School of Medical Physics and Engineering Technische Universiteit Eindhoven T +(31) 40 247 2134 F +(31) 40 247 2549 E
[email protected] http://www.smpee.tue.nl
Address: Department of Applied Physics PO Box 513 5600 MB Eindhoven
/school of medical physics and engineering eindhoven
1
School of Medical Physics and Engineering Eindhoven (SMPE/e)
‘To advance health care through technology by training academic professionals in medical physics and engineering” Samenvatting Gelet op de voorziene snelle groei in de sector ‘techniek en zorg’ en de ambitie van de TU/e om zich in deze sector te profileren in haar opleidings- en onderzoeksinspanningen is per 1 januari 2006 een instituut voor post-initieel onderwijs opgericht, aangeduid als School of Medical Physics and Engineering Eindhoven (SMPE/e). Belangrijke nieuwe ontwikkeling is hierbij de opzet van een tweejarige opleiding tot Qualified Medical Physicist/Engineer (QMP/QME), die als interface functioneert tussen universiteit en beroepspraktijk in de zorgsector en de medische industrie en zich richt op de specifieke facetten van toepassing en introductie van moderne technologie in de zorg. Dit initiatief sluit goed aan bij ervaring van de TU/e in de afgelopen 15 jaar met de opleiding tot Specialist Medical Physicist (SMP) in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF). Naast deze poot van (beroeps)opleiding strekt de SMPE/e haar aktivitetiten uit over professionele scholing van promovendi, post-initieel onderwijs voor klinisch fysici en medische ingenieurs en een rol als documentatie/expertisecentrum. Dit zijn grotendeels reeds bestaande activiteiten die hierdoor beter zichtbaar worden gemaakt. De SMPE/e heeft een faculteitsoverstijgend karakter (nu faculteiten N en BMT, bijdrage van E en W&I voorzien). Dit document geeft een overzicht van motivatie en doelstelling van de SMPE/e.
Inhoudsopgave: 1. Inleiding .......................................................................................................................... 3 2. Waarom post-initieel onderwijs? .................................................................................... 3 3. Nationale en internationale randvoorwaarden ................................................................ 4 3.1 Nederlandse landschap.............................................................................................. 4 3.2 Europees landschap................................................................................................... 5 4. Structuur.......................................................................................................................... 6 5. Nieuwe opleiding QMP/QME ........................................................................................ 7 6. Marktpositie .................................................................................................................... 9 6.1 Andere universitaire opleidingen .............................................................................. 9 7. Contactgegevens ........................................................................................................... 11 Bijlage tabel ...................................................................................................................... 12 /school of medical physics and engineering eindhoven
2
1. Inleiding De Technische Universiteit Eindhoven is vanaf 1990 betrokken bij de vierjarige postinitiële opleiding van klinisch fysisci, eerst via de korte onderzoekersopleiding en later ingebed in de ontwerpersopleiding ‘Design and Technology of Instrumentation’ (DTI) van de faculteit Technische Natuurkunde. Deze samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF) worden gecoördineerd door een gemeenschappelijke ‘stuurgroep’. Met de oprichting van faculteit voor Bio-Medische Technologie in 1997 is een traject in beweging gezet dat geleid heeft tot de masteropleiding Medical Engineering (2002) die zich richt op toegepast biomedisch onderzoek in zorginstellingen en de medische industrie met een sterk klinische achtergrond. In 2004 zijn de eerste medische ingenieurs afgestudeerd, waardoor de behoefte aan een nieuwe, kortere post-initiële opleiding als ‘interface’ tussen universiteit en ziekenhuis en/of medische industrie heel concreet is geworden. Gelet op de snelle ontwikkelingen die plaatsvinden in de sector ‘techniek en zorg’ en de nieuwe iniatieven van andere universiteiten op dit terrein, is het essentieel dat op korte termijn duidelijkheid wordt geschapen over de vorm waarin de activiteiten van de TU/e worden gepresenteerd en gecoördineerd. De noodzaak hiertoe wordt onderstreept door het rapport ‘’Technologie, Zorg en Opleiding’’ van de commissie Sminia uit 2004, waarin een groei van de inzet van technologen in de gezondheidszorg met een factor zes in de komende 20 jaar wordt voorspeld. Per eind 2005 heeft de TU/e besloten tot oprichting van de ‘’School of Medical Physics and Engineering Eindhoven’’ waarin zowel de bestaande activiteiten als de nieuwe initiatieven voor een post-initiële opleiding in deze sector een onderdak vinden. Doel van deze school is om via verschillende trajecten klinische en medisch-technologische professionals op te leiden binnen de zorginstellingen, waarbij de TU/e zorgt voor adequate scholing, begeleiding en borging van kwaliteit. Het motto van de school is ‘eenheid in verscheidenheid’. Uiteindelijk zal de zorgsector met het openstellen van vacatures bepalen welke technologen op welke plaats terechtkomen, met die taak en die verantwoordelijkheid waaraan in de ziekenhuizen behoefte gaat ontstaan. De nieuwe school voor post-initieel onderwijs wil samen met de zorginstellingen en de medische industrie de markt ontwikkelen: geen opleiding ‘op voorraad’ maar een ‘op afroep’, in samenwerking met de toekomstige werkgevers. Deze aanpak bouwt voort op het huidige opleidingsmodel van de TU/e voor klinisch-fysici. 2. Waarom post-initieel onderwijs? De masteropleidingen Applied Physics en (Bio)medical Engineering zijn beide brede universitaire opleidingen met de nadruk op inzicht en aanpak. In principe is de MScuitstromer goed uitgerust om een plek te verwerven op de (internationale) arbeidsmarkt in de gezondheidszorg. De ‘cultuur’ in die omgeving verschilt echter aanzienlijk van die in puur technologische instellingen zoals de TU/e. De samenwerking met medisch
/school of medical physics and engineering eindhoven
3
specialisten, met een opleiding en beroepspraktijk die sterk verschilt van een ingenieur of technoloog, vereist een groei die alleen geleverd kan worden in een situatie waarin ‘hands-on’ training een hoofdrol speelt. Veiligheid en risicoanalyse, verankering van nieuwe inzichten in behandelprotocollen, de rol van ethiek, inzicht in medisch handelen en kennis van anatomie, onderhandelingstechnieken, een projectmatige aanpak van nieuwe ontwikkelingen, deze brede vaardigheden zijn een wezenlijk onderdeel van een dergelijke opleiding. Daarnaast moet er ook sprake zijn van een degelijke basis van ingenieurswetenschappen, omdat anders de toegevoegde waarde van een post-initieel, academisch geschoold medisch ingenieur of klinisch fysicus in het ziekenhuis verdwijnt. Het rapport Sminia vermeldt een 80/20 verhouding in technologische vs. medische kennis als ideaal, een richtlijn die wij volledig onderschrijven. Bovendien vereist de relatie met patienten extra vaardigheden, zoals vastgelegd in wet- en regelgeving. Beroepsgeoriënteerd post-initieel onderwijs vanuit de TU/e, op lokatie uitgevoerd en in samenwerking met zorginstellingen, kan deze lacune invullen. De SMPE/e heeft tot doel om goed gestructureerd post-initieel onderwijs aan te bieden aan MSc-afgestudeerden ter voorbereiding van een carrière in zorginstellingen en de medische industrie. Een goede afstemming van het onderwijsaanbod met de bestaande of toekomstige vraag is hierbij essentieel. De voorziene groei in de sector technologie en zorg impliceert een dynamische ontwikkeling van het vakgebied en de beroepspraktijk, met een grotere verscheidenheid in technologisch georiënteerde functies in deze sector dan tot nu toe beschikbaar was in termen de huidige functie van klinisch fysicus of klinisch chemicus. Wij voorzien functies die zijn gericht op de introductie en verantwoordelijk gebruik van technolgie in de kliniek, toepassing en ontwikkeling van nieuwe technolgie binnen klinisch onderzoek en technologisch onderzoek en productontwikkeling in de medische industrie. Binnen de universitaire opleidingen zien wij een sterke diversificatie van technologische opleidingen met een medische inkleuring, waardoor er rekening gehouden zal moeten worden met een grote vescheidenheid in vaardigheden en aanpak van MSc-instromers. 3. Nationale en internationale randvoorwaarden 3.1 Nederlandse landschap De Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica (NVKF), opgericht in 1973, heeft zich ontwikkeld tot een sterke beroepsorganisatie, die binnen de ziekenhuizen en zorginstellingen de klinisch fysicus een volwaardige rol heeft gegeven tussen de medische specialisten. De vereniging heeft op zorgvuldige wijze een pakket van eisen ontwikkeld waaraan de opleiding tot klinisch fysicus moet voldoen, zoals vastgelgd in de ‘Requirements Basic Education in Medical Physics’ (www.nvkf.nl). Duur van deze postinitiële opleiding is vier jaar, waarvan minstens drie jaar in de kliniek. De instroom van deze opleiding komt voornamelijk uit de masteropleidingen (technische) natuurkunde. Ook (bio)medische ingenieurs kunnen instromen in deze opleiding, onder de voorwaarde van een aangepast keuzepakket in de masterfase waarin een vijftal natuurkunde vakken is opgenomen.
/school of medical physics and engineering eindhoven
4
Toetsing en erkenning van de opleiding van een klinisch fysicus in opleiding (klifio) wordt gevolgd door registratie, geheel bewaakt en verzorgd door de verschillende commissies van de NVKF. De opleiding kent vijf specialisaties: Radiotherapie, Radiologie, Nucleaire Geneeskunde, Audiologie en Algemeen Klinische Fysica. Het recente besluit – zomer 2005 - van het Ministerie van VWS om de opleidingseisen en de deskundigheid van een klinisch fysicus vast te leggen in een algemene maatregel van bestuur, zoals vereist door de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheiszorg (Wet BIG), is een welverdiend resultaat van het werk van de NVKF. Daarnaast is er nu sprake van overleg met de Orde van Medisch Specialisten om de leden van de NVKF daarin op te nemen. Op dit moment wordt ongeveer 65% van de klinisch fysici opgeleid volgens een ‘inservice’ model, waarbij er geen externe partij betrokken is voor toetsing en borging van de kwaliteit van de post-initiële opleiding. Vooral de grote radio-therapeutische centra met een grote bezetting met klinisch fysici volgen dit model. De resterende 35% wordt opgeleid volgens het ‘Eindhovens model’ waarbij de TU/e de toetsing, borging en begeleiding van de eerste twee basisjaren verzorgt. Deze activiteiten sluiten goed aan bij de eisen inzake externe toetsing en borging die vastgelegd zijn in de wet BIG. 3.2 Europees landschap De organisaties op het gebied van de klinische fysica worden binnen Europa gecoördineerd door de European Federation of Organisations of Medical Physicists (EFOMP), opgericht in 1980. Binnen deze organisatie speelt Nederland een voortrekkersrol, gebaseerd op een goed georganiseerde opleiding en toetsing van klinisch fysici door de NVKF (www.nvkf.nl). Binnen de EFOMP is een Europese classificatie van verschillende niveaus van opleiding cq. beroepsuitoefening tot stand gekomen, met de Specialist Medical Physicist (SMP) en de Qualified Medical Physicist (QMP) als hoofdcategorie met een universitaire bèta-opleiding en twee of vier jaar jaren durende post-initiële opleiding en/of specialisatie. Voor de Qualified Medical Physicist wordt een minimale opleidingsduur van zeven jaar vereist, wat zich in het Nederlandse landschap vertaalt naar een tweejarige post-initiële opleiding. Minstens de helft van dit laatste deel van de opleiding moet in de kliniek plaatsvinden. Verder is een nationale erkenning en registratie door een nationale beroepsorganisatie vereist. In Nederland bestaat nog geen opleiding tot QMP. De Specialist Medical Physicist komt, met de eis van een totale opleidingsduur van tenminste negen jaar, overeen met de huidige opleiding tot klinisch fysicus zoals die door de NVKF is gedefinieerd en op Europees niveau is erkend. Naast de eisen aan de QMP wordt een traject van twee jaar extra opleiding in de kliniek op specialistisch deelgebied (‘sub-specialty’) vereist, wat zich in Nederland vertaalt naar de erkende specialisaties voor klinisch fysici. De eis van erkenning en registratie door een nationale organisatie wordt door de NVKF verzorgd.
/school of medical physics and engineering eindhoven
5
4. Structuur De vier pijlers van de SMPE/e zijn (beroeps)opleiding, professionele scholing van promovendi, post-initieel cursorisch onderwijs en documentatie/expertisecentrum, aspecten die deels al zijn ingevuld door bestaande activiteiten. Onder (beroeps)opleiding verstaan wij de bestaande opleiding tot klinisch fysicus (SMP), waarvan de ontwerpersopleiding DTI de eerste twee jaar voor haar rekening neemt. Binnen de NVKF wordt deze opleiding aangeduid als het ‘Eindhovens model’. Ook de plannen voor het opstarten van een nieuwe tweejarige opleiding tot QMP(hysicist) of QME(ngineer) als doel vallen hieronder. Een schematisch overzicht van de activiteiten van de SMPE/e is gegeven in Figuur 1.
registratie via NVKF in kader Wet BIG
# diplomering TU/e # toekomst: registratie via NVKF
QMP/ QME postinitieel onderwijs
expertise/ documentatie centrum
SMP
PhD project
SMPE/e
4 jr QMP/ QME
2 jr
inservice opleiding
MSc instroom, sollicitatie bij TU/e en ziekenhuis
Figuur 1. Schematisch overzicht van activiteiten van SMPE/e. De arcering in de kolommen SMP en QMP/QME (2x) geeft het tijdsdeel van de opleiding door de SMPE/e aan. Ter vergelijking is ook de inservice opleiding voor een SMP weergegeven, die dezelfde eindtermen heeft als de SMP opleiding van de SMPE/e.
De onderzoekpijler wordt ingevuld door medisch ingenieurs of fysici (in de praktijk ook werktuigbouwkundige en elektrotechnische ingenieurs) die een promotieonderzoek verrichten binnen een zorginstelling, meestal bekostigd door de zorginstelling zelf. Onderwerp van de promotie is altijd een vraagstelling die dicht tegen de biomedische of klinische praktijk aanligt. Voor deze categorie gaat de SMPE/e een opleidingstraject definiëren voor ongeveer 25% van de promotieduur, dat ervoor zorgt dat na de promotie, indien gewenst, de weg naar registratie als klinisch fysicus, QMP/QME of SMP zo /school of medical physics and engineering eindhoven
6
efficiënt mogelijk verloopt. Hierbij moet men voor een registratie als SMP denken aan een klinisch traject van twee jaar, conform de richtlijnen van de NVKF (www.nvkf.nl). Voor een diplomering (en toekomstige registratie) als QMP/QME wordt een afronding tijdens of direct na de promotie voorzien. De behoefte aan cursorisch onderwijs voor de post-initiële fase wordt niet alleen bepaald door de eigen activiteiten van de SMPE/e, maar kan ook een goede rol spelen bij de inservice variant van de opleiding tot klinsch fysicus en bij de nascholing van klinisch fysici in hun beroepspraktijk. De onderwijsvorm – workshops of blokcursussen – moet aangepast worden aan de behoeftes van deze doelgroepen. Daarnaast zal de school een coördinerende rol spelen bij het beschikbaar stellen van kennis die opgedaan is op het gebied van ‘medical physics’ en ‘medical engineering’ door de activiteiten van de SMP’s en QMP/QME’s in opleiding. Voorbeelden hiervan zijn de verslagen van 12-maands projecten in ziekenhuizen en de rapportages over de (virtuele) aankoopopdrachten zoals uitgevoerd op de internationale beurzen voor medische instrumentatie. Verslagen van stages bij de medische industrie horen ook hierbij, in zoverre zij niet door een Non Disclosure Agreement hiervan zijn uitgesloten (ongeveer 90%). De SMPE/e streeft ernaar om de post-initiële activiteiten op het gebied van klinische fysica en medische technologie aan de TU/e een eigen gezicht te geven. In die zin stijgt haar werkvlak boven het niveau van de ‘moederfaculteiten’ N en BMT uit. In de toekomst kan ook een inbreng vanuit de faculteiten Elektrotechniek en Wiskunde & Informatica worden verwacht. Ook een inbreng vanuit andere ontwerpersopleidingen dan DTI is denkbaar. De SMPE/e heeft geen ambitie om zich te richten op onderwijs of onderzoek in de Bachelors of Masterfase van de biomedische of klinisch-fysische opleidingen of afstudeervarianten van de verschillende faculteiten. Natuurlijk kan zij wel een rol spelen als overlegpartner om de inhoud en/of kleuring van deze opleidingen te toetsen in verband met de aansluiting met het post-initiële programma van de SMPE/e. 5. Nieuwe opleiding QMP/QME De opzet van een nieuwe tweejarige post-initiële opleiding QMP/QME wordt bepaald door twee belangrijke randvoorwaarden. Enerzijds is er een aanbod van medische ingenieurs die een MSc-opleiding hebben genoten op het snijvlak van ‘medicijnen’ en ‘technologie’, met vaardigheden die zich duidelijk onderscheiden van een traditioneel opgeleid fysicus of chemicus. Wij verwachten dat door de groei van technologen in de zorg er ook een veel grotere differentiatie van werkzaamheden in de kliniek zal komen, waardoor nieuwe functies zullen ontstaan naast de traditionele rol van een klinischfysicus of klinisch-chemicus. Specialistische functies op basis van de integratie van ‘fysica/chemie’ aan de ene kant en ‘levende materie/moleculaire wetenschappen’ aan de andere kant zullen naar verwachting een grote vlucht nemen. De medisch ingenieur is
/school of medical physics and engineering eindhoven
7
met zijn QME opleiding uitstekend uitgerust om een eigen plaats te verwerven in deze nieuwe ontwikkeling van de zorgsector (Tabel I, als bijlage, p.12). Daarnaast voorzien wij dat door de sterke groei van het aantal technologen in de zorg er binnen de traditionele klinische fysica ook een vraag zal komen naar een categorie van breed opgeleide maar niet gespecialiseerde klinisch-fysici, in Europese termen aangeduid met QMP. De struktuur van de nieuwe tweejarige opleiding tot QMP/QME is geïnspireerd door de ervaring met de eerste twee jaar basisopleiding van de SMP. Leidraad is het motto ‘hands-on training’, ‘continuous feedback’ en ‘onderwijs voor volwassenen’, zoals het een post-initiële opleiding betaamt. Een brede basis van professionele vaardigheden, klinische en bio-medische vakken wordt aangeboden, bij voorkeur in de vorm van workshops of blokcursussen. Toetsing vindt bij voorkeur plaats door toepassing van de verworven kennis op problemen in de zorgsector, in de vorm van scripties en mondelinge presentaties. In overleg met de opleiding kiest de kandidaat een persoonlijk pakket, afgestemd op zijn ervaring en opleiding, met aandacht voor de ontbrekende kennis. De totale duur van deze fase is negen maanden, gepositioneerd aan het begin van zijn opleiding. De klinische ervaring wordt opgedaan tijdens een project van een jaar in een zorginstelling. Hierbij wordt hij begeleid door een klinisch fysicus in de zorginstelling en een toezichthouder vanuit de TU/e, bij voorkeur met een affiniteit tot het onderwerp. Terugkoppeling naar de kandidaat vindt plaats op een dagelijkse basis door de begeleider in het ziekenhuis, op een maandelijkse basis door de toezichthouder, en op een driemaandelijkse basis door een evaluatiecommisie bestaande uit begeleider, toezichthouder en twee onafhankelijke (ervarings)deskundigen vanuit de TU/e of daarbuiten. Aan het einde van het project vindt de eindevaluatie plaats door een commissie bestaande uit zes leden, te weten de evaluatiecommissie aangevuld met twee extra leden die in brede zin deskundig zijn op het onderwerp van het project. Onderdeel van het project is ook het bezoek aan een beurs van medische apparatuur, in samenhang met een congres, waarbij als voorbeeld gedacht kan worden aan de jaarlijkse RSNA conferentie in de USA met 80000 deelnemers. Doel van dit bezoek is het uitvoeren van een praktijkopdracht. Gedacht kan worden aan het uitbrengen van een duidelijk advies over de aankoop van medische apparatuur voor het ziekenhuis, op basis van de specificaties van de gebruikers over doelgroep van patiënten, vereiste modaliteiten, maximum prijs, mogelijkheid om in de toekomst de apparatuur te ‘upgraden’, etc. Een tweede voorbeeld is het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor de invoering van een nieuwe technologie in de kliniek. De uitkomst wordt gecommuniceerd in een rapport dat leesbaar moet zijn voor alle betrokkenen, zoals economisch directeur, medicus, en klinisch fysicus. De opleiding wordt afgesloten met een ‘internship’ van drie maanden in de medische industrie, bij voorkeur in het (verre) buitenland om de kandidaten zichzelf de maat te laten nemen in een andere (industriële) cultuur, een ander land met een andere (leef) cultuur, met een nieuw onderwerp in een strakke planning van tijd en middelen. De
/school of medical physics and engineering eindhoven
8
rapportage over het werk dient te passen in de cultuur van het bedrijf. Gelet op de correlatie tussen spannend werk aan nieuwe ontwikkelingen en de verplichting tot ondertekening van een NDA, eisen wij geen openbaar verslag maar wel een ‘assessment’ van het werk van de kandidaat. Differentiatie tussen een QMP en een QME, die anticipeert op de eerder genoemde voorziene differentiatie in werkzaamheden in de kliniek, gebeurt door een specifieke invulling van het curriculum die aansluit op de kennis en activiteiten van de kandidaat. Ook is het mogelijk om nog een differentiatie aan te brengen voor mensen die kiezen voor een sterk klinisch georiënteerde carrière in de medische industrie of voor een meer traditionele carrière als technologisch professional in een zorginstelling. De SMPE/e zal zich ook inzetten voor een officiële erkenning van de QMP/QME opleiding met de daarbij behorende registratie. De NVKF omarmt nu nog het model met alleen de SMP als doelgroep voor registratie. Wel is er afgesproken dat de SMPE/e en de NVKF regelmatig bij elkaar zullen komen om de QMP/QME opleiding kritisch te bespreken. Op termijn zijn er twee mogelijkheden om tot een officiële registratie van QMP/QME’ers te komen: inschakeling van de NVKF of de oprichting van een nieuwe en veel bredere beroepsvereniging voor deze categorie.
6. Marktpositie 6.1 Andere universitaire opleidingen De opleiding van de SMPE/e tot SMP en QMP/QME heeft een unieke plaats die niet wordt bestreken door andere universiteiten of instituten, afgezien van de ‘in-service’ variant van de opleiding tot SMP die onder de hoede van de NVKF staat maar gebaseerd is op een erg individuele invulling van de kennisvergaring. De formule van de SMPE/e opleidingen is een 80/20 verhouding van de technologische/(bio)medische scholing, conform de richtlijnen van de commissie Sminia: alleen op deze wijze hebben professionals in de zorg een eigen inbreng in een samenwerking op het snijvlak van ‘zorg’ en ‘technologie’. De SMPE/e richt zich in eerste instantie op opleidingsplaatsen in Zuid-Nederland, gedefinieerd als het gebied ten zuiden van de grote rivieren inclusief het stroomgebied. De MSc opleiding tot Medisch Ingenieur (ME) van de faculteit BMT van de TU/e is ook gebaseerd op een 80/20 verhouding van technologie en (bio)medische kennis. De opleiding ME is de basis van de piramidale opbouw ME/QMP(E)/SMP die wij in de zorg voorzien, met alle daaraan gekoppelde mogelijkheden tot doorstroming (met bijscholing) bij beschikbare formatieplaatsen. De BSc opleiding ‘Healthcare technology management’ van de TU/e legt een zwaar accent op logistiek/bedrijfskundige vaardigheden en minder op de technologische aspecten; hiermee mikt deze opleiding op geheel andere functies binnen de
/school of medical physics and engineering eindhoven
9
zorginstellingen als die van de ME, QMP/QME en SMP. De recent gestarte BSc/MSc opleiding ‘Technische Geneeskunde’ van de Universiteit Twente is gebaseerd op een 50/50 verhouding geneeskunde versus technologie en zoekt een marktaandeel dat tegen dat van een academisch gevormde ‘nurse-practicioner’ aanligt. Tenslotte is er nog een recent initiatief van de Universiteit Groningen om een BSc/MSc opleiding in de medische technologie te starten. De inkleuring van deze opleiding is nog niet volledig gereed; de keuze voor een vroegtijdige specialisatie zonder een brede opleiding in de exacte wetenschappen verhindert een brede inzet van uitstromers in een zorginstelling. 6.2 Opleidingsvraag De NVKF heeft per eind 2005 een totaal aantal van 250 geregistreerde leden die actief zijn als klinisch fysicus (SMP). Met een conservatieve interpretatie van de conclusies van de commissie Sminia – in de komende 20 jaar een factor vier toename in plaats van de factor zes die in dit rapport staat – is er sprake van een vraag naar 750 nieuwe SMP/QMP(E)/ME professionals in de komende 20 jaar, naast een vervangingsvraag van ongeveer 140 SMP professionals die de uitstroom van de huidige populatie door pensionering opvangt. Voor de 890 SMP/QMP(E)/ME professionals die in de komende twintig jaar moeten worden opgeleid, denkt de SMPE/e, met een uitstroom van 15 SMP/QMP(E)’ers per jaar, aan een bijdrage van 300 SMP/QMP(E) professionals. Naar verwachting zal de in-service opleiding tot SMP in de academische ziekenhuizen en radio-therapeutische centra voor een bijdrage van de orde van 200 SMP’ers. De resterende vraag kan (deels) worden opgevangen door de uitstroom van ongeveer 10 ME’ers per jaar naar de zorgsector, wat in twintig jaar een totaal van 200 ME’ers oplevert. De lagere instroom tengevolge van de zuigkracht van de industrie voor medische appartuur voor QME’ers en ME’ers met een klinische ervaring is hierin niet meegenomen. Na twintig jaar is er sprake van een piramidale opbouw van expertise, ervaring en verantwoordelijkheden met een verhouding in aantal functies volgens SMP:QMP(E):ME = 1:1:1. In Tabel I geven wij een concept voor de functieinhoud van deze professionals in termen van drie competenties: klinische ondersteuning, onderzoek en bestuurlijke ondersteuning. In deze tabel geven wij ook een indicatie voor overeenkomstige honorering in termen van de universitaire salarisschalen van de VSNU en die in termen van de functiewaardering gezondheidszorg (FWG). Voor de functies van QMP/QME en ME is deze – door het ontbreken van praktijkinformatie - nog in de discussiefase: overleg met de Raad van Advies van de SMPE/e en de spelers in het veld (ziekenhuizen) is essentieel om tot een defintieve leidraad te komen.
/school of medical physics and engineering eindhoven
10
7. Contactgegevens Dagelijks bestuur: Prof.dr. Herman C.W. Beijerinck, voorzitter (Nlaag a 1.86) Prof.dr.ir. Frans N. van der Vosse, lid (WHoog 4.136, Nlaag a 1.74) Ir. Herman J. van Kleffens, lid/klinisch fysicus (Nlaag a 1. 78) Mevr. Ineke Fondse, office manager/coördinator a.i. (Nlaag a 1.76) Secretariaat: Tel. +(31)40 247 2134/4868 Fax +(31)40 247 2549 Email
[email protected] Website www.smpee.tue.nl Eindhoven, 25 januari 2006 Tabel I. Concept voor functieordening en waardering van SMP, QMP/QME en ME werkzaam in een academisch (VSNU) of regionaal (FWG) ziekenhuis, gebaseerd op een beschrijving van de drie taakelementen: klinische ondersteuning van de medische specialismen, toegepast wetenschappelijk onderzoek voor de introductie van nieuwe methoden en apparatuur in de kliniek en inhoudelijke ondersteuning van de bestuurlijke processen in het ziekenhuis.
/school of medical physics and engineering eindhoven
11
Bijlage tabel functie *) SMP
klinische ondersteuning
# adviseert en ondersteunt RvB bij opstellen van jaarlijkse begroting van ziekenhuis
# geeft leiding aan werk van
# participeert in overleg-orgaan medische specialisten
# initieert gebruik nieuwe technieken
# geeft leiding aan onderzoek van QMP/ME # coordineert detailonderzoek van QMP/ME en medisch technische dienst
# heeft eindverantwoordelijk-heid voor klinische technologie in # adviseert bij keuze voor IT ziekenhuis infrastructuur in ziekenhuis # verricht zelf onderzoek aan nieuwe methoden/technieken
F 75/80
QMP/ QME*)
bestuurlijk
# ondersteunt en coordineert technologie in klinische praktijk in # adviseert bij aanschaf van een ziekehuis-brede rol technische infrastructuur
(MSc+4 jr) QMP/ME
U 14/15
onderzoek
# verricht onderzoek naar nieuwe # ondersteunt praktijk van klinisch methoden en aanschaf nieuwe # levert materiaal voor onderbouwing werk van medische specialisten apparatuur voor de klinische praktijk van begrotingsposten # is betrokken bij meer dan een
(MSc+2 jr) specialisme
# onderneemt zelfstandige projecten # brengt op verzoek (deel)adviezen uit van een beperkte complexiteit aan college van medisch specialisten
# ondersteunt onderzoek van ME
U 11/12 F 65/70
ME
(MSc)
# ondersteunt klinisch werk binnen een specialisme met # heeft actieve rol in gedetailleerd onderzoek in theorie (bv simulatie) onderzoek ter ondersteuning van # doet onderzoek naar deelaspecten en praktijk (lab) klinisch werk van medisch specialist van aanschaf nieuwe apparatuur
# is betrokken bij een medisch specialisme
# adviseert medisch specialist inzake technische en wetenschappelijke ondrbouwing van # participeert in overleg binnen een optimale behandeling patient medisch specialisme
U 9/10 F 55/60 *) U = universitaire schalen VSNU; F = FWG = Functie Waardering Gezondheidszorg **) De functies voor QMP en QME zijn hetzelfde van karakter; de verschillen zitten in de expertise over materiaaltechnische medisch-biologische processen, waardoor zij voor verschillende soorten problemen ingezet kunnen worden.
/school of medical physics and engineering eindhoven
12