DE BEZOEKERSGIDS
In de voetsporen van de geschiedenis van Rood Klooster 1
este lezer, Met genoegen stel ik u de historische bezoekersgids van het Rood Klooster voor. Inderdaad, deze plaats met haar uitzonderlijk rijk patrimonium is één van de parels van onze gemeente. Het Rood Klooster combineert immers verschillende troeven. Deze plek is niet alleen een waardevol natuurgebied maar wordt ook opgezocht voor ontspanning en cultuur. Het behoud van de natuur, de bescherming van onze archeologische rijkdom, de kennis van ons verleden en dit toegankelijk maken, ook voor de jongere generaties, is en blijft een prioriteit voor de gemeentelijke autoriteiten. De bezoekersgids, die u met dit aantrekkelijk patrimonium vertrouwd wil maken, sluit bij deze visie aan, die gedeeld wordt door het Brussels Gewest en door het Kunstcentrum van het Rood Klooster dat trouwens over een nieuwe educatieve dienst ter attentie van het publiek beschikt. Ik wens u veel leesplezier en hoop dat u nog lang van het Rood Klooster zal genieten. Didier Gosuin, Burgemeester van Oudergem e oude priorij van het Rood Klooster is een van de opmerkelijkste architecturale en landschappelijke gehelen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Door zijn geografische ligging vormt dit complex, dat in de 14e eeuw door de Augustijnen aan de rand van het Zoniënwoud gesticht werd, een oase van rust die zeer geliefd is bij zondagse wandelaars en gezinnen. Dankzij de archeologische opgravingen die het Gewest er sinds 1997 uitvoert, hebben we een beter inzicht verkregen in de functies die de respectieve gebouwen op de site vervulden en heeft men een aantal onder hen kunnen opknappen. Deze bezoekersgids, die in samenwerking met de Gemeente Oudergem tot stand is gekomen, biedt aan eenieder de kans zich te verdiepen in de geschiedenis en schoonheid van een idyllische plek die tevens van grote symbolische waarde is in het erfgoedkundig pantheon van ons Gewest. Charles Picqué, Minister-President van de Brusselse Hoofstedelijke Regering 2
3
Er was eens de priorij van het Rood Klooster
1
De beginjaren (1359 – 1392): van kluizenaarshut tot priorij
D
e priorij van het Rood Klooster dankt haar ontstaan aan een kluizenaar, een zekere Aegidius Olivier, die rond 1359 besloot zich als kluizenaar in het Zoniënwoud, in het gehucht Ten Brugsken, terug te trekken. Hij bouwde daar een hutje om er het leven van een asceet te leiden. Zijn vriend, de priester Willem Daneels, voelde zich door deze omgeving aangetrokken en wenste zich bij de kluizenaar te vestigen, echter op een minder vochtige plaats. Hij vroeg aan de hertogin Jeanne van Brabant1 het recht zich op een andere plaats te vestigen. Zij kregen de toelating hun nieuw verblijf te bouwen op de plaats waar zich thans het Rood Klooster bevindt. In 1366 bouwden zij een kluizenaarsverblijf bestaande uit een kapel en enkele gebouwen die 9 heremieten konden huisvesten. Dit gebouwencomplex, bestaande uit hout, leem en gehakt stro, werd Rode Cluse genoemd, de rode kluizenaarshut. Zoals de meeste heremieten wensten ook de heremieten van Rode Cluse een levensregel te volgen die met deze van een gevestigde religieuze orde overeenstemde. Hun keuze viel op de regel van SintAugustinus, gebaseerd op kuisheid, armoede, gemeenschappelijk bezit en gebed. In 1369 bekwamen zij van het bisdom van Cambrai de inwijding van hun kapel, aan Sint-Paulus opgedragen; zij mochten een altaar bouwen en de eredienst beoefenen, echter geen sacramenten toedienen. In 1372 werden hun levensstijl, hun liturgische regels en hun instelling door de bisschop van Cambrai erkend. De vijf heremieten van Rode Cluse, familieleden van de officieren van de hertogin 4
Jeanne de Brabant
1 Jeanne van Brabant (1322-1406) hertogin van Brabant en Limburg van 1355 tot 1406.
Jeanne van Brabant, die onder haar bescherming stonden, besloten het kluizenaarsverblijf tot een priorij om te vormen. In 1373 gaf de bisschop van Cambrai de toelating om de gebouwen uit te breiden en een nieuw altaar en een kerkhof in te wijden. In 1374 werd Willem Daneels als eerste prior van de gemeenschap aangeduid. Rode Cluse werd dan de Priorij van Sint-Paulus in Zoniën, “Rubea Vallis” (Rode Vallei) genoemd, en vervolgens gewoon Roeden Clooster (rood klooster), Rood Klooster, Rouge-Cloître, de naam die tot heden bewaard is. De naam Rood Klooster zou volgens sommigen afkomstig zijn van de kleur van de beschermlaag uit fijngestampte dakplaten, waarmee de muren van de gebouwen gepleisterd werden. Een andere, etymologische versie, kan ook in aanmerking komen. Inderdaad, het voorzetsel “roo” van het Nederlands “rooien”, dat betekent: uit de grond halen, uittrekken, ontginnen, zou erop wijzen dat de plaats waar de priorij werd opgericht een ontgonnen plek in het woud was. Dit voorzetstel komt in talrijke gemeentenamen voor; in het Frans stemt het overeen met “sart”, van het werkwoord “essarter” dat in de naam van de gemeente Rixensart teruggevonden wordt. De vestigingsplaats van de priorij beantwoordde aan een weloverwogen keuze. Niet alleen zorgden de omliggende bossen voor rust en eenzaamheid die tot bezinning aanzetten, maar ze leverden ook timmerhout en brandhout. De omliggende zandhellingen leverden een kalkhoudende zandsteen, een degelijk bouwmateriaal, en verschillende bronnen voerden zuiver water aan om de visrijke vijvers te voeden. Dank zij de privileges verkregen van Jeanne van Brabant en de vrijgevigheid van schenkers, kende de priorij weldra een voorspoedige ontwikkeling. De hertogin overstelpte het Rood Klooster met privileges, zoals de vrijstelling van belastingen en zij stelde de omliggende terreinen en de vijvers ter beschikking. In ruil voor deze geschenken droegen de kanunniken missen op voor hun schenkers en boden elk jaar een aantal vissen van hun vijvers aan. 5
De eerste prior, Willem Daneels, paste de gebouwen aan het steeds toenemende belang van de priorij aan. De eerste steen van de kerk werd gelegd op 31 mei 1381, onder de leiding van Adam Gheerijs, hofarchitect. De kerk die in 1384 werd ingewijd, was gebouwd in kalksteen afkomstig van de omliggende rotshellingen. Ondertussen hadden de kanunniken de sacristie, het klooster, twee gesloten binnenplaatsen2 en de eerste omwalling laten bouwen. Het moeras werd drooggelegd, bosgrond ontgonnen, genivelleerd en voor cultuur geschikt gemaakt. De priorij beschikte over haar eigen watermolen om haar eigen koren te malen.
2
Karel de vijfde wandtapijt van de XVIIIe eeuw, van het atelier Leyniers en Reydams.
vinden over theologie, levensbeschrijvingen van heiligen, maar ook verhalen van kroniekschrijvers zoals de kanunniken Jean Gielemans en Gaspar Ofhuys, die de geschiedenis van de gemeenschap van het Rood Klooster in de XVe eeuw verhaalden. Sommige manuscripten dateerden van de XIIe eeuw. De reputatie van de bibliotheek van het Rood Klooster evenaarde deze van haar scriptorium, haar boekbinderij en haar boekverluchting. De vorsten Maximiliaan van Oostenrijk, Karel de vijfde, de aarshertogen Albrecht en Isabella, of nog Karel van Lorreinen bezochten de priorij en verbleven er soms. Het was immers de gewoonte voor de prinsen het klooster te bezoeken dat zich in de nabijheid van hun
De priorij van het Rood Klooster in de XVe en XVIe eeuw: ontwikkeling, bloei en hoogtepunt
D
e drie priorijen in het Zoniënwoud, Groenendael, Rood Klooster en Zeven Bronnen vormden in 1402 een congregatie met Groenendael aan het hoofd. In 1412 sloot de congregatie zich bij de congregatie van Windesheim in Nederland aan. De priorij van het Rood Klooster verruimde haar activiteiten die weldra uitblonken. Vele taken zoals het onderwijs werden door Windesheim aan kanunniken van het Rood Klooster toevertrouwd die naar andere kloosters uitgezonden werden. Tot het einde van de XVe eeuw leefde de priorij in vrede. De gebouwen werden opgesmukt; de kerk werd met een drievoudige rij koorstoelen in vlammende gotiek uitgerust ; een infirmerie ontstond: een gewelf werd gebouwd om het water vanuit de hoger gelegen vijvers op te vangen. De kanunniken verrijkten hun bibliotheek met kopijen die in hun scriptorium uitgevoerd werden, met originele werken, met geschenken, aankopen en schenkingen. Er waren werken te 6
2 In die tijd beschikte de priorij over een klooster omgeven door twee binnenplaatsen. Dit complex werd in de XVIIe eeuw afgebroken om een groter klooster te bouwen. De plattegrond geeft een idee van de grootte.
Detail van het wandtapijt “Les chasses de Maximilien” rond het midden van de XVIe eeuw.
7
Gravure van 1725 van P. de Doncker 1. Ecclesia – Kerk / geëvoceerd 2. Dormitorium – Slaapzaal / Priorwoning 3. Refectorium – Refter / geëvoceerd 4. Bibliotheca – Bibliotheek van de monniken / verdwenen 5. Culina – Keuken / Zaal Natuur en Vrije Tijd 6. Domus Sabaudiæ – Huis van Savoye (bibliotheek) / Zaal Natuur en Vrije Tijd 19
7. Ambitus – Kloostergang / geëvoceerd 8. Domus Hospitum – Gastenverblijf / geëvoceerd 9. Infirmaria – Ziekenzaal / geëvoceerd
18
26
10. Braxatorium – Brouwerij / geëvoceerd 11. Pistrinum – Bakkerij 12. Equile Hospitum – Stal voor de reizigers / Portierswoning
24 3
5
6
13. Dormitorium laicorum – Slaapzaal van de leken / Kunstcentrum van het Rood Klooster
13 4
14. Porta anterior – Poortgebouw / Bezoekerscentrum
2
20
8 25
1 22
15
7
16
21
15. Aera – Grote binnenplaats / gereconstrueerd 16. Horreum – Graanopslagplaats / Parking 17. Officinae diversae – Diverse werkplaatsen / Voorplein
27
18. Hortus Culinae – Keukentuin / Grote zuidtuin
23 12
9 11
10
19. Sacellum D.V. Maria – Kleine O.L. Vrouwekapel / Natuurgebied
14 17
20. Pomarium – Verger / Vochtig natuurgebied 21. Piscine – Visvijver / gereconstrueerd 22. Molendinum – Molen / verdwenen 23. Domus Lotricum – Molenaarshuis 24. Porta posterior – Kalkpoort / gerestaureerd 25. Molenpoort / gereconstrueerd 26. Peerdpoort 27. Fonteyn / gereconstrueerd
8
9
jachtterrein bevond en er van de gastvrijheid van de monniken te genieten. De Vlaamse primitieve schilder Hugo Van der Goes heeft er zijn laatste levensjaren doorgebracht.3 Gedurende de eerste helft van de XVIe eeuw bereikte de materiële welvaart van de priorij haar hoogtepunt. Er waren twee soorten bewoners, de kanunniken en de lekenbroeders. Het leven van de kanunniken was volgens een streng uurrooster geregeld en elke kanunnik werkte er onder de leiding van een prior. Handarbeid, zoals het onderhoud van de gebouwen, van de moestuin, of nog de landbouw, werd door de lekenbroeders uitgevoerd. Tijdens haar bestaan heeft de priorij talrijke geschenken ontvangen en genoot van de bescherming van de vorsten. In 1513 deed Karel de vijfde4 een schenking voor de uitbreiding van de kerk en in 1525 schonk hij een glas-in-loodraam met zijn blazoen dat in het koor geplaatst werd. Het Rood Klooster kende zijn hoogtepunt in de XVIe eeuw.
3
Van het einde van de XVIe eeuw tot de XVIIIe eeuw: verval, ballingschap en afschaffing van de priorij.
D
e periode van welvaart en vrede duurde niet lang. De priorij werd ernstig getroffen door de godsdienstoorlogen. In 1572 werd de priorij door ketters geplunderd en in brand gestoken. In 1581 weken de religieuzen uit naar hun toevluchtsoord in de Cellebroersstraat te Brussel waar zij tot 1607 verbleven. Vanaf deze periode liet de achteruitgang van de gemeenschap liet zich duidelijk voelen. Zodra deze troebele periode voorbij was, hernam het leven in het Rood Klooster zijn gewone gang. De kanunniken, die na 26 jaar ballingschap naar 10
Zie pagina 19. Karel de vijfde (1500-1558) was koning van Spanje, koning van Sicilië en keizer van het Heilig Roomse Rijk van 1519 tot 1556. 3 4
5 Dit werk werd vernield tijdens het bombardement van Brussel in 1695 waar de kanunniken het werk om veiligheidsredenen ondergebracht hadden. 6 Jozef II (1741-1790) keizer van het Heilig Roomse Rijk van 1765 tot 1790.
Oudergem teruggekeerd waren, herstelden de vervallen gebouwen. De priorij werd heropgebouwd en in de XVIIe en XVIIIe eeuw uitgebreid om haar definitieve vorm te krijgen. Het Rood Klooster, met zijn vijftien vijvers, zijn prachtige kerk in witte zandsteen opgetrokken en opgesmukt met een schilderij van P. P. Rubens, de onthoofding van Sint Paulus5, met de talrijke andere gebouwen, de velden, de boomgaarden, de moestuinen…was de parel van het Zoniënwoud. Op het einde van de XVIIe eeuw werd het geestesleven van de priorij door interne crisissen aangetast. De belangrijke restauratie- en transformatiewerken, onder meer de afbraak van het klooster om een nieuw, veel groter, te bouwen, een onderneming van de prior Aegidius de Roy, hadden de priorij haast geruïneerd. In 1693 verwoestte een brand een deel van het klooster. De bibliotheek met haar schat van manuscripten, ter plaatse vervaardigd, bleef gelukkig gespaard maar er diende heropgebouwd te worden waardoor de onkosten en de schulden nog toenamen. Bovendien nam de kritiek op de kloosterinstellingen gedurende de eerste helft van de XVIIIe eeuw meer en meer toe. De Oostenrijkse regering vatte eerst de eigendommen van de religieuze gemeenschappen aan. Zo werd de priorij van het Rood Klooster verplicht zware belastingen te betalen die haar patrimonium verminderden. In 1783 schafte Jozef II6 bij decreet talrijke contemplatieve ordes af, in zijn ogen als nutteloos beschouwd, waaronder de priorijen van het Rood Klooster, Groenendael en Zeven Bronnen. De kanunniken bleef geen andere keuze over dan te seculariseren of een andere congregatie toe te treden. De gemeenschap van het Rood Klooster ging uiteen en haar roerende goederen werden verkocht. In 1794 werden de mooiste manuscripten naar de keizerlijke bibliotheek van Wenen meegenomen. De gebouwen die thans bestaan geven maar een flauw idee van de vroegere pracht van de priorij. Na enkele verwikkelingen die deden geloven dat de priorij zou heropleven, werd zij in 1796 onder het Franse regime definitief afgeschaft. 11
4
De XIXe en XXe eeuw: openbare verkoop, transformatie in een industrieel complex en tenslotte in een wandelen ontspanningsoord.
I
n 1798 werd het domein in percelen opgedeeld om verkocht te worden. De gebouwen werden bij openbare verkoop opgekocht door de eerste industriëlen die zich in het Rood Klooster vestigden. Gedurende bijna een eeuw huisden daar achtereenvolgens verschillende industrieën waaronder een spinnerij, een glasblazerij, een wasserij, een ververij, een zeepziederij, een werkplaats voor steenhouwers of nog een smidse. De brouwerij en de infirmerie waren de eerste gebouwen die vernietigd werden samen met een deel van het klooster. De kerk zelf leed aanzienlijke schade en werd in 1805 door een onopzettelijke brand verwoest.
12
Deze diverse industriële ondernemingen verdwenen tegen het einde van de XIXe eeuw. Aangetrokken door de natuur en de charme van de vroegere priorij, werd het Rood klooster de lievelingsplek voor verschillende landschapsschilders. In 1900 werden verschillende projecten overwogen, zoals de bouw van een stuwdam, een verkaveling of nog een dierentuin. Om te vermijden dat het domein ingrijpende wijzigingen zou ondergaan besloot de overheid maatregelen tot behoud te nemen.
13
De site vandaag
16
3 1. 4
In 1910 kocht de Belgische Staat het domein zodat verkaveling en diverse exploitatieprojecten niet meer aan de orde waren. In 1959 werd het Rood Klooster complex geklasseerd en in 1992 eigendom van het Brussels hoofdstedelijk gewest. Tegenwoordig wordt het domein beheerd door de Grondregie van het Brussels hoofdstedelijk gewest die verantwoordelijk is voor de gebouwen enerzijds en anderzijds door het Brussels Instituut voor Milieubeheer voor wat de niet-bebouwde zones betreft. De gemeente Oudergem huurt een deel van de gebouwen waarin verschillende instellingen ondergebracht zijn: het Kunstcentrum van het Rood Klooster, de kunstateliers, het Sprookjeshuis van Brussel en de vzw Paard en Bos.
8
2
5
18 10
6
9
11
7
17 12 13
15
14
© M. Tomasinelli
Historische herkenpunten
Het Kunstcentrum van Rood Klooster, tentoonstelling Christian Rolet in 2010.
14
1. Poortgebouw
6. Molenpoort
11. Lekenverblijf
16. Omheiningsmuur
2. Voorplein
7. Vijvers
12. Boerderij
17. Huis van Savoye
3.Brouwerij
8. Kerk
13. Peerdpoort
18. Gastenverblijf (geëvoceerd)
4. Infirmerie
9. Priorwoning
14. Oude tuin
5 . Molenaarswoning
10. Klooster
15. Kalkpoort
15
Opgraving van de ziekenzaal die haar vloer in stenen tegels heeft behouden, september 2002.
E en archeologische vindplaats
D
e kloostergebouwen worden als monumenten beschermd en de priorij maakt volledig deel uit van het beschermde landschap van het Zoniënwoud. Deze dubbele bescherming vereiste talrijke studies, die de restauratieplannen van de gebouwen en de aanleg van het landschap voorafgingen. Sinds 1997 heeft een archeologisch team van de Directie Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in samenwerking met de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, de nodige archeologische studies voor de verschillende projecten uitgevoerd. Het stond ook in voor de opvolging van de werf. De opzoekingen hadden als doelgroep de zones met de huidige of verdwenen gebouwen die dateerden uit de fase van barokke transformatie van de priorij, zoals voorgesteld in de gravure van P. de Doncker van 1725. Deze werken werden uitgevoerd door de Grondregie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wat de restauratie van de gebouwen betreft, en het BIM voor de groene ruimten en de ommuring. Het archeologisch team heeft vooraf archeologische studies uitgevoerd van de XVIIIe eeuwse paardenstallen, de priorwoning, een deel van de portierswoning en van de volledige omwalling waarvan verschillende stukken werden teruggevonden. Op die manier konden de ziekenzaal, de brouwerij en de molen worden gelokaliseerd en vanaf 2001-2002 blootgelegd. In 2003 ging de aandacht van het archeologisch team meer bepaald naar de ligging van de verdwenen vleugels van het klooster, naar de 16
© fotos : MRBC-DMS, S. Modrie.
rcheologisch erfgoed
Plan van de stenen kanalisering die de twee vijvers via de site met elkaar verbindt, november 2008.
De fontein werd afgebroken tot haar onderste bodem in bakstenen in keperverband, juli 2006.
Opgraving in het klooster waar de overblijfselen van het eerste gastenverblijf (15e-17e e.) werden blootgelegd, april 2008.
Overzicht van een stuk omwalling die tijdens de restauratie werd opgegraven, juni 2009.
17
oude brouwerij, naar de structuur van het ondergrondse verlaat dat de twee vijvers via de molen met elkaar verbindt, naar de ziekenzaal en de portierswoning. Wat het klooster betreft, bleef één vleugel perfect bewaard. Het betreft het gebouw “de priorwoning” genoemd. Een andere werd grondig verbouwd om de kunstenaarsateliers onder te brengen. De twee andere kloostervleugels werden omstreeks 1800 met de grond gelijkgemaakt. Vandaag herinneren beplantingen en muurtjes uit droge steen aan deze plaats. Van de brouwerij, waarvan de buitenmuur deel uitmaakt van het traject van de ommuring, bestaan nog vloeren evenals ovens aan de hand waarvan het traditionele productieproces van bier kan worden bestudeerd. Van de fontein die in 2006 volledig werd vrijgemaakt, waren er nog voldoende overblijfselen om een getrouwe reconstructie te ondernemen. De opgravingscampagne in 2009 concentreerde zich op de kerk. Overblijfselen werden teruggevonden van de kerk van de XIVe eeuw en van de mooie gotische kerk uit de XVIe eeuw, die door een vloerbetegeling een idee van het gebouw geeft. Archeologische studies zijn nog steeds in gang waardoor wij onze kennis over de bouw en het complex van het Rood Klooster doorheen de eeuwen bijstellen. De resultaten van deze studies werden gepubliceerd in de “Atlas du sous-sol archéologique de la région de Bruxelles, Auderghem, n° 21, uitgegeven door de Directie Monumenten en Landschappen en de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel 2010.
18
unstpatrimonium
Kunstpatrimonium XVe eeuw Hugo Van der Goes in Rood-Klooster
D
e geboortedatum van Hugo Van der Goes is niet nauwkeurig gekend, maar ligt tussen 1430 en 1440. In 1467 werd hij meester van de schildersgilde van Gent en zal deze titel tot het einde van zijn leven behouden. In de loop van het jaar 1478, na beëindiging van zijn dekenschap, deed Hugo Van der Goes zijn aanvraag om in het noviciaat van Rood Klooster te Oudergem opgenomen te worden. De intrede van Hugo Van der Goes in de priorij beantwoordde weliswaar aan een late roeping maar wellicht wenste de schilder ook de stad Gent met haar troebelen te verlaten. Hij heeft in Rood Klooster zijn laatste levensjaren als lekenbroeder doorgebracht maar zette ondertussen zijn schildersloopbaan verder. Zo werd hij in deze periode in Leuven uitgenodigd om de onvoltooide schilderijen van Dierick Bouts te beoordelen. Broeder prior Thomas kende hem het privilege toe buitenlanders te ontvangen. Belangrijke figuren uit die tijd zoals aartshertog Maximiliaan (de toekomstige keizer van Oostenrijk), die de reputatie van de schilder kende, kwamen op bezoek. Over zijn laatste levensjaren bezitten wij het relaas van een monnik, Gaspard Ofhuys, zijn novicegezel. Zo weten wij dat hij vanaf 1481 aan mentale stoornissen, depressies en angsten leed. Wij mogen deze uitspraken echter niet los van hun context beschouwen want Gaspard Ofhuys had de neiging, zoals anderen trouwens, de ziekte van de schilder te beschouwen als een straf van God om hem van zijn hoogmoed te zuiveren. 19
door het doorgedreven realisme van het detail, de groots opgevatte plastische voorstellingen en de opstelling van zijn personages in een decor van licht en schaduw. Patrimonium XIXe eeuw en XXe eeuw
Dood van de Maagd, Hugo Van der Goes.
I
n de XXe eeuw werd de site Rood Klooster de geliefkoosde plek voor talrijke kunstenaars. Verschillende namen zijn met bepaalde gebouwen verbonden, bijvoorbeeld, de woning die het Huis van de molenaar genoemd wordt, recht tegenover het huis van de prior, wordt vaak het huis van Alfred Bastien genoemd; het huisje met rood dak tegenover het kunstcentrum wordt aangeduid als het atelier van Léon Houyoux of nog van Désiré Haine die het later betrok. Noemenswaard is nog Jean Degreef (1852-1894), een kunstenaar die vanaf 1883 de schoonheid van de site verheerlijkte en in het huis van de prior woonde. Zijn schilderijen getuigen van zijn bewondering voor Hippolyte Boulenger, leider van de School van Tervuren, een groep schilders verwant met de realistische landschapsschilderkunst van de School van Barbizon.
In Rood Klooster heeft Hugo Van der Goes Dood van de Maagd geschilderd, een paneel van 147,8 op 122,5 cm dat thans in het Groeningemuseum van Brugge bewaard wordt. In latere eeuwen zal de romantische stroming aan de oorsprong liggen van de legende van Hugo Van der Goes als verdoemd kunstenaar. Hugo Van der Goes is in 1482 in Rood Klooster overleden en werd op het kerkhof van de priorij begraven. Het grafopschrift “hier rust ter aarde de schilder Hugo Van der Goes, de kunst is in diepe rouw want hij had zijn gelijke niet” bewijst hoezeer de schilder in zijn tijd gewaardeerd was. Hugo Van der Goes kan beschouwd worden als de rechtstreekse erfgenaam van de vormgevingsprincipes, vastgelegd door J.Van Eyck, 20
Pad in het bos, Léon Houyoux, gemeentelijke verzameling Oudergem.
21
Nog andere schilders hebben vaak op de site gewerkt zoals Jean Laudy (1877-1956), René Stevens (1854-1937), stichter en eerste secretarisgeneraal van de “De Vrienden van het Zoniënwoud”van 1909 tot 1937, Léon Houyoux (1856-1940) die zich in 1908 in de Portierswoning in Rood Klooster vestigde, Alfred Bastien (1873-1955), Adolphe Keller (1880-1968), Louis Clesse (1889-1961) en Auguste Oleffe (18671931), die al zijn energie aan jonge schilders wijdde, zodat hij door een groot aantal Brabantse schilders omringd werd die hem als hun leider beschouwden. Behalve Auguste Oleffe, die in de lijn van het fauvisme schildert, kondigen deze openluchtschilders een impressionisme met eigen karakter aan, waarin veel belang gehecht wordt aan regen en mist, zo typisch voor onze streken. Erfgenamen van het realisme, voegen zij op subtiele wijze de atmosfeer aan hun werk toe. Tenslotte nog een woordje over allerlei kunstenaars die het domein van het Rood Klooster bij gelegenheid of herhaaldelijk bezocht hebben (en nog steeds bezoeken) om daar hun inspiratie te vinden. Onder de bekendste namen citeren wij Paul Delvaux, ten andere een leerling van Alfred Bastien, die in zijn jonge jaren meer dan eens het Rood Klooster domein geschilderd heeft of nog Camille De Taeye die in het kunstcentrum in 2012 tentoongesteld heeft.
Boven: Boerderij van Rood Klooster, Gérard Moortgat, gemeentelijke verzameling Oudergem. Beneden: Abdij van Rood Klooster, Ginette Javaux, gemeentelijke verzameling Oudergem.
22
Het Kunstcentrum van het Rood Klooster Het tentoonstellingsbeleid van het Kunstcentrum legt de klemtoon op het verband tussen schrift en beeld, tussen kunst en grafie. Deze thematiek treedt, onder andere, naar voor in de exposities van het oeuvre van illustratoren, auteurs van stripverhalen of grafisten en publicisten. Daarnaast wil het Kunstcentrum eveneens, via wetenschappelijke retrospectieven, de aandacht vestigen op Belgische kunstenaars of Belgische artistieke bewegingen en ten slotte hedendaagse creaties promoten, onder meer door de “Prix Découverte”, een tweejaarlijkse wedstrijd die zich als doel stelt veelbelovend artistiek talent te ontdekken en te promoten.
Meer inlichtingen over het programma van het Kunstcentrum van het Rood Klooster vindt u op onze website www.rouge-cloitre.be. Telefonisch is het kunstcentrum bereikbaar op het nummer 02 660 55 97.
De educatieve dienst van het Kunstcentrum De educatieve dienst van het Kunstcentrum stelt zich tot doel bij jong en oud het historische, architecturale en archeologische patrimonium van het Rood Klooster in het licht te zetten. Sinds april 2010 worden verschillende activiteiten voor de lagere scholen aangeboden. Het bezoek aan het Rood Klooster complex draait rond het dagelijks leven van de monniken en het parkoers leidt de bezoeker langs de verschillende gebouwen en de overblijfselen uit het verleden. Deze rondleidingen, in gezelschap van een kunsthistorica, trachten de bezoeker op speelse wijze te sensibiliseren voor het patrimonium van het Rood Klooster dat alle respect verdient. Verdere activiteiten: rondleidingen voor middelbare scholen, een programma voor volwassenen en families.
23
De activiteiten hebben plaats op afspraak. Voor inlichtingen kan u zich richten tot Emile Debauve, de verantwoordelijke van de educatieve dienst, tel. 0488 20 52 55 of 02 660 55 97. Email:
[email protected]
© M.F. Plissart
Rokloosterstraat 4 1160 Oudergem (Brussel) Tel. 02 660 55 97 info@rouge-cloitre be www.rouge-cloitre be
GIDS VOOR DE BEZOEKER “In de voetsporen van de geschiedenis van Rood Klooster”, een uitgave van het Kunstcentrum Teksten: Emilie Debauve Vincent Vanhamme, Kunstpatrimonium Sylvianne Modrie, archeologe, Directie Monumenten en Landschappen van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: archeologisch patrimonium Coördinatie: Florence Mainguet Grafisme: Martine Gillet Nederlandse vertaling: Brigitte Daenens Coverfotografie: Thierry Eïd
Kunstcentrum van het Rood Klooster Vincent Vanhamme, directeur Anne Colla, medewerkster Emilie Debauve, educatieve dienst Florence Mainguet, consulente
Met dank aan de Directie Monumenten en Landschappen van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor haar waardevolle medewerking en ondersteuning.
24