Hoe weet je wat je wilt? Door Joep Dohmen De filosofie is onder het volk. Vrijwel elke Nederlander heeft de afgelopen jaren wel iets meegekregen van het debat over de vrije wil. Het interessante aan dat debat is dat niemand een neutrale positie kan innemen. Je bent om zo te zeggen voor of tegen Dick Swaab. Niemand kan zeggen: de vrije wil bestaat niet, maar eigenlijk ook weer wel. De meest gangbare weg is natuurlijk de smokkelroute: ‘ik voel me vrij, maar hoe het werkelijk zit weet ik niet.’ Deze verlegenheid is erg onbevredigend. Je loopt rond met de wetenschap dat je in je handelen bepaald bent, en tegelijk weet je dat je handelen in zekere zin vrij is. Het bestaansrecht van de filosofie is nu juist om ons uit deze impasse te helpen. Opmerkelijk genoeg is het standpunt van Peter Bieri (de filosoof), alias Pascal Mercier (de schrijver), in de hitte van de strijd onopgemerkt gebleven. In zijn filosofische Handwerk van de vrijheid (2006), dat als ondertitel heeft Over de ontdekking van de eigen wil, schetst Bieri precies genoemde verlegenheid. Wij zijn volgens hem verdwaald in de doolhof van het denken en hij zal ons de uitweg tonen. Ten aanzien van de vrije wil neemt hij zelf een interessante tussenpositie in: Bieri is een compatibilist en probeert beide posities met elkaar te verzoenen. Ik ken geen ander actueel boek over de wil – of liever over het willen -‐‑ dat zo behulpzaam is bij het verhelderen van je eigen standpunt als Bieri’s Handwerk van de vrijheid. Bovendien is daar de recent verschenen essaybundel Hoe willen wij leven? (2012). De meest fundamentele vraag die wij onszelf moeten stellen is niet: hoe moeten wij leven, noch hoe kunnen wij leven, maar hoe willen wij leven. Wij zijn niet vanzelf vrij, maar moeten gaandeweg ons leven onze persoonlijke vrijheid zien te veroveren. Volgens Bieri doen wij dat vooral door te werken aan onze wil. Bieri gaat uit van de volgende opvatting van actorschap. Zonder actor is er geen handeling maar slechts een gebeurtenis. Als je jezelf als actor ervaart, beleef je je 1
eigen handeling als uitdrukking van wat je wilt. Als je door een andere wil zou worden bewogen, zou er een andere handeling gevolgd zijn. Dus als er niet een of andere wil was, dan was er geen handeling maar slechts een reflex of een stuiptrekking. Mensen zijn verlangende wezens. We hebben allerlei wensen, van ’s morgens vroeg tot ‘s avonds laat: vroeg opstaan of (nog even) blijven liggen, wel of niet douchen, wel of niet ontbijten (al dan niet uitgebreid). Bovendien hangen onze wensen vaak samen met die van anderen: laat jij de hond even uit en doe onderweg de boodschappen, dan neem ik intussen de kinderen. Van alle wensen die we hebben, worden slechts enkele een wil. Pas als een wens de overhand heeft gekregen op andere wensen en tot handelen geleid heeft, kunnen we spreken van een wil. Typerend voor een wil is dus dat het niet blijft bij het spelen met een gedachte, maar dat je daadwerkelijk de benodigde stappen zet om een bepaalde wens tot wil te promoveren. We kunnen met onze gedachten onze wensen beïnvloeden. We kunnen door na te denken over onze wensen, door te wikken, te wegen en te evalueren, aan onze wil werken en beslissen hoe die zal uitvallen. We zijn de actoren van onze wil en hebben een zekere macht over onze wensen. Bieri sluit hiermee aan bij de opvattingen van de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt. Het belangrijkste kenmerk van de mens als persoon volgens Frankfurt is dat hij afstand kan nemen van zijn wensen en in staat is om zich met bepaalde wensen wel, en met andere niet te identificeren. Mensen handelen op basis van bepaalde verlangens of wensen, en bovendien op basis van volities, wensen over concrete wensen en verlangens. We willen immers graag dat bepaalde verlangens ons handelen sturen maar andere niet. Sommige mensen vinden het heerlijk om een sigaret op te steken en te roken, maar willen toch ook heel graag gezond blijven. Omdat deze wensen niet verenigbaar zijn, zullen ze zich met een van beide wensen moeten identificeren. De autonome roker is niet verslaafd, maar heeft zich nu eenmaal bewust geïdentificeerd met het roken en neemt zijn gezondheids-‐‑ perikelen op de koop toe.
2
De wil is dus in het mensbeeld van Peter Bieri geen aparte instantie. De wil is geen zelfstandig menselijk vermogen of innerlijke kracht. Als iemand iets wil, betekent dit niet meer dan dat er een samenspel van wens, overweging, overtuiging en bereidheid aanwezig is. Uit dat samenspel resulteert een wil, en deze innerlijke structuur is verantwoordelijk voor het handelen. Dit geldt niet alleen voor het handelen, maar voor de hele levensloop. We willen immers niet alleen iets doen, we willen ook iemand worden en uiteindelijk iemand zijn. Bieri gelooft dus helemaal niet in de vrije wil, maar hij gelooft wel degelijk in het grote belang van wilsvorming. Hoe vrij is dit proces van wilsvorming? Bieri onderscheidt vier verschillende aspecten die samen de speelruimte van ons willen en handelen inkaderen: gelegen-‐‑ heid, middelen, vaardigheden en ons innerlijk profiel. Het eerste aspect van onze speelruimte is de mogelijkheid of gelegenheid. Op de eerste plaats moet er een scala van mogelijkheden bestaan dat als het ware de bron van onze verlangens vormt. In een wereld waarin geen muziek is, krijgt niemand het verlangen om piano te gaan spelen. Het tweede aspect van onze speelruimte betreft de middelen die iemand heeft om van een bepaalde gelegenheid gebruik te maken. Meestal gaat het over geld, voedsel, werk, woning, kleding, vervoer et cetera. Als je graag zou gaan studeren, zijn er in ons land tal van mogelijkheden, maar niet iedereen kan een studie betalen. Je kunt dan wel wensen om te gaan studeren, maar je kunt het niet willen. Zo kun je ook best wensen om piano te gaan spelen, maar je kunt het alleen maar echt willen als je de lessen kunt betalen. De speelruimte voor het handelen hangt ten derde ook af van je vaardigheden. Niet iedereen kan schrijven, schilderen of pianospelen. Een gebrek aan vaardigheden betekent ook een inperking van iemands vrijheid, omdat iemand dan zijn wensen dan niet kan omvormen tot een wil die hem tot bijvoorbeeld pianospelen in staat stelt. De vierde en laatste inperking van onze speelruimte is die van ons innerlijk profiel. Behoeften en gewoontes, opvattingen en gevoelens, maar ook trauma’s en kwetsuren, kortom onze hele biografie is volgens Bieri van invloed op de verlangens 3
en wensen die we hebben. Onze persoonlijke levensgeschiedenis is voor het scheppen van onze toekomst van groot belang. Uit deze vier inperkingen wordt duidelijk dat onze wilsvorming fundamenteel afhankelijk is van een speelruimte die we niet zelf geschapen hebben. Daarom stelt Bieri met grote nadruk dat we slechts kunnen spreken van een voorwaardelijke wil. Een paar jaar geleden kocht ik een piano, omdat ik een oud verlangen wilde bevredigen en eindelijk zelf muziek wilde gaan maken. Dat was zeer tegen de zin van mijn vrouw, die het maar een lelijk ding vond, ‘en bovendien heb je geen tijd’. Waarschijnlijk bedoelde ze dat ik geen talent had, dus ik zette door. Onlangs heb ik hem weer de deur uit gedaan. Wat is er mis gegaan? Er is muziek in deze wereld, in mijn milieu is musiceren niet ongewoon en er stond een piano te koop. Aan gelegenheid geen gebrek, dat kan het dus niet geweest zijn. Ik kon die piano best betalen dus ik heb hem gekocht. Ook daar is het niet mis gegaan. Ik heb helaas mijn piano nauwelijks aangeraakt. Als ik had doorgezet had, was misschien gebleken dat ik best een aardig eind komen. Bij nader inzien moet ik bekennen dat ik te weinig tijd had omdat ik toch liever wilde lezen en schrijven (voorwaarde 1 = gelegenheid). Het ergste is: ik wist dat eigenlijk wel! Ik ben er ook achter gekomen dat ik te weinig zelfvertrouwen had om te gaan spelen. Dat komt vanzelf wel, dacht ik, maar zelfvertrouwen is nu net een van die dingen die niet vanzelf komen (voorwaarde 4 = innerlijk profiel). Ik heb mezelf dus voor de gek gehouden toen ik de piano kocht. Bij nader inzien ontbrak het mij aan voldoende voorwaarden om mijn wil in de praktijk te brengen. Mijn vrouw had gelijk, ik had beter moeten nadenken over mezelf en mijn wens niet tot wil moeten promoveren. Volgens Bieri kunnen wij wel degelijk leren om innerlijk vrij te worden. Dan moeten we onszelf dus beter kennen dan ik deed. Dat geldt nog veel meer wanneer het er echt op aan komt en om de grote levensvragen gaat: alleen leven of met een ander; met deze man of vrouw in zee gaan of met die andere; wel of geen kinderen krijgen; ambities koesteren of leven in gemoedsrust; in luxe leven of in eenvoud; zelfgericht
4
zijn of je inzetten voor anderen et cetera. Volgens Bieri zijn dat allemaal zaken waar je gaandeweg achter kunt komen. Wilsvrijheid is een breekbaar ideaal. De vrijheid van de wil is iets waaraan je hard moet werken. Je moet weten wat je wilt. Bieri gaat er vanuit dat wij, binnen de ge-‐‑ schetste speelruimte, vrij zijn om onszelf te vormen, door ons met behulp van ons denken en onze verbeelding onze wil toe te eigenen. Aan dit proces van identificatie of toe-‐‑eigening zitten volgens Bieri drie dimensies: articulatie, begrijpen en beoordelen. Articulatie gaat over een zo goed mogelijke verwoording van wat je wilt. Begrijpen gaat over het doorzien van de betekenis van je verlangens. Ten slotte is goedkeuring nodig, je moet instemmen met wat je wilt. Je moet er achter staan en er ja tegen zeggen. Niet weten wat je wilt, bezet worden door onbegrijpelijke verlangens of je eigen wil uiteindelijk afkeuren, maakt iemand innerlijk zeer onvrij. Mensen die vlak leven of die hun leven zinloos vinden, zijn vrijwel altijd mensen die blind keuzes gemaakt hebben, die niet de moeite genomen hebben om hun eigen wensen te begrijpen, en die uiteindelijk niet achter hun eigen wil zijn gaan staan. ‘We kunnen geen stap doen zonder te weten waarom’, aldus Bieri in zijn nieuwe boek. Als het op zelfkennis aankomt, speelt de verbeelding een grote rol. Verbeelding (fantasie, voorstellingsvermogen) is de vaardigheid om innerlijke mogelijkheden uit te proberen. Verbeelding betekent dat je afstand neemt van jezelf en je wensen evalueert. Bij die evaluatie spelen zelfkennis en zelfreflectie, fantasie en verbeelding een grote rol. Je verbeelding moet betrouwbaar en nauwkeurig zijn, vooral in het geval van onomkeerbare beslissingen. Op dat moment kies je voor een bepaalde identiteit en verwerp je een andere. Je moet je inleven in je toekomstige zelf. Je verbeelding moet zich als een schijnwerper in verschillende richtingen oriënteren. Je moet er bijvoorbeeld achter zien te komen of je je in de voorgestelde situatie zult kunnen handhaven, en of je jezelf wel echt kunt vinden in zo’n bestaan. Wie aarzelt tussen een vrijgezellenbestaan of een gezinsleven, zal zich in beide situaties moeten verdiepen. Uiteindelijk identificeer je je bijvoorbeeld met je kinderwens en maakt die tot wil. Als de omstandigheden buiten jouw invloedssfeer meezitten, ga je voortaan 5
als vader of moeder door het leven. Dat is de ene kant van de medaille. De andere kant is dat je in je verbeelding ook moet meenemen waarvan je dan afstand hebt gedaan. Hoe leef je verder met die andere wens om liefst alleen te willen leven, zonder de constante aanwezigheid van een ander in jouw bestaan, en zonder de eindeloze zorg voor die wel erg rumoerige kinderen? Onder het pseudoniem Pascal Mercier is Bieri romans gaan schrijven. De literatuur is het laboratorium waarin hij uitprobeert of mensen zichzelf kunnen leren kennen door hun verbeelding te gebruiken. Wie de betekenis van het literaire werk van Mercier wil doorgronden, doet er goed aan om eerst Bieri’s filosofische werk te bestuderen. Dan begrijp je beter waarom de meeste van Merciers romanfiguren zo jammerlijk mislukken. Stuk voor stuk zijn het mannen die zichzelf slecht kennen, die in het leven ‘te laat’ komen omdat ze mentaal afwezig waren bij de belangrijkste beslissingen van hun leven. In zijn filosofie laat Bieri zien dat het beter kan, als we ons maar echt verdiepen in wat we willen.
6