Onderzoek naar het gebruik van de TV-loep in Nederland Drs. L. Zabel 1, Prof. drH. Bouma2 , H.E. M. Mélotte3
Slechtzienden tot zeer slechtzienden (visus 0.150.015) kunnen nog lezen met behulp van een TVloep. Een enquête door het IP04 onder 400 TVloepgebruikers, met een responsie van 280, wees uit dat 98% dit hulpmiddel als nuttig beschouwd en dat 75% het apparaat minstens elke dag een keer gebruikt. Een interview met 30 TV-loepgebruikers bevestigde dit. Toch kan aan de TV-loep nog het nodige verbeterd worden: - toepasbaar maken voor meer activiteiten dan lezen en schrijven, bijv. typemachinegebruik, - betere lichaamshouding bewerkstelligen door andere constructie, bijv. andere positie TVscherm, - mobieler maken van het apparaat. Ook een gebruiksaanwijzing en betere begeleiding kunnen ertoe bijdragen dat een slechtziende nog meer plezier heeft van zijn TV-loep. T. Soc. Geneesk.S9(1981)384-388------------
1 Inleiding
Voor degenen bij wie het lezen moeilijker wordt door vermindering van gezichtsscherpte bestaat er reeds lange tijd een reeks van optische hulpmiddelen, zoals bril, loep en telescoop, die het lezen kunnen vergemakkelijken (Pameijer 1959). In de praktijk blijken deze hulpmiddelen bruikbaar tot een vergroting van ongeveer 8 maal omdat er daarboven grote problemen optreden als: te beperkt beeldveld dat nog waargenomen wordt, te kleine werkafstand, te geringe dieptescherpte, te zwakke verlichting. De TV-loep daarentegen is een tot ca. 30x vergrotend hulpmiddel dat mensen met een lage gezichtsscherpte, tot 0.015 toe, nog in staat stelt te lezen, mits hun gezichtsveld voldoende ruim is. Dit apparaat bestaat uit een gesloten TV-circuit (camera met TV-toestel), dat speciaal is opgesteld voor het lezen van tekst. De praktische voordelen van een TV-loep boven de bestaande optische hulpmiddelen zijn: groter vergrotings-
1 Lid van de werkgroep hulpmiddelen voor perceptief gehandicapten, IPO Eindhoven (orthopedagoge) 2 Directeur van het Instituut voor Perceptie Onderzoek (IPO) (fysicus) 3 Leider van de werkgroep hulpmiddelen voor perceptief gehandicapten, IPO (werktuigbouwkundige) 4 Het IPO is een samenwerkingsverband tussen de Technische Hogeschool Eindhoven en Philips.
384
bereik met variabele vergroting, groot beeldveld (bij een vergroting van 24 maal nog 8letters op het scherm), grotere helderheid, de mogelijkheid van contrastomkering (witte letters op een zwarte achtergrond), vrijheid voor de lezer ten aanzien van hoofd- en oogbewegingen (contact met de omgeving), variabele leesafstand. De voornaamste nadelen zijn dat het apparaat een beperkt oplossend vermogen heeft (beeldlijnen liggen te ver uit elkaar), niet draagbaar is, veel plaats inneemt, en kostbaar is. Dit laatste nadeel is in Nederland voor een deel ondervangen doordat ziekenfondsen en verzekeringen een TVloep op oogheelkundig voorschrift grotendeels vergoeden, dan wel in huur geven, waardoor hij voor degenen die er werkelijk een nodig hebben toch altijd te verkrijgen is. Ook wordt de TV-loep soms als AAW-voorziening voor de werksituatie vergoed. De TV-loep heeft sinds zijn eerste ontwerp (Potts en Volk 1959) een grote ontwikkeling doorgemaakt in Amerika (Genensky e.a. 1969, 1972), Duitsland (Blankenagel en Jaeger 1972) en sinds 1970 ook in Nederland (van Dun e.a. 1971, Bouma e.a. 1972). Prototypes werden uitgetest bij o.a. slechtziende volwassenen (Jansen-Capriles 1974) en slechtziende kinderen (van Veelen e.a. 1974), waarbij er in 1973 in Nederland een TV-loep van merk P verscheen. Momenteel zijn er in ons land twee merken TV-loep verkrijgbaar, resp. P en T, waarbij het voornaamste verschil een andere plaatsing van de camera is, nl. bijPonder het TV-toestel en bijT aan de voorzijde bovenop het TV-toestel (zie Figuur 1). Dit resulteert in diverse verschillen in bediening van het apparaat. Verder is er verschil in vergrotingsbereik: P vergroot 3-24 maal, T vergroot 8-24 of 12-35 maal.
Figuur 1. Schematische voorstelling van het voornaamste verschil tussen de TV-Ioeps merkPenT
T. soc. Geneesk. 59 (1981} nr. 11
Het is inmiddels bekend dat er in meer landen een TV-loep ontwikkeld is, zoals bijv. in Zweden, Duitsland, Canada en Japan, waarbij de keus in combinaties van beeldschermgrootte en vergrotingsbereik groot is (Silver en Pass 1977). De achtergrond van dit onderzoek wordt gevormd door een algemeen probleem nl. de doelmatigheid van hulpmiddelen voor gehandicapten. Een hulpmiddel voor gehandicapten zal net zo goed als andere gebruiksartikelen aangepast moeten worden aan de wensen van de gebruikers en aan de voortschrijdende techniek, en zal dan doelmatiger kunnen zijn. In 1972 pleitten Bouma e.a. al voor een algemene organisatie voor het gebruik van hulpmiddelen voor gehandicapten, die alle aspecten omvat zoals constructie, uittesten, ontwikkeling, produktie, distributie en evaluatie van hulpmiddelen. Zo'n organisatie tekent zich ook nu nog niet af. Daar het bij hulpmiddelen voor gehandicapten meestal om kleine groepen gebruikers gaat, die zelf financieel niet zo draagkrachtig zijn, wordt een hulpmiddel dat eenmaal verkrijgbaar is verder niet goed meer geëvalueerd. Hierdoor komt het nogal eens voor dat door de gehandicapten verkregen hulpmiddelen toch ongebruikt blijven. Op deze manier zou het betreffende hulpmiddel net zo goed niet ontwikkeld kunnen zijn. Het doel van het onderhavige onderzoek was onder de bezitters van een TV-loep een evaluatie te verrichten van het gebruik, om daardoor meer inzicht te krijgen in: - het nut van het apparaat (voldoet het aan de eisen die er door de gebruiker aan gesteld worden?) - de acceptatie ervan (wordt de TV-loep ook daadwerkelijk gebruikt?) - de mogelijkheden tot verbetering aan de hand van klachten en suggesties. In dit exploiratief opgezette onderzoek waren de omstandigheden waaronder de proefpersonen ondervraagd en geobserveerd werden per individu verschillend. Omdat het hier om een oriënterend onderzoek ging van beperkte tijdsduur, werd afgezien van oogheelkundige gegevens. Verwerkt is uitsluitend datgene dat de proefpersonen zelf over hun oogafwijking vertelden.
gebruiksduur, technische aspecten en andere gebruikte leeshulpmiddelen. Verder was er ruimte opengelaten om opmerkingen te maken. De Vereniging het Nederlandse Blindenwezen (VNBW) verleende haar medewerking aan het onderzoek door aan 400 willekeurige TV-loepgebruikers, van beide Nederlandse merken, een enquêteformulier met begeleidende brief toe te zenden.
Fase2. Interview: Dat inzicht in hetTV-loepgebruik niet alleen uit gegevens van een schriftelijke enquête verkregen kan worden, heeft vanafhet begin vastgestaan. Er werden daarom een dertigtal mensen thuis, of op hun werk, of op school bezocht om zo hunTV-loepgebruik te observeren, eventuele bijzonderheden over bijv. leessnelheid, leeshouding en vergroting vast te stellen en om nadere informatie te krijgen over de in de enquête gegeven antwoorden. De bezochte proefpersonen zijn niet representatief voor alle TV-loepgebruikers. Ze zijn uitgezocht aan de hand van opmerkingen op het enquêteformulier, die duidden op grote motivatie. Uit elke leeftijdscategorie werden enkele proefpersonen geselecteerd. Daarnaast zijn twee scholen en een revalidatiecentrum voor blinden en slechtzienden bezocht. 3 Resultaten (enquête en interview) De responsie op de enquête bedroeg 280 (70% ), waarvan 30 mensen ook aan het interview deelnamen. De respondenten zijn verdeeld in leeftijdscategoriën en naar geslacht (zie Figuur 2).
2 Methode
Het onderzoek is in twee fasen gesplitst:
Fase 1. Enquête: In de eerste fase van het onderzoek is een schriftelijke enquête opgesteld. De vragen betroffen punten die van belang leken om meer inzicht te krijgen in het TV-loepgebruik, zoals: persoonlijke gegevens, gebruiksfrequentie,
T. soc. Geneesk. 59 (1981) nr. 11
0
0. 20 21·45 46·60 61· 75
75+
Figuur 2. 280 TV·Ioepgebruikers (= 100%), die In dit onderzoek de enquête Invulden, Ingedeeld neer leeftiJd en geslacht
385
Het grootste aantal TV-loepgebruikers vinden we in de leeftijdscategorie 20-45 jaar. Daar deze leeftijdscategorie groter is dan de overigen is dit niet verwonderlijk en waarschijnlijk hangt het grote aantal ook samen met het feit dat tot deze categorie ook de meeste mensen behoren die aangeven het apparaat voor hun beroep te gebruiken. Daarnaast zijn er toch veel bejaarden en hoog-bejaarden die er één hebben. Dit wordt duidelijker wanneer we Figuur 3 bekijken. In deze figuur staan visueel gehandicapten in Nederland per leeftijdscategorie volgens een onderzoek van het CBS ('711'72). Met het stijgen van de leeftijd neemt dit percentage opvallend toe, zoals op grond van buitenlandse onderzoekingen verwacht mocht worden (Gray en Todd 1968). 'l.c. 20
10
40
r-
-
r-
20
-
10
0
h 1
2
3
1
2
3
21·45
1
2
3
46·60
1
2
h
1
3
2
tl 3
75+
61·75
-
-
-
-
60 50 40
.--
30
4.
20
.
10
2 1 0
-
-
70
.,• 8 . "' 'i ., 6 . >
;-;-
30
~
.!
;-
"
u
~
;-
50
80
c 14
~
60
Figuur 4. Gebruiksfrequentie van de TV-loep per leeftijdscategorie in percentages, onderverdeeld in drie categorieën
+ .,
12
-
;-
I. I à 2 maal per week 2. I à 2 maal per dag 3. méérdan2maalperdag
. 16 .
g.
70
0·20
18
-
"
80
I
I . 0-20 25-45 46-60 61-75
0
r-
75+
jaar ~
Figuur 3. Het percentage visueel gehandicapten in Nederland, per leeftijdscategorie, in promillen (Gehandicapten welgeteld, 1971/ 1972)
r-
-
;-
;-
n_
_[ 1
2
3
1
0•20
L
leeftijdscategorie
~.--
2
3
21·45
1
2 3
46·60
1
2
3
61·75
Ïl 1
2
3
75+
I. minder dan 60 min. per keer 2. 60-120 min. per keer 3. meer dan 120 min. per keer
Figuur 5. Gebruiksduur van de TV-loep per leeftiJdscategorie in percentages, onderverdeeld In drie categorieën
was in de enquête niet opgenomen.) De gebruiksduur staat per leeftijdscategorie in Figuur 5.
De visuele stoornissen die door de proefpersonen zelfwerden genoemd waren in hoofdzaak: mediatroebelingen (10%), netvliesstoornissen (35%) en geleidingsstoornissen (10%). De overige 45% kon zelf de visuele stoornis niet noemen. Uit een eerder onderzoek bleek dat voor TVloepgebruik de functiestoornis vaak belangrijker is dan de diagnose (Van Veelen e.a. 1974). Gebruiksfrequentie en gebruiksetuur
Om inzicht te krijgen in het gebruik van de TV-loep is het van belang te weten hoe vaak men deze gebruikt (hier gebruiksfrequentie genoemd), en hoe lang aan één stuk (hier gebruiksduur genoemd). De gebruiksfrequentie staat in Figuur 4, onderverdeeld in drie categorieën. Uit Figuur 4 blijkt dat het grootste deel van de proefpersonen (75%) de TV -loep elke dag gebruikt. Dit geldt in mindere mate voor de kinderen, omdat sommigen alleen in het weekend hun eigen TV-loep thuis gebruiken omdat ze door de week op school verblijven. (TV-loepgebruik op school
386
Uit Figuur 5 blijkt dat naarmate men ouder wordt de gemiddelde gebruiksduur afneemt. Bij de interviews kon de juistheid van bovengenoemde enquêtegegevens worden bevestigd. Leestest
Tijdens het interview werd een korte leestest afgenomen (64 woorden) waarbij zowel de leessnelheid als de ingestelde vergroting werden gemeten. De resultaten staan in Figuur De figuur laat zien dat het merendeel van de gebruikte vergrotingen praktisch niet met een ander leeshulpmiddel te realiseren zou zijn, (slechts een kwart van de TV-loepgebruikers kan ook nog even iets bekijken door een handloep of speciale bril). Het is niet mogelijk n.a.v. deze metingen een uitspraak te doen over de voorkeur voor een bepaalde vergróting of over de leessnelheid per leeftijdscategorie, omdat de proefpersonen per leeftijdsgroep erg verspreid liggen. Wanneer we bedenken dat N in deze figuur de leessnelheid aangeeft van iemand met normale gezichtsscherpte en dat
T.soc. Geneesk. 59 (1981) nr. 11
Tabel1. Antwoord op de vraag: 'waarvoor gebruikt u de TV-loep', in percentages, per leeftijdscategorie onderverdeeld
200 N 0
-
Leeftijdsgroepen
180
•...
140
8
-'i•
120
~
100
~
Boeken Tijdschriften Kranten Naslagwerken Handgeschrèven tekst Getypte tekst
•
80
•
60
•• •
46-60
61-75
75+
96 31 15 60
67 65 50 69
59 71 55 61
41 60 65
28 36
53 79
63
83
83
69 75
23 51
34
29
32 10
40
8
40 7
62
59
60
33
62
44
41 45
57 57
Schrijven
•
z:.
"i c
21-45
Lezen
.5 160 E ......
c
0-20
•
Brieven Formulieren Puzzels
31 6
Foto's bekijken
54
28
18 7
Technische en ergonomische aspecten
40 20 0
0
• • 4
8
12
16
20 24
28
Vergrot ingafactor Figuur 6. De ingestelde vergroting en de leessnelheid van een stuk tekst (64 woorden) per proefpersoon. De letter N geeft de leessnelheld van een proefpersoon met normaal gezichtsvermogen een. De getrokken lijn Is de regressielijn
vanwege factoren in het leesproces zelf, zoals geheugenbeperkingen, 20 woorden per minuut als ondergrens voor 'echt' lezen kan worden beschouwd, dan realiseren we ons pas goed hoe gemotiveerd vele TV-loepgebruikers moeten zijn om met de gemeten snelheden het lezen vol te houden. Fonda (1976) vond een leessnelheid bij de eerste keer TVloepgebruik bij 75 proefpersonen die varieerde van 27 tot 150 woorden per minuut (stilleestest), en Genensky e.a. (1978) vond een leessnelheid bij eerste TV-loepgebruik tussen de 10 en 190 woorden/minuut bij 80% van de proefpersonen. Soort gebruik
De TV-loep wordt voornamelijk gebruikt voor het doel waarvoor hij ontworpen is, nl. het lezen van tekst. Daarnaast zijn er veel mensen die het apparaat ook gebruiken voorschrijven(30à40%)enfoto'sbekijken(ca. 50%). Deze gegevens staan in Tabel!. Uit observatie van TV-loepgebruikers bleek dat bij het schrijven vaak naar de punt van de pen wordt gekeken i.p.v. naar het beeldscherm. Voor het overige bleek hij ook gebruikt te worden voor: tekenen, borduren, horloge gelijkzetten, allerlei dingen bekijken, kortom alles wateen slechtziende zien wil en onder de camera gezet kan worden. Ofschoon 70% van de geïnterviewde TV-loepgebruikers wel wat voeltvoorde mogelijkheid vankleurweergave, zou eerst onderzocht moeten worden of lezen in kleur voordelen biedt. Bij andere toepassingen, zoals bijv. handwerken, is dat duidelijker.
T. soc. Geneesk. 59 (1981) nr. 11
De vergrotingsmogelijkheden van 3-24 bij P, en 8-24 bijT blijken voldoende te zijn voor de gebruikers ervan: 95% vindt dat de TV-loep voldoende vergroten kan. Terwijl55% van de T gebruikers de kleinste vergroting (8 of 10 maal) nogal eens gebruikt, is er bijdeP gebruikers 10% die 3 maal vergroting nog wel eens kiest. Er bestaat dus klaarblijkelijk behoefte aan 'kleine' vergrotingsmogelijkheden op de TVloep, bv. voor het bekijken van foto's, waarbij het totaaloverzicht belangrijker is dan details. Dit komt overeen met de resultaten van zowel onderzoek van Genensky (1978) die een ingestelde vergroting van 3.522 vond, als van Fonda (1976) 5.5-20 maal vergroting. Fonda legt hierbij de nadruk op een aangepaste bril bij TVloepgebruik, waar wij ook voorstander van zijn, maar in dit onderzoek werd niet één proefpersoon met een speciale TV-loep bril gevonden. Toch lijkt dit vaak nuttig, want de afstand ogen-beetscherm varieerde van individu tot individu, van 5-50 cm. Hoe men het contrast instelt is atbankelijk van de omgevingsverlichting van de TV-loep. Uit de enquête blijkt dat ongeveer 70% van de mensen het liefst leest met een contrastinstelling waarbij de letters zo goed mogelijk afsteken tegen hun achtergrond (hoog contrast), dit geldt in het bijzonder voor degenen met mediatroebelingen. Daarnaast wordt de mogelijkheid tot contrastomkering (heldere tekst op donkere achtergrond) door de helft van de deelnemers daadwerkelijk gebruikt. Dit komt goed overeen met wat Genensky vond: 60% van de mensen prefereerde een contrastomkering (Genensky e.a. 1978). Met de bediening van de TV-loep heeft bijna niemand moeite, hoewel de opschriften bij de knoppen voor een slechtziende groter dienen te zijn. Meer opmerkingen worden gemaakt over de scherpstelling van de tekst. Bij een dik boek is een 'vlakhouder' gewenst tegen het bollen van de pagina's, maar dan kan het toch nog nodig zijn de afstand camera-tekst tijdens het lezen van één regel bij te stellen. Bij het bekijken van voorwerpen is ook het regelen van de scherpte een struikelblok. De werkruimte d.w.z. de afstand tussen camera en lees vlak, vindt men in het algemeen bij TV-loep P te klein. (zie Figuur 1) Er kan maar net een pen rechtop onder gehouden worden en voor knutselen (bijv. stekker repareren) leent de opstel-
387
ling zich helemaal niet. Bij TV-loep T is er meer ruimte, maar daar kan men met hoofd en handen de camera in de weg zitten. 75% van de TV-loepgebruikers maakt ook gebruik van een typemachine, maar met de huidige opstelling van de TV-loep van beide typenPenT, kunnen ze deze niet gebruiken bij het typen. Het schuiftableau is te klein bij het lezen van grote boeken en de krant. De krant lezen gaat toch moeilijk met de TVloep omdat hij enige malen dubbelgevouwen moet worden en het zoeken naar artikelen problemen oplevert. Tijdens het interview is een foto gemaakt van de leeshouding van de TV-loepgebruikers. De meeste van hen zaten er te laag voor, met de ogen op de hoogte van het onderste deel van het beeldscherm. Doordat de lezer dan schuin omhoog moet kijken kunnen nek- en rugklachten ontstaan. Een andere veelgehoorde klacht vàn de gebruikers is een onrustig beeld, wat het gevolg is van de rasterfrequentie van het TV-beeld (50 Hz). Bij omgekeerd contrast is dit minder vanwege de kleinere heldere oppervlakken. Het uiterlijk van de TV-loep lijkt onbelangrijker te worden, naarmate men meer van het apparaat afhankelijk is. Wanneer men zich te zeer aan het uiterlijk stoort wordt hij in de studeer- of slaapkamer geplaatst, wat bij 30% voorkwam. Andere redenen om de TV-loep niet in de kamer te zetten zijn: gebrek aan privacy (iedereen kan meelezen), omgeving nodig die verduisterd kan worden, storen van huisgenoten met schijnsel van TV-loep, afgeleid worden door huisgenoten. Eénderde van de geïnterviewde gebruikers zou het apparaat mobieler gemaakt willen zien, maar daarvoor hebben maar weinigen de aanschaf van een kleiner beeldscherm over. Genensky deed zijn proeven met een kleine monitor en kreeg talloze malen de vraag te horen waarom het TVscherm niet groter was (Genensky e.a. 1978). De afmetingen van het scherm mogen voor de zeer slechtzienden dus niet zomaar verkleind worden. Daar staat tegenover dat bij een kleiner beeldscherm de beeldlijnen dichter bij elkaar liggen, waardoor de beeldkwaliteit beter is bij overigens gelijke vergroting. 4 Conclusies
Het nut van de TV-loep voor het lezen wordt duidelijk aangetoond door het feit dat 98% van de geënquêteerde gebruikers hun apparaat als een nuttig tot zeer nuttig hulpmiddel beschouwt. De getallen van gebruiksfrequentie en gebruiksduur, alsmede het feit dat slechts een kwart van de gebruikers over nog een ander hulpmiddel beschikt waarmee ze iets kunnen zien, tonen aan dat de TV-loep een onontbeerlijk hulpmiddel voor deze groep slechtziend~n is. Men is nu in staat zelfstandig post, giro- en bankzaken e.d. af te handelen en wint zo aan zelfstandigheid en onafhankelijkheid. De acceptatie van de TV-loep als hulpmiddel wordt bevestigd door het feit dat hij uit het onderzoek te voorschijn komt als een dagelijks gebruiksvoorwerp voor meer dan driekwart van de gebruikers. Aanbevelingen om het lezen gemakkelijker te maken en de TV-loep eenvoudiger te kunnen gebruiken voor ook andere doeleinden dan lezen alleen zijn: - met constructiewijzigingen zou er tegemoet gekomen kunnen worden aan de wensen van grotere werkafstand,
388
mobiliteit van de TV-loep en combineermogelijkheid van typemachine en TV-loep. - automatische scherpstelling zou zowel voor het lezen als voor andere toepassingen nuttig zijn. - met o.a. een betere begeleiding zou de leeshouding verbeterd kunnen worden, door beter afstemmen van de hoogte van tafel en stoel bij de TV-loep op lichaamslengte; ook lijkt een betere opstelling van het TV-scherm mogelijk. - met betere instructie en gebruiksaanwijzing zouden meer gebruikers op het idee komen hun apparaat te gebruiken voor andere dingen dan lezen, zoals schrijven, puzzelen, tekenen, muziek lezen, en zo hun plezier van het hulpmiddel nog aanzienlijk kunnen vergroten. Summary People withpoorvision(visualacuity0.15-0.015)can stillread witha TVmagnitier (CCTV). A survey of 400TV -magnitierusers showed that 98% of them found it auseful aid, and 75% ofthem use their TV-magnitier at least once a day. These fmdings were corroborated by interviews with 30 users ofCCTV. The survey identified potential CCTV improvements, such as: - adaptation for wider usage, e.g. with typewriter - further adaptation of the equipment's ergonomie design to reading posture - portability ofthe equipment Also directions for use with initia! guidance to the poorly sighted person could lead to greater benefit from the CCTV. Literatuur Blankenagel, A. & W. Jaeger, Erste Erfahrungen mit dem Femseh-Lesegerät für hochgradig Sehbehinderte. Klin. Mbl. Augenheilk. 160 (1972) 732 Blankenagel, A. & W. Jaeger, ErfahrungenmitdemFemseh-Lesegerätin einer Blindenschule. Klin. Mbl. Augenheilk. 161 (1972) 467. Bouma, H., F. L. Engel&H. E.M. Mélotte, Technologicaldevicesforthe visually handicapped: gap between research effort and available aids. IP0 Annual Progress Report 7 (1972) 46-55. Dun, J. J. A.M. van, H. Bouma& M. A., Alewijse, TV-Magnifierasanaid forreading. IPO Annual Progress Report 6 (1971) 95 Fonda, E. G., Evaluation of closed-circuit television as an optica! aid for the low-vision patient. The visually Handicapped, 11 (1976) 7-22 Gehandicapten welgeteld (1971/1972), deelt. CBS, 's-Gravenhage (Staatuitgeverij) 1974 Genensky, S. M., P. Baran, H.L. Moshin&H. Steingold,Aclosed-circuit TV system for the visually handicapped. Research Bulletin of the American Foundation for the Blind 19 (1969) 191 Genensky, S. M., H.E. Petersen, H.L. Moshin, R. W. Clewett & R. I. Yoshimura, Advances in closed circuit TV systems for the partially sighted. Rand Corporation Report R 1040, Santa Monica, VS 1972 Genesky, S. M., H. L. Moshin & H. E. Petersen, Performance of partially sighted with Randsight I equipped with an X-Y platform. Rand Corporation, paper P-4943, Santa Monica, VS 1978 Gray, P. G. & J. F. Todd, Mobility and reading habits ofthe blind. Her Majesty's Stationary Office, Londen 1968 Janssen-Capriles, G. J. A., Het gebruik van de TV-loep als hulpmiddel voor slechtzienden. Ned. T. Geneesk. 118 (1974) 672 Pameijer, J. K., An investigation of optica! corrections for enabling patients with low visual acuity to read. Proefschrift Amsterdam 1959 Potts, A. M.,D. Volk&S. W. West,Atelevisionreaderasasubnormalaid. Amer. J. Opthalmology 47 (1959) 580 Silver, J & V. H. Fass, Closed circuit television as a low-vision aiddevelopment and application. The Opthalmic Optician 6 (1977) 596 Veelen, A. W. C. van, G. F. Kinds, H. S. Wijnands & H. Bouma, Verkennend onderzoek naar de TV-loep als nieuw hulpmidel voor visueel gehandicapte kinderen bij het lezen. Ned. T. Geneesk. 118 (1974) 664 Zabel, L. & H.E. M. Mélotte, lnvestigation into the use ofthe television magnitier in the Netherlands. IPO Annual Progress Report 13 (1978) 117 Naschrift Met dank aan de Vereniging het Nederlands Blindenwezen, en de TVloepgebruikers die hun medewerking verleenden aan de enquête en het interview. Correspondentieadres Drs. L. Zabel, Instituut voor Perceptie Onderzoek, postbus 513, 5600MB Eindhoven, tel. 040-755247 Ontvangen 15 september 1980, geaccepteerd 18 november 1980
•
T. soc. Geneesk. 59 (1981) nr. 11