De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland
Datum
28-01-2008 Status
definitief Projectnummer
7110 Opdrachtgever
Instituut Collectie Nederland Auteur
Lucas Veeger
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
© Instituut Collectie Nederland, 2008. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, digitaal of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van het Instituut Collectie Nederland. Het ter inzage geven van het ICN-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan.
Pagina 2 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
DE COLLECTIEBALANS Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland
Lucas Veeger Instituut Collectie Nederland Amsterdam, januari 2008
Pagina 3 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
De Collectiebalans zet kwalitatieve en kwantitatieve informatie over museumcollecties op een rij.
Pagina 4 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Inhoud 1 1.1
Inleiding Collecties op de balans
7 7
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.4 2.4.1 2.5 2.5.1 2.5.2 2.6 2.6.1 2.7 2.8 2.9 2.9.1 2.10 2.11 2.12 2.12.1
Over collecties Van aalfuiken tot Zygoptera Groot en klein De kern van de collectie Beperkt bruikbaar? De waardering van ons erfgoed Indeling ongewenst? De conditie van ons erfgoed Schijn bedriegt? Waakzaamheid blijft geboden Bewaaromstandigheden Goed is niet altijd goed genoeg Risicobeheer en Veiligheidszorg Alles op de goede plaats? Registratie van objectinformatie Veel gedaan, nog veel te doen Bits & bytes Een plaatje met een praatje Collecties in de etalage Objecten op het web
9 9 11 11 12 15 16 17 17 19 19 19 21 23 27 29 31 33 34 34
3 3.1 3.1.1 3.2 3.2.1 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.4.1
Over musea Nederland Museumland Meer of minder? Musea in soorten en maten Variaties in omzet Geldzaken Evenwicht Bronnen van inkomsten Kostenposten Mensen in de musea Zonder vrijwilligers zijn we nergens
37 37 38 39 40 43 43 43 44 45 47
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Conclusies De Collectiebalans is een belangrijke eerste stap De Collectiebalans vraagt om verdieping Gevarieerd maar gefragmenteerd Het onzichtbare zichtbaar maken Kwaliteitszorg is zinvol
49 49 51 53 54 55
5
Aanbevelingen
57
6
Gebruikte bronnen
59
7
Literatuur (selectie)
61
8
Tabellen
63
Pagina 5 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
De Collectiebalans onderzoekt het wel en wee van onze museumcollecties.
Pagina 6 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
1 Inleiding 1.1 Collecties op de balans De door de Nederlandse musea beheerde voorwerpen vertegenwoordigen de rijkdom en verscheidenheid van ons culturele erfgoed en vormen de neerslag van een rijk verleden. Archeologische vondsten, kunstnijverheid, natuurhistorisch materiaal, foto’s, films, zeldzame boeken en handschriften, kunstwerken, gereedschappen en volkenkundige objecten vertellen tevens verhalen over onze eigen herkomst. Zij maken onze historische wortels en de ontstaansgeschiedenis van onze samenleving zichtbaar. Het grote belang dat wij aan onze erfgoedcollecties toekennen, staat in schril contrast met het totaaloverzicht van deze collecties zelf. Uit hoeveel objecten bestaat onze gezamenlijke museumcollectie? In welke staat verkeert ons culturele erfgoed? Welk deel van de Collectie Nederland is eigenlijk zichtbaar voor het publiek? Vragen waarop tot op heden moeilijk een antwoord te vinden was. De Collectiebalans is een studie naar de collecties van de Nederlandse musea. Het doel van deze studie is het geven van een globaal overzicht van museale collecties en op hoofdlijnen een stand van zaken betreffende de Collectie Nederland. De Collectiebalans bevat kwantitatieve en kwalitatieve informatie over het bij de musea aanwezige roerend cultureel erfgoed. Het geeft ons informatie over aard, omvang en gebruik van museumcollecties in combinatie met gegevens over de musea zelf. De basis van de Collectiebalans is gelegd door het Museum Inventarisatie Project (MusIP), uitgevoerd door het Landelijk Contact van Museumconsulenten (LCM). De resultaten van de MusIP-inventarisatie heeft het Instituut Collectie Nederland aangevuld met gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Museumvereniging. Getallen zijn niet heilig, maar het is goed dat de Collectiebalans getallen over een belangrijk deel van ons culturele erfgoed op een rijtje zet. Door onze museumcollecties op de balans te leggen, weten we meer over sterke en zwakke punten en zien we wat nader onderzoek verdient. Wanneer we deze nulmeting over enige tijd herhalen kunnen we bovendien komen tot een kwantitatief onderbouwde evaluatie van gevoerd beleid. De Collectiebalans omvat het grootste deel van de museale Collectie Nederland. Dankzij een onderzoek naar de collecties van ongeveer 700 instellingen bestaat nu een betrouwbaar beeld van onze gezamenlijke museumcollectie. De Collectiebalans heeft echter niet de pretentie volledig te zijn. Door de concentratie op collecties van musea blijven verzamelingen van andere erfgoedbeherende organisaties grotendeels buiten beeld. Zeker in een tijd waarin de grenzen tussen de traditionele erfgoedsectoren vervagen en erfgoedbrede samenwerking steeds vaker voorkomt, kan dit als een gemis worden gezien. Ook het immateriële erfgoed blijft door de telling van collecties buiten beschouwing. Toch zullen we ergens moeten beginnen met het tellen van ons erfgoed. Deze Collectiebalans is het begin.
Pagina 7 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Foto’s vormen inhoudelijk en getalsmatig een belangrijk onderdeel van de museumcollecties.
Pagina 8 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
2 Over collecties 2.1 Van aalfuiken tot Zygoptera De nationale museumcollectie bestrijkt alle aspecten van het verleden en heden van Nederland. Van vissersgereedschap tot geprepareerde libellen. Van fossielen uit een ver verleden tot hedendaagse kunst. Van onbetaalbare en imposante topstukken tot bescheiden en persoonlijke gebruiksvoorwerpen. De geschiedenis van mens, dier en landschap gevangen in miljoenen voorwerpen, waaronder • 18 miljoen stuks beeldmateriaal zoals schilderijen, tekeningen, beeldhouwwerken, prenten en miljoenen foto’s • meer dan 12 miljoen natuurhistorische en geologische objecten waaronder insecten, opgezette dieren, planten, mineralen en fossielen • ongeveer 6,6 miljoen boeken, documenten, pamfletten en andere zeer uiteenlopende informatievormen als bijvoorbeeld uithangborden en vlaggen • ruim 2,5 miljoen munten, penningen, waardepapieren, postzegels en andere ruilmiddelen • meer dan 4,6 miljoen gereedschappen, uitrustingsstukken en gebruiksvoorwerpen, inclusief serviesgoed, glaswerk, kunstnijverheid, kledingstukken, meetinstrumenten, wapens en voorwerpen voor interieurinrichting • ongeveer 780.000 overige voorwerpen (varia, gebouwonderdelen, halfproducten en menselijke resten).1
Samenstelling museale Collectie Nederland natuurhis toris che en geologis che objecten 28%
beeldmateriaal 41%
overig 2% gereeds chappen / gebruiks voorwerpen 8%
ruilmiddelen 6%
informatievormen 15%
1
bron: MusIP
Door twee grote collecties valt het aandeel van beeldmateriaal en van natuurhistorische en geologische objecten hoog uit. Zonder deze collecties
bedraagt het aandeel natuurhistorische en geologische objecten 10% en het aandeel beeldmateriaal 35%.
Pagina 9 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
De Collectie Nederland bevat grote aantallen geologische en natuurhistorische objecten zoals deze fossielen.
Pagina 10 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
2.2 Groot en klein Nederland Museumland is een land van uitersten. Klein en groot bestaan naast en door elkaar. Dit gaat op voor eigenlijk alle aspecten van het museumwerk, maar is zeer opvallend als het gaat over de omvang van de museumcollecties. Zo bestaat de kleinste collectie uit minder dan 100 objecten en omvat de grootste museumcollectie maar liefst meer dan 9,7 miljoen voorwerpen. De kleinschaligheid is groot: de meerderheid van de musea beheert collecties met een omvang van minder dan 5000 voorwerpen. Een veel kleinere groep instellingen beheert een grote collectie van meer dan 100.000 objecten. In totaal wordt bijna 90% van de totale museale Collectie Nederland bewaard door slechts 10% van de instellingen.2
Omvang van museumcollecties 369
Aantal objecten in de collectie
Minder dan 5000 5000-10.000
92
10.000-25.000
110
25.000-50.000
54 20
50.000 - 100.000 100.000-250.000
28
Meer dan 250.000
bron: MusIP
19 0
50
n = 692
100
150
200
250
300
350
400
Aantal musea
2.3 De kern van de collectie De kerncollectie bestaat uit het deel van de collectie, dat gezichtsbepalend is voor een museum. De overige delen van de museumcollectie ondersteunen de kerncollectie inhoudelijk, dienen als studie- of referentiecollectie of passen niet (meer) bij de doelstelling van het museum. Volgens de beheerders is het grootste deel van de collecties volledig op de juiste plaats. Van 7430 deelcollecties3 behoort ongeveer 45% geheel en 45% gedeeltelijk tot de kerncollectie. In aantallen
2
Laten we twee zeer grote collecties buiten de telling, dan blijft het beeld toch nagenoeg ongewijzigd. In dat geval is namelijk 80% van de voorwerpen
in beheer bij 10% van de musea. 3
Een deelcollectie is een groep objecten die samenhang met elkaar vertonen. Dat kan doordat ze dezelfde functie hebben (bijvoorbeeld
landbouwwerktuigen), uit hetzelfde materiaal bestaan (bijvoorbeeld zilverwerk) of over hetzelfde onderwerp gaan (bijvoorbeeld Tweede Wereldoorlog).
Pagina 11 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
objecten uitgedrukt is de uitslag nog overweldigender: de musea beschouwen 63% tot 77% van de objecten als kerncollectie en daarmee als gezichtsbepalend voor het museum.4 Opvallend veel musea beschouwen vrijwel hun gehele collectie als kerncollectie: meer dan 30% van de instellingen geeft dit namelijk aan. Musea die in het Nederlands Museumregister zijn opgenomen (en daarmee voldoen aan een voor het register verplichte minimumstandaard), verschillen op dit punt nauwelijks van de musea die (nog) niet het Certificaat Geregistreerd Museum hebben ontvangen. Wel lijken niet-geregistreerde musea vaker de onderkant van de waarderingsschaal op te zoeken. Zo schat 36% van deze musea het aandeel van de kerncollectie op minder dan 50% van de gehele collectie. Bij de geregistreerde musea bedraagt dit percentage echter 26%, zodat we kunnen stellen dat geregistreerde musea over het algemeen de eigen collectie beter bij hun doelstellingen vinden aansluiten dan nietgeregistreerde musea. Ook musea uit met een hoge jaaromzet neigen er wat vaker toe het grootste deel van de collectie als kerncollectie te zien, maar de cijfermatige onderbouwing hiervan is niet heel sterk. 2.3.1 Beperkt bruikbaar? Musea hebben uiteenlopende redenen om het grootste deel van de collectie als kerncollectie beschouwen. Soms ligt er de opvatting aan ten grondslag dat alles wat men bewaart belangrijk is of nog kan worden. Een andere mogelijke verklaring is dat musea moeite hebben te formuleren wat eigenlijk niet zo goed in de collectie past. Door vrijwel alles tot kerncollectie te verklaren hoeft men geen lastige selecties te maken. Maar wat ook de reden zal zijn, in feite is het begrip kerncollectie zoals het nu wordt toegepast maar beperkt bruikbaar. Het is op dit moment te weinig onderscheidend om te helpen bij het maken van keuzes en het stellen van prioriteiten. Kerncollectie “De kerncollectie is kort gezegd dat deel van een collectie dat gezichtsbepalend is voor een instelling. Bij het bepalen van de kerncollectie zijn de volgende vragen belangrijk: • Welke (delen van) deelcollecties zijn onmisbaar of van groot belang om de missie van de instelling te realiseren? • Welke (delen van) deelcollecties passen het best in het collectieprofiel? • Welke (delen van) deelcollecties worden permanent getoond? De missie van de instelling en de cultuurhistorische waarde bepalen samen wat de kerncollectie is. Als de missie en de cultuurhistorische waarde zijn bepaald, zal het vaststellen van de kerncollectie meestal betrekkelijk eenvoudig zijn. Het is zelden zo dat een collectie in zijn geheel samenvalt met de kerncollectie. Dit betekent overigens niet dat objecten of deelcollecties die buiten de kerncollectie vallen niet van belang zijn voor de instelling. Zij kunnen bijvoorbeeld als studie- of referentiecollectie dienen of de kerncollectie inhoudelijk ondersteunen.” bron: Handreiking voor het schrijven van een Collectieplan, p. 10
4
Deze marge van 63% tot 77% is een gevolg van de invloed van twee zeer grote collecties. Laten we deze collecties buiten de telling, dan valt 63% van
het totaal van de objecten onder de kerncollectie; tellen we ze wel mee dan behoort 73% van de voorwerpen tot de kerncollectie.
Pagina 12 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Aantal musea en percentage kerncollectie 250 212
Aantal musea
200 150 100 44
30
44
43
0- 10%
11- 20%
21- 30%
31- 40%
50
71
51
57
57
41- 50%
51- 60%
61- 70%
77
0 bron: MusIP
71- 80%
81- 90% 91- 100%
Percentage kerncollectie (als percentage van gehele collectie)
n=686
Kerncollectie (aantal deelcollecties)
3366
0%
bron: MusIP
20%
Volledig kerncollectie
3256
40%
60%
Gedeeltelijk kerncollectie
807
80%
100%
Geen kerncollectie
Pagina 13 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Naast belangrijke kunstwerken vinden we in de museale verzamelingen ook voorwerpen van bescheiden aard, zoals deze zandcollectie.
Pagina 14 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
2.4 De waardering van ons erfgoed In de praktijk is het niet eenvoudig om van de zeer diverse onderdelen van de museale Collectie Nederland de cultuurhistorische waarde vast te stellen. Deze waarde bepalen met behulp van de bekende Deltaplancategorieën duurt lang en vraagt veel inhoudelijke kennis over een groot aantal disciplines. Bovendien kan een landelijke waardebepaling niet zonder een betrouwbaar landelijk overzicht van de museumcollecties. Voor de uitvoering van MusIP ontbrak dit overzicht in feite.5 Geconfronteerd met deze beperkingen, heeft MusIP gekozen voor een andere benadering. Niet de landelijke cultuurhistorische waarde vormt daarbij het uitgangspunt, maar het belang van de collecties voor het museum zelf. Op basis van de doelstelling van het museum bepaalt men wat de topstukken van het museum zijn (MusIP-categorie 1) en welke objecten van groot belang zijn bij het realiseren van deze doelstelling (MusIP-categorie 2). De ondersteunende collecties behoren tot de MusIP-categorie 3. Voorwerpen die om welke reden dan ook niet meer in de collectie passen en die afgestoten zouden kunnen worden, vallen onder MusIP-categorie 4.
Collecties naar MusIP-categorie als percentage van het aantal objecten 3%
6%
24%
Categorie 1 Categorie 2 Categorie 3 Categorie 4
67%
Gezien het hoge percentage van de collecties dat de musea aanmerken als kerncollectie, komt het niet als een verrassing dat zij een vergelijkbaar groot deel van de voorwerpen (ongeveer 70%) in MusIP-categorie 2 plaatsen. Het ondersteunende deel van de collectie bedraagt ongeveer 20%. Het aantal topstukken
5
Toen MusIP van start ging, was het aanvankelijk de bedoeling om van alle deelcollecties de cultuurhistorische waarde vast te stellen door middel van
de zogeheten Deltaplancategorieën. Uit praktische overwegingen is dit plan niet doorgezet, maar koos men voor een een van de Deltaplancategorieën afgeleide indeling.
Pagina 15 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
bedraagt naar schatting 6 tot 7%. Objecten die niet binnen de doelstelling van het museum passen vormen 3 tot 4% procent van het totale aantal objecten in de museale Collectie Nederland.6 De musea zijn behoorlijk eensgezind in het vaststellen van het percentage top- en collectievreemde stukken. Zeven van de tien musea beschouwen hooguit 10% van hun verzameling als topstukken. Negen van de tien musea zeggen minder dan 10% aan mogelijk af te stoten voorwerpen binnen hun muren te bewaren.
Waardering in categorieën: Deltaplan en MusIP “In het kader van het Deltaplan voor Cultuurbehoud zijn criteria voor het vaststellen van de cultuurhistorische waarde ontwikkeld. Deze wordt uitgedrukt in de letters A, B, C of D, die verwijzen naar vier categorieën. Bij categorie A gaat het om de top van het Nederlands cultuurbezit, om objecten die onvervangbaar en onmisbaar zijn. Tot categorie B behoren objecten die niet van het allergrootste cultuurhistorisch belang zijn, maar wel een hoge attractie- of presentatiewaarde hebben. De C-categorie bestaat uit objecten die weliswaar tot het verzamelgebied van de instelling horen, maar geen grote cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen. Tot categorie D ten slotte behoren objecten die buiten het collectieprofiel van het museumvallen en voor afstoting in aanmerking komen.” bron: Handreiking voor het schrijven van een collectieplan “MusIP-categorie 1: de topstukken, dus de objecten die de hoogtepunten in de collectie vormen. Het zijn sleutelwerken of pronkstukken die veelal een cruciale plaats hebben in het ‘verhaal’ dat het museum wil vertellen. Meestal bevinden deze objecten zich in de vaste opstelling. MusIP-categorie 2: de kerncollectie, dus de objecten die de basis vormen van het actieve tentoonstellings- en verzamelbeleid. Vaak (maar niet altijd) vormt de kerncollectie, of een groot deel ervan, de vaste opstelling. MusIP-categorie 3: de steun- of depotcollectie, dus de objecten die binnen het verzamelbeleid van het museum vallen, maar minder frequent in tentoonstellingen te zien zijn. MusIP-categorie 4: objecten die buiten de doelstelling van het museum vallen of overtollig zijn. Voorbeelden zijn dubbele exemplaren of delen van schenkingen die niet in de collectie passen. Deze objecten kunnen worden afgestoten.” bron: Invoerrichtlijnen MusIP-database
2.4.1 Indeling ongewenst? Niet alle musea hanteren de indeling in de MusIP-categorieën. Deze musea voeren soms de complexiteit van de collectie en een rijke en gevarieerde verzamelgeschiedenis aan als reden. Een ander veel gehoord argument is dat in principe alles in de museumcollectie van evenveel belang is en dat de waardering maar net afhangt vanuit welk perspectief je naar de collectie kijkt. Ook angst om te worden afgerekend op alleen
6
De twee grote collecties oefenen ook nu weer enige invloed uit op de verhoudingen, maar dan alleen op de verhoudingen tussen MusIP-categorie 2 en
MusIP-categorie 3. Zonder de grote collecties daalt het aandeel MusIP-categorie 2 van 71% naar 57% en stijgt het aandeel MusIP-categorie 3 van 20 naar 32%. De percentages topstukken en ‘collectievreemde’ voorwerpen blijven echter nagenoeg gelijk.
Pagina 16 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
de kerncollectie of de verplichting objecten af te stoten, speelt af en toe zeker een rol. Hoe het ook mag zijn, net als bij het begrip kerncollectie lijkt de wijze waarop musea de MusIP-categorieën hanteren maar beperkt onderscheidend te zijn. Daarbij tekenen we wel aan dat deze indeling in categorieën desondanks meer nuancering aanbrengt in de enorme hoeveelheid objecten die de musea als kerncollectie beschouwen.
2.5 De conditie van ons erfgoed In welke staat verkeert ons culturele erfgoed? Vanwege het enorme aantal objecten in museumcollecties, kunnen we niet van elk voorwerp vaststellen wat de toestand is. Wel is het mogelijk om op basis van deelcollecties enkele uitspraken te doen. Voorzichtigheid is echter geboden, want de bij de bij de inventarisatie gebruikte begrippen (goed, wisselend en slecht) worden door verschillende personen op een verschillende wijze geïnterpreteerd. Veel musea (209 instellingen) stellen dat hun gehele collectie in een redelijke tot goede fysieke conditie verkeert. De overige musea beoordelen de toestand van hun collecties meestal als goed, maar bij een deel van hun verzameling spreken ze van een wisselende conditie. Hiermee geven ze aan dat de fysieke conditie van objecten binnen één en dezelfde deelcollectie verschilt en dat conservering van collectieonderdelen vanuit behoudsoogpunt noodzakelijk is. In percentages uitgedrukt valt ongeveer 61% van de deelcollecties in de categorie ‘goed’ en ongeveer 38% in de categorie ‘wisselend’. Slechts zelden vinden de musea dat een deelcollectie in een matige of slechte conditie verkeert en dat ingrijpen op korte termijn dringend noodzakelijk is. Opvallend is dat geregistreerde musea positiever over de toestand van hun collecties oordelen dan niet-geregistreerde musea. Zo beschouwt 34% van de geregistreerde musea de toestand van de gehele collectie als goed, tegenover ruim 25% van de niet-geregistreerde musea. 2.5.1 Schijn bedriegt? Onder de deelcollecties met een goede toestand vallen 30,6 miljoen objecten en onder deelcollecties met een wisselende conditie ruim 13,3 miljoen objecten. Slechts bijna 200.000 voorwerpen vallen onder de categorie ‘slecht’.7 Het werkelijke aantal objecten dat er slecht aan toe is, zal echter waarschijnlijk hoger zijn dan het hier genoemde aantal. Wanneer van een deelcollectie maar enkele objecten in slechte toestand verkeren, is namelijk meestal gekozen voor de typering ‘wisselend’. Ook in een grote deelcollectie met de typering ‘goed’, kan altijd een klein percentage van de objecten dringend zorg nodig hebben. In de praktijk blijkt dat bij controle door een materiaaldeskundige de op het eerste gezicht goede conditie van een collectie soms tegenvalt. Dit is althans de ervaring van enkele proefmetingen die in Gelderland zijn uitgevoerd bij de start van het Collectiewacht-project.8
7
Zonder de al eerder genoemde twee grote collecties vallen 18,1 miljoen objecten onder deelcollecties met de categorie ‘goed’ en 6,4 miljoen objecten
onder deelcollecties met de categorie ‘wisselend’. Het aantal voorwerpen in deelcollecties met de categorie ‘slecht’ blijft ongewijzigd. 8
Voor meer informatie over de Collectiewacht in Gelderland, zie www.collectiewacht.nl
Pagina 17 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Toestand (aantal deelcollecties)
Wisselend 38% Goed Slecht Goed 61%
Wisselend n=7562 bron: Mus IP
Slecht 1%
Bewaaromstandigheden (aantal deelcollecties)
Wisselend 35%
Goed Slecht Goed 62%
Wisselend n= 7525 bron: MusIP
Slecht 3%
Pagina 18 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
2.5.2 Waakzaamheid blijft geboden De toestand waarin een deelcollectie verkeert, vraagt om regelmatige aandacht. Een beoordeling op het niveau van deelcollecties is een optelsom die weinig zegt over de conditie van het individuele object. Binnen een verzameling kunnen zich altijd objecten bevinden die dringend een behandeling nodig hebben. Een object dat aan de aandacht ontsnapt, kan verloren gaan. In het geval van bijvoorbeeld schimmel of ongedierte kan het probleem zich verspreiden over grote delen van de collectie. Zorgvuldig en op gezette tijden controleren van objecten blijft zodoende van groot belang. De voor een deelcollectie gehanteerde typeringen (goed, wisselend en slecht), zijn minder bruikbaar bij een dergelijke objectgerichte controle. Een beoordelingsmodel met meer categorieën, waarbij ook rekening wordt gehouden met de urgentie van een behandeling, is in dit geval veel nuttiger. 9
2.6 Bewaaromstandigheden Musea hebben de taak om het erfgoed dat zij beheren zo goed mogelijk te conserveren en te beveiligen. Preventieve conservering in de vorm van goede bewaaromstandigheden en het gebruik van verantwoord materiaal, vormt een belangrijke pijler onder deze taak. In het kader van MusIP is een globaal onderzoek uitgevoerd naar de bewaaromstandigheden van collecties. De deelnemende musea kregen de vraag voorgelegd of zij deze omstandigheden als goed, wisselend of slecht beoordeelden. Kijken we naar de gehele collectie van een museum, dan beoordelen 257 musea de bewaaromstandigheden van al hun deelcollecties bij elkaar als goed. Nemen we de deelcollectie als meeteenheid, dan zijn volgens de musea de bewaaromstandigheden bij 62% van de deelcollecties goed te noemen. De waardering ‘slecht’ komt niet vaak voor, maar heeft nog altijd betrekking op de bewaaromstandigheden van bijna 1,4 miljoen voorwerpen. Bij 35% van de deelcollecties zien de musea de omstandigheden als wisselend. Voor een gedeelte van de 11,8 miljoen objecten in deze deelcollecties ontbreekt dus een specifieke voorziening of is de voorziening ontoereikend of ondeugdelijk.10 Net als bij de conditie van collecties, beoordelen de geregistreerde musea de bewaaromstandigheden positiever in vergelijking met de niet-geregistreerde musea. Bijna de helft van de geregistreerde musea (47%) ziet de bewaaromstandigheden van de gehele collectie als goed, tegenover 29% van de nietgeregistreerde musea. 2.6.1 Goed is niet altijd goed genoeg Een goede beoordeling van de bewaaromstandigheden mag overigens niet worden opgevat als een optimale situatie. Los van het feit dat de grofmazige typeringen ‘goed’, ‘wisselend’ en ‘slecht’ veel ruimte laten een eigen interpretatie, zijn musea vaak gehuisvest in oude gebouwen die veelal slechts gedeeltelijk zijn aangepast aan de museale functie. In deze gebouwen is het beheersen van klimaatomstandigheden meestal moeilijk of alleen te realiseren na grote investeringen in kostbare installaties. Ruimtes met speciale en goed te regelen klimaatomstandigheden, zoals een koudekluis
9
Een voorbeeld is een beoordelingsmodel zoals in gebruik bij de Collectiewacht . De vijf urgentiecategorieën van de Collectiewacht van hoog naar laag
zijn: 1. Actief verval; 2. Niet veilig te hanteren, te onderhouden, te exposeren; 3. Losse onderdelen; 4. Restauratie; 5. Geen behandeling nodig. 10
Zonder de twee zeer grote collecties betreft het 21,2 miljoen objecten in de categorie goed, 3,3 miljoen objecten in de categorie wisselend en
428.000 objecten in de categorie slecht.
Pagina 19 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
De conditie van ons culturele erfgoed vraagt onze volledige aandacht.
Pagina 20 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
voor gevoelig fotografisch materiaal, is voor veel musea dan ook een onbereikbaar ideaal. Samenwerking kan hier uitkomst bieden. In sommige regio’s onderzoekt men daarom de mogelijkheid van gemeenschappelijke depots en in een enkel geval heeft men een dergelijke gezamenlijke voorziening al gerealiseerd.11
Typering bewaaromstandigheden Bij het inventariseren van de bewaaromstandigheden maakt MusIP gebruik van de typeringen goed, wisselend en slecht. • Goed wil zeggen dat vrijwel de gehele deelcollectie op zodanige wijze is opgeborgen of gepresenteerd dat de bestaande toestand van objecten redelijk is gewaarborgd en dat mogelijk verval grotendeels wordt tegengegaan. • Wisselend houdt in dat een gedeelte van de deelcollectie op zodanige wijze is gepresenteerd of opgeborgen dat de bestaande toestand van objecten redelijk is gewaarborgd en dat mogelijk verval grotendeels wordt tegengegaan. Voor het resterende gedeelte van de collectie ontbreken specifieke voorzieningen of zijn de voorzieningen ontoereikend of ondeugdelijk • Slecht betekent dat de wijze waarop de collectie is opgeborgen of wordt gepresenteerd onvoldoende bescherming biedt tegen mogelijk verval. Deze indeling is niet alleen grofmazig, maar laat ook veel ruimte open voor een eigen interpretatie van de museummedewerkers. Een fijnmaziger indeling doet meer recht aan de feitelijke situatie.
2.7 Risicobeheer en Veiligheidszorg Goede bewaaromstandigheden vormen de eerste verdedigingslinie tegen verval van ons culturele erfgoed. Bij een verantwoorde opslag alleen kan het echter niet blijven. Onontbeerlijk zijn ook maatregelen om de collectie te beschermen en calamiteiten te voorkomen of de gevolgen hiervan tot een minimum te beperken. Terecht besteden zowel overheid als musea daarom ruime aandacht aan veiligheidszorg en risicobeheer. Het Instituut Collectie Nederland heeft een methode ontwikkeld voor het gezamenlijk opstellen en invoeren van calamiteitenplannen en het opbouwen van een structureel netwerk voor veiligheidszorg.12 Momenteel wordt via de provinciale museumconsulenten en dankzij subsidies van de Mondriaan Stichting deze methode verder verspreid onder de titel Landelijk Model Netwerkaanpak Veiligheidszorg. Het voordeel van deze aanpak is dat kennis en ervaringen worden gedeeld en de aandacht voor veiligheidszorg een structureel karakter kan krijgen.
11
In Zeeland ontwikkelt men het initiatief op te komen tot een centrale depotvoorziening voor de musea. In Dordrecht zijn alle collecties van het
Stadsarchief, het Dordrechts Museum, SIMON VAN GIJN - museum aan huis en bureau Monumentenzorg en Archeologie opgeslagen in het nieuwe Stadsdepot . 12
ICN heeft de netwerkaanpak in 2003 ontwikkeld op basis van een grootschalig preventieproject in Den Haag, de zogeheten 'Haagse pilot'. Vervolgens
is de aanpak samen met het Erfgoedhuis Zuid-Holland toegepast in Leiden en Delft en verfijnd.
Pagina 21 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Veiligheid gaat boven alles en oefening baart kunst. Daarom oefenen bij Slot Loevestein medewerkers en brandweer de ontruiming van het gebouw.
Pagina 22 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Binnen de Netwerkaanpak Veiligheidszorg zijn eind 2007 ongeveer 320 collectiebeherende instellingen actief, waaronder 220 musea. In 2008 zullen deze aantallen nog toenemen. Dit is op zichzelf een mooi resultaat, maar het echte succes wordt uiteindelijk bepaald door het aantal instellingen dat beschikt over een actueel, werkend en getest calamiteitenplan.
Beveiliging en preventie “Beveiliging en preventie worden niet genoemd in de beheersovereenkomst met het rijk, maar de Inspectie acht beide nauw verbonden met collectiebeheer en -behoud. Goed risicobeheer is immers de ultieme vorm van collectiebehoud: de objecten moeten beschermd worden tegen beschadiging, ontvreemding en volledige vernietiging.” bron: Beheer Rijkscollectie 2000-2005, p. 49
2.8 Alles op de goede plaats? De cultuurhistorische waarde van voorwerpen hangt niet alleen af van de voorwerpen zelf, maar ook van de betekenis die mensen aan deze objecten toekennen. Ook de geografische gebondenheid vormt een belangrijk element: beschouwt men een voorwerp als onderdeel van het verleden van de directe omgeving of juist van een groter geheel? In het kader van het MusIP-onderzoek is een eerste poging ondernomen om meer inzicht te krijgen in geografische gebondenheid van museumcollecties. Daarbij is aan de deelnemende musea gevraagd welk deel van de collecties zij zelf zien als duidelijk verbonden met gemeente, streek, provincie of het eigen land. Ook de toekenning van de kwalificatie internationaal behoorde tot de mogelijkheden. Niet de herkomst van de objecten vormde daarbij het onderscheidende kenmerk, maar de mate waarin de collecties een beeld geven van het gemeenschappelijke verleden van een regio. Uit de antwoorden blijkt dat de musea meer dan 3,2 miljoen voorwerpen verbonden zien met de eigen gemeente. Bijna 1 miljoen objecten verbindt men met de streek waarin het museum gevestigd is en ruim 1,6 miljoen voorwerpen met de provincie. Naar verhouding vinden veel meer musea met kleinere collecties een groter deel van de collectie in verband staan met de directe omgeving, dan de musea met grote collecties. Hetzelfde verschijnsel nemen we nog sterker waar wanneer we de instellingen indelen naar jaaromzet: een lage jaarlijkse omzet gaat gepaard met een relatief hoog percentage van aan gemeente of streek gebonden voorwerpen.
Pagina 23 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Aantal objecten in de collectie
Geografische gebondenheid in relatie tot omvang Collecties > 250.000 100.000- 250.000 50.000- 100.000 25.000- 50.000 10.000- 25.000 5000- 10.000 < 5000
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Geografis che gebondenheid bron: MusIP
Gemeente
Streek
Provincie
Landelijk
Internationaal
Jaaromzet van het museum
Geografische gebondenheid in relatie tot jaaromzet meer dan € 4.530.000 € 2.270.000 - 4.530.000 € 453.000 - 2.270.000 € 227.000 - 453.000 € 45.000 - 227.000 minder dan € 45.000 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Geografische gebondenheid bron: MusIP
Pagina 24 van 78
Gemeente
Streek
Provincie
Landelijk
Internationaal
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Archeologisch materiaal uit tijden van Romeinen, hunebedden en nog langer geleden wordt door veel musea verzameld en tentoongesteld.
Pagina 25 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Verouderde technische uitrusting als deze telefooncentrale begint een nieuw leven als illustratie van een tijd waarin nog niets digitaal was.
Pagina 26 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
2.9 Registratie van objectinformatie Een belangrijke activiteit van musea is het vastleggen van gegevens over de collectie. Collectieregistratie vormt een basis voor collectiebeleid en collectiebeheer en maakt het mogelijk verantwoording af te leggen en de collectie voor derden toegankelijk te maken. Registratie van de collectie is dan ook een voorwaarde voor opname in het Nederlands Museumregister. Vanwege de verschillende doelen kunnen ook verschillende niveaus van registratie onderscheiden worden. Voor opname in het Nederlands Museumregister is een minimumniveau geformuleerd. Dit minimumniveau van zeven kenmerken volstaat om verantwoording af te kunnen leggen, bijvoorbeeld via een jaarlijkse aanwinstenlijst. Een publiekscatalogus vraagt om het vastleggen van meer gegevens, waarbij de zogeheten Basisregistratie als ondergrens gezien kan worden.13 Dankzij MusIP weten we in hoeverre de museale Collectie Nederland is geregistreerd volgens de minimumnorm van het Museumregister. Maximaal de helft van de musea heeft 80 tot 100% van hun collectie in ieder geval op deze wijze in kaart gebracht.14 Musea met hogere jaaromzetten zijn relatief verder dan de musea met een lagere omzet. Geheel volgens verwachting zijn de instellingen die zijn opgenomen in het Museumregister ook het verst met de collectieregistratie. Toch hebben nog niet alle geregistreerde musea de registratiegraad van 80 tot 100% procent al bereikt. Gezien de eisen van het Museumregister lijkt dit op het eerste gezicht vreemd, maar de reglementen van het register staan een achterstand in de registratie toe. Een museum dient dan wel over een plan te beschikken hoe en wanneer de achterstand is ingelopen.
Registratiegraad - Gehele collectie per instelling 0- 20% geregistreerd (6%) 21- 40% geregistreerd (9%)
81- 100%
41- 60% geregistreerd (16%)
geregistreerd (51%)
n = 692 bron: MusIP
13 14
61- 80% geregistreerd (18%)
Basisregistratie voor collecties, voorwerpen en beeldmateriaal / Jeanne Hogenboom. - Rotterdam : Stichting IMC, 1988 Hierbij is uitgegaan van een ‘best case’-scenario, waarbij de bovengrens van de percentagegroep als uitgangspunt is genomen. Voorbeeld: wanneer
een museumcollectie een registratiegraad kent tussen 10 en 30 %, dan is deze museumcollectie in de categorie ’21 tot 40%’ geplaatst.
Pagina 27 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
De rol van kaartenbakken bij de registratie van museumcollecties is nog lang niet uitgespeeld.
Pagina 28 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
2.9.1 Veel gedaan, nog veel te doen Nemen we het aantal objecten als maatstaf, dan is ten hoogste 47 tot 67% van de voorwerpen volgens de minimumnormen geregistreerd. Dat is enerzijds een mooi resultaat van jaren van inzet, maar aan de andere kant hebben de musea dus nog een werkvoorraad van naar schatting 14,7 tot 23,7 miljoen te registreren objecten. Uitgaande van een registratietijd van 15 minuten per object, komt dit neer op een totaal van ongeveer 460.000 tot 742.000 dagen werk.15
Dublin Core en de ondergrens van collectieregistratie De minimumeisen van collectieregistratie voor de opname in het Museumregister zijn: “a. Er wordt bijgehouden welke objecten het museum in- en uitgaan. Van alle objecten die het museum inkomen of verlaten, worden de volgende gegevens vastgelegd: objectbenaming, datum van binnenkomst of uitgaan, reden van binnenkomst of uitgaan, naam en adresgegevens bijbehorend persoon, naam medewerker museum. b. Van alle in eigendom of langdurig bruikleen verworven objecten worden de voor collectiebeheer minimaal noodzakelijke gegevens systematisch vastgelegd. Het betreft de naam van de instelling, het inventarisnummer, de objectnaam, de verwervingsgegevens (aankoop, schenking of bruikleen, van wie en wanneer) en de standplaats. c. Het inventarisnummer is aangebracht op het object of op een label dat indien mogelijk aan het object is bevestigd. d. De objectgegevens zijn ontsloten: er is een zoeksysteem dat de gegevens toegankelijk maakt. De collectie moet minimaal op nummer zijn ontsloten.” Toegankelijkheid voor publiek en uitwisseling van gegevens spelen bij de bovenstaande minimumeisen geen rol. Dit wordt duidelijk wanneer we de onder punt b genoemde gegevens omzetten naar Dublin Core, een erfgoedbrede en internationaal gedragen standaard voor de uitwisseling van digitale informatie. Alleen de naam van de instelling, het inventarisnummer en de objectnaam krijgen dan een plaats. Het resultaat is een uiterst korte en nauwelijks nog zinvolle objectbeschrijving.
15
Ook nu hebben twee grote collecties een grote invloed op de uitkomst van deze rekensom. Zonder deze grote collecties is 59-79% geregistreerd,
bedraagt de werkvoorraad naar schatting 1,4 tot 5,5 miljoen objecten en het aantal benodigde dagen 173.000 tot 335.000.
Pagina 29 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Alledaagse voorwerpen als paardentuig en vissersbroeken vertellen een verhaal wanneer ze samenkomen in de collectie van een reddingsmuseum.
Pagina 30 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
2.10 Bits & bytes Automatisering van de collectieregistratie is onder musea tegenwoordig gemeengoed, want bijna negen van de tien musea registreren hun collecties met behulp van een geautomatiseerd systeem.16 Helaas betekent dit niet dat een vergelijkbaar deel van de objectbeschrijvingen in zulke systemen is opgenomen. Niet meer dan 28% van de musea heeft de collectie grotendeels tot volledig (80 – 100%) in een geautomatiseerd systeem ingevoerd. Meer dan de helft van de instellingen is nog niet verder gekomen dan hooguit 60% van de collectie.17 Ook nu zijn de ‘rijkere’ musea en de in het Museumregister opgenomen instellingen naar verhouding verder met de automatisering van de collectieregistratie, hoewel de verschillen minder uitgesproken zijn dan bij registratie. Momenteel is in totaal 34 tot 54% van de gezamenlijke museumcollectie geautomatiseerd beschreven. Dit wil zeggen dat 20,8 tot 29,9 miljoen objectbeschrijvingen nog ingevoerd moeten worden. Voor een deel is deze achterstand een gevolg van achterstanden in registratie: wat niet is geregistreerd kan per slot van rekening ook niet in een geautomatiseerd systeem zitten. Met het wegwerken van deze registratieachterstanden zal de automatiseringsgraad dus vanzelf toenemen. Daarnaast wachten nog ongeveer 6 miljoen beschrijvingen op kaart op de invoer in een geautomatiseerd systeem.
Automatiseringsgraad - Gehele collectie per instelling 0- 20% 81- 100%
geauto matiseerd (23%)
geauto matiseerd (28%)
21- 40% geauto matiseerd (16%)
61- 80% geauto matiseerd
n = 686
(18%)
bron: MusIP
16 17
41- 60% geauto matiseerd (15%)
voorpublicatie ICT-gebruik onder musea , in 2007 uitgevoerd in opdracht van de Museumvereniging Ook in het geval van de automatiseringsgraad is uitgegaan van een ‘best case’-scenario, waarbij de bovengrens van de percentagegroep als
uitgangspunt is genomen. Voorbeeld: wanneer een museumcollectie een automatiseringsgraad kent tussen 10 en 30 %, dan is deze museumcollectie in de categorie ’21 tot 40% geautomatiseerd’ geplaatst.
Pagina 31 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
De zogeheten informatievormen als boeken, handschriften, pamfletten of deze leesplank treffen we vaak aan in onze museumcollecties.
Pagina 32 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
2.11 Een plaatje met een praatje Vergeleken met geautomatiseerd registreren staat digitalisering (hier opgevat als het maken van een digitale afbeelding van een museumvoorwerp) nog in de kinderschoenen. Van de musea heeft 40% minder dan een vijfde deel van de collectie gedigitaliseerd. Hooguit 7% van de instellingen is zo ver gevorderd dat zij 80 tot 100% van hun collectie digitaal beschikbaar hebben. Landelijk gezien bestaat van twee tot vier op de tien objecten een digitale afbeelding, wat neerkomt op een digitaliseringsgraad van 17 tot 37%. De totale hoeveelheid niet-gedigitaliseerde voorwerpen bedraagt hiermee 28,4 tot 37,3 miljoen objecten.18 Het is overigens onbekend welke delen van de collecties de musea tot nu toe hebben gedigitaliseerd: zijn dit voornamelijk de topstukken of juist niet? Geregistreerde musea zijn weer wat verder gevorderd met de digitalisering van hun collecties dan de nietgeregistreerde musea. Ook de omzet van een museum lijkt weer van invloed te zijn op de digitalisering van de collectie, waarbij musea met een hogere jaaromzet wat verder lijken te zijn. De verschillen tussen de musea naar jaaromzet zijn echter klein, met uitzondering van de musea met een jaaromzet tot € 45.000. Deze laatstgenoemde groep loopt duidelijk achter in vergelijking met de rest.
Digitaliseringsgraad - Gehele collectie per instelling 81- 100% gedigitaliseerd
61- 80% gedigitaliseerd
(7%)
(7%)
0- 20% gedigitaliseerd (38%)
41- 60% gedigitaliseerd (17%)
21- 40%
n = 684
gedigitaliseerd
bron: MusIP
(31%)
De percentages over de digitalisering van collecties zeggen alleen wat over de beschikbaarheid van digitale afbeeldingen en niets over bruikbaarheid en toegankelijkheid. Zo laat de technische en compositorische kwaliteit van de digitale afbeeldingen soms te wensen over. Evenzo hebben de eerder genoemde getallen over automatiseringsgraad alleen betrekking op de minimale registratienorm. In hoeverre en in welke mate musea boven dit minimum uitstijgen is niet onderzocht. Op basis van persoonlijke waarnemingen 18
Ook in het geval van de digitaliseringsgraad gaan we uit van een ‘best case’-scenario, waarbij de bovengrens van de percentagegroep als
uitgangspunt is genomen. Voorbeeld: wanneer een museumcollectie een digitaliseringsgraad kent tussen 10 en 30 %, dan is deze museumcollectie in de categorie ’21 tot 40% gedigitaliseerd’ geplaatst.
Pagina 33 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
van MusIP-projectmedewerkers valt te stellen dat veel musea wel verder gaan dan dit minimum, maar ook dat de aard en kwaliteit van de ingevoerde gegevens publicatie vaak nog niet mogelijk maakt. Beschikbaarheid van geautomatiseerde registratie en digitale afbeeldingen biedt dus nog geen garantie voor digitale toegankelijkheid. Bij de musea zijn automatisering en digitalisering nog altijd sterk intern gericht .19
2.12 Collecties in de etalage Van oudsher laten de musea hun collecties zien in een tentoonstelling. Naast de min of meer permanente expositie waarin men vaak de topstukken toont, organiseren de musea veel kortlopende en tijdelijke tentoonstellingen. Gezamenlijk maken de musea gemiddeld meer dan 2000 tentoonstellingen per jaar. Daarbij blijft het aantal tentoonstellingen in musea de afgelopen jaren redelijk constant. Omdat tegelijkertijd het aantal musea afneemt is er echter sprake van een stijging van het gemiddelde aantal tentoonstellingen per museum (van 2,16 in 1997 naar 2,63 in 2005).20 De toegenomen tentoonstellingsactiviteit van de laatste jaren, die ook valt af te lezen aan de toegenomen uitgaven voor exposities, heeft nog niet geleid tot een groei van het aantal museumbezoeken. Dit aantal schommelt sinds 1997 rond 20 miljoen bezoeken per jaar, waaronder gemiddeld 4,4 miljoen bezoeken door toeristen uit het buitenland.21 In dezelfde periode neemt het aantal musea echter af, zodat het gemiddelde bezoek per museum wel intensiveert van 21.514 naar 25.352 bezoeken per jaar. Met tentoonstellingen kunnen musea meer van de collectie te laten zien dan in alleen een vaste opstelling. Maar hoe gevarieerd en hoogwaardig het tentoonstellingsaanbod ook is, er is altijd sprake van een selectie. Vanwege allerlei praktische beperkingen bedraagt het aantal geëxposeerde objecten slechts een fractie van de totale Collectie Nederland. Dankzij de opkomst van moderne informatietechnologie en het Internet hebben musea evenwel een aanvullende mogelijkheid gekregen om hun collecties aan het publiek te laten zien. Toch maken musea hier momenteel maar mondjesmaat gebruik van. Vrijwel alle musea hebben tegenwoordig weliswaar een website, maar die is meestal een marketingmiddel dat het publiek tot een museumbezoek moet verleiden. Informatie over de collectie blijft vaak beperkt tot algemene omschrijvingen of een beperkte selectie representatieve voorwerpen en topstukken. 2.12.1 Objecten op het web Op het web is een beschrijving van de individuele objecten al of niet gecombineerd met een afbeelding eerder uitzondering dan regel. In het najaar van 2007 levert een bezoek aan 562 websites van musea in ongeveer de helft van de gevallen informatie over voorwerpen uit de collectie op. In totaal is van ongeveer 3,8 miljoen voorwerpen enige informatie te vinden in de vorm van een beschrijving. Omdat het onderscheid tussen objecten en bibliotheekcollecties niet altijd goed te maken is, zijn bij dit aantal ook enkele boekenverzamelingen van musea meegeteld. Verder komen de objectbeschrijvingen in meerderheid uit een beperkt aantal bronnen, zoals de websites van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, het Geheugen van Nederland, Maritiem Digitaal en de Volkenkundige Collectie Nederland. De
19 20 21
voorpublicatie ICT-gebruik onder musea , in 2007 uitgevoerd in opdracht van de Museumvereniging CBS Statline (versie 12 juli 2007); Het bereik van het verleden, p. 64 CBS Statline (versie 12 juli 2007)
Pagina 34 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
musea hebben dus nog een lange weg te gaan voordat hun collecties via de digitale weg voor een groot publiek toegankelijk zijn.22
Een gedachte-experiment. Hoeveel voorwerpen de musea tentoonstellen is niet bekend. Op basis van enkele veronderstellingen kunnen wel bedenken hoe lang het duurt om alle voorwerpen te exposeren. Stel dat het aantal jaarlijkse tentoonstellingen ongeveer 2000 blijft. Stel dat per tentoonstelling gemiddeld 125 objecten worden getoond. Stel ook dat de collecties van musea niet groeien en elk voorwerp maar één keer wordt gebruikt. In dat geval zijn we 180 jaar verder voordat alle 45.000.000 objecten aan de beurt zijn geweest. Collecties zullen echter groeien. Sommige voorwerpen worden vaker geëxposeerd. Andere voorwerpen zijn te kwetsbaar of visueel te onbeduidend om tentoon te stellen. Wanneer musea de tentoonstelling als het enige presentatiemiddel gebruiken, veroordelen zij daarmee een groot deel van hun collecties tot levenslange onzichtbaarheid.
22
Cijfers gebaseerd op eigen onderzoek ICN oktober-december 2007
Pagina 35 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Onze musea beheren veel beeldmateriaal waaronder foto’s, beeldhouwwerken, schilderijen, prenten en tekeningen.
Pagina 36 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
3 Over musea 3.1 Nederland Museumland Nederland noemt zich graag een museumland. Uitspraken over de hoge museumdichtheid, waarbij men soms zelfs de hoogste dichtheid ter wereld claimt, zijn regelmatig te horen en te lezen. Inderdaad heeft Nederland veel musea, maar het absolute aantal is niet eenvoudig vast te stellen. Op de website museum.nl staat de teller op 1265, bij museumgids.nl op 909 en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) komt voor 2005 uit op 775 musea.23 Het begrip ‘museum’ is klaarblijkelijk rekbaar en op meerdere manieren uit te leggen. Het CBS hanteert de museumdefinitie van de International Council of Museums (ICOM). Hoewel niet vrij van kritiek, wordt ook binnen de museumsector deze definitie breed gedragen. Zo worden leden van de Museumvereniging en in het Nederlands Museumregister opgenomen instellingen geacht te voldoen aan de ICOM-definitie en te handelen naar de hiervan afgeleide Ethische Code voor Musea.24 De Museumvereniging telt in de zomer van 2007 ongeveer 425 leden, waaronder circa 390 musea. In november 2007 zijn 380 musea opgenomen in het Nederlands Museumregister en zijn 29 musea voorlopig geregistreerd.
Definities van een museum “Een museum is een permanente instelling ten dienste van de samenleving en haar ontwikkeling, toegankelijk voor publiek, niet gericht op het maken van winst, die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerft, behoudt, wetenschappelijk onderzoekt, presenteert en hierover informeert voor doeleinden van studie, educatie en genoegen.” ICOM-definitie
"Een museum is een onderdeel van het collectieve geheugen van een samenleving. Een museum verzamelt, documenteert, bewaart en ontsluit voorwerpen en ander bewijsmateriaal van de menselijke cultuur en zijn omgeving. Een museum ontwikkelt en verspreidt kennis en biedt daarnaast ervaringen gericht op al onze zintuigen. Een museum is open voor het publiek en draagt bij aan de ontwikkeling van een samenleving. Het doel van het museum is kennis voor de burgers." Vertaling museaal mission statement van de Vereniging van Rijksgesubsidieerde Musea
23 24
www.museum.nl, 28 september 2007; www.museumgids.nl, 28 september 2007; CBS Statline (versie 12 juli 2007) Reglement museumregistratie. - Amsterdam : Stichting Het Nederlands Museumregister, 2006 (derde, herziene druk); website museumvereniging
Pagina 37 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
3.1.1 Meer of minder? Als het vaststellen van het aantal musea niet eenvoudig is, dan valt het ook niet mee om te bepalen of er sprake is van groei of krimp. In de jaarlijkse gids Nederland Museumland neemt het aantal opgenomen instellingen al jarenlang alleen maar toe (van 1050 in 1997 naar 1250 in 2006). De cijfers van het CBS laten in dezelfde periode juist een bijna even grote daling zien (van 942 naar 775 of een afname van ongeveer 18%).25 Uit deze tegengestelde cijfers kunnen we in ieder geval concluderen dat het aantal instellingen dat daadwerkelijk voldoet aan de door het CBS gehanteerde ICOM-definitie afneemt. Deze daling lijkt vooral onder de musea met weinig bezoekers en weinig personeel het sterkst te zijn. Zo daalde het aantal musea met alleen vrijwilligers tussen 1997 en 2005 met 31% (van 328 naar 226). Ook nam het aantal musea met minder dan 25 formatieplaatsen af, terwijl het aantal musea met meer dan 25 formatieplaatsen groeide.26 Vooral musea in de categorie Bedrijf & Techniek en Geschiedenis verdwenen uit de tellingen van het CBS. De oorzaak van deze daling is niet eenduidig vast te stellen. Voor een deel ligt de verklaring in beëindiging of sluiting van het museum en in samenvoeging of fusie van verschillende musea tot één organisatie. Ook zullen sommige musea nog wel bestaan, maar niet langer meer voldoen aan de criteria van de door het CBS gehanteerde definitie.
Aantal musea in Nederland 1997-2005 bron: CBS 1000 800 600 400 200 0
aantal musea
1997
1999
2001
2003
2005
942
902
873
828
775
De musea zijn overigens ongelijk gevestigd over het land. We zien een sterke concentratie in de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland. Gelderland komt op de derde plaats, gevolgd door Noord-Brabant en Overijssel. De geografische spreiding van de musea kunnen we nuanceren door te kijken naar het aantal
25 26
Museumgids, editie 1996 en editie 2007; CBS Statline (versie 12 juli 2007) Het CBS hanteert de begrippen arbeidsjaren en voltijdsequivalenten. Gemakshalve gebruikt dit rapport het begrip formatieplaats als synoniem van de
door het CBS gehanteerde begrippen.
Pagina 38 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
musea in relatie tot het aantal inwoners. Groningen, Friesland en Zeeland kennen dan naar verhouding weer een hoge museumdichtheid.
Verdeling van het aantal musea over de provincies in 2005. Bron: CBS
3.2 Musea in soorten en maten Het ene museum is het andere niet. Waar het ene museum zich concentreert op hedendaagse kunst, specialiseert het andere museum zich in de geschiedenis van de techniek. Musea zijn in te delen naar de aard van hun collecties. Op museum.nl hanteert men de indeling naar maritiem, beeldende kunst, transport/technisch, volkenkundig, cultuurhistorisch, natuurhistorisch, archeologisch/historisch en overige. MusIP hanteert een indeling met 12 categorieën, waarbij een museumcollectie in meerdere
Pagina 39 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
categorieën geplaatst kan worden.27 Het CBS deelt de musea weer in naar beeldende kunst, bedrijf & techniek, geschiedenis, natuurlijke historie, volkenkunde en gemengde collectie. Hoewel de genoemde indelingen onderling niet goed vergelijkbaar zijn, zijn de musea met een (cultuur)historische collectie duidelijk in de meerderheid.
Musea naar Categorie - Indeling CBS 2005 Volkenkunde
Gemengde collectie
2%
2%
Natuurlijke his torie
Beeldende kuns t 14%
7%
Beeldende kunst Bedrijf & techniek Geschiedenis Natuurlijke historie Volkenkunde Bedrijf & techniek Ges chiedenis 50%
25%
Gemengde collectie n= 775 bron: CBS
De grote variatie in aard, omvang en vestigingsplaats van de musea is vanuit publieksoogpunt een groot goed: iedereen vindt wel een museum van zijn of haar gading. Kunstmusea trekken veel hoger opgeleiden, die relatief vaker alleen komen en zelden kinderen meenemen. Cultuurhistorische musea trekken juist weer een relatief laag opgeleid publiek en evenals bij archeologische musea komen de bezoekers relatief vaak met meerdere personen tegelijk.28 3.2.1 Variaties in omzet Net zoals veel musea kleine collecties beheren, hebben veel musea ook een bescheiden omzet. Meer dan de helft van de musea aangesloten bij de Museumvereniging heeft een jaaromzet van minder dan 227.000 euro. Bij een derde van de leden is de jaaromzet zelfs lager dan 45.000 euro. Een beperkt aantal musea (bijna 10%) mag zich gelukkig prijzen met een omzet van meer dan 2 miljoen euro.29
27
Het betreft de categorieën archeologisch, beeldende kunst, biografisch, cultuurhistorisch, letterkundig, maritiem, militair, natuurhistorisch,
technisch, transport, volkenkundig en wetenschappelijk. 28 29
Resultaten Museummonitor 2006 / Letty Ranshuysen. Berekend uit gegevens verstrekt door Museumvereniging, zomer 2007.
Pagina 40 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Musea naar jaaromzet (zomer 2007) 5%
4%
32% 18%
meer dan € 4.530.000 € 2.270.000 - 4.530.000 € 453.000 - 2.270.000 € 227.000 - 453.000 € 45.000 - 227.000 minder dan € 45.000
14%
n = 388 bro n: Mus eumvereniging
27%
Een kleine collectie en een lage omzet lijken met elkaar te maken te hebben. Van de musea met een jaarlijkse omzet tot 227.000 euro, heeft de helft een collectie die kleiner is dan 5000 objecten. Bij de musea met een hogere omzet is dit nog maar bij een vijfde van de instellingen het geval.
Jaaromzet en Collectieomvang bron: MusIP en Museumvereniging Jaaromzet van het museum
meer dan € 4.530.000 € 2.270.000- 4.530.000 € 453.000- 2.270.000 € 227.000- 453.000 € 45.000- 227.000 minder dan € 45.000
0%
20%
40%
60%
80%
100%
To t 5000 o bjecten
5000- 10.000 o bjecten
10.000- 25.000 o bjecten
25.000- 50.000 o bjecten
50.000- 100.000 o bjecten
100.000- 250.000 o bjecten
meer dan 250.000 o bjecten
Pagina 41 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Oud geld heeft samen met andere ruilmiddelen al lang geleden de weg naar de museumcollecties gevonden.
Pagina 42 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
3.3 Geldzaken 3.3.1 Evenwicht In 2005 bedragen de totale inkomsten van de musea bijna 523 miljoen euro. Dat is vergeleken met 1997 een stijging van meer dan 80%. De totale uitgaven stijgen in dezelfde periode zelfs nog wat sterker naar ruim 522 miljoen euro. Uitgaven en inkomsten houden elkaar dus ongeveer in evenwicht. 3.3.2 Bronnen van inkomsten Het meeste geld dat de musea ontvangen, komt van de overheid (circa 64%). Door de jaren heen blijft de relatieve bijdrage van de overheid ongeveer hetzelfde. In absolute zin stijgt de overheidsbijdrage tussen 1997 en 2005 met bijna 157 miljoen euro tot een totaal van ongeveer 336 miljoen euro. Vooral het Rijk stelt meer geld ter beschikking, gevolgd door de gemeenten. De provincies blijven naar verhouding enigszins achter, hoewel ook zij steeds meer uitgeven aan musea. De verdeling van de overheidsgelden is overigens alles behalve gelijk. Ter illustratie: op basis van de Cultuurnota 2005-2008 en de cultuurconvenanten blijkt dat ongeveer 50 musea jaarlijks worden ondersteund met een totaal bedrag van ongeveer 150 miljoen euro. Anders gezegd is bijna 45% van de overheidsgelden bestemd voor iets meer dan 6% van de musea. Naast de overheidsbijdragen verwerven musea de rest van hun inkomsten grotendeels uit entreegelden en overige activiteiten als verkoop van artikelen of horeca. Sponsoring levert slechts een bescheiden aandeel met ongeveer 2%. Ondanks een absolute toename, is de relatieve bijdrage van deze inkomstenbronnen betrekkelijk stabiel. Zo schommelen de inkomsten uit entreegelden al jaren tussen 14 en 18% van de totale baten. De afhankelijkheid van de overheid blijft onverminderd groot en neemt zelfs toe wanneer indirecte overheidssteun in de vorm van loonsubsidies en overige subsidies in de berekening wordt opgenomen. 30
Inkomstenbronnen musea 1997 en 2005
bron: CBS
Overige baten Entreegelden e.d. (Loon)subsidies Sponsors Gemeenten Provincies Rijk
1997
30
2005
0
50
100
150
200 miljoenen euro
Alle cijfers in deze paragraaf (berekend) uit CBS Statline (versie 12 juli 2007).
Pagina 43 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
3.3.3 Kostenposten Bijna tweederde van de uitgaven van de musea gaat naar personeel en huisvesting. De kosten voor huisvesting stijgen daarbij naar verhouding sterker dan de personeelskosten. Ook alle andere kostenposten nemen toe, met uitzondering van de uitgaven voor onderhoud van de collectie. Deze uitgaven nemen sinds de eeuwwisseling namelijk af en bedragen in 2005 ongeveer 5,8 miljoen euro en zijn daarmee zelfs aangeland onder het niveau van 1997. In welke mate de uitgaven voor personeel en huisvesting ten goede komen aan de collecties, is niet bekend. We hebben weinig gegevens over hoeveel personen direct werkzaam zijn voor de collectie. Een onderzoek uit 1997 stelt dat 22% van de betaalde medewerkers betrokken is bij collectiemanagement, waarbij het onduidelijk is of men hier spreekt over personen of formatieplaatsen.31 Volgens recente gegevens uit de provincie Zeeland komt 13% van de bezoldigde formatieplaatsen ten goede aan collectiebeheer.32
Inkomstenbronnen musea 1997 en 2005
bron: CBS
Overige baten Entreegelden e.d. (Loon)subsidies Sponsors Gemeenten Provincies Rijk
1997
2005
0
50
100
150
200 miljoenen euro
De daling van de direct aan het onderhoud van collecties toe te rekenen uitgaven staat in contrast met de stijgende uitgaven voor tentoonstellingen. Deze nemen tussen 1997 en 2005 toe van 16 miljoen euro naar bijna 43,7 miljoen euro.33 Deze stijging is aanmerkelijk hoger dan de inflatie. Verrekenen we de waardevermindering van de euro, dan is er nog altijd sprake van meer dan een verdubbeling van de kosten van de tentoonstellingen.34 Als percentage van de totale uitgaven is de stijging overigens veel gematigder: van 6% in 1997 naar 8% in 2005.
31
Museums in the Netherlands : Facts and Figures 1997, p. 14
32
Mededeling museumconsulent Zeeland, 26 november 2007.
33
Per tentoonstelling komt dit neer op een stijging van de gemiddelde kosten van 7918 naar 21.407 euro. Per museum gerekend is dit een verhoging van
de uitgaven voor exposities van gemiddeld €17.080 naar gemiddeld € 56.378. 34
Het bedrag van 16 miljoen euro in 1997, is in 2005 bijna 19,5 miljoen euro waard.
Pagina 44 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Het totale aantal tentoonstellingen blijft ongeveer gelijk terwijl de uitgaven toenemen, zodat we kunnen stellen dat musea vooral veel duurdere exposities maken. Waardoor de tentoonstellingen meer kosten valt uit de cijfers echter niet af te leiden. Wel is duidelijk dat deze groeiende financiële inspanning niet wordt weerspiegeld in het aantal museumbezoeken, dat al jarenlang stabiel blijft. Per bezoek geven de musea zodoende steeds meer geld uit aan een expositie. In 1997 bedraagt dit nog € 0,80, maar in 2005 is dat gestegen naar € 2,22 per bezoek. In dezelfde periode nemen overigens de gemiddelde inkomsten per bezoek toe van € 2,54 naar € 3,70, maar deze stijging is lager dan de stijgende kosten voor tentoonstellingen.
Exposeren versus beheren Binnen de musea bestaat een spanningsveld tussen exposeren en beheren. Een object tentoonstellen houdt een risico in van schade door bijvoorbeeld de inwerking van licht. Tegelijkertijd is een museum dat nooit een voorwerp exposeert geen museum meer. Musea balanceren daarom voortdurend tussen tonen en bewaren. Niet iedereen is gelukkig met de intensivering van publieksgerichte activiteiten van de musea. Deze ‘tentoonstellingskoorts’ zou ten koste gaan van beheer en behoud van de collecties. Het maken van keuzes zou de laatste tijd ongunstig uitpakken voor het over het algemeen onzichtbare collectiebeheer. De vraag of het beheer van de collecties inderdaad het kind van de rekening is, kan op basis van de beschikbare gegevens niet beantwoord worden.
3.4 Mensen in de musea Het aantal werkzame personen, exclusief vrijwilligers, bedraagt in 2005 in totaal 8143 personen, een vijfde meer in vergelijking met 1997. In formatieplaatsen uitgedrukt is de toename overigens minder groot, maar nog altijd meer dan 12%. Toch lijkt sinds 2003 het aantal werkzame personen niet meer te groeien en zelfs weer enigszins terug te lopen. Dit is vrijwel geheel toe te schrijven aan de daling van het aantal werkenden in de categorie ‘overig bezoldigden’ (waar uitzendkrachten, Melkertbanen, ID-banen en banenpoolers onder vallen). In formatieplaatsen uitgedrukt is binnen deze categorie de afname bijna een kwart. Dat is overigens bijna weer gelijk aan een toename van het aantal formatieplaatsen bij personen werkzaam in loondienst.35 Met het verdwijnen van de regeling voor ID-banen zijn –mede dankzij in 2003 en 2004 beschikbaar gestelde middelen36- klaarblijkelijk veel ‘overige bezoldigden’ in loondienst van de musea gekomen. Veel museummedewerkers hebben een parttime aanstelling. In 2005 bedraagt de gemiddelde aanstelling voor medewerkers in loondienst 74% van een volledige werkweek. Voor de overige bezoldigde medewerkers is dit 54%.
35 36
CBS Statline (versie 12 juli 2007) Zie onder andere persbericht van 27-01-2004 van Ministerie van OCW (http://www.minocw.nl/actueel/persberichten/3586)
Pagina 45 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Aantal personen werkzaam in musea (excl. vrijwilligers) bron: CBS 10000 8000 6000 4000 2000 0 1997
1999
2001
2003
2005
Overig bezoldigd
1396
1545
2002
1929
1580
In loondienst
5312
6148
6283
6567
6563
Aantal formatieplaatsen in musea, 2001-2005 bron: CBS 10000 8000 6000 4000 2000 0 2001
2003
2005
Vrijwilligers
2330
2357
2679
Overig bezoldigd
1054
1106
836
In loondienst
4424
4731
4860
Pagina 46 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
3.4.1 Zonder vrijwilligers zijn we nergens In 1999 zijn ruim 16.000 mensen op vrijwillige basis actief in de musea. Zes jaar later is dit aantal gestegen tot bijna 20.000. Maar hoewel het aantal vrijwilligers de laatste jaren groeit, neemt het aantal musea dat geheel afhankelijk is van deze personen juist weer af. Een duidelijke trend valt hierdoor niet vast te stellen. Wel blijft de bijdrage van vrijwilligers voor de musea onverminderd van groot belang. Bijna 30% van de musea is zelfs geheel afhankelijk van vrijwilligers. Landelijk staat tegenover elke twee betaalde formatieplaatsen één vrijwillige formatieplaats.37 De grote inzet van vrijwilligers heeft positieve en negatieve kanten. Vrijwilligers verrichten veel belangrijk werk dat anders blijft liggen. Ook zorgen zij voor een stevige band tussen het museum en de lokale gemeenschap. Nadelig is dat vanwege het verloop onder vrijwilligers de continuïteit van de werkzaamheden in het gevaar kan komen. Bovendien vraagt het werken volgens professionele museumcriteria om voortdurende aandacht en scholing. Gezien de beperkte middelen van veel kleinere musea vormen de kosten voor begeleiding en scholing van vrijwilligers soms een struikelblok.
Met dank aan... “Petje af! Voor die vrijwilligers heb ik heel veel respect. Voor de ‘techneuten’ die al die prachtige industriële objecten met zo veel liefde hebben gereviseerd, aan de praat hebben gekregen en ook aan de praat houden. Maar natuurlijk ook voor de gepensioneerde leerkrachten die zich hier inspannen om jonge mensen enthousiast te maken voor al die oude, maar ook voor de nieuwe techniek.” Toespraak minister Van der Hoeven bij de opening van het Techniekmuseum HEIM, 16 november 2006
37
CBS Statline (versie 12 juli 2007). In 2005 waren 19.667 vrijwilligers goed voor 2679 arbeidsjaren.
Pagina 47 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Vrijwilligers zijn onmisbaar bij het bewaren en tot leven brengen van ons culturele erfgoed.
Pagina 48 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
4 Conclusies 4.1 De Collectiebalans is een belangrijke eerste stap Dankzij deze eerste versie van de Collectiebalans weten we nu meer over de vele miljoenen voorwerpen in onze nationale museumcollectie dan ooit tevoren. We hebben op hoofdlijnen een redelijk betrouwbaar beeld van omvang, samenstelling, beheer en toegankelijkheid van de collecties die de musea onder hun hoede hebben. Dit cijfermatige overzicht kan ons helpen bij onder andere het verantwoorden van reeds geïnvesteerde middelen en het onderbouwen van voorgenomen subsidieregelingen of investeringen. In het belang van de Collectie Nederland is het verstandig om het niet bij deze eerste meting te laten. Door regelmatig opnieuw te meten en het globale beeld te actualiseren, kunnen we trends onderscheiden, voortgang meten en bedreigingen tijdig op het spoor komen. Over enkele jaren zou daarom een Collectiebalans versie 2.0 moeten worden opgesteld. Verbreding naar en samenwerking met andere erfgoedsectoren is daarbij mogelijk. •
•
Verbreding Collectiebalans. Wie een museum bezoekt, ziet in de tentoonstellingen heel veel schilderijen, kunstnijverheid, gebruiksvoorwerpen, gereedschappen, beeldhouwwerken, moderne kunst of natuurhistorische voorwerpen. Daardoor ontstaat de indruk dat de collecties van musea qua samenstelling afwijken van de verzamelingen van andere erfgoedbeherende instellingen als bijvoorbeeld archieven. Uit deze Collectiebalans blijkt echter dat meer dan de helft van de museale voorwerpen valt onder de objecttyperingen ‘beeldmateriaal’ en ‘informatievormen’. Deze voorwerpen zijn ook ruimschoots te vinden bij bibliotheken en archieven, bijvoorbeeld in historisch-topografische atlassen of fotoverzamelingen. Deze collecties van bibliotheken en archieven zijn niet opgenomen in deze versie van de Collectiebalans. Wanneer dit alsnog gebeurt, leidt dit tot een nog vollediger beeld en kan het ons wijzen op kansen voor erfgoedbrede samenwerking. Afstemming onderzoek Collectie Nederland Verschillende partijen doen onderzoek naar ons culturele erfgoed. Over het algemeen is men van elkaars initiatieven op de hoogte, maar dit is eerder het resultaat van een goed ontwikkeld netwerk dan van doelbewuste coördinatie. Daardoor loert steeds het gevaar van bijvoorbeeld onvergelijkbare methoden en resultaten of van lacunes of juist doublures in het onderzoek. Een breed platform waarin de onderzoeksvragen worden geïnventariseerd en wanneer mogelijk op elkaar worden afgestemd, is daarom wenselijk.
Pagina 49 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
De volgende Collectiebalans vraagt om verdieping op het gebied van onder andere conditie, bewaaromstandigheden, registratie en digitalisering van ons culturele erfgoed.
Pagina 50 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
4.2 De Collectiebalans vraagt om verdieping De huidige Collectiebalans wijst ons op onvolkomenheden en tekortkomingen van de op dit moment beschikbare gegevens. Vooruitlopend op een herhaalmeting is diepteonderzoek naar enkele aspecten van onze museale collecties daarom noodzakelijk. Deze aspecten betreffen conditie en bewaaromstandigheden, registratie en digitalisering, toegankelijkheid van collecties en bedrijfsmatige gegevens over beheer en behoud. •
•
•
•
Condities en bewaaromstandigheden. De huidige gegevens over conditie en bewaaromstandigheden zijn gebaseerd op een grofmazig model met criteria die te veel ruimte laten voor persoonlijke interpretatie. Hierdoor kunnen we de stand van zaken aangaande toestand en opslag van collecties alleen schetsen onder een groot voorbehoud en met een zeer ruime marge: het water staat de musea niet tot aan de lippen, maar droge voeten hebben ze evenmin. Regelmatig terugkerende controle van bewaaromstandigheden en conditie van de collecties blijft zodoende noodzakelijk. Een eenvoudig beoordelingsmodel dat een genuanceerder en objectiever beeld geeft dan het nu gehanteerde model, is daarbij gewenst. Registratie en digitalisering. De beoordeling van de registratie en digitalisering is gebaseerd op beperkte en sterk intern gerichte minimale eisen, die de ondersteuning van de publiekstaak en van collectiebeheer buiten beschouwing laten. Verder is niet onderzocht in hoeverre gegevens en afbeeldingen van de 7% topstukken digitaal beschikbaar zijn. Evenmin zijn digitale duurzaamheid, het gebruik van standaarden en de kwaliteit van metadata en digitale afbeeldingen beoordeeld. De hindernissen voor digitale toegankelijkheid kunnen daarom veel groter zijn dan de huidige cijfers doen vermoeden. Net als bij conditie en bewaaromstandigheden is het daarom van groot belang een genuanceerder beeld te krijgen van de stand van zaken. Ook in dit geval is het wenselijk te beschikken over een eenvoudig model voor de beoordeling van duurzaamheid, kwaliteit en bruikbaarheid van de (geautomatiseerde) collectieregistratie. Toegankelijkheid van collecties. De informatie over de toegankelijkheid van onze gezamenlijke museumcollectie is beperkt. De beschikbare gegevens wijzen op onzichtbaarheid van het grootste deel van de voorwerpen. Meer inzicht in de juiste verhouding tussen geëxposeerde en niet-geëxposeerde voorwerpen is wenselijk. Ook andere vormen van toegankelijkheid van collecties (bijvoorbeeld catalogi en andere gedrukte publicaties) zouden in het onderzoek moeten worden opgenomen. In combinatie met het beoordelingsmodel voor registratie en digitalisering kan dit leiden tot een model voor een toegankelijkheidsanalyse van collecties. Bedrijfsmatige gegevens over beheer en behoud. De Collectiebalans richt zich in eerste instantie op de collecties zelf en niet op de bedrijfsvoering rondom deze collecties. Momenteel ontbreken gedetailleerde gegevens over formatieplaatsen naar functie (welk deel van de formatie is toe te rekenen aan collectiebehoud, welk deel aan onderzoek, ondersteuning); over uitgaven (welk deel van huisvesting- en personeelskosten komt ten goede aan tentoonstellingen, collectiebeheer e.d.). De stelling dat het draaiend houden van de 'tentoonstellingsmachine' ten koste gaat van het beheer van de museale collecties kan hierdoor niet worden onderbouwd of weerlegd.
Pagina 51 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Meer waardestellende kaders zoals ontwikkeld voor het mobiel erfgoed zijn nuttig bij het nader differentiëren van de Collectie Nederland.
Pagina 52 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
4.3 Gevarieerd maar gefragmenteerd Onze museale Collectie Nederland is omvangrijk en gevarieerd. Opvallend is de grote kleinschaligheid, waarbij heel veel kleine instellingen een naar verhouding bescheiden deel van ons gezamenlijke erfgoed beheren en presenteren. Kleinschaligheid kent enkele positieve aspecten, zoals de sterke lokale gebondenheid van collecties en dus ook van de musea. Dit biedt deze musea een goede mogelijkheid een belangrijke rol te spelen in het bewaren en tonen van het plaatselijke verleden. De medaille heeft echter een minder positieve keerzijde, namelijk een grote mate van versnippering en gebrek aan samenhang. Enigszins overdreven kun je spreken van een vorm van ‘eiland-musealisering’, waarbij een gezamenlijke visie op het verzamelen, beheren en presenteren van cultureel erfgoed eerder uitzondering dan regel is. Gelukkig is samenwerking binnen de museumwereld geen onbekend verschijnsel. Toch proberen musea vaak geïsoleerd van elkaar de problemen op te lossen waarmee zij zich geconfronteerd zien. In de praktijk blijkt dan dat veel musea niet of slechts met moeite kunnen zorgen voor een verantwoorde opslag van de collecties. Realiseren van digitale toegankelijkheid is voor veel instellingen eveneens nog een brug te ver. Niet zelden stijgen deze problemen uit boven de draagkracht van de individuele instellingen. Voor een oplossing moet men ‘breder en groter’ denken. Dit kan leiden tot praktische en liefst structurele samenwerking op het gebied van bijvoorbeeld digitalisering, collectiebeheer en waardestelling van collecties. •
•
Structureel samenwerken Op het gebied van digitalisering en digitale toegankelijkheid van collecties bestaan al diverse succesvolle samenwerkingsverbanden. Zo tonen bijvoorbeeld de maritieme musea hun collecties via Maritiem Digitaal, doen de volkenkundige musea hetzelfde via de website van de Volkenkundige Collectie Nederland en bestaat in de provincie Gelderland al sinds enige tijd IGEM (Internet Gelderse Musea). De waarde van coördinatie en bundeling van krachten wordt ook getoond bij Het Geheugen van Nederland en het project Beelden voor de Toekomst. De toekomst voor brede digitale toegankelijkheid lijkt hiermee te liggen in samenwerking en afstemming. Hierbij tekenen we aan dat het niet alleen moet gaan om het gezamenlijk produceren van digitale metadata en afbeeldingen, maar juist ook bij het voor het publiek toegankelijk maken van digitale collecties. Het momenteel sterk gefragmenteerde aanbod op Internet is voor de virtuele bezoeker eerder een bezoeking dan een zegen. Ook op het gebied van behoud en beheer van collecties zouden mogelijkheden tot samenwerking meer kunnen worden uitgebuit. Op bescheiden schaal kan men denken aan het delen van depotruimte of het onderbrengen van collecties in een beter toegerust depot van een nabijgelegen erfgoedinstelling. Zo bestaat er een kans tot samenwerking voor elk museum met een fotocollectie en met een archiefbeherende instelling in de onmiddellijke omgeving. Grootschaliger is samenwerking op het gebied van opslag van collecties in de vorm van centrale regionale depots. Waardestelling van collecties De meeste musea zien het grootste deel van de collectie als kerncollectie. Daarbij redeneert men vaak voornamelijk vanuit de eigen instelling. De plaats van de eigen collectie binnen het grotere geheel van de Collectie Nederland blijft meestal nog buiten beschouwing. Dat dit anders kan, zien we bij het de personen en instellingen die betrokken zijn bij het beheer van mobiel erfgoed. Samenwerking heeft daar geleid tot het zogeheten waardestellend kader ten behoeve van mobiel erfgoed en de vorming van een Nationaal Register Mobiel Erfgoed.
Pagina 53 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Een tweede voorbeeld van waardestellende samenwerking vinden we bij de botanische tuinen in Nederland. Deze tuinen werken namelijk samen aan de vorming van de Nationale Plantencollectie. Elke aangesloten botanische tuin kan een deel van de eigen collectie die men van landelijk belang acht, voordragen om na onderling overleg (virtueel) toe te voegen aan de nationale plantencollectie. Analoog aan het register voor mobiel erfgoed en de nationale plantencollectie kunnen musea en andere erfgoedbeherende instellingen aan virtuele referentiecollecties werken, bijvoorbeeld op thematische of regionale basis. Referentiecollecties tillen de invulling van het begrip kerncollectie boven de eigen instelling uit. De eigen collectie komt in een breder perspectief te staan en kan daardoor juist aan belang winnen. Tegelijkertijd krijgt ook de Collectie Nederland door deze instellingoverstijgende waardestellingen steeds meer vorm en tekening.
4.4 Het onzichtbare zichtbaar maken Grote delen van de museale Collectie Nederland zijn niet geregistreerd en een nog groter deel is digitaal ontoegankelijk voor het publiek. Hoewel de achterstanden per museum sterk verschillen, is de optelsom zo groot dat musea en overheden zich moeten bezinnen op de vraag hoe dit probleem aan te pakken. De omvang van de achterstanden dwingt tot het maken van keuzes. Alles doen of juist een selectie? Het dilemma is tijdens de Digitaal Erfgoed-conferentie in december 2007 onder woorden gebracht door twee sprekers. Aan de ene kant klonk de oproep toch maar gewoon zoveel mogelijk of zelfs alles te digitaliseren en te kiezen voor toegankelijkheid boven kwaliteit.38 Aan de andere kant klonk de aansporing om juist selectief te digitaliseren en bij de keuze van objecten niet uit te gaan van brede toegankelijkheid maar van de vraag en de (maatschappelijke en economische) waardering.39 Er is geen eenduidige universele oplossing. De variatie binnen het museumveld is daarvoor te groot. Sommige (deel)collecties lenen zich goed voor massadigitalisering, andere juist weer niet. De musea zullen daarom moeten handelen naar bevind van zaken en hun keuze afhankelijk dienen te maken van de situatie. Desondanks kunnen we twee overkoepelende uitgangspunten formuleren: voorrang voor verborgen collecties en meer aandacht voor digitale toegankelijkheid. •
•
38
Verborgen collecties met voorrang zichtbaar maken. Een groot deel van de nationale museumcollectie is onzichtbaar en niet toegankelijk voor publiek. Als we alles laten zoals het nu is (met de fysieke tentoonstelling als primair presentatiemiddel) zal dat ook heel lang zo blijven. Digitalisering biedt hier uitkomst, zeker omdat een niet onbelangrijk deel van deze verborgen collecties bestaat uit relatief eenvoudig te digitaliseren beeldmateriaal als foto’s of prentbriefkaarten. Digitale toegankelijkheid van collecties verdient meer aandacht. De traditionele nadruk op de tentoonstelling als presentatiemedium en de gewoonte om musea vooral af te rekenen op fysieke bezoekersaantallen, hinderen digitale toegankelijkheid van museumcollecties. De musea zelf staan zeker open voor verandering, maar wil digitale toegankelijkheid van collecties
Jim Michalko (OCLC/RLG) "Mass Digitization and Cultural Heritage: the imperative and the opportunity", lezing gehouden tijdens DE Conferentie op
12 december 2007 te Rotterdam. 39
Nick Poole (MDA) "What Audience? The death of mass-digitisation and the rise of the market economy", lezing gehouden tijdens DE Conferentie op 13
december 2007 te Rotterdam.
Pagina 54 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
echt van de grond komen dan volstaat het niet om meer geld ter beschikking te stellen. Eigenlijk moeten het bedrijfsmodel en beleidsmodel enigszins herzien worden. Deze herziening houdt in dat we niet alles meer zetten op de kaart van de ‘fysieke’ tentoonstelling en de via de voordeur binnenkomende bezoeker. Digitaal bezoek en digitale presentaties moeten een gelijkwaardige plaats krijgen. Het enorme succes van de digitale expositie Women in Art op YouTube (6,4 miljoen bezoeken in zeven maanden!) toont de potentie van publieksbereik van de digitale media en daarmee het belang van deze herziening.
4.5 Kwaliteitszorg is zinvol Geregistreerde musea zijn verder met collectieregistratie, automatisering en digitalisering, zijn kritischer over hun collecties en beoordelen bewaaromstandigheden doorgaans positiever. Natuurlijk moeten we voorzichtig zijn het benoemen van oorzaak en gevolg. Sommige musea voldeden voor opname in het museumregister al ruimschoots aan de criteria. Andere musea echter hebben in het traject naar museumregistratie hard gewerkt om te voldoen aan de gestelde eisen. Daarbij heeft men dankbaar gebruik gemaakt van bijvoorbeeld provinciale subsidies om bewaaromstandigheden van collecties te kunnen verbeteren. Kwaliteitszorg kan niet zonder heldere en tegelijk eenvoudig te controleren en hanteren normen en modellen. Een tweede noodzakelijk ingrediënt is de bereidheid van de musea om openheid van zaken te geven en het eigen handelen kritisch te laten onderzoeken. De Collectiebalans kan dankzij deze door ongeveer 700 musea getoonde bereidheid aantonen dat het museumregister positief werkt. Hetzelfde effect mogen we ook verwachten van de visitatiemethode die nu door de VRM wordt gestart of van de Gelderse Collectiewacht. Kwaliteitszorg is zinvol en verdient daarom blijvende aandacht van alle bij het beheer van ons culturele erfgoed betrokken partijen.
Nederlands Museumregister “Het doel van de museumregistratie is het zichtbaar maken, bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse musea, en daarmee het verantwoord beheer van het culturele erfgoed. Musea die op of boven de minimumstandaard functioneren, vervullen hun museale taak naar behoren en worden opgenomen in het Museumregister. Zij ontvangen het Certificaat Geregistreerd Museum. Musea die niet voldoen aan de standaard, maar wel de intentie uitspreken en aannemelijk maken deze binnen drie jaar door te voeren, worden voorlopig geregistreerd. Het museumregister is niet bedoeld om een tweedeling aan te brengen in museumland. De stichting streeft ernaar minimaal 75% van de Nederlandse musea te registreren.” bron: www.museumvereniging.nl
Pagina 55 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Het onzichtbare zichtbaar maken is een uitdaging die de musea dankzij moderne technologie kunnen aangaan.
Pagina 56 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
5 Aanbevelingen Deze eerste versie van de Collectiebalans geeft ons waardevolle informatie over het wel en wee van museumcollecties in Nederland. Op basis van deze informatie bevelen wij alle bij het beheer van ons culturele erfgoed betrokken partijen en belanghebbenden het volgende aan: •
•
•
om de Collectiebalans binnen drie jaar te actualiseren, met aandacht voor het meten van de effecten van de subsidieregeling “Digitaliseren met beleid”, kwaliteitszorg (Museumregister en museumvisitatie), veiligheidszorg en richtlijnen voor risicoanalyse van collecties om vooruitlopend op deze actualisering en op basis van verbeterde meetmodellen aanvullende of nieuwe gegevens te verzamelen over beheer en behoud van collecties, registratie en digitalisering, toegankelijkheid en bedrijfsvoering om voor zover mogelijk collecties in andere erfgoedsectoren in de inventarisatie op te nemen.
Gezien de uitkomsten van het onderzoek pleiten wij daarnaast voor: •
•
• •
•
het stimuleren van erfgoedbrede oplossingen voor depotproblematiek en collectiebeheer, met aandacht voor - samenwerking bij het beheren van vergelijkbare collecties (foto’s, films, handschriften, boekcollecties) - het realiseren van gemeenschappelijke depotvoorzieningen - het onderzoeken van de mogelijkheid om de methodiek van de Gelderse Collectiewacht landelijk in te voeren het blijven bevorderen dat de erfgoedsector doordrongen raakt van het belang van kwaliteitszorg (zoals het Nederlands Museumregister) en het ondersteunen van bestaande of nieuwe initiatieven voor de implementatie van instrumenten waarmee musea hun kwaliteit kunnen verbeteren het gezamenlijk opstellen en introduceren van waardestellende kaders voor de Collectie Nederland om de kerncollectie nader te differentiëren het stimuleren van de digitalisering van collecties en het vergroten van zichtbaarheid van ons culturele erfgoed, met aandacht voor het toepassen van standaarden en het zichtbaar maken van onzichtbare maar cultuurhistorisch belangrijke collecties structurele en erfgoedbrede samenwerking en afstemming bij het digitaliseren van collecties en het gezamenlijk aanbieden van informatie; belangrijke partijen hierbij zijn het Consortium Nederlands Erfgoed: Digitaal! en Erfgoed Nederland.
De Collectie Nederland is ons gezamenlijke erfgoed en daarmee ons gezamenlijke belang. Gezamenlijk optrekken bij het beheren en toegankelijk maken van deze kostbare schat is een vanzelfsprekendheid die verder geen aanbeveling nodig heeft.
Pagina 57 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Goede depotvoorzieningen zijn een absolute voorwaarde voor het behouden van onze verzamelingen.
Pagina 58 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
6 Gebruikte bronnen De Collectiebalans is gebaseerd op drie belangrijke gegevensbronnen, namelijk de gegevens verzameld in het kader van MusIP, de ledenlijst van de Museumvereniging en het tweejaarlijkse onderzoek onder musea door het CBS. •
•
•
MusIP Het Museum Inventarisatie Project is een groot, landelijk project dat de afgelopen jaren per provincie is uitgevoerd door het Landelijk Contact van Museumconsulenten. Bij dit onderzoek zijn de collecties van musea geïnventariseerd en beschreven op het niveau van deelcollecties en opgeslagen in een centrale database.40 Voor het onderzoek naar de Collectiebalans zijn de gegevens uit de database van MusIP aangevuld met de nog niet gepubliceerde gegevens van musea bij wie de MusIP-inventarisatie recent is uitgevoerd. In totaal zijn de gegevens van 713 instellingen in het onderzoek opgenomen. Museumvereniging De ledenlijst van de Museumvereniging (stand van zaken zomer 2007) bevat 428 instellingen. In totaal zijn 390 leden een museum. De overige leden zijn voornamelijk ondersteunende instellingen en koepelorganisaties en enkele bedrijfsarchieven, archiefbeherende instellingen en buitenlandse organisaties. De gegevens van de niet-musea zijn bij de Collectiebalans buiten beschouwing gelaten. De gegevens van de ledenlijst zijn op basis van de instellingsnaam gekoppeld aan de gegevens van MusIP. Voor 319 leden van de Museumvereniging kon een relatie worden gelegd. De overige musea die lid zijn van de Museumvereniging waren in het kader van MusIP (nog) niet geïnventariseerd. CBS In het kader van het thema Vrije tijd en cultuur onderzoekt het Centraal Bureau voor de Statistiek elke twee jaar het aantal bezoekers en collecties en de bedrijfseconomische situatie van de Nederlandse Musea. Bij het opstellen van de Collectiebalans is gebruik gemaakt van de gegevens zoals die door het CBS via Statline zijn gepubliceerd (zie statline.cbs.nl). De meest recente en vooralsnog voorlopige gegevens hebben betrekking op het jaar 2005. De gebruikte gegevens zijn laatst gewijzigd op 12 juli 2007. De reeks van verslagperiode 1997- 2005 zijn vergelijkbaar. In de periode ervoor is een andere methode gebruikt en een vergelijking is daarom niet goed mogelijk. De gegevens die via Statline beschikbaar zijn, kunnen niet worden herleid tot individuele musea. Een koppeling op instellingsniveau met de gegevens van MusIP en de Museumvereniging kon daarom niet worden gemaakt.
De bovenstaande bronnen zijn aangevuld met een onderzoek naar het aanbod van collectie-informatie op het internet en een in opdracht van de Museumvereniging uitgevoerd onderzoek naar ICT-gebruik onder musea.
40
Een deelcollectie is een groep objecten die samenhang met elkaar vertonen. Dat kan doordat ze dezelfde functie hebben (bijvoorbeeld
landbouwwerktuigen), uit hetzelfde materiaal bestaan (bijvoorbeeld zilverwerk) of over hetzelfde onderwerp gaan (bijvoorbeeld Tweede Wereldoorlog). De informatie in de database van MusIP is (met uitzondering van vertrouwelijke gegevens) openbaar toegankelijk via www.musip.nl.
Pagina 59 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
•
•
Aanbod collectie-informatie op internet Van bijna 600 musea die in de MusIP-database zijn opgenomen, is de website bezocht. Ook van enkele (nog) niet in de MusIP-database opgenomen instellingen is de website bezocht. Bij dit bezoek is gekeken of er informatie over objecten uit de collectie wordt aangeboden, al of niet samen met een digitale afbeelding van het betreffende object. Daarbij is voor zover te achterhalen onderscheid gemaakt tussen objectinformatie in een database of op overzichtslijsten enerzijds en objectinformatie op losse html-pagina’s of in flash-applicaties anderzijds. Omdat objecten en bibliotheekcollecties niet altijd gescheiden van elkaar worden aangeboden, zijn ook in enkele gevallen deze bibliotheekcollecties meegeteld. Het aantal per museum aangeboden objectbeschrijvingen is voor zover mogelijk gekoppeld aan de gegevens uit de MusIP-database. Zie verder Tabel 17. Voorpublicatie ICT-gebruik onder musea In 2007 heeft de Museumvereniging als vervolg van een meting in 2002 een onderzoek laten uitvoeren naar ICT-gebruik in musea. Bij het opstellen van de Collectiebalans mocht gebruik gemaakt worden van een concept van het in 2008 te verschijnen rapport.
Museum Inventarisatie Project (MusIP) “MusIP wordt als proefproject in de periode 1997-1999 in de provincie Utrecht uitgevoerd. In ruim 40 musea in de provincie Utrecht, van heel groot tot heel klein en van keurig geordend tot onoverzichtelijk opgetast, worden deelcollecties beschreven in een speciaal daarvoor ontwikkelde database. Met laptop en teller trekken de MusIP-medewerkers door de provincie. Zij slagen erin een goed beeld te creëren van de ‘collectie Utrecht’. Na de afronding van het project besluiten de provincies, het Ministerie van OCW en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten dat zij deze inventarisatie landelijk willen uitvoeren. De uitvoering komt in handen van de provinciaal museumconsulenten, die de Stichting Landelijk Contact van Museumconsulenten (LCM) aanwijzen om de werkzaamheden te coördineren. In de periode 2002-2005 doen MusIP-medewerkers in de meeste provincies hun werk, maar in enkele provincies loopt het project nog wat langer door. De collecties van musea in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag worden in 2007 onderzocht.” bron: www.musip.nl
Pagina 60 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
7 Literatuur (selectie) • •
• • • • •
• • • •
• • • • • • •
Beheer Rijkscollecties 2000-2005 : verslag van bevindingen / Erfgoedinspectie-Collecties. – Den Haag : Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, juli 2006 Bestel in Beeld 2006 / Samenstelling Jan Piet van der Mijl et. al. - ’s-Gravenhage : Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mei 2007 (http://www.minocw.nl/documenten/19364b.pdf) Datascape cultuur / Johan Idema en Hendrik-Jan Grievink. - [Amsterdam : LAgroup], 2007 De provincies:Kijk zo zit dat : De culturele infrastructuur op regionale schaal in kaart gebracht / Carla van Deijck-Hofmeester et.al. – ’s-Gravenhage – Interprovinciaal Overleg (IPO), maart 2007) Eindrapportage MusIP Limburg. – Roermond : Huis voor de Kunsten Limburg, 2007 Eindrapportage MusIP Noord-Brabant. – [’s-Hertogenbosch – Brabantse Museumstichting, 2005] Erfgoed dat beweegt! : Waardering van de Mobiele Collectie Nederland / Instituut Collectie Nederland, Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten. – Amsterdam : Uitgeverij PlanPlan, 2006 Handleiding voor het maken van een calamiteitenplan voor collectiebeherende instellingen / Marja Peek, Ton Cremers, Henriette Fuhri Snethlage. – Amsterdam : ICN, 2003 Handreiking voor het schrijven van een Collectieplan / Tessa Luger. – Amsterdam : Stichting LCM/Instituut Collectie Nederland, 2003 (tweede herziene druk). Het bereik van het verleden : Ontwikkelingen in de belangstelling voor cultureel erfgoed / Frank Huysmans en Jos de Haan. – Den Haag : Sociaal en Cultureel Planbureau, december 2007 Kerncijfers 2002-2006 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap / Samenstelling Daphne de Wit et. al. - ’sGravenhage : Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mei 2007 (http://www.minocw.nl/documenten/19364a.pdf) Museums in the Netherlands : Facts and Figures 1997 / Fransje Kuyvenhoven (ed.). Amsterdam : ICOM-Netherlands, 1998. 68 p. ‘Museumstuk veilig tussen radioactief afval : Een centrale depotvoorziening voor Zeeuwse musea” / Erns Jan Rozendaal, in: Museumpeil 28, najaar 2007, p.7-8 Projectplan Nederlands Erfgoed: Digitaal! / Consortium Nederlands Erfgoed: Digitaal!, 2007 Reglement museumregistratie. - Amsterdam : Stichting Het Nederlands Museumregister, 2006 (derde, herziene druk) Resultaten MuseumMonitor 2006 / L. Ranshuysen. - Amsterdam/Rotterdam : TNS NIPO/Letty Ranshuysen, 2007. - 5 pag. Van Aardappelzetmeel tot Zwerfsteenrapakivi’s : Rapportage Museum Inventarisatie Project Groningen. – Groningen : Museumhuis Groningen, december 2006 Zeeuwse schatten goed bewaard / tekst: Janneke de Wit; eindred.: Leo Adriaanse. - Middelburg : SCEZ, 2006
Pagina 61 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Pagina 62 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
8 Tabellen In onderstaande tabellen zijn de percentages afgerond. Hierdoor kunnen de totalen van percentages soms niet op 100 uitkomen. Tabel 1 : samenstelling museale Collectie Nederland (aantal objecten) Beeldmateriaal Informatievormen Ruilmiddelen Gereedschappen en gebruiksvoorwerpen - Geluidsmiddelen - Gereedschap en uitrusting - Houders - Interieurinrichting - Kleding - Meetinstrumenten - Recreatiemiddelen - Vervoermiddelen - Wapens en munitie Natuurhistorische en geologische objecten - Dierlijk materiaal - Geologische materiaal - Planten en plantaardig materiaal
18.297.880 6.677.255 2.517.934 3.726.780 436.205 1.834.168 567.092 202.544 459.179 47.582 85.938 14.399 79.673 12.124.245 10.735.381 1.195.963 192.901
Overig - Gebouwen(onderdelen) - Menselijk materiaal - Halfproducten - Varia Onbenoemd Totaal
731.348 21.875 12.420 27.841 669.212 1.110.440 45.185.882
Bron: MusIP
Pagina 63 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 2: aantal objecten in de collectie Objecten in collectie
Aantal musea
%
Totaal objecten
%
minder dan 5000
369
53
653.497
1
5000 tot 10.000 10.000 tot 25.000 25.000 tot 50.000 50.000 tot 100.000 100.000 tot 250.000 meer dan 250.000
92 110 54 20 28 19
13 16 8 3 4 3
643.824 1.675.248 1.920.909 1.380.734 4.586.872 34.324.798
1 4 4 3 10 76
Totaal
692
45.185.882
Bron: MusIP
Tabel 3: kerncollectie – aantal deelcollecties en objecten Deelcollecties
Objecten kern
Objecten niet kern
Objecten totaal
Volledig kerncollectie
3366
25.945.118
-
25.945.118
Gedeeltelijk kerncollectie
3256
9.234.435
5.927.550
15.161.985
807
-
895.761
895.761
7429
35.179.553
6.823.311
42.002.864
Geen kerncollectie Totaal Objecten onbenoemd
3.183.018 Totaal objecten
Bron: MusIP
Pagina 64 van 78
45.185.882
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 4: aandeel kerncollectie als percentage van gehele collectie – naar Museumregister Aandeel van kerncollectie
Wel in register
Niet in register
Totaal
Aantal musea
%
Aantal musea
%
Aantal musea
%
33 17 24 19 30
10 5 7 6 9
11 13 20 24 21
3 4 6 7 6
44 30 44 43 51
6 4 6 6 7
Subtotaal 0-50%
123
36
89
26
212
31
50 – 60 % 60 – 70 % 70 – 80 % 80 – 90 % 90 – 100 %
21 25 27 39 110
6 7 8 11 32
36 32 44 38 102
11 9 13 11 30
57 57 71 77 212
8 8 10 11 31
Subtotaal 50-100%
222
64
252
74
474
69
Totaal
345
100
341
100
686
100
<10 % 10 – 20 % 20 – 30 % 30 – 40 % 40 – 50 %
Bron: MusIP Tabel 5: Aantal objecten in MusIP-categorieën - naar Museumregister en naar jaaromzet Musea
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
Totaal
Objecten %
Objecten %
Objecten %
Objecten %
Objecten
Museumregister Niet in register Wel in register
319
1.343.936
7 12.917.828 66
4.435.642 23
834.028
4 19.587.017
320
803.946
4 13.837.258 76
3.273.815 18
278.245
2 18.208.489
Totaal
639
2.147.882
6 26.755.086 71
7.709.457 20
1.112.273
3 37.795.506
Jaaromzet (in euro) meer dan 4.530.000 2.270.000-4.530.000 453.000-2.270.000 227.000-453.000 45.000-227.000 minder dan 45.000 Totaal
7
64.187
1
9.951.536 97
14
90.196
5
601.318 32
1.120.466 60
42.854
2
1.857.854
52
399.666
7
2.737.832 48
2.325.391 40
285.686
5
5.750.259
44
131.357
8
908.689 53
611.134 36
46.277
3
1.700.140
82
142.376 12
660.378 56
337.037 29
34.988
3
1.177.589
706.403 59
369.554 31
23.352
2
1.195.647
4 15.566.156 71
4.904.846 22
448.976
86
93.329
285
921.111
8
141.264
1
15.819 <1 10.222.963
2 21.904.452
Bron: MusIP
Pagina 65 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 6: Percentage MusIP-categorie van gehele collectie naar aantal instellingen Categorie 1 Percentage van gehele collectie
Aantal musea
tot 10% 10 - 20% 20 - 30% 30 - 40 % 40 - 50 % 50 - 60 % 60 - 70 % 70 - 80 % 80 - 90 % 90 - 100 %
370 76 30 23 16 8 5 4 4 5
Totaal
541
Categorie 2 %
Aantal musea
68 14 6 4 3 1 1 1 1 1
45 39 42 51 48 69 42 62 48 95
Categorie 3 %
Aantal musea
8 7 8 9 9 13 8 11 9 18
185 81 54 50 49 30 30 26 15 21
541
Categorie 4 %
Aantal musea
%
34 15 10 9 9 6 6 5 3 4
499 23 9 5 3 1 0 0 1 0
92 4 2 1 1 0 0 0 0 0
541
541
Bron: MusIP
Tabel 7: conditie van deelcollecties Typering
Aantal deelcollecties
%
Aantal objecten
%
Goed Slecht Wisselend
4609 57 2896
61 1 38
30.621.042 196.988 13.306.183
69 1 30
Totaal
7562
44.124.213
Bron: MusIP
Tabel 8: bewaaromstandigheden van deelcollecties Typering
Aantal deelcollecties
%
Aantal objecten
%
Goed
4662
62
31.074.136
70
Slecht Wisselend
218 2645
3 35
1.389.558 11.822.684
3 27
Totaal
7525
Bron: MusIP
Pagina 66 van 78
44.286.378
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 9: geografische gebondenheid (totaal) Gebonden aan
Aantal objecten
%
Aantal instellingen
gemeente streek provincie landelijk internationaal
3.207.450 916.877 1.616.361 7.584.262 7.232.485
7 2 4 17 16
371 215 183 238 101
onbenoemd
24.628.447
54
Totaal
45.185.882
Bron: MusIP
Tabel 10: geografische gebondenheid in relatie tot omvang collecties (aantallen en percentages) Omvang collectie (aantal objecten)
Musea
Gemeente
Streek
Provincie
Landelijk
Internationaal
Totaal
348
260.333
96.002
53.386
71.618
24.150
505.159
69 77 38 14 14 11
233.818 482.402 384.818 31.998 971.797 842.284
79.659 111.298 162.051 227.994 130.763 109.109
39.185 178.269 201.587 130.020 211.328 802.916
67.980 272.465 240.609 487.964 483.883 5.959.743
20.790 441.432 40.503 1.084.937 142.295 1.131.360 50.317 928.293 234.945 2.032.717 6.719.485 14.443.537
571
3.207.450
916.877
1.616.361
7.584.262
7.232.485 20.557.435
61 12 13 7 2 2 2
52 53 44 34 3 48 6
19 18 10 14 25 6 1
11 9 16 18 14 10 6
14 15 25 21 53 24 41
In aantallen: < 5000 5000-10.000 10.000-25.000 25.000-50.000 50.000-100.000 100.000-250.000 > 250.000 Totaal In percentages: < 5000 5000-10.000 10.000-25.000 25.000-50.000 50.000-100.000 100.000-250.000 > 250.000
5 5 4 13 5 12 47
100 100 100 100 100 100 100
Bron: MusIP
Pagina 67 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 11: geografische gebondenheid in relatie tot jaaromzet musea (aantallen en percentages) Jaaromzet (euro)
Musea
Gemeente
Streek
Provincie
Landelijk
Internationaal
Totaal
70 73 39 52 13 4
370.261 557.484 104.710 530.957 25.249 19.940
177.767 67.582 240.579 181.229 10.494 5.800
36.284 43.800 330.784 698.298 142.647 4.630
37.460 324.833 396.706 1.076.018 1.018.917 96.554
22.860 51.805 316.842 644.146 882.240 55.946
644.632 1.045.504 1.389.621 3.130.648 2.079.547 182.870
251
1.608.601
683.451
1.256.443
2.950.488
1.973.839
8.472.822
< 45.000
28
57
28
6
6
4
100
45.000 - 227.000 227.000 - 453.000 453.000-2.270.000 2.270.000-4.530.000 > 4.530.000
29 16 21 5 2
53 8 17 1 11
6 17 6 1 3
4 24 22 7 3
31 29 34 49 53
5 23 21 42 31
100 100 100 100 100
In aantallen: < 45.000 45.000 - 227.000 227.000 - 453.000 453.000-2.270.000 2.270.000-4.530.000 > 4.530.000 Totaal In percentages:
Bron: MusIP
Tabel 12: registratie gehele collectie per instelling Aantal instellingen
%
Betreft aantal objecten
%
0-20% 21-40% 41-60% 61-80% 81-100%
44 63 108 128 349
6 9 16 18 50
937.020 10.424.023 1.989.860 16.205.565 15.627.978
2 23 4 36 35
Totaal
692
Registratiegraad
45.184.446
Bron: MusIP N.B. De kolom ‘Betreft aantal objecten’ heeft betrekking op het aantal objecten dat binnen de betreffende percentagegroep valt en dus niet op het aantal reeds geregistreerde objecten.
Pagina 68 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 13: automatisering gehele collectie per instelling Aantal instellingen
%
Betreft aantal objecten
%
0-20% 21-40% 41-60% 61-80% 81-100%
155 110 105 122 194
23 16 15 18 28
2.205.027 12.456.911 15.762.433 8.289.457 6.409.862
5 28 35 18 14
Totaal
686
Automatiseringsgraad
45.123.690
Bron: MusIP N.B. De kolom ‘Betreft aantal objecten’ heeft betrekking op het aantal objecten dat binnen de betreffende percentagegroep valt en dus niet op het aantal reeds geautomatiseerde objectbeschrijvingen.
Tabel 14: digitalisering gehele collectie per instelling Aantal instellingen
%
Betreft aantal objecten
%
0-20%
261
38
4.810.852
11
21-40% 41-60% 61-80% 81-100%
210 115 49 49
31 17 7 7
30.655.188 7.135.071 866.740 1.316.901
68 16 2 3
Totaal
684
Digitaliseringsgraad
44.784.752
Bron: MusIP N.B. De kolom ‘Betreft aantal objecten’ heeft betrekking op het aantal objecten dat binnen de betreffende percentagegroep valt en dus niet op het aantal objecten waarvan reeds een digitale afbeelding beschikbaar is.
Pagina 69 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 15: voortgang registratie, automatisering en digitalisering naar Museumregister Aantal In Museumregister Registratiegraad Niet in register Wel in register Totaal registratie
Automatiseringsgraad Niet in register Wel in register Totaal automatisering
Digitaliseringsgraad Niet in register Wel in register Totaal digitalisering Bron: MusIP
Pagina 70 van 78
Gedaan
Percentage
deelcollecties
objecten
Minimaal
Maximaal
Min.
Max.
3572 4021
20.256.325 24.928.121
6.615.205 14.823.055
10.666.470 19.808.679
33 59
53 79
7593
45.184.446
21.438.260
30.475.150
47
67
3494 4019
20.196.482 24.927.208
4.820.020 10.436.527
8.859.316 15.421.969
24 42
44 62
7513
45.123.690
15.256.548
24.281.286
34
54
3484 3971
20.025.394 24.759.358
2.192.518 5.211.996
6.197.597 10.163.867
11 21
31 41
7455
44.784.752
7.404.514
16.361.464
17
37
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 16: voortgang registratie, automatisering en digitalisering naar Jaaromzet Aantal Jaaromzet (euro)
Gedaan
Percentage
deelcollecties
Objecten
minimaal
maximaal
Min.
Max.
Registratiegraad meer dan 4.530.000 2.270.000 - 4.530.000 453.000 - 2.270.000 227.000 - 453.000 45.000 - 227.000 Minder dan 45.000
192 202 840 607 1066 984
11.657.574 5.019.497 7.121.185 2.487.746 1.386.966 1.244.948
7.009.091 2.946.435 4.471.741 1.370.705 787.338 517.675
9.340.606 3.950.334 5.895.978 1.868.254 1.064.731 766.664
60 59 63 55 57 42
80 79 83 75 77 62
Totaal registratie
3891
28.917.916
17.102.985
22.886.567
Automatiseringsgraad meer dan 4.530.000 2.270.000 - 4.530.000 453.000 – 2.270.000 227.000 - 453.000 45.000 - 227.000 Minder dan 45.000
155 202 840 606 1067 984
11.612.747 5.019.497 7.121.185 2.487.560 1.387.081 1.244.948
4.546.207 2.682.562 2.242.331 1.122.836 677.031 353.633
6.868.756 3.686.461 3.666.568 1.620.348 954.447 602.623
39 53 31 45 49 28
59 73 51 65 69 48
Totaal automatisering
3854
28.873.018
11.624.600
17.399.203
Digitaliseringsgraad meer dan 4.530.000 2.270.000 - 4.530.000 453.000 - 2.270.000 227.000 - 453.000 45.000 - 227.000 minder dan 45.000
153 201 826 606 1061 978
11.467.747 5.015.587 7.117.960 2.487.560 1.384.646 1.244.584
2.534.977 1.080.216 1.548.811 467.718 267.426 108.643
4.828.527 2.083.334 2.972.403 965.230 544.355 357.560
22 22 22 19 19 9
42 42 42 39 39 29
3825
28.718.084
6.007.791
11.751.409
Totaal digitalisering Bron: MusIP
Pagina 71 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 17: Objectinformatie op het internet Instellingen
Objecten op web
Totaal objecten
%
Onderzochte musea in MusIP -Informatie in database of op lijst -Andere vorm van objectinformatie -Geen objectinformatie
113 108 332
3.582.475 5.604 0
31.477.918 4.976.027 6.596.905
11 <1 0
Subtotaal
553
3.588.079
43.050.850
8
6 3
219.772 252
-
-
562
3.808.103
-
-
Onderzochte musea niet in MusIP -Informatie in database of op lijst -Andere vorm van objectinformatie Totaal
Bron: MusIP & eigen onderzoek ICN oktober-december 2007
Tabel 18: Musea in Nederland 1997 – 2005 1997
1999
2001
2003
2005
Beeldende kunst Bedrijf & techniek Geschiedenis Natuurlijke historie Volkenkunde Gemengde collectie
102 260 491 50 20 19
109 255 451 59 18 10
105 245 448 49 17 9
118 217 423 44 17 9
107 196 391 51 18 12
Totaal
942
902
873
828
775
Bron: CBS Statline (versie 12 juli 2007)
Pagina 72 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 19: Typologie musea volgens MusIP Museumtype
Aantal keren toegekend
Archeologisch Beeldende kunst Biografisch Cultuurhistorisch Letterkundig Maritiem Militair Natuurhistorisch Technisch Transport Universitair Volkenkundig Wetenschappelijk
32 121 8 529 5 18 11 54 61 26 4 10 19
Bron: MusIP NB: Aan een museum kan meer dan één typering zijn toegekend.
Tabel 20: Aantal door MusiP geïnventariseerde musea per provincie Provincie
Aantal musea
%
49
7
Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Flevoland Utrecht Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg
71 38 36 66 6 50 119 107 30 95 36
10 5 5 9 1 7 17 15 4 14 5
Totaal
703
Groningen
Bron: MusIP
Pagina 73 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 21: Musea naar jaaromzet Jaaromzet
Aantal musea
%
meer dan € 4.530.000 € 2.270.000 - 4.530.000 € 453.000 - 2.270.000 € 227.000 - 453.000 € 45.000 - 227.000 minder dan € 45.000
18 16 71 55 103 125
5 4 18 14 27 32
Totaal
388
Bron: Ledenlijst Museumvereniging (zomer 2007)
Tabel 22: Inkomsten musea 1997 - 2005 1997
1999
2001
2003
2005
€ x1000 % € x1000 % € x1000 % € x1000 % € x1000 % 81.577 29 101.546 28 140.011 34 168.042 35 185.862 36 20.540 7 16.789 5 16.494 4 21.666 5 25.088 5 76.526 27 102.268 29 104.255 25 115.403 24 124.675 24
Rijk Provincies Gemeenten
Totaal overheid 178.643 63 220.603 62 260.760 63 305.111 64 335.625 64 Sponsors Loonsubsidies Overige subsidies en bijdragen Totaal subsidies Entreegeld,abonnementen. e.d. Opbrengst museumkaart Opbrengst NS-pas Totaal Entreegelden e.d. Verkoop artikelen Horeca Rente Overige activiteiten Totaal overige baten Totaal
8.009
3
8.017
2
8.024
2
9.748
2
10.914
2
12.727
4
3.675 20.715
1 6
4.460 26.870
1 7
7.847 34.248
2 7
6.268 33.958
1 6
12.727
4
24.390
7
31.330
8
42.095
9
40.226
8
46.359 16 5.177 2 -
48.139 13 6.353 2 -
56.220 14 4.980 1 -
58.963 12 5.344 1 -
64.804 12 5.745 1 2.072 <1
51.536 18
54.492 15
61.200 15
64.307 13
72.621 14
10.884 4.063 2.471 16.621
17.094 6.603 2.743 24.281
14.858 6.776 3.095 25.299
17.590 6.734 3.358 27.517
20.656 9.576 3.955 29.232
34.039 12 284.954
Bron: CBS Statline (versie 12 juli 2007)
Pagina 74 van 78
4 1 1 6
5 2 1 7
50.721 14 358.223
4 2 1 6
50.028 12 411.342
4 1 1 6
55.199 12 476.460
4 2 1 6
63.419 12 522.805
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 23: Uitgaven musea 1997 - 2005 1997 € x1000
1999 %
€ x1000
2001 %
€ x1000
2003 %
€ x1000
2005 %
€ x1000
%
Bruto lonen en salarissen Werkgeversaandeel sociale lasten Ingehuurd personeel Overige personeelskosten
112.984 40 133.898 38 144.987 36 165.254 35 174.300 33
Personeelsuitgaven totaal
146.950 52 182.677 52 198.444 49 227.148 48 246.284 47
14.649 14.897 4.420
5 5 2
26.613 12.310 9.856
8 3 3
28.846 13.568 11.043
7 3 3
32.360 16.825 12.709
7 4 3
39.715 15.909 16.359
8 3 3
Huur gebouwen en terreinen Onderhoud gebouwen en terreinen Energiekosten Overige huisvestingskosten
15.684
6
20.473
6
41.520 10
57.335 12
61.828 12
9.942 7.427 7.250
4 3 3
11.894 8.793 9.529
3 2 3
10.938 9.701 16.244
12.582 11.107 16.251
12.285 12.730 18.855
Huisvestingskosten totaal
40.302 14
50.689 14
78.403 19
97.275 20 105.699 20
Inkoop artikelen Inkoop horeca Afschrijvingen Betaalde interest
14.472 5.355
5 2
8.796 3.427 15.368 7.236
2 1 4 2
7.765 3.577 18.699 7.648
2 1 5 2
8.635 3.292 23.752 8.077
2 1 5 2
12.133 4.874 23.613 7.077
2 1 5 1
Totaal inkoop,afschrijvingen
19.827
7
34.827 10
37.689
9
43.756
9
47.697
9
Kosten tentoonstellingen
16.090
6
28.571
8
34.046
8
43.115
9
43.693
8
Verzekering t.b.v. collectie
2.668
1
10.341
3
10.211
3
7.427
2
6.743
1
Onderhoud aan collectie
6.512
2
8.416
2
9.377
2
6.612
1
5.795
1
38.295 11
36.209
9
Overige lasten Totaal
47.846 17 280.195
353.816
404.379
3 2 4
3 2 3
51.014 11 476.347
2 2 4
66.777 13 522.688
Bron: CBS Statline (versie 12 juli 2007)
Pagina 75 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Tabel 24: Personeel en vrijwilligers (aantallen en arbeidsjaren)
Totaal werkzame personen - In loondienst - Overige bezoldigden Aantal vrijwilligers
Totaal aantal arbeidsjaren - In loondienst - Overige bezoldigden Arbeidsjaren vrijwilligers
1997
1999
2001
2003
2005
6.708 5.312 1.396
7.694 6.148 1.545
8.285 6.283 2.002
8.496 6.567 1.929
8.143 6.563 1.580
-
16.205
17.888
19.693
19.667
5.071 3.942 1.129
5.198 4.404 794
5.478 4.424 1.054
5.837 4.731 1.106
5.696 4.860 836
-
-
2.330
2.357
2.679
Bron: CBS Statline (versie 12 juli 2007) N.B. In de definitie van het CBS zijn arbeidsjaren hetzelfde als zogeheten voltijdsequivalenten. Gemakshalve gebruikt dit rapport het begrip formatieplaats als synoniem van de door het CBS gehanteerde begrippen.
Pagina 76 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Pagina 77 van 78
De Collectiebalans Een onderzoek naar het wel en wee van museumcollecties in Nederland , 28-01-2008
Colofon De Collectiebalans is een productie van het Instituut Collectie Nederland.
Tekst en research: Lucas Veeger Adviezen: Agnes Vugts, Annette Gaalman, Marianne de Rijke, Leo Adriaanse, Marie-France van Oorsouw, Marina Raymakers, Frank Bergevoet, Simone Vermaat, Monique de Louwere, Floor Kok, Ellen Groenveld Met dank aan het Landelijk Contact van Museumconsulenten en de Museumvereniging voor het beschikbaar stellen van gegevens.
Fotoverantwoording: Bart Lahr, p. 28 Gelders Erfgoed (met dank aan Slot Loevestein), p. 22 Geldmuseum Utrecht, p. 42 Het Nederlands Vestingmuseum, 48 ICN, p. 6, 20, 36, 50, 58, 62, 77 Lucas Veeger, p. 10, 14, 35 Museum Het Groot Graffel, p. 56
Pagina 78 van 78
Noordelijk Archeologisch Depot, p. 25 Reddingsmuseum Abraham Fock, p. 30 Roland Huguenin, p. 52 Stadsmuseum Doetinchem, p. 32 Streekmuseum/Volkssterrenwacht Burgum, p. 8 Twents Techniek Museum Heim, p. 26