthur aan zijn reis begon zijn er geen zwervers meer gesignaleerd. Of dit komt door de nederlaag die ze leden of dat het andere oorzaken heeft weet niemand. Alle schade die zij toebrachten aan de boerderij is hersteld, de zomer is mooi geweest, de oogsten overvloedig. "Het was een mooie zomer, op één ding na." Kayla kijkt Arthur weer een keer stralend aan. Leda ontfermt zich over de half slapende Tassilo, ze brengt hem naar een kamer met een bed waar hij kan slapen.
131
De Heren van Katran
www.noblock.nl
Niet lang daarna volgt Arthur zijn voorbeeld, gevolgd door Kayla. Ze houdt zijn hand vast als ze samen door de gang lopen. "Jij slaapt nooit meer alleen," fluistert ze in zijn oor. De wereld is stil en wit. De winter is gekomen. Hand in hand maken Kayla en Arthur lange wandelingen in de witte wereld. Arthur vertelt en Kayla luistert. Kayla vertelt en Arthur luistert. De tijd om elkaar echt te leren kennen breekt nu pas aan.