De Domkerk Inleiding In 1254 werd de eerste steen gelegd voor de gotische Domkerk, die de bestaande romaanse kerk zou vervangen. De Domkerk functioneerde als kathedraal en was daarmee de belangrijkste kerk van het grote bisdom Utrecht. Alles werd dan ook uit de kast getrokken voor de bouw van de kerk én een hoge toren. Ruim 260 jaar is er aan de kerk gewerkt, totdat begin 16 e eeuw het geld definitief op was. In 1674 raakte de kerk ernstig gehavend, toen er een grote storm over Utrecht raasde. Het schip van de kerk stortte in en zo ontstond er een groot gat tussen het koor en het dwarsschip aan de ene zijde en de Domtoren (1320-1382) aan de andere zijde. Een leegte die vandaag de dag nog steeds bestaat en die heeft bijgedragen aan de bekendheid en uniciteit van de kerk en de toren. Verschillende belangrijke gebeurtenissen, waaronder de Beeldenstorm in 1580 en de storm van 1674, hebben hun sporen nagelaten. Deze sporen, de geschiedenis, de gotische architectuur en het interieur maken de Domkerk tot een indrukwekkend geheel. Voorgeschiedenis Het huidige Domplein heeft een rijke geschiedenis. Van circa 47 tot eind 3 e eeuw na Christus hadden de Romeinen er een legerkamp (castellum) gevestigd. Dat de Frankische koning Dagobert in de 7e eeuw op dezelfde locatie een kerkje liet bouwen was niet toevallig. De Frankische koningen zagen zichzelf namelijk als opvolgers van de Romeinen. De kerk die Dagobert liet bouwen werd verwoest, maar in 695 herbouwd door de missionaris Willibrord. Na zijn komst naar Utrecht stichtte Willibrord een geestelijk centrum om van daaruit de Friezen te bekeren tot het christendom. De herbouwde kerk wijdde hij aan St. Maarten en een daarnaast nieuw gebouwde kerk aan St. Salvator. Aan beide kerken was een kapittel verbonden. Niet veel later werd iets verderop een grotere Salvatorkerk gebouwd, waarna de oude Salvatorkerk de Heilige Kruiskapel genoemd werd. Eeuwenlang hebben er dus drie kerken op het huidige Domplein gestaan. De kerken en immuniteiten vulden de ruimte van het voormalige Romeinse legerkamp. De St. Maartenskerk werd uiteindelijk verbouwd tot de huidige Domkerk. De Salvatorkerk en Heilige Kruiskapel werden gesloopt, respectievelijk in 1587 en in 1826. De St. Maartenskerk werd in 777, toen het bisdom Utrecht ontstond, tot kathedraal verheven. De kerk werd in de loop van de tijd meerdere keren herbouwd: rond 920 na verwoesting door Noormannen en in 1023 na een grote brand. Toen de kerk in 1253 ten prooi viel bij een grote stadsbrand, besloot men de toen romaanse kathedraal te vervangen door een gotische. Dit is de huidige Domkerk. Bouwgeschiedenis In 1254 maakte men een begin met de vervanging van de bestaande romaanse kathedraal door een nieuwe gotische. Onder leiding van verschillende bouwmeesters kwam het gebouw in ruim 260 jaar tot stand. De kathedraal bleef ondertussen in gebruik, waardoor de oude Dom in fasen vervangen moest worden. Zo bleef het romaanse schip bijvoorbeeld nog meer dan 200 jaar in gebruik. De werkzaamheden begonnen bij het koor met kooromgang en straalkapellen. Rond 1300 maakte men een begin met de zuiderzijbeuk en daarna de noorderzijbeuk van het koor. Hier werden
verschillende kapellen en de sacristie gevestigd. In 1320 verplaatste de aandacht van de bouwers zich van het koor (oostzijde) naar de westzijde. Onder leiding van bouwmeester Jan van Henegouwen, ook wel Jan van den Doem (=Dom) genoemd, startte de bouw van de Domtoren. Met de komst van een tweede bouwmeester met de naam Jan van den Doem (werkzaam van 13601396) pakte men het werk aan het koor weer op. Het werd voorzien van een koorlantaarn met gewelven en luchtbogen. Daarna werd er een begin gemaakt aan de kloostergang, die in het derde kwart van de 15e eeuw werd voltooid. Ook werd er toen onder meer gewerkt aan de kapel van Rudolf van Diepholt (1465), het Groot Kapittelhuis (1462-1467, tegenwoordig de aula van de Universiteit van Utrecht) en het dwarsschip. In 1479 werd de overkapping en het torentje hiervan voltooid. Maar er bleven ook delen onvoltooid: de gewelven en de bekleding van de geveltoppen van het dwarsschip werden niet uitgevoerd. Ook het schip, waarvan de bouw rond 1480 begon, is niet volgens plan uitgevoerd. Het ontwerp bestond uit een middenschip met zijbeuken en zijkapellen. Het Domkapittel had graag de Heilig Kruiskapel willen afbreken om die ruimte bij het schip te kunnen betrekken, maar kreeg hier geen toestemming voor. Zodoende werd de zuidzijde van het schip smaller dan de noordzijde. Het schip werd in flamboyante gotiek uitgevoerd, maar bleef vanwege geldgebrek onvoltooid. Het werd onder meer niet overwelfd en ook de streefpijlers en luchtbogen werden niet uitgevoerd. Na de uitbreiding van de sacristie, de bouw van de domproostenkapel, de plaatsing van een groot venster in de westgevel en de overkapping van het schip was het geld op en stopte de bouw begin 16e eeuw definitief. De Reformatie en Beeldenstorm In de loop van de 16e eeuw nam de onvrede over verschillende praktijken binnen het katholieke geloof toe. Bekende theologen als Johannes Calvijn en Maarten Luther wilden het katholicisme hervormen, maar zij en hun volgelingen werden tegengewerkt. Uiteindelijk kwam het tot een breuk tussen de katholieken en de aanhangers van het nieuwe geloof, de protestanten. In 1566 en 1580 leidde de onvrede in Nederland tot een zogenaamde Beeldenstorm, de grootschalige bestorming van kerken en andere religieuze gebouwen waarbij de beelden en andere kunstvoorwerpen werden vernield. De Domkerk bleef niet gespaard in 1580: zo werden onder meer de gezichten van verschillende beeldhouwwerken weggeslagen. Het 14 e-eeuwse retabel van Anna te drieën is het meest sprekende voorbeeld van de Beeldenstorm in de Domkerk. Nog in hetzelfde jaar werd de uitoefening van het katholicisme officieel verboden door het Utrechtse stadsbestuur. Kerken en kloosters werden opgeheven of aan de protestanten gegeven, ook de Domkerk. Het gebouw veranderde van de belangrijkste kerk van een groot bisdom in een reguliere protestantse kerk en is dat tot op de dag van vandaag gebleven. Alleen tijdens de Franse bezetting werd de kerk in 1672-1673 weer even voor katholieke diensten gebruikt. Toen in 1853 de bisschoppelijke hiërarchie werd hersteld, werd niet de Domkerk maar de vlakbij gelegen St. Catharinakerk in gebruik genomen als kathedraal van het bisdom van Utrecht. De grote storm in 1674 Op 1 augustus 1674 raasde er ’s avonds een grote storm over Nederland, die overal veel schade aanrichtte. Van de Utrechtse kerken waren vooral de Jacobikerk, Pieterskerk en Buurkerk hard getroffen. Maar bij geen van deze kerken was de schade zo groot als bij de Domkerk: het schip stortte in. Enkele muren en kapellen werden deels gespaard, maar er was een groot gat ontstaan tussen het koor en de toren. Na het eerste puinruimen en stabiliseren van het gebouw, werd er weinig actie meer ondernomen. Zowel het Utrechtse stadsbestuur als het kapittel wilden zo weinig mogelijk geld in het gebouw steken. Het stadsbestuur beval het kapittel uiteindelijk in januari 1676 om het dwarsschip en koor af te sluiten om verder verval en oplopende kosten te voorkomen. Pas toen het stadsbestuur zelf actie ondernam door een aanbesteding uit te schrijven, kwam ook het kapittel over de brug. Metselaar Gijsbert Theuniszoon van Vianen (die ook aan de Pieterskerk en
Janskerk werkte na de storm) en Melchior van den Bosch kregen 17.000 gulden voor het puinruimen en het dichten van het koor. In 1682 was het werk klaar. Het schip werd niet herbouwd en de overblijfselen takelden langzaam af. In 1825 werd een deel van de grond van de Domkerk aan de stad overgedragen, die verschillende muren liet slopen om een plein (het huidige Domplein) aan te kunnen leggen. Uiteindelijk werd pas in 1826 het allerlaatste puin geruimd. In hetzelfde jaar werd ook de Heilig Kruiskapel gesloopt. In de bestrating van het Domplein is de plattegrond van het verdwenen schip aangegeven, net als de plattegronden van de voormalige Heilige Kruiskapel en de St. Salvatorkerk. ‘Tot ick te Uytert quam, gelade met verdriet, Stont binnen Uyters poort, maar kende Uytert niet; Het was er al in rou, vol kerremen en weene, Veel straten lagen woest, onbruyckbaar van de steene, Veel huysen gevelloos, van dack en glas ontbloot, Veel boomen uytgeruckt, veel mensch en beesten doot. De kerrick van de Dom, ’t vermaerde werelts-wonder, Dat soo veel eeuwen heught, dat ley oock hallef onder (…). Fragment uit ‘De Donder-Basuyne Godts, geblasen over Hollandt en Uytert op den 1 augustus 1674 (…)’ (Amsterdam, 1674). De Domtoren Nadat het voorgebouw van de oude romaanse Dom in 1308 instortte, werd er nagedacht over een vervanger en zo ontstond het idee voor een hoge toren. Bouwmeester Jan van Henegouwen, ook wel Jan van den Doem genoemd, maakte het ontwerp van een circa 126 meter hoge toren. Deze bestond uit twee grote vierkanten met daarboven een achthoekige open lantaarn, die werd bekroond met een natuurstenen spits. Het is uitzonderlijk dat de Domtoren als vrijstaande toren werd ontworpen. Normaal gesproken werden kerken voorzien van één of twee torens die onderdeel van de kerk waren. Bij de Domkerk kon dit niet, omdat de heren van het kapittel van St. Salvator recht van overpad hadden. Als de toren aan de Domkerk zou zijn gebouwd, dan zou de Salvatorkerk en omliggende grond niet meer bereikbaar zijn geweest. In 1320 ging de bouw van de toren van start. Er werd een grote bouwput gegraven, waarin het fundament gemetseld werd. Een jaar later begon men met het muurwerk van het onderste vierkant. De kapel voor de bisschop, de Michaelskapel, kreeg een plek in deze eerste geleding van de toren. Na een bouwstop (1328 - circa 1342) ging men verder met het tweede vierkant, later gevolgd door de lantaarn. Maar, rond 1364 ontstonden er scheuren in het tweede vierkant. Het ontwerp werd toen aangepast: de hoektorens van de lantaarn werden uit het plan geschrapt, net als de hoge spits. Deze werd vervangen door een lage kap (waardoor de toren nu 112 m hoog is). Na de oplossing van de problemen ging de bouw gestaag door, totdat de Domtoren in 1382 gereed kwam. Eind 15e eeuw werd de toren door een brugkapel met de Domkerk verbonden, maar deze verbinding verdween weer toen een grote storm in 1674 het schip van de kerk deed instorten. De toren had de storm wél doorstaan, maar door gebrek aan onderhoud was het verval reeds ingezet. Na een grote storm in 1836 kwam de roep om sloop van het sterk gehavende gebouw, maar dat leidde gelukkig juist tot een restauratie. Van 1901-1929 vond een grote restauratie plaats, waarna in de loop van de tijd nog verschillende herstelbeurten volgden.
In de Domtoren In het onderste vierkant bevindt zich de Michaelskapel, die tot 1580 gebruikt werd als bisschopskapel en van waaruit de bisschop via de brugkapel naar de Domkerk kon lopen. Tegenwoordig wordt het onder meer gebruikt voor huwelijksvoltrekkingen. Boven de Michaelskapel bevindt zich de Egmondkapel die, ondanks zijn naam, nooit als kapel heeft gefunctioneerd. Eeuwenlang waren hier een torenwachterswoning en gelagkamer gevestigd. De torenwachter was niet alleen verantwoordelijk voor het stellen en het onderhoud van het uurwerk, maar ook voor de bezoekers die (vanaf de 15e eeuw) de toren kwamen bekijken. Hij verdiende wat bij door de bezoekers van een drankje te voorzien in de gelagkamer. Helaas werd zowel de woning als de gelagkamer begin 20 e eeuw verwijderd. In het tweede vierkant werd in 1356 de definitieve klokkenstoel geplaatst, die in 1505 werd vervangen. In de nieuwe klokkenstoel kwamen dertien luidklokken te hangen, gemaakt door de bekende klokkengieter Gerard van Wou. In 1664 werden zeven klokken verkocht. Het ontbrekende aantal werd in 1982 weer aangevuld tot dertien. Na de klokkenstoel werd de Domtoren in 1369 voorzien van een uurwerk, dat in 1658 vervangen werd door een nauwkeuriger werkend exemplaar. In 1859 werd het huidige uurwerk gemaakt door de Parijzenaar Amadé Borrel. Helemaal bovenin, in de lantaarn van de toren, werd in 1664 een beiaard (carillon) geplaatst die werd voorzien van 35 klokken. Deze klokken waren gegoten door de beroemde broers François en Pieter Hemony. In de loop van de tijd heeft de beiaard verschillende wijzigingen ondergaan. Tegenwoordig bestaat hij uit 50 klokken, waarvan er 34 Hemonyklokken zijn. Interieur Verschillende belangrijke gebeurtenissen hebben hun sporen nagelaten in het interieur, waaronder de Beeldenstorm, de versobering toen het gebouw als protestantse kerk ging functioneren en de grote storm van 1674. Samen met onder meer het licht, de hoogte (de gewelven in koor en dwarsschip bevinden zich zo’n 32 meter boven de grond) en de gotische aankleding zorgen deze eeuwenoude sporen voor een indrukwekkend geheel. De verschillende rijkversierde grafkapellen en grafmonumenten van belangrijke geestelijke en wereldlijke heren versterken dit. Een bijzondere plek in de kerk is de grafkapel van bisschop Jan van Arkel (†1378). Naast de fijne 14e-eeuwse wanddecoratie, bestaande uit gotische traceringen en fabeldieren, is er ook het retabel van Anna te drieën. Het gepolychromeerde beeldhouwwerk van circa 1500 werd tijdens de Beeldenstorm in 1580 ernstig beschadigd: alle gezichten werden weggehakt. Het werd op een onbekend moment weggestopt achter een muur en pas in 1919 ontdekt. De naastgelegen grafkapel, met de tombe van bisschop Guy van Avesnes (†1317), heeft een zelfde wanddecoratie en ook hier werd in 1919 een spectaculaire vondst gedaan: een 15 e-eeuwse schildering waarop de gekruisigde Christus is weergegeven, met links Maria en Johannes de evangelist en rechts St. Margaretha en een draak. Overige (fragmenten van) schilderingen in de kerk zijn bijvoorbeeld de tapijtschilderingen op de pijlers in het koor. In de kooromgang staat het Heilig Graf uit 1501, dat tijdens de Beeldenstorm niet gespaard bleef. Het toont de gestorven Christus, met daaromheen engelen, profeten en wachters. Er zijn twee soorten engeltjes in de kroonlijst: geklede engeltjes in gotische stijl en naakte engeltjes in renaissance-stijl. Op het schilderij boven het graf staan de namen van personen die in de gedachteniskapel herdacht worden. Het koor met hoogkoor was de belangrijkste plek in de katholieke eredienst. Waar vroeger het hoogaltaar stond, werd in 1676 de marmeren graftombe van admiraal Willem Joseph van Ghent
(†1672) geplaatst. De befaamde beeldhouwer Rombout Verhulst maakte het rijkversierde graf. Van Ghent is afgebeeld in zijn wapenrusting, eromheen zijn allerlei verwijzingen naar zijn functie, heldendaden en afkomst weergegeven. Tevens liggen in het hoogkoor enkele 15e-eeuwse vloertegels die de keizers Koenraad II (†1039) en Keizer Hendrik V (†1125) gedenken. Hun hart en ingewanden werden in de Domkerk bijgezet. Naast bovengenoemde grafmonumenten en gedenkstenen zijn er nog verschillende andere grafmonumenten, zerken en gedenktekens te vinden in de kerk. In het dwarsschip vallen meteen de glas-in-loodramen op. Deze grote, indrukwekkende ramen werden gemaakt door R.N. Roland Holst en verbeelden de evangelisten en vier elementen (1926, zuiderdwarsbeuk) en verschillende profeten (1936, noorderdwarsbeuk). Orgels De oudste vermelding van een orgel in de Domkerk is van 1342, toen het schip van de Dom nog romaans was. Dit orgel werd in 1480 verplaatst naar de noorderdwarsbeuk toen het schip onder handen werd genomen. Het werd in 1571 vervangen door een nieuw orgel, gemaakt door Peter Janszoon de Swart. In de loop van de tijd werd dit orgel meerdere malen gerepareerd en vernieuwd, maar in 1826 was de toestand zo slecht dat reparatie niet langer de beste keuze leek. De bekende Utrechtse orgelbouwers Jonathan en Johan Bätz bouwden een nieuw orgel, waarvoor architect T.F. Suys een neogotische kast ontwierp. Een groot aantal pijpen van het oude De Swartorgel kregen een plek in het nieuwe orgel, dat in 1831 geplaatst werd. Sinds 1970 staat er ook een kabinetorgel in de Domkerk. Dit orgel werd eind 18e eeuw door Gideon Thomas Bätz gemaakt en kwam na verschillende omzwervingen uiteindelijk terecht in de Domkerk, waar het een plaats kreeg in het koor. Tot slot kreeg de Dom een derde orgel in 1989. Het werd geplaatst in de noorderdwarsbeuk. Het binnenwerk bleek van grote historische waarde te zijn. Het pijpwerk was grotendeels van de hand van de 17 e-eeuwse orgelmaker Apollonius Bosch en was aangevuld met 18e-eeuwse pijpen. Alvorens het orgel in de Dom werd geplaatst, werd het pijpwerk gerestaureerd en voorzien van een sobere eikenhouten kast. Restauraties in de19e en 20e eeuw Vanaf 1850 onderging de Domkerk een lange en ingrijpende restauratie. Gedurende tientallen jaren werd de kerk door verschillende architecten onder handen genomen. Enkele voorbeelden van de werkzaamheden zijn de reconstructie van de balustrade in het koor, het aanvullen in terracotta van verdwenen of aangetaste onderdelen, het openen van ramen en het reconstrueren van traceringen. Waar in de eerste decennia veelal reconstruerend te werk werd gegaan, was dat begin 20 e eeuw veel minder. Toen werden ook enkele 19e-eeuwse toevoegingen weer weggehaald, waaronder een toegangsportaal. De restauratiewerkzaamheden eindigden in 1938. Dertig jaar later ging het Rijk akkoord met de restauratieplannen voor vijf Nederlands hervormde kerken in Utrecht (Domkerk, Janskerk, Jacobikerk, Nicolaaskerk en Buurkerk) en stelde geld beschikbaar. De Domkerk werd van 1979-1988 als laatste kerk gerestaureerd. Naast de onderhoudswerkzaamheden en het verhelpen van gebreken, vonden er ook reconstructies plaats. Zo werden onder meer balustraden, waterspuwers en hogels geplaatst.
Het werk van eerdere restauraties liet men veelal ongewijzigd. Een van de belangrijkste veranderingen was de bouw van een theehuis dat uitkijkt op het pandhof. Het werd ontworpen door de restauratiearchitect, T. van Hoogevest, die ook de avondmaalstafel in het koor ontwierp. De werkzaamheden in het interieur van de Domkerk waren vooral op behoud en consolidatie gericht. Wel werden onder meer enkele gebruiksruimtes gecreëerd in de oude sacristie, librije en Blasiuskapel. Ook werd bijvoorbeeld de opstelling van de banken gewijzigd. Voorheen stonden ze rond de preekstoel, in de jaren ’80 van de 20 e eeuw werden ze in het koor geplaatst. Dit maakte het dwarsschip makkelijker toegankelijk en zorgde voor een meer open karakter. Gebruik door de eeuwen heen Vanaf de eerste steenlegging in 1254 voor de nieuwe gotische kerk functioneerde de Domkerk als katholieke kathedraal, immers tijdens de bouw gingen de diensten in de oude romaanse kerk gewoon door. De Domkerk was de belangrijkste kerk van een groot bisdom, totdat de uitoefening van het katholicisme officieel verboden werd in 1580. Op een onderbreking in 1672-1673 na, toen de kerk tijdens de Franse bezetting voor katholieke diensten werd gebruikt, is het sinds 1580 in gebruik als protestantse kerk. Het koor speelde in de protestantse eredienst geen belangrijke rol en zodoende werd het in 1636 in gebruik gegeven aan de Academie (Universiteit Utrecht) voor officiële gelegenheden. Vandaag de dag functioneert de Domkerk niet alleen als protestantse kerk, maar wordt het ook opengesteld voor allerlei evenementen, zoals concerten, huwelijken en tentoonstellingen. De kerk is elke dag geopend voor het publiek. Bezienswaardigheden In de Domkerk werden veel belangrijke geestelijke en wereldlijke heren begraven, waaronder een aantal bisschoppen. De meeste grafkapellen en grafmonumenten zijn rijk gedecoreerd. In 1580 was er een Beeldenstorm, waarbij ook de Domkerk niet gespaard bleef. Op verschillende plekken in de kerk zijn de sporen van de vernielingen nog zichtbaar: van veel beeldhouwwerken werden de gezichten weggehakt. De bronzen deuren van de ingang werden in 1996 gemaakt door kunstenaar Theo van de Vathorst. Boven de ingang is St. Maarten afgebeeld, aan wie de kerk van oorsprong was gewijd. Op de binnenkant van de deuren zijn barmhartige werken afgebeeld. De buitenkant van de deuren functioneert als een soort prikbord waarop allerlei teksten, voornamelijk uit het evangelie van Mattheüs, zijn weergegeven. Aan de westzijde van de Domtoren werd in 1321 een stichtingssteen ingemetseld. Toen de toren in 1382 gereed kwam, werd boven de stichtingssteen een gedenksteen ingemetseld. Vanuit het theehuis en het pandhof is goed te zien hoe de Domkerk, het pandhof en het voormalige kapittelhuis één geheel vormen. Het pandhof vormt een oase van rust.
Wetenswaardigheden In de bestrating van het Domplein is de plattegrond van het verdwenen schip van de Domkerk aangegeven, evenals de omtrekken van de St. Salvatorkerk en de Heilige Kruiskapel. In 2004, 750 jaar na de eerste steenlegging van de gotische Dom, werd het schip tijdelijk gereconstrueerd met een buizenconstructie. In de 15e eeuw werd in de Domtoren een torenwachterswoning gebouwd. De torenwachter hield niet alleen het uurwerk bij, maar leidde ook bezoekers rond. Om wat bij te verdienen opende de torenwachter een gelagkamer, en dat boven de bisschoppelijke Michaelskapel! In 1579 werd in het kapittelhuis van de Domkerk (nu de aula van de Universiteit Utrecht) de Unie van Utrecht gesloten. Het verdrag vormde de basis voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1811 besloot keizer Napoleon dat alle kerktorens in het bezit van de lokale, wereldlijke overheid zouden komen. De kerken bleven wel in het bezit van de kerkelijke gemeenten. Na een storm in 1836 dreigde de vervallen Domtoren gesloopt te worden. Het stadsbestuur besloot echter de toren te herstellen.
Literatuur - Cerval, W.J. De orgels van de Dom. Utrecht, 2001. - Delemarre, F., A. van Deijk, P.C. van Traa. Middeleeuwse kerken in Utrecht. Zutphen, 1988. - Hoekstra, T. (red.). De Utrechtse Domkerk. Utrecht, 1991. - Kam, R. de, F. Kipp. De Domtoren Utrecht. Regensburg, 2007. - Kipp, A.F.E. ‘Stedelijke bemoeienis met het herstel van de stormschade na de ramp van 1674’. In: Bericht van de Stichting Vrienden van de Domkerk, jrg. 19 (2007), nr. 1, p. 1-16. - Kralt, T., W. Klukhuhn, P. van der Ros (red.). Levende monumenten. Geschiedenis, instandhouding en hedendaags gebruik van Utrechtse binnenstadskerken. Ootmarsum, 2008. - Schaik, T.H.M. van, C. De Boer-van Hoogevest. De gotische Dom van Utrecht. Utrecht, 2004. - Stenvert, R., C. Kolman, B. Olde Meierink, e.a. Monumenten in Nederland. Utrecht. Zwolle, 1996. Tekst: Marieke Lenferink en Lisa Olrichs Fotografie: Maarten Buruma