Drs. M.C.B. Bril MFP CFP is werkzaam bij ABN AMRO Mees Pierson als specialist vermogensstructurering, met als primair aandachtsgebied toekomstvoorzieningen. Met dank aan Dennis Jansen MFP, Hans Kraaij MFP RPA en Rinus Marinissen RPA, allen werkzaam bij ABN AMRO MeesPierson
EIGEN BEHEER
geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen.
Definitie eigen beheer Onder eigen beheer wordt verstaan2: een regeling waarvan geheel of gedeeltelijk een lichaam als bedoeld in art. 19a, eerste lid, onderdelen d of e, Wet LB 1964, als verzekeraar optreedt, bijvoorbeeld een vennootschap. Tevens dient de pensioenregeling te voldoen aan de gestelde eisen in art. 18 tot en met 18g Wet LB 1964. De pensioentoezegging mag niet uitgaan boven hetgeen in collectieve regelingen gangbaar is.
VOORBEELD 1
Wie mag deelnemen
Antwoord: Pieter voldoet aan de eisen zoals gesteld in art. 19a, tweede lid, Wet LB 1964. Klara echter niet, immers zij is geen persoonlijk (!) houder van PC BV.
Om als dga in eigen beheer (EB) pensioen te mogen opbouwen moet de dga3: a. persoonlijk houder zijn van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of b. indirect persoonlijk houder zijn van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of c. houder zijn van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het
www.kluwer.nl/financieledienstverleners
- DECEMBER 2010 NUMMER 12
Pieter en Klara zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Pieter is sinds 1996 altijd 100% aandeelhouder van PC BV geweest. Pieter en Klara bouwen beiden in eigen beheer pensioen op in PC BV. Vraag: mogen Pieter en Klara pensioen opbouwen in EB?
Op basis van art. 11, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964 geldt dat, als aan bovenstaande vereisten is voldaan, de omkeerregeling van toepassing is: de aanspraken zijn onbelast, de uitkeringen zijn te zijner tijd belast.
VOORBEELD 1 (VERVOLG) Stel dat de toevoeging aan de pensioenvoorziening ten behoeve van Klara (ten onrechte) in aftrek van de winst wordt gebracht en dat de belastinginspecteur dit niet opmerkt. Klara zou zich tijdens de uitkeringsfase
23
VFP
Een dga1 kan op verschillende manieren sparen voor zijn oude dag: pensioen opbouwen in eigen beheer, pensioen opbouwen bij een verzekeraar, in privé een lijfrenteverzekering of lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht afsluiten, ‘gewoon’ sparen in box 3 of vermogen opbouwen in zijn vennootschap (de onderneming als oudedagsvoorziening). In dit artikel bespreek ik deze verschillende mogelijkheden, met als doel de dga een passend advies te geven waar hij het beste zijn toekomstvoorziening kan opbouwen.
SPAREN EN BELEGGEN
DE DGA EN ZIJN TOEKOMSTVOORZIENING
op het standpunt kunnen stellen dat de pensioenuitkeringen niet belast zijn, immers het bepaalde in art. 11, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964 (omkeerregeling) is niet van toepassing. Er is (immers) geen sprake van een pensioenregeling zoals bedoeld in hoofdstuk IIB Wet LB 1964. Echter het bepaalde in art. 10, vierde lid, Wet LB 1964 (vangnetbepaling) zorgt ervoor dat de pensioenuitkeringen toch belast zijn. Onvoldoende alert optreden van de belastinginspecteur kan hiermee onbegrensd worden hersteld.
Hoeveel opbouwen per jaar De hoogte van de pensioenaangroei in enig jaar is afhankelijk van het gekozen pensioensysteem. Bij een eindloonen middelloonpensioen wordt de aangroei (factor A) bepaald aan de hand van onderstaande formule: A = opbouw% (PL -/- 10/7 x ongehuwden-AOW) Waarbij: A = factor A, is pensioenaangroei in een bepaald jaar PL = pensioengevend loon Ongehuwden-AOW = 12.899 (2010) Bij een eindloonregeling bedraagt het maximale opbouwpercentage uitgaande van een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar4 2%5; bij een middelloonregeling bedraagt het maximale opbouwpercentage 2,25%.6 Een dga die in het kader van zijn financiële planning zoveel mogelijk pensioen wil opbouwen en die geen of nauwelijks salarisverhoging in het vooruitzicht heeft, zal derhalve vrijwel altijd opteren voor een middelloonregeling. Over incidentele beloningen mag overigens niet volgens een eindloonregeling pensioen worden opgebouwd.7 De gehanteerde franchise dient in EB minimaal de ongehuwden-AOW te bedragen.8 Het is ook mogelijk dat de vennootschap van de dga, de dga een beschikbarepremieregeling toezegt. De beschikbare premiestaffels uit het besluit van 23 oktober 20079 zijn niet van toepassing op de dga. In dit besluit staat aangegeven dat dit een handreiking is, het is een collectieve richtlijn, waarin in individuele omstandigheden kan worden afgeweken indien aannemelijk gemaakt kan worden dat in het individuele geval een andere staffel dient te worden toegepast. Een toezegging aan een dga is zo’n individueel geval, want: – bij deze staffels is rekening gehouden met een kostenopslag (de vennootschap kent geen doorberekende kosten inzake het pensioen; bij het staffelbesluit van 21 december 200910 zijn netto staffels afgegeven);
24
VAKBLAD FINANCIËLE PLANNING - DECEMBER 2010 NUMMER 12
– als geen partner aanwezig is, mag geen nabestaandenpensioen worden opgebouwd (bij staffel 2 tot en met 4 wordt wel rekening gehouden met een toegekend nabestaandenpensioen); – bij de staffels houdt men rekening met de 10/7 gehuwden-AOW, terwijl bij de dga sprake is van de ongehuwden-AOW. Onder pensioengevend loon wordt (in geval van pensioen in eigen beheer) verstaan alle loonbestanddelen met uitzondering van loonbestanddelen in natura.11 Indien de dga binnen de laatste 10 jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde pensioeningangsdatum terugtreedt naar een lagere gekwalificeerde functie en als gevolg daarvan zijn salaris daalt, mag deze loonsverlaging buiten beschouwing worden gelaten voor zijn pensioenopbouw.12 Voor loonsverlaging als gevolg van ziekte of arbeidsongeschiktheid geldt een soortgelijke regeling.13 Daartegenover staat dat salarisstijgingen in de laatste 5 jaar voorafgaand aan de pensioeningangsdatum slechts mogen worden meegenomen met een maximum van de loonindex van alle cao-lonen plus 2%, tenzij de carrièrestap gebruikelijk is.14
Over welke periode pensioenopbouw Onder dienstjaren kan onder andere15 worden verstaan: a. Het aantal dienstjaren vanaf het moment dat pensioen wordt toegezegd tot einde dienstverband. Dat betekent dus dat met terugwerkende kracht vanaf indiensttreding pensioen kan worden opgebouwd. Perioden die in beginsel als diensttijd meetellen, moeten op grond van art. 19 Wet LB 1964 toch (gedeeltelijk) buiten beschouwing blijven als het loon in die periode nihil of anderszins aanzienlijk lager dan gebruikelijk is. Dit geldt ook als naderhand een fictief loon als bedoeld in art. 12a Wet LB 1964 in aanmerking wordt genomen. Art. 19 geldt met name in die situaties waarin de werknemer in staat is zijn eigen loon te bepalen, zoals bij de dga het geval is. b. De diensttijd die bij een vorige werkgever is doorgebracht. De pensioenbrief moet dit wel toestaan en er moet sprake zijn van een pensioentekort. Er is wel een onderscheid in de periode van vóór 8 juli 1994 en de periode vanaf die datum. Om dienstjaren in te kunnen kopen van vóór 8 juli 1994 moet er sprake zijn geweest van een dienstverband (pensioen hoeft niet te zijn opgebouwd). Om dienstjaren te kunnen inkopen vanaf 8 juli 1994 moet er ook (onder andere) daadwerkelijk pensioen zijn opgebouwd.16 Schematisch:
VOORBEELD 2
VOORBEELD 2 (VERVOLG)
Appie heeft gedurende de jaren 1987 tot en met 1993 twee dagen in de week vakken gevuld bij supermarktketen B1000. Hij bouwde toen geen pensioen op. Zijn jaarloon omgerekend naar euro’s bedroeg € 5.000. Vanaf 1995 tot 2006 heeft hij in loondienst gewerkt bij TIC BV. Hij heeft in die periode geen pensioen opgebouwd. In het jaar 2006 heeft Appie een BV opgericht en is daar in dienst getreden. De voorperiode was een half jaar. Zijn huidige salaris bedraagt € 100.000 per jaar.
Het totale salaris en belastbaar loon van Appie ziet er als volgt uit:
Antwoorden: a. Ja dat mag, op grond van art. 18g Wet LB 1964 jo. art. 10a, tweede lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Er dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat Appie niet fulltime werkte bij B1000. b. Nee. Er is immers gedurende deze periode geen pensioen opgebouwd.17 c. Nee. Dit is niet toegestaan op grond van het besluit CPP2003/2794M. Het is denkbaar dat de dga de laatste periode van zijn werkzame leven parttime gaat werken. Op grond van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 196518 mag deze vermindering in de periode die meetelt voor de pensioenopbouw achterwege blijven zolang de deeltijdfunctie ten minste 50% bedraagt van de omvang van het dienstverband voorafgaand aan het parttime werken. Daarnaast moet het parttime gaan werken plaatsvinden binnen 10 jaar direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde pensioeningangsdatum.
Inkopen van dienstjaren Zoals hierboven is aangegeven is het mogelijk om dienstjaren, onder voorwaarden, in te kopen. Tot 1996 was geregeld dat als inkoop van dienstjaren loonbelastingtechnisch fiscaal akkoord was, de hiermee gepaard gaande kosten voor de vennootschapsbelasting in aftrek konden worden gebracht. Vanaf 1996 is dat echter niet meer het geval. Naast een loonbelastingtoets (voldoet de inkoop aan de in hoofdstuk IIB Wet LB 1964 gestelde eisen) dient er ook een vennootschapsbelastingtoets plaats te vinden (is de inkoop ook zakelijk). Niet zakelijke handelingen zijn fiscaal niet aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. De grens tussen zakelijk en niet zakelijk handelen zal steeds aan de hand van feiten en omstandigheden van het geval dienen te worden beoordeeld. Of in een concreet geval sprake is van een zakelijke of onzakelijke last moet volgens vaste jurisprudentie worden getoetst aan de totale arbeidsbeloning.19
www.kluwer.nl/financieledienstverleners
- DECEMBER 2010 NUMMER 12
Nu worden de jaren bij B1000 ingekocht. De kosten verbonden aan deze inkoop bedragen (stel) € 80.000. Het totale salaris en het belastbaar loon van Appie ziet er in het jaar van inkoop als volgt uit: Salaris Pensioenlast (inclusief inkoop) Salaris Omkeerregel Belastbaar loon
100.000 90.000 190.000 90.000 -/100.000
SPAREN EN BELEGGEN
100.000 10.000 110.000 10.000 -/100.000
VFP
Vragen: a. Mag Appie dienstjaren inkopen gedurende de periode dat hij bij B1000 heeft gewerkt? b. Mag Appie dienstjaren inkopen gedurende de periode dat hij bij TIC BV heeft gewerkt? c. Mag Appie pensioen opbouwen gedurende de voorperiode van de BV?
Salaris Pensioenlast (stel 10% loonsom) Totaal salaris Omkeerregel20 Belast loon
De extra last van € 80.000 zal de vennootschapsbelastinginspecteur waarschijnlijk als niet zakelijk beoordelen. Immers een ‘gewone’ werknemer zou de inkoop zelf moeten betalen.21 Deze lasten zullen dus fiscaal niet aftrekbaar zijn voor de vennootschapsbelasting. Over de uitkeringen zal echter te zijner tijd wel loonbelasting betaald moeten worden.22 Toekomstige backservice- en de oprentingslasten betrekking hebbende op deze ingekochte dienstjaren zijn in de toekomst ook niet aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. Mocht de BV besluiten om na ‘ontdekking’ van het bovenstaande de gedane toezegging terug te draaien, dan is sprake van afkoop van het gehele pensioen.23 Het gevolg hiervan is onder andere dat revisierente24 in rekening wordt gebracht. Indien Appie besluit de inkoop van de dienstjaren (kosten € 80.000) van zijn salaris (€ 100.000) te betalen, heeft hij een inkomen van € 20.000. Hij voldoet daarmee (hoogst waarschijnlijk) niet aan de gebruikelijklooneis.25 Tevens wordt in strijd gehandeld met de bepaling dat ten minste 50% van de lasten van de pensioenregeling ten laste dienen te komen van de BV.26 De BV van Appie zou vervolgens kunnen besluiten het salaris van Appie te verhogen met bijvoorbeeld € 80.000. De belastinginspecteur kan vervolgens stellen dat Appie de laatste jaren te weinig salaris heeft ontvangen. Appie kan dan een corrigerende aanslag inkomstenbelasting tegemoet zien voor de afgelopen vijf jaar.27 Daarnaast is het nog maar de vraag of de salarisverhoging van € 80.000 structureel is. Indien er sprake is van een incidentele verhoging mag niet volgens het eindloonstelsel worden opgebouwd.28
25
Om aan de onzekerheid een einde te maken of het inkopen van dienstjaren wel of niet zakelijk is, heeft de staatssecretaris in zijn besluit van 3 juli 200829 goedgekeurd dat nader onderzoek naar de zakelijke overwegingen achterwege blijft als in het jaar van inkoop de extra ingekochte diensttijd niet meer bedraagt dan de pensioengevende diensttijd van dat jaar zelf. Die zakelijke overwegingen worden in dat geval aanwezig verondersteld. Deze goedkeuring geldt alleen als de totale arbeidsbeloning overigens – dus exclusief de kosten van de extra pensioentoezegging – als zakelijk kan worden aangemerkt. Dat betekent dat de lasten van inkoop volledig aftrekbaar zijn voor de vennootschapsbelasting. Indien de BV voor haar rekening meer dan 1 jaar wil inkopen, zal de belastinginspecteur wel toetsen op zakelijkheid. Het gevolg van inkoop is wel, dat de pensioenaangroei (factor A) met terugwerkende kracht over het jaar van inkoop wordt verhoogd. Is in dat betreffende jaar lijfrentepremie fiscaal afgetrokken, waarbij dus rekening is gehouden met de lage pensioenaangroei van dat jaar, dan is de kans groot dat er, rekening houdende met de ‘herziene’ factor A, destijds te veel lijfrentepremie fiscaal is afgetrokken. Het bepaalde in art. 3.133, tweede lid, onderdeel k, Wet IB 2001 is dan van toepassing.30 Dit houdt in dat de afgetrokken premie/inleg en het daarover behaalde rendement als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking wordt genomen. Daarnaast dient revisierente te worden betaald.31
Inbrengen levensloopregelinggelden Het is tot op heden mogelijk om levensloopregelinggelden onder voorwaarden in te brengen in een pensioenregeling.37 Er dient dan wel een pensioentekort te worden aangetoond en daarnaast dient, maar dat is voor de dga een formaliteit, het levensloopreglement het storten van levensloopregelinggelden toe te staan. In het regeerakkoord staat aangegeven dat de levensloopregeling en de spaarloonregeling worden samengevoegd tot de vitaliteitsregeling. De vraag is of het mogelijk is om vitaliteitsregelinggelden om te zetten in pensioenaanspraken. Wat inmiddels wel bekend is, is dat vitaliteitsregelinggelden niet kunnen worden ingezet om eerder te stoppen met werken. Als toevoegen aan de pensioenregeling wel wordt toegestaan, zou door het eerder laten ingaan van de pensioeningangsdatum in combinatie met een hoog/ laag-uitkering38 leiden tot een vergelijkbaar resultaat als de levensloopregelinggelden gebruiken om eerder te stoppen met werken. Daarnaast is het de vraag of er een overgangsregeling komt voor reeds opgebouwde levensloopregelinggelden.
Belastbaarheid uitkeringen De uitkeringen zijn belast in box 1. De belastingheffing inclusief premies bedragen tussen de 15,1% en de 52%.
PENSIOEN VERZEKEREN Definitie pensioen verzekeren
De inkooptruc die niet werkt Stel een dga heeft bij BV 1 € 30.000 aan OP opgebouwd (totaal 10 jaar gewerkt). Hij stopt bij BV 1 en gaat werken bij BV 2, waar hem ook een eindloonregeling wordt toegezegd. Als gevolg van een lager salaris wordt de factor A bij BV 2 € 2.000. De dga kan nu 15 jaar (€ 30.000/€ 2.000) inkopen (terwijl hij bij BV 1 slechts 10 jaar heeft gewerkt). Vervolgens verhoogt hij zijn salaris waardoor een backserviceverplichting ontstaat over (onder andere) de 15 ingekochte jaren. V&A 08-012 geeft aan dat alleen bij een dga het niet is toegestaan meer dienstjaren in te kopen dan dat hij daadwerkelijk heeft gewerkt. Dit is het standpunt van de belastingdienst. De rechter kan tot een andere uitspraak komen.
Aftrekbaarheid De toevoeging aan de pensioenvoorziening is, onder de voorwaarde dat aan de wettelijke eisen is voldaan32, aftrekbaar voor de vennootschapsbelasting. Bij een belastbaar bedrag tot en met € 200.000 bedraagt het tarief 20%, daarboven 25,5%33 (in 2011 bedraagt het maximumtarief 25%). Daarnaast wordt op termijn 15% dividendbelasting (voorheffing inkomstenbelasting) bespaard34 en 10% inkomstenbelasting (verschil tussen 25%35 en 15%). In 2011 komt de aftrekbaarheid derhalve uit op 40% à 43,75%. De kosten van de pensioenopbouw die voor rekening komen van de dga (met een maximum van 50%36) zijn in box 1 maximaal aftrekbaar tegen 52%.
26
VAKBLAD FINANCIËLE PLANNING - DECEMBER 2010 NUMMER 12
Hieronder wordt onder verzekerd pensioen verstaan: een polis ondergebracht bij een professionele verzekeraar39 waarbij de begunstigde op de pensioenpolis de dga is (B- en C-polissen).
Wie mag deelnemen Om pensioen op te kunnen bouwen in de pensioenregeling moet de pensioenregeling ook hier voldoen aan de begrenzingen die zijn opgenomen in hoofdstuk IIB Wet LB 1964.
Hoeveel opbouwen per jaar Hierbij verwijs ik naar datgene wat is aangegeven bij eigen beheer. De pensioenopbouw bij een verzekeraar is ruimer omdat: – de verzekeraar bij haar tariefstelling gebruik mag maken van leeftijdsterugstelling. Denk hierbij aan een leeftijdsterugstelling voor mannen van vijf jaar en voor vrouwen zes jaar. Bij pensioen in eigen beheer is dit niet toegestaan40; – de verzekeraar zal bij haar tariefstelling rekening houden met de huidige lage marktrente. Bij eigen beheer dient het percentage ten minste 4%41 te zijn; – de verzekeraar bij de opbouw wel rekening mag houden met toekomstige loon- en prijsstijgingen. Dat is niet toegestaan bij eigen beheer.42 Dit betekent dat als bijvoorbeeld een welvaartsvast pensioen is toegezegd daar in eigen beheer tijdens de opbouwfase geen voorziening voor getroffen mag worden. In de uitkerende fase dient echter wel het geïndexeerde pensioen te worden uitbe-
Bovengenoemde verschillen zorgen in EB-situaties voor het verschil tussen de zogenoemde fiscale waarde en de commerciële waarde. Indien de dga een beschikbarepremieregeling wordt toegezegd kunnen de staffels uit het besluit van 23 oktober 2007 wel worden gehanteerd.
Over welke periode pensioenopbouw/ Aftrekbaarheid/Inbrengen levensloopregelinggelden/ Belastbaarheid uitkeringen Hier geldt dezelfde systematiek als bij pensioen in eigen beheer. De pensioenlasten mogen bij een verzekerd pensioen echter wel voor 100% ten laste komen van de werknemer.
tor A dient rekening te worden gehouden in de jaar/reserveringsruimteberekening? Antwoord: De factor A bedraagt 2% maal (€ 120.000 -/- € 20.000) maal 2/1,3847 = € 2.898.
VOORBEELD 4 Jan is dga. Zijn salaris bedraagt € 80.000. Het autokostenforfait is € 10.000. Daarnaast stelt hij een pand ter beschikking van zijn BV. De huuropbrengsten bedragen € 40.000, de kosten en afschrijvingen bedragen in totaal € 20.000. Daarnaast geniet Jan een dividenduitkering van € 10.000. De belastbare inkomsten eigen woning bedragen € 20.000 negatief. Het belastbaar inkomen in box 3 bedraagt € 5.000. Overig inkomen is er niet. Wat is het inkomen voor de berekening van de jaarruimte? Antwoord: Salaris € 80.000 Autokostenforfait € 10.000 Resultaat uit overige werkzaamheden € 20.000 Totaal € 110.000 De dividenduitkering, de negatieve belastbare inkomsten uit eigen woning en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen maken geen onderdeel uit van het inkomen voor de berekening van de jaarruimte.
Aftrekbaarheid
LIJFRENTESPAARREKENING, LIJFRENTEBELEGGINGSRECHT EN LIJFRENTEVERZEKERING Definitie lijfrentespaarrekening, lijfrentebeleggingsrecht en lijfrenteverzekering De definitie van lijfrente staat verwoord in art. 1.7, eerste lid, Wet IB 2001 en omvat zowel de verzekerde als de bancaire lijfrentevariant. Voor verschillen tussen de lijfrenteverzekering en lijfrentespaarrekening/lijfrentebeleggingsrecht verwijs ik u naar VFP 2007/10 blz. 2 e.v.
Hoeveel opbouwen per jaar De hoogte van de jaarlijkse opbouw (jaarruimte) wordt bepaald aan de hand van de volgende formule46: 17% x PG -/- 7,5 A -/- OR -/- BSR.
De premie is (onder voorwaarden49) fiscaal aftrekbaar in box 1 tegen (in 2011) 33% bij een belastbaar inkomen tot € 18.628, 41,95% bij een belastbaar inkomen vanaf € 18.628, 42% vanaf € 33.436 en 52% vanaf € 55.694.50 Geconcludeerd kan worden dat in bepaalde situaties het percentage waartegen de lijfrentepremie/inleg fiscaal aftrekbaar is hoger is dan het percentage waartegen de pensioenlasten aftrekbaar zijn, althans in de situatie dat deze lasten uitsluitend ten laste komen van de vennootschap. Indien de vennootschap van de dga de dga als gevolg van de gebruikelijkloonregeling een bepaald salaris moet toekennen kan (!) het voordelig zijn om vanuit dit oogpunt geen pensioen op te bouwen, maar in de derde pijler een toekomstvoorziening.
VERMOGEN OPBOUWEN IN BOX 3 EN IN DE VENNOOTSCHAP
VOORBEELD 3 Chris is dga. De pensioeningangsdatum van zijn eindloonregeling is 60. Zijn pensioengevend inkomen is € 120.000. De gebruikte franchise in de pensioenbrief is € 20.000. Het opbouwpercentage is 2%. Chris wil gaan lijfrentebanksparen. Hij wil zijn jaarruimte en reserveringsruimte bepalen. Met welke fac-
www.kluwer.nl/financieledienstverleners
- DECEMBER 2010 NUMMER 12
Wie mag deelnemen Iedere dga mag onbeperkt, zonder voorwaarden, vermogen opbouwen in box 3 en in de vennootschap (waaronder de VBI). De vraag waar het beste vermogen opgebouwd kan worden (vennootschap of in privé) is afhankelijk van het rendement dat wordt behaald op een bepaald vermogens-
27
SPAREN EN BELEGGEN
Bij de reserveringsruimte is de aftrekbare premie gemaximeerd tot 17% van de premiegrondslag met een maximum van € 6.831. Indien de belastingplichtige aan het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt wordt het maximum gesteld op € 13.490. De terugwentelingsmogelijkheid bedraagt slechts 7 jaar.48
VFP
taald. Deze toeslag mag ten laste van de winst worden gebracht. Echter de vraag is of er nog voldoende winst door de vennootschap wordt gemaakt om deze kosten voor de vennootschapsbelasting aftrekbaar te maken. Vast staat wel dat de pensioenuitkeringen bij de dga belast zijn in box 1; – bij de verzekeraar hoeft de franchise niet gebaseerd te zijn op de ongehuwden-AOW, maar mag gebaseerd zijn op de lagere AOW voor gehuwden; – bij de verzekeraar mag onder pensioengevend loon worden verstaan alle loonbestanddelen inclusief loon in natura met uitzondering van het genot van een ter beschikking gestelde auto43; – een ongehuwde dga mag geen nabestaandenvoorzieningen treffen indien hij pensioen in eigen beheer opbouwt.44 Bij een verzekeraar is dit wel toegestaan. Op uiterlijk de pensioeningangsdatum kan vervolgens het opgebouwde nabestaandenpensioen worden omgeruild in een hoger ouderdomspensioen.45
bestanddeel, de kosten van in stand houden van de vennootschap en van de gezamenlijke belastingdruk vennootschapsbelasting en aanmerkelijkbelangheffing versus de belastingdruk in box 3. De hoogte van het rentepercentage waartegen eventueel wordt geleend van de BV is ook bepalend voor de keuze. Op deze problematiek wordt in dit artikel niet verder ingegaan.
hoger is en meer vennootschapsbelasting afgerekend moet worden.
Hoeveel opbouwen per jaar
Tools hiervoor zijn: – pensioen opbouwen in eigen beheer en/of pensioen opbouwen bij een verzekeraar, waarbij optimalisatie mogelijk kan worden bereikt door, afhankelijk van de hoogte van het hoogste vennootschapsbelastingtarief dat voor de vennootschap van toepassing is, de eerste twee of drie schijven in de inkomstenbelasting met pensioen ‘op te vullen’; – een eigen bijdrage van 50% van de pensioenpremie door de dga; – het inkopen van dienstjaren, met terugwerkende kracht pensioen opbouwen vanaf het moment van indiensttreding; – opteren voor een middelloonregeling, eindloonregeling of beschikbarepremieregeling het inbrengen van levensloopregelinggelden in de pensioenregeling; – opteren voor een verzekerd pensioen leidt tot een hogere pensioenopbouw in vergelijking met pensioenopbouw in eigen beheer.
Er mag onbeperkt vermogen worden opgebouwd.
Aftrekbaarheid Het bedrag dat wordt gespaard is fiscaal niet aftrekbaar.
Inbrengen levensloopregelinggelden Levensloopregelinggelden kunnen naar box 3 worden overgeheveld door deze tijdens een periode van verlof op te nemen.51 Voor zover de levensloopregeling dit toestaat, mag binnen 6 maanden na beëindiging van het dienstverband52 het bedrag ook worden opgenomen. Uiterlijk één dag voordat de dga 65 jaar wordt of met pensioen gaat (de vroegste van beide) moeten de gelden worden opgenomen. Op (tussentijdse) afkoop staat als sanctie dat alle levensloopregelinggelden van alle deelnemers vrijvallen.53 Vanzelfsprekend vormen de levensloopuitkeringen wel belastbaar inkomen in box 1. Vanuit fiscaal perspectief is het echter niet verstandig levensloopregelinggelden over te hevelen naar box 3, omdat geen vermogensrendementsheffing betaald hoeft te worden zolang de gelden op de levenslooprekening staan.
Andere relevante factoren Hierboven zijn alleen fiscale factoren genoemd die bepalend zijn voor de keuze waar de dga zijn toekomstvoorziening opbouwt. Daarnaast zijn er ook nog niet fiscale factoren te benoemen. Een overzicht van deze factoren treft u aan in schema 1 op blz. 30.
SAMENVATTING EN CONCLUSIE: VAN PENSIOENMAXIMALISATIE NAAR PENSIOENOPTIMALISATIE Indien de dga direct of indirect 10% van de aandelen van de vennootschap heeft waarmee hij een dienstbetrekking heeft, kan hij naast loon (in 2011 – indien de dga jonger is dan 65 jaar – belast tegen minimaal 33% en maximaal 52%), dividenduitkeringen (in 2011 is de gezamenlijke druk vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting in box 2 minimaal 40% en maximaal 43,75%), extern verzekerd pensioen (in 2011 belast tegen minimaal 15,1% en maximaal 52%) ook middels pensioen dat in eigen beheer is opgebouwd (ook in 2011 belast tegen minimaal 15,1% en maximaal 52%) gelden uit de vennootschap naar privé overhevelen. Het maximaliseren van de pensioenopbouw leidt er vaak toe dat gelden uit de BV worden gehaald tegen 52%, terwijl dit ook op een goedkopere manier kan, namelijk door dividenduitkeringen. Daartegenover staat dat wanneer geen pensioen wordt opgebouwd de winst in de vennootschap
28
VAKBLAD FINANCIËLE PLANNING - DECEMBER 2010 NUMMER 12
Optimaliseren houdt in dat de totale belastingdruk (o.a. inkomstenbelasting in box 1, box 2 en box 3, vennootschapsbelasting en erfbelasting) over de in de vennootschap verdiende gelden zo laag mogelijk is.
Op het moment dat het optimum is bereikt is het verstandig de pensioenopbouw stop te zetten. Dat betekent echter wel dat (bijvoorbeeld) het salaris zal moeten stijgen, immers het zakelijkheidscriterium mag niet uit het oog worden verloren. Geen enkele ‘normale’ werknemer zal ermee instemmen, dat zonder salarisstijging zijn pensioenopbouw wordt stopgezet. Er kan ook voor worden gekozen om de toekomstvoorziening in de derde pijler op te bouwen. Met name als het voor de dga geldende toptarief in box 1 52% bedraagt. De premie is dan aftrekbaar tegen 52% en – afhankelijk van het belastbaar inkomen en de hoogte van de lijfrentepremie – belast tegen 42%. Dit afgezet tegen een aftrek in de vennootschap van 40% à 43,75% kan dit voordeliger zijn. Op korte termijn kan opbouw in de derde pijler leiden tot bovengenoemd voordeel, op lange termijn hoeft dat niet het geval te zijn. Vanwege de lagere opbouw in de derde pijler kan de situatie ontstaan dat de ‘goedkope’ schijven in box 1 niet vol worden gemaakt, zodat per saldo op het einde van de rit de verdiende gelden in de vennootschap op een relatief duurdere manier (dividenduitkering) eruit moeten worden gehaald. Het afsluiten van een lijfrente (in een verzekering of bancair product) zorgt ervoor dat gelden uit de box 3-omgeving worden onttrokken, waardoor vermogensrendementsheffing wordt bespaard. De premie fiscaal aftrekken tegen 42% en te zijner tijd over de uitkeringen 52% inkomstenbelasting in box 1 betalen, kan indien de horizon maar lang genoeg is (denk hierbij aan een periode van 15 jaar of langer) voordelig uitvallen. Vanuit deze gedachtegang kan dan worden
1 Persoon als bedoeld in art. 19a, tweede lid, Wet LB 1964. 2 Art. 18h Wet LB 1964. 3 Art. 19a, tweede lid, Wet LB 1964. In dit artikel wordt verwezen naar de definitie van dga in art. 1 Pensioenwet. 4 Indien de pensioeningangsdatum vroeger is dan de 65-jarige leeftijd dient het opbouwpercentage te worden aangepast en wel volgens de in V&A 05-046 genoemde percentages. Dit V&A is te vinden op www. belastingdienstpensioensite.nl. 5 Art. 18a, eerste lid, Wet LB 1964. 6 Art. 18a, tweede lid, Wet LB 1964. 7 Art. 18g, tweede lid, onder b, Wet LB 1964 jo. art. 10b, tweede lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 8 Art. 18h Wet LB 1964 jo art. 10c, onderdeel c, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 9 CPP2007/552M. 10 CPP2009/1487M. 11 Art. 18g Wet LB 1964 jo art. 10b Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 en art. 18h Wet LB 1964 jo art. 10c, onderdeel b, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 12 Art. 18g, tweede lid, onderdeel c, Wet LB 1964 jo. art. 10b, derde lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 13 Art. 18g, tweede lid, onderdeel d, Wet LB 1964 jo. art. 10b, vierde lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 14 Art. 18g, tweede lid, onderdeel a, Wet LB 1964 jo. art. 10b, eerste lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 15 In art. 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 staat een opsomming van wat onder dienstjaren wordt verstaan. 16 Vanaf 8 juli 1994 is waardeoverdracht mogelijk. Waardeoverdracht naar een eigen beheer lichaam is niet mogelijk op het moment dat er op het pensioen een PSW of PW stempel staat. Voor dga´s is het echter mogelijk gemaakt om fictieve waardeoverdracht te laten plaatsvinden. Deze fictieve waardeoverdracht is alleen toegestaan indien waardeoverdracht niet is toegestaan vanwege het feit dat het eigenbeheerlichaam niet kwalificeert als pensioenuitvoerder. Indien de reden van het niet kunnen uitvoeren van waardeoverdracht (mede) gelegen is in een ander feit (bijvoorbeeld op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregelingen) dan is fictieve waardeoverdracht niet toegestaan. 17 Art. 18g Wet LB 1964 jo. art. 10a, derde lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 jo. art. 10a, eerste lid, onderdeel f, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 18 Art. 18g, eerste lid, Wet LB1964 jo. art. 10a, vierde lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 19 HR 15 mei 1985, HR 20 januari 1988, HR 24 april 1991. 20 Art. 11, eerste lid, onderdeel c, Wet LB1964. 21 DGB2010/2733M. 22 Art. 10, eerste lid, Wet LB1964. 23 Art. 19b, eerste lid, Wet LB 1964. 24 Art. 30i AWR. 25 Art. 12a Wet LB 1964. 26 Art. 10c, onderdeel b, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 27 Art. 16 AWR. 28 Art 18g, tweede lid, onderdeel b, Wet LB 1964 jo. art. 10b, tweede lid, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 29 CPP2008/447M. 30 Zie ook DGB2010/3119M. Art. 3.133, tweede lid, onderdeel k, Wet IB 2001 is bedoeld om oneigenlijk gebruik van de fiscaal begeleide oudedagsvoorzieningen en dergelijke te voorkomen. Van oneigenlijk gebruik is geen sprake als het gaat om een pensioenverbetering in de collectieve sfeer. Het
www.kluwer.nl/financieledienstverleners
- DECEMBER 2010 NUMMER 12
29
SPAREN EN BELEGGEN
Informatie:
[email protected]
moet dan gaan om een reële collectieve situatie. In dat geval worden geen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking genomen. 31 Art 30i, eerste lid, onderdeel b, AWR. 32 Met name de in hoofdstuk IIB Wet LB 1964 en art. 8, zesde lid, VpB. 33 Art. 22 VpB. 34 Art. 5 Wet op de dividendbelasting. 35 Art. 2.12 Wet IB 2001. 36 Art. 18h Wet LB 1964 jo. art. 10c, onderdeel b, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 37 Art. 19g, zevende lid, Wet LB 1964. 38 Art. 18d, eerste lid, onderdeel b, Wet LB 1964. 39 Art. 1:1 Wft. 40 Art. 8, zesde lid, VpB. 41 Art. 8, zesde lid, VpB jo. art. 3.29 Wet IB 2001 en CPP2008/447M. 42 Art. 3.26 Wet IB 2001. 43 Art. 18g Wet LB 1964 jo art. 10b Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 44 Art. 18h Wet LB 1964 jo. art. 10c, onderdeel d, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 45 Art. 18d, eerste lid, onderdeel c, Wet LB 1964. 46 Art. 3.127, eerste lid, Wet IB 2001. 47 Art. 15, vijfde lid, Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001. 48 Art. 3.127, tweede lid, Wet IB 2001. 49 Art. 3.124 Wet IB 2001 jo. art. 3.127 Wet IB 2001. 50 Art. 2.10 Wet IB 2001. 51 Art. 19g, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964. 52 Art. 61a, tweede lid, en V&A 06-007. 53 Standpunt Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst. 54 Het argument dat het nadelig is om via een lijfrente vermogen op te bouwen omdat dan over de rendementen ook inkomstenbelasting in box 1 moet worden betaald kan rekenkundig worden weerlegd.
VFP
beredeneerd dat op het moment dat de pensioenopbouw wordt stopgezet de dga in de derde pijler gaat sparen, om hiermee vermogensrendementsheffing in box 3 te besparen. Indien de dga er voor heeft gekozen om via de derde pijler zijn toekomstvoorziening op te bouwen blijft doorsparen in de derde pijler (in beginsel) voordelig.54 Waar de dga het beste zijn toekomstvoorziening kan opbouwen is afhankelijk van verschillende fiscale en nietfiscale factoren. Wel kan worden gesteld dat op het moment dat een fiscaal optimaal pensioen is bereikt het, vanuit fiscaal oogpunt, veelal voordelig is om de pensioenopbouw stop te zetten en via een lijfrente verder vermogen op te bouwen.
Schema 1 Liquiditeiten in vennootschap
Pensioen Eigen Beheer (DB) Gelden blijven in vennootschap
Pensioen via Verzekeraar Gelden verlaten vennootschap: premie naar verzekeraar
Lang leven risico
Niet afgedekt
Afgedekt
Hoogte uitkeringen
Staan in beginsel vast, tenzij er sprake is van een beschikbare premieregeling. Indien er sprake is van een eindloonͲ of middelloonregeling en er zijn te weinig gelden in de vennootschap aanwezig als gevolg van slechte beleggingsresultaten, kan worden besloten om af te storten bij een verzekeraar, na goedkeuring belastinginspecteur. Het te ontvangen ouderdomsͲ pensioen wordt dan vaak lager. Accountantskosten/kosten fiscalist, evt. kosten beleggen, evt. kosten in stand houden vennootschap Zeer ruim, kan worden beperkt door zorgplicht financiële dienstverlener
Kosten
Beleggingsvrijheid
Faillissement vennootschap
Faillissement privé Mate van complexiteit Mate van afhankelijkheid van fiscale wetͲ en regelgeving Fiscale flexibiliteit
Overrendementen
Echtscheiding
30
Lijfrenteverzekering Gelden verlaten vennootschap naar privé: hoger salaris/ dividenduitkering Afgedekt
Lijfrentebanksparen Gelden verlaten vennootschap: hoger salaris/dividenduitkering
Staan vast, tenzij er sprake is van een beschikbare premieregeling
Staan in de praktijk pas vast op moment aankopen Direct Ingaande Lijfrente (tenzij uitkeringen in beleggingsunits)
Staan in de meeste gevallen pas vast op moment van aankopen uitkerende variant
Kosten verzekeraar
Kosten verzekeraar
Rente marge bank/kosten beleggen
Rente marge bank/kosten beleggen
Beperkt
Beperkt
Beperkt
Niet afgedekt
Box 3 Gelden verlaten vennootschap: hoger salaris/ dividenduitkering Niet afgedekt, tenzij levenslange saldolijfrente wordt aangekocht n.v.t.
Geen bescherming: pensioen gaat verloren; indien goed wordt vormgegeven en voldoende liquiditeiten aanwezig: bescherming Mogelijk bescherming Zeer hoog
Indien op juiste manier wordt vormgegeven: bescherming
Bescherming
Bescherming
Zeer ruim (zorgplicht financiële instelling kan vrijheid beperken) bescherming
In beginsel bescherming hoog
In beginsel bescherming Redelijk hoog
Nog geen bescherming Redelijk hoog – matig
Geen bescherming Laag
Hoog
Hoog
Hoog
Hoog
Laag
Zeer laag – laag; in beginsel alleen levenslange uitkering mogelijk; o.a. hoog laag (100:75) en uitruil nabestaandenͲ Ͳ wezenͲ Ͳ ouderdomspensioen behoren tot mogelijkheden Verschil oprenting voorziening en daadwerkelijk behaald rendement is belast met vennootschapsbelasting. Beschikbare premieregeling kan hierop een uitzondering vormen In beginsel is Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding van toepassing (tenzij bij huwelijkse voorwaarden of echtscheidingconvenant hiervan is afgeweken
Zeer laag – laag; in beginsel alleen levenslange uitkering mogelijk
Laag; tijdelijke oudedagslijfrente onder voorwaarden toegestaan
Laag; ‘tijdelijke oudedagslijfrente’ onder voorwaarden toegestaan
Hoog
Overrendementen komen ten goede van de verzekeraar. Beschikbare premieregeling kan hierop een uitzondering vormen
Komen afhankelijk van de soort polis (beleggingspolis versus garantiepolis) toe aan de verzekeringnemer
Komen (in beginsel) toe aan de rekeninghouder
Komen toe aan de belastingplichtige
In beginsel is Wet vervening pensioenrechten bij echtscheiding van toepassing (tenzij bij huwelijkse voorwaarden of echtscheidingconvenant hiervan is afgeweken
Primair afhankelijk van inhoud huwelijkse voorwaarden
Primair afhankelijk van huwelijkse voorwaarden
Primair afhankelijk van huwelijkse voorwaarden
VAKBLAD FINANCIËLE PLANNING - DECEMBER 2010 NUMMER 12