Verslag Bunyanreis Juli 2000 Bedford – Elstow – Harlington - Londen Eigendom van J.C. den Toom v.d.m.
Themareis:
In de voetsporen van John Bunyan
De ketellapper van Bedford 1628 – 1676
Inhoudsopgave: 1 Kreijkes Vakantie Idee Programma 2000
pagina
2 Deelnemerslijst Bunyan reis 10 t.e.m. 14 juli 2000
pagina
3 Hotelinformatie
pagina
4 Levensloop van John Bunyan
pagina
5 Het leven van John Bunyan
pagina
6 Reisverslag
pagina
7 De spelonk en de dromer, begin ‘de Christenreis’
pagina
8 Gelezen teksten
pagina
9 Enkele uitspraken van Bunyan
pagina
10 Werken van en over Bunyan
pagina
1. Kreijkes Vakantie Idee Programma 2000 Kerkhistoriereis 5-daagse Bunyan reis Reidsleider: ds. J.C. den Toom, Sommelsdijk De Bunyan reis heeft inmiddels grote bekendheid gekregen. Vele gasten zijn naar Bedford geweest, om de plaatsen te bezoeken, waar de ketellapper leefde, preekte en waar hij gevangen zat Ze hebben gezien welke plaatsen en voorwerpen uit zijn naaste omgeving hij voor zich zag toen hij de Christenreis schreef. Talloze voorwerpen uit die tijd zijn nog bewaard gebleven. Ook dit jaar hoopt Kreijkes Vakantie Idee deze unieke reis weer te organiseren. Maandag 10 juli: 's Morgens rijden we via diverse opstapplaatsen naar Hoek van Holland voor de oversteek per HSL boot naar Harwich, Engeland. In iets meer dan drie en een half uur bent u aan de overkant. Tijdens de overtocht geniet u van een voortreffelijk koud - warm buffet aan boord. Uw onderkomen tijdens de reis is het ‘Bedford Swan Hotel’. Dit hotel staat in het centrum van Bedford, maar door de gunstige ligging aan de rivier The Great Ouse zult u binnen weinig van de drukte merken. Het hotel biedt luxe kamers met bad, douche, w.c. en telefoon met een overdekt zwembad. Het hotel bewaart vele herinneringen aan Bunyan. Dinsdag 11 juli: ’ s morgens: rondwandeling door Bedford We bezoeken St. Johns church, de kerk van John Gifford, de persoon, die Bunyan als evangelist en als uitlegger voorstelt. Maar we brengen ook een bezoek aan de plek waar hij als volwassene gedoopt werd in de rivier Great Ouse, we wandelen over de brug waar in de tijd van Bunyan de gevangenis op stond. We bezichtigen het standbeeld van hem. Verder de plaats waar hij in Bedford woonde en de plekken waar eertijds het gerechtshof en de districtsgevangenis stond. ’ s middags: met de bus naar Elstow, de geboorteplaats van Bunyan Hier is een museum, de Moothall, waar veel uit de tijd van hem te bezichtigen is. Natuurlijk staat een bezoek aan de Abbey church van Elstow op het programma, waar o.a. het doopvont is te zien waar Bunyan is gedoopt en een glas in lood raam met een afbeelding van Bunyan als schrijver van de Christenreis. Verder brengen we nog een bezoek aan Stevington Cross en de Holy Well. Christen zag zijn pak van zonden onder het kruis van zijn rug vallen en in het graf verdwijnen. ’s Avonds hopen we op bezoek te gaan bij de burgemeester. Woensdag 12 juli: ’s morgens: Bezoek aan Houghton House, het paleis Lieflijkheid, dat staat op de heuvel Moeilijkheid. In Harlington staat het Manor House, waar Bunyan na zijn gevangenneming de eerste nacht doorbracht. We bezoeken in deze plaats ook de Harlington church. We hopen, indien de weersgesteldheid dit toelaat ook een bezoek aan de Bunyan boom te brengen. ’s middags: U bezoekt het Bunyan museum. U staat versteld van zoveel zaken die van Bunyan bewaard zijn gebleven. Daarnaast bezoekt u nog het Bunyan Meeting House, met de schitterende gebrandschilderde ramen, waarna u gelegenheid krijgt tot winkelen. ;s avonds brengt u een bezoek aan de Strict Baptist Church voor samenzang.
Donderdag 13 juli: Bezoek aan Londen, de begraafplaats Bunhill Fields, met het graf van John Bunyan. U zult daar ook het graf kunnen zien van John Owen. Rondrit door Londen, waarbij u de Tower te zien krijgt met de Towerbridge, Buckingham Palace, St Pauls cathedral, de Big Ben en de Houses of Parliament. De mogelijkheid is aanwezig dat u (op eigen kosten) een rondvaart maakt op de Theems. Liefhebbers kunnen naar Harrods, het gigantische warenhuis. Vrijdag 14 juli: Terugreis via de HSL boot naar Hoek van Holland, met aan boord een koud - warm buffet. U wordt teruggebracht naar uw opstapplaats, wat het einde betekent van een indrukwekkende reis
4. Levensloop van John Bunyan
1628 Geboren in Harrowden, gemeente Elstow. 1644 John’s moeder sterft in het voorjaar. Zijn vader hertrouwt twee maanden erna. 1645 Treedt in de militaire dienst 1647 Verlaat militaire dienst en wordt ketellapper. 1649 Trouwt op 21 jarige leeftijd met zijn eerste vrouw. 1650 De oudste dochter, blinde Mary wordt geboren en gedoopt. 1653 Visioen op de Elstow Green, Er volgt een periode van strijd. 1653 Doop in een zijtak van de Great Ouse. 1654 Geboorte en doop tweede dochter Elizabeth. 1655 Verhuist naar St. Cuthbert’s Street te Bedfpord. Ds. John Gifford sterft in September. 1656 Bunyan wordt aangesteld als prediker van de St. John’s Church. Publiceert zijn eerste werk. 1658 Zijn eerste vrouw overlijdt. 1659 Huwelijk met zijn tweede vrouw Elizabeth. 1660 Arrestatie en gevangen gezet (november). 1661 Zijn vrouw vraagt om zijn vrijlating (augustus). 1663 Publiceert een verhandeling over het gebed. 1665 Schrijft o.a. ‘de Heilige stad’. 1666 Publiceert ‘Genade overvloeiende voor de grootste der zondaren’ 1671 Na 12 jaar gevangenschap ontslagen uit de gevangenis Aangesteld als predikant van de Independant church of Bedford 1675 Schrijft ‘de Christenreis’ tijdens een 6 maanden durende gevangschap 1682 Uitgave van ‘de Heilige Oorlog’. 1688 Overleden op 60 jarige leeftijd te Londen.
5. Het leven van John Bunyan Zijn afkomst John Bunyan werd in november van het jaar 1628 geboren. Zijn geboortedatum is ons onbekend maar wel weten wij dat hij op 30 november werd gedoopt in de Anglicaanse Kerk van Elstow. Zijn ouderlijk huis stond bij Harrowden, dat onder Elstow hoorde een dorpje, ongeveer 4 km. van de stad Bedford verwijderd. Zijn ouders waren Thomas Bunyan en Margaret Bentley. Zijn vader was koperslager ook wel ketellapper genoemd en trok langs de deuren met zijn pak met gereedschap op zijn rug om lekke potten en pannen te herstellen, om op deze wijze in het onderhoud van zijn gezin te kunnen voorzien. Een dergelijk ambacht stond in die tijd niet in hoog aanzien. Wellicht zijn de voorouders van John Bunyan landbouwers geweest. Maar zijn vader zal nauwelijks meer enige grond hebben gehad om daar wat op te kunnen verbouwen. De plattelandsbevolking was op de akkerbouw aangewezen maar op deze wijze kunnen zij in Bunyan's tijd niet meer in hun onderhoud voorzien. Sedert twee eeuwen was de schapenteelt als een nationale bron van inkomsten zeer toegenomen. Daardoor was er een belangrijke wolhandel vooral met het buitenland ontstaan. Adel en grootgrondbezitters hielden er grote kudden schapen op na. Vooral de woeste gronden waren hiervoor bestemd. Maar toen de schapenteelt een nog grotere omvang ging nemen werden ook de "open fields", de gronden die tot dusverre door de dorpsbewoners gezamenlijk werden bewerkt, voor dit doel opgeëist. De adel nam met steun van de overheid deze gronden van de dorpsbewoners af om ze te bestemmen voor de schapenteelt. Hierdoor kwamen er in die toch al arme tijd tallozen zonder werk te zitten en moest men iets anders ter hand nemen om in z'n onderhoud te kunnen voorzien. Koningin Elisabeth had wel een wet uitgevaardigd, die voorschreef dat er bij elk huis een stuk land van anderhalve hectare moest behoren maar hiervan is weinig terecht gekomen. Het gevolg hiervan was dat velen tot de bedelstand geraakten. Zo waren ook de Bunyans tot de aller armsten gaan behoren.
Zijn jeugd John heeft zich in zijn jeugd weinig bekommerd om zijn eeuwig welzijn. Het kleine beetje lezen en schrijven wat hij op de school der armen in Bedford leerde was hij spoedig weer vergeten. John Bunyan groeide op in het landelijke en wat afgelegen gebied in de omgeving van Elstow. Samen met zijn vrienden uit het dorp haalde hij allerlei streken uit. Hij stond in zijn jeugd bekend als de leider, die z'n vrienden voorging in het kwaad. In liegen, vloeken en ruw taalgebruik waren er maar weinigen, die hem overtroffen. Door zijn roekeloosheid, waar hij bekend om stond ontsnapte hij herhaalde malen ternauwernood aan de dood. Eens was hij aan het strand en verdronk hij bijna in een kreek. Ook viel hij uit een boot in de Ouse, de rivier waaraan Bedford gelegen is. Op een andere keer werd hij wonderlijk bewaard voor de beet van een giftige adder, toen hij haar bek open trok en met zijn blote handen er de tong uit rukte. God bewaarde hem, want Hij had iets groots met Bunyan voor. Maar de Heere sprak niet alleen door hem in dergelijke omstandigheden te beschermen. Reeds op zijn tiende jaar werkte de Heere in zijn jonge hart en werd hij geplaagd door angstdromen. Maar ook over dag had hij soms angstige gedachten. Hij was dan ontzettend bang voor de hel en het laatste oordeel. Bunyan probeerde echter die angsten te onderdrukken door het wilde spel met zijn makkers uit het dorp en leefde zich met hen uit in de zonde. Toen hij 16 of 17 jaar was nam hij dienst in het leger. Hij zal wel tot deze stap zijn gekomen omdat in dat jaar zijn moeder was overleden van wie hij veel hield en zijn vader binnen de twee maanden weer hertrouwde. Hij trad in dienst bij het parlementsleger. Het was de natijd
van de burgeroorlog waarin de koningsgezinde troepen, die Karel I steunden, vochten tegen het leger van het parlement. In die oorlog is hij door de Heere opnieuw wonderlijk bewaard. Want toen hij `s nachts op wacht moest staan en hij met een andere soldaat zijn wacht geruild had, werd deze op wacht doorgeschoten. Zo ontkwam hij weer opnieuw aan de dood. Veel weten wij niet over zijn diensttijd, toch is ze van grote betekenis geweest o.a. voor zijn latere geschriften. Met name in zijn boek "De Heilige Oorlog" heeft hij beelden en ervaringen uit deze bewogen diensttijd verwerkt.
Zijn worsteling naar het licht Heel kort nadat hij in 1647 uit dienst gekomen is, trouwde hij op 19 jarige leeftijd met een vroom weesmeisje. Dat was zeker in die tijd jong voor een man. Zij waren beiden even arm. Hij en zijn vrouw hadden samen niet meer dan een lepel en een bord. Maar wat belangrijker was, van zijn ernstig opgebrachte vrouw mocht een heilzame invloed op hem uitgaan. Zij bracht als erfenis twee bekende puriteinse boeken mee. Het ene heette: "Het pad van de eenvoudige ten hemel" van Athur Dent en het andere: "De praktijk der godzaligheid" van bisschop Bayly, een puritein. Daaruit las ze hem voor en zo bracht ze hem ook weer eerbied voor de Bijbel bij. Tegelijkertijd leerde ze hem opnieuw lezen. Hetgeen hij las sprak hem wel aan en het gevolg was dat hij zijn leven ging beteren. Er werd een verlangen in zijn hart gewekt om beter te gaan leven. Hij ging op zondag met zijn vrouw twee maal mee naar de staatskerk in Elstow waar hij na zijn diensttijd weer was gaan wonen. Zijn godsdienstige gevoelens en opvattingen werden in deze tijd gekenmerkt door een bijgelovige eerbied voor alles wat met de kerk en met de geestelijkheid te maken had. De sfeer van de eredienst, de indrukwekkende gewaden van de ambtsdragers, de ambtelijke titels van de geestelijken, het maakte allemaal een geweldige indruk op zijn ontvankelijk gemoed. En toch raakte het niet echt z'n hart zodat hij ontdekt werd aan zijn zonden en schuld en een Borg nodig kreeg voor zijn arme ziel. Nee, het was zelfs zo dat hij ondanks die nieuwe godsdienstige belangstelling, z'n oude leven voortzette en doorleefde in de zonde. Om de kost te verdienen was hij net als zijn vader ketellapper geworden. Maar hij stond in de wijde omgeving helaas bekend om zijn ruwe taalgebruik, z'n bittere spot, en vooral z'n vloeken. Hij zag er ook geen bezwaar in om de dag van de Heere te ontheiligen. Op zondagmiddag tussen de diensten nam de jonge ketellapper namelijk deel aan de spelen die op de dorpsweide, op "the green" voor de kerk in Elstow werden gehouden. Een van de meest populaire sporten die in die tijd was het spel dat in het Engels "tipcat" genoemd werd. In de Nederlandse vertalingen wordt dat nogal eens weergegeven met "katknuppelen". Maar dat heeft niets te maken met dierenmishandeling. "Tipcat" is een spel dat bekend staat als de voorloper van het in Engeland nog steeds bekende "cricket". Het was de gewoonte in die tijd om op zondagmiddag met allerlei spelen mee te doen. Ja, het was zelf zo, dat de koning, Karel I, die van een ernstige zondagsviering niets moest hebben, het de geestelijken als een verplichting oplegde om vanaf de kansel het "Book of sports" voor te lezen waardoor het volk werd aangemoedigd om aan die spelen, op de dag des Heeren, deel te nemen. De predikanten die daar niet aan mee wilden werken moesten hun vaderland verlaten. Vele honderden vrome predikers werden geschorst, gevangen gezet en uit hun ambt ontzet. Bijna achthonderd predikers, die Gods gebod stelden boven dat van de koning, werden hevig vervolgd en sommigen zelfs gedood. Deze sabbatsspelen, die door Karel I in 1633 werden ingevoerd, zullen zonder enige twijfel een slechte invloed op Bunyan hebben gehad. Toen in 1644 het algemeen gebeden boek werd afgeschaft, een liturgisch boek met verplichte gebeden enz., werd ook een stichtelijker viering van de zondag bevolen en ieder verboden om op die dag te jagen, boog te schieten en nog vele andere spelen. En
toen moest ook het "Book of sports" openlijk worden verbrand. Deze wet is echter gedurende de burgeroorlogen niet streng nageleefd, want vier jaar daarna ging John Bunyan zondags wel twee keer naar de kerk maar nam hij `s middags toch nog aan deze spelen deel. Maar toen Bunyan op een zekere zondag, als naar gewoonte weer in de kerk aanwezig was, hield de prediker een ernstige preek over de zondagsheiliging en spoorde hij er toe aan, om met die spelen op de zondag te breken. Die preek greep diep in, in Bunyans hart en na die dienst ging hij naar huis met een diepe overtuiging van zijn zonde. Nee, hij wilde niet meer aan die zondagse spelen deelnemen omdat hij het als zonde voor de Heere had leren zien. Maar die overtuiging duurde niet lang want voor dat hij zijn middageten had gebruikt werd zijn benauwdheid al minder en na zijn eten ging hij weer naar de brink om daar aan de spelen deel te nemen. Op die zelfde middag, toen hij met zijn spel bezig was, hoorde hij een stem uit de hemel in zijn binnenste klinken, die tot hem sprak: "Wilt gij uw zonden vaarwel zeggen en naar de hemel gaan, of uw zonden aan de hand houden en naar de hel gaan?" Hij stond als aan de grond genageld. Maar toen de gedachte bij hem opkwam dat hij toch al verloren was omdat zijn zonde te groot waren om vergeven te worden, besloot hij in zijn zonde voort te gaan. En het gevolg was, dat hij erger vloekte en te keer ging dan ooit. Ja, het was zelfs zo erg, dat een goddeloze vrouw die hem hoorde vloeken, het werkelijk te bar werd en niet na kon laten tot hem te zeggen, dat zij nog nooit iemand zo had horen vloeken en dat ze bang was dat hij heel de jeugd van de stad totaal zou bederven. De waarschuwing van die goddeloze vrouw maakte toch wel zoveel indruk op hem dat hij zich begon te schamen en voortaan het vloeken na liet. Maar met de spelen op de zondagmiddag brak hij niet. Nee, hij luidde nu de klokken niet meer zoals hij dat eerder deed als het voetballen ging beginnen. Dat durfde hij niet meer nadat twee klokluiders die op zondag de klok aan het luiden waren om er door aan te geven dat het tijd was om te gaan voetballen, door vuur van de hemel werden gedood. Hij was maar al te bang, dat wanneer hij de klok zou luiden, deze op hem vallen zou, of dat de toren in zou storten en hem verpletteren. Toch trad er een verandering op in zijn leven daar hij in aanraking kwam met een arme man die hem er toe bracht om de Bijbel te gaan lezen. Deze man sprak graag over de Bijbel en het geestelijke leven. Door de invloed die deze man op hem had, wilde hij voortaan naar Gods geboden leven. Zijn leven door invloed van deze man uiterlijk zo anders geworden dat de mensen in zijn omgeving hem gingen prijzen omdat hij voor hen een ander mens geworden was. Maar later heeft hij gezegd, ik kende Christus toen nog niet. Ongeveer een jaar lang heeft hij als een deugdzaam mens geleefd, in een opgepoetste eigen gerechtigheid. Hij vond van zichzelf dat hij toch eigenlijk wel goed leefde en dat hem niets ontbrak. Daarom zou hij nog veel moeten leren om er van overtuigd te worden, dat hij niet naar de hemel op kon klimmen. Dat zal de Heere hem ook gaan leren en daarom leidde Hij zijn weg naar Bedford om er werk te vinden, daar er in Elstow voor hem niet genoeg te verdienen viel. Daar werd hij er door de Heere achter gebracht wat hem, bij alle godsdienstigheid en levensverbetering, ontbrak.Daar hoorde hij op zekere dag een gesprek aan tussen drie godvrezende vrouwen die in de deuropening zaten en met elkaar spraken over het geestelijke leven. Hij geeft de inhoud van dit gesprek als volgt weer: zij spraken, zo zegt hij, over de wedergeboorte. Zij spraken van Gods genade die aan hen bewezen was. Dat ze eertijds verloren lagen voor God, dood in zonden en misdaden, maar dat de Heere naar hen heeft willen omzien. Hoe zij door Gods Geest overtuigd werden van hun ellendige toestand waarin zij eertijds verkeerden maar hoe God in hun leven gekomen was en hen bezocht had met Zijn liefde in de Heere Jezus. En door welke beloftewoorden zij waren vertroost en versterkt. Met diepe afkeer spraken zij over hun eigen gerechtigheid omdat die met zonde bevlekt en bedekt was en daarom
onvolkomen en dat zij daarin onmogelijk voor de Heere konden bestaan. Maar ook dat zij zich er nu in mogen verblijden dat hen de volkomen gerechtigheid van de Heere Jezus Christus is toegerekend. Het lijkt mij toe zegt hij: dat de vreugde hen tot spreken drong. Zij spraken in zulke aangename, schriftuurlijke woorden. Woorden waarin zo duidelijk de genade van God doorklonk, dat het mij toescheen of dat zij een nieuwe wereld hadden gevonden. Door dit gesprek begon hij te vrezen dat aan zijn geestelijk leven alles ontbrak want hij zag in dat hij vreemd was aan de wederbarende werking van Gods Geest. Terwijl die gedachte hierin hem bezig hielden verliet hij deze vrouwen, om weer aan het werk te gaan. Maar wat hij gehoord had, liet hem niet meer los. Hij was er van overtuigd dat deze vrouwen iets bezaten, wat hij miste. Daarom kwamen zij hem voor als het gelukkige volk waarvan in de Bijbel staat: “dat zal alleen wonen en onder de heidenen niet gerekend worden.” Steeds vaker ging hij naar deze mensen toe. Meer en meer ging hij inzien dat ondanks de verandering die er in zijn leven gekomen was, hij toch het ware geloof niet bezat. Daarom begon hij met alles wat in hem was ernst te maken met de dingen van de eeuwigheid en met het Koninkrijk Gods. Veel was hij bezig met de Bijbel, en dat Woord van God mocht ook hem lief worden.
John Gifford Bunyans geestelijke leidsman Via deze vrouwen, die hij tijdens zijn werk hoorde spreken over hetgeen de Heere aan hun ziel heeft gedaan, kwam hij in contact met John Gifford, de predikant, bij wie zij naar de kerk gingen. En deze John Gifford is het die hem de weg zou wijzen met betrekking tot de raadsels van zijn hart. Voor die tijd had hij nog nooit met iemand gesproken over de dingen die in zijn binnenste aan vragen en strijd woeden. Gifford was een godzalig man wiens geschiedenis merkwaardig is geweest. In zijn jonge jaren is hij een even groot zondaar geweest als Bunyan zelf. Hij was officier in het regeringsleger geweest en werd als krijgsgevangene met nog elf anderen ter dood veroordeeld. `s Avonds tevoren kwam zijn zuster afscheid van hem nemen. Maar met Gods hulp wist zij hem uit de gevangenis te bevrijden, waarop hij zich drie dagen verborgen heeft gehouden in een droge sloot. Na zijn bevrijding vestigde hij zich als dokter in Bedford. Uit haat tegen Gods kinderen die daar woonden, wilde hij één van hun leiders, Anthony Harington, doden. Hun leven stak al te zeer tegen het zijne af, waarin drinken en gokken de boventoon voerde. Maar toen hij op zekere avond tijdens zijn spel 15 pond verloor, gaf hij in zijn woede, al vloekend, de Heere de schuld van zijn verlies. Maar de Heere opende zijn ogen voor het zo oneindig veel grotere verlies van zijn arme en onsterfelijke ziel. Het lezen van Robert Boltons: "Van de vier laatste dingen: dood, oordeel, hemel en hel", bracht hem tot bekering. Hij zocht nu het gezelschap van hen, die hij eerder vervolgd had. Maar zij reageerden net eender als destijds de apostelen ten aanzien van Paulus. Zij waren bang voor hem die zij zo anders hadden leren kennen en onlangs één van hun leiders had willen doden. Na zijn bekering predikte John Gifford net als Paulus eigenlijk terstond het Evangelie in Bedford, en kwam er een vrouw tot bekering. Met elf anderen stichtte Gifford in 1650 een gemeente van gematigde baptisten, die zich hadden afgescheiden van de Engelse staatskerk en werd hij er de eerste predikant. Hij kreeg van Olivier Cromwell de St. John's Church toegewezen en het St. John's hospital werd als pastorie ingericht. Gifford werd Bunyans geestelijke leidsman die door Gods genade veel heeft mogen bijdragen aan het vinden van zijn geestelijk evenwicht. Gifford was geen man die zijn hoorders met hun geestelijke vragen op een gemakkelijke manier gerust stelde. Hij maakte er veel werk van om Gods volk te bevrijden van alle valse en ondeugdelijke vertroostingen. Hij drong er op aan om geen enkele waarheid in goed vertrouwen aan te nemen van wie dan ook, maar om krachtig tot God te roepen en te vragen of Hij van de
waarheid van Zijn Woord zou willen overtuigen. Of Hij dat door Zijn Woord en Geest aan het hart zou willen bevestigen. Want dat alleen, zo leerde hij, geeft zekerheid te midden van aanvechting en bestrijding. Door middel van dit eerlijke onderwijs van Gifford om niet te steunen op hetgeen mensen zeggen, maar alleen op hetgeen de Heere spreekt, ging Bunyan het verstaan hoe arglistig ons hart is, en dat wij soms zo kunnen steunen op hetgeen de Heere niet gesproken heeft tot onze ziel en waar wij ons zo op kunnen verlaten. Door dit onderwijs leerde hij meer en meer de verdorvenheid van zijn eigen hart kennen. Want schrijft Bunyan: tot nog toe had ik weinig kennis van deze dingen maar nu begon ik de aard van de zonde duidelijk te ontdekken. Hij zag wat voor een kwaad er in zijn binnenste huisde en hoe onwillig hij was te doen, hetgeen God aangenaam is. Zijn hart veroordeelde hem en hij kon nergens troost vinden. Toch was dat niet het enige dat hij ging inzien. Want hij mocht het leren verstaan dat er alleen maar vergeving te verkrijgen is in het bloed van de Heere Jezus. Zonder hem was hij verloren. Daarom ging hij steeds dringender smeken om door Christus behouden te worden. En als dan de zonde zo zwaar op hem drukte, smeekte hij of het bloed van Christus het weg zou willen nemen. Laat mijn schuld alleen, zo bad hij, op de juiste manier weg zinken door het bloed van Christus en door het werk van Zijn genade in mijn ziel. Deze worsteling hield enige tijd aan. Toen kwam het moment dat het licht begon door te breken. Dat gebeurde onder een preek van Gifford over de tekst uit Hooglied 4:1: "Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon". In zijn toepassing zei Gifford ondermeer: als het zo is, dat de geredde ziel door Christus wordt liefgehad tijdens verzoekingen en wanhoop, denk dan, arme aangevochten ziel, wanneer u wordt bestookt en gekweld door verzoekingen en wanneer God Zijn aangezicht verbergt steeds aan deze twee woorden: "Mijn vriendin". Deze woorden maakten op Bunyans hart diepe indruk en toen hij naar huis ging klonk het telkens en telkens weer in zijn hart: "Gij zijt Mijn vriendin. Gij zijt Mijn vriendin. Niets zal u scheiden van Mijn liefde." Zijn ziel werd overweldigd door de liefde en de goedertierenheid van God en daardoor was zijn hart vervuld met een heerlijke blijdschap.
John Bunyan als baptist Inmiddels had Bunyan zich aangesloten bij de gemeente van gematigde baptisten waarvan Gifford predikant was. Hij werd door middel van onderdompeling in de rivier de Ouse in Bedford gedoopt en trad daarna toe als zesentwintigste lid van de vrije gemeente van baptisten in Bedford, alhoewel hij als kind in de kerk van Elstow werd gedoopt. Hij heeft zich dus in 1653 toch opnieuw laten dopen. In zijn geschriften zegt hij dat hij de kinderdoop als een zwakheid van een christen ziet. De volwassendoop acht hij wenselijk als men er licht in heeft maar, zo schrijft hij, ze is niet noodzakelijk om een waar gelovige te zijn. Voor hem is een waar geloof in Christus en de heiligheid van het leven het belangrijkste waar het op aankomt als men lid van de kerk wil zijn. Maar de volwassendoop is voor hem geen twistpunt en zal het ook nooit worden. Hij is dus een gematigde en geen felle baptist zoals we die in onze dagen tegen komen. Wij weten dat alhoewel hij voorganger was van de baptistengemeente hij zijn kinderen gewoon liet dopen in de Anglicaanse kerk. De doop was voor Bunyan van geen doorslaggevend punt al was zijn persoonlijke overtuiging, die van een baptist. De plaats waar Gifford doopte, was in een bocht bij de rivier de Oude, aan het eind van de Duck-Mil-laan, in de omgeving van zijn kerk. Deze doopplaats lag verscholen en dat was nodig want de doop door onderdompeling was ten strengste verboden en werd met de zwaarste straffen bedreigd. Daarom werd de doop gewoonlijk `s nachts bediend. Van Gifford is ons bekend dat hij elk lid van zijn gemeente vrij liet ten opzichte van de volwassendoop.
Veel belangrijker was voor hem, dat de leden van zijn gemeente door Christus in genade waren aangenomen. Verder is ons niet zoveel over hem bekend. Wel weten we dat hij voor Bunyan een leidsman is geweest, die hem steeds weer de weg mocht wijzen naar Christus. Hij is niemand minder dan Evangelist, zoals die ons in de Christenreis beschreven staat.
De doopplaats in een zijtak van de rivier Ouse
John Bunyan als prediker Twee jaar nadat hij als lid van Gifford's gemeente als lid werd toegelaten waren de ouderlingen van de gemeente van mening dat hij de gaven bezat om het Evangelie te verkondigen. Zij benaderden hem met de vraag of hij in een besloten samenkomst een stichtelijk woord zou willen spreken. Aarzelend en met de nodige vrees heeft hij er mee ingestemd. Daardoor werd hij er met nog tien anderen als diaken op uitgezonden om in de omliggende plaatsen het Evangelie te verkondigen. Al spoedig oefende hij niet slechts in Bedford maar ook in gemeenten in de nabije omgeving. En na enige strijd raakte hij er vast van overtuigd dat hij van Gods wege tot dit werk geroepen was. Dat kwam ook daarin uit dat de Heere zijn prediking zegende want de gelovigen mochten gebouwd worden in het geestelijke leven. Het duurde niet lang of de mensen kwamen bij honderden samen om hem te horen preken. Hij stond in zijn prediking voluit in de traditie van de Engelse puriteinen. Hij bedoelde niets anders dan de bijbelse boodschap van zonde en genade aan het hart van de gemeente te leggen. De wijze waarop hij het woord bediende was tegelijkertijd doorgloeid van hetgeen hij zelf ondervonden had. Hij predikte het Woord maar vanuit een intense persoonlijke doorleving. Zijn preken waren ontmaskerend en ontdekkend. Toch komen daar in de loop der jaren steeds sterker andere accenten bij. Als hij later op zijn werk als dienaar van het Woord terugblikt onderscheid hij drie perioden in zijn eigen prediking. Die blijken ten nauwste samen te hangen met de verdieping die plaats vond in zijn eigen geestelijke leven. In die eerste periode was zijn prediking er vooral op gericht om zondaren wakker te schudden en te doen vlieden voor de toekomende toorn. Het ontmaskeren van de zonde en het aanzeggen van het oordeel en de oproep tot bekering, namen toen de belangrijkste
plaats in. Maar toen de Heere hem persoonlijk meer van de genade die in Christus is had laten ondervinden, begon hij ook nadrukkelijker het heil uit te stallen dat zo vol en volkomen in Jezus Christus te vinden is. Dat wil niet zeggen dat het ontdekkend element in deze tweede periode verzwakte maar er klonk nu ook duidelijker in zijn preken door, wie Christus wil zijn voor verloren zondaren. Daar kwam in de latere tijd nog een derde element bij. In de tijd dat de Heere hem uit de zware aanvechtingen en gedachte van wanhoop verloste werd hij dieper ingeleid in de geloofsvereniging met Christus. Nu zag hij dat zijn zaligheid alleen maar vast lag in Sions betalende Borg en dat hij voor dit en het toekomende leven Zijn eigendom was. Dat diepe geheim en die machtige zekerheid het eigendom van Jezus te zijn, begon hij meer en meer in zijn prediking uit te dragen. Voor het uitoefenen van het diakenambt was hij in 1655 in Bedford gaan wonen, daar huurde daar een huis voor twee pond per jaar. Hij had zes kinderen. Twee dochters, Mary en Elizabeth, werden in Elstow geboren. Zijn twee zoons, John en Thomas, werden in Bedford geboren. Dat zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk. In 1658 moet zijn eerste vrouw zijn gestorven. Begin 1659 trouwde hij voor de tweede keer. John Bunyan was een bekend prediker in zijn dagen wiens woord met macht was, hoewel hij slechts tweeëndertig jaar was. Hij wist dat men het op hem voorzien had omdat hij verschillende keren op uitnodiging, in de staatskerk gepreekt had, hoewel hij niet door haar was uitgezonden, en daarom volgens haar onbevoegd om het Evangelie te prediken. Hij was immers niet door haar uitgezonden maar door de gemeente van Gifford.
In de gevangenis Bunyan heeft het woord niet lang bediend of hij werd gevangen genomen. De rede daarvoor lag in de politieke omstandigheden. Zolang Cromwell aan de macht was werd de puriteinen geen strobreed in de weg gelegd. De jaren vijftig en zestig waren voor de puriteinen en voor het godsdienstig en geestelijke leven in Engeland gezegende jaren. Ook predikanten die geen opleiding hebben gehad en niet tot de staatskerk behoorden werd geen strobreed in de weg gelegd. Maar toen koning Karel II na zijn ballingschap in Nederland terugkeerde, na de dood van Cromwell, betekende dat een radicale verandering. De koning bepaalde ondanks allerlei fraaie beloften die hij in Breda gedaan had, en waarin hij volstrekte godsdienstvrijheid toezegde, dat de staatskerk de enige kerk was en dat degenen die daar niet toe behoorde, tweederangs burgers waren. Predikanten die hun instemming niet wilden betuigen met het liturgieboek van de Engelse staatskerk en geen opleiding genoten hadden, werden wanneer zij toch bleven preken gevangen gezet. Bunyan was één van de eersten, die onder deze strafmaatregel zou vallen want de geestelijken van de Anglicaanse Kerk konden het niet uitstaan dat hij zoveel mensen onder zijn gehoor had. Hij preekte in schuren en stallen, maar ook wel in een open plek ergens in een bos of in het veld waarin een eik bewaard gebleven is tot op heden, welke hem als preekstoel heeft gediend. Het gebeurde in Lower Samsell, 13 kilometer van Bedford, toen hij op dinsdag 12 november 1660 in een boerderij een samenkomst zou leiden, dat de boer hem waarschuwde dat de kantonrechter een bevel tot zijn arrestatie had uitgeschreven. Toch begon hij te spreken, nadat hij eerst naar buiten was gegaan om het de Heere voor te leggen hoe hij zou moeten handelen. Hij was er na zijn gebed van overtuigd dat hij niet mocht vluchten. Men wees hem wel een vluchtweg maar hij vluchtte niet omdat hij bang was dat hij door zijn vlucht de twijfelaars in tweestrijd zou brengen. Maar hij was ook bang dat andere predikers zijn voorbeeld eveneens zouden volgen en dat de vijanden dan het Evangelie zouden lasteren. Bunyan was voornemens te spreken over de woorden: "Gelooft gij in de Zoon van God?" toen de veldwachter binnen kwam om
hem te arresteren. Hij antwoordde hem: Onze zaak is goed, wij lijden niet als dieven en moordenaars. Twaalf jaar, van zijn 32ste tot zijn 44ste jaar, met een kleine onderbreking, zou zijn gevangenschap gaan duren. De gevangenen moesten zelf in hun onderhoud voorzien. En omdat Bunyan anderen zo min mogelijk tot last wilde zijn, was hij steeds bezig met het bevestigen van stiftjes aan de uiteinden van veters. Volgens een overlevering, verkocht zijn blinde dochter Mary deze veters aan de gevangenisdeur. Maar de Heere had nog meer werk voor hem. Daarom begon hij zich toe te leggen op het schrijven van boeken en zou hij, juist door zijn verblijf in de gevangenis, velen tot grote zegen zijn.
De gevangenis gebouwd op de rivier Ouse Toen Bunyan gevangen genomen was en voor de rechter werd geleid, werd hij veroordeeld omdat hij het Evangelie van Gods genade predikte en de mensen aanspoorde om de Heere te zoeken opdat zij Hem vinden mochten. Hij kon op borgtocht worden vrijgelaten als hij beloofde dat hij niet meer zou preken. Zijn vrienden waren bereid om die borgtocht te betalen maar dat wilde hij niet omdat hij dan niet meer zou mogen preken. Daarom bleef hij in de gevangenis. De gevangenis was in die tijd een verschrikking. De omstandigheden waren er bitter slecht. Ze was klein en vol gepropt met mannen en vrouwen die op de dag bij elkaar waren maar `s nachts gescheiden. John Howard, een vooraanstaand man die later bij Bunyan naar de kerk zou gaan, heeft zich ingespannen voor betere leefbare gevangenissen want hij gezegd dat het niet anders dan holen waren en daarom ongeschikt voor mensen om er in te verblijven. Dat ze zelfs voor de grootste schurken ongeschikt is. Zo sprak hij ook over de gevangenis van Bedford. In deze "spelonk" heeft Bunyan meer dan twaalf jaren moeten doorbrengen en heeft hij de droom die hij daar gedroomd heeft, opgetekend. Toen Karel II bijna een jaar na zijn terugkeer in Engeland werd gekroond heeft hij veel gevangenen amnestie verleend. De rechters mochten zelf uitmaken aan wie zij de vrijheid verleenden. Zo gebeurde het dat veel dieven en moordenaars de vrijheid ontvingen, behalve Bunyan. Zijn misdaad was in de ogen van de rechters veel groter dan van hen die roofden of moorden. Bunyan heeft volgens hen tegen de kerk gezondigd door niet naar de kerkdiensten van de anglicaanse kerk te gaan maar zelf het woord te prediken. Hij werd er van beschuldigd dat hij niet bad uit het gebedenboek. Bunyan heeft ook een verzoekschrift tot vrijlating ingediend. Toen de rechtbank in "De Oude Zwaan" te Bedford vergaderde, besloot zijn tweede vrouw dat verzoekschrift aan de rechters aldaar te overhandigen. Ze was een vrouw die de Heere mocht vrezen. Maar voordat zij dat verzoekschrift aan de rechters overhandigde is zij er eerst mee naar Londen gegaan en het daar overhandigd aan Lord Barkwood, die er met anderen over heeft gesproken. Maar hij zei dat hij voor haar niets kon doen omdat de Koning de vrijlating van gevangenen aan de rechters had overgedragen.
Alhoewel Bunyans vrouw van zichzelf verlegen was, ontving zij evenwel de vrijmoedigheid om voor de invrijheidstelling van haar man te pleiten. Zij gaf het verzoekschrift over aan de rechter Halle, die het vriendelijk van haar in ontvangst nam. Maar omdat Elizabeth bang was dat het verzoekschrift onder een berg papieren zou worden geschoven en mogelijk niet meer voor de dag zou komen, heeft zij de volgende dag een kopij van dat verzoekschrift geworpen in de koets van een andere rechter. Deze rechter, Twisdon geheten, antwoordde haar, nadat hij het verzoek had gelezen: dat zo'n groot misdadiger niet vrijgelaten kon worden, of het moest zij dat hij zou beloven om niet meer te preken. De volgende dag ging Elizabeth weer naar "De Oude Zwaan" en verscheen daar in een kamer waarin verschillende rechters bijeen waren. Daar vroeg zij aan Hale wat er met haar man zal gaan gebeuren. Zij pleitte daar voor de vrijheid van haar man. Maar toen zij van een van de andere rechters te horen kreeg dat hij schuldig was, heeft zij dat openlijk aangevochten en gezegd dat haar man op onwettige wijze veroordeeld is. Ze heeft hen verantwoordelijk gesteld vanwege het feit dat haar man in de gevangenis zit daar zij als rechters hen de vrijheid kunnen geven. Het wordt haar echter gezegd dat hij vrij zal komen indien hij niet meer uit zal gaan om te preken. Al haar pogingen zijn echter te vergeefs geweest want de staatsgodsdienst hield hem in de walgelijke gevangenis opdat hij niet zou kunnen preken. Maar ze heeft met al haar vijandschap niet kunnen verhinderen dat Bunyan juist vanuit de gevangenis door zijn geschriften zovelen tot zegen zou zijn. In het voorjaar van 1672 kwam Bunyan vrij omdat de wet der Verdraagzaamheid opkomst was. Dus voor dat deze wet van kracht was mocht hij reeds de gevangenis verlaten. Terwijl hij nog in de gevangenis zat, werd hij reeds gekozen tot predikant van de Baptisten gemeente te Bedford. Als kerk mochten zij volgens koninklijk besluit een schuur gebruiken in de boomgaard van Josias Roughed, aan de Molenstraat. De St. Johnskerk waren ze voor goed kwijt.
Zijn einde Nooit deed iemand tevergeefs een beroep op Bunyan. Zo gebeurde het dat zijn jeugdige overbuurman eens aan hem vroeg of hij zijn vader niet zou willen bezoeken die in Reading Berkshire woonde, om hem er van te overtuigen dat hij, zijn zoon, die in zijn jeugd een lichtzinnige leven heeft geleid, werkelijk tot God tot bekering is gekomen. Zijn vader wilde dat tot verdriet van zijn zoon niet geloven. Hij was daar onverzoenlijk in. Maar Bunyan ging er heen en wist vader en zoon tot elkaar te brengen, zodat die vader van harte geloven mocht dat de Heere Zich ook over zijn zoon heeft willen ontfermen.
De volgende dag, 16 augustus, 1688, ging hij ondanks een hevige regenbui naar Londen. Dat was echter teveel voor Bunyan wiens gezondheid veel te lijden heeft gehad in de gevangenis. Hij kreeg longontsteking. Maar ondanks dat hij zo ziek was preekte hij toch op 19 augustus over Joh. 1:13. Maar de volgende dag moest hij bed houden en op 31 augustus stierf hij, twee dagreizen van de zijnen verwijderd, in het huis van zijn welgestelde vriend John Strudwich. Bunyan preekte wel meer in Londen. Op een zondagmorgen waarin hij in één van de kerken in noord Londen zou voorgaan, was de kerk ongewoon vol. Een kerk die ongeveer 1500 zitplaatsen bevatte, was afgeladen met zo'n 3000 mensen, die op dit vroege morgenuur waren samengekomen om hem te horen. Maar toen hij bij de kerk aankwam waarin hij zou voorgaan kon hij de preekstoel nauwelijks bereiken vanwege de enorme menigte. Met zeer veel moeite moest hij zich een weg naar de kansel banen. Bunyan trok altijd veel mensen en het waren niet alleen de eenvoudigen die zich onder zijn gehoor begaven, want onder hen bevond zich ook John Owen. Wanneer Bunyan in Londen preekte zat ook hij
meestal ook onder zijn gehoor. Eens moet koning Karel de II aan de oude grijze godgeleerde John Owen de vraag hebben gesteld hoe het toch mogelijk was dat een zo zeer geleerde man als hij, naar die ketellapper kon gaan, om hem te horen bazelen. De grote theoloog had tranen in zijn ogen gekregen en gezegd: met uw verlof Majesteit, als ik de genade en de gaven van de ketellapper bezat om zo te preken als hij, dan zou ik graag al mijn geleerdheid er voor inleveren. John Bunyan ligt in Londen begraven, in een prachtig graf dat Strudwich door zichzelf had gekocht in Bunhill Fields. Aan zijn groeve haalde zijn vriend Ds. Cokayn, die de begrafenis leidde, zijn laatste woorden aan: "Weent niet over mij, maar over uzelf. Ik ga heen naar de Vader van onze Heere Jezus Christus, Die zonder twijfel door het Middelaarschap Zijns gezegenden Zoons, mij aannemen zal hoewel ik een zondaar ben, en ga daarheen waar ik hoop dat wij elkander eerlang zullen wederzien om het lied te zingen en eeuwig gelukkig te zijn." ( opgenomen met toestemming van ds. J.G. Blom, Melissant)
6. Reisverslag Maandag 10 juli 2000: Om 13.30 u stapten we in de bus op Rotterdam-Zuidplein. Dominee J.C. den Toom opende in de bus de reis met enkele mededelingen. Toen we in Hoek van Holland kwamen stopten we op een parkeerplaats aan de Harwichweg. Daar las dominee Psalm 121 en ging voor in gebed. Vervolgens gingen we richting de boot, we moesten er één uur van tevoren zijn. Het was inmiddels 14.30 u geweest en de passen werden eerst door de Stena-Line en vervolgens door de marechaussee gecontroleerd. Om 15.30 u meerde de veerboot aan en om 16.00 u gingen we aan boord waarna we om 16.15 u vertrokken. Aan boord kregen we een warm en koud buffet en met een snelheid van zo’n 75 km per uur waren we om 20.10 u in Harwich. In Engeland is het dan één uur vroeger dus 19.10 u, dit komt omdat Engeland in een andere tijdszone ligt. Zonder verdere controle reden we via Colchester, de vroegere woonplaats van C.H. Spurgeon over de snelweg via Noord-Londen, Cheskunt, Potters Bar, Luton naar Bedford waar we om 22.15 u Engelse tijd aan kwamen. Tijdens de busreis vertelde dominee één en ander over de Reformatie in Engeland. In het hotel aan gekomen werden eerst de kamers verdeelt en daarna werden we voorgesteld aan de Engelse gids voor deze dagen, Mr. M. Carvell. Hij zal deze dagen met ons optrekken en ons een heleboel vertellen over John Bunyan. Hierna sloot dominee de dag met het lezen van Psalm 32, een Psalm van David, de man die ook heel veel in zijn leven heeft meegemaakt net als John Bunyan. Nadat dominee gedankt had gingen we naar onze hotelkamer onze spullen uitpakken. Nadat we de jongens hadden gebeld gingen slapen om 23.45 u.
Dinsdag 11 juli 2000: Vanaf deze dag schrijven we alles in Engelse tijd. Om tien over zeven werden we door de telefoon gewekt. Na een ochtendwasje gingen we om ‘eight o clock on breakfast. Het Engelse ontbijt, dat bestond uit geroosterd brood, broodjes, cornflakes, jam, boter maar vooral gebakken eieren, spek, worstjes, champignons, tomaten,aardappeltjes en sausen en ook vruchten zoals grapefruit, perziken, pruimen aangevuld met yoghurt, kortom teveel om op te kunnen. Na zo’n heerlijk ontbijt begonnen we de dag samen in een aparte zaal om 9.15 u. Dominee las psalm 119:1-16 en ging voor in gebed. Mr. Carvell was inmiddels ook aanwezig en vertelde ons eerst één en ander over Bedford. Bedford is de op één na oudste stad van Engeland. Momenteel wonen er zo’n 70.000 mensen. De rivier, die midden door het stadje stroomt is de Great Ouse, en voordat er bruggen waren was er een Vord, dat is een doorwaadbare plaats. De Great Ouse stroomt naar de Noordzee. Ouse is een oud Engels woord voor water. Bij drie dingen denken we hier aan Nederland. Het eerste: de rivier stroomt naar het vlakke land, en Nederland is ook vlak. Het tweede: de grond in de omgeving was vroeger erg nat. In de 17e eeuw is dit door Nederlanders gedraineerd, o.a door Cornelis Vermuiden, die hiervoor is geridderd door de
Koning van Engeland. Het derde: in het voorjaar groeien en bloeien er langs de rivier heel veel tulpen, die we van Nederland cadeau gekregen hebben. Het monument, dat voor het hotel staat herinnerd aan de Boerenoorlog, er staan zo’n 2000 namen in gegraveerd van mannen uit Bedford, die tijdens deze oorlog omkwamen. Deze dagen hopen wij ons bezig te houden met John Bunyan, hij leefde van 1628 tot 1688. Hij was ketellapper en later predikant en heeft zijn hele leven in deze omgeving gewoond. We bezoeken plaatsen, die hij geassocieerd heeft met zijn beelden uit de Christenreis, maar ook waar hij gewoond en geleefd heeft. Om 9.45 u vertrokken we lopend naar de St. John Church. Deze kerk is nu een Anglikaanse kerk, maar in de tijd van Bunyan was het een protestantse kerk. Hij is genoemd naar Johannes de Doper en aan de buitenkant van de toren is hij afgebeeld met het Lam, wat symbolisch staat voor het Lam Gods. Dit, omdat Johannes de Doper gezegd heeft: ‘Zie het Lam Gods, dat de zonden der wereld weg neemt.’ Deze kerk is in de 12e eeuw gebouwd aan een ziekenhuis voor oude mensen. Later is het ziekenhuis veranderd in een oude mannenhuis. In 1650 in de tijd van Cromwell scheidde deze kerk zich af en werd onafhankelijk. Er waren toen twaalf leden en hun dominee was John Gifford. Hij woonde toen in het vroegere oude mannenhuis ernaast en dat werd toen pastorie. John Bunyan voelde zich in die tijd erg onrustig en zijn geloofsleven was een grote puinhoop. In die tijd kwam hij veel hier in de kerk en sprak ook vaak in de pastorie met John Gifford. Deze predikant was een zeer geduldig man en heeft John Bunyan veel geleerd en verteld over het koninkrijk van God. Zelf beschrijft Bunyan dit ook in “Genade overvloeiende”. Dominee las in deze kerk enkele stukjes uit de “Christenreis” en uit “Genade overvloeiende” en mediteerde erover. Daarna gingen we naar de doopplaats van Bunyan. Na zijn bekering in 1653 is hij door Ds. John Gifford in de rivier de Great Ouse gedoopt. Op de plaats waar dit gebeurd is herinnert een tegel aan de kadewand aan deze gebeurtenis. Vervolgens liepen we onder de brug door, waar vroeger een gevangenis op gestaan heeft. John Bunyan heeft hierin opgesloten gezeten omdat hij niet wilde stoppen met preken, in die tijd van 1660-1673 schreef hij de “Christenreis”. Ook heeft hij in de districtsgevangenis gezeten in het centrum van Bedford. Op de plaats waar deze heeft gestaan ligt een herinneringstegel in het trottoir. Daarna gingen we naar zijn standbeeld. Hij staat hierop afgebeeld, kijkend omhoog en met zijn hand op de opengeslagen Bijbel. Zo heeft hij ook verteld van God, het verwachtend van die God en werkend door het Woord. Aan de zijkant zijn drie afbeeldingen aangebracht uit ‘de Christenreis’, namelijk de strijd met Appollyon, Evangelist die Christen de weg wijst de engelen bij het kruis. Ook bezochten we ’s morgens de plaats, waar het huisje gestaan heeft waar Bunyan met zijn gezin woonde. Het is in 1838 afgebroken en toen is het huisje gebouwd, dat er nu staat. Bij de sloop van het huisje in 1838 is in de schoorsteenmantel het testament gevonden, dat door John Bunyan zelf is geschreven. Het was in de tijd van Bunyan namelijk niet bij de wet geregeld, dat de vrouw automatisch erfgenaam was. Daarom heeft Bunyan het geschreven, omdat hij dacht te moeten sterven bij een eventuele volgende gevangenschap. Maar dat is niet gebeurd en Elisabeth zijn vrouw wist niet van het testament, dus toen Bunyan onverwachts stierf in 1688, heeft zij heel veel moeite moeten doen
om zijn bezittingen te kunnen erven. Het testament is te bezichtigen in het Bunyan museum te Bedford. Vervolgens liepen we naar de bus en werden we naar Elstow gereden, het dorp waar hij geboren is, zijn jeugdjaren en ook na zijn huwelijk nog een aantal jaren gewoond heeft. We gingen eerst de lunch gebruiken op de “Green” het speelveld, waar Bunyan ‘s zondagsmiddags vele keren het zg.’katknuppelen’ heeft gespeeld en waar hij de stem uit de hemel heeft gehoord. We bezochten ook de “Moothall” dit was in de tijd van Bunyan een markthal, met zes winkeltjes die tijdens de zondagmiddagspelen geopend waren. In de Moothall zijn veel dingen te vinden, die komen uit de tijd van Bunyan. Zo is er een kamer ingericht, zoals die eruit gezien moet hebben in de tijd van Bunyan. Verder staat de oude preekstoel uit de kerk van Elstow er en zijn er gevangenisdeuren en heel veel platen van de Christenreis en ook veel gereedschap uit Bunyans tijd. Daarna staken we de “Green”over naar de Kerk van Elstow. De kerktoren staat los van het kerkgebouw en hier was het,dat Bunyan de klokken moest luiden om het volk eraan te herinneren, dat de spelen begonnen. Maar hier was het ook, dat hij bang was dat de klokken op hem zouden vallen. En dus besloot hij buiten de toren aan de touwen te trekken zodat als de klokken zouden vallen ze niet op hem terecht zouden kunnen komen. Ook zou het deze toren wezen, die staat in ’de Christenreis’ voor het kasteel,waar vandaan Beëlzebul zijn pijlen afschoot naar degenen, die bij de enge poort kwam. In het kerkgebouw zelf zijn twee glas-in-lood ramen te zien waar ‘de Heilige Oorlog’ en ‘de Christenreis’ op zijn afgebeeld. In deze kerk bevind zich ook het doopvont, waar hijzelf en zijn twee dochters als kind in zijn gedoopt. Ook staat er een oude kerkdeur met een klein deurtje erin, welke centraal zou staan voor de enge poort uit ‘de Christenreis’. Ook is er in deze kerk een zg. Bunyan Chapel, een kapel vernoemd naar Bunyan met een avondmaalstafel uit zijn tijd. Deze kapel word onderhouden door mensen die in de Oost gevangen gezeten hebben. Ook is er een lessenaar met afbeeldingen uit ‘de Christenreis’. Veel dingen zijn hier dus bewaard gebleven. Na nog enkele psalmen gezongen te hebben, vertrokken we richting Stevington. Daar aangekomen bekeken we Stevington Cross wat staat voor “Het Kruis”uit ‘de Christenreis’ en waar Bunyan zijn zondepak verloor, wat verdween in het graf. Met het graf zou hij de “Holy Well” bedoeld hebben die er in de tijd van Bunyan ook al geweest zou zijn. Deze ligt onder de kerk van Stevington, het is een bron, waar altijd een klein beetje water uitstroomt dat nooit bevriest en nooit uitdroogt. We moesten door de struiken heen om er te komen, want het lag veel lager dan het kruis. Dominee las hier ook weer een stukje uit de Christenreis’’ en het was daar een “heilig” moment. Vervolgens gingen we terug naar Bedford voor een ontvangst bij de burgemeester. We werden ontvangen met koffie en ons werd verteld over de historie van Bedford. De gemeente ontvanger trok Josine een gewaad aan, dat de burgemeester draagt bij optochten. Ook mochten we de schatten zien van de gemeente en werd ons de waarde en de betekenis ervan verteld. Na een groepsfoto en enkele foto’s van de schatten waren we om 19.30 u terug in het hotel om daar om 20.00 u de maaltijd te gaan gebruiken. Na een heerlijke maaltijd en een zeer vermoeide indrukwekkende dag gingen we om 21.30 u nog even naar de zaal om de dag af te sluiten. Dominee las Psalm 43 en wees ons
van daaruit naar de Christenreis’’. Na het dankgebed gingen we om 22.00 u naar onze kamer en maakte Johan met een gedeelte van de groep nog een kleine wandeling. Joke ging douchen en daarna naar bed.
Woensdag 12 juli 2000: Na een moeilijke douche van Johan vanwege de typisch Engelse kraan gingen we om 8.00 u aan het ontbijt. Daarna begonnen we om 9.00 u in de zaal. Dominee las verder uit Psalm 119 en na een gebed zouden we 9.30 u vertrekken richting Houghton House. Daar aangekomen liepen we naar de ruïne van het kasteel. Mr. Carvell vertelde ons, dat dit kasteel in de tijd van Bunyan erg mooi was en hij hier ook dikwijls is geweest om de pannen te repareren. Het was een kasteel met zo’n 55 kamers en dus ook vele schoorstenen, waar warmtebelasting voor moest worden betaald. In de tijd dat dit paleis is afgebroken is er een trap aan het Swan hotel in Bedford verkocht. Deze staat aan de voorkant, op de plaats waar in de tijd van Bunyan toen het hotel nog een herberg met een rechtskamer was de rechtskamer zich bevond. In deze rechtskamer de zg. ‘State-room’ is Elisabeth, Bunyns’ vrouw bij rechter Hale wezen pleiten om haar man vrij te krijgen, een erg moedige daad.Het Houghton House is wat in ‘de Christenreis’ genoemd word “Paleis Liefelijkheid” waar Bunyan via “Heuvel Moeilijkheid” naar toe kwam en er enige rust vond op zijn weg. Als je hier ook om je heen kijkt zie je de heuvels en op zo”n heuvel is Houghton House gebouwd. Dus voel je ook enigszins hoe zwaar het voor Bunyan was om met zijn aambeeld dat zo’n dertig kilo woog en zijn verdere gereedschap deze heuvel te beklimmen. Dominee las voor uit ‘de Christenreis’ het stukje waarin beschreven staat, hoe Christen bij Paleis Lieflijkheid aankwam. Als je daar dan zo staat, voel je hoe moeilijk soms Gods weg kan wezen. Daarna keken we nog wat rond en maakte Mr. Carvell voor iedereen een groepsfoto. Vervolgens reden we met de bus via Ampthill naar Harlington. Uit de bus liet Mr. Carvell ons eerst het huis zien,waar Bunyan één nacht gevangen gezeten heeft, toen hij vanuit de Bunyan-eik gevangen genomen is. Na één nacht is hij toen naar de district gevangenis in Bedford overgebracht.Daarna gingen we naar de kerk van Harlington waar we door de Anglikaanse dominee werden welkom geheten. We kregen een kopje koffie aangeboden en de Anglikaanse dominee vertelde ons iets over deze kerk. Er woonden in Harlington al Christenen in het jaar 900 en die hebben een kerk gebouwd. Dit was eerst een houten kerk en in het jaar 1300 is deze kerk gebouwd. Bunyan is denken ze, hier meerdere keren wezen schuilen toen hij voor zijn werk in Harlington was. In de tijd van Bunyan was de kerk namelijk altijd open. Dit, om te kunnen schuilen bij slecht weer, maar ook had dit een sociale functie. Had je behoefte aan een gesprek dan ging je naar de kerk. In de kerk staat een avondmaalstafel, die ondersteund word met takken van de Bunyanseik, die zich in de buurt van Harlington bevind. Deze eik waar Bunyan vroeger in preekte is dood en omdat bij storm de kans zou bestaan dat hij om zou waaien heeft men zijn takken afgezaagd. Van deze takken heeft men een voet gemaakt, waar nu de avondmaalstafel op rust. De ruwhouten voet zou centraal staan voor het ruwhouten kruis van Christus en samen met de avondmaalsviering is dit een
mooie symboliek, zo vertelde de Anglikaanse dominee. Ook is in deze kerk een glas-in-lood raam met een afbeelding van Evangelist, die naar het Licht wijst. Dit raam is in 1988 aangebracht i.v.m. dat het driehonderd jaar geleden was dat Bunyan stierf. We zongen nog enkele liederen uit een Schots gezangenboek en kregen daarna de gelegenheid foto’s te nemen en eventueel wat kaarten te kopen. Vandaar gingen we naar de Bunyaneik. Deze ligt ten oosten van Harlington en een eind lopen in het veld. Deze is niet met de rolstoel te bereiken dus bleef ik samen met Mevr. Van Hoef in de bus. De anderen gingen op pad en gebruikten in het veld bij de Bunyaneik de lunch. Bunyan gebruikte deze eik als preekstoel en als je ziet, hoever dat deze eik van de bewoonde wereld staat, dan realiseer je je, dat men toen heel veel over had om Gods Woord te kunnen horen. Want het was niet zonder levensgevaar wanneer je bij zo’n bijeenkomst werd aangetroffen. Bunyan zelf is in 1660 vanuit deze boom gevangen genomen, toen hij er aan het preken was voor een menigte van wel 6000 mensen. In 1988 is er een nieuwe eik geplant ter gelegenheid van de driehonderdste sterfdag van Bunyan. Maar deze wil niet erg groeien en lijkt zelfs dood te gaan. Daarna keerde de groep weer terug en reden we voor degenen, die er niet geweest waren nog even op verre afstand langs de eik. Daarna gingen we naar het Bunyan Meetinghouse in Bedford. Op dezelfde plaats stond in Bunyans tijd de kerk waarvan hij predikant was. In de begintijd was het niet meer dan een schuur en later in 1707 is er ander gebouw voor in de plaats gekomen en nog weer later in 1849 is dit gebouwd. Het gebouw is typisch een kerk van de Non-Conformisten, want de preekstoel bevindt zich in het centrum van de kerk. In deze kerk zijn acht gebrandschilderde ramen aangebracht, die allen een afbeelding hebben vanuit de Christenreis.De deur aan de buitenkant is van koper en bevat ook afbeeldingen uit ‘de Christen- en Christinnereis’. Hij is geschonken door de hertog van Bedford. Om hem tegen weersinvloeden te beschermen is er een open portaal voor gebouwd. Vervolgens liepen we door de kerktuin, waar je vele grafstenen naast elkaar ziet, deze heeft men bij de bouw van de Meetinghouse naast elkaar een plaatsje gegeven, ter herinnering aan het vroeger kerkhof. We kwamen zo in het Bunyanmuseum. Hier zie je hoe Bunyan geleefd, gewerkt en gevangen gezeten heeft. Zijn originele aambeeld met inscriptie van zijn naam staat hier, evenals zijn andere ketellappers gereedschap. Bunyan zelf is hier afgebeeld en dan zie je ineens dat het een man van zo’n twee meter lang geweest moet zijn. Een stoel van de preekstoel is daarom speciaal voor zijn lengte gemaakt en voor de opvolger van Bunyan zijn de poten weer in gekort. Ook vind je er een kerkelijk boek van zijn gemeente met zijn naam ‘Minister John Bunyan’ er in. Zijn testament zie je er en de vele vertalingen, wel zo’n 180 van ‘de Christenreis. Er is ook een kamer die is ingericht als gevangenis. Bunyan zit er’aan de tafel zijn ‘Christenreis’ te schrijven en op tafel zie je veters liggen. Deze maakte hij in de gevangenis en blinde Mary, zijn dochtertje verkocht ze dan in Bedford. Zo probeerde Bunyan zijn gezin te onderhouden vanuit de gevangenis. Hij was erg creatief, hij maakte tijdens zijn gevangenschap ook een blokfluit uit een tafelpoot en een ijzeren viool. Mary kwam hem vaak soep brengen en de kan, waarin ze dat deed is ook tentoongesteld. De preekstoel uit Londen, waarop hij 1688 zijn laatste preek
hield is naar Bedford overgebracht en kun hier ook zien. Verder zijn er vele foto’s, etsen en tekeningen van het vroegere leven in Bedford en omgeving. Er is ook een huisje en straatje uit zijn tijd te zien. Na nog wat kaarten gekocht te hebben, waren we om 16.30 u in het hotel. We besloten met André een kop koffie te drinken in het hotel en daarna nog wat te wandelen door Bedford. Daarna zouden we om 18.30 u de warme maaltijd krijgen en na de maaltijd gingen we naar de kerk van Mr. Carvell. Dit is de Strict Baptist gemeente van Bedford en een kerk in de lijn van John Bunyan. Mr. Carvell vertelde iets over de gemeente en dominee den Toom mediteerde over Psalm 68: 8-21 en dan met name over “Geloofd zij God met diepst ontzag”. We zongen daarna beurtelings Engelse en Nederlandse liederen en ook Mrs. Carvell zong enkele liederen solo. Dominee sloot af met dankgebed en daarna liepen we, na deze zegenrijke avond terug naar het hotel. We dronken nog wat en gingen tegen 12.00 u naar bed.
Donderdag 13 juli 2000: Om 6.15 u moesten we op en om 7.00 u zaten we aan het ontbijt. Om 8.00 u begon de dominee de dag vanuit Psalm 119 en daarna vertrokken we om 8.30 u naar Londen voor een bezoek aan de Begraafplaats ‘Bunhill Fields’, waar Bunyan begraven ligt. Op de begraafplaats bij de tombe van John Bunyan vertelde dominee hoe de laatste dagen voor Bunyans dood waren gegaan. Bunyan was in Londen om een vader met zijn zoon te verzoenen en heeft de zondag voor zijn dood in Londen gepreekt. Doordat hij tijdens zijn reis nat was geregend is hij ziek geworden en na enkele dagen overleden. Zijn vrouw hoorde dit pas toen hij al begraven was. Dominee las tot besluit nog enkele verzen uit het slot van ‘de Christenreis’. Hierin gaat het over de aankomst van Christen in het Hemelse Jeruzalem. Alles heel indrukwekkend als je zo bij Bunyans graftombe staat. Op deze begraafplaats ligt ook John Owen begraven. We vervolgden onze reis richting het centrum van Londen, daar kon een ieder tot 13.15 u doen wat hij wilde. Wij hebben wat gewinkeld en gegeten in de tuin van de St. Pauls Cathedral. Om 13.30 u vertrokken we voor een rondrit door Londen. We zagen o.a. Travelgar Square, de National Gallery, Piccadilly Circus, de Big Ben, de Westminster Abbey, The Houses of the Parliament, de Towerbridge en de Theems. We aten in Hyde Park nog een ijsje, waarna we om 15.30 u vertrokken richting Bedford. Doordat er geen files waren onderweg kwamen we al om 17.30 u in Bedford aan en hadden we nog tot 19.00 u vrije tijd voor we de maaltijd zouden gebruiken. We besloten samen met André nog wat te wandelen in Bedford. Na de maaltijd sloot de dominee de dag met het lezen van Psalm 84 en hierover mediteerde hij kort. Na zijn dankgebed wandelden we nog met een gedeelte van de groep langs de Great Ouse. Daarna deden we nog een spelletje UNO met Hilda en de dominee. We gingen om 22.30 u naar boven en na onze koffers te hebben gepakt gingen om 23.30 u slapen.
Vrijdag 14 juli 2000: We moesten al om 5.15 u op en eerst pakten we de rest van de koffers in en daarna aten we dit keer om 6.00 u in de lounge. Vanwege het vroege tijdstip was de keuken nog niet open en moesten we het dus doen met een zg. ‘continental breakfast’. Dit bestond uit broodjes met kaas en jam en ook kon men yoghurt nemen. Al met al weer echt Nederlands, dus wenden we alvast. Dominee opende de dag vanuit Psalm 119 en daarna brachten we de koffers in de bus, waarna we om 6.45 u vertrokken richting Harwich. Onderweg namen we afscheid van het heuvelachtige landschap en om 9.15 u arriveerden we in de haven van Harwich. We scheepten om 10.30 u in en vaarden om 11.00 u af richting Hoek van Holland. We speelden met Hilda en André nog wat potjes UNO, waarna we om 13.30 u aan tafel konden voor het warm en koud buffet. Omstreeks 13.50 u schommelde de boot behoorlijk vanwege deining op volle zee. Hierdoor werd er niet zo heel veel gegeten en werden er zakjes en misselijkheids pilletjes uitgedeeld. Veel mensen op de boot voelden zich niet lekker en de w.c.’s werden dan ook druk bezocht. Na een verder voorspoedig verloop van de reis kwamen we om 15.30 u in Hoek van Holland aan. Zonder controle reden we Nederland binnen en sloot de dominee deze reis af op de parkeerplaats aan de Harwichweg, waar we maandag onze reis ook waren begonnen. Dominee las ter afsluiting Psalm 122 en eindigde daarna met dankgebed. Om 16.15 u waren op Rotterdam-Zuidplein en om 17,30 u waren we weer in Sommelsdijk. Familie Joh. Kieviet, Sommelsdijk
7 De spelonk en de dromer (Uit: Eens christenreis naar de eeuwigheid) Het boek dat het meest bekend is van John Bunyan de christenreis naar de eeuwigheid begint als volgt: ‘Ik droomde, en zie, ik zag een man met lompen bekleed, staande met het aangezicht van zijn eigen huis afgewend, een boek in de hand en een zware last op de rug. Ik zag hem het boek openen en daarin lezen. Als hij las schreide en beefde hij. Toen hij zich niet langer inhouden kon, slaakte hij een jammerklacht, zeggende: "Wat zal ik doen?" In deze toestand nu, ging hij naar huis en bedwong zich zolang hij kon, opdat zijn vrouw en kinderen zijn ellende niet zouden merken. Maar hij kon niet langer zwijgen, omdat zijn onrust verergerde. Eindelijk stortte hij zijn hart voor zijn vrouw en kinderen uit en begon hen aldus aan te spreken: "O, mijn lieve vrouw en u, kinderen, die ik zo hartelijk liefheb, ik uw man en vader ben in mijzelf verloren, omdat een zware last op mij drukt. Bovendien weet ik zeker, dat onze stad zal worden verbrand door vuur van de hemel, in welke vreselijke omkering wij allen ellendig zullen moeten omkomen, indien (hetgeen ik nog niet weet) niet een weg ter ontkoming te vinden is, waardoor wij mochten worden gered.’ Om deze woorden staarden zijn betrekkingen hem verbaasd en treurig aan, niet, omdat zij geloofden, dat hetgeen hij zei, waar was, maar omdat zij dachten, dat hij waanzinnig was geworden en daar het tegen de nacht ging, brachten zij hem haastig naar bed, terwijl zij hoopten dat de slaap weldadig op zijn zinnen werken zou. Soms was ik zo belast vanwege mijn zonden, dat ik niet wist waar te blijven of wat te doen, ja, op zulke tijden dacht ik wel eens, dat het mij krankzinnig maken zou. Maar de nacht was voor hem even onrustig als de dag; zodat hij die, in plaats van slapende, zuchtende en schreiende doorbracht. Toen de morgen was aangebroken, wensten zij te weten, hoe het met hem ging. ‘Ach,’ zei hij, ‘hoe langer hoe slechter.’ Hij trachtte tot hen te spreken, maar zij begonnen verhard te worden. Zij zochten zijn neerslachtigheid door een harde en norse behandeling van hem te verdrijven. Nu eens spotten zij met hem, dan weer zochten zij twist, soms veronachtzaamden zij hem. Daarom trok hij zich in zijn kamer terug, om voor hen te bidden, hen te beklagen en zijn eigen ellende te betreuren. Hij placht dikwijls in de eenzaamheid te gaan wandelen, om te lezen of te bidden. Zo bracht hij enige dagen zijn tijd door.’
8. Gelezen teksten uit ‘de Christenreis naar de eeuwigheid’ en ‘Genade overvloeiende voor de grootste der zondaren.’
Dinsdag 11 juli 2000 ’ s morgens tijdens de rondwandeling door Bedford:
St John’s rectory: Zo reisde Christen verder en kwam bij het huis van Uitlegger, waar hij herhaaldelijk aanklopte. Eindelijk kwam iemand bij de deur, die vroeg wie daar was. ‘Mijnheer’ antwoordde Christen,’hier is een reiziger, die door een kennis van de goede man die hier woont, bevolen is hier in mijn voordeel aan te kloppen. Ik zou daarom gaarne de heer van dit huis willen spreken.’ Daarop riep hij de heer des huizes, die enige ogenblikken later bij Christen kwam en hem vroeg, wat hij hebben wilde. ‘Mijnheer’, zei Christen, ‘ik ben iemand, die van de Stad des Verderfs ben gekomen om te gaan naar de berg Sion en mij werd gezegd door de man die aan de poort staat, die zich aan het begin van de weg bevindt, dat u mij, wanneer ik hier aanklopte, heerlijke dingen zou laten zien, die mij op mijn reis tot hulp zouden kunnen zijn.‘ Toen zei Uitlegger: ‘Kom binnen. Ik zal u laten zien, wat nuttig zal zijn voor u.’ Daarop beval hij zijn knecht de kaars aan te steken. Hij nam hem bij de hand en leidde hem in een zeer grote zijkamer, die vol stof was, omdat zij nooit geveegd was. Nadat hij rondgekeken had, riep Uitlegger iemand om te vegen. Toen deze nu begon te vegen, vloog het stof zo overvloedig rond, dat Christen bijna daarin gestikt zou zijn. Daarop zei Uitlegger tot een jonge juffrouw, die daarbij stond: ‘Breng water hier en bespreng de kamer.’ Toen zij dat gedaan had, werd zij geveegd en schoongemaakt dat het een lust was. Toen zei Christen: ‘Wat beduidt dit? De uitlegger antwoordde: ‘’ Deze kamer is het hart van een mens, die nog nooit geheiligd was door de lieflijke genade van het Evangelie. Het stof is zijn erfzonde en inwendige verdorvenheden, die de hele mens hebben bezoedeld. Hij, die eerst begon te vegen, is de wet. Maar zij, die water bracht en sprenkelde, is het Evangelie. Nu, toen u zag, dat, zodra de eerste begon te vegen, het stof zo rondvloog, dat de kamer door hem niet gereinigd kon worden, maar dat u er bijna in gestikt was, toont u dat de Wet in plaats van door haar werking het hart van de zonde te reinigen, haar doet herleven, krachtiger maakt en vermeerdert in de ziel, zelfs als zij (de Wet) haar ontdekt en verbiedt, want zij geeft geen kracht om haar te onderdrukken. Toen, zoals u zag, de juffrouw de kamer met water besprenkelde, werd zij gereinigd, naar hartelust. Dit moet u tonen, dat, wanneer het Evangelie met zijn zoete en kostelijke invloed tot het hart komt, wordt de zonde evenzo overwonnen en ten onder gebracht en de ziel gereinigd, door haar geloof, en bijgevolg geschikt voor de Koning der ere om er in te wonen.’ (Uit de Christenreis, blz. 40) *********
‘Maar, arme ongelukkige, die ik was, ik was al die tijd onwetend aangaande Jezus Christus en ging voort om mijn eigen gerechtigheid op te richten en zou daarin omgekomen zijn, ware het niet, dat God in zijn barmhartigheid, mij meer van mijn natuurstaat liet zien. Doch op zekere dag bracht de goede Voorzienigheid Gods mij naar Bedford en ik kwam in een van de straten van die stad, waar drie of vier vrouwen aan de deur in de zon zaten en spraken over de dingen Gods. En daar ik gewillig was om hen te horen spreken, ging ik naderbij om te horen wat zij zeiden, want ik was nu zelf een vlug prater over de zaken van de godsdienst. Maar nu hoorde ik wel, maar verstond niet, want zij bespraken dingen, die ver boven mijn bereik gingen. Zij spraken over een nieuwe geboorte, het werk Gods aan hun harten en hoe zij waren overtuigd aangaande hun ellendige natuurstaat. Zij verhaalden hoe God hun zielen had bezocht met zijn liefde in de Heere Jezus en door welke woorden en beloften zij waren verkwikt, vertroost, opgebouwd en gesterkt tegen de verleidingen van de duivel. Bovendien spraken zij over de inblazingen en verleidingen van Satan in het bijzonder en verhaalden elkaar, waardoor zij waren benauwd en hoe zij waren gesterkt onder zijn aanslagen. Ook spraken zij samen over hun eigen goddeloosheid des harten, over hun ongeloof en verachtten en verafschuwden hun eigen gerechtigheid als bezoedeld en onvoldoende om hen enig goed te doen. Omstreeks deze tijd begon ik mijn hart uit te storten voor dat arme volk in Bedford en deelde hun mijn toestand mee en toen zij dit gehoord hadden, verhaalden zij van mij aan de heer Gifford, die zelf ook de gelegenheid aangreep om met mij te spreken, en die graag het goede van mij geloofde, schoon ik denk op weinig gronden, want hij nodigde mij uit in zijn huis te komen, waar ik hem met anderen zou horen spreken over de handelingen Gods met de ziel, waaruit ik nog meer overtuiging kreeg. Van dat ogenblik begon ik iets te zien van de ijdelheid en de innerlijke bedorvenheid van mijn goddeloos hart, want hiervan kende ik nog niet zeer veel. Maar nu begon de goddeloosheid aan mij ontdekt te worden en ook op die wijze te werken, als nooit tevoren. Nu bevond ik klaarblijkelijk dat de lusten en bedorvenheden in mij sterk de overhand namen, in goddeloze gedachten en begeerten, die ik tevoren zo niet opmerkte. Mijn wensen aangaande de hemel en het eeuwige leven, begonnen in vurigheid af te nemen. Ook bevond ik, dat zo zeer mijn ziel tevoren vervuld was met het verlangen naar God, nu mijn hart naar die zelfde mate begon te hunkeren naar allerlei dwaze ijdelheid, ja mijn hart kon niet bewogen worden om te zoeken hetgeen waarlijk goed was, het begon zorgeloos te worden, zowel omtrent mijn ziel als omtrent de hemel. Het placht nu geregeld zich terug te houden zowel voor, als in elke plicht en was als een blok aan de poot van een vogel om hem het vliegen te verhinderen. Nee, dacht ik, nu wordt het mij hoe langer hoe erger; nu ben ik verder van de bekering, dan ik ooit tevoren was. Daarom begon ik in mijn ziel zeer neerslachtig te worden en zulke ontmoedigingen in mijn hart te onderhouden, die mij dieper nog dan de hel deden wegzinken. Al was het dat ik mij op de brandstapel verbranden liet, kon ik niet geloven dat Christus mij liefde toedroeg. Helaas, ik kon Hem niet horen, noch zien, noch voelen, nog enige van Zijn dingen smaken; ik was als door een storm gedreven, mijn hart was onrein, de Kanaänieten woonden in het land. Soms placht ik mijn toestand aan het volk
van God te vertellen, die, als zij het gehoord hadden, medelijden met mij hadden en met mij over de beloften spraken, maar dat was even goed, alsof zij mij verteld hadden, dat ik de zon met mijn vinger moest aanraken, als mij te zeggen, dat ik de beloften moest aangrijpen of mij daarop moest verlaten.’ (Uit genade overvloeiende)
3 Bij de plek, waar de stadsgevangenis op de Great Ouse stond: Ik zag toen dat zij, voortgaande op hun weg, kwamen aan een schone rivier, die koning David "de rivier Gods" maar Johannes "de rivier van de wateren des levens" noemde. Hun weg liep juist langs de oever van deze rivier en hier wandelden zij met groot genoegen. Ook dronken zij van het water uit deze rivier, dat zeer verkwikkend was en hun vermoeide geest herleven deed. Bovendien stonden aan de boorden van deze rivier, aan beide zijden groene bomen, die allerhande vruchten droegen. De bladeren van deze bomen waren goed tot genezing en de vruchten daarvan waren hun tot verkwikking. De bladeren aten zij, om het overladen der maag voor te komen en andere ziekten, die dezulken krijgen, wier bloed door het reizen verhit is geworden. Op beide zijden van de rivier lag ook een weiland, zeer schoon met lelies versierd. Dat weiland was het hele jaar door groen. In deze weide legden zij zich neer en sliepen, want hier konden zij zich zonder gevaar nederleggen. Toen zij ontwaakten, verzamelden zij weer van de vruchten der bomen en dronken nog eens van het water uit de rivier en legden zich toen weer te slapen. Zo deden zij verscheidene dagen en nachten en zongen toen: Ziet, hoe dees kristalheld’re stroom hier vliet Tot ‘s Pelgrims laafnis op den heerweg; ziet Die groene weide, die haar lekkernij En zoete geur den Pelgrim biedt. Ja hij, Die weet, wat vrucht en blad dees boomsoort geeft, Verkoopt, om deze streek, al ‘t geen hij heeft. (Uit de Christenreis, blz. 121) Dinsdag 11 juli 2000’ s middags: met de bus naar Elstow
Op de ‘Green, waar we ook de lunch gebruikten: Toen zag ik in mijn droom, dat zij, uit de woestijn geraakt zijnde, aanstonds een stad voor zich zagen liggen. De naam van die stad was IJdelheid en in die stad werd kermis gehouden, IJdelheidskermis genaamd. Die kermis duurt daar het hele jaar en draagt de naam IJdelheidskermis, omdat de stad waarin zij gehouden wordt lichter is dan IJdelheid en ook, omdat alles wat dáár verkocht wordt en daarheen gaat ijdelheid is, volgens het zeggen van de wijze man: "alles is ijdelheid." Deze kermis is niet eerst onlangs opgericht, maar al zeer oud. Ik moet u haar oorsprong meedelen. Omtrent vijfduizend jaren geleden waren er pelgrims, die naar de Hemelstad wandelden, zoals nu deze twee waarde mannen doen en Beëlzebul, Apollyon en Legio met hun gezellen, bemerkende
aan den koers, die deze pelgrims hielden, dat hun weg naar die stad, door deze stad IJdelheid heenvoerde, vonden goed om daar een kermis op te richten, waarop alle soort van ijdelheid te koop zou zijn en dat die kermis het gehele jaar zou duren. Daarom vindt men daar allerhande koopmanschap, als huizen, hoven, neringen, plaatsen, eer, bevorderingen, titels, landschappen, koninkrijken, lusten, vermakelijkheden, allerhande genoegens, als onkuisheid, koppelarij, vrouwen, mannen, kinderen, meesters, dienaars, leven, bloed, lichamen, zielen, zilver, goud, paarlen, kostelijke stenen en wat niet al. Meer nog. Op deze kermis is altijd te zien goochelarij, bedrog, spelen, vermakelijkheden, gekken, apen, boeven, schurken van allerlei slag. Hier zijn ook te zien en wel voor niet: dieven, moordenaars, overspelers, valse zweerders, alles van een bloedrode kleur. En zoals er in kermissen van minder belang verscheidene straten en stegen zijn, elk met een bijzondere naam, waar zulke en zulke waren geveild worden, zo hebt u hier eveneens zekere plaatsen, straten en stegen (namelijk landschappen en koninkrijken) waar de waren van deze kermis het spoedigst te vinden zijn. Hier is de Engelse wijk, de Franse wijk, de Italiaanse wijk, de Spaanse wijk, de Duitse wijk, die elk haar bijzondere ijdelheden te koop aanbieden. En evenals op andere kermissen zo iets is, dat het voornaamste van de kermis is en het overvloedigst gevonden wordt, zo wordt op deze kermis de waar en de koopmanschap van Rome het meest gezocht en gevonden, alleen onze Engelse natie en nog enige andere volken, houden daar niet van. (Uit de Christenreis, blz. 99) ********** Wat mijn afkomst aangaat, die was, zoals aan velen wel bekend is, uit een nederig en onaanzienlijk geslacht, daar het huis van mijn vader zulk een rang innam, als de geringste en meest verachte van al de families in het land. Daarom heb ik hier niet als anderen, mij te beroemen op edel bloed of op een hooggeboren staat, wat het vlees aangaat, ofschoon ik, alles in aanmerking genomen, de hemelse Majesteit verheerlijk, omdat zij mij door deze deur in deze wereld bracht, om deel te hebben aan de genade en het leven dat in Christus is, door het evangelie, Maar toch, ondanks de geringheid en onaanzienlijkheid van mijn ouders, behaagde het God hen in hun hart te geven om mij op school te doen, teneinde lezen en schrijven te leren, hetgeen ik ook leerde, naar de mate van de kinderen van andere arme lieden, schoon ik tot mijn schaamte belijd, dat ik het weinige dat ik leerde, spoedig vergat, ja bijna geheel, zelfs lang voor de Heere zijn genadewerk van de bekering aan mijn ziel begon. Wat mijn eigen natuurlijk leven aangaat, dit was, gedurende de tijd, die ik zonder God in de wereld doorbracht, inderdaad volgens de loop van deze wereld en de geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid. Het was mijn vermaak om gevangen te zijn in de strik van de duivel naar zijn wil. Vervuld zijnde van alle ongerechtigheid, werkte en openbaarde zich dit zo sterk bij mij, zowel in mijn hart als in mijn leven en dat van een kind af, dat er maar weinigen mij gelijk waren, vooral als men mijn jaren in aanmerking neemt, die weinig waren, en ik tenger was, in vloeken, zweren, liegen en lasteren van de heilige naam Gods. Ja, zo vast en ingeworteld waren deze dingen in mij, dat zij mij tot een tweede natuur werden, hetgeen, gelijk ik ook met nuchterheid sedert aanmerkte, de
Heere zo vertoornde, dat Hij in mijn jeugd zelfs mij beangstigde en verschrikte met vreselijke dromen en mij ontstelde met akelige visioenen. Ook werd ik op deze jaren zeer benauwd en verontrust met de gedachte aan de dag van het oordeel, en dat wel nacht en dag en ik beefde op de gedachte aan de vreselijke kwellingen van het hellevuur. Een poos daarna verlieten mijn akelige en vreselijke dromen mij, die ik dan ook spoedig vergat, want mijn vermaken wisten spoedig de herinnering daaraan uit, als of zij niet geweest waren. Maar God verliet mij niet geheel, maar vervolgde mij steeds, nu niet met overtuigende gedachten, maar met oordelen. Maar zulke oordelen waren wel met genade gemengd. Want eens viel ik in een kreek van de zee en ontsnapte nauwelijks aan het gevaar van verdrinken. Op een andere tijd viel ik uit een boot in de rivier van Bedford, maar de Barmhartigheid spaarde mij bij het leven. Hierna nu, veranderde ik mijn gedrag in mijn huwelijke staat en het was barmhartigheid jegens mij, dat ik een vrouw kreeg, wier vader als een godvrezend man geacht werd. Deze vrouw en ik, ofschoon wij zo arm als mogelijk bij elkaar kwamen, daar wij zo weinig huismeubels hadden, dat wij slechts een bord of lepel met ons beiden hadden, toch had zij dit voor haar deel: ‘Des Eenvoudigen Mans Voetpad naar den Hemel’ en de ‘Praktijk der Godzaligheid’, beide boeken had haar vader haar achtergelaten, toen hij stierf. Alhoewel deze boeken en dit verhaal mijn hart niet roerden om het wakker te maken wegens mijn treurige en zondige staat, toch verwekten zij in mij enige begeerte tot de godsdienst, zodat ik, omdat ik niet beter wist zeer gretig de godsdienst van die tijden omhelsde, te weten ik ging tweemaal per dag naar de kerk en dat wel met de besten. Daar bad en zong ik zeer godsdienstig, zoals anderen deden, maar toch hield ik aan mijn goddeloos leven vast, en was tevens zo doortrokken van een bijgelovige geest, dat ik en dat wel met de diepste eerbied, alle dingen aanbad. Maar eens op een dag, had de prediker tot zijn onderwerp een verhandeling over de Sabbatdag en over het kwaad van het Sabbatschenden, zowel met werken, als met vermaken als anderszins. Nu was ik, ondanks mijn godsdienst, iemand die veel vermaak vond in allerlei goddeloosheid en vooral was het de Sabbatdag, waarop ik daaraan mijn hart ophaalde, zodat onder zijn prediking mijn geweten wakker werd en ik dacht en geloofde, dat hij die predikatie met opzet gemaakt had om mij mijn slechte daden te tonen en op dat ogenblik voelde ik wat schuld was, schoon ik mij dat niet herinneren kan, ooit te voren gehad te hebben, maar toen was ik voor dat ogenblik zeer daarmee beladen en ging dus, toen de predikatie geëindigd met een groot pak op mijn hart naar huis. Maar dezelfde dag, toen ik druk bezig was met mijn kaatsspel (Dit spel in Holland onder de naam van kaatspel bekend, werd oudtijds veel in Engeland gespeeld. Men sloeg met een stok de kaat, een aan beide einden aangepunt hout boven een kuiltje op en gaf hem dan een slag, zodat de kaat een heel eind ver wegvloog) en ik het kaathoutje met een enkele slag van het kuiltje weggeslagen had, kwam er, juist toen ik gereed stond om ten tweede male te slaan, plotseling een stem van de hemel tot mijn ziel, welke zei: ‘Wilt gij afstand doen van uw zonde en naar de hemel gaan, of uw zonden blijven doen en ter helle varen?’ Hierdoor werd ik in grote verbazing gebracht, zodat ik, mijn kaathoutje op de grond latend, mijn ogen ten hemel hief en het was mij, alsof ik met de ogen van mijn verstand, de
Heere Jezus gezien had, die op mij neerzag, alsof Hij zeer toornig op mij was en alsof Hij mij dreigde met een smartelijke straf, voor deze en andere van mijn goddeloze handelingen. Daarom ging ik met grote gretigheid van geest in de zonde voort, steeds ontevreden zijnde dat ik niet zoveel voldoening in haar vond, als ik wel wenste. Dit duurde zo ongeveer een maand of langer met mij voort, maar eens op een dag stond ik voor het winkelraam van mijn buurman en vloekte en zwoer en speelde de dolle, zoals mijn gewoonte was en zie, daar zat de vrouw des huizes binnen die mij hoorde en die, hoewel zij een zeer loszinnige en goddeloze ongelukkige vrouw was, mij bestrafte, omdat ik zo verschrikkelijk vloekte en zwoer, dat zij er van beefde, als zij mij aanhoorde en mij verder zei, dat ik de goddelooste snaak was in het vloeken, die zij ooit in haar hele leven gehoord had en dat ik, door zo te doen, in staat was de ganse jeugd in de gehele stad te bederven. Iets anders was mijn dansen. Het duurde een heel jaar, voordat ik het helemaal kon nalaten, maar al die tijd als ik dacht, dat ik dit of dat gebod hield of door woord of daad iets deed, dat ik achtte goed te zijn, had ik grote vrede in mijn geweten en dacht dan bij mijzelf: ‘God kan niet anders dan ingenomen met mij zijn.’ Om het op mijn eigen wijze te verhalen, ik dacht dat niemand in Engeland Gode beter behagen kon dan ik. (Uit ‘genade overvloeiende’)
3 Abbey Church Toen maakte Christen zich gereed om terug te gaan en Evangelist, hem gekust hebbende, lachte hem toe en wenste hem Gods zegen. Hij ging haastig voort. Hij sprak tot niemand op de weg, noch veroorloofde hij zich antwoord te geven, indien iemand hem iets vroeg. Hij ging als iemand, die al die tijd op verboden grond liep en kon zich volstrekt niet veilig rekenen, tot hij weer op de weg was, die hij verlaten had, om de raad van Wereldwijs op te volgen. Zo kwam, na verloop van tijd, Christen aan de poort. Boven de poort nu stond geschreven: ‘Klopt en u zal opengedaan worden.’Hij klopte daarom, meer dan eens of tweemaal zeggende: Mag ik hier binnen gaan? Ik, die zo snood Mijn hart en kracht en zin de boze bood. Och, oopne hij daar binnen mij de poort, ‘k Zing dan altoos zijn lof in ‘t hemeloord. Eindelijk kwam er een deftig persoon aan de poort. Goedwillig genaamd, die vroeg: Wie is daar? Van waar komt u? Wat begeert u? Hier is een arme beladen zondaar. Ik kom van de Stad des Verderfs en ga naar de berg Sion, opdat ik bevrijd mag zijn van de komende toorn. Omdat mij gezegd is, dat de weg daarheen door dit poortje gaat, zou ik daarom graag willen weten of u gewillig bent mij in te laten! ‘Ik ben van ganser harte daartoe bereid, zei hij, en hij opende meteen de poort. Toen Christen het poortje wilde ingaan, trok de ander hem met een ruk naar binnen. Daarop vroeg Christen wat dat beduidde. De ander vertelde hem, dat er op kleine afstand van de poort een sterk kasteel gebouwd is, waarover Beëlzebul het bevel heeft’. Hij en die bij hem zijn, schieten van daar met pijlen op degenen, die naar dit poortje gaan, opdat zij zouden sterven, voor
zij binnen kunnen gaan. Toen zei Christen: Ik verheug mij met beving. Als hij binnengegaan was, vroeg de man aan de poort, wie hem hierheen gewezen had. Evangelist beval mij hierheen te komen en aan te kloppen (zoals ik gedaan heb) en hij zei, dat u, Mijnheer, mij vertellen zal, wat ik doen moet. Goedwillig: Een geopende deur is voor u, en niemand kan die sluiten.’ Christen: ‘Nu begin ik de vruchten van al mijn moeiten te oogsten. ‘ Goedwillig: ‘Maar volgde geen van hen u, om u te overreden terug te gaan?’ (Uit: ‘de Christenreis’)
4 Stevington Cross en Holy Well Nu zag ik in mijn droom, dat de weg, waarop Christen gaan moest, aan beide zijden was afgezet door een muur en die muur werd Heil genoemd. Daarom sloeg Christen deze weg in, maar niet zonder grote moeilijkheid, vanwege de last op zijn rug. Dus liep hij voort, totdat hij aan een kleine heuvel kwam. Op die plaats stond een kruis en een weinig naar beneden, in het dal, was een graf. Toen zag ik in mijn droom, dat juist toen Christen bij het kruis kwam, zijn pak van zijn schouders werd losgemaakt, van zijn rug viel, tuimelde en voort tuimelde tot aan de mond van het graf, waarin het viel en ik zag het niet meer. Nu was Christen vrolijk en verlicht, zeggende met een opgeruimd hart: "Hij heeft mij rust gegeven door zijn moeite en het leven door zijn dood." Toen stond hij een poosje stil om dat aan te zien en te bewonderen. Het was zeer verrassend voor hem, dat het gezicht van het kruis hem dus van zijn last zou bevrijden. Daarom staarde hij en staarde wederom, totdat de springaders in zijn hoofd het water over zijn wangen deden vloeien, Als hij nu daar stond te kijken en te wenen, ziet drie blinkende personen kwamen bij hem en groetten hem met de woorden "Vrede zij u." Toen zei de eerste tot hem: "Uw zonden zijn u vergeven. De tweede ontdeed hem van zijn lompen en kleedde hem met wisselklederen. De derde drukte een merk op zijn voorhoofd en gaf hem een rol, waaraan een zegel hing, die hij hem verzocht in te zien als hij liep en die hij moest afgeven aan de Hemelpoort. Daarop gingen zij huns weegs. Toen sprong Christen driemaal op van vreugde en ging voort, zingende: ‘Tot hiertoe kwam ik, torsende mijn schuld, Niets kon de smart, waarmee ik was vervuld Verlichten, tot ‘k hier kwam. O, lieflijk oord! Moest ik hier vinden wat mij ‘t meest bekoort? Moest hier de last, die op mijn schouders lag, Afvallen; ‘t bindwerk breken als een rag? Gezegend kruis en graf; maar meer nog Hij, Die aan het hout der schande stierf voor mij.’ (Úit: ‘de Christenreis’, blz. 50)
Woensdag 12 juli 2000 ’s morgens
1 Houghton house Toen zag ik in mijn droom, dat hij haastig voortliep, opdat hij daar misschien mocht vernachten. Hij was nog niet ver gegaan of hij kwam in een nauwe doorgang, die ongeveer een achtste mijl van des portiers woning af was en zeer bedachtzaam voor zich uitziende als hij ging, ontwaarde hij twee leeuwen op de weg. Nu, dacht hij, zie ik de gevaren, waardoor Wantrouwen en Vreesachtig werden teruggedreven. De leeuwen nu waren geketend, maar hij zag de ketenen niet. Toen werd hij bevreesd, en dacht er zelf ook over om terug te gaan en hen te volgen, want hij zag slechts den dood tegemoet. Maar de portier in zijn woning wiens naam is Waakzaam, merkende dat Christen bleef staan en deed alsof hij terug wilde gaan, riep hem toe, zeggende: "Is uwe sterkte zo klein?" Vrees de leeuwen niet, want zij zijn geketend en liggen hier om, zo er geloof is, dat geloof te beproeven en hen te ontdekken, die het niet bezitten. Houd het midden van het pad en u zal geen kwaad wedervaren. Toen zag ik dat hij al bevende voor ging, uit vrees voor de leeuwen, maar goed acht gevende op de aanwijzingen van de portier. Hij hoorde hen wel brullen, maar zij deden hem geen leed. Hij klapte toen in zijn handen en liep voort, totdat hij bij de portier kwam, die voor de poort stond. Toen zei Christen tot de portier: Mijnheer, wat is dit voor een huis? Zou ik hier de nacht mogen doorbrengen? De portier antwoordde: Dit huis is gebouwd geworden door de Heer des heuvels en Hij stichtte het tot gemak en veiligheid van de reizigers. De portier vroeg hem ook, vanwaar hij kwam en waarheen hij ging. Christen gaf ten antwoord: Ik ben van de Stad des Verderfs gekomen en ga naar de berg Sion, maar omdat de zon nu onder is, zou ik graag, als ik mag, deze nacht hier herbergen. Portier: ‘ Hoe is uw naam?’ Christen: ‘Mijn naam is nu Christen maar eerst heette ik Genadeloos. Ik ben uit het geslacht van Jafet, dat God zal doen wonen en Sems tenten.’ (Uit; ‘de Christenreis’, blz. 58)
2 Harlington church Eens zag ik, toen hij op het veld wandelde, dat hij, als gewoonlijk, in zijn boek las en er zeer verslagen uitzag. Terwijl hij las, gaf hij, als vroeger, zijn hart lucht in deze klacht: ‘Wat zal ik doen om gered te worden?’ Ook zag ik, dat hij naar alle kanten uitzag, alsof hij van plan was, weg te lopen, maar hij bleef staan, omdat, naar ik merkte, hij niet wist welke weg hij moest inslaan. Verder zag ik, dat een man, Evangelist genaamd, op hem aankwam en hem vroeg: "Wat klaagt u toch?" Hij antwoordde: "Mijnheer, ik bemerk, door het boek, dat ik hier in mijn hand heb, dat ik ter dood veroordeeld ben, om daarna voor de rechterstoel te verschijnen. Ik bevind, dat ik het eerste niet wil, en tot het tweede niet in staat ben. Toen zei Evangelist;" Waarom wilt u niet gaarne sterven, omdatl toch dit leven zoveel kwaads oplevert?" De man antwoordde: "Omdat ik vrees, dat de
last, die ik op mijn rug draag, mij dieper zal doen zinken dan het graf en ik in Thophet zal neerstorten. Zie, mijnheer, indien ik niet eens bereid ben om naar de gevangenis te gaan, ben ik zeker niet bereid voor het oordeel en de terechtstelling, die daarna volgt. De gedachte hieraan doet mij zo roepen." Toen zei Evangelist: "Indien uw toestand zó is, waarom staat u dan stil?" Hij antwoordde: "Omdat ik niet weet waarheen ik gaan moet." Toen gaf hij hem een perkamenten rol, waarin geschreven stond: ‘Vlied van de toekomende toorn.’ De man las dit en Evangelist zeer bekommerd aanziende, zei hij: "Waarheen moet ik vluchten?" Toen zei Evangelist, met zijn vinger over een zeer uitgestrekte vlakte heen wijzend: ‘Ziet u ginds die kleine poort?’ ‘Nee’ zei de man. Maar zei de andere, ziet u dan niet dat schijnend licht? Ik meen, ja, zei hij. Toen zei Evangelist: ‘Houd dat licht in ‘t oog en ga recht daarop aan, dan zult u het poortje zien. Klop daar maar aan, en u zal gezegd worden wat u doen moet.’ (Uit: ‘de Christenreis’, blz. 20)
3 Bunyan oak In mijn prediking van het Woord gaf ik vooral acht op deze ene zaak, namelijk, dat de Heere mij leidde om te beginnen, waar zijn Woord met zondaren begint; dat is: alle vlees te veroordelen en te verklaren en te bewijzen dat de vloek Gods door de wet op alle mensen rust en vat heeft, zodra zij in de wereld komen, vanwege de zonde. Dit gedeelte nu van mijn werk vervulde ik met veel gevoel, want de verschrikkingen der wet en de schuld van mijn overtredingen lagen als een zwaar gewicht op mijn geweten. Ik predikte wat ik voelde, wat ik met smart voelde, zodat daaronder mijn arme ziel zuchtte en beefde. Waarlijk, ik ben geweest als iemand, die uit de doden tot hen gezonden was, ik zelf ging in ketenen om te prediken tot hen, die in boeien waren en droeg dat vuur in mijn geweten om, waarvoor ik hen waarschuwde dat zij zich hoeden zouden. Ik kan in waarheid zeggen en dat zonder veinzen, dat als ik ging om te preken, ik vol schuld en verschrikking naar de deur van het spreekgestoelte ging, en daar werden deze dingen van mij weggenomen en gevoelde ik mijn gemoed bevrijd, totdat ik mijn werk gedaan had, en dan was het onmiddellijk zelfs voor ik de trap van de predikstoel kon af komen, even slecht gesteld als tevoren, maar God leidde mij voort en zeker met een sterke hand, want noch schuldgevoel, noch hel konden mij aan mijn werk onttrekken. Zo ging ik voort gedurende de tijdruimte van twee jaren, uitroepende tegen de zonden der mensen en tegen hun vreselijke toestand wegens hun overtredingen. Hierna kwam de Heere af in mijn ziel met een gestadige vrede en troost door Christus, want Hij gaf mij veel aangename uitlatingen van zijn gezegende genade door Hem. Daarom veranderde ik in mijn prediking, want nog steeds preekte ik wat ik zag en voelde, nu echter probeerde ik Jezus voor te stellen in al zijn ambten, betrekkingen en weldaden voor de wereld en probeerde ook die valse steunsels en stutten waarop de wereld leunt, valt en om komt, te ontdekken, te veroordelen en te verwijderen. Bij deze dingen bleef ik even lang staan als bij de andere. (Uit: ‘Genade overvloeiende’)
Donderdag 13 juli 2000
Londen, bezoek aan Bunhill Fields met het graf van Bunyan Toen zij nu aan de poort gekomen waren, zagen zij daarboven in gouden letters geschreven: ‘Zalig zijn zij, die zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens en zij door de poorten mogen ingaan, in de stad.’ Toen zag ik in mijn droom, dat de Blinkenden hen geboden, dat zij zouden roepen aan de poort, waarop enigen, toen zij geroepen hadden, van boven de poort neer zagen, te weten Henoch, Mozes en Elia enz., aan wie gezegd werd: "Deze Pelgrims komen uit de Stad des Verderfs, uit een zuivere liefde, die zij de Koning van deze plaats toedroegen. Daarop gaf ieder zijn bewijsstuk aan hen over, dat zij aan het begin van hun tocht ontvangen hadden. Deze bewijsstukken werden tot de Koning gebracht, die, toen Hij ze gelezen had, vroeg: "Waar zijn die mensen?" Zij antwoordden Hem, dat zij buiten aan de poort stonden. Toen beval de Koning, dat men de poort zou openen "Opdat het rechtvaardige volk, zei Hij, dat de getrouwigheden bewaart, daardoor in ga. Ik zag in mijn droom, dat deze twee mensen de poort ingingen en zie, terwijl zij ingingen, werden zij geheel veranderd en hun werden klederen aangedaan, die blonken als zuiver goud. Ook waren er, die hen ontmoetten met harpen en kronen, welke zij aan hen gaven, de harpen om daarmee te loven en de kronen tot een teken van eer. Toen hoorde ik in mijn droom, dat alle klokken in de stad van blijdschap geluid werden en dat tot hen gezegd werd: Gaat in de vreugde uws Heeren! Ik hoorde daarna ook, dat die mannen zelf zongen met een luide stem: "Hem, die op de troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid." (Uit: ‘de Christenreis’, blz. 172)
9. Enkele uitspraken van Bunyan Bunyans laatste woorden, Verzameld en uitgegeven door T. Wilson, 1737.
OVER DE ZONDE: Geen zonde tegen God kan gering zijn, want zij wordt begaan tegen de grote God van hemel en aarde; maar wanneer de zondaar er in slaagt een kleine God uit te denken, dan kan hij ook gemakkelijk kleine zonden vinden. De zonde verkeert al Gods genade in lichtzinnigheid; zij tart Zijn gerechtigheid, versmaadt Zijn genade, bespot Zijn geduld, vergeet Zijn macht en veracht Zijn liefde. Wacht u, dit gij u zelf niet de minste zonde veroorlooft, want die brengt u tot een tweede, totdat het zondigen u, door de kracht der gewoonte, natuur wordt. Met een zonde te beginnen, is de grondslag te leggen voor meerdere; deze meerdere zijn de moeder der gewoonte, en schaamteloosheid is het einde. Christus’ dood leert ons de beste zelfkennis, in welke toestand wij verkeren, waaruit ons niets kan verlossen dan Zijn dood, en laat ons het duidelijkst de ontzettende natuur onzer zonden zien. Want indien de zonde iets zo vreselijks is, dat zij de Zone Gods bloedzweet afperste, hoe kan dan een arme, ellendige zondaar ze dragen?
OVER BEPROEVING: Niets kan de beproeving zo ondraaglijk maken als het gewicht der zonde; wilt gij dus in staat zijn beproeving te verdragen, zorg eerst van de last uwer zonden bevrijd te worden en welke beproeving u dan ook treft, zij zal u zeer licht vallen. Zo gij de roede der beproeving, die God op u zal leggen, kunt dragen, herinner u deze les: gij wordt geslagen, opdat gij beter moogt worden. De Heere gebruikt de dorsvlegel Zijner beproeving om het kaf van het koren te scheiden. De school des kruises is de school des lichts; zij verkondigt de ijdelheid, laagheid en goddeloosheid der wereld en geeft ons een gezicht in Gods hart. Uit de duisternis der beproeving verrijst des Geestes licht. In tijden van beproeving genieten wij gewoonlijk de liefelijkste ervaringen van Gods liefde. Wanneer wij van harte de genoegens dezer wereld verzaakten, zouden wij door onze beproevingen weinig verontrust worden. Hetgeen ogenblikken en tijden van beproeving voor menigeen zo ondraaglijk maakt is, dat men te zeer aan de vermaken van dit leven is gehecht, zodat men niets kan lijden, wat een scheiding tussen beide maakt.
OVER DE BEKERING EN HET KOMEN TOT CHRISTUS: Het einde der beproeving is de ontdekking der zonde, en deze leidt ons tot de Zaligmaker. Laat ons dus, met de verloren zoon, tot Hem terugkeren, en wij zullen rust en vrede vinden. Een boetvaardige, zondaar, hij moge vroeger zo slecht als de slechtste mens zijn geweest, kan, door genade, zo goed worden als de beste. Waarlijk gevoel van zijn zonden te hebben is smart te gevoelen, dat men Gode mishaagt, te betreuren, dat Hij meer door ons dan met ons beledigd wordt. Uw voornemens ter bekering en het veronachtzamen van datgene, waardoor uw ziel kon gered worden, zullen in het oordeel tegen u getuigen. De bekering brengt een Goddelijke welsprekendheid met zich en beweegt Christus om menigten van tegen Hem bedreven zonden te bedekken. Zeg niet bij u zelf: "morgen zal ik mij bekeren", want het is uw plicht het dagelijks te doen. Het Evangelie der genade en verlossing is boven alle leerstellingen gevaarlijk, wanneer het slechts als een dode letter door mensen zonder genade wordt ontvangen, wanneer het niet gepaard gaat met een levendige behoefte aan een Zaligmaker en tot Hem uitdrijft. Want zij, die slechts de letter bezitten, zijn de ellendigste van alle mensen, omdat ze meer weten dan de Heidenen en dus ook in het einde met meer slagen zullen geslagen worden.
OVER HET GEBED: Voor gij begint te bidden, stel uw ziel eerst de volgende vragen: Tot welk doel, o mijn ziel hebt gij u hier teruggetrokken? Zijt gij niet gekomen om in het gebed met de Heere gemeenschap te oefenen? Is Hij tegenwoordig; zal Hij u horen? Is Hij barmhartig: zal Hij u helpen? Is uw zaak onbeduidend; betreft zij niet uw zieleheil? Welke woorden zult gij gebruiken om Hem tot ontferming te bewegen? Om uw voorbereiding volkomen te maken, bedenk, dat gij slechts stof en as zijt, en Hij de grote God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die zich met het licht bedekt als met een kleed; dat gij een snode zondaar zijt, Hij een Heilig God is; dat gij slechts een kruipende worm zijt, en Hij de almachtige Schepper is. In al uw gebeden vergeet niet de Heere voor al Zijn barmhartigheden te danken. Wanneer gij bidt, laat liever uw hart zonder woorden, dan uw woorden zonder hart zijn. Het gebed keert de mens van de zonde terug, of de zonde brengt den mens van het gebed af. De geest des gebeds is kostelijker dan schatten van goud of zilver. Bid dikwijls, want het gebed is der ziele tot een schild, een offer aan God en een roede voor Satan.
10. Uit een tweetal gedichten OVERDENKINGEN IN DE KERKER GERICHT TOT HET HART VAN LIJDENDE HEILIGEN EN VERLOSTE ZONDAARS. door JOHN BUNYAN, in zijn gevangenis. Gelijk de titel aanwijst, zijn deze dichterlijke overdenkingen de vrucht van Bunyans gevangenschap. In 1665 schreef hij ze, en in hetzelfde jaar werden ze voor het eerst, op een half vel gedrukt, uitgegeven. In een uitgave, die in 1688, kort voor zijn dood, het licht zag, schrijft hij: "De auteur heeft verscheidene boeken uitgegeven, die een goede ontvangst hebben genoten, maar nu beginnen enige liedjesverkopers voor hun belachelijke verzen de beide eerste letters van mijn naam te schrijven en willen dan de wereld wijsmaken, dat ze van mij afkomstig zijn. Daarom maak ik opmerkzaam, dat ik mijn geschriften altijd met mijn naam voluit teken; al wat anders gedrukt wordt, komt uit eens anders pen." Al zit ik in een nauw vertrek, Met grendels dichtgedaan, ‘t Geloof in Christus heft mijn geest Ver boven zon en maan.
De inhoud mijner woorden was Genade en geloof, Hun heil was steeds mijn vreugd, waarvoor Ik thans mijn Heiland loof.
Hun kluisters ketenen geen geest, Noch scheiden mij van God; Zij binden geen geloof noch hoop, Maar heerlijk blijft mijn lot.
Wanneer men van verbanning spreekt, Van dood of and’re straf, Is ‘t God, die dan mijn harte sterkt, De vrees verdrijft als kaf.
Ik voel mijne arme ziel verkwikt, Als ‘k denk, hoe ‘k in Gods kracht Van leven, rust en vrede sprak Tot zondaars, arm, veracht.
Wij geven al ons aards geluk Voor ‘s Vaders woning prijs, Verlaten deze wereld graag, En gaan met vreugd op reis.
II. OVER HET LIJDEN VAN CHRISTUS. O, lieve Heiland! Gij droegt onze zonden; Om onzentwil werdt Gij verdrukt, geplaagd; Gij zuchttet diep, uwe ziele was versaagd, Maar vrede en leven stroomt uit Uwe wonden. O, onbeschrijf’lijk waren Uwe smarten: De foltering der hel moest Gij doorstaan; Het heir der duisternis viel op U aan; Haar woede en wraak mocht U ten dode tarten. Gij hadt ons lief; Gij wildet ons bevrijden; Gij triomfeerdet over al hun macht; Gij overwont den dood door Uwe kracht; En ons behoud was ‘t loon van al Uw lijden.
Gij zijt door God ten Levensvorst verkoren; Gij hebt het U verworven door Uw bloed; ‘t Is tot mijn eeuwig heil al wat Gij doet, Een eeuw’ge zaligheid is mij beschoren. Zou mij dan dood of graf of hel doen beven, Of Satans woeden mij verbaasd doen staan? Zij mogen vrezen, die Uw kruis versmaân, Den dood verkiezen boven ‘t eeuwig leven.
11. Enkele uitgaven met betrekking tot Bunyan - Al de werken van John Bunyan, vier delen, uitgave den Hertog’s uitgeverij en boekhandel .B.V. Utrtecht 1979. Hieronder een greep uit de inhoud: Eens christenreize naar de eeuwigheid Genade overvloeiende voor de grootste der zondaren De Antichrist en zijn val Geestelijke zinnebeelden Over de toelating aan de tafel des Heeren Catechismus De heilige stad De hemelse voetganger De drieeenheid en de christen De opstanding der doden en het laatste oordeel De heilige oorlog De onvruchtbare vijgeboom Salomo’s tempel vergeestelijkt Komst en welkomst tot Christus Over het leven van Bunyan en zijn werken: Ds. C. den Boer Dr. J.H. Gunning,Jzn. Ds. C. Harinck F.M. Harrison J. Pestell C. H. Spurgeon
Een veemd’ling hier beneen, Utrecht, 1977 Bikken in Bunyans pelgrimsreize,Kampen, 1938 Personen uit de ‘Christenreis’ van John Bunyan, Utrecht, 1983 John Bunyan A stoy of his life, Edinburg, 1964 Travel with John Bunyan, Epsom, 2002 Pictures from Pilgrim’s Progress, Pasedena, 1992