DALTONBELEIDSPLAN
De dagelijkse praktijk op de ‘Fredericus’ Onze visie op ons Daltononderwijs, zoals u hebt gelezen in hoofdstuk drie, proberen we vorm te geven in de dagelijkse gang van zaken bij ons op school. Als basis voor de inhoud van ons onderwijs gelden de vakken die hieronder worden genoemd en de kerndoelen die hierbij horen. Natuurlijk moeten hierbij keuzes worden gemaakt. Kinderen verschillen. Ieder kind heeft zijn eigen mogelijkheden. We proberen hier zo goed mogelijk aan te voldoen, door ieder kind volgens zijn eigen mogelijkheden te laten ontwikkelen. Dat betekent in de praktijk soms een eigen individueel programma. Dan denken we hierbij in de eerste plaats aan de basisvakken: taal, rekenen en lezen. De totale ontwikkeling van het kind komt aan bod in ons onderwijs: sociaal, emotioneel, verstandelijk en creatief. De kinderen komen op school om te leren en te groeien, zowel op het gebied van rekenen en taal, als op het creatieve, sportieve, sociale en culturele vlak. Kennisoverdracht, het oplossen van problemen en vooral zelfstandig dingen doen en eigen verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen zijn voor ons belangrijke aspecten. Wij vinden, dat wij kinderen moeten uitdagen, om te komen tot een schoolgemeenschap waarin kinderen zich zelfstandig en sociaal bewegen. Gezamenlijke activiteiten en vieringen krijgen daarin een belangrijke plaats. Door de hele school heen zult u de drie eerder genoemde Daltonprincipes kunnen terugvinden. Het spreekt vanzelf dat er een doorgaande lijn zichtbaar moet zijn van groep 1 t/m 8 op het gebied van keuzevrijheid, zelfstandigheid en samenwerking. Voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in de lokalen: - dagkleuren - dagritme - structuren van coöperatief leren - takenborden
De Daltonaspecten Zelfstandigheid, Samenwerken en Vrijheid/verantwoordelijkheid worden hier onder nader uitgewerkt. De taak is het middel om deze drie principes in de praktijk te brengen. Zelfstandigheid Tijdens de taakuren leert de leerling zelfontdekkend zijn opdracht te maken. De zelfstandigheid zal hierdoor vergroot worden. Het leerplezier zal hierdoor toenemen. Ook zal het een positieve uitwerking hebben op het zelfvertrouwen en het zelfrespect. Natuurlijk nemen de instructiemomenten binnen de taakuren een belangrijke plaats in. belangrijk dat de groep die geen instructie heeft zelfstandig aan zijn taak werkt. Dus zelf een oplossing bedenken voor problemen. Vanaf groep 1 proberen we kinderen te leren om te gaan met uitgestelde aandacht.
huishoudelijk takenbord, samen ergens verantwoordelijk voor zijn
Samenwerken Tijdens de taakuren kunnen leerlingen elkaar helpen door samen een oplossing te zoeken voor een probleem, door elkaar vragen te stellen of suggesties te geven. Binnen de taakuren proberen we ook opdrachten te geven om samen aan een opdracht te werken. Overleg hierbij is erg belangrijk. Afspraken maken. Een goede taakverdeling maken. Een voorbeeld hiervan is het maatjeswerk wat elke week op de takenkaart staat. Met een ‘maatje van de week’ wordt elke week aan een taakje gewerkt. De maatjes worden elke week gewisseld, zodat de kinderen leren om met iedereen samen te werken. De zorg voor elkaar hierin is een duidelijk element. In het kader van onze Daltonontwikkeling zijn we sinds 2008 bezig met de invoering van vormen van coöperatief leren. Doel hiervan is het verhogen van de actieve en betrokken leerhouding van de kinderen, opdat dit leidt tot een hogere leeropbrengst. Daarnaast verbreden we de sociale vaardigheden. Dit verhoogt een veilige sfeer en het klassenklimaat. Vormen van coöperatief leren Er zijn 8 structuren uitgekozen waar we door de hele school (groep 0 t/ 8) mee gaan werken. De structuren zijn: - Binnen-Buitenkring - Zoek iemand die (goed te gebruiken in de herhalingsweken) - Hoeken - Zoek de Valse (goed te gebruiken bij spelling of rekenen) - Tweetal Coach - Mix en Koppel - Tafelrondje (Placemat) - Reeksen Elke leerkracht werkt minimaal twee keer per week met een structuur. Dit kan geïntegreerd worden in de taal- en rekeninstructies, maar ook bij wereldoriëntatie. In het lokaal hebben bovenstaande structuren een plekje gekregen aan de wand. Doel hiervan is om kinderen vertrouwd te maken met de begrippen. Vrijheid en verantwoordelijkheid We leren de kinderen beetje bij beetje verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen taak en het leefklimaat bij ons op school. Te denken valt hierbij aan sfeer, orde en netheid. Een stukje verantwoordelijkheid zien we ook terug in het eigen rapport. Vanaf groep 5 vullen de kinderen twee keer jaar, herfstvakantie en Pasen, een eigen rapport in. In dit rapport beoordelen de kinderen verschillende aspecten, zoals: werkhouding, zelfstandigheid, samenwerking en beoordelen ze hun prestaties. De leerling leert met name tijdens de taakuren zijn vrijheid te hanteren en te beheersen. Dit gaat samen met het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoel. Zo wordt de leerling geleerd vrij te zijn in: -de keuze van de volgorde van de opdrachten -de samenwerking met andere leerlingen -de besteding en verdeling van de tijd -het al dan niet raadplegen van hulpmiddelen
-de keuze van werkplek
concentratie bij een ANK taak
De taak De dagtaak of de weektaak is op onze school het middel om de drie bovengenoemde principes te verwezenlijken. We zorgen voor een duidelijke opbouw vanaf groep 1 t/m groep 8. Door aan een taak te werken leren kinderen zelfstandig te werken en ze leren verantwoordelijkheid te krijgen om de afgesproken taak af te maken. De taak is ook het middel om bij kinderen zowel kennisoverdracht als karaktervorming te laten plaats vinden. De taakuren vinden voornamelijk in de ochtenduren plaats. 4.1 Zelfstandig werken Dagkleuren Om de leerlingen te helpen de week te structureren en een werkplanning te maken, geven we in de hele school iedere dag van de week aan met een vaste kleur. Dit overzicht hangt in alle klassen. De dagkleuren worden door de leerlingen ook gebruikt om hun taak te plannen en af te kleuren. Maandag: Dinsdag: Woensdag: Donderdag: Vrijdag:
geel rood oranje groen blauw
kleutergroepen In de kleutergroep hangt een planbord met daarop de weektaak. In de ochtendkring wordt besproken welke dag het is en wat de activiteiten zijn op deze dag. De kinderen geven met een gekleurde magneet aan op welke dag de taak is gemaakt. In de klas hangen de dagritme kaarten centraal aan de muur. Kinderen krijgen zo structuur aangeboden.
Groepen 3 t/m 8 Op hun takenkaart plannen zij hun werk met de dagkleur. Als het werk af is kleuren de leerlingen met de kleur van de dag hun taak af. Vanaf groep 3 wordt er zo met het plannen en afkleuren gewerkt. Zo krijgt de leerkracht inzicht in de leerstijl van het kind. De leerkracht kan het kind coachen op het maken van een planning en spreiding van het werk. Ook het werktempo en het resultaat van het werk kan aanleiding zijn tot extra begeleiding van het kind. De dagkleur wordt gebruikt als planningsinstrument. Aan het begin van de nieuwe weektaak denken de kinderen na over de verdeling van het werk over de dagen, maken afspraken met maatjes en kleuren in op welke dag ze bepaalde opdrachten denken te gaan doen. Wanneer er iets misgaat in de planning kan de oorzaak hiervan teruggezocht worden. Daltonaspecten: Vrijheid/verantwoordelijkheid: Verantwoording nemen voor de eigen planning Zelfstandigheid: Zelfstandig administreren 4.2 Dagritme In groep 1 t/m 3 wordt gewerkt met dagritmekaarten. Op de kaarten staan afbeeldingen van verschillende activiteiten. Deze kaarten worden gebruikt om weer te geven welke activiteiten voor die dag gepland staan. Vanaf groep vier wordt de dagplanning op het bord geschreven. Ook dit is weer bedoeld om de dagstructuur aan te geven. De leerling weet zo wat er op een dag van hem wordt verwacht. Daltonaspecten: Vrijheid/verantwoordelijkheid: Leerlingen worden mede verantwoordelijk gemaakt voor het verloop van de dag. Dit stimuleert het taakbesef. Zelfstandigheid: Dagritmekaarten en een dagrooster zijn een voorbereiding op het leren werken met een weekplanning en agenda. Kinderen leren dagstructuren en leren plannen. Samenwerken: Kinderen in de onderbouw bespreken in de kring het dagritme en helpen elkaar bij het verwoorden ervan. 4.3 Symbolen en handelingswijzers Symbolen en handelingswijzers zijn in het Daltononderwijs veelgebruikte instrumenten. Op handelingswijzers staat in tekst of met symbolen aangegeven hoe een leerling in een bepaalde situatie moet handelen. Handelingswijzers bevorderen daardoor de zelfstandigheid van de leerlingen; de leerlingen kunnen zonder hulp van de leerkracht een opdracht uitvoeren.
Op verschillende plaatsen in de school worden symbolen gebruikt. - Stiltekaarten Rood: Er mag niet gespraat worden, bv bij een toets. Oranje: Fluisteren Deze kaarten worden gebruikt in groep 3 t/m 8. - Stilteteken Als stilteteken heeft de school gekozen voor het ‘time-out’ teken, bekend uit de sportwereld. Dit teken wordt in alle groepen gebruikt. - Toiletsymbolen Bij de kleuters en groep 3 hangen kettingen voor in de klas om het w.c. gebruik te regelen. - Vraagteken In groep 3 t/m 8 gebruiken leerlingen een vraagteken bij een probleem. Dit vraagteken wordt op hun tafeltje gezet, zodat de leerkracht geattendeerd wordt op een hulpvraag - Buiten-de-klaskaart Vanaf groep 3 worden Buiten-de-klaskaarten gebruikt. Bij activiteiten buiten hun eigen klas wordt deze kaart meegenomen. Bij storend gedrag kan de kaart ingenomen worden. De leerling kan dan enige tijd alleen maar werken het eigen lokaal. - Uitgestelde aandacht Groep 1 t/m 8 maken gebruik van een knuffel/pop. Als de knuffel/pop voor de klas staat betekent dit dat de leerkracht niet gestoord mag worden. Om het zelfstandig werken te bevorderen en de leerkracht gelegenheid te geven instructie te geven werken we met deze vorm van uitgestelde aandacht.
Handelingswijzer…Wat gaan we doen?
Daltonaspecten Vrijheid/verantwoordelijkheid: De symbolen geven afspraken weer. Deze afspraken zorgen er voor dat de grenzen aan de vrijheid duidelijk worden aangegeven. De taakuurvolgorde op het bord bevordert de vrijheid van leerlingen, doordat ze de zelfstandigheid stimuleren. Zelfstandigheid Kijkend naar een symbool kan de leerling zelfstandig beslissingen nemen, zonder dat dit aan een leerkracht hoeft te worden gevraagd. Met behulp van handelingswijzers kan een oplossen. Samenwerken Door de symbolen te respecteren houdt het kind rekening met de ander.
4.4. De taak Eén van de bekendste elementen van daltononderwijs is de taak. In iedere groep wordt er met taken gewerkt. Er zit een opbouw in de tijd, die dagelijks aan de taak wordt besteed en de periode die hij beslaat. Ook de omvang en de lesonderdelen op de taak kunnen per groep verschillen. Groep 1 en 2: In groep 1 en 2 wordt gewerkt met een klassikaal takenbord. Op dit bord hangen de foto’s en namen van de leerlingen. Op het bord staan de diverse werkjes van die week met symbolen aangegeven. Dat kunnen verplichte en/of keuzewerkjes zijn. Iedere ochtend in de kring kiezen de kinderen welk werkje ze die dag willen gaan doen. Als het werkje klaar is komt er een magneetje met de kleur van de dag achter hun naam. Groep 3 In groep 3 krijgen de kinderen een weektaak. Deze taak is gestructureerd. Dit betekent dat de taal en rekenopdrachten gescheiden worden aangeboden. Naast verplichte taken, staan er ook keuzetaken op. De keuzetaken staan in de basistaak. Met de dagkleuren worden de werkjes gepland en afgetekend. De samenwerkingsopdracht wordt gedaan met het ‘maatje van de week’. Dit ‘maatje’ wordt elke week gewisseld en zichtbaar gemaakt op het ‘maatjesbord’. Dit bord hangt centraal in het lokaal. Groep 4 t/m 8: Groep 4 t/m 8 hebben dezelfde lay-out wat betreft de weektaak. Per week krijgen de leerlingen een overzicht van het werk dat aan het eind van de week af moet zijn. De week in groep 5 en 6 start op donderdag en loopt t/m woensdag. Dit in verband met de duobanen van de twee groepsleerkrachten. De weektaak wordt dan ook op woensdagsmiddag voorbereid. De weektaak van groep 7 en 8 loopt van maandag t/m vrijdag omdat deze twee groepen door één leerkracht worden begeleid. De leerkracht kan de taak aanpassen aan de mogelijkheden van het kind. In principe willen we niet meer dan drie verschillende takenkaarten in één groep hebben. Het keuzeonderdeel ANK (Arbeid Naar Keuze) is standaard in de basistaak opgenomen. Dit keuzeonderdeel is een uitdagende educatieve activiteit, die de kinderen zelf mogen kiezen binnen aangegeven kaders. Elke week is er ook een ‘aandachtspunt van de week’. De leerkracht geeft zo aan waar deze week extra aandacht wordt besteed. Meestal is dit een houdingsaspect. In de evaluatie aan het eind van de week reflecteren de kinderen op dit punt. Ook in deze groepen plannen en kleuren de kinderen hun taken af met de dagkleur. In de taak zijn samenwerkingsopdrachten opgenomen. De kinderen werken met een ‘maatje van de week’ aan een bepaalde opdracht. Dit maatje wordt elke week gewisseld en wordt zichtbaar gemaakt op het ‘maatjesbord’. Soms kiezen de kinderen zelf een maatje om aan een opdracht te werken. Het leren van vaardigheden, die het kind nodig heeft om goed met de taak om te kunnen gaan, gaat niet altijd vanzelf. Het is daarom belangrijk dat de leerkracht het werkproces regelmatig met de leerlingen bespreekt. De leerkracht zal dit groepsgewijs en individueel doen. Onderwerpen die aan bod kunnen komen zijn: planning, samenwerken, netheid, zelfcorrectie, werkhouding.
Vanaf groep vijf beoordelen de leerlingen zelf hun werkproces. Onder aan de taak tekenen zij af of de basistaak af is en of er extra is gewerkt aan pluswerk. Ook schrijven zij een korte evaluatie over de afgelopen week. Wij vinden het belangrijk dat de leerlingen een kritische houding ontwikkelen ten opzichte van het eigen werk. De leerstof moet begrepen zijn en het werk moet goed gemaakt worden. Door het werk zelf te laten nakijken en te verbeteren ontwikkelen we een goede werkhouding. Ook stimuleren we de leerlingen om zelf kritisch te kijken naar hun eigen werk en zelf hulp en ondersteuning te vragen waar dat nodig is. Daltonaspecten Vrijheid/verantwoordelijkheid: Vrijheid in eigen planning en uitvoering. Verantwoordelijkheid nemen voor zelf gemaakte keuzes. Vrijheid om wel of niet instructies te volgen (groep 7/8) en de verantwoordelijkheid daarvoor dragen. Zelfstandigheid Zelfstandig administreren. Kritisch eigen werk en werkproces evalueren. Zelfstandig problemen oplossen. Samenwerken Samen afspraken maken (maatjeswerk) Samenwerkingsopdrachten uitvoeren. Elkaar helpen. 4.5 Uitgestelde aandacht Met uitgestelde aandacht bedoelen we een periode dat de leerkracht niet meteen beschikbaar is voor vragen en problemen van leerlingen. In de groepen 1 t/m 4 wordt deze periode aangegeven door een symbool, in de vorm van een knuffel/pop. De belangrijkste redenen om te werken met uitgestelde aandacht zijn; 1. De kinderen leren in deze periode zelfstandig werkproblemen op te lossen en helpen elkaar hierbij. 2. De periode van uitgestelde aandacht biedt de leerkracht de gelegenheid om met kleine groepjes te werken of individuele aandacht aan kinderen te kunnen geven. Als een kind in deze periode een probleem heeft dan zal hij of zij in onderstaande volgorde zelf een oplossing voor moeten zoeken: • Goed zelf nadenken over een oplossing. • Hulp vragen aan je schoudermaatje. • Navraag doen bij een ander kind in de klas. • Het vraagteken opzetten, de vraag overslaan en verder werken. • Groep 1-2: bij problemen naar de juf.
De pop als teken van uitgestelde aandacht
Als de periode van uitgestelde aandacht voorbij is, zal de leerkracht zich in zijn loopronde het eerst richten op het kind bij wie een vraagteken staat. Er kan alleen gewerkt worden met uitgestelde aandacht als de kinderen zelfstandig materialen kunnen pakken. Tevens moeten zij de vrijheid krijgen om zelf oplossingen te bedenken. Daltonaspecten Vrijheid/verantwoordelijkheid: Zelf een oplossing bedenken bij een probleem Zelfstandigheid Zelf een keuze maken bij een probleem. Samenwerken Kinderen helpen elkaar bij het oplossen van een probleem. 4.6 Samenwerken Samenwerken levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het kind. De verstandelijke en sociale ontwikkeling wordt gestimuleerd, als kinderen samenwerken. Samenwerken vindt op vele manieren plaats in onze school: - in de taak - bij instructielessen - groepsdoorbrekend activiteiten - bewegingsonderwijs - catecheselessen - creatieve vakken Er is een verschil tussen samen werken en samenwerken. Samen werken betekent dat, ook al werk je alleen, je rekening houdt met elkaar. In de school hangen ‘fluisterkaarten’ om leerlingen te wijzen op een goede werkhouding waarbij we elkaar zo weinig mogelijk storen. We vinden het belangrijk dat leerlingen zich verantwoordelijk voelen voor de school, de werkomgeving en voor elkaar, voor de sfeer in de school en in de klas. Kinderen helpen elkaar en vragen elkaar om hulp. Niet alle kinderen bezitten deze vaardigheden van nature. Daarom heeft de leerkracht een belangrijke rol bij de begeleiding hiervan. Samenwerken gebeurt volgens vaste afspraken. Binnen onze school werken we veel met coöperatieve werkvormen. Coöperatief leren is groepswerk waarbij kinderen elkaar nodig hebben om tot een (goed) resultaat te komen. Zij zijn wederzijds afhankelijk van elkaar. Wij hanteren hierbij het GIPSmodel. G elijke deelname I ndividuele aansprakelijkheid P ositieve wederzijdse afhankelijkheid S imultane interactie
Samenwerken vraagt overleg
Het is een werkvorm waarbij kinderen elkaar ondersteunen en helpen. De zwakke leerlingen profiteren van de hulp en uitleg van medeleerlingen. Er worden eisen aan hen gesteld, maar als het nodig is ervaren ze de hulp van anderen. Dit stimuleert het zelfvertrouwen. Ook goede leerlingen profiteren van de samenwerking. Door anderen te helpen bereiken zij een beheersing van de stof op een hoger niveau. Een belangrijk voordeel van deze werkwijze is dat de tijd dat de leerlingen werkelijk actief en geconcentreerd aan het werk zijn toeneemt. Door teamafspraken te maken met welke structuren we bezig gaan proberen we een doorgaande lijn in de school te krijgen. Eén keer per 3 weken komt ‘coöperatief leren’ op de agenda van de teambespreking. De leerkrachten gaan met elkaar coöperatieve opdrachten maken. Deze werkwijze bevordert de borging van het coöperatief leren in onze school. Daltonaspecten Vrijheid/verantwoordelijkheid: Verantwoordelijkheid nemen voor de omgeving en elkaar. De vrijheid om hulp te zoeken en te geven. Zelfstandigheid: Zelfstandig hulp zoeken en geven. Samenwerken Samen verantwoordelijk zijn voor het werk. Leren omgaan met verschillende ‘maatjes’ Leren naar elkaar te luisteren. Leren van en met elkaar. 4.7 Materialen De inrichting van de lokalen is zo, dat alle kinderen alle materialen die nodig zijn zelfstandig kunnen pakken en ook weer opruimen. Vooral in de groepen 1 en 2 ligt er veel nadruk op het aanleren van die vorm van zelfstandigheid. In de hogere groepen wordt dit voortgezet. Verantwoord omgaan met materialen, er netjes mee omgaan en zorgen dat de spullen weer goed opgeruimd worden is belangrijk. Deze ‘zorg voor schoolspullen’ is daarom ook als onderdeel in het rapport opgenomen. Daltonaspecten Vrijheid/verantwoordelijkheid: Leerlingen hebben de vrijheid om zelf materialen te pakken Leerlingen zijn mede verantwoordelijk voor het opruimen Zelfstandigheid: Leerlingen bepalen zelf wat nodig is en pakken dan de materialen Samenwerken Samen zorg dragen voor een netjes opgeruimd lokaal.
Het vraagteken, zichtbaar voor iedereen
4.8 Werkplekken De kinderen hebben een zekere vrijheid in de keuze van een werkplek in de school. Doordat er met een weektaak wordt gewerkt, zijn kinderen gelijktijdig bezig met verschillende opdrachten. Er kan worden samengewerkt, de leerkracht geeft instructie aan een groep of een klein groepje. Ook kunnen kinderen bezig zijn aan een Arbeid naar keuze taakje of een creatieve opdracht. In een Daltonschool wennen kinderen aan een zeker werkgeruis, maar sommige kinderen kiezen ook wel eens voor een rustige werkplek in de gemeenschapsruimte. Groep 1 en 2 In de groepen 1 en 2 is het werken in verschillende hoeken vanzelfsprekend. Ook hebben de kinderen een eigen keuze waar je gaat werken. Door kinderen er aan te wennen ook op plekken buiten het zicht van de leerkracht te werken worden de kinderen voorbereid op het latere zelfstandig werken in ruimtes waar geen leerkracht of ander toezicht is. Groepen 3 en 4 De meeste opdrachten worden in de klas uitgevoerd. De samenwerkingsopdrachten vinden plaats in de gemeenschapsruimte.
Groepen 5 t/m 8 De individuele opdrachten voor taal en rekenen worden in principe in het eigen lokaal uitgevoerd. De leerkracht kan dan adequaat inspelen op eventuele hulpvragen. Voor de samenwerkingsopdrachten kan men kiezen voor een werkplek in de gemeenschapsruimte. De leerlingen kunnen tijdens taakuur er ook voor kiezen om hun taken in het eigen lokaal of , op aanvraag, in de gemeenschapsruimte uit te voeren. Dit kan alleen of in een groepje. De leerkracht loopt regelmatig rondes om te zorgen dat er goed wordt doorgewerkt en om eventuele hulpvragen te beantwoorden. Werkafspraak: De kinderen mogen elkaar niet storen en overleggen fluisterend met elkaar. Als symbool wordt hier voor de oranje fluisterkaart gebruikt. Deze hangt centraal in de gemeenschapsruimte.
Keuze van eigen werkplek in beeld
Computerplekken De kinderen kunnen hun computeropdrachten maken in het eigen lokaal. De computers staan zo opgesteld dat de leerkracht zicht heeft op het gebruik.
Daltonaspecten Vrijheid/verantwoordelijkheid: Kinderen zijn zelf verantwoordelijk voor een keuze van een werkplek Zelfstandigheid: Kinderen kiezen zelf voor een andere werkplek Samenwerken Samen er voor zorgen dat iedereen rustig door kan werken 4.9 zelfcorrectie Wij vinden het belangrijk dat kinderen zelf hun werk leren nakijken. Zelfcorrectie heeft enige voordelen: - kind krijgt meteen feedback - bevordert kritisch nadenken over het gemaakte werk en de resultaten - inzicht in de eventuele hulpvragen Zelf nakijken vraagt om een bepaalde houding. De kinderen moeten zich realiseren dat je werk nakijkt om er iets van te leren. De leerkrachten begeleiden dit proces voordurend. Het zelf corrigeren vindt plaats vanaf groep 5. Voor de zelfcorrectie liggen antwoordenboeken én groene nakijkstiften op de nakijktafels in het lokaal. De leerkracht kan dan met rode pen evt. opmerkingen en correcties noteren. Taalwerk wordt incidenteel en rekenen structureel nagekeken Daltonaspecten Vrijheid/verantwoordelijkheid: Verantwoording nemen voor je manier van corrigeren. Hulp vragen als er teveel fouten zijn gemaakt.
Zelfstandigheid: Zelfstandig leren nakijken Samenwerken Samen leren corrigeren bij ‘tweetal-check’ 4.10
Zorg voor de school
Op onze Daltonschool dragen kinderen mede de verantwoordelijkheid voor de schoolomgeving. De kinderen hebben huishoudelijke taakjes. Deze zijn vermeld op het ‘huishoudelijke’ takenbord. Elke week worden de namen bij de verschillende werkjes gehangen. Voorbeelden zijn: uitdelen, ophalen, klas opruimen, klusjes enz. Leerlingenraad Onze school kent ook een leerlingenraad. Uit elke groep zijn daar kinderen in vertegenwoordigd. Eén keer per maand wordt er vergaderd met de directie van de school. Allerlei onderwerpen kunnen daarbij aan de orde komen. Het welbevinden van de leerlingen
en leerkrachten staat daarbij centraal. Onderwerpen die aan de orden kunnen komen zijn: aanschaf spelmaterialen, sfeerafspraken rondom het sportveldje, ideeën voor handvaardigheid. De groepen 5 en 6 doen mee aan de jaarlijkse gemeentelijke schoonmaakdag. Zij gaan dan de schoolomgeving ontdoen van mogelijk zwerfafval. Daltonaspecten Vrijheid/verantwoordelijkheid: Kinderen bewust maken voor de zorg van een nette schoolomgeving
Zelfstandigheid: Kinderen doen zelfstandig kleine klusjes Samenwerken Samen zorg dragen voor een nette schoolomgeving
Schaken een keuzetaak op onze school