Gewina 3 | 2002 binnenwerk
05-09-2002
10:46
Pagina
154
Gewina () -
DE DOOS VAN PANDORA HET KISTJE VAN BOURJÉ (), SUCCESVOL GETUIGENIS VAN EEN LIEFHEBBER DIE PROFESSIONAL WERD Huib J. Zuidervaart* In het kader van de recente herinrichting van één van de zalen in Museum Boerhaave kwam ik in het depot een kistje met instrumenten tegen, dat me vaag bekend voorkwam. Het ging hier om een mahoniehouten kist met messing ijkinstrumenten voor metrieke inhoudsmaten. Blijkens de signering op één van de instrumenten waren de elf objecten vervaardigd door de bekende instrumentmakersfirma van J.M. Kleman & Zoon, ‘Koninklijke Instrumentmakers’ te Amsterdam. Deze instrumentmakerij bestond van tot , waarbij zowel de aanduiding ‘& Zoon’, als het predikaat ‘Koninklijk’ gevoerd werden sedert . Verder was bekend dat de instrumenten in aan het museum waren geschonken door de Hoofddirectie van het IJkwezen te Den Haag, terwijl een oude notitie in het deksel van de kist vermeldde dat de kist in in het bezit was van een zekere E.C. Bazuin. Hoewel het metrieke stelsel in de Nederlanden eerst in werd ingevoerd, maakte Kleman al sedert diverse metrieke lengte- en volumematen. De firma beschikte dat jaar zelfs al over een kopie van de Parijse standaardmeter. De bewuste set ijkinstrumenten paste kortom goed in hun assortissement. ‘Een oorspronkelijk voortbrengsel van wetenschappelijke aard’ Maar waar kende ik de instrumenten van? Eén losse notitie in het kaartsysteem bracht me verder. Weliswaar bestond van de instrumenten nog geen standaardbeschrijving, maar behalve lege velden bevatte de kaart nog één enkele naam, te weten ‘Bourjé’. Allicht, dat was het! Ik had een tekening
van de instrumenten gezien in de in verschenen biografie van de Zeeuwse kunstschilder Jan Pieter Bourjé (-), een veelzijdig man die inderdaad ook met het maken en ontwerpen van wetenschappelijke instrumenten was bezig geweest. Het ging in dit geval om ijkinstrumenten die door Bourjé in waren ontworpen en die in door R. Lobatto, destijds adviseur voor het ijkwezen, waren gekenschetst als ‘een van de weinige oorspronkelijke voortbrengsels van wetenschappelijke aard, welke in deze jaren op Nederlandschen bodem zijn geteeld’. Kortom, aanleiding genoeg om deze onbekende wetenschapsman, instrumentmaker en arrondissementsijker, van wiens eigen hand geen enkel instrument lijkt te zijn overgebleven, voor het voetlicht te brengen. Biografie Johan Pieter Bourjé werd geboren in Middelburg op augustus . Zijn vader Isaac Bourjé was toen een succesvol vennoot in een middelgroot handelshuis. Op zesjarige leeftijd werd Johan getroffen door een besmettelijke ziekte (waarschijnlijk meningitis) waardoor hij voor de rest van zijn leven volstrekt doof werd. Vader Bourjé besefte dat zijn zoon door deze handicap niet langer geschikt was om ‘in de handel te worden opgebracht’. De jonge Bourjé bleek echter over genoeg andere talenten te beschikken. Hij kon uitmuntend tekenen en schilderen, leerde snel zijn talen en door een plaatselijke leermeester (J. Priester) werd hij onderricht in de eerste beginselen van de wis- en natuurkunde. Zijn vader, die in lid werd van het lokale Natuurkundig Gezelschap, voorzag hem van een aantal fysische instrumenten. Vooral de elektrische instrumenten vermochten de jonge Bourjé te boeien en als liefhebberij begon hij aan deze instrumenten te knutselen. Daartoe ging hij geregeld om raad bij David Reghter, de instrumentmaker van het gezelschap,
* Museum Boerhave, postbus , EG Leiden Museum Boerhaave, sign. V (oud nr. A ). J. Maclean, Bijdrage tot de geschiedenis der Nederlandse instrumentmakerijen in de periode -: de firma’s Kleman en Van Embden (Leiden ). M. Fournier, ‘Instrumentgerichte wetenschapsgeschiedenis in de praktijk: een zonne-microscoop van Kleman’, TGGNWT () -. Albert Meijer, Frappante gelijkenissen. J.P. Bourjé (-) als beoefenaar van kunst en wetenschap (Middelburg ) [Zeeuwse katernen nr. ]. R. Lobatto, ‘Iets over Johan Pieter Bourjé, in leven arrondissements-ijker der maten en gewigten, te Middelburg’, Algemeene Konst- en Letterbode () -; -; -, m.n. .
Gewina 3 | 2002 binnenwerk
05-09-2002
10:46
Pagina
155
De doos van Pandora die tevens als goud- en zilversmid werkzaam was. Al doende bouwde Bourjé een expertise op die werd gewaardeerd. Zo liet de Delftse liefhebber Hendrik Luidwijn van Linden van den Heuvell in een nieuwe ‘electrische machine’ maken, samengesteld ‘merendeels’ volgens Bourjé’s denkbeelden. De grote hoeveelheid elektrische instrumenten, later genoemd in de veilingcatalogus van Bourjé’s kabinet, waarvan veel persoonlijk was vervaardigd, zal uit deze tijd dateren. Ondertussen verdiende Bourjé de kost als portret- en kunstschilder. Hij was in getrouwd had nu een eigen gezin te onderhouden. Uit deze periode dateert vermoedelijk een ongepubliceerde studie van zijn hand over het perspectief. Daarin gaat hij uitvoerig in op de meetkunde van projecties. Verwant hiermee was ook Bourjé’s interesse voor zon- en maan-eclipsen. Hij produceerde in de eerste van een groot aantal eclipsberekeningen. Tot dan toe was Bourjé vooral bezig geweest als ‘liefhebber’. Dat veranderde echter in het eerste decennium van de negentiende eeuw. Het jaar bleek een rampjaar te zijn voor de familie. Meegesleurd door de ineenstorting van de Zeeuwse economie aan het einde van de achttiende eeuw ging vader Isaac failliet en de hele familie moest nu plots rondkomen van een gering
moederlijk erfdeel, gevoegd bij hetgeen Johan zo nu en dan bij elkaar schilderde. Hij pakte van alles aan. Hij copieerde kadasterkaarten en vervaardigde instrumenten, zoals een nieuwe ‘controleur- of luchtthermometer’, maar ook producten voor de physique amusante. Wetenschap en instrumenten gingen in zijn leven een steeds grotere rol spelen; de schilderkunst verschoof naar de achtergrond. Op een tentoonstelling in presenteerde hij alleen nog oud werk. In was er even sprake van de mogelijkheid dat hij de overleden David Reghter zou opvolgen als instrumentmaker bij het Natuurkundig Gezelschap. Maar de voorwaarden vond Bourjé toch te ongunstig en er is niets van gekomen. Een kleine twee jaar later ging het beter. Arrondissements-ijker In april solliciteerde Bourjé naar de post van ijkmeester-generaal van Zeeland. Deze nieuwe functie zou noodzakelijk worden in verband met de officiële invoering – in – van het metrieke stelsel in de Nederlanden. In zijn sollicitatiebrief liet Bourjé weten dat hij ‘als wijsgeer en als beminnaar van orde en billijkheid’ het nieuwe stelsel van maten en gewichten ten zeerste had toegejuicht. Hij kon dat inderdaad staven, want al in had
David Reghter (-) was de zoon van de instrumentmaker Jan Reghter (-) uit Delft. Hij was sedert het voorjaar van werkzaam te Middelburg als instrumentmaker en goudsmid. Zie: Catalogus van Mathematische, Physische en Andere Instrumenten ... welke gemaakt en verkogt worden by D. Reghter Jzn.,. pp. (Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg, sign. C ). Vgl. ook H.J. Zuidervaart, ‘Mr. Johan Adriaen van de Perre (-). Portret van een Zeeuws regent, mecenas en liefhebber van nuttige wetenschappen’, Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen () -, i.h.b. . J.P, Bourjé, ‘Reis naar ’s Hage in Wijnmaand ’, Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg, handschriftenverzameling, nr. . Zie: Catalogus van eene fraaie verzameling zindelijk gekonditioneerde boeken, in onderscheidene vakken van wetenschappen ... alsmede een kabinet van physische, optische, mathematische en mechanische instrumenten ... nagelaten door wijlen den Wel. Ed. Heer J.P. Bourjé (Middelburg: S. van Benthem ). Voor de elektrische instrumenten, zie de nrs -; ; -; -; . Daarnaast bevat de catalogus een weinig chemie, redelijk wat optica (nrs. -) en veel instrumentmakers-gereedschap (nrs. -), waaronder een ‘kunstdraaibank’ met toebehoren. J.P. Bourjé, ‘De perspectief, of doorzichtkunde’, manuscript, ca. , Rijksprentenkabinet Amsterdam, sign.. D. Zie Meijer (n. ), Frappante gelijkenissen, -, alsmede noot . Meijer (n. ), Frappante gelijkenissen, , -, -. Voor Bourjé’s sterrenkundige activiteiten, zie ook: H.J. Zuidervaart, Van ‘konstgenoten’ en hemelse fenomenen. Nederlandse sterrenkunde in de achttiende eeuw (Rotterdam ), , . Vgl. J.P. Bourjé, ‘De geschiedenis onzer rampen’, Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg, handschriftenverzameling, nr. . Onder dit nummer wordt ook bewaard Bourjés egodocument ‘Aantekeningen uit mijn leven [-]’, welk handschrift deels is uitgegeven door F. van de Berg in Zeeland Documentair / () (met bijlage in facsimilé). Zie Bourjé’s tekeningen van dit instrument, afgebeeld bij Jan Cantzlaar, ‘Verhandeling over een nieuwen controleur- of luchtthermometer’, Nieuwe Verhandelingen van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen , e stuk (). Meijer (n. ), Frappante gelijkenissen, . Ibidem, en noot : Bourjé over Reghter: ‘nu hij dood is mag ik het zeggen: veel liet hij elders maken of ontbood het (doch sub rosa). Hij heeft bij mij ook wel om een helpje of om een lesje geweest en ik weer bij hem’.
Gewina 3 | 2002 binnenwerk
05-09-2002
10:46
Pagina
156
De doos van Pandora hij een boekje aan het metrieke stelsel gewijd. Hij zocht bovendien een betrekking waarin zijn doofheid hem niet zou hinderen. De post van ijkmeester-generaal van Zeeland werd uiteindelijk niet ingesteld, maar in maart werd Bourjé wel benoemd in een vergelijkbare functie, namelijk die van Arrondissements-ijker in eerste Zeeuwse district. De betrekking leverde weliswaar geen vast salaris op, maar de functionaris werd wel bij iedere ijking betaald. Daarnaast mocht een ijker ook zelf maten en gewichten verkopen. Bourjé ging voortvarend van start. Zijn ijkmerk was eenvoudig maar doeltreffend: een hoofdletter B in een cirkel. In de daaropvolgende jaren zou het metrieke stelsel van maten en gewichten zijn leven bepalen. Nog in het jaar van zijn benoeming gaf hij een eenvoudig overzicht uit van de diverse nieuwe maten, visueel voorgesteld met cirkels, zodat men ‘met één oogopslag, zonder voorafgaande berekening’ de herleidingen kon verrichten. De plaat was bestemd om in winkels te worden opgehangen. Een jaar later volgde een tweede populariserend werk en in een werkstuk bestemd voor zijn vakgenoten, de ijkers. Maar aan deze Handleiding tot de verificatie der lengte-maten en gewigten, beleefde Bourjé niet veel plezier. Hij vond het drukwerk uitermate slecht en van het boek werden nauwelijks twintig exemplaren verkocht. Pas nadat het ministerie van Binnenlandse Zaken exemplaren voor het ijkwezen had aangeschaft, kwam hij uit de kosten. Die ministeriële aanschaf was tot stand gekomen nadat het Koninklijk Instituut het boekje als ‘voorbeeld en vraagbaak’ had aangemerkt. Kritische noten waren er echter ook, want niet alles wat Bourjé beweerde, werd geloofd. Dat laatste sloeg vooral op Bourjé’s bewering dat hij inmiddels in staat was om op een ‘comparateur’ de ‘duizendste deelen eener streep’ te kunnen onderscheiden. Dat was wel heel kras, zo vonden de heren van het Instituut: ‘De heeren Reichenbach en Ramsden, die als
keurige verdelers door heel Europa beroemd zijn, hebben het nog op lange na tot dien graad van fijnheid niet gebracht. Maar Bourjé ging onverstoorbaar verder. Hij had zowel theoretisch inzicht als praktische ervaring, en die combinatie was zeldzaam. De verificatie van inhoudsmaten Zijn ijkerspraktijk had hem inmiddels geleerd dat de verificatie van inhoudsmaten een lastig thema was. IJken door de overheveling van vloeistoffen was te onnauwkeurig en ook de veelvuldig toegepaste ‘zaad-ijk’ gaf aanleiding tot onaanvaardbare verschillen. Bovendien bleken diverse houten maten aan verandering onderhevig als gevolg van de ‘trekking en krimping van het hout’. Ook de diameter bleek vaak te variëren met de hoogte. Dit, alsmede een gemis aan meetkundige kennis bij de ijkers, gaf regelmatig aanleiding tot geschillen. Bourjé was van oordeel dat men beter en eenvoudiger kon meten. IJk-werktuigen dienden voor alles nauwkeurig te zijn, gemakkelijk in het gebruik en duidelijk in de aanwijzing. In ontwierp hij een set ‘verbeterde’ werktuigen, waarvan hij de modellen ook zelf vervaardigde. Met dit setje instrumenten konden inhoudsmaten van uiteenlopende grootte eenvoudig worden doorgemeten. Met zijn ‘winkelhaakjes’ sprongen haakse afwijkingen direct in het oog en met Bourjé’s ‘kruispasser’ en ‘meetstaven’ konden de diverse middellijnen doeltreffend op nauwkeurig in te stellen hoogten worden bepaald. Aan tal van détails had Bourjé gedacht. Om de messing instrumenten tegen slijtage te vrijwaren had hij de uiteinden met nauwkeurig gepolijst staal gedekt. En om de noniusaflezing ook onderin een maat goed te kunnen waarnemen, kon aan de meetstift een ‘bekwaam vergrootglas’ worden gehecht, zodat de af te lezen streep altijd in het brandpunt bleef. Bourjé’s instrumenten werden in een opmerkelijk hoog tempo goedgekeurd en vervolgens aan de
J.P. Bourjé, Kort onderrigt in het nieuwe Nederlandsche tientallige stelsel van maten, gewigten en munten, als ook in de op hetzelve toegepaste decimaal- of tiendelige rekening (Middelburg: S. van Benthem ) [UBL: F ] . In Bourjé’s nalatenschap (zie Catalogus ) bevonden zich dan ook: ‘Vier kistjes voor het Nederlandsch gewigt’ (nr. ) en ‘veertig differente houtmaten’ (nr. ), alsmede stuks ‘vergelijkingsschalen voor de Nederlandse maten en gewichten’ door J.P. Bourjé. J.P. Bourjé, Verklaring van de vergelijkings-schalen, dienende om de overeenkomstige hoeveelheden in oude en nieuwe maten en gewigten met eenen opslag van het oog dadelijk te kunnen vinden: gegraveerd door A.G. van Prooyen (Middelburg: S. van Benthem ) [ZB, sign. B ] . J.P.Bourjé, Onderrigting wegens de invoering en het gebruik der Nederlandsche lengtematen en gewigten (Middelburg ) [UBL, sign. G ]; J.P. Bourjé, Handleiding tot de verificatie der lengtematen en gewigten, met standaards-naauwkeurigheid: met verscheidene bijzonderheden daartoe betrekkelijk (Middelburg: J. Moens ) [ZB, sign. D ]. Brief d.d. april (KB Den Haag, Arch KNAW, nr E), geciteerd naar Meijer (n. ), Frappante gelijkenissen, , -, noot .
Gewina 3 | 2002 binnenwerk
05-09-2002
10:46
Pagina
157
De doos van Pandora
Figuur . Het kistje van Bourjé (Museum Boerhaave, Leiden) ijkers ten gebruike gegeven. Een en ander werd bevestigd in een door de koning uitgevaardigde instructie op de ijk van inhoudsmaten. Kort tevoren had Bourjé ook een Handleiding bij de instrumenten geschreven, welk boekje naar het oordeel van Lobatto getuigde van een ‘grondige kennis in dat gewigtig gedeelte van den ijk’. Voor zijn bijdrage kreeg Bourjé uit Rijks schatkist een – in die dagen niet onaanzienlijke – gratificatie van f . Het ‘kistje van Bourjé’ bleek een groot succes. Aangevuld met een kleine aanpassing voorgesteld door Stamkart in zouden de instrumenten tot in de jaren zestig van de twintigste eeuw in gebruik blijven. Zevenboom, bij uitstek de geschiedschrijver van het ijkwezen, merkte er in over op: ‘Dat na meer dan honderd jaar de meetkundige inhoudsvinding nog grotendeels wordt
uitgevoerd met de door Bourjé en Stamkart uitgedachte instrumenten is wel het beste bewijs van hun doelmatigheid’. Na werden Bourjé’s verificatie-instrumenten vervaardigd door de ‘Koninklijke instrumentmakerij’ J.M. Kleman & Zoon te Amsterdam. Ironisch genoeg was dit uitgerekend de instrumentmakerij waarop Bourjé in zijn Handleiding uit grote kritiek had uitgeoefend. Eerder door Kleman vervaardigde ijkwerktuigen had Bourjé als ‘te zwak’ bestempeld. Een door Kleman gemaakte kruis- of meetpasser achtte hij ‘van geene duurzame naauwkeurigheid’, hetgeen Bourjé toch een hoofdvereiste achtte van ijk-instrumenten. Ook de waterpas die Kleman bij eerdere verificatie-instrumenten had gevoegd, had Bourjé ‘verbijsterend en nutteloos’ gevonden. Des te opmerkelijker is het
J.P. Bourjé, Handleiding tot de verificatie der inhoudsmaten, met verscheidene bijzonderheden daartoe betrekkelijk (’sGravenhage: Algemeene Lands Drukkerij ). Voor de beschrijving van Bourjé’s verificatie-instrumenten, zie pp. -. Zie ook diverse stukken, waaronder Bourjé’s aanbiedingsbrief d.d. sept. , in ARA, Den Haag, Archief Staatsecretarie Willem I, exh. okt. , nr . (Met dank aan drs. A.C. Meijer te Middelburg, voor het ter beschikking stellen van kopieën van deze en andere stukken). F.J. Stamkart, Verhandeling over de meetkundige inhoudsvinding der Nederlandsche maten (’s-Gravenhage ). Volgens vriendelijke mededeling van de heer R. Muijlwijk, gepensioneerd medewerker van het NMI (de opvolger van de dienst ijkwezen) zijn de kistjes van Bourjé inmiddels volledig buiten gebruik geraakt, eenvoudigweg omdat er geen inhoudsmaten meer voor de ijk worden aangeboden. Enkele overgebleven kistjes zijn terecht gekomen in het Museon te Den Haag en het Museum Prinsenhof te Delft. K.M.C. Zevenboom, Het ijkwezen van tot , de tijd der arrondissements-ijkers. Typescript, Rotterdam ca. , (Museum Boerhaave, sign. f -e). Zie ook: K.M.C. Zevenboom, De bemoeiingen van het Instituut en de Akademie met het ijkwezen (Amsterdam ) (Verhandelingen der Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, afd. letterkunde Nieuwe reeks , no. ) noot . Bourjé (n. ), Handleiding, -, .
Gewina 3 | 2002 binnenwerk
05-09-2002
10:46
Pagina
158
De doos van Pandora
Figuur . Bourjé’s verificatie-instrumenten, zoals afgebeeld in zijn Handleiding ()
Gewina 3 | 2002 binnenwerk
05-09-2002
10:46
Pagina
159
De doos van Pandora
Figuur : Detail van een schuifmaat met Bourjés signatuur dan ook om vast te stellen, dat in de door Kleman vervaardigde versie van het ‘kistje van Bourjé’ diens ‘kruispasser’ uiteindelijk niet is opgenomen. Ook de door Bourjé voorgestelde loep is in het door Kleman gemaakte exemplaar achterwege gebleven. Wat resteerde waren zes ‘winkelhaakjes’ en vijf ‘meetstaven’ met noniusverdeling. Aan Boerhaave’s exemplaar zijn de sporen van een langdurig gebruik goed af te lezen. Wat Bourjé van deze curieuze ontwikkeling heeft gevonden, is helaas niet bekend. Wanneer hij in op verzoek van de minister nog een nadere toelichting geeft op het gebruik van zijn ‘winkelhaakjes’, dan maakt hij alleen melding van het feit dat de ‘stram- en stroefheid’ van de bewegingen van de instrumenten hem gestoord heeft: ‘De beweeging van het schuivertje en hefboomtje moet, ja welsluitend, maar zeer vrij en los zijn, of zij voldoen niet aan het oogmerk en zijn dan onhandelbaar’. Ander commentaar dan dat hij terloops meedeelt dat hij zelf zijn eigen ‘oorspronkelijke’ instrumenten gebruikt, geeft hij niet.
Ondertussen ging hij onverstoorbaar voort met het propageren van het metrieke stelsel. In nam hij deel aan een prijsvraag uitgeschreven door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, waarin de samenstelling werd verlangd van een volksboekje ‘ten betoog van de voordelen van een eenvormig maten en gewichtenstelsel’. Bourjé’s inzending werd bekroond met zilver. Inmiddels legde Bourjé zich toe op een grotere precisie bij de vervaardiging van steeds fijnere gewichten. De nauwkeurigheid die hij daarbij wist te bereiken wekte in de bewondering van W. Poelman, essayeur-generaal van de Munt in Utrecht. Deze was zo onder de indruk van Bourjé’s minuscule messing- en papieren essay-gewichten, dat hij hem vroeg om een stel uit platina voor hem te vervaardigen. Het kwam er niet meer van. Bourjé stierf op maart van dat jaar, jaar oud. Volgens Lobatto verloor het metrieke stelsel in hem ‘een van deszelfs ijverigste voorstanders en bevorderaars. Bourjé’s fraaie kistje legt van die ijver nog steeds getuigenis af.
Brieven van Bourjé d.d. en aug. , gericht aan de Administrateur voor het Binnenlands Bestuur, (ARA, archief BB.) De bij deze correspondentie gevoegde tekening van Bourjé’s ‘winkelhaakjes’ is afgebeeld bij Meijer (n. ), Frappante gelijkenissen, . J.P. Bourjé, Leesboek over de maten en gewigten, uitgegeven op aanbeveling der Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (Middelburg: Gebr. Abrahams ). Meijer (n. ), Frappante gelijkenissen, . Lobatto (n. ), ‘Iets over Johan Pieter Bourjé’, .