De Brabant Medical School 2008 - 2012
0.
Samenvatting
Resultaten 2003 – 2006 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
BMS bijna Brabant-breed. 135 opleidingsplaatsen voor co-assistenten. Ruim 60 co-assistenten volgen gehele programma in Brabant. 3 masteropleidingen nieuwe medische beroepen: nurse practitioner, medisch ingenieur, medisch psycholoog. 400 opleidingsplaatsen voor medisch specialisten. Opleidingsplaatsen voor huisartsen, aantal onbekend. 12 opleidingsplaatsen voor verpleeghuisartsen, in eigen Brabantse ‘klas’. Opleidingsprogramma voor medisch specialisten, huisartsen en verpleeghuisartsen met cursussen op het gebied van algemene competenties.
Voornemens 2008 – 2012 1. Herijking van de missie BMS op Zorg van Morgen (vergrijzing en ontgroening, multimorbiditeit, zorg tussen cure en care, ketenzorg, zorg thuis). 2. BMS uitbreiden met vertegenwoordigers GGZ en 1e lijn. 3. 200 opleidingsplaatsen voor co-assistenten. 4. Het merendeel van deze co-assistenten volgt het hele programma in Brabant. 5. 500 opleidingsplaatsen voor medisch specialisten. 6. Meer aandacht voor bewust werkplekleren. 7. 150 à 200 opleidingsplaatsen voor huisartsen, in eigen Brabantse ‘klassen’. 8. Aandacht voor positionering nieuwe beroepen in bestaande organisaties. 9. Voortzetting project nurse practitioner in de eerstelijns zorg. 10. Samenwerking met Vlaanderen?
Financiën 2008 – 2012 1. Gevraagde bijdrage Provincie: € 150.000 per jaar 2. Steun/bemiddeling voor realisatie rijksbijdrage (OC&W of VWS) van € 100.000 per jaar.
1
I.
Inleiding
De BMS is opgericht in 2003, voor een periode van 5 jaar (2003 t/m 2007). De oprichtende partijen zijn het Catharina Ziekenhuis Eindhoven, het St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg, de Technische Universiteit Eindhoven, de Universiteit van Tilburg en Fontys Hogescholen. Alle oprichtende partijen hebben bijgedragen aan het werkbudget van de BMS. Er is verder bestuurlijke en financiële betrokkenheid van de Provincie Noord-Brabant, van de Gemeente Eindhoven en van de Gemeente Tilburg. De Minister van OC&W alsmede een drietal zorgverzekeraars (CZ, OZ en VGZ) hebben een financiële bijdrage geleverd. In deze notitie gaan we in op de huidige stand van zaken rond de BMS. We bespreken de oorspronkelijke doelstellingen en in het licht daarvan de behaalde resultaten. Vervolgens bespreken we de voornemens voor de jaren 2008 - 2012. We sluiten af met een financiële paragraaf, die resulteert in een voorstel om de provinciale subsidie aan de BMS te continueren voor de periode 2008 - 2012. In het Bedrijfsplan voor de BMS zijn de volgende doelstellingen uitgezet: a) verdubbeling van het aantal artsen in opleiding (co-assistenten) in het Catharina Ziekenhuis Eindhoven en het St. Elisabeth Ziekenhuis Tilburg en b) realisering van drie nieuwe masteropleidingen door Fontys Hogescholen, TU Eindhoven en de Universiteit van Tilburg (Advanced Nursing Practice, Medical Engineer, Medisch Psycholoog).
II.
Resultaten 2003 - 2006
II.1.
Deelnemende instellingen
De BMS is gestart met twee opleidingsziekenhuizen. Onze doelstelling is om Brabant-breed te worden. In 2005 en 2006 zijn de volgende instellingen toegetreden: Máxima Medisch Centrum te Veldhoven/Eindhoven Elkerliek Ziekenhuis te Helmond/Deurne St. Anna Zorggroep te Geldrop TweeSteden Ziekenhuis te Tilburg/Waalwijk Amphia Ziekenhuis te Breda/Oosterhout Avans Hogeschool te Breda/Tilburg, ’s-Hertogenbosch Met het Verbeeten Instituut voor radiotherapie te Tilburg en het PAMM voor pathologie en medische microbiologie te Eindhoven/Veldhoven is in principe overeenstemming bereikt over aansluiting. Dit overziende kan worden vastgesteld dat de BMS inmiddels het overgrote deel omvat van alle opleidingsziekenhuizen in Brabant en van de universiteiten en hogescholen die zich bezig houden met medisch gerelateerd onderwijs. II.2.
Co-assistenten
De eerste doelstelling van de BMS uit het bedrijfsplan is het verdubbelen van het aantal artsen in opleiding (co-assistenten) in het Catharina Ziekenhuis en het St. Elisabeth Ziekenhuis. Daartoe zijn afspraken gemaakt met de Universiteit van Maastricht en met het Erasmus Medisch Centrum. Begin 2006 was de stand van zaken als volgt: Catharina Ziekenhuis 28 jaarplaatsen Máxima Medisch Centrum 28 Elkerliek Ziekenhuis 17 St. Anna Zorggroep 7 St. Elisabeth Ziekenhuis 33 TweeSteden Ziekenhuis 22 Het tot op heden gerealiseerde aantal is dus 135 jaarplaatsen voor co-assistenten. Het streven is erop gericht om het aantal plaatsen in de komende jaren in elk geval in het Catharina Ziekenhuis en het St.
2
Elisabeth Ziekenhuis te verhogen naar het in het Bedrijfsplan beoogde aantal (elk 50). We willen het totale aantal in de komende jaren in overleg met de Universiteit van Maastricht, het Erasmus MC en het UMC St. Radboud verhogen naar 200 jaarplaatsen voor co-assistenten. Een tweede deeldoelstelling m.b.t. de co-assistenten is de realisering van een compleet coschappentraject in de regio. Op die manier worden co-assistenten niet langer meer passanten of stagehoppers, maar stagiairs die meerdere jaren in de regio gevestigd zijn. De co-schappen worden aldus de start van een compleet traject in een medisch opleidingscontinuum. In het Catharina Ziekenhuis en het St. Elisabeth Ziekenhuis wordt dat inmiddels al grotendeels gerealiseerd, daar volgt de meerderheid van de co-assistenten het complete co-schappentraject in het betreffende ziekenhuis. II.3.
Masteropleidingen nieuwe beroepen
De tweede doelstelling uit het bedrijfsplan heeft betrekking op de nieuwe masteropleidingen voor functionarissen die in de toekomst in het kader van substitutie en taakdifferentiatie een deel van de taken kunnen overnemen die traditioneel door artsen worden uitgeoefend. Het gaat daarbij om drie masteropleidingen, te weten Advanced Nursing Practice, Medical Engineering en Medische Psychologie. Fontys Hogescholen beschikt inmiddels over een geaccrediteerde masteropleiding voor Advanced Nursing Practice (ANP), met ruimte voor maximaal 50 bekostigde masterstudenten per jaar. In de praktijk zijn er 30 à 35 studenten per jaar. Van de eerste onder BMS-vlag bekostigde groep studenten zijn er inmiddels 15 afgestudeerd en worden er dit jaar nog zo’n 15 verwacht. De TU Eindhoven heeft een tweejarige masteropleiding Medisch Ingenieur, met een jaarlijkse in- en uitstroom van 20 studenten. De Universiteit van Tilburg is inmiddels geaccrediteerd voor de tweejarige masteropleiding Medische Psychologie, met (vanaf 2006) een jaarlijkse instroom van 20 studenten. De eerste afgestudeerden worden in de loop van 2008 verwacht. II.4..
Medische vervolgopleidingen.
De medische vervolgopleidingen, de opleidingen dus tot medisch specialist, tot huisarts en tot verpleeghuisarts behoren niet tot de oorspronkelijke doelstellingen van de BMS. Toch zijn wij op dat terrein vanaf medio 2005 veel activiteiten gaan verrichten. In de eerste plaats omdat de medische wereld zelf veel belang hecht aan deze opleidingen. Voorts omdat dit eindopleidingen zijn. Wie deze opleidingen afrondt gaat een daadwerkelijke positie vervullen in de zorg. Daarom is het belangrijk dat er voldoende medisch specialisten, huisartsen en verpleeghuisartsen in deze regio worden opgeleid. Momenteel worden in Brabant zo’n 400 medisch specialisten opgeleid. De toewijzing van opleidingsplaatsen voor deze vervolgopleidingen vindt momenteel plaats in een samenspel tussen de beroepsverenigingen enerzijds en het lokale overleg tussen opleidingsziekenhuizen en zorgverzekeraars anderzijds. Vooruitlopend op een nieuwe toewijzingssystematiek die in de loop van 2007 zal ingaan heeft de BMS ingezet op een eigen positie bij de verdeling van de opleidingsplaatsen. Bovendien heeft de BMS gepleit voor een grotere toewijzing van opleidingsplaatsen aan Brabant, teneinde via opleiding te kunnen voorzien in de eigen regionale behoefte. Hiertoe is in 2005 een brochure geproduceerd, “Voorstel voor een Brabants Medisch Onderwijs- en Opleidingsnetwerk”. In die opzet zijn we niet geslaagd, als gevolg van een zeer massaal verzet van de huidige regisseurs op dit gebied, de Universitaire Medische Centra.. Wél heeft de BMS, door lobbywerk op landelijk niveau, een positie weten op te bouwen bij de verschillende koepelorganisaties (Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen, Stichting Topklinische Ziekenhuizen en de Nederlandse Federatie van Universitaire Medische Centra, Stuurgroep Modernisering Opleidingen en Beroepen in de Zorg). In het kader van de modernisering van de medische vervolgopleidingen is gestart met het formuleren van een opleidingsprogramma dat aansluit op de competenties waaraan alle opleidingen in de toekomst zullen moeten voldoen. De BMS heeft daarbij besloten om zich in de eerste plaats te richten op de zogenaamde algemene competenties, en de vakspecifieke competenties over te laten aan de
3
verschillende medische beroepsverenigingen. Voor deze algemene competenties is een BMS-breed programma ontwikkeld, dat open staat voor assistenten in opleiding in alle bij de BMS aangesloten ziekenhuizen. Dit programma is in 2006 van start gegaan. Daarnaast organiseren verschillende in de BMS participerende ziekenhuizen eigen activiteiten op dit vlak, uiteenlopend van wekelijkse bijeenkomsten over disciplineoverstijgende onderwerpen tot miniconferenties over specifieke onderwerpen. Het aantal in Brabant opgeleide huisartsen en verpleeghuisartsen is onbekend, er bestaat geen centrale registratie van. Naar onze inschatting zijn het er enkele tientallen. Zelf huisartsen opleiden is cruciaal voor onze regio, omdat tekorten zich eerder in die sector zullen aandienen dan bij de medisch specialisten. Ten aanzien van de opleiding voor Verpleeghuisartsen is in 2006 in goed overleg met de opleiding aan het Radboud Medisch centrum in Nijmegen een afspraak gemaakt om een Brabantse groep te vormen van ongeveer 12 studenten. Deze studenten lopen stage in Brabantse instellingen. Hun wekelijkse onderwijsdag wordt grotendeels in Brabant zelf verzorgd.
III.
Toekomst
III.1.
Missie
De missie van de BMS is: a) het uitbreiden van de kwantiteit van de bestaande opleidingen in de zorg door het aanbieden van klinische werkplaatsen voor artsen en medisch specialisten, b) het binden van de aldus opgeleide toekomstige artsen aan de regio Brabant en c) het creëren van opleidingen voor een aantal nieuwe beroepen in de zorg. Voor de uitvoering van deze missie is samenwerking met externe partners, in het bijzonder de UMC’s, onontbeerlijk. De BMS wil in de loop van 2007, in het kader van een doorstart naar 2012, een discussie opstarten over nieuwe ontwikkelingen in de zorg op middellange en lange termijn. Hoe zal de zorg in onze regio zich in het licht van de toenemende vergrijzing en ontgroening ontwikkelen? Kernbegrippen zijn Zorg tussen Cure en Care, Ketenzorg, Zorg buiten de traditionele zorginstituties. Afhankelijk van deze lange termijn visie zal er ook een visie ontwikkeld moeten worden op de competenties die voor dit soort zorg nodig zijn. En in het verlengde van die discussie kan worden bepaald wat voor opleidingsactiviteiten door de BMS gestimuleerd zouden moeten worden. Nu al staat vast dat de competentie van het kunnen samenwerken wel eens zeer essentiëel zou kunnen zijn. Samenwerken binnen disciplines, maar juist ook samenwerken tussen de verschillende disciplines. III.2.
Participanten
Het BMS-bestuur wil afspraken maken met één of meer GGZ-instellingen in Brabant over toetreding tot de BMS. Ook m.b.t. de vertegenwoordiging van de eerstelijnszorg in het BMS-bestuur zullen afspraken gemaakt moeten worden. Hierbij wordt voortgeborduurd op overleg dat in 2005 en 2006 heeft plaatsgevonden met vertegenwoordigers van diverse huisartsorganisaties (Eindhoven, Tilburg en ’s-Hertogenbosch). Ook met andere organisaties, bijvoorbeeld het Integraal Kankercentrum Zuid, zal worden overlegd over de wijze waarop deze bij de activiteiten van de BMS betrokken kunnen worden.
III.3. Co-assistenten M.b.t. de opleidingsplaatsen voor co-assistenten streven wij naar een totaal van ongeveer 200 opleidingsplaatsen op jaarbasis voor de hele regio Brabant. We willen dat het merendeel van deze opleidingsplaatsen gebruikt wordt door studenten die hun hele klinische opleiding in Brabant absolveren.
4
We denken via een samenwerking tussen de instellingen in Zuidoost-Brabant een doelstelling van een instroom van 100 vaste co-assistenten in die regio in de loop van de komende jaren te kunnen bereiken. Iets soortgelijks zou nagestreefd kunnen worden voor West- en Midden-Brabant.
III.4.
Medische vervolgopleidingen tot huisarts, verpleeghuisarts en medisch specialist
De activiteiten zijn gericht op: III.4.a Medisch Specialisten Kwantitatieve doelstelling: 10% à 15% moet in Brabant worden opgeleid. Dat betekent ongeveer 500 medisch specialisten in opleiding. Om die doelstelling te bereiken zal stevig gelobbyd moeten worden binnen de bestaande overlegstructuren op nationaal niveau. De BMS zal de Brabantse positie zichtbaar moeten houden in een landelijke structuur, die geheel georiënteerd is op een verdeling tussen de universitaire medische centra. Het gaat hier om zeer krachtige belangengroeperingen. Ondersteuning op politiek niveau is daarbij beslist wenselijk. Kwalitatieve doelstelling algemene competenties: In het kader van de vernieuwing van de opleidingseisen worden door de BMS jaarlijks enkele opleidingsmodules georganiseerd, waarin vooral wordt gewerkt aan de algemene competenties van de assistent in opleiding. Denk bijvoorbeeld aan communicatief vermogen, het vermogen tot samenwerken, professionaliteit, participatie in beleid en management etc. Kwalitatieve doelstelling werkplekleren: De kern van de opleiding vindt echter plaats op de werkvloer. De vernieuwingen in de opleidingen, die momenteel landelijk worden uitgewerkt, zullen daar vooral hun uitwerking moeten vinden. Wij willen nagaan met welke methodieken we dit werkplekleren op een hoger plan kunnen brengen. III.4.b Huisartsen en Verpleeghuisartsen Kwantitatieve doelstelling: 10% à 15% moet in Brabant worden opgeleid. Dat betekent ongeveer 150 à 200 huisartsen in opleiding en ongeveer 35 à 50 verpleeghuisartsen in opleiding. Om die doelstelling te bereiken zullen de bestaande opleidingsinstituten voor de huisartsen die in onze regio stageplaatsen hebben (Maastricht, Nijmegen en Rotterdam) en idem voor de verpleeghuisartsopleiding (Nijmegen) verleid moeten worden om binnen hun intake speciale Brabantse groepen te formeren, die niet alleen hun praktijkonderwijs maar ook hun klassikale onderwijsmomenten in Brabant zullen doorbrengen. Voor de opleiding Verpleeghuisartsen is zo’n afspraak inmiddels al gemaakt. III.5
Nieuwe beroepen
Bij de verdere vormgeving van de opleidingen voor de zogenaamde nieuwe beroepen zal voor m.n. de masteropleiding Advanced Nursing Practice in de komende jaren een verdiepingsslag gemaakt moeten worden, waarbij de feitelijke positionering van de afgestudeerde nurse practitioners richtinggevend zal worden. In de technische sector is er sprake van uitbreiding van de mogelijkheden, terwijl de opleiding medische psychologie pas in 2006 van start zal gaan. III.5.a Nurse Practitioners De BMS heeft een onderzoek laten doen naar de positionering en de opleiding van Nurse Practitioners en Physician Assistants. Dat onderzoek heeft geresulteerd in een brochure. Ook landelijk is dit een hot issue. Met Fontys Hogescholen zal overlegd worden over mogelijke aanpassingen in het curriculum, waardoor de opleiding enerzijds zou beschikken over een nog solider basis en anderzijds flexibel zou kunnen inspelen op diverse differentiatiemogelijkheden. De inbedding van de Nurse Practitioners in de bestaande structuren van de zorginstellingen is een aandachtspunt. Er is sprake van een overgangsprobleem. De Nurse Practitioner speelt in op de nieuwe zorgeisen, maar moet op dit moment functioneren in een stelsel dat nog sterk
5
geïnstitutionaliseerd is in cure- en care-instituten, met een medisch primaat. Daarom zullen de opleidingsziekenhuizen en Fontys Hogescholen middellange termijn afspraken moeten gaan maken over de opleidingscapaciteit. Bijzondere aandacht verdient de positie van de Nurse Practitioner in de eerstelijns zorg. Daarover is enkele jaren geleden een veelbelovend initiatief gestart in Zuidoost Brabant. Die functie komt echter onvoldoende van de grond, al weer als gevolg van organisatorische belemmeringen (onvoldoende schaalgrootte van de eerstelijns zorg, risico van doublures met andere functies zoals de praktijkondersteuners). De BMS wil een door de Stichting KOH voorgesteld vervolgproject op dit gebied graag stimuleren en ondersteunen. III.5.b. Medisch ingenieurs, klinisch fysici De sedert enkele jaren bestaande masteropleiding Medical Engineering zal door de TUe ingepast worden in een groter geheel (de School of Medical Physics and Engineering), waarin ook de bestaande postinitiële opleiding tot klinisch fysicus wordt ingepast. Daarnaast wordt ook een verkorte opleiding tot klinisch fysicus ontwikkeld. Het is de bedoeling dat de kosten van deze opleiding gefinancierd kunnen worden uit het nieuwe landelijke Opleidingsfonds. Ook daarvoor zullen lobby-activiteiten ondernomen moeten worden omdat de bestaande verdeelsystematiek hier niet op aan sluit. III.5.c Medisch psychologen De nieuwe tweejarige masteropleiding Medische Psychologie van de Universiteit van Tilburg is in 2006 gestart met 30 geselecteerde studenten. Deze opleiding bestaat uit een eerste cursorisch jaar en een tweede praktijkjaar. Het cursorische jaar, dat grotendeels verzorgd wordt door de afdeling Psychologie van de Universiteit van Tilburg, bevat ook enkele medische modules. Deze zullen verzorgd worden door aan het St. Elisabeth ziekenhuis verbonden medisch specialisten. In eerste instantie zal nu veel aandacht gegeven moeten worden aan het programma zelf en aan de stageplaatsen. Maar op termijn zal ook bij deze functie de inpassing in de bestaande functiestructuren, die nog niet op dit soort functies zijn ingesteld, prioriteit moeten krijgen. III.6
Samenwerking met Vlaanderen?
In 2006 zijn wij benaderd door medewerkers van de Provincie met de vraag of de BMS belangstelling heeft voor samenwerking met instellingen in Vlaams Brabant en Antwerpen. Wij hebben daarop positief gereageerd. Onze zuiderburen hebben een aantal uitstekende medische instellingen, o.a. in Leuven en in Antwerpen. We zien mogelijkheden op meerdere gebieden: uitwisseling van coassistenten, samenwerking bij de opleiding in specialismen waarin in Nederland tekorten bestaan (Oogheelkunde, KNO), introductie van de nurse practitioner (in Vlaanderen nog min of meer onbekend). We hebben onzerzijds al wat verkenningen gedaan op collegiaal niveau, het wachten is nu op een accoord op provinciaal niveau.
IV
Financiën
De kosten van de BMS zijn relatief gering. Het merendeel van de opleidingsactiviteiten wordt uitgevoerd door de participanten, die ook de betreffende kosten voor eigen rekening nemen. Daardoor kunnen de kosten van de BMS zelf beperkt blijven tot de eigenlijke overheadkosten en een aantal coördinatie- en ondersteuningsfuncties. Naar verwachting zal het jaarbudget in de periode 2008 – 2012 ongeveer € 350.000 (per jaar) bedragen. De BMS is in de afgelopen jaren gefinancierd door matching bijdragen van verschillende partijen (Provincie, enkele gemeenten, verzekeraars, OC&W en de deelnemende partijen zelf). De bijdrage van de Provincie bedroeg in de periode 2002 – 2007 telkens € 100.000, iets minder dan 50% van de totale BMS-begroting. De deelnemende partijen zijn uiteraard bereid om ook voor de periode 2008 – 2012 een substantiële bijdrage te leveren. Maar voor het voortbestaan van de BMS in deze periode is verdere financiële steun van de kant van de Provincie onontbeerlijk. De BMS dient immers in de eerste plaats een provinciaal belang: door opleiding
6
bijdragen aan een adequaat peil van de gezondheidszorg in onze regio.Wij denken daarbij aan een bijdrage van € 150.000 per jaar, wederom voor een periode van 5 jaar. Ook is ondersteuning door de Rijksoverheid zeer gewenst. Onze gedachten gaan daarbij in de eerste plaats uit naar het Ministerie van OC&W, mogelijk ook naar het Ministerie van VWS. Eerdere pogingen onzerzijds zijn uiteindelijk op niets uitgelopen. Een actieve bemiddeling van de kant van de Provincie zou daarom van pas kunnen komen. Wij denken aan een vaste bijdrage van rijkswege van € 100.000 per jaar.
V.
Tenslotte
De BMS wil een actief opleidingsnetwerk zijn op het gebied van medische en medisch-gerelateerde opleidingen. Het merendeel van de activiteiten wordt uitgevoerd door en binnen de participerende partners. Bij zo’n constructie hoort een lichte structuur, met weinig overhead. De BMS is geen medische faculteit/universitair medisch centrum en streeft zo’n positie ook niet na. Waarom eigenlijk niet? Een medische faculteit of universitair medisch centrum doet meer dan opleiden. Er moet zwaar geïnvesteerd worden in wetenschappelijk onderzoek met de bijbehorende voorzieningen. Dat vergt een investering van honderden miljoenen euro’s, die niet rechtstreeks aan onderwijs en opleiding ten goede komen. Het voornemen om een negende medische faculteit / UMC op te richten kan rekenen op massaal verzet van de bestaande UMC’s. Elke vorm van samenwerking met één of meer van deze UMC’s zou van de baan zijn. Realisatie zou alleen mogelijk zijn door het mobiliseren van massale politiek druk. Noch OC&W, noch VWS zijn voorstander van een negende medische faculteit / UMC. Beide departementen zijn de BMS in de huidige vorm wél goed gezind. Noch de Technische Universiteit Eindhoven, noch de Universiteit van Tilburg zijn voorstander van een medische faculteit / UMC. Géén van de bestaande opleidingsziekenhuizen in Brabant is voorstander van een negende medische faculteit / UMC. Kortom, er is geen draagvlak voor, noch intern, noch extern. Dat draagvlak bestaat wél voor de BMS in de huidige constructie, met dien verstande dat de participanten voorstander zijn van een grotere regie-rol voor de BMS bij de toewijzing van opleidingsplaatsen en van méér rechtstreekse financiering in plaats van de huidige indirekte weg via de UMC’s.
7