De finale terugblikken en vooruitzien
BPM-publica�e 8 februari 2015
De finale
terugblikken en vooruitzien
Co van Caulil Paul van Dam Matthias Hautvast Alphons Klomberg Anneke Nijenhuis
Inhoudsopgave Inleiding 1. Dorp aan de Rijn
5
2. Het wer�errein: een kans voor Millingen
8
3. Het groen
12
4. De toekomst van het buitengebied
13
5. Hoe verder met de bibliotheek
15
6. Nieuwe wetgeving voor ouderenzorg
15
7. Millingen aan de Rijn, gemeente Berg en Dal
17
8. Mug aan zet…, en nu de burger!
19
9. Slot
21
Aanbevelingen
Inleiding Dit is de laatste publica�e van het BurgerPla�orm Millingen (BPM), want het BPM houdt binnenkort op te bestaan. Het bestuur van de S�ch�ng BPM ziet in de gemeentelijke herindeling en dus het einde van Millingen aan de Rijn als zelfstandige gemeente, een goede aanleiding om het BPM op te heffen. De S�ch�ng BPM is opgericht in 2007 maar de ac�viteiten zijn al gestart in 2005. Nu het BPM zijn einde nadert kunnen we dus met enige goede wil zeggen dat het de �en jaar hee� gehaald. Met deze laatste publica�e willen we terugblikken en vooruitzien. Kort terugblikken op de onderwerpen die we in studie hebben genomen en die tot een publica�e hebben geleid, en die terugblik vervolgen met een bespiegeling omtrent toekoms�ge ontwikkelingen met daaraan gekoppeld gewenst beleid. We hopen hiermee het bestuur en de gemeenteraad van de nieuwe gemeente Groesbeek/Berg en Dal enige nu�ge bagage mee te geven. Het eerste hoofdstuk verwijst naar de eerste publica�e van het BPM, Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier (2007), het vervolg hierop, Commentaar op de nota Millingen in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier (2007) en de publica�e Krimp zonder kramp (2009). Het tweede hoofdstuk verwijst naar een studie die het BPM hee� laten uitvoeren door een groep studenten van de Wageningen University in Wageningen in 2014. Het is een verkenning naar mogelijke nieuwe bestemmingen voor het scheepswer�errein Bodewes van de DAMEN Shipyards Group. Eén van de mogelijke uitwerkingen wordt in het hoofdstuk als voorbeeld gepresenteerd. Het derde hoofdstuk bouwt voort op de publica�e, De staat van het groen (2009) en op de eerder genoemde publica�e, Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier (2007) en bevat concrete sugges�es voor verbetering. Het vierde hoofdstuk verwijst naar de publica�e Het groene deel van Millingen (2008), het zo geheten buitengebied. Het vijfde hoofdstuk betre� de bibliotheek. Hierover hee� het BPM een no��e geschreven Voortbestaan van de bibliotheek in Millingen (2006), en een publica�e onder de �tel: Hoe behouden we de bibliotheek in Millingen aan de Rijn (2010). De bibliotheek is behouden maar voor hoelang?. Het zesde hoofdstuk gaat over de ouderenzorg. Hierover hee� het BPM een drietal no��es geschreven. Zie onze website www.burgerpla�ormmillingen.nl. Het zevende hoofdstuk hee� de gemeentelijke herindeling tot onderwerp en verwijst naar de publica�e Samenwerking met Groesbeek. Een goed idee? (2008) en naar de publica�e Samenwerken of herindelen, Over de noodzaak de krachten te bundelen van de gemeentes Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek (2009). Deze no��e was geschreven door de Werkgroep Millingen, Ubbergen en Groesbeek op ini�a�ef van het BPM. Het achtste hoofdstuk bevat een beknopt verslag van een onlangs uitgevoerd onderzoek door het Lectoraat Lokale dienstverlening vanuit Klantperspec�ef van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) in de kernen Millingen aan de Rijn, Kekerdom en Leuth. Het onderzoek rich�e zich op de vraag: hoe ervaren de inwoners van de drie kernen de lee�aarheid in hun dorp? Het laatste hoofdstuk bevat een bescheiden evalua�e. We sluiten deze publica�e af met een opsomming van de aanbevelingen die we in de diverse hoofdstukken hebben gedaan.
1 Dorp aan de Rijn De eerste publica�e van het BPM verscheen in 2007 nadat er krap anderhalf jaar aan was gewerkt. De inleiding begon zo: Wat moeten we doen om Millingen als dorp aantrekkelijker te maken dan het nu is? Dat is de vraag waarmee wij, een werkgroep van het BurgerPla�orm Millingen, ons de afgelopen �jd hebben bezig gehouden. Om die vraag te beantwoorden hebben we een rond jaartal gekozen, niet te dichtbij maar ook niet al te ver in de toekomst, 2020, en ons afgevraagd hoe het dorp er dan uit zou moeten zien. Dat levert een ideaalbeeld op, een beeld dat door passende maatregelen verwezenlijkt zou kunnen worden. Het gee� een rich�ng aan: het helpt voorkomen dat er maatregelen getroffen worden waar we spijt van krijgen, dan wel nalaten wat we hadden moeten doen. Een visie dus voor de lange termijn. Hiermee hadden we onszelf opgezadeld met een moeilijke opgave want zo’n visie moet niet alleen bedacht worden maar ook worden onderbouwd. Ze moet gebaseerd zijn op meningen van deskundigen, zoals vastgelegd in nota’s, op onderzoek, en natuurlijk op meningen van belanghebbenden, de bewoners. Als we nu het resultaat herlezen, Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier en Commentaar op de nota Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, mooier dan kunnen we met genoegen constateren dat de inhoud na zeven jaar nauwelijks aan actualiteit en overtuigingskracht hee� ingeboet. Ook de aanvulling Krimp zonder kramp, waarover de toenmalige minister van Volkshuisves�ng en Ruimtelijke Ordening en thans burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan, �jdens de georganiseerde inloopavond voor burgers zo nadrukkelijk de lo�rompet stak, is nog onverkort van kracht. Nie�emin kunnen we hier en daar wel enige kan�ekeningen plaatsen of opmerkingen maken en de tekst actualiseren. Bevolkingskrimp In 2007 schreven we het volgende: Al met al is de lokale behoe�e niet al te groot. Met een beperkt bouwprogramma kan in de sfeer van geplande inbreiding aan de lokale behoe�e worden voldaan. De gemeente Millingen hee� in stadsregio-verband (KAN) afgesproken ruim driehonderd huizen te bouwen tot eind 2010. En daarna? Verwacht mag worden dat er in de regio tegen die �jd eerder sprake is van krimp van het aantal inwoners dan van groei. In die situa�e ligt het niet voor de hand te streven naar grootschalige uitbreiding. In 2020 zal het aantal woningen in Millingen in bescheiden mate gegroeid zijn vooral vanwege gezinsverdunning. In 2009 wezen de cijfers op een nogal drama�sche krimp naar een aantal inwoners van 5244 in 2020. Dit beeld moet wat worden bijgesteld. Volgens de laatste gegevens ziet de bevolkingsprognose (Primos, ABF Research) er als volgt uit: Bevolkingsprognose Millingen aan de Rijn Aantal inwoners
2011
2015
2020
2025
2030
2035
t/m 14 jaar
1037
979
841
804
770
753
15 t/m 24 jaar
650
597
621
538
435
447
25 t/m 44 jaar
1376
1222
1140
1062
1063
983
45 t/m 64 jaar
1952
1956
1891
1705
1457
1245
65+
906
1140
1364
1610
1771
1928
Totaal t/m 64 jaar
5015
4754
4493
4109
3725
3428
Totaal aantal nwoners
5921
5894
5857
5719
5496
5356
Bron: Provincie Gelderland Sta�s�sch Zakboek Vanaf 1998 – vanaf dat jaar gee� het Sta�s�sch Zakboek het totaal aantal inwoners aan – tot 2015 is het totaal aantal inwoners stabiel zij het dat er sprake is van enige fluctua�e, het ene jaar wat meer dan het andere. Na 2015 gaat de bevolking gestaag krimpen met in totaal ruim 500 inwoners tot 2035. Bij alle lee�ijdsgroepen is er sprake van een afname van het aantal inwoners, behalve bij de 65+ers waarbij er sprake is van een gestage groei. In 2015 is 19% van de inwoners 65+ ofwel bijna 1 op de 5 inwoners, in 2035 is dat 36% ofwel bijna 2 op de 5 inwoners. De vergrijzing neemt dus nog fors toe. 5
De groei van het aantal 65+ers compenseert de forse afname van het aantal inwoners tot 65 jaar. Kijk maar naar de regel Totaal t/m 64 jaar. Die laat zien dat het aantal iedere vijf jaar afneemt met zo’n 250 tot 300 inwoners. Tussen 2015 en 2035, in twin�g jaar �jd dus, loopt het aantal terug van 4754 naar 3428, een verschil dus van 1326 inwoners. Het gaat hier om prognoses, maar als die bewaarheid worden gaan ze ingrijpende gevolgen hebben op diverse terreinen. In Krimp zonder kramp schreven we over krimp: Dit lijkt op het eerste gezicht verontrustend, maar dat hoe� het niet te zijn, mits we maar de juiste maatregelen nemen. Het belangrijkste is dat we de realiteit van krimp onder ogen zien en accepteren. Vervolgens gaat het erom zodanig gebruik te maken van de daling van het aantal inwoners dat we er als dorp beter van worden. Krimp biedt namelijk nieuwe kansen. Krimp hee� gevolgen voor diverse beleidsterreinen, zoals woningbouw, voorzieningen en bestuur. Bij de woningbouw moet het roer om: van uitbreiding en inbreiding naar aanpassing en transforma�e. Geen eenvoudige opgave maar we kunnen leren van kennis en ervaring die elders al is opgedaan. Een andere opgave is verstandig omgaan met voorzieningen: behouden wat noodzakelijk is, maar ook erkennen dat sommige voorzieningen regionaal georganiseerd kunnen worden, of al bestaan binnen een aanvaardbare afstand. Verstandig omgaan met voorzieningen betekent ook pijnlijke beslissingen �jdig nemen en dus niet uit de weg gaan. En ten slo�e het bestuur. Krimp hee� een aantal bestuurlijke consequen�es waarvan de belangrijkste is serieus werk te maken van gemeentelijke herindeling. Deze wens is bij het verschijnen van deze publica�e in vervulling gegaan. Over de woningbouw valt nog wel wat te zeggen. Vergrijzing en woningmarkt Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hee� in 2013 een nota uitgebracht Vergrijzing en woningmarkt. Die nota is zeer lezenswaardig. Het PBL stelt vast dat de ouderen op de woningmarkt zeer honkvast zijn; ze verhuizen nauwelijks ook wanneer ze minder mobiel en vitaal worden en de behoe�e aan zorg toeneemt. Dat verandert ook niet in de nabije toekomst, want de overheid wil dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, en verder is het eigenwoningbezit toegenomen. Deze constatering lijkt misschien niet erg verrassend, maar nog niet zo lang geleden, in 2008, meende het bureau Companen in een woonvisie voor Millingen aan de Rijn dat er flinke uitbreiding moest plaatsvinden van het aantal zo geheten nultredenwoningen. Het aantal bejaarden zou immers flink toenemen en bejaarden houden niet van trappen of kunnen geen trappenlopen. (Laat prof. Scherder het maar niet horen. Die laat niet na om te wijzen op het belang van bewegen voor de hersenen, ook en in het bijzonder voor ouderen.) Wij hebben toen hierover onze twijfels geuit, want een kleine rondgang door ons dorp leerde dat veel ouderen gewoon in hun huis willen blijven wonen ondanks de trappen. Het PBL beves�gt nu wat we toen al dachten. Het PBL pleit ervoor terughoudend te zijn met bouw van eengezinswoningen als oplossing voor een �jdelijk woningtekort, omdat dat op termijn bouwen voor leegstand kan betekenen. Over �en tot vij�ien jaar zullen er namelijk veel woningen vrijkomen wanneer de babyboomgenera�e door overlijden of verhuizing naar een zorginstelling de woningmarkt gaat verlaten. Het advies van het Planbureau is om eens goed te kijken naar de huidige woningvoorraad en na te gaan of de oplossing gevonden kan worden door verbouwing, en slopen en vervangen van verouderde woningen. Weldoordachte aanpassingen van de bestaande woningvoorraad aan veranderende woonwensen moet prioriteit krijgen. Wij nemen dit advies gaarne over. Behalve het voorkomen van leegstand bieden deze aanpassingen ook kansen om het dorp aantrekkelijker te maken en de kwaliteit van het huizenbezit te verhogen. Recrea�e en toerisme Nog niet zo heel lang geleden waren er vergevorderde plannen om de Ooypolder vol te bouwen. De minister van Volkshuisves�ng en Ruimtelijke Ordening stak daar echter in 1970 hoogstpersoonlijk een stokje voor. Inmiddels is iedereen er wel van overtuigd dat de Ooypolder of beter: De Duffelt belangrijk is als ontspanningsruimte voor de KAN-bewoners.(Knooppunt Arnhem Nijmegen) Dat betekent voor Millingen aan de Rijn als het gaat om bedrijvigheid dat recrea�e en toerisme hoog in het vaandel (moeten) staan. Recreëren betekent hier vooral wandelen en fietsen of anderszins al toerend genieten van het landschap met name door het zicht vanaf de dijken langs de rivier of in het land. Vooral de dijk langs de rivier van Nijmegen naar de brug bij Emmerik hee� grote aantrekkingskracht door de schoonheid van het landschap, de weidse blik op en over het water en het boeiende schouwspel van de voorbijtrekkende boten. Ook zijn er de bijzondere plekken zoals de Bisonbaai en Oortjeshekken, de Millinger Waard en de Millingse Theetuin. Het onderkennen van het belang van de dijk voor recrea�e en toerisme is van recente datum. Nog niet zo lang 6
geleden was het gebied achter de dijk de dumpplaats voor afval en de ves�gingsplaats voor bedrijven die men liefst zover mogelijk van de bebouwde omgeving wilde hebben. Zo kon het gebeuren dat we de lelijkste plek op het traject Nijmegen-Emmerik langs de dijk aantreffen bij Millingen aan de Rijn door de combina�e van een puinberg, een zeer grote gele loods die het dorp compleet aan het zicht on�rekt als men vanuit Nijmegen over de dijk het dorp nadert, en een opslagplaats van sloopauto’s. Dat daardoor de Molenkolk zijn aantrekkelijkheid als natuurobject grotendeels hee� verloren, lijkt niemand te deren. Tijden veranderen. Prioriteit geven aan recrea�e en toerisme betekent dat er binnen redelijke termijn een eind moet komen aan deze aantas�ng van het landschap. Het is in strijd met de aantrekkelijkheid voor recrea�e en toerisme, maar ook met de aantrekkelijkheid van Millingen als ves�gingsplaats voor nieuwe bewoners en ook, en niet in de laatste plaats, voor de huidige bewoners. Aan de slag met de ontwikkeling van een dorpsplan Na het uitbrengen van de publica�e “Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier´ realiseerden we ons dat een nadere concre�sering nodig is in de vorm van een dorpsplan. Door de ontwikkeling van een dorpsplan voor Millingen aan de Rijn, zo dachten we, kunnen we over een langere periode vasthouden aan een bewust gekozen koers. Niet alleen zal een dorpsplan een inspirerende func�e hebben, ook moet het voorkomen dat we in de waan van de dag telkens ad hoc beslissingen nemen die niet leiden tot een aantrekkelijker dorp. De Vereniging voor Kleine Kernen Gelderland (VVK Gelderland) is al lang een warm pleitbezorger voor het ontwikkelen van dorpsplannen. Ze hee� hier zelfs een speciale methodiek voor ontwikkeld. Basis is een breed samengestelde dorpswerkgroep, die begeleid wordt door twee procesbegeleiders van de VKK. Dat zo’n dorpsplan tot goede resultaten kan leiden bewijzen de vele voorbeelden. Zo hee� Overasselt sinds kort een autovrij dorpsplein, een wens uit het dorpsplan. Het plein bestaat uit een evenemententerrein, een podium, een petanquebaan, een trapveldje en er staat een tafeltennistafel. Bij vorst kan er geschaatst worden. We zijn begonnen met de voorbereiding van de ontwikkeling van zo’n plan voor Millingen. Behalve zo’n werkgroep met de begeleiding door het VVK was er ook deskundigheid nodig op het terrein van planologische en stedenbouwkundige ontwikkeling op het pla�eland, zoals aanwezig bij het Gelders Genootschap, dat momenteel ook optreedt als adviseur van de gemeenten op het gebied van Ruimtelijke Kwaliteit. De wisselwerking tussen de werkgroep enerzijds en de deskundigen anderzijds zou tot een op�maal resultaat moeten leiden, meenden we. In overleg met Waardwonen en de Rabobank wisten we de financiering ook rond te krijgen mits de gemeente zou instemmen. Daar kwam de kink in de kabel. De gemeente wilde niet meewerken vanwege de min of meer gelijk�jdige ontwikkeling van de zogeheten structuurvisie. Men was bevreesd dat beide processen elkaar in de wielen zouden rijden. Die angst was onterecht. Een dorpsplan kan de ontwikkeling van een structuurvisie alleen maar ondersteunen, aldus het VVK. Hoe het ook zij, de wenselijkheid van een dorpsplan is er nog onverminderd. Het dorpsplan moet antwoord geven op de vraag hoe we ons dorp aantrekkelijker (vriendelijker, boeiender, mooier) kunnen maken voor de huidige en toekoms�ge bewoners, voor recreanten en toeristen. Wat elders kan moet ook in Millingen kunnen. Opvallend is dat in de nieuwjaarstoespraken (zie Gelderlander en NRC) tal van burgemeesters oproepen tot par�cipa�e en maatschappelijke inzet. Laten we de mouwen dus opstropen en aan het werk gaan! Vrees voor uitstroom van jongeren Burgers zijn bevreesd voor de uitstroom van jongeren. Daar moeten we iets aan doen! Maar wat? Eerst de oorzaak. Jongeren trekken weg vanwege de beperkte werkgelegenheid. Uitbreiding van de werkgelegenheid is de enige manier om jongeren voor het dorp te behouden. De mogelijkheden daartoe zijn beperkt. Denk aan de zorg en aan recrea�e en toerisme. We zullen moeten accepteren dat veel jongeren elders hun geluk gaan beproeven. Voor het dorp is het van belang te zoeken naar compensa�e door de instroom van mensen van elders. Van mensen die de grote stad ontvluchten en de voorkeur geven aan de rust van het landelijk gebied, van mensen die in Nijmegen en omgeving werken en die hun kinderen in een veilige omgeving willen laten opgroeien, van mensen die een vrijstaand huis willen met een stukje grond rondom. Voor die mensen moet het dorp wel aantrekkelijk zijn. Mede daarom hee� het BPM steeds gepleit voor een dorp dat vriendelijker is, boeiender en mooier. Daar kunnen we nog veel aan doen. Het BPM blij� hameren op het belang van de fysieke aantrekkelijkheid van het dorp. Dit pleidooi wordt ondersteund door het Sociaal Cultureel Planbureau. We citeren uit Dichtbij huis, p. 20, SCP 2015. Een tweede kenmerk van de ligging die van belang is voor de ontwikkeling van dorpen is de fysieke aantrekkelijkheid die een dorp en zijn omgeving een fijne plek maken om te wonen en te recreëren. Deze aantrekkelijkheid bestaat onder meer uit een gewilde woningvoorraad en uit de afwezigheid van overheersende 7
stank- of geluidsoverlast. Belangrijk zijn ook de zogenoemde ameni�es (aantrekkelijke kanten) die bijdragen aan de schoonheid van een dorp en het omringende landschap. Deze kunnen bijvoorbeeld bestaan uit karakteris�eke, historische bebouwing, een natuurgebied of een strand. Dat dorpen met een mooie omgeving gewild zijn, blijkt – zij het in mindere mate dan bij dorpen bij een stad – uit de hoge woningwaarde. Daarnaast genereert een fraaie omgeving economische ac�viteiten. Bewoners van dorpen met een mooie ligging zijn gezonder en tevredener met hun woonomgeving dan bewoners van minder mooi gelegen dorpen, en de sociale cohesie is er rela�ef sterk.
2 Het wer�errein: een kans voor Millingen Inleiding Het terrein van scheepswerf Bodewes ligt er s�l bij. Het bedrijf zag zich genoodzaakt de poorten te sluiten. Daarmee komt er een einde aan een periode waarin de werf een grote rol speelde in het leven van heel veel Millingse burgers. De vraag is nu wat er gaat gebeuren met het wer�errein. Dat zullen we af moeten wachten, zullen velen denken. Het BPM wilde dat niet, afwachten, omdat het terrein zo fraai is gelegen juist ter hoogte van de splitsing van Rijn en Waal en Pannerdensch Kanaal, en het een bijzondere kans biedt om inhoud te geven aan het streven om van het dorp een trekpleister te maken voor recrea�e en toerisme. Kansen moet je benu�en. Aan de slag dus, maar hoe? Het begint met het ontwikkelen van goede ideeën en plannen. Met dit in het achterhoofd hee� het BPM contact gezocht met de Wageningse Universiteit, want wellicht zouden daar wel studenten te interesseren zijn om zich in het kader van hun studie bezig te houden met het ontwikkelen van plannen voor het terrein. Dat bleek het geval. Een qua studie veelzijdig samengestelde groep masterstudenten van Wageningen Universiteit (WUR) ging aan de slag op verzoek van- en in samenwerking met het BPM, en bracht al snel een rapport uit. Het BPM is opgetogen over dit rapport en de kwaliteit van het werk dat door de groep is gerealiseerd, en hee� het rapport gepresenteerd aan de frac�evoorzi�ers van de Millingse poli�eke par�jen en de leden van B&W. Het werk van de onderzoeksgroep bestond uit een gebiedsanalyse, literatuuronderzoek, vergelijkingen met andere projecten, interne brainstormsessies en raadplegen van externe deskundigen. Ook bepaalde de groep wat de drijvende krachten zijn, de krachten die van grote invloed zijn op de mogelijke bestemmingen voor het scheepswer�errein. Dat zijn de mate van bedrijvigheid (weinig bedrijvigheid-veel bedrijvigheid) en economische ontwikkeling (recessie of economische groei). Combineert men deze krachten dan ontstaan er vier scenario’s: 1. Economische groei en weinig bedrijvigheid: Slaapstad 2. Economisch herstel en veel bedrijvigheid: Booming business 3. Recessie zet door en weinig bedrijvigheid: Krachtwijk en 4. Crisis zet door en veel bedrijvigheid: Roeien met de riemen die je hebt. Elk van de scenario’s is uitgewerkt in twee uitgewerkte bestemmingen, die zeer de moeite waard zijn om kennis van te nemen. Ze laten zien wat er zoal mogelijk is en ze�en aan om de handen uit de mouwen te steken. Aan de slag ermee. Het rapport is te lezen op de website van het BPM: www.burgerpla�ormmillingen.nl. We hebben hier als voorbeeld één gefantaseerd scenario beschreven. Mede gezien de plaats van de werf, onlosmakelijk aan de rivier, is gekozen voor Roeien met de riemen die je hebt. Roeien met de riemen die je hebt: de crisis zet nog door maar er is wel veel bedrijvigheid In dit scenario is er volop bedrijvigheid maar de financiële crisis is nog niet voorbij. Crea�viteit en mo�va�e is er volop onder burgers, toeristen en investeerders, maar ze zijn voorzich�g in hun uitgavenpatroon en willen geen al te grote risico’s nemen. Economisch is het nog steeds slecht gesteld, de crisis blij� merkbaar. Mensen hebben weinig geld om uit te geven aan luxeproducten en focussen vooral op primaire behoe�en. Elke aankoop wordt weloverwogen, alleen dat wat strikt noodzakelijk is, wordt aangescha�. Niet essen�ële uitgaven komen wel voor, maar alleen als het hoort bij een speciale gelegenheid. Veel aankopen worden online in het buitenland gedaan of rechtstreeks over de grens gehaald omdat goederen daar goedkoper zijn. Lage koopkracht betekent dat producenten minder omzet draaien en veel moeite moeten doen om hun producten goed te koop te ze�en. Reclame is hierbij erg belangrijk, zeker voor kleine, gespecialiseerde bedrijven. Concurren�e speelt een grote rol, degene die zijn product het best kan aanprijzen zal het grootste deel van de beperkte klandizie naar zich toe trekken. Fusies komen daardoor steeds vaker voor wanneer bedrijven zelf het hoofd niet boven water kunnen houden, maar wel door willen gaan met bestaan. Hierdoor komen echter vele terreinen of gebouwen leeg te staan. 8
Bestemmingen voor “Roeien met de riemen die je hebt” In haar eindrapport komt de onderzoeksgroep tot de volgende mogelijke bestemmingen
• Buurthuis (met film/theater/etc.) • Ambachten centrum • Recrea�e plas (simpele vorm) • Kinderboerderij • Biologische kassen • Scou�ng • Herberg • 2e handswinkel • Mark�errein • EHBO post
• Atelier/exposi�e ruimte • Kampeerterrein • Adventure pla�orm (�jdelijke loca�e) • Evenemententerrein • Kinderkamp (simpel) • Café • Parkeerplaats • Volkstuintjes • VVV • Spiritueel centrum
SWOT-analyse In de SWOT-analyse worden de volgende Sterktes/zwaktes/kansen en gevaren opgenomen.
Sterkte: •Crea�ef •Ac�ef verenigingsleven •Guns�g klimaat voor nieuwe ini�a�even •Idealisme •Groeiende vraag naar recrea�e •Op�mis�sch •Blik gericht naar de buitenwereld
Zwakte: •Onrealis�sch •Conserva�eve regelgeving •Gebrek aan kennis en exper�se •Geen leiderschap of structuur, vrijblijvendheid •Weinig werkgelegenheid •Leegstand
Kansen: •Vernieuwende ideeën •Echte veranderingen kunnen lonen •Lage koop/huurprijzen door leegstand •Tijdelijke bestemmingen kunnen als proefperiode dienen.
Gevaren: •Moedeloosheid •Overmoedigheid •Frustra�e over opbrengst •Overname door bedrijfsketen (gedwongen fusies) •Veel risico op mislukken van grote investeringen
Uitwerkingen Op ini�a�ef van de wethouder die belast is met de begeleiding van de bestemming van het wer�errein en in samenwerking met de inmiddels gerealiseerde dorpsraad zijn in 2016 de volgende ini�a�even gerealiseerd. Het wer�errein Een groot deel van het wer�errein is open. Her en der staan bankjes opgesteld, vooral met het zicht op het water en zichtbaar vanaf de dijk. Bij enkele bankjes is zelf een zandbak aangebracht waar kinderen spelen en ouders genieten van het zicht op de al�jd in beweging zijnde rivier. De villa (gebouw 6). “ De Herbergier” Het voormalige kantoor van de scheepswerf wordt aangepast/verbouwd om geschikt te worden gemaakt om er in de komende jaren een herbergier te ves�gen. De herbergier is een zorgformule voor mensen met geheugenproblemen zoals demen�e, die niet meer zelfstandig kunnen wonen. In een Herbergier wonen ongeveer zes�en mensen die de ruimte geboden wordt om zoveel mogelijk het leven voort te ze�en zoals ze dat al�jd hebben geleid. De zorgondernemers die de herbergier leiden, wonen er ook zelf, kennen geen bureaucra�e en zorgen ervoor dat alle beschikbare �jd en energie in hun gasten wordt gestoken. 9
De Grote hal (gebouw 2). Caravan- en Botenstalling In de grote hal bevindt zich in 2016 een caravan- en botenstalling. Een kleine kraan is er van een andere noodlijdende werf overgenomen om jachten via de bestaande hellingbanen uit de rivier te �llen en overdekt in de hal op te slaan. De noordzijde van de hal is daarvoor ingericht. Aan de zuidzijde is gelegenheid om caravans en campers binnen te rijden. Er wordt opvallend veel ook door onze oosterburen van deze mogelijkheid gebruik gemaakt na een ac�eve mediacampagne in de Duitse huis- aan huis bladen. Voor de toekomst wordt overwogen om een verdiepingsvloer aan te brengen in de grote hal. Op die vloer wordt dan een ‘doos in de doos’-construc�e aangebracht. Zie bijlage met voorbeeld) Het voordeel van de ‘doos in de doos”-construc�e is dat er verder niets gedaan behoe� te worden aan de huidige wanden en daken en dat een ideaal klimaat en geluidsniveau kan worden gerealiseerd. In de nieuwe ruimte zijn voorzieningen voor een jeugdcentrum en er wordt een kleine bioscoopzaal geëxploiteerd. Loods 4. De Kajuit-Remake-Studio In loods 4 gee� huisves�ng aan een unieke joint-venture van ondernemers uit de polder die hun ambachten koppelen aan de bedrijvigheid op de rivier. De schippers die met hun boten, de vrachten op – en af varen willen niet lang langs de wal liggen. Tegelijker�jd willen ze dat hun kajuiten en woonverblijven ook regelma�g opgeknapt worden. Drie ondernemingen: Hubbers interieurbouw; Meubelstoffeerderij Theo Koppes; en John van de Zand Woonmode hebben de koppen bij elkaar gestoken en zijn tot een uniek concept gekomen dat ze aanbieden aan de passerende schepen en hun bemanningen op de rivier. Het aanbod bestaat eruit dat de schipper (en niet te vergeten zijn partner) de afspraak kan maken voor een consult bij de RemakeStudio. De schipper legt ter hoogte van de werf aan. De drie ondernemers komen binnen, maken kennis met de schipper en inventariseren en bespreken de wensen tot aanpassing van kajuit en woonverblijven. Na twee uur vaart de schipper weer door. Binnen drie dagen ontvangt de schipper voorstellen per email en op de terugvaart vindt een korte bespreking plaats met de ondernemers van de RemakeStudio en worden al dan niet afspraken gemaakt en prijzen besproken. Indien er overeenstemming wordt bereikt wordt de afspraak gemaakt over de realisa�e. Het unieke concept kost de schipper namelijk slechts maximaal 24 uur onderbreking van zijn vaarten. In maximaal 24 uur worden de overeengekomen wensen gerealiseerd. Loods 5. “Samen fixen met Mul�mate!” Doe het zelven met ondersteuning. “Fix het met Spann” De doe-het-zelf branche bloeit sinds mensen het inhuren van professionals voor bepaalde werkzaamheden vaak te prijzig vinden. Binnen Millingen wordt veel en ac�ef aan Doe Het Zelf gedaan. De plaatselijke Fixet bood al voor 2016 ondersteuning aan maar gaat in Loods 4 daar nog verder in door naast haar producten ook ondersteuning aan te bieden in de vorm van ‘werkmeesters’ die de Doehetzelvers ondersteunen en door begeleiding bij het werken met grotere machines waarvan een aantal nog van de werf a�oms�g zijn. De werkmeesters zijn voormalige medewerkers van de scheepswerf, die via een unieke sponsorconstruc�e tussen de gemeente (Berg en Dal!) en de ondernemer voor – in ieder geval - vijf jaar aan het werk kunnen gaan. Het succes van loods 4 is zo groot dat de toekoms�ge Mul�mate zelfs overweegt om in het geheel te gaan verhuizen naar het wer�errein. Loods 7. Kunst en Kultuur In deze �jd waarin er sprake is van een opleving van kunst en cultuur wordt er in hal 7. ruimte geboden voor allerhande kunstzinnige en spirituele ac�viteiten. De coördina�e van al deze ac�viteiten is in handen van de zeer ac�eve S�ch�ng kunstcommissie Millingen aan de Rijn. 10
In deze hal vindt een combina�e van verschillende ac�viteiten, zoals: naaien, schilderen, knutselen, po�enbakken, beeldhouwen, filosoferen, zingen, schrijven, theater, vergaderen en yoga. Vele lokale ini�a�even, vooral vormgegeven door kleine ondernemers, vinden hier de zo gewenste huisves�ng. Daarnaast is er een intensieve samenwerking met de andere ‘bewoners van het wer�errein’. Zo gaat de schildergroep lijsten maken in loods 5, met Mul�mate. Ook zijn er lesprogramma’s ontworpen en worden deze onder regie van de s�ch�ng Kunstcommissie uitgevoerd voor de bewoners van ‘De Herbergier’ in de villa. Loods 9. Zeescou�nggroep “De Liburna” Tot grote vreugde van de beide oud-burgemeesters, de dames Vermeulen en Schuurmans, is er in 2015 een Zeescou�nggroep met de naam “Liburna” opgericht. Deze groep hee� de gelegenheid gekregen om gra�s gedurende drie jaar gebruik te maken van loods 9 en zodoende haar bestaansrecht te bewijzen. De beide genoemde dames hebben zich in de vorm van ‘beschermvrouwen’ aan dit project verbonden. De waterac�viteiten van de zeescouts spelen zich voornamelijk aan de overkant af, in de Bijland en het Pannerdensch kanaal. Het aantal leden van de scou�nggroep neemt gestaag toe. Aandachtspunt is nog voldoende gekwalificeerde leid(st)ers. Met het bestuur van de scou�nggroep zijn aanvullende afspraken gemaakt over tegenpresta�es; - Jaarlijks wordt door hen – in welwillende samenwerking met de Veerbaas Kievits – een passend uitje verzorgd voor de bewoners van “De Herbergier” - De scou�nggroep zal zich bereid tonen beheerswerkzaamheden te gaan verrichten voor het in ontwikkeling zijnde Natuurkampeerterrein aan de westzijde van het wer�errein. Terrein ten westen van het wer�errein: Natuurkampeerterrein In 2016 wordt het overleg geopend met de s�ch�ng Natuurkampeerterreinen Nederland om te bezien of de
1: Kleine loods van metaal 2: Grootste loods op het terrein 3: Loods 4: Loods 5: Loods 6: Hoofdkantoor 7: Loods 8: Kleine loods metaal 9: des�jds: opslagplaats van de Liburna
11
ontwikkeling van een natuurkampeerterrein tot de mogelijkheden behoort. Het natuurkampeerterrein is in dat geval voorzien op de gronden ten westen van het wer�errein. Een kampeerterrein aldaar zal aantrekkelijk zijn voor de bezoekers van de Millingerwaard die dan in de gelegenheid zijn een meerdaags-bezoek te combineren met kamperen op een aantrekkelijke loca�e. Tevens gee� het een kampeerfaciliteit aan de recent opgerichte zeescou�nggroep. Bekeken wordt of de kleine loods 1 geschikt gemaakt kan worden als toiletgebouw.
Ten slo�e Het wer�errein biedt ongekende kansen. Door een combina�e van vindingrijkheid, ondernemingszin en bundeling van krachten moet het mogelijk zijn hier iets heel moois tot stand te brengen.
3 Het Groen In 2009 verscheen BPM-publica�e 6 De staat van het groen, geschreven door de Projectgroep Groen. Het BPM wilde in deze publica�e de povere staat van het groen op een construc�eve wijze aan de kaak stellen. De aanleiding stond beschreven in de Inleiding: Het hee� er alle schijn van dat het groen de laatste jaren een sluitpost op de begro�ng is geweest. Daar kon je gemakkelijk op bezuinigen. Dat is jammer en kortzich�g. Immers, de aantrekkelijkheid van een dorp wordt in belangrijke mate bepaald door het groen. Die aantrekkelijkheid is op de eerste plaats van belang voor de bewoners zelf, voor hun woongenot, en op de tweede plaats voor de dorpseconomie waarin recrea�e en toerisme een steeds belangrijker factor wordt. Investeren in het groen is dus geen luxe maar een noodzaak. Daar moeten we dringend werk van maken! Dat het groen er bekaaid van afgekomen was, bleek wel uit een inventarisa�e van de uitvoering van het Beheersplan Millingen aan de Rijn 2007-2012. Hoe dit kwam? De projectgroep ontkomt niet aan de indruk dat een krach�ge en inhoudelijk deskundige regie ontbreekt. Ze vermoedt dat dit het kernprobleem is, aldus het rapport. Hiermee had de groep een gevoelige snaar geraakt bij Teun van Grinsven, toenter�jd verantwoordelijk voor het groen in Groesbeek en na de ambtelijke samenvoeging van Millingen bij Groesbeek ook in Millingen aan de Rijn. Samen met Wim Janssen, lid van de Projectgroep, ging hij aan de slag. Ze maakten een prioriteitenlijst en werkten plannen uit. Teun zorgde voor de noodzakelijke financiën. Het resultaat is voor het hele dorp zichtbaar. Het groen is binnen enkele jaren sterk verbeterd. Het BPM kijkt met veel genoegen terug op de gehele gang van zaken. Niet alleen vanwege het resultaat maar ook vanwege de uitstekende samenwerking tussen gemeente (Teun van Grinsven) en burgers (de Projectgroep Groen van het BPM, in het bijzonder Wim Janssen). Helaas is een dergelijke samenwerking niet al�jd vanzelfsprekend. Intussen zijn de hoofdrolspelers van het toneel verdwenen. Teun van Grinsven is met pensioen en Wim Janssen hee� zich ook geleidelijk teruggetrokken. Dat zou tot een terugslag hebben kunnen leiden, maar we constateren tot ons genoegen dat het proces van verbetering en het in stand houden van de huidige staat van het groen gewoon doorgaat. Waar nodig worden verbetering en verfraaiing in het groen doorgevoerd. Ten slo�e willen we de nieuwe gemeente Groesbeek / Berg en Dal enkele sugges�es of aandachtspunten meegeven voor de kern Millingen aan de Rijn. 1. De eerste betre� de bestaande lindebeplan�ng langs de Heerbaan. Die is weliswaar nog niet aan het einde van zijn bestaanscyclus, maar vervanging komt wel in beeld. 2. De prognose van de demografische ontwikkeling laat zien dat er nog een flinke toename zal zijn van het aantal 65+ers. Voor die groep, maar niet alleen voor die groep, zou het fijn zijn als er in het dorp een aantrekkelijke wandelroute zou worden gecreëerd met een goede begaanbaarheid voor mensen met rollators en scootmobiels. Beweging en buitenlucht zijn immers belangrijk. Ook zouden er op enkele plaatsen langs de route ontmoe�ngsplaatsen moeten komen met kleinschalig groen en straatmeubilair, die mensen uitnodigen om er te gaan zi�en en nieuwtjes uit te wisselen, netwerken op te bouwen of te onderhouden etc. Wellicht biedt sloop van huizen in de toekomst nieuwe mogelijkheden hiervoor. 12
3. Het zou helemaal mooi zijn als er een wandelroute gemaakt zou kunnen worden in de uiterwaarden langs de Rijndijk ten westen van de voormalige scheepswerf. Natuurlijk kun je er nu struinen maar voor mensen die niet zo goed ter been zijn of zich alleen met een rollator of stok dan wel scootmobiel kunnen voortbewegen zijn de uiterwaarden onbegaanbaar. Daarom stellen we voor: leg een pad aan met behulp van stelcon-platen vanaf de loswal over de hoge stroomrug langs de rivier rich�ng de verdwenen ‘doorlaatsluis’ in de C.R. Waiboerweg. Maak een extra toegang tot dit pad ter hoogte van de ‘Telpost’. Een voorbeeld van een dergelijk pad treffen we aan vanaf de veerstoep tot de eerste krib. Ook bij hoger water blij� het pad �jdelijk toegankelijk. Langs het pad kunnen een aantal zitplaatsen gemaakt worden, natuurlijk hoogwater-bestendig. Het wordt een ‘spannend’ pad, omdat de Konik-paarden en de Galloway-runderen in principe tot de loswal kunnen grazen. Mocht het wer�errein toegankelijk worden voor publiek, dan kan er een verbinding gemaakt worden met het wer�errein vanuit de loswal. Op deze manier kan er een doorlopende route voor wandelaars/ rolstoelers/scootmobielers gemaakt worden van de theetuinen tot de Duitse grens en verder, het Rivierpad. Langs de route kan men borden plaatsen met de verdwenen karakteris�eke elementen langs de rivier. 4. Tegelijk of in combina�e met het Rivierpad zouden langs de Rijndijk ten westen van de scheepswerf grote zitplekken gemaakt moeten worden waar mensen hun auto kunnen parkeren om er te gaan picknicken of om naar de langstrekkende boten te kijken. De plek bij de Telpost kan als voorbeeld dienen met dien verstande dat het wel groter moet zijn. Als loca�es kan men denken aan: ter hoogte van de Trouwzaal en ter hoogte van de Molenkolk. Men zou een plaatselijke ondernemer de mogelijkheid kunnen bieden om er ijs, koffie, fris, broodjes etc. te verkopen, een func�e die uiteraard ook goed vervuld zou kunnen worden indien de geplande horecagelegenheid gerealiseerd wordt.
Er is dus nog werk aan de winkel.
4 De toekomst van het buitengebied In november 2008 hee� het Burgerpla�orm een publica�e uitgebracht over de toekomst van het buitengebied. Het betrof een verslag van een onderzoek uitgevoerd door Alphons Klomberg en Jan Smit en vormde een vervolg op een eerder, vergelijkbaar onderzoek dat Klomberg in 1982 had uitgevoerd als onderdeel van zijn studie Pla�elandsgeografie. Hierdoor kon de historische ontwikkeling van de laatste 25 jaar in beeld worden gebracht. De geconstateerde veranderingen hebben gevolgen voor de economie van het buitengebied en de mogelijkheden voor de toekomst. In dit hoofdstuk kijken we terug op de belangrijkste conclusies en doen we wat sugges�es voor de verdere ontwikkeling van het groene gedeelte van Millingen. De ontwikkelingen in het buitengebied rond Millingen Het buitengebied van Millingen is in vergelijking met andere pla�elandsgemeenten rela�ef klein. Millingen had in 2008 653 inwoners per vierkante kilometer, terwijl bijvoorbeeld Ubbergen 273 inwoners per km2 had: veel meer open ruimte dus. We constateerden een tweetal ontwikkelingen over de periode 1982-2008, namelijk schaalvergro�ng van de agrarische bedrijven en een voorzich�ge diversifica�e van economische ac�viteiten. Schaalvergro�ng van de agrarische bedrijven In 1982 waren er nog 21 boerenbedrijven ac�ef, een aantal hobbyboeren niet meegerekend: 10 in ‘het Zeeland’, 5 aan de dorpsrand en 6 in Millingerwaard en omgeving. De meesten daarvan waren wat we toen nog noemden ‘gemengde bedrijven’. In 2008 ging het nog om 10 bedrijven, waarvan 6 rundveehouderijen (één in combina�e met kippenhouderij), 2 frui�eeltbedrijven (waarvan er één inmiddels is gestopt) en 2 varkenshouderijen. De landbouwgronden zijn nu geconcentreerd in het Zeeland, de dorpsrand is wat opgeschoven en de bedrijven zijn er niet meer in gebruik als boerderij. De Millingerwaard is voor het grootste deel nu natuurgebied met uitzondering van enkele kleinere stukken, die nog worden gebruikt voor de veeteelt. Zodra er stukken grond vrij komen, worden deze meestal overgenomen door de melkveehouderijen. Ook twee Kekerdomse bedrijven hebben er gronden in eigendom of pachten deze. 13
Het binnendijkse landschap rond Millingen wordt gedomineerd door de maïs- en graslanden. In enkele gevallen/ jaren worden ook nog suikerbieten, zomer- en wintergranen verbouwd. Een voorzich�ge diversifica�e van economische ac�viteiten In 2008 zijn een aantal bedrijven ac�ef geworden in de ambachtelijke sector: bouw van standaards voor antennes en schotels, een �mmerbedrijf dat een schuur gebruikt en een kunstenaar die metalen objecten maakt. Niet-gebruikte schuren worden in enkele gevallen gebruikt als caravanstalling. Daarnaast zijn er twee campings, waarvan er een gecombineerd wordt met de varkenshouderij. De overige boerderijen worden nog uitsluitend als woning gebruikt, waarbij uitbreiding met meerdere woningen of appartementen niet is toegestaan, tenzij het gaat om vakan�ewoningen (�jdelijke bewoning). In het kader van de landinrich�ng en het landschapsontwikkelingsplan (LOP) zijn, naast de buitendijkse gebieden zoals de Millingerwaard, wat kleine natuurgebiedjes gerealiseerd of voorzien en wandelpaden aangelegd. De ondernemers in het buitengebied over hun toekomst Voor het onderzoek in 2008 zijn 20 van de 37 huishoudens in het buitengebied geïnterviewd. Het ging daarbij vooral om die huishoudens die boerderijen en/of gronden bezi�en. Aan hen is gevraagd hoe zij de toekomst van hun bedrijf en die van het buitengebied zien. De melkveehouders willen vooral het aantal koeien uitbreiden en daarmee ook de omvang van de grond voor de produc�e van voedsel voor die koeien. Ook wordt gedacht aan het verkopen van zuivel- en andere producten vanaf de boerderij. De frui�elers willen vooral blijven bij de toenmalige ac�viteiten: groot en klein fruit. De varkenshouders zijn vrij pessimis�sch over de economische haalbaarheid van hun bedrijf en zijn al bezig met plannen voor nieuwe ac�viteiten zoals toerisme en conferen�es. 14 van de 20 ondervraagden vinden dat de mogelijkheden om nieuwe ac�viteiten te starten in het buitengebied moeten worden uitgebreid. De meesten maken hierbij wel de aantekening dat die ac�viteiten vooral inpandig moeten zijn en het aangezicht van de boerderijen niet moet veranderen. Met name melkveehouderij-eigenaren vinden dat die ac�viteiten de landbouw niet moeten inperken. Meer specifiek over concrete ac�viteiten: campings mogen maximaal 25 tot 40 plaatsen (ze moeten wel rendabel kunnen zijn); geen grote, landschap verstorende ac�viteiten, bijvoorbeeld rond Biesterveld; en vakan�ebungalows bij voorkeur alleen in bestaande schuren. Ten aanzien van natuurontwikkeling: 12 van de 20 ondervraagden vinden dat er voldoende natuur is in het buitengebied. Van de overige 8, met name niet-agrariërs en boeren met intensieve veehouderij, mag het, ook binnendijks, wel een beetje meer zijn. Sugges�es voor verdere ontwikkeling De aantrekkelijkheid van het landschap voor toeristen geldt vooral het buitendijkse gebied, de Millingerwaard, minder het Zeeland, waarin slechts een beperkt aantal gewassen wordt verbouwd. In de toekomst kan men wellicht ook hier meer variëteit aanbrengen door nieuwe, kleinschalige landschapselementen te ontwikkelen en waar mogelijk herstel van het heggenlandschap. Dit kan zonder dat de bedrijfsvoering van de veeteeltbedrijven in gevaar komt. We kunnen ook denken aan kleinschalige faciliteiten voor uitbreiding van het toerisme, gericht op het aantrekken van de grootste poten�ële groep toeristen: de fietsers. Verder kan gewerkt worden aan wat nieuwe a�akkingen van het Pieterpad. Te denken valt ook aan het uitbreiden van de mogelijkheden voor permanente bewoning van bedrijfsgebouwen of het creëren van zorgboerderijen voor ouderen, geestelijke en lichamelijke gehandicapten, ook om de meest karakteris�eke boerderijen voor de toekomst te behouden. Bij de aanpassing van het bestemmingsplan buitengebied, kunnen deze sugges�es ingebracht worden. In de nieuwe gemeente ligt het misschien voor de hand om een nieuw bestemmingsplan te maken voor het buitengebied van de gehele Ooijpolder. Aanpassing van bestemmingsplannen worden eenmaal per 10 jaar gemaakt, dus in 2017 is het weer zover. Ook bij de actualisering van het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is de vraag naar verfraaiing van het landschap weer aan de orde. En natuurlijk zal de discussie plaatsvinden over de vraag of en waar eventuele windturbines kunnen worden geplaatst.
14
5 Hoe verder met de bibliotheek? In 2010 verscheen de publica�e Hoe behouden we de bibliotheek in Millingen aan de Rijn. Na een analyse van de problemen en een opsomming van de wensen, kwamen we met een voorstel voor een vernieuwde bibliotheek. Wat is hiervan gerealiseerd en hee� dat de bibliotheek in een beter vaarwater gebracht? Wat was het voorstel? • Breng de bibliotheek onder in het tot Kulturhus of dorpshuis te ontwikkelen gemeentehuis. Daarmee zou een door het S�ch�ngsbestuur hartstochtelijk bepleit ideaal alsnog gerealiseerd worden. Echter, doe dit wel zonder uitleenboeken. Dat bespaart veel ruimte en dus ook kosten. Voor het uitlenen wordt de bibliotheek een uitleenpunt. • Wie een boek (boeken) wil lenen, of beter: media, raadpleegt de catalogus op de site, thuis of op één van de computers in de bibliotheek, en hee� zo toegang tot de meest uitgebreide en actuele collec�e boeken die er te vinden is. Eén of enkele dagen later ligt het gevraagde klaar in de bibliotheek. De handelingen bij het terugbezorgen verlopen geautoma�seerd. • De bibliotheekmedewerker(ster) vervult bij deze manier van boeken uitlenen een ac�eve, ondersteunende rol. Dat is ook wel nodig omdat de overgang van het ‘oude’ naar het ‘nieuwe’ systeem voor veel mensen een grote, misschien zelfs schokkende verandering betekent. Dat vraagt niet alleen om technische ondersteuning, maar ook om goede en enthousiaste informa�e over de mogelijkheden. Er wordt gezorgd voor een bijzondere training van de medewerkers om ze voor te bereiden op hun nieuwe rol. • De bibliotheek is meer dan een uitleencentrum. Het bevat ook een leesruimte en een exposi�eruimte. Overigens zou die exposi�eruimte de hal of entree van het Kulturhus kunnen zijn. De leesruimte bevat kranten, �jdschri�en en naslagwerken, en biedt de mogelijkheid voor kleine exposi�es. Daarnaast kan de leesruimte ook gebruikt worden om informa�emateriaal in de meest uitgebreide zin aan te bieden. De gezondheidszorg, ondernemers, de gemeente, culturele en sociaal-culturele instellingen kunnen worden uitgenodigd om hier hun folders, voorlich�ngsmateriaal, oproepen etc. neer te leggen. • Wanneer een aantal informa�efunc�es worden gekoppeld, zoals toeris�sche informa�e, informa�e over de gemeente of de gemeentelijke dienstverlening, culturele informa�e etc, zou de bibliotheekmedewerker(ster) wellicht ook ingeschakeld kunnen worden als informa�everstrekker(ster) op al deze terreinen. Hij/zij zou daar uiteraard in getraind moeten worden. Wellicht kan dit leiden tot ruimere openstelling van de bibliotheek. • De bibliotheek komt zo in het hart van het dorp te liggen en vormt mede het culturele en sociale hart, een moderne dorpsbibliotheek met een zeer grote en veelzijdige collec�e. • Overleg met de school en het kindercentrum of het mogelijk is de collec�e voor de jeugd tot 12 jaar onder te brengen in de basisschool. Dat is ruimtelijk te realiseren door de terugloop van het aantal leerlingen. Ga na onder welke condi�es dat mogelijk is. Op het eerste gezicht lijkt het erop dat het voorstel min of meer is uitgevoerd. Bij nadere beschouwing is dat toch niet het geval. Ja, de nieuwe bibliotheek is ondergebracht in het Kulturhus, maar anders dan ons voor ogen stond. In plaats van vernieuwing is er toch vooral gekozen voor een behoudende koers, maar dan wel, vanwege de noodzaak van bezuiniging, van alles minder: (veel) minder ruimte, minder boeken, voornamelijk thrillers en streekromans, en minder personeel. Dit leidt alleen maar tot verdere uitholling van de bibliotheek. Ons idee was om van de bibliotheek een uitleenpunt te maken van een enorme bibliotheek met een grote diversiteit aan te lenen boeken, CD’s, DVD’s enz. Raadpleeg de catalogus op je computer, thuis of in de bibliotheek, laat je zo gewenst helpen, reserveer wat je wil hebben en kom het de volgende dag of iets later halen. Mooi toch? Zo’n omvorming naar een uitleenpunt is geen kleinigheid. Daarvoor is een intensief programma nodig van scholing en begeleiding van bibliotheekgebruikers, zodat ze met genoegen van de catalogus gebruik gaan maken en aldus de rijkdom van de collec�e en de diverse mogelijkheden van dienstverlening ontdekken en er gebruik van maken. Wij dringen er op aan om alsnog deze weg te gaan bewandelen, want de bibliotheek in deze vorm hee� volgens de bibliotheekhoogleraar Frank Huysmans geen lang leven meer. In 2008 gaf hij de bibliotheek nog hooguit 10 jaar. En dan hebben we het nog niet gehad over de e-reader. Die hee� voor- en nadelen. Maar iedereen kan tegenwoordig voor een bescheiden bedrag beschikken over een collec�e van duizenden boeken. Waarom zou je nog voor de streekromans een abonnement op de bibliotheek nemen? Hoe het ook zij, nadere bezinning is dringend geboden, want het hee� er alle schijn van dat we in een neerwaartse spiraal zijn beland. De kosten zijn in verhouding tot de opbrengst hoog, het aantal gebruikers neemt af waardoor het draagvlak erodeert, en bezuinigen op deze wijze gaat ten koste van de dienstverlening waardoor de bibliotheek weer minder aantrekkelijk wordt. Van groot belang is de aandacht voor- en de kwaliteit van de dienstverlening aan lezers van de basisschoollee�ijd. We gaan ervan uit dat die onveranderd goed is gebleven. 15
6 Nieuwe wetgeving voor ouderenzorg Toen in het voorjaar van 2014 de contouren duidelijk werden van een nieuw beleid voor langdurige zorg en ondersteuning van medeburgers die zich niet op eigen kracht kunnen handhaven, werd door het BPM een werkgroep gevormd om de gevolgen van het nieuwe beleid, met name voor Millingen, in kaart te brengen. In dezelfde �jd dat het BPM deze studie ondernam verkende de nieuwe gemeente in wording in werkgroepen hoe de bewoners op het nieuwe beleid wilden inspelen. Een wisselwerking tussen beide trajecten was nauwelijks realiseerbaar. De werkgroep van het BPM hee� zich gericht op drie aspecten: 1. een weergave van de hoofdlijnen van de nieuwe wetgeving; 2. het verloop van het proces van ouder worden en 3. een voorstel voor kleinschalige aanpak op buurt- en wijkniveau. In het vervolg geven we een korte samenva�ng van onze bevindingen. 1. Nieuwe wetgeving Uitgangspunt voor de nieuwe wetgeving is dat par�cipa�e en zelfredzaamheid van burgers prioriteit krijgen: uitgaan van wat mensen nog wel kunnen in plaats van wat zij niet kunnen. Belangrijk in het ouder worden is het vertrekpunt dat mensen zolang mogelijk de eigen regie over hun leven behouden en zich in hun eigen leef- en woonomgeving kunnen handhaven. Hiermee wordt de zorg teruggebracht naar de plek waar hij thuishoort: bij de mensen zelf, hun familie, en indien deze niet toereikend zijn, hun wijk en gemeente. Dit vereist een geheel nieuwe aanpak en organisa�e op plaatselijk en kleinschalig niveau. 2. Verloop van het proces van ouder worden. Gepoogd wordt inzicht te krijgen in zorgtrajecten die ouderen doorlopen, aan de hand van een studie van het Sociaal Cultureel Planbureau: Met zorg ouder worden, Den Haag, 2013. In het verloop van 10 jaar worden 1768 ouderen gevolgd in het traject dat zij doorlopen bij het ouder worden: Hoe gaan zij om met hun beperkingen, met het verlies van energie, met ziekte en zorg? Door welke factoren kunnen zij zich goed handhaven en wat leidt tot vergro�ng van hun kwetsbaarheid? Zo worden zes mogelijke trajecten beschreven van vitaal blijven met goede hulpbronnen (31 %) tot zeer kwetsbare tehuisbewoners (13%). Wat zijn belangrijke hulpbronnen in deze trajecten? • een groot en stabiel netwerk en het gevoel regie over het leven te hebben. • ouderen die lang samen met hun partner door het leven gaan. • het behoud van gezondheid en het uitblijven van cogni�eve beperkingen. • een goede opleiding en een goed inkomen. Die verhogen de kans om een netwerk te benu�en en de eigen regie over het leven te handhaven. 3. Een voorstel voor kleinschalige aanpak. Voor de kleinschalige aanpak wordt het model van Buurtzorg gepresenteerd: een klein team van verpleegkundigen en ziekenverzorgers die in direct contact met cliënten en hun familie op buurtniveau de zorg organiseren. De (professionele) verantwoordelijkheid van beroepskrachten is de basis voor organisa�e en zorgverlening. De cliënt is de opdrachtgever. Een efficiënte organisa�e van vrijwilligers kan in deze werkwijze een belangrijke rol spelen. De vrijwilliger, vaak uit de buurt, kan voor ouderen ook een doorbreken van het isolement inhouden. Het zal de taak van het sociale wijkteam zijn om aan deze aanpak, met name aan de samenwerking van alle betrokkenen, vorm te geven. Het BPM hee� zijn bevindingen aangeboden aan het sociale wijkteam van Millingen.
16
7 Millingen aan de Rijn, gemeente Berg en Dal Millingen aan de Rijn bestaat vanaf 1 januari 2015 niet meer als zelfstandige gemeente. Het is één van de twaalf kernen geworden van de gemeente Berg en Dal. Daarmee komt een eind aan een proces naar gemeentelijke herindeling dat zich voltrok vanaf pakweg 2007. Een eind? Ja, in ieder geval voorlopig. We blikken kort terug op de rol die het BPM in het proces hee� gespeeld. Vervolgens kijken we vooruit op de mogelijkheid van een vervolg op deze herindeling, en ten slo�e houden we een pleidooi voor de oprich�ng van een Dorpsraad of een Dorps Belangen Organisa�e (DBO). Naar gemeentelijke herindeling In 2008 nam de gemeenteraad het besluit om het grootste deel van de taken van de gemeente op het terrein van beleidsvoorbereiding en –uitvoering te laten plaatsvinden in Groesbeek in samenwerking met de gemeente Groesbeek. Eén gemeentekantoor dus voor twee gemeenten. De opmaat voor gemeentelijke herindeling? Nee, althans er had nog geen besluitvorming in die rich�ng plaats gehad. Voor het BPM was dit aanleiding een publica�e uit te brengen, ge�teld Samenwerking met Groesbeek, een goed idee? In die publica�e plaatst het BPM een aantal kan�ekeningen. Ook maakt het BPM er geen geheim van dat doorgaan als zelfstandige gemeente onwaarschijnlijk is. ‘Het is in hoge mate waarschijnlijk, zo niet zeker, dat Millingen in verregaande mate zal moeten samenwerken of fuseren met een of meer andere gemeentes. Denk daarom grondig na wat in dit verband in het belang is van Millingen en de regio en ontwikkel een visie omtrent de te volgen koers.’ Verder adviseert het BPM: ‘Betrek de burgers erbij, want daar doen we het allemaal voor. Daarover is in de voorbeelden die we hebben geraadpleegd, en in de literatuur betrekkelijk weinig te vinden. Wellicht bestaat er de mogelijkheid om daar nu juist in Millingen een voorbeeld neer te gaan ze�en. We hopen dat met deze no��e in ieder geval de betrokkenheid van burgers en de belangen die zij hebben, zijn onderstreept.’ De publica�e werd gevolgd door een bijdrage van het BPM aan de Voorbereidende raadsvergadering (Vora) van 18 november 2008 over een voornemen van de raad een besluit te nemen over de defini�eve samenwerking met Groesbeek. Op 18 september 2008 hield het BPM een informa�e-avond over het onderwerp samenwerking/herindeling. Tijdens deze drukbezochte bijeenkomst bleek er bij de bevolking in Millingen vrijwel geen twijfel te bestaan over nut en noodzaak van samenwerking, c.q. samengaan met een andere gemeente. De conclusies uit de eerder gehouden bestuurskrachtme�ng lieten zien dat Millingen op tal van terreinen niet of nauwelijks in staat was de gemeentelijke taken adequaat te vervullen. Het besef dat de gemeente echt te klein was voor een zelfstandig voortbestaan werd breed gedragen door de lokale bevolking of in ieder geval niet ter discussie gesteld. Wel was een moeilijk punt in de discussie de houding van de gemeente Ubbergen, die niet bereid leek tot het ze�en van dergelijke stappen. Zonder de gemeente Ubbergen was de totstandkoming van een poldergemeente illusoir en zou slechts de herindeling met Nijmegen het alterna�ef zijn. Het BPM besloot aanslui�ng te zoeken bij betrokken burgers in de buurgemeenten Groesbeek en Ubbergen. Dit leidde tot een werkgroep van burgers uit Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek: de werkgroep MUG. De groep stelde zich ten doel ‘de galm in de kerk te houden’ d.w.z. de discussie in de drie gemeentes rond het onderwerp aan te wakkeren en te ondersteunen. De werkgroep bracht in augustus 2009 de nota uit Samenwerken of herindelen, over de noodzaak de krachten te bundelen van de gemeentes Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek. Vervolgens werd er een discussieavond georganiseerd samen met de redac�e van de Gelderlander in de Mallemolen in Groesbeek, waar een groot aantal poli�ci uit de drie gemeentes acte de presence gaven en kri�sch werden bevraagd. De media-aandacht voor het onderwerp was daarmee een feit. In de daarop volgende jaren werd, met name door de inzet van burgemeester Marianne Schuurmans, de discussie tussen de drie colleges en gemeenteraden gevoerd hetgeen tot een kentering in het standpunt van de gemeente Ubbergen leidde. Daarmee lag de weg naar gemeentelijke herindeling open. Op 1 januari 2015 was de gemeente Berg en Dal met twaalf kernen waaronder Millingen aan de Rijn een feit. Tot zover de terugblik Een nieuwe herindeling in het verschiet? Een nieuwe herindeling? Laten we eerst maar eens een succes maken van deze herindeling! Een goed advies. Maar het zit in het dna van het BPM om na te denken over de lange termijn van pakweg �en jaar. Hoe zullen we in 2025 denken over gemeentelijke herindeling? Zullen we, tevreden met de nieuwe gemeente, roepen: ‘Berg 17
en Dal moet blijven’ of kunnen we het lonkend perspec�ef van Nijmegen niet weerstaan? Natuurlijk kunnen we daar nu geen antwoord op geven, maar dat hoe� ons niet te bele�en erover na te denken en overwegingen te geven die bij zo’n keuze een rol spelen. In het proces naar gemeentelijke herindeling hee� het alterna�ef, onderdeel worden van Nijmegen, nauwelijks een rol gespeeld. Kennelijk was dat, in ieder geval gevoelsma�g, een stap te ver. Bij het BPM overheerste de mening dat er in ieder geval in Millingen geen draagvlak voor zou zijn, reden om er ook maar niet al te lang bij s�l te staan. Maar in 2025 is die stap misschien niet meer zo groot. We hebben dan in ieder geval ervaren dat een grotere gemeente met een aantal kernen geen verlies aan iden�teit voor een kern hoe� te betekenen: Millingen is gewoon Millingen gebleven. Blij� Berg en Dal zelfstandig of sluit Berg en Dal zich aan bij Nijmegen, dat is dan de vraag. Laten we beginnen bij het begin: er is geen argumenta�e te bedenken die overtuigend en zonder reserve wijst op een keuze voor het een of voor het ander. Het zal al�jd een zaak zijn van zorgvuldig afwegen. Verwijzen naar overtuigende voorbeelden van de op�male gemeente helpt ook al niet, want we treffen in Nederland voorbeelden aan van gemeenten met diverse inwoneraantallen, met een variëteit aan bevolking en met heel verschillende omgevingen. Zou omvang een rol kunnen spelen? De herindeling die geleid hee� tot de gemeente Berg en Dal was voornamelijk ingegeven door de te geringe omvang van alle betrokken gemeentes. Is Berg en Dal nu met circa 34 000 inwoners voldoende groot? Moeilijk te zeggen. Deskundigen spreken zich soms uit over de op�male omvang en noemen dan aantallen van 80.000 of 100.000 inwoners. Wij zijn benieuwd naar de onderbouwing van dergelijke uitspraken, maar vrezen dat die niet te geven is. Een andere overweging is de binding van de bevolking met Nijmegen. Bezien vanuit Millingen aan de Rijn is die binding groot. Ga maar na. Vanaf 12 jaar gaan alle kinderen voor een flink aantal jaren naar school in Nijmegen. Vele volwassenen vinden er werk, gaan er winkelen, gaan erheen voor cultuur en ontspanning of medische verzorging. Nijmegen is na het eigen dorp Millingen een tweede thuis. En andersom? Voor de Nijmegenaren is de Ooypolder een gebied waar ze graag gaan ontspannen. De Ooypolder is voor de stedelingen hun ‘ademruimte’. En wat te denken van de bestuurskracht? Zo’n grote stad hee� veel meer in de melk te brokkelen dan zo’n bescheiden stad achter Nijmegen tegen de grens, kan meer tot stand brengen of ongewenste ontwikkelingen tegenhouden. Zou het? Misschien. Imagoverbetering wellicht? De grote stad wordt tegenwoordig aantrekkelijk gevonden om te (gaan) wonen. Zou de aantrekkingskracht van Millingen aan de Rijn gelegen in ‘Ooypolder Nijmegen’ niet groter zijn dan Millingen aan de Rijn, gemeente Berg en Dal? Wellicht. Een overweging die telt in �jden van bevolkingskrimp. Maar is het besturen van een grote stad niet een heel andere aangelegenheid dan het besturen van een landelijk gebied met verhoudingsgewijs weinig inwoners? Misschien raken we hier een gevoelige snaar. De ruimtelijke kwaliteiten en verschillen zorgen voor grote verschillen in bestuurlijke bemoeienis en ambtelijke ervaring. Waalsprong en infrastructurele voorzieningen noordelijk en westelijk van Nijmegen vergen een andere aanpak dan het onderhoud van bossen, kleinschalige recrea�e en vogelstand in de Ooypolder. Het is van belang om in de zeer verschillende situa�es van (grote) stad en (fraai gevariëerd) pla�eland zo dicht in elkaars buurt, te blijven zorgen voor een onderscheiden aandacht op ambtelijk en poli�ek niveau. En dan hebben we het nog niet gehad over het probleem van het democra�sch tekort door de regionale samenwerking. Illustra�ef is een bericht in de Volkskrant van 15 januari 2015. Gemeenteraden staan naar eigen zeggen buitenspel bij de inkoop van thuiszorg, jeugdzorg en de sociale werkvoorziening. Nederlandse gemeenten bundelen hun krachten om de nieuwe zorgtaken regionaal te organiseren. Raadslieden zeggen nauwelijks tot geen invloed te hebben op de afspraken die hun wethouders in de regio maken. Regionaal organiseren gebeurt bij veel meer beleidsgebieden. Gemeenten zijn in de regel betrokken bij tal van samenwerkingsverbanden. De gemeenteraden en dus de burgers die ze vertegenwoordigen, staan hierbij op grote afstand. De remedie? Grotere bestuurlijke eenheden, dan wordt de regionale samenwerking overbodig en is het probleem opgelost. Een gemeente Groot-Nijmegen dus? We zijn benieuwd in welke rich�ng de discussie zich het komende decennium zal gaan bewegen. Een Dorpsraad In september 2013 hee� het BPM samen met een aantal andere betrokken burgers in Millingen aan de Rijn gepolst of het zin zou hebben in een of andere vorm een dorpsraad of Dorps Belangen Organisa�e (DBO) op te richten, e.e.a. in samenwerking met de Vereniging Kleine Kernen Gelderland (VKK Gelderland), een vereniging met 144 dorpsbelangenorganisa�es als lid. (De aanduiding dorpsraad klinkt wat vertrouwder maar kan verwarring wekken met gemeenteraad. Daarom gee� het VVK de voorkeur aan dorpsbelangenorganisa�e.) De idee was dat, waar een andere gemeentelijke constella�e ontstaat, meer op afstand, het wellicht zin zou 18
hebben de belangen vanuit de diverse kernen in een DBO vanuit de kern gemeenschappelijk goed te formuleren en te behar�gen. Er werd een avond belegd in september 2013 in het Julianagebouw waar vrijwel alle Millingse verenigingen en maatschappelijke organisa�es vertegenwoordigd waren. De algemene conclusie was dat het gevoel van urgen�e om te komen tot een dergelijke vertegenwoordiging vanuit de kern op dat moment niet gevoeld werd. Het BPM is van mening dat een dorpsraad een waardevolle bijdrage kan leveren aan het welzijn van het dorp en zijn bewoners. Het verwacht dat de behoe�e eraan zal groeien en op een later �jds�p zal leiden tot de oprich�ng ervan.
8 MUG aan zet …, en nú de burger! De gemeentes Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek, die vanaf 2015 de gemeente Berg en Dal (in 2014 gemeente Groesbeek) vormen, hadden zich al vóór die �jd verenigd in het project MUGaanzet. Interac�ef werden daarin alle mogelijk belanghebbende par�jen uitgenodigd om mee te praten over hun ideeën rond de par�cipa�esamenleving. Een belangrijk thema: het samen-leven in onze gemeenschap en de nieuwe en uitgebreide rol, die voor de gemeente als bestuursorgaan daarin is weggelegd. Wat voor mogelijkheden en problemen komen we tegen als we dat samen-leven in onze dorpen in beschouwing nemen? Het slotstuk van de exerci�e bestond uit de door de 3 gemeentes gepubliceerde sociaal maatschappelijke visie: het beleid van de drie gemeentes rondom hun inzet in de zorg, de jeugdzorg en de par�cipa�e van gehandicapten op de arbeidsmarkt. Een prima aanzet, vonden de leden van enkele denktanks uit de gemeentes Groesbeek, Ubbergen en Millingen aan de Rijn die een overleggroep hadden gevormd. Het Burgerpla�orm deed uiteraard mee aan dit overleg, geïni�eerd door enkele betrokken burgers uit Groesbeek. Een prima aanzet weliswaar, maar nog weinig concreet ingevuld. Na MUG aan zet, zouden nu de burgers zelf aan zet moeten zijn om hun zegje te doen over dit onderwerp. Dr. Martha van Bienen, lector bij het Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspec�ef van de HAN, gaf ons een introduc�e in het instrument: leren werken met vraagpatronen. Een methode van werken, die uitgaat van de verhalen van mensen. In 7 stappen worden uit de verhalen van mensen de vragen en de mogelijkheden rond de besproken onderwerpen gehaald en wordt de samenhang daartussen uitgewerkt in vraagpatronen. De vraagpatronen vormen de opmaat tot concrete projecten en ac�es. Vanuit het overleg van denktanks werd contact gezocht met de drie gemeentes: zouden zij bereid zijn om in enkele kernen een dergelijk onderzoek te financieren, zodat daarmee de Sociaal Maatschappelijke Visie ook op deze concrete manier verder zou kunnen worden ontwikkeld? De gemeentes Millingen aan de Rijn en Ubbergen bleken bereid, een onderzoek te financieren in de kernen Millingen, Leuth en Kekerdom , alle drie vallend onder één sociaal team. Het was vervolgens aan het Burgerpla�orm om samen met lokale partners uit de drie kernen en het Lectoraat van de HAN het onderzoek verder in te richten, vorm te geven en uit te voeren. Lokale partners werden gevonden in Leuth in de huurdersbelangenvereniging Het Blok en in Kekerdom in Vitaal Kekerdom. Van meet af aan werd afgesproken dat in het onderzoek ook een aantal vrijwilligers uit de drie dorpen zelf mee zouden doen. Daarmee blij� ook de exper�se wat betre� de onderzoeksmethode achter in de dorpen, maar werden vooral ook de lokale kennis en de lokale betrokkenheid gegarandeerd. Het onderzoek rich�e zich op de vraag: hoe ervaren de inwoners van Leuth, Kekerdom en Millingen de lee�aarheid in hun dorp? Wat zeggen zij over hun eisen, wensen en bijdragen met betrekking tot hun directe woonomgeving, hun fysieke leefomgeving, de voorzieningen, mogelijkheden tot ontmoeten, over hun ac�eve bijdrage aan de lokale samenleving, over de iden�teit van hun dorp? Zes studenten van de HAN en vijf vrijwilligers uit de drie dorpen kregen een training van de HAN in de onderzoeksmethode en voerden 45 interviews uit met burgers in alle lee�ijdscategorieën. De respondenten waren uitgezocht uit de Gemeentelijke Bevolkings Administra�e en werden deels aangevuld door sugges�es vanuit lokale verenigingen. De interviews duurden een uur en hadden het karakter van een open gesprek over de hierboven aangegeven onderwerpen. Dit gesprek werd opgenomen en vervolgens le�erlijk uitgetypt (getranscribeerd). De analyse van deze transcrip�es levert dan uiteindelijk een beeld op van de opva�ngen van burgers en daaraan gekoppelde vraagpatronen. Op 14 januari 2015 werden de eerste resultaten gepresenteerd in het Kulturhus in Kekerdom. Voorlopig waren vier vraagpatronen gedefinieerd, waarop de aanwezigen konden reageren. 19
1 2 3 4
Huisje, boompje, beestje. Men woont graag in de dorpen. Het is er pre�g en rus�g. Maar zijn er voor jongeren en jong volwassenen wel voldoende betaalbare huizen? En kunnen oudere de nodige aanpassingen en ondersteuning krijgen in de toekomst als ze thuis willen blijven wonen? Zorg dat je erbij hoort/komt! Ontmoe�ng, verenigingsleven, familie, buren wordt als heel belangrijk ervaren door jong en oud. Nieuwkomers zijn welkom, als je maar meedoet. Hoe houden we dat in stand? Voor ieder wat wils. Er wordt wel heel veel georganiseerd, maar niet iedereen kan of wil meedoen. Hoe zorgen we dat er voor iedereen passend aanbod is, zonder dat je je per se bij een vereniging aan moet sluiten? Hoe zorgen we ervoor dat er geen uitslui�ng van groepen komt? Werk aan de winkel. De samenleving verandert en ook de demografie van de dorpen. De zorg verandert, jongeren trekken weg, de dorpsgemeenschap valt niet meer samen met de gemeente. Mensen zien dat, maar reageren afwachtend. Hoe krijgen we proac�ef gedrag op gang?
Bijna 100 burgers uit de drie dorpen waren naar deze presenta�e toegekomen. Zij discussieerden in acht groepen over de vier vraagpatronen. Er kwamen tal van concrete sugges�es uit om tot ac�e te komen. Een greep: - kennen en gekend worden is stap één. Start een campagne: zeg elkaar gedag! - maak een knipkaart over de dorpen heen waarmee mensen ac�viteiten kunnen bezoeken of eraan meedoen, zonder dat ze lid van een vereniging hoeven te worden. - s�muleer groepswonen - versterk de bewonersini�a�even die er al zijn - maak een speciale uitgave van de Rozet, waarin álle ac�viteiten in het zonnetje worden gezet - organiseer wijkdagen/feesten, gericht op iedereen, jong en oud - maak de beste website van Nederland. In vervolg op deze bijeenkomst zal de HAN eind februari het defini�eve rapport over het onderzoek uitbrengen, waarin veel meer en detail alle resultaten uit het onderzoek in kaart zullen zijn gebracht en waarin ook de bevindingen van deze presenta�e zijn meegenomen. Als we als BPM naar deze eerste presenta�e van de uitkomsten van het onderzoek kijken dan doemen er veel vragen op die om nadere bestudering vragen. We verwijzen in dit verband gaarne naar de onlangs verschenen publica�e van het Sociaal en Cultureel Planbureau Dichtbij huis, lokale binding en inzet van dorpsbewoners. Voor oplossingen lijkt het nog te vroeg. Zo is het de vraag of er in alle drie de dorpen te weinig woningen voor jongeren beschikbaar zijn. Misschien ligt er aan dit vraagstuk ook iets anders ten grondslag: waarom gaan jongeren weg? Is dat één op één te relateren aan de beschikbaarheid van huisves�ng? Speelt bijvoorbeeld ook het regionale toewijzingsbeleid, waarbij de kansen van inwoners uit de dorpen kleiner worden bij toewijzing daarbij ook een rol? Hee� het te maken met werkgelegenheid, of met de aantrekkingskracht van de grote stad? Het tweede vraagpatroon betre� het samenleven met medeburgers en dorpsgenoten versus eenzaamheid, het ongewild alleen zijn. Wat zijn de oorzaken van dat ongewild alleen zijn? Kennen we degenen in onze dorpen, die buiten de bekende verbanden van familie, buurt en verenigingen vallen? Wat zijn hun behoe�es en hoe divers kan dat zijn? Wie houden zich nu al met dit vraagstuk bezig? Wie gaat dit onderzoeken? Overigens denken wij dat een werkgroep “Welkom in Millingen” niet verkeerd zou zijn, een . groep dus die zich bezighoudt met de vraag hoe je ervoor zorgt dat mensen wegwijs worden in het dorp en allerlei ini�a�even in dat opzicht -want die zijn er natuurlijk- in kaart brengt en met elkaar verbindt. Het derde vraagpatroon betre� de verenigingen. Voldoet het aanbod van de bestaande verenigingen nog in 2015? Past hun inrich�ng en structuur bij de behoe�es van de groepen burgers waarvoor zij staan: ouderen, jongeren, specifieke doelgroepen? Het zou wellicht goed zijn dat de verenigingen dit gemeenschappelijk tot thema van gesprek maken en hun ervaringen daarin delen. Zijn er dan niches, of behoe�es aan ook weer andere inhouden? Het vierde vraagpatroon weerspiegelt de ontreddering van burgers als het gaat om de omgang met veranderingen. We weten wat ons zorgen baart, maar we weten nog niet hoe, anders dan vanuit angst, hierop te reageren. Wat kunnen we doen, wie stuurt ons daarbij aan? Een essen�ële vraag, die voor het welslagen van de par�cipa�emaatschappij van groot belang is. Een regierol voor de plaatselijke overheid is ons inziens daarbij gewenst. De gemeente Groesbeek/Berg en Dal is opnieuw aan zet, maar nu samen met de burgers.
20
9 Slot Nu het BPM gaat ophouden te bestaan vinden we een bescheiden evalua�eve terugblik op zijn plaats. Het BPM is opgericht om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het bestuur in de publieke ruimte. Wij denken daarbij in het bijzonder aan de gemeenteraad. Leden van de raad worden zo overstelpt met ‘stukken’ dat ze niet toekomen aan verdieping en achtergrond en langetermijnperspec�ef. Ze moeten zich noodgedwongen beperken tot wat onmiddellijk op hun bordje komt. In de landelijke poli�ek hee� men s�ch�ngen in het leven geroepen die voor achtergrond en verdieping en langetermijnperspec�ef moeten zorgen. Denk bijvoorbeeld aan de Wiardi Beckman S�ch�ng of de TeldersS�ch�ng. Iets dergelijks zou toch ook op plaatselijk niveau aantrekkelijk kunnen zijn? Natuurlijk heel bescheiden qua niveau en omvang maar qua func�e toch min of meer hetzelfde: zorgen voor het signaleren van vraagstukken die voor de gemeente en andere instan�es urgent zijn, deze analyseren vanuit een langetermijnperspec�ef en er toekomstgericht over adviseren. Een poli�eke rich�ng zoals op landelijk niveau leek ons op plaatselijk niveau niet nodig en niet gewenst. Vraag was natuurlijk wel of er voldoende mensen te vinden zijn die een bijdrage zouden willen leveren aan het BPM. Tien jaar BPM was een boeiend experiment dat ons het een en ander hee� geleerd. Ja, er is behoe�e aan een BPM. De publica�es hebben belangrijke onderwerpen onder de aandacht gebracht en ontwikkelingen in gang gezet. Enkele voorbeelden: het BPM hee� de trein rich�ng gemeentelijke herindeling met succes in beweging gezet; het BPM hee� alle betrokkenen bewust gemaakt van de demografische ontwikkelingen, met name van de naderende bevolkingskrimp en van de noodzaak bouwprogramma’s hieraan aan te passen; het BPM hee� gewezen op de noodzaak het bibliotheekbeleid aan te passen aan de moderne �jd; het BPM hee� gewezen op het falen van de gemeente bij de uitvoering van het groenbeleid. Dat leidde tot een voortvarende en succesvolle aanpak ervan; het BPM hee� een totaalvisie voor het dorp en ommelanden ontwikkeld en daarin gewezen op het belang van recrea�e en toerisme en de elementen benoemd die daarmee in strijd zijn, en op het belang van de fysieke aantrekkelijkheid van het dorp; het BPM hee� gewezen op het belang van de archeologie en er daadwerkelijk een bijdrage aan geleverd. Ja, er zijn voldoende mensen te vinden die capabel en bereid zijn een bijdrage te leveren. Niet dat dat al�jd eenvoudig is – het moderne leven kent vele verleidingen de �jd anders te besteden - maar het lukt. En deze mensen scheppen er genoegen in op deze wijze een bijdrage te leveren aan het welzijn van het dorp. Ja, het is mogelijk om tot goede analyses en tot goede adviezen te komen dankzij het internet en omdat er vele behulpzame instan�es en deskundigen zijn. Door het internet konden we beschikken over een schat aan informa�e op allerlei terreinen. Toch wel een ontdekking. Wat we ook hebben geleerd is dat bezinning op de rela�e met de gemeente noodzakelijk is. Die rela�e was nogal afstandelijk. Zo vonden de publica�es nooit een enthousiast onthaal bij de gemeente. Ze werden al�jd beleefd in ontvangst genomen door het gemeentebestuur zonder duidelijke blijk van erkentelijkheid voor het vele werk dat eraan ten grondslag lag, of zonder dat daar een gesprek in enigerlei vorm over de inhoud op volgde. Het was een buitenstaander, de minister van VROM, Eberhard van der Laan, die de gemeente gelukwenste en complimenteerde met het Burgerpla�orm dat zo’n voortreffelijke publica�e had uitgebracht en die publica�e presenteerde �jdens een dorpsoploop in de ‘Gelderse Poort’. (Krimp zonder Kramp) Hij zou de publica�e zo in de Tweede Kamer hebben kunnen gebruiken. Het leek wel of de gemeente en het BPM niet goed raad wisten met elkaar. Misschien is de verklaring wel de kloof die er is tussen burgers en gemeentebestuur. De burgers worden eens in de vier jaar verzocht hun stem uit te brengen en dat moet maar voldoende zijn. Daarna trekken bestuur en raad zich terug in het gemeentehuis om daar hun werk te doen geholpen door het ambtelijk apparaat. Die willen daarbij niet graag gestoord worden door burgers die ook hun zegje willen doen. Het is zonder die burgers al ingewikkeld genoeg. Die houding is misschien wel te begrijpen, maar het staat in schril contrast met het beleid van de overheid. De overheid stree� naar een samenleving waarin burgers meer verantwoordelijkheid voor zichzelf en hun omgeving nemen. Als onderdeel hiervan is het de bedoeling dat burgers maatschappelijke kwes�es gezamenlijk oppakken in een zogenoemde ‘doe-democra�e’ Dit streven gaat verder dan eerdere pogingen om burgers bij collec�eve kwes�es in hun omgeving te betrekken: in wat vaak wordt aangeduid als de ‘eerste genera�e burgerpar�cipa�e’ kregen burgers meer inspraak; in de ‘tweede genera�e burgerpar�cipa�e’ werden ze uitgenodigd om beleid mede te ontwikkelen; het ideaal van de huidige ‘derde genera�e burgerpar�cipa�e’ is dat burgers zelf oplossingen voor door hen zelf benoemde problemen zoeken, en dat ze deze oplossingen zo veel mogelijk zelf uitvoeren. Dichtbij huis, p. 15, Sociaal Cultureel Planbureau 2015. Het BurgerPla�orm hee� misschien ook wel bijgedragen aan de afstandelijkheid van de rela�e door de 21
eigen autonomie en ona�ankelijkheid wellicht te sterk te beklemtonen. Die ona�ankelijkheid is weliswaar noodzakelijk om het werk als ‘denktank’ uit te kunnen voeren en aldus meerwaarde te kunnen bieden, maar er moet ook oog zijn voor de rela�e met wat zich afspeelt binnen het bestuurlijk proces in de gemeente en het mag geen obstakel zijn voor een goede communica�e. Concluderend willen we de nieuwe gemeente adviseren serieus werk te maken van burgerpar�cipa�e. Het moet niet zo zijn dat ini�a�even van burgers zoals een burgerpla�orm of een dorpsbelangenorganisa�e ongemak veroorzaken bij de gemeente. Integendeel, dergelijke ini�a�even moeten van harte ondersteund en ges�muleerd worden. Daarom: ontwikkel beleid ter zake van burgerpar�cipa�e en voer dat uit, uiteraard met de burgers. Beleid ontwikkelen wil in dit verband onder meer zeggen: aangeven hoe de gemeente werk denkt te maken van burgerpar�cipa�e, en ook: aangeven hoe de gemeente denkt om te gaan met organisa�es die gericht zijn op het algemeen belang zoals een BPM of een dorpsbelangenorganisa�e. Maak daarbij gebruik van de ervaringen van en met het BPM. De gang van zaken met het groen in Millingen biedt, denken wij, een lichtend voorbeeld.
22
Aanbevelingen 1. Bestudeer de bevolkingsprognose voor alle kernen en voor de gemeente als geheel. Ga na hoe die prognoses zich verhouden tot die van de gehele regio. Werk in detail uit wat de prognoses betekenen voor de woningbouw en de diverse voorzieningen. 2. De gemeente Groesbeek/Berg en Dal moet zich profileren als een gemeente die recrea�e en toerisme hoog in het vaandel hee�. Stel in verband hiermee vast op welke wijze de gemeente de fysieke aantrekkelijkheid van de kernen en het buitengebied gaat vergroten. Wat gaat u doen? Wat gaat u juist niet doen? 3. Gelet op het voorgaande is het zaak om bij de volgende aanpassing van het bestemmingsplan buitengebied (2017?) de aantrekkelijkheid voor toerisme te vergroten en te komen tot een goede afwisseling van landbouw enerzijds en natuur- en landschapselementen anderzijds. 4. Ontwikkel dorpsplannen voor alle kernen rekening houdend met de bevolkingsprognose en het vergroten van de fysieke aantrekkelijkheid. 5. Het wer�errein in Millingen aan de Rijn is een bijzondere kans. Probeer die kans op�maal te benu�en. Blijf als gemeente niet afzijdig. Laat het een trekpleister worden binnen de nieuwe gemeente. Roep een ‘kopgroep’ in het leven, een groep die voorop gaat in het streven van het wer�errein een trekpleister van jewelste te maken. Het BPM kandideert H.Keereweer als voorzi�er van de kopgroep. 6. Zorg voor vergroening van de kernen. Doe ook een beroep op de inwoners. Fraaie voortuinen kunnen de aantrekkelijkheid van de kernen immers sterk vergroten. Maar geef eerst het goede voorbeeld. Houdt nadrukkelijk rekening met de toenemende vergrijzing. Ouderen moeten veel bewegen maar dan moeten er wel rollatorvriendelijke wegen en tro�oirs zijn. 7. De ontwikkeling van de bibliotheken vraagt om voortdurende aandacht. Faciliteer en s�muleer een ontwikkeling die past bij deze �jd. Niets doen leidt tot slui�ng. 8. Maak de gehele ouderenzorg bereikbaar in een centraal punt van de wijkteams: voor informa�e, overleg en advies. Organiseer rond de kleinschalige teams voor thuiszorg alle voorzieningen, inclusief de voorzieningen krachtens de WMO, die het voor ouderen mogelijk maken de regie over hun leven te behouden. 9. Faciliteer en s�muleer de vorming van dorpsraden. 10. Ga na op welke wijze het samen-leven bevorderd kan worden. Bedenk dat netwerkvorming de zorgkosten kan verlagen. 11. Maak serieus werk van burgerpar�cipa�e. Ontwikkel beleid ter zake en voer dat uit, uiteraard met de burgers. Maak daarbij gebruik van de ervaringen van en met het BPM. De gang van zaken met het groen in Millingen biedt, denken wij, een lichtend voorbeeld.
In de BPM-publica�ereeks zijn verschenen: 1. Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier BPM-publica�e 1, april 2007 2. Commentaar op de nota Millingen aan de Rijn in 2020, Vriendelijker, Boeiender, Mooier BPM-publica�e 2, december 2007 3. Samenwerking met Groesbeek. Een goed idee? BPM-publica�e 3, september 2008 4. Het groene deel van Millingen. BPM-publica�e 4, december 2008 5. Krimp zonder kramp BPM-publica�e 5, juni 2009 6. De staat van het groen BPM-publica�e 6, juli 2009 7. Hoe behouden we de bibliotheek in Millingen aan de Rijn BPM-publica�e 7, september 2010 8. De finale BPM-publica�e 8, februari 2015
S�ch�ng BurgerPla�orm Millingen (BPM) www.burgerpla�ormmillingen.nl
Het BurgerPla�orm Millingen is een organisa�e van Millingse burgers die zich verdiept in onderwerpen die voor de Millingse gemeenschap van belang zijn, en daarover publiceert. Het wil op deze wijze een bijdrage leveren aan de kwaliteit van bestuur en poli�ek. Het Pla�orm is ona�ankelijk en hee� geen enkele binding met enige poli�eke par�j of belangengroep. Het richt zich niet alleen op de poli�ek maar ook op andere groepen en organisa�es. Behalve adviseren wil het Pla�orm ook informeren en discussie s�muleren. De s�ch�ng hee� een bestuur bestaande uit: Paul van Dam, voorzi�er Anneke Nijenhuis, secretaris Nico Mathijssen, penningmeester Alphons Klomberg